411 H01/2/3-051 t/m 108 06-10-2005 13:20 Pagina 75 Theorie Groei, ontwikkeling en verzorging van de zuigeling periode begint het kind ook om te rollen van de buik naar de rug en omgekeerd. Voordat het kind kan omrollen moet de ATNR verdwijnen. Vanaf zeven maanden proberen kinderen zich te verplaatsen. In het begin lukt dit vaak nog niet en gaat het kind huilen. Als het wel lukt, verplaatst het zich soms eerst achteruit omdat de armen in deze fase sterker ontwikkeld zijn dan de benen. De meeste kinderen kunnen zich goed vooruit ver- 75 plaatsen als ze negen à tien maanden zijn. Dit kan op verschillende manieren. De meeste kinderen kruipen op handen en knieën, of in een later stadium op handen en voeten. Een variant hiervan is het tijgeren: hierbij verplaatst het kind zich liggend op zijn buik naar voren met behulp van de armen. De benen worden nauwelijks gebruikt. Dit wordt soms ook gezien als voorstadium van kruipen. Een aantal kinderen verplaatst zich door op de billen vooruit te schuiven. 0 wkn.: rugligging 0 wkn.: het hoofd hangt voorover 6 wkn.: het hoofd is in het verlengde van de romp gepositioneerd 0 wkn.: er is nog nauwelijks hoofdbalans 6 wkn.: het kind kan de rug zelfstandig recht houden met het hoofd omhoog 0 wkn.: passieve zithouding Figuur 2.10 4 wkn.: er is sprake van een passieve zithouding met het hoofd omhoog Ontwikkelingsstadia van de grove motorische ontwikkeling 411 H01/2/3-051 t/m 108 06-10-2005 13:20 Pagina 76 Verplegen van kinderen en jeugdigen (411) 76 De volgende stap in de ontwikkeling is gaan staan. Het kind trekt zich vanuit zit of kruiphouding eerst aan de spijlen van box of aan meubilair op tot de knieën. Korte tijd later kan hij zich optrekken tot op de voeten (twaalf tot dertien maanden). De eerste pasjes worden gemaakt met steun van ouders of meubilair (‘langs lopen’) en vanaf een jaar lopen de meeste kinderen zelfstandig. Figuur 2.10 geeft een overzicht van de verschillende fasen in de ontwikkeling van de grove motoriek. Er is een grote variatie in de leeftijd waarop een kind los kan lopen. ‘Snelle’ kinderen lopen al bij tien maanden, maar ook een kind dat pas met anderhalf jaar loopt kan een normale ontwikkeling hebben. Om het evenwicht zo goed mogelijk te bewaren loopt het kind met een breed gangspoor. Hierbij worden de voeten wijd uit elkaar gezet en naar buiten gedraaid. De armen worden van het lichaam af gehouden waarbij de romp stijf wordt gehouden. 45 0 pasgeborene: – hoofd naar een kant – bekken omhoog 1 maand: – hoofd toevallig opgeheven – het kind strekt het been af en toe 3 mnd.: – de schouders hangen los van de ondergrond – het kind steunt op de onderarmen 90 0 4 mnd.: – het kind kan de ellebogen strekken pasgeborene: – er is sprake van een kyfosis van de gehele rug Figuur 2.11a 4 mnd.: – er is sprake van een kyfosis van de lendenstreek – het kind kan nog niet alleen zitten 7-8 mnd.: – het kind kruipt op handen en knieën 6 mnd.: – het kind kan alleen zitten met steun Motorische ontwikkeling van de zuigeling: kruipen en zitten 8 mnd.: – het kind zit zelfstandig – het gaat vanuit zittende houding naar buikligging 411 H01/2/3-051 t/m 108 06-10-2005 13:20 Pagina 77 Theorie 2-6 mnd.: – het kind kan nog niet staan – het zakt door de benen Groei, ontwikkeling en verzorging van de zuigeling 8-9 mnd.: – het kind steekt zijn billen naar achteren 10 mnd.: – er is sprake van een lumbale lordose 77 11 mnd.: – het kind houdt zich vast aan een lage tafel of een stoel Figuur 2.11b Motorische ontwikkeling van de zuigeling: staan Vanaf zes maanden kan het kind zitten met de handen voor het lichaam steunend. De rugspieren zijn nog niet sterk genoeg waardoor de rug bol is. Geleidelijk wordt dit zitten steviger. Na acht maanden kan hij zonder steun zitten en op de leeftijd van negen tot tien maanden zit hij echt stabiel. De rug is dan wel recht en het kind kan zich omdraaien om bijvoorbeeld een speeltje te pakken (figuur 2.11). Voor de motorische ontwikkeling is buikligging een belangrijke houding voor de zuigeling. Hij leert zich vanuit deze positie oprichten, draaien en verplaatsen. Dit is nodig om te leren zitten en kruipen. Geadviseerd wordt dan ook het kind dagelijks enige tijd op de buik te leggen. Vanwege het risico op wiegendood mag een zuigeling alleen onder toezicht in buikligging worden gelegd. Vlak na de geboorte heeft de zuigeling nog nauwelijks hoofdbalans; wanneer hij overeind gehouden wordt kan hij zijn hoofd maar heel kort omhoog houden. Geleidelijk verbetert dit en na vijf maanden kan het kind het hoofd stevig in de gewenste positie houden. Bij de verzorging moet rekening gehouden worden met de geringe hoofdbalans van de jonge zuigeling, door het hoofd altijd goed te ondersteunen. Controle over de hoofdbalans is van belang voor andere facetten in de ontwikkeling, bijvoorbeeld voor het fixeren en volgen van personen en voorwerpen in verschillende houdingen. 2.2.2 Communicatie De periode vanaf de geboorte tot het eerste jaar wordt wel de voortalige periode genoemd, omdat het kind nog geen woorden spreekt. Dat betekent echter niet dat er dan geen sprake is van communicatie: al snel na de geboorte hebben ouder en kind gelijktijdig aandacht voor elkaar: ze kijken naar elkaar en reageren op elkaar. Deze wederzijdse aandacht is een voorwaarde voor de communicatieve ontwikkeling. Al in de eerste weken blijkt dat de stem van de moeder de aandacht van het kind trekt. Zijn reactie hierop is ook anders dan op andere geluiden. Na een paar maanden herkent hij zijn naam en reageert hij op roepen of lachen. Als het kind ongeveer twee maanden is, lacht hij naar de ouders als zij tegen hem praten. De ouders reageren hierop door terug te lachen en verder te praten. Dit kun je beschouwen als een eerste ‘gesprek’ tussen ouder en kind. Vanaf zes weken gaat de zuigeling zelf geluidjes maken. In eerste instantie zijn het alleen klanken, vanaf