De rol van Defensie bij de bestrijding van terreur

advertisement
vierkant beschouwd
De rol van Defensie bij de bestrijding van terreur
Het jonge jaar 2015 wordt voor een groot deel beheerst door de dreiging van terreur. De aanslagen
in Parijs en Kopenhagen, de antiterreuractie in Verviers en de uitreizende en terugkerende jihadisten
maken het islamitisch geïnspireerde terrorisme een probleem in heel Europa. De bestrijding hiervan
staat dan ook prominent op de agenda. Zo dienen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in Europa
nauwer samen te werken en bredere bevoegdheden te krijgen. De rol van de krijgsmachten in de
bestrijding van terreur verschilt per land.
In België bewaakten paracommando’s
de Joodse wijk in Antwerpen, terwijl in
Frankrijk al langer militairen op straat patrouilleerden. In andere landen worden
militairen niet of veel minder prominent
ingezet. Ook in Nederland zijn maatregelen om terreur te voorkomen onderwerp
van debat. Twee voorstellen zijn in dit licht
interessant omdat zij raken aan de rol van
de krijgsmacht in het tegengaan van terreur op binnenlandse bodem: het voorstel
om de politie zwaarder te bewapenen en
het heractiveren van de dienstplicht. Beide
voorstellen raken aan de rol van de krijgsmacht bij het tegengaan van terreurdreiging, wat de aanleiding is om ze in dit VB
nader te onderzoeken. Vervolgens zullen
de mogelijkheden en beperkingen van de
inzet van Defensie bij binnenlandse terreurbestrijding worden beschouwd.
Zwaardere bewapening van de
politie en reactivering van de
opkomstplicht
Uit de koker van de heer Halbe Zijlstra,
fractieleider van de VVD in de Tweede Kamer, kwam de suggestie dat Nederlandse
politieagenten zwaarder bewapend dienen
te worden om zich te verdedigen tegen
zwaarbewapende terroristen zoals in Parijs.
De gebroeders Kouachi en hun handlanger Coulibaly waren in Parijs immers uitgerust met kalashnikovs. De op zijn fiets
toegesnelde wijkagent Ahmed Marabet
was met zijn dienstpistool dan ook geen
partij voor de terroristen. Na te zijn neergeschoten werd de agent bijna terloops
8 | Carré 2 | 2015
geëxecuteerd. De recente liquidatiegolf in
Amsterdam toont aan dat dergelijke zware
wapens ook in Nederland volop beschikbaar zijn. Het is dan ook niet ondenkbeeldig dat ook terroristen deze eenvoudig
kunnen verwerven. Zonder zwaardere
bewapening zouden de Nederlandse agenten kansloos zijn tegen dergelijk geweld.
Minister Opstelten wees dit voorstel echter
van de hand.
Ook vanuit de Nationale Politie en politievakbonden werd afwijzend op het voorstel
gereageerd. Zwaardere bewapening doet
afbreuk aan de benaderbaarheid van politieagenten. Zij hebben juist de taak zich
tussen de bevolking te begeven en in contact te treden met de Nederlandse burgers.
Op deze wijze vertegenwoordigt de politie
de rechtsorde op straat en vormt zij tegelijk
de ogen en oren van de rechtsstaat. Het is
dit profiel dat de politie onderscheidt van
de krijgsmacht en berekend maakt op het
handhaven van de openbare orde. Het is
dan ook van belang dat het verschil tussen
politie en krijgsmacht in optreden duidelijk
zichtbaar blijft.
Een ander voorstel kwam van de hand van
het Tweede Kamerlid Van Klaveren (VNL).
Hij diende onlangs nog een initiatiefnota in
om ‘de dienstplicht te heractiveren’ (feitelijk de opkomstplicht weer instellen). In het
plan van Van Klaveren werd een dienstplicht van zes maanden voorgesteld. De ratio achter het plan was tweeledig. Enerzijds
zou dit Defensie extra tijdelijk personeel
opleveren waarmee de dreiging van het
terrorisme, maar ook die van Rusland beter
het hoofd kon worden geboden. Anderzijds werd uitgegaan van de opvoedende
waarde van een dienstplicht, waarin jongeren uit diverse sociale milieus leren samen
te werken en hen discipline wordt bijgebracht. Van dit tweede aspect zou mogelijk
een preventieve werking uitgaan tegen criminaliteit en radicalisering. De initiatiefnota
werd door de andere partijen in de Tweede
Kamer echter al snel van tafel geveegd.
Het voorstel om dienstplichtigen over een
periode van zes maanden in te zetten tegen terroristen of een andere dreiging was
ook niet erg realistisch. Inzet in conflictsituaties vereist goed getraind en gemotiveerd personeel. Ook al heeft Defensie
te kampen met een ondervulling door de
grote uitstroom, het inzetten van mannen
en vrouwen op niet-vrijwillige basis met
beperkte militaire opleiding is niet het antwoord. Bovendien is de defensieorganisatie
op dit moment totaal niet berekend op een
grote instroom van dienstplichtigen. Een
dienstplichtleger vraagt een totaal andere
organisatie dan het huidige beroepsleger.
In feite is een dienstplichtleger een doorvoerhuis waar permanent lichtingen instromen, opgeleid worden, doorstromen naar
operationele eenheden om op te werken
tot het noodzakelijke niveau van inzetbaarheid, waarna ze weer uitstromen. Kenmerk
van een dienstplichtleger is dan ook dat
het voortdurend bezig is met kapitaalvernietiging omdat, zodra het personeel op
het gewenste niveau is gebracht, er afscheid van wordt genomen. Het huidige
hoge niveau van professionaliteit zou nooit
zijn bereikt als de opkomstplicht niet was
afgeschaft. Herinvoering van de dienstplicht zou dan ook neerkomen op een
grote kwalitatieve aderlating van de krijgsmacht. Na kwantitatief al volledig te zijn
uitgehold is juist die kwaliteit van groot belang voor de relevantie van de krijgsmacht.
Het is ook die kwaliteit waarmee de Nederlandse krijgsmacht het verschil maakt bij de
(binnenlandse) terreurbestrijding.
De rol van Defensie bij (binnenlandse) terreurdreiging
De krijgsmacht is op dit moment actief bij
de bestrijding van IS door inzet van F-16’s
en trainers voor het Iraakse regeringsleger
en de Koerdische Peshmerga’s. Maar ook
in Nederland is de krijgsmacht voortdurend
paraat en heeft zij een actieve rol in binnenlandse terreurbestrijding. Dit is belegd
in de derde kerntaak: ondersteuning van
civiele autoriteiten. Defensie beschikt over
een uitgebreid pakket instrumenten om de
overheid ten dienste te staan. Met de in
2005 ingezette intensivering van de civielmilitaire samenwerking is de rol van de
krijgsmacht als veiligheidspartner voor de
handhaving van de binnenlandse veiligheid
verder versterkt. Hierbij moet onder andere
gedacht worden aan de Explosieven Opruimingsdienst Defensie, response teams
voor chemische, biologische, radiologische
en nucleaire (CBRN) dreigingen, searchgroepen van de genie en defensieduikers,
naast de Dienst Speciale Interventies die
wordt ingezet voor het oppakken van terreurverdachten of het beëindigen van
gijzelingsacties. Bij acute terreurdreiging
kunnen militairen verder steun verlenen
door statische bewakings- en beveiligingstaken over te nemen, bijvoorbeeld bij
kritieke infrastructuur. Hoewel deze eenheden dagelijks actief zijn, is hun inzet
grotendeels onzichtbaar. Het is paradoxaal
dat met het toenemen van de terreurdreiging de zichtbaarheid van de krijgsmacht
alleen maar minder is geworden. Waar in
België en Frankrijk de keus werd gemaakt
om militairen een zichtbare rol te geven
in de publieke ruimte werd in Nederland
een verbod op reizen in uniform bij woonwerkverkeer afgekondigd, waardoor de
Nederlandse militair vrijwel volledig uit
het straatbeeld verdween. De bijdrage van
de krijgsmacht vindt dus vooral achter de
schermen plaats. Een uitzondering hierop
vormt de inzet van de Koninklijke Marechaussee.
Het kabinet heeft onlangs de inzet van
de Marechaussee vergroot om gebouwen
met een ‘hoog risicoprofiel’ te beveiligen.
Dit zou niet het gevolg zijn van een verhoogde terreurdreiging, maar zou vooral
bedoeld zijn om de politie te ontlasten. De
Koninklijke Marechaussee vormt qua taakstelling, training en uitrusting van oudsher
een goede verbinding tussen het optreden
van de politie en de andere krijgsmachtdelen. Zij kunnen de politie ondersteunen
bij de handhavingstaak maar ook bijstand
leveren in een hoger geweldsspectrum.
Hierdoor kan de politie weer worden vrijgemaakt om zich op straat tussen de mensen te begeven en zo aanspreekbaar te
blijven voor de burgers. Deze wijze van
optreden is immers juist de kracht van de
Nederlandse politie. Uiteraard zijn er ook
beperkingen aan de inzet van militairen
op het eigen grondgebied. Zoals tijdens
recente missies al is gebleken, dient militair optreden een onderdeel te zijn van
een geïntegreerde aanpak naast andere
civiele en overheidsinspanningen. Waar
de krijgsmacht tijdens missies vaak de
hoofdinspanning levert, heeft het in eigen
land vooral een ondersteunende rol ten
behoeve van de civiele autoriteiten. Meer
dan tijdens missies in het buitenland is de
rol van Defensie in dit kader faciliterend
en ondersteunend. Het adresseren van de
sociaaleconomische, culturele en religieuze
onvrede onder bepaalde groepen in de samenleving is in eerste instantie een rol van
de overheid en civiele instanties. Jongeren
die zich aan de maatschappij onttrekken
en vatbaar zijn voor radicalisering dienen
te worden onderkend en geholpen, dan
wel tot de orde te worden geroepen, door
familie, vrienden, onderwijzers, sociale instanties en de politie. Pas als de dreiging
van terrorisme manifest dreig te worden,
gewelddadige escalatie dreigt en de capaciteit van de civiele autoriteiten en veiligheidsdiensten te boven dreigt te gaan,
komt Defensie in beeld.
Een te nadrukkelijke inzet van de krijgsmacht op eigen grondgebied kan leiden
tot een groter gevoel van onveiligheid.
Zwaarbewapende, patrouillerende militairen op de Nederlandse straten kunnen
burgers het gevoel geven dat de civiele
autoriteiten de veiligheid niet meer voldoende kunnen borgen. Hiermee wordt
de afstand tussen burgers en overheid
vergroot. Wat dat betreft lijkt de beperkte
inzet in omvang en tijd van militairen in
België te prefereren boven het grootschalige optreden in Frankrijk. Het is echter
de vraag of Nederland met het verbod
op het zichtbaar dragen van het uniform
in de publieke ruimte voor militairen die
naar hun werk gaan niet is doorgeschoten.
Natuurlijk is de hoofdrol bij het garanderen van de veiligheid van de Nederlandse
burgers voor de politie, waarbij de agenten
benaderbaar zijn voor de burger en midden in de samenleving staan. Deze weet
zich echter gesteund door de krijgsmacht
die met haar bijzondere specialismen en
capaciteiten een wezenlijke bijdrage levert
bij het tegengaan van terreurdreiging. De
Nederlandse krijgsmacht is een volwaardige veiligheidspartner en dat zou best wat
meer zichtbaar mogen zijn.
Redactie
9
Download