Verhulp 041016 - Vereniging Arbeidsrecht Advocaten Nederland

advertisement
OP VAAN
Oude wijn, nieuwe zakken of
Nieuwe wijn, oude zakken?
Karels V
4 oktober 2016
Evert Verhulp
[email protected]
Wet van 1 juni 2016, Stb 220
n
n
Aan artikel 668a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
wordt een lid toegevoegd, luidende:
13. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling
door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan
kunnen de tussenpozen, bedoeld in lid 1, onderdelen a
en b, worden verkort tot ten hoogste drie maanden, voor
bij die overeenkomst of regeling aangewezen functies,
die als gevolg van klimatologische of natuurlijke
omstandigheden gedurende een periode van ten
hoogste negen maanden per jaar kunnen worden
uitgeoefend en niet aansluitend door dezelfde
werknemer kunnen worden uitgeoefend gedurende een
periode van meer dan negen maanden per jaar.
Ondertussen….
n
n
Is het stil na de evaluatie van 9 maart 2016/van 30 juni
2016 van VAAN en van HSI/UvA:
In de STAR wordt uitgewerkt hoe de transitievergoeding
verrekend moet worden
n
Voor de overige wijzigingen zal worden voorzien in een wetsvoorstel dat naar verwachting op 1 januari 2018 in
werking zal kunnen treden. Ik verwacht dat dit wetsvoorstel begin 2017 bij uw Kamer kan worden ingediend.
n
Mede in dit verband zal worden bezien of het mogelijk is om de voorgestelde wijziging met terugwerkende kracht
in te laten gaan.
n
De wijziging van de huidige regeling zal dan ook inhouden dat bij een ontslag om bedrijfseconomische redenen waar de regeling in haar nieuwe opzet toe beperkt zal worden en waaronder ook ontslag wegens
bedrijfsbeëindiging valt - de (gekapitaliseerde) waarde van de bij cao geregelde voorziening niet gelijkwaardig
hoeft te zijn aan de transitievergoeding waar een individuele werknemer recht op zou hebben gehad. Het is dan
aan cao-partijen zelf om te bepalen wat de inhoud en omvang van de cao-voorziening zal zijn - die ook alleen kan
bestaan uit van-werk-naar- werk arrangementen - en door wie een dergelijke voorziening verschuldigd is. Dat
hoeft dan niet te zijn de individuele werkgever (uit het midden en kleinbedrijf). Het is aan cao-partijen om gebruik
te maken van de hiermee geboden mogelijkheid om de kosten bij ontslag om bedrijfseconomische redenen, voor
individuele werkgevers, te verlagen. a twee jaar ziekte verrekend kan worden
Bewijsrecht van toepassing?
n
n
n
n
n
284 Rv: 1 De negende afdeling van de tweede titel is
van overeenkomstige toepassing, tenzij de aard van de
zaak zich hiertegen verzet
bewijsrecht van toepassing op verzoekschriftproc., tenzij
aard van de zaak zich daartegen verzet. O.a. relevant
voor aanbod getuigenbewijs.
685 oud: op snelheid gerichte procedure, één instantie,
etc
Nu -MvT: ‘nee, tenzij’, maar het is ja, tenzij …..
V.d Kraats, AR 2014/11: De kantonrechter zou dus niet moeten uitleggen – zoals de
wetgever beoogt – waarom een bijzondere omstandigheid aanleiding geeft om wel de
gelegenheid te bieden tot bewijslevering, maar juist waarom hij die gelegenheid niet
biedt.
Oude wijn? Arbeidsrechtelijke ‘puntjes’
n
n
n
n
n
n
n
n
Dient de opzegging van de werkgever duidelijk en
ondubbelzinnig te zijn?
Kan een terecht gegeven ontslag op staande voet
schadeplichtig zijn? Schrijvers /van Essen
Kan de voorwaardelijke ontbinding nog?
Loondoorbetaling (628)
Kan de werknemer nog switchen?
Ontbindende voorwaarde
Kan de werkgever eenzijdig op de opzegging
terugkomen?
Datum beeindigingsovereenkomst
Ontslagrecht “light” oudere werknemer
Art. 7:669 lid 4: Opzeggen wegens hebben of bereiken
van pensioengerechtigde leeftijd, zonder instemming (en
dus zonder preventieve toets, voorwaarden:
n -ao gesloten voor pensioenleeftijd, let op einde van
rechtswege
Einde wegens pensioen mag maar één keer:
n Art. 7:670a lid 2 sub e: opzegverboden gelden dan ook
niet, ‘voor zover’…. Kan dat nog in geval van opzegging
tijdens ziekte?
n Art. 7:673 lid 7 sub b: geen transitiebudget
n
Wet werken na AOW (Stb. 2015,376)
n
n
n
Per 1 januari ingevoerd: Opvallend:
loondoorbetaling en opzegverbod ziekte gedurende 13
(!) weken (in de wet staat 6 weken maar overgangsrecht)
629/670 lid 1 onder A ARTIKEL VIIIA. OVERGANGSRECHT BURGERLIJK WETBOEK
1. In afwijking van het in de artikelen 629, lid 2, en 670, lid 1, onder a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek genoemde tijdvak van 6
weken, geldt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip een tijdvak van dertien weken voor de werknemer:
§
a. die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt, en
§
b. die geen werknemer als bedoeld in artikel 629, lid 2, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is
Geldt ook voor herplaatsingstermijn 669 lid 3 b en c:
6 weken = 13 weken
n Opzegtermijn 1 maand (art. 7:672 lid 3)
n Ketenregeling standaard 4 jaar 6 contracten (art. 668a
lid 12)
n Herplaatsingsonderzoek art. 7:669 lid 1 wordt zes
weken, maar is nog 13 weken (overgangsrecht)
n
Opzeggen?
n
HR 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3305
n
Na vier tijdelijke arbeidsovereenkomsten:
n
‘Hierbij bevestigen we dat jij bij ons in dienst bent geweest voor de
periode 28 januari 2011 tot en met heden (12 februari 2013) en dat
jij de werkzaamheden in de functie van
dakdekker/onderhoudsmonteur naar volle tevredenheid hebt
uitgevoerd voor Dakteam B.V. en Dakteam Beheer B.V. Beëindiging
van het huidige contract is alleen te wijten aan de economische
omstandigheden. We wensen je veel succes toe met toekomstige
sollicitaties en nieuwe dienstbetrekking.’
n
Is dit een opzegging?
n
Bij brief van 29 januari 2014 meldt advocaat werknemer
zich: arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
n
Als gewoon de arbeidsovereenkomst bestaat:
loonvordering,
Als is opgezegd: vordering verjaard
n
HR 20 november 2015: ECLI:NL:HR:2015:3333
n
U hebt in het afgelopen schooljaar 2013-2014, als gepensioneerde uw diensten en
medewerking aan het voortgezet onderwijs verleend. (…) Al naar gelang de behoefte
in het onderwijs kan het mogelijk zijn dat wij u vragen ons wederom bij te staan. Wij
hopen dat indien wij u benaderen u zich beschikbaar stelt.’
Opzeggen onder het BW
n
n
(Asser 7-V, Arbeidsovereenkomst):
In de memorie van toelichting bij de Vaststellingswet titel 7.10,
Kamerstukken II 1993/94, 23 438, nr. 3, p. 44, wordt opgemerkt dat
het begrip ‘opzegging’ in de oude wet in verschillende verbanden
voorkwam. Aangezien art. 3:37 BW thans uitdrukkelijk bepaalt dat
een wilsverklaring ook in een gedraging besloten kan liggen, is het
begrip ‘doen eindigen zonder opzegging’ geschrapt. Een en ander
brengt mijns inziens mee dat ook een niet toelaten van de
werknemer tot het werk door een werkgever met een ten onrechte
gedaan beroep op een einde van de arbeidsovereenkomst van
rechtswege, dient te worden beschouwd als een opzegging. Zie
anders, maar mijns inziens ten onrechte, Verhulp, JAR Verklaard,
22-11-2004, p. 18-20
Opzeggen onder de WWZ
n
n
n
n
Art. 7:677 lid 1: geen opzegbevoegdheid meer, alleen
om een dringende reden
Art. 7:669 lid : opzeggen kan alleen met redelijke grond
en na herplaatsingsonderzoek
Tot 1999 in 7:677 lid 1 BW: “Zonder opzegging doen
eindigen”; “een daad waaruit de wil om de
dienstbetrekking te doen eindigen indirect valt af te
leiden” (Meijers, 1923)
Vgl art. 3: 37 BW: Rechtshandeling kan ook gelegen zijn
in gedraging…
Vervaltermijn etc
n
n
n
n
n
n
n
Werknemer moet duidelijk en ondubbelzinnig opzeggen
(bijv HR 25 maart 1994, NJ 1994,390 (Ritico)
Werkgever ‘hangt’ al veel sneller: HR 10 juni 2005, NJ
2005/395 (Al Hage Hussein/Zbir).
Maar:
-rechtspraak onder oud recht en toen gold wel zes
maanden…Nu een vervaltermijn,
van twee maanden,
Dient de werkgever het niet beter te weten dan de
werknemer? Wie draagt risico van dwaling omtrent einde
van rechtswege?
Ktr Amsterdam 24 augustus 2016,
ECLI:NL:RBAMS:2016:5649: aanzegging is opzegging
HR 12 februari 1998, NJ 1999, 643
(Schrijvers/van Essen)
n
n
De vraag of de gevolgen van de beëindiging van de dienstbetrekking voor
de werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de
werkgever bij de beëindiging, behoort derhalve te worden beantwoord in het
kader van de vraag of sprake is van een dringende reden. Is deze laatste
vraag bevestigend beantwoord, dan is geen plaats meer voor het oordeel
dat het ontslag niettemin kennelijk onredelijk is op de in art. 1639s lid 2
onder 2 vermelde grond.
Tenslotte verdient nog aantekening dat een verplichting van de werkgever
tot schadevergoeding in geval van ontslag wegens een dringende reden op
de grond dat beëindiging van de dienstbetrekking kennelijk onredelijk is om
de in art. 1639s lid 2 onder 2° vermelde reden, zich niet laat verenigen met
de in art. 1639o lid 3 voorziene mogelijkheid dat de werknemer in geval van
een ontslag wegens een dringende reden jegens de werkgever
schadeplichtig is en evenmin met de omstandigheid dat de wet, anders dan
bij ontbinding wegens verandering in de omstandigheden, niet voorziet in de
mogelijkheid van een schadevergoeding bij of na ontbinding wegens een
dringende reden op verzoek van de werkgever.
Kan terecht osv leiden tot
transitievergoeding?
n
n
n
n
Oud:
(i) in de dringende reden zijn de omstandigheden die het
ontslag kennelijk onredelijk kunnen doen zijn,
meegewogen.
(ii) vergoeding verhoudt zich niet met vergoedingsplicht
van de werknemer (1639o = 7:677 lid 2 BW)
(iii) alleen vergoeding wegens verandering in
omstandigheden, niet bij dringende reden
WWZ transitievergoeding?
(i) doet er niet meer toe, want transitievergoeding staat
los van persoonlijke omstandigheden
n (iii) doet er niet meer toe, ontbinding 685 is vervallen
n (ii): art. 7:677 lid 2: alleen bij opzet of schuld: maar de
toets van de transitievergoeding is (673 lid 7 sub c)
verschuldigd is: ernstig verwijtbaar handelen werknemer,
n Kan de werknemer schadeplichtig zijn en toch recht
hebben op de transitievergoeding of is opzet/schuld
gelijk aan ernstig verwijtbaar? Sagel, TRA 2015/45: nee.
Rb Overijssel, 3 maart 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:743
n Zie ook 7:673 lid 8: toch (deels) toekennen naar
maatstaven van red en bill.
n
Ontslag op staande voet/ontbinding vzv
n
HR 1982, NJ 84/296 Nijman / X:
n
langdurige onzekerheid over voortbestaan
arbeidsovereenkomst. Gerechtvaardigd belang bij
duidelijkheid op korte termijn
Ontb. vzv strookt met strekking van art. 7:685 (te allen
tijde…)
n
Ktr Amsterdam 3 november 2015,
ECLI:NL:RBAMS:2015:8025
Beoordeeld wordt het belang van de verzoeker bij het
voorwaardelijk verzoek. Indien de oordelende rechter
tegelijk beslist op de vernietiging van het oosv en op het
verzoek tot voorwaardelijke ontbinding dan geldt:
Laat de ktr het oosv in stand, dan is de voorwaarde niet
vervuld en komt voorwaardelijke ontbinding niet in beeld
cq. heeft de wg geen belang bij de voorwaardelijke
ontbinding.
Maar dat is toch niet zo eenvoudig
(G)een voorwaardelijke ontbinding:
heeft werkgever belang?
n
Ktr: geen dr r, wel ontb (vzv), hof: wel dr r,
Arbovk
osv
Ktr vernietigt opz.
ktr
ktr ontbindt (niet vzv)
In deze zin:Hof ‘s Gravenhage 23 februari 2016.
hof
hof moet alsnog
een datum
bepalen
Hof Den Haag 23 februari 2016,
ECLI:NL:GHDHA:2016:435
Leidster BSO vergeet kind, osv op 14 / 8/ 2015
Werkneemster start kortgedingprocedure doorbetaling loon
Wkg verzoekt primair toekenning vergoeding 677lid2
Subs voorwaardelijke ontbinding
Werkneemster tegenverzoek
Vernietiging en loondoorbetaling
Ktr: vernietigt opzegging en ontbindt op verzoek van de
werkgever voorwaardelijk per 1 januari 2016, kent toe de
transitievergoeding van € 1648 bij beschikking 2/11
Bij kortgedingvonnis van 2/11 loonvordering toegewezen
tot 1/1/2016
n
Het hof dient ingevolge de parlementaire geschiedenis
bij artikel 7:683, lid 6 BW deze arbeidsovereenkomst van
partijen alsnog te doen eindigen en wel door daarvoor
een, in de toekomst gelegen, datum te bepalen (zie
wederom hierboven sub 16.). Dit zou er echter toe leiden
- in het licht van het feit dat de kantonrechter de
ontbinding per 1 januari 2016 heeft uitgesproken - dat
ABBW voor wat betreft de datum waarop de
arbeidsovereenkomst tussen partijen eindigt door haar
appel in een slechtere positie komt te verkeren dan op
basis van de beschikking van de kantonrechter het geval
was.
n
Hiertegen verzet zich de (rechts)regel dat een partij niet
slechter mag worden van zijn hoger beroep (het verbod
van reformatio in peius). Vorenstaande brengt met zich
mee, dat, hoewel ingevolge art. 7:683, lid 6 BW het hof
het einde van de arbeidsovereenkomst dient te bepalen
op een in de toekomst gelegen tijdstip, het hof
desalniettemin in dit speciale geval - gezien ook de uit
de processtukken kenbare wens van partijen om de
arbeidsovereenkomst op die datum als beëindigd te
beschouwen - het einde van de arbeidsovereenkomst
zal vaststellen op 1 januari 2016
Heeft de werkgever belang?
n
Ktr: wel dr r, wel ontb vzv, hof: geen dr r,
n
Arbovk
osv
ktr
Ktr: dr reden
ktr ontbindt (vzv)
wat herstelt het
Hof?: de oude
ovk, of komt een
nieuwe tot stand?
Of Hof herstelt met ingang
van deze datum?
hof
hof herstelt per?
Van der Gulikn
n
n
n
Tekst van art. 7:628 BW:
Als niet werken risico wkn, dan geen loon
Regering: dat zeggen we: HR 21 maart 2003, ECLI
2003:AF3057
Voor zover bij de behandeling van de wetsvoorstellen 24349
("Wulbz") en 26257 ("Repa-flexwet") - overigens in ander verband gedane uitlatingen van bewindslieden, vermeld in de conclusie van
de Advocaat-Generaal onder 3.27 - 3.35, in een andere richting
wijzen, vormen deze geen reden om tot een ander dan het
evenvermelde, met de heersende rechtsopvatting omtrent de
doorbetaling van loon in geval van schorsing van een werknemer
strokende, oordeel te komen.
Maar nu weer:
n
Dergelijke afspraken dienen dan slechts ter invulling en bevestiging
van hetgeen in de wet al is afgesproken over de risicoverdeling en
gelden niet als afwijking daarvan. Uiteindelijk is en blijft het aan de
rechter om te beoordelen of bij een specifieke schorsing dan ook
daadwerkelijk sprake was van een niet verrichten van de bedongen
arbeid door een oorzaak die redelijkerwijs voor risico van de
werknemer behoort te komen. In dit verband merkt de regering
overigens op dat het standpunt dat een werkgever in geval van
schorsing, om redenen waarvan de gevolgen redelijkerwijs voor
rekening van de werknemer behoren te komen, niet verplicht is het
loon te betalen al eerder van regeringswege is ingenomen, namelijk
door de toenmalige regering bij gelegenheid van de Reparatiewet
Flexibiliteit en Zekerheid. “
n
Kamerstukken I, 33818, nr C, p. 101
Kan de ontb vzv nog? Ik denk: ja
-binnen 2 maanden verzoek, binnen 4 weken behandeling
-geen buitenrechtelijke vernietiging, alleen door rechter,
-in appel alleen herstel (geen vernietiging) met voorziening,
dus nieuwe arbeidsovereenkomst?
-loonmatiging art. 7:680a,
-complexiteit neemt toe
En toch:
redelijke grond theorie: als de red grond (7:669 lid 3) er is,
kan opgezegd worden, dus ook na een osv wegens een
andere grond?
-procedure kan toch enige tijd vergen, dus zal kunnen,
-als er discussie over het (voort-)bestaan van de ao?
Toch voorwaardelijk?
n
n
n
n
n
Rb Zeeland/wests Brabant, 2 februari 2016;
ECLI:NL:GHDHA:2016:435
ECLI:NL:RBZWB:2016:1004
Werknemer vraagt ontbinding onder toekenning t.v. en
b.v., werkgever doet tegenverzoek:
Verzoek werknemer toegewezen met
intrekkingsmogelijkheid, geen t.v. of b.v.
Verzoek werkgever voorwaardelijk toegewezen, ten
overvloede overwogen: met recht op t.v.
Ktr Utrecht 24 februari 2016: “Switch”?
n
n
4.4. Vast staat dat de werknemer ter zitting zijn primaire
verzoek tot, naar de kantonrechter begrijpt, vernietiging
van de opzegging heeft ingetrokken. De werknemer ziet
derhalve alsnog af van het inroepen van de ongeldigheid
van het ontslag op staande voet en maakt de subsidiaire
stelling tot zijn primaire (“switcht”).
Het beroep op de nietigheid en het beroep op de
“onregelmatigheid” moet worden gedaan binnen twee
maanden na het geven van het ontslag op staande voet.
Dat is in de onderhavige zaak het geval. Immers, het
ontslag is op 11 december 2015 gegeven en op 10
februari 2016 heeft de werknemer zijn primaire verzoek
ingetrokken. De switch is derhalve tijdig uitgevoerd.
Kan de werknemer nog switchen?
n
n
Switch: HR 7 oktober 1994, NJ 1995, 171
(Dibbets/Pinckers)
Afzien van beroep op nietigheid/vernietigbaarheid en
keuze stellen op schadeplichtigheid.
n
Kan dat nog?
n
Werknemer kan vernietiging of schadevergoeding
verzoeken, dient beiden te doen binnen twee maanden,
maar dat is geen switch
Ktr Utrecht 24 februari 2016
n
Mede gelet op hetgeen hiervoor onder 4.2. en 4.3. is
overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat het
recht van S. Om te switchen zwaarder weegt dan het
recht van Klomp om de eenzijdige rechtshandeling van
het ontslag op staande voet ongedaan te maken. Van
belang acht de kantonrechter in dit verband dat de
‘inttrekking’ van het ontslag heeft plaatsgevonden zeer
geruime tijd na de datum van het ontslag op staande
voet en het daartegen gerichte protest, dat de intrekking
zonder opgave van redenen is gedaan en niet is
gebleken van een novum dat de intrekking zou kunnen
verklaren.
Kan de werknemer eenzijdig op de
opzegging terugkomen?
n
n
n
n
Opzegging is eenzijdige rechtshandeling, alleen op
terugkomen met instemming van de wederpartij: HR 16
februari 1979, NJ 1979, 454 (Roering/Bourgonjen)
Is er een recht om eenzijdig terug te komen op de
opzegging?
Is het verzoek om het ontslag op staande voet in te
trekken geen aanbod?
Is het verzoek aan de kantonrechter de opzegging te
vernietigen dat dan ook niet?
Kan de ontbindende voorwaarde nog?
n
HR 6 juni 992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0535, m.nt. P.A.
Stein: “Een ontbindende voorwaarde kan, maar behoeft niet
noodzakelijk met dit stelsel onverenigbaar te zijn, waarbij van geval
tot geval moet worden bezien in hoeverre de strekking van
voormelde regels tot nietigheid van de ontbindende voorwaarde
leidt.”
Maar mag niet strijdig zijn met ontslagrecht, Ktr Nijmegen 15
februari 2013, LJN BY9269, JAR 2013/63 (Radboud)
n 3 eisen aan geldigheid ontbindende voorwaarde:
- Objectief bepaalbaar
- Buiten wil van de partij die belang heeft bij intreden voorwaarde
- Arbeidsaanbod werknemer wordt door intreden zinloos
n
In HTM-arrest (HR 2 november 2012, JAR 2012/ 314) is
de laatste eis ‘vervallen’ (maar bijzondere
omstandigheden)
n Probleem:
-uitputtende opsomming van redelijke gronden
-herplaatsingsplicht art. 7:669 lid 1 BW
-verhouding met transitievergoeding (ernstig verwijtbaar)
Maar:
-Geen wijziging beoogd,
-Past in privaatrecht
-eerder vergoeding, maar wat dan nog (past in systeem)
n
Datum totstandkoming ovk
n
n
Ktr Rotterdam 10 februari 2016 ECLI:NL:RBROT:2016:996
De vraag die partijen verdeeld houdt, is wanneer de vaststellingsovereenkomst moet worden
geacht tot stand te zijn gekomen, ofwel wanneer aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan. De
kantonrechter overweegt als volgt. De tekst van genoemde bepaling biedt niet direct uitkomst bij
de beantwoording van die vraag. In de wetsgeschiedenis valt echter te lezen dat “[v]anwege het
grote belang van een werknemer bij een arbeidsrelatie [ervoor is] gekozen om werknemers die
schriftelijk instemmen met een opzegging of die een beëindigingsovereenkomst ondertekenen
(cursivering ktr) een bedenktermijn van veertien dagen te gunnen om hierop terug te kunnen
komen (Kamerstukken II 2-13/2014, 33818, 7, p. 56-58). Verder blijkt uit de wetgeschiedenis dat
voor de tekst van het artikel is aangesloten bij artikel 7:653 lid 1 BW. (Kamerstukken 2013/2014,
33818, 9, p. 17-18). Die bepaling ziet op het schriftelijkheidsvereiste bij een concurrentiebeding.
Door de Hoge Raad is in dat verband op 28 maart 2008 (JIN 2008/288) geoordeeld - zij het onder
het oude recht, maar het artikel is ten aanzien van het schriftelijkheidsvereiste ongewijzigd
gebleven - dat aan dat vereiste in ieder geval is voldaan indien sprake is van ondertekening door
de werknemer. Dit een en ander en daarbij in aanmerking genomen dat de rechtszekerheid
meebrengt dat zowel werknemer als werkgever is gebaat bij een duidelijk aantoonbaar en
concreet moment waarop de bedenktermijn aanvangt, komt de kantonrechter voorshands tot het
oordeel dat de ondertekening van [eiser] op 28 september 2015 als beslissend moet worden
aangemerkt. De conclusie is dan ook dat hij met de brief van 9 oktober 2015 tijdig gebruik heeft
gemaakt van zijn recht om de ontbinding van de beëindigingsovereenkomst in te roepen.
Ktr Leiden 1 juni 2016
ECLI:NL:RBDHA:2016:8371
n
Het standpunt van de werknemer dat de e-mailwisseling niet als schriftelijke
overeenkomst waarmee de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd in de zin van
artikel 7:670b BW kan worden beschouwd, is niet houdbaar. Vast staat immers dat
partijen met de toezending van de beëindigingsovereenkomst, de correspondentie
die daarop is gevolgd en het akkoord dat daarop uitdrukkelijk namens de werknemer
is gegeven, schriftelijk overeenstemming hebben bereikt over de beëindiging van de
arbeidsovereenkomst en de daarbij behorende voorwaarden. In de rechtspraak is
bepaald dat door akkoordverklaring per e-mail voldaan is aan het
schriftelijkheidsvereiste. In deze zaak is aan de bedoeling van de wetgever ongelijkheidscompensatie - tegemoet gekomen. Van een lichtzinnig besluit of druk
van de werkgever c.q. opspelende emoties is in het geheel geen sprake. De
werknemer is niet door het voorstel overvallen en had geen kwetsbare positie. De
werknemer heeft - begeleid door een ter zake deskundige - weloverwogen ingestemd
met beëindiging van de arbeidsovereenkomst en wist ook dat op 29 januari 2016 de
bedenktermijn is gaan lopen. De conclusie moet dan ook zijn dat de bedenktermijn op
29 januari 2016 is gaan lopen en dus al verstreken was op het moment dat de
werknemer daarvan gebruik wilde maken.
n
Dus?
n
Niet datum waarop gemachtigde aanvaardt, maar
waarop de werknemer zelf tekent is maatgevend voor
aanvang termijn om terug te komen,
Of:
De datum waarop de gemachtigde aanvaardt namens de
werknemer is maatgevend?
n
n
n
Aandachtspunt….
Aandachtspunten tijdelijk
n
Goed tellen (van 15/11 tot 15/11?) voor zowel TV als
keten
n
Alg. termijnenwet is nvt (art. 7A:2031 BW), dus 2
maandentermijn kan eindigen op 2e paasdag…..
Download