Ding Zhou synthesis and properties of aminopropyl nucleosides and nucleic acids Nucleoside analogen zijn als therapeutische klasse reeds lang gekend voor hun antivirale werking. Onder hen vormen de acyclische nucleoside fosfonaten een aparte subklasse waaronder een aantal sterk actieve analogen met een breed spectrum aan antivirale activiteit. Als voorbeeld kunnen hier het 9-(S)-[3-hydroxy-2-(phosphonomethoxy)propyl]cytosine [(S)-HPMPC; cidofovir, Vistide] en het 9-[2-(phosphonomethoxy)ethyl]adenine [PMEA, adefovir, Viread] aangehaald worden. Deze worden respectievelijk gebruikt voor de behandeling van cytomegalovirus retinitis in immunogecomprimeerde patiënten, en voor de behandeling van AIDS. In onze speurtocht naar krachtige en selectieve antivirale nucleoside fosfonaten, werden de synthese en eigenschappen bestudeerd van analogen met een supplementaire amine groep in de zijketen. Verschillende analogen werden bereid en geëvalueerd, maar slechts een beperkte activiteit kon aangetoond worden tegen het herpes simplex (HSV) en varicella zoster virus (VZV). In een tweede deel van ons onderzoekswerk, werden dezelfde acyclische nucleoside analogen aangewend als bouwstenen om kleine stukjes DNA analogen te maken. De aldus bekomen aminopropyl nucleïnezuren (APNAs) zouden het meest eenvoudige alternatieve nucleïnezuur kunnen vormen. In het verleden werd reeds de theorie geopperd dat RNA – ribonucleïnezuur – de voorloper was van het DNA, dat nu voor alle levensvormen op aarde het centrale informatiesysteem vormt. Het DNA zou dus uit het RNA geëvolueerd zijn als informatiedrager. Maar vermits RNA zelf reeds een complex molecule is, wat zou dan de voorloper van RNA geweest zijn? Een recente publicatie suggereert dat een ander nucleïnezuur de dienst kan uitgemaakt hebben, namelijk het (L)- -threofuranosyl analoog of TNA. In dit rapport werd aangetoond dat TNA strengen een stabiele dubbele helix kunnen vormen met zowel complementaire DNA als RNA strengen. Deze eigenschap wordt juist beschouwd als één van de noodzakelijke voorwaarden voor een systeem om als voorloper van RNA te kunnen functioneren. Anderzijds is er recent ook heel wat belangstelling voor potentiële nieuwe antisense moleculen (dit is een strategie voor het blokkeren van de transfer van informatie voor het aanmaken van proteïnen). Daarom werden aminopropyl oligonucleotiden ontwikkeld (R en S-3’-APNA evenals R en S-2’-APNA) door reductie van het aantal koolstofatomen van een NH-TNA nucleotide structuur met terzelfdertijd een vermindering van het aantal chirale centra. Hierbij dienden een aantal nieuwe synthese schema’s te worden ontwikkeld. Fysicochemische studie van de nieuw gevormde structuren toonde echter aan dat na inbouw van enkele acyclische eenheden, de affiniteit voor DNA strengen snel achteruit gaat. Met behulp van UV absorptie studies kon helaas aangetoond worden dat geen enkele interactie plaats grijpt, noch wat betreft de vorming van acyclische duplexen, noch wat betreft de kruisgewijze paring met DNA of RNA strengen. Nucleoside analogs are known as antivirals already for a long time. Among them, the acyclic nucleoside phosphonates are a class of highly effective nucleotide analogs with broad spectrum antiviral activity. Prime examples are 9-(S)-[3-hydroxy-2-(phosphonomethoxy)propyl]cytosine [(S)-HPMPC; cidofovir, Vistide] and 9-[2-(phosphonomethoxy)ethyl]adenine [PMEA, adefovir, Viread]. These are used for the treatment of human cytomegalovirus retinitis in immunocompromised patients, and for the treatment of AIDS, respectively. In search for potent and selective antiviral nucleoside phosphonates, we decided to study the synthesis and properties of compounds bearing in the side-chain amino groups in addition to the hydroxyl functionalities with either purine or pyrimidine bases. Several compounds were evaluated but only a few displayed marginal activity against HSV and VZV. Replacement of the oxygen atom in the acyclic chain of HPMPC with a nitrogen functionality thus results in a large reduction in biological activity. In a second part of our work, these same new nucleoside analogs were used in an effort to obtain the simplest nucleic acid alternative: aminopropyl nucleic acids (APNAs). Scientists have put forth the theory that RNA - ribonucleic acid - was the predecessor to DNA, which actually is the central information storage for life on earth. In this view, RNA therefore has evolved into DNA. But as RNA itself is very complex, what is the ancestor then of RNA? One recent report suggests that it may have been another nucleic acid called (L)- threofuranosyl oligonucleotides, also known as TNA. They found that complementary TNA strands can form stable double helices and also pair up with complementary strands of both RNA and DNA. This ability is thought to be one of the requirements of any system that would be considered a possible ancestor of RNA. The current interest in potential antisense reagents (which is a strategy to block information transfer) prompted us to design some new members of aminopropyl nucleosides (R or S-3’ -APNA and R or S-2’ -APNA) by reducing the number of carbon atoms in a NH-TNA nucleotide structure with concomitant reduction of the number of chiral centers. Hereto, some new synthetic strategies were developed. However, the study of the effect of consecutive acyclic building blocks in homothymidine polymers showed that their incorporation decreased the stability of the duplex with complementary DNA. Unfortunately, no interactions (as measured by hypochromicity studies) could be detected by thermal denaturation experiments, neither for self-pairing, homochiral pairing nor cross-pairing with DNA or RNA, due to self-aggregation or rearrangement.