Keuze-opdracht 3-1

advertisement
RNA is een molecuul dat, net als DNA, bestaat uit een reeks aan elkaar
gekoppelde nucleotiden. In de cel hebben RNA-moleculen
verschillende functies rondom de eiwitsynthese.
Verschillen in opbouw met DNA
RNA (een afkorting van ribonucleïnezuur, in het Engels ribonucleic acid)
lijkt op DNA, maar er zijn verschillen. Ten eerste bevatten de nucleotiden
in RNA een ribose-suikergroep, in tegenstelling tot de deoxyribosesuikergroep in DNA. Daarnaast bevat RNA wel de nucleotiden A, C en
G, maar geen thymine. In plaats daarvan vind je in RNA uracil (U).
Verder is RNA meestal enkelstrengs, in tegenstelling tot DNA, dat
dubbelstrengs is. Tot slot bevat een cel een vaste hoeveelheid DNA (de
chromosomen), maar wordt er doorlopend nieuw RNA gemaakt en
weer afgebroken.
Typen RNA
In cellen vind je verschillende typen RNA, met verschillende functies:
mRNA, tRNA en rRNA. Al deze typen RNA hebben een rol in de
productie van eiwitten op basis van informatie uit het DNA.
Overzicht van de verschillen tussen DNA en RNA
DNA
RNA
In onderstaande tabel vind je een overzicht van de verschillen.
suiker
2-deoxyribose
ribose
unieke nucleïnebase
thymine
uracil
secundaire structuur
dubbele spiraal
enkele spiraal
Reverse-transcriptase
Reverse-transcriptase is een enzym dat RNA in DNA kan omzetten. Dit eiwit is
afkomstig van een retrovirus. Omdat de 'gastheercel' in het algemeen niet in
staat is om deze omzetting van RNA in DNA te maken, maakt het benodigde
eiwit, reverse-transcriptase, deel uit van het genoom van het virus. Ook
eukaryoten hebben zelf het enzym reverse transcriptase dat gebruikt wordt voor
het herstellen van DNA-beschadigingen.
In het laboratorium wordt dit eiwit veel gebruikt voor het maken van cDNA.
Retrovirussen hebben een genoom dat bestaat uit twee plus-sense RNA
moleculen die al of niet hetzelfde kunnen zijn. In het genoom van het virus zit de
genetische code voor het enzym reverse-transcriptase. Met behulp van dit
enzym wordt in de gastheercel een complementaire DNA streng
gesynthetiseerd. Dit virale DNA, provirus genoemd, wordt dan in het genoom van
de gastheer opgenomen en tegelijkertijd met de celdeling vermenigvuldigd. Op
deze wijze kunnen ook nakomelingen van de gastheer besmet zijn met een
retrovirus. Op een gegeven moment als de cel beschadigd raakt, kan het stukje
DNA zich weer los van het genoom maken en massaal het virus-RNA gaan
produceren
Dubbele helix
Download