inbreng.algemeenheid.goederen.book Page 65 Monday, April 11, 2016 8:26 AM 65 H OOFDSTUK 1 De inbreng in natura A FDELING 1 Algemeen 201. Vooraleer over te gaan tot de analyse van de bijzondere boekhoudregels betreffende de bestanddelen verworven in het kader van een inbreng van een bedrijfstak of van een algemeenheid van goederen, zal hierna een analyse worden gemaakt van de algemene waarderingsregels van toepassing bij een inbreng in natura. A FDELING 2 Inbrengwaarde § 1. De boekhoudwetgeving 202. Het KB van 30 januari 2001 bevat twee afzonderlijke artikelen omtrent de bepaling van de aanschaffingswaarde bij inbreng. 203. Wat de inbreng in hoofde van de ontvangende vennootschap betreft, stemt de aanschaffingswaarde van de ingebrachte goederen overeen met de bedongen waarde van de inbreng199. 204. Wat de inbrengende vennootschap betreft, wordt de aanschaffingswaarde van de aandelen die ontvangen worden als vergoeding voor de ingebrachte goederen, met uitzondering van de gevallen van fusie, splitsing, inbreng van een bedrijfstak of een algemeenheid van goederen), als volgt bepaald: “De aanschaffingswaarde van deelnemingen of aandelen ontvangen als vergoeding voor inbrengen die niet bestaan in contanten of die voortkomen uit de omzetting van vorderingen, stemt overeen met de conventionele waarde van de ingebrachte goederen en waarden of van de omgezette vorderingen. Als evenwel die conventionele waarde lager is dan de marktwaarde van de ingebrachte goederen en waarden of van de omgezette vorderingen, dan stemt de aanschaffingswaarde overeen met de hogere marktwaarde200”. 205. Op grond van het algemeen beginsel dat de activa in de jaarrekening moeten worden opgenomen tegen hun aanschaffingswaarde, zijnde de aanschaffingsprijs, de vervaardigingsprijs of de inbrengwaarde, kan volgens de Commis199 200 Art. 39, eerste lid KB van 30 januari 2001. Art. 41, § 1 KB van 30 januari 2001. larcier • bibliotheek fiscaal recht inbreng.algemeenheid.goederen.book Page 66 Monday, April 11, 2016 8:26 AM 66 TITEL III • BOEKHOUDKUNDIGE ASPECTEN sie voor Boekhoudkundige Normen gesteld worden dat wanneer een goed of een waarde aan het vermogen van een onderneming wordt toegevoegd op grond van een overeenkomst met een derde, de conventionele waarde hierbij in aanmerking moet genomen worden, zulks onder voorbehoud van latere wijzigingen van die waarde ingevolge waardeverminderingen, afschrijvingen of herwaarderingen. Niet uitgaan van deze conventionele waarde zou betekenen dat in de boekhouding en in de jaarrekening geen rekening wordt gehouden met een relatie met een derde201. 206. In de praktijk komt het voor dat goederen in een vennootschap worden ingebracht aan een conventionele waarde (in sommige gevallen gelijk aan de boekwaarde van de activa bij de inbrengende vennootschap) die lager is dan de marktwaarde van de activa. 207. Toen bij koninklijk besluit van 3 december 1993 een nieuwe omschrijving van het begrip ‘aanschaffingswaarde’ in geval van ruil en inbreng werd geformuleerd (nu terug te vinden in artikel 41, § 1, eerste alinea van het KB van 30 januari 2001, zoals hiervoor besproken), waren bepaalde auteurs van mening dat vanaf dat moment men verplicht zou zijn het door de ruil verworven actiefbestanddeel of tegen inbreng verkregen aandelenpakket te boeken tegen marktwaarde van het overgedragen actiefbestanddeel of, ingeval van ruil, zelfs van het nieuwe actiefbestanddeel202. 208. De hierna volgende korte bespreking van het notoir advies van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen zal aantonen dat deze interpretatie verkeerd was. De verplichting om de aanschaffingswaarde van de deelnemingen of aandelen vast te stellen op de marktwaarde van de ingebrachte goederen, geldt immers volgens de Commissie maar in één geval: indien de kapitaalverhoging, verhoogd met de uitgiftepremie, lager is dan de bedongen inbrengwaarde tussen partijen203. Zoniet zou immers afbreuk worden gedaan aan de wilsautonomie van partijen204. § 2. De adviezen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen 209. Het advies 126/18 van november 2001 van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen handelt over de bepaling van de aanschaffingswaarde bij inbreng in natura, zowel de waardering van de aanschaffingswaarde van de ingebrachte vermogensbestanddelen in hoofde van de inbrengontvangende vennootschap, als de waardering van de aanschaffingswaarde van de ter vergoeding van de inbreng ontvangen aandelen in hoofde van de inbrengende vennootschap205. 201 202 203 204 205 “Realisatiebeginsel” (behalve bij fusie), CBN nr. 26 van maart 1991, 11 e.v. S. VAN CROMBRUGGE, “Kroniek Boekhoudrecht (juni 1993-mei 1994)”, TRV 1994, 326. S. VAN CROMBRUGGE, “Waarde bij inbreng in natura: belangrijk nieuw inzicht”, Fiscoloog 2001, 797, 7. Advies 126/18, “Aanschaffingswaarde bij inbreng in natura”, CBN, november 2001. Advies 126/18, “Aanschaffingswaarde bij inbreng in natura”, CBN, november 2001. larcier • bibliotheek fiscaal recht inbreng.algemeenheid.goederen.book Page 67 Monday, April 11, 2016 8:26 AM HOOFDSTUK 1 • DE INBRENG IN NATURA 67 Naar het oordeel van de Commissie dienen beide waarderingen principieel met elkaar overeen te stemmen. De aanschaffingswaarde van de ingebrachte goederen en van de ter vergoeding van de inbreng ontvangen aandelen dient overeen te stemmen met de ‘werkelijke waarde’ van de uitgegeven aandelen, met uitzondering van gevallen van verkrijging gedeeltelijk om niet. Als bij de inbreng het bedrag van de kapitaalverhoging en uitgiftepremie lager is dan de boekhoudkundige inbrengwaarde, moet het verschil bij de inbreng ontvangende vennootschap boekhoudkundig verwerkt worden als een uitgiftepremie. De ‘werkelijke waarde’ van de uitgegeven aandelen kan, volgens de Commissie, met verwijzing naar buitenlandse en IAS verslaggevingnormen, worden omschreven als de waarde waarvoor de aandelen uit vrije wil zouden verhandeld worden tussen terzake goed geïnformeerde, onafhankelijke partijen206. 210. Volgens de Commissie mag artikel 41, § 1 KB van 30 januari 2001 niet worden uitgelegd als zou het een correctie eisen van de werkelijk tussen partijen overeengekomen waarde van de ingebrachte goederen, als die lager is dan hun marktwaarde. Dergelijke correctie naar een hogere dan de werkelijke overeengekomen waarde zou immers leiden tot een vertekend beeld en geen rekening houden met de wilsautonomie van partijen. Echter, indien er sprake is van een gedeeltelijke verkrijging om niet van de ingebrachte bestanddelen, zal er geen gelijkheid bestaan tussen de aanschaffingswaarde van de ingebrachte bestanddelen en de aanschaffingswaarde van de toegekende aandelen: de ingebrachte bestanddelen zullen immers gewaardeerd worden tegen ‘werkelijke waarde’, die per definitie hoger zal zijn dan de ‘werkelijke waarde’ van het aantal toegekende aandelen. Een dergelijke verrichting zal volgens de Commissie bij de inbreng ontvangende vennootschap leiden tot een overeenstemmende resultaaterkenning207. 211. Uit het voorgaande kan besloten worden dat slechts in één hypothese de verplichting bestaat om de aanschaffingswaarde van de aandelen verkregen naar aanleiding van de inbreng op marktwaarde vast te stellen, met name wanneer de marktwaarde (i.e. bedoeld wordt de werkelijk tussen partijen overeengekomen inbrengwaarde) hoger is dan de kapitaalverhoging, met inbegrip van de uitgiftepremie. Het verschil dient in dit geval verwerkt te worden als een uitgiftepremie. 212. Zoals terecht opgemerkt door Stefaan Van Crombrugge is de tekst zeer slecht geschreven, vermits de Commissie met ‘conventionele waarde’ de waarde 206 207 “Fair value” gedefinieerd als “the amount for which an asset could be exchanged, or a liability settled, between knowledgeable, willing parties in an arm’s length transaction”, IAS 32, IAS 33, IAS 38, IAS 39 en IAS 40. De Commissie verwijst hiervoor naar haar advies 126/17, eveneens van november 2001, betreffende de bepaling van de aanschaffingswaarde van activa verkregen onder bezwarende titel of (gedeeltelijk) om niet. De belangrijkste voorwaarden om te kunnen spreken van een gedeeltelijke overdracht om niet is enerzijds een belangrijk onevenwicht in de waarde van de wederkerige prestaties en anderzijds de wil van de éne partij om de andere te bevoordelen. larcier • bibliotheek fiscaal recht inbreng.algemeenheid.goederen.book Page 68 Monday, April 11, 2016 8:26 AM 68 TITEL III • BOEKHOUDKUNDIGE ASPECTEN in de inbrengakte bedoeld heeft en met ‘marktwaarde’ (lees: werkelijke waarde) de overeengekomen waarde met het oog op de vaststelling van de ruilverhouding, wat toch wel een merkwaardig begrip is van ‘marktwaarde’208. 213. In het licht van voorgaande spelen ook de vele ontwikkelingen in het debat omtrent de ‘(gedeeltelijke) verkrijging om niet’ een rol. Recentelijk werd door het hof van beroep te Brussel uitspraak gedaan dat een kosteloze verkrijging geen aanleiding geeft tot een verplichte winsterkenning209. Met dit arrest wordt het standpunt versterkt dat wordt ingenomen door vele auteurs in de rechtsleer, namelijk dat er geen resultaatserkenning dient te gebeuren aangezien de boeking aan aanschaffingswaarde een basisaxioma vormt van het Belgische boekhoudrecht210. Hierbij aansluitend heeft het Hof van Justitie in zijn arrest d.d. 3 oktober 2013, gebaseerd op de Europeesrechtelijke basisprincipes terzake, zoals het voorzichtigheidsprincipe, eveneens bevestigd dat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan worden afgeweken van een boeking aan aanschaffingswaarde211. 208 209 210 211 S. VAN CROMBRUGGE, “Waarde bij inbreng in natura: belangrijk nieuw inzicht”, Fiscoloog 2001, 797, 6 e.v. Dit betreft het gelijkaardige CBN-advies 126/17. Brussel 15 januari 2014, aangehaald in “Verkrijging (gebouw) om niet: steeds boeken aan historische kostprijs?”, Fiscoloog 2014, 1378, 1 e.v. Voor een overzicht zie H. PUTMAN en J. VANHECKE, “De verkrijging van activa beneden marktwaarde – fallaces enum sunt rerum species”, TFR 2013, 449-450, 805-858. HvJ 3 oktober 2013, Gimle, zaak C-322/12, http://curia.europa.eu/jurisp/cgi-bin; CBN-advies 126/17 werd naar aanleiding van deze Europese rechtspraak, ingetrokken. larcier • bibliotheek fiscaal recht inbreng.algemeenheid.goederen.book Page 69 Monday, April 11, 2016 8:26 AM 69 H OOFDSTUK 2 De inbreng van een bedrijfstak of algemeenheid van goederen A FDELING 1 De boekhoudwetgeving vóór 30 januari 2001 § 1. De bepalingen inzake inbreng van een bedrijfstak opgenomen in het KB van 8 oktober 1976 214. Tot vóór de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 werden de waarderingsregels van toepassing bij een inbreng van een bedrijfsafdeling of een algemeenheid van goederen beschreven in artikel 36quinquies van het KB van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen. 215. Artikel 36quinquies van het KB van 8 oktober 1976 vermeldt dat bij een inbreng van een bedrijfsafdeling of een algemeenheid van goederen, verwezenlijkt met toepassing van artikel 46, § 1, 2° van het WIB 1992, de ingebrachte activa, passiva, rechten en verplichtingen worden opgenomen in de boekhouding van de vennootschap waarin de inbreng gebeurt, tegen de waarde waarvoor zij op het tijdstip van de inbreng in de boekhouding van de inbrengende onderneming voorkwamen. Hieruit volgde dat de inbreng plaatsvond met boekhoudkundige continuïteit op voorwaarde dat de voorwaarden vermeld in het WIB 1992 vervuld waren. Indien daarentegen deze voorwaarden niet waren vervuld, vond de inbreng plaats aan conventionele waarde, met andere woorden de algemene regels inzake inbreng in natura, zoals uitvoerig besproken in randnummers 204 e.v., dienden toegepast te worden. 216. Het toepassingsgebied van het KB van 8 oktober 1976 werd bepaald in artikel 1 van het koninklijk besluit en verwees naar het toepassingsgebied van de wet van 17 juli 1975 met uitzondering van: – natuurlijke personen die koopman zijn, de vennootschappen onder firma, de gewone commanditaire vennootschappen welke een vereenvoudigde boekhouding voeren; – de kredietinstellingen; en – de verzekerings- en de herverzekeringsondernemingen die zijn toegelaten bij toepassing van de wetgeving betreffende de controle der verzekeringsondernemingen212. 212 Art. 1 KB 8 oktober 1976 (door verwijzing naar art. 1 van de wet op de boekhouding). larcier • bibliotheek fiscaal recht