STUDIE EN STRATEGIE Geneesmiddelenconsumptie bij astma Sleutelcijfers: - - - - - - - - Voor 70% van de bestudeerde patiënten (73,4% in de leeftijdsgroep van 5-11 jaar) wordt slechts 1 à 2 keer per jaar een geneesmiddel afgeleverd: hieruit zou kunnen worden afgeleid dat de patiënt slechts af en toe een geneesmiddel gebruikt, bijvoorbeeld omdat het om de lichtste vormen van astma gaat. Iets meer dan de helft van de gebruikers die regelmatig geneesmiddelen tegen astma nodig hebben, maken gebruik van een basisbehandeling (ze inhaleren bijvoorbeeld een corticosteroïde of een vaste associatie van corticosteroïden met een LABA), dit ongeacht hun leeftijdsgroep. 12 à 13% van de patiënten (ongeveer 1 patiënt op 8) die gebruik maken van een basis behandeling, gebruiken ook veel kortwerkende bronchodilatatoren ( >= 180 DDD). Dit percentage neemt toe naarmate de leeftijd stijgt. De vaste associaties van inhalatiecorticosteroïden (ICS) met langwerkende bèta2-mimetica, behoren tot de geneesmiddelen tegen astma die het vaakst voorgeschreven worden. Dit zijn ook de geneesmiddelen die het meest kosten aan de verplichte verzekering en de verzekerde (respectievelijk € 163,5 en € 43,9 in 2013). Volgens de aanbevelingen mogen LABA’s alleen gebruikt worden in combinatie met ICS. Het percentage van de patiënten die alleen een LABA gebruiken, is zeer laag (2% in 2013). De aanbevelingen ter zake worden dus goed nageleefd. Tussen 2008 en 2013 is er weinig veranderd wat het gebruik van geneesmiddelen tegen astma in vernevelingsvorm betreft: 2 patiënten op 10 hebben een geneesmiddel in die vorm gekregen. Het gebruik van inhalatiecorticosteroïden via verneveling, is daarentegen sterk toegenomen tijdens de bestudeerde periode. De leukotrienreceptorantagonisten (LTRA) zijn de tweede duurste groep van de geneesmiddelen tegen astma. In 2013 vertegenwoordigen ze ongeveer 20% van de totale kostprijs van de geneesmiddelen tegen astma ten laste van de verplichte verzekering en de verzekerde. Astma en allergische rhinitis gaan vaak samen. Uit onze gegevens blijkt dat meer dan de helft (53,5%) van de patiënten die regelmatig gebruik hebben gemaakt van een geneesmiddel tegen astma tussen 2008 en 2013, ook een terugbetaling ontvangen hebben voor een geneesmiddel tegen allergie/allergische rhinitis (een H1-antihistaminicum en/of corticosteroïden toegediend via de neus) gedurende hetzelfde jaar. Onafhankelijke Ziekenfondsen Geneesmiddelenconsumptie bij astma 1 Inleiding Astma is een chronische ontstekingsziekte die heel wat kinderen en volwassenen treft. In ons land zou 5 à 10% van de Belgen aan astma lijden (dit is tussen de 500.000 en 1 miljoen personen). De prevalentie van gediagnosticeerde astma zou schommelen tussen 2 à 8% (2% volgens de gegevens van de Onafhankelijke Ziekenfondsen van 2010, berekend aan de hand van de geneesmiddelenconsumptie in het kader van de behandeling van astma gedurende ten minste 90 dagen in het jaar) 1. De geneesmiddelen tegen astma zijn ingeschreven in hoofdstuk II van de lijst van de terugbetaalbare geneesmiddelen, opgenomen in bijlage van het KB van 21/12/2001. Er wordt een terugbetaling toegekend als de geneesmiddelen gebruikt worden volgens de aanbevelingen betreffende de behandeling van deze aandoening. De behandeling gebeurt in verschillende opbouwende of dalende stappen naargelang de graad van controle van astma. In geval van intermittent astma kan het gebruik van een geneesmiddel met een korte werkingsduur volstaan. Als de ziekte onvoldoende onder controle is, dan wordt een onderhoudsbehandeling opgestart. Die behandeling werkt in op de ontsteking en vermindert de bronchiale hyperreactiviteit. De inhalatiecorticosteroïden vormen gewoonlijk de basis van de onderhoudsbehandeling. De verschillende stappen in de behandeling van astma werden opgenomen in bijlage. Het doel van de studie is om de gegevens over de geneesmiddelenconsumptie bij de behandeling van chronische astma te bundelen en om na te gaan in hoeverre die geneesmiddelen voorgeschreven worden volgens de aanbevelingen, opgenomen in de bestaande terugbetalingsvoorwaarden. 1 Karakaya et al. (2013), « Concentratie van de uitgaven voor de gezondheidszorg: analyse van de terugbetalingen van de ziekteverzekering», Studie van de Onafhankelijke Ziekenfondsen, december 2013, 60 pagina's. Onafhankelijke Ziekenfondsen Geneesmiddelenconsumptie bij astma 2 1. M ethodologie De studie is gebaseerd op de terugbetalingsgegevens 2008-2013 van de Onafhankelijke Ziekenfondsen in het kader van de verplichte verzekering. Alleen de terugbetaalde geneesmiddelen die afgeleverd werden door een officina open voor het publiek werden meegerekend. De leden met een abnormaal lange hospitalisatieduur in de loop van het jaar (meer dan 40 dagen) werden niet opgenomen in de studie. In de studie werd iedere persoon van 5-45 jaar opgenomen aan wie ten minste één geneesmiddel, gebruikt wordt voor de behandeling van astma, werd afgeleverd door een openbare officina (tabel 1) tussen 2008 en 2013. Kinderen jonger dan 5 jaar hebben wij niet opgenomen omdat het, op basis van onze administratieve gegevens, niet mogelijk is om uit te maken of de betrokken geneesmiddelen wel gebruikt werden ter behandeling van astma, dan wel of ze toegediend werden in het kader van bij voorbeeld een bronchiolitis. Bij de volwassenen hebben wij de leeftijdsgroep ouder dan 45 jaar niet opgenomen om zoveel mogelijk patiënten met COPD uit te sluiten. Het is op basis van onze administratieve gegevens immers niet mogelijk om uit te maken of de betrokken geneesmiddelen dienen voor astma, dan wel voor een COPD. Zoals onderstreept door Cuerq et al. (2008)2, is het redelijk om aan te nemen dat we, door te kiezen voor de leeftijdsgroep 5-45 jaar, waarschijnlijk rekening houden met meer dan 90% van de patiënten met een astmabehandeling in de populatie van regelmatige gebruikers. In de studie baseren wij ons op het principe dat een patiënt die per jaar ten minste 3 afleveringen van geneesmiddelen tegen astma gekregen heeft, als een regelmatige gebruiker van die behandeling mag worden beschouwd. Om de zaken zo eenvoudig mogelijk te houden, zijn wij ervan uitgegaan dat alle geneesmiddelen tegen astma die terugbetaald worden door de verplichte verzekering, ook wel degelijk opgebruikt worden. Tabel 1: Geneesmiddelen die gebruikt worden voor de chronische behandeling van astma Betrokken geneesmiddelen Kortwerkende Bèta2-mimetica (SABA) Kortwerkende anticholinergica Associatie van een kortwerkend anticholinergicum, met een kortwerkend bèta2mimeticum Langwerkende bèta2-mimetica (LABA) Inhalatiecorticosteroïden en inhalatiecorticosteroïden via vernevelingsvorm Inhalatiecorticosteroïden + Langwerkend bèta2-mimeticum (LABA) Inhibitoren van de mediatorenvrijstelling (natriumcromoglicaat) Xanthinederivaten voor astma Leukotrieenreceptorantagonisten (LTRA) Weerhouden ATC-codes R03AC02 R03BB01 R03AK03(**) R03AK04(*) (**) R03AC13 R03AC12 R03BA01 R03BA02 R03BA05 R03AK07(***) R03AK06 R03BC01 R03DA04 R03DC01 2 Cuerq et al. (2008), « Remboursement de médicaments antiasthmatiques : une approche de la prévalence et du contrôle de l’asthme », CNAMTS, Points de repère numéro 24, décembre 2008, 12 pages. Onafhankelijke Ziekenfondsen Geneesmiddelenconsumptie bij astma 3 - R03DC03 (*) Behalve de volgende CNK-codes: 2547941 en 2548014 (die alleen de indicatie COPD hebben). (**) Achteraf veranderd in respectievelijk R03AL01 en R03AL02. (***) Achteraf veranderd in R03AK08 voor de combinatie formoterol/beclomethason en in R03AK11 voor de combinatie formoterol/fluticason. 2. Voornaamste resultaten van de studie De conclusies die wij trekken uit de analyse van onze administratieve gegevens, wijzen niet op significante verschillen tussen alle gebruikers van geneesmiddelen tegen astma en de regelmatige gebruikers van deze geneesmiddelen (namelijk die patiënten aan wie ten minste drie afleveringen van middelen tegen astma gebeuren in de loop van het jaar - ongeacht of het nu gaat om een monopreparaat, dan wel om een associatie). We hebben er dan ook de voorkeur aan gegeven om de voornaamste verkregen resultaten te presenteren op basis van een selectie van de regelmatige gebruikers van middelen tegen astma (vanaf de afdeling 2.5). 2.1 De prevalentie van astma en het aantal personen dat behandeld wordt met middelen tegen astma De prevalentie van astma kan bepaald worden op verschillende manieren. In onze studie werd ze berekend aan de hand van het aantal personen dat een terugbetaalde behandeling met antiastmageneesmiddelen afgeleverd kreeg. In 2013 werd de prevalentie van astma (bepaald door het gebruik van ten minste één middel tegen astma in de loop van het jaar) geraamd op 7,2% bij de leeftijdsgroep van 5-45 jaar (tabel 2). Dit percentage bedraagt 2,1%, als we gaan kijken naar de personen van 5-45 jaar, aan wie in de loop van het jaar ten minste drie geneesmiddelen tegen astma afgeleverd werden (de regelmatige gebruikers, tabel 3). Deze percentages zijn relatief stabiel gebleven tussen de jaren 2008 en 2013. De prevalentie van astma is het hoogst bij personen in de leeftijdsgroep van 40-45 jaar en het is ook in die groep dat de stijging van de prevalentie het grootst is tussen 2008 en 2013. De prevalentie van astma was daarentegen het kleinst bij kinderen in de leeftijdsgroep van 5-11 jaar in 2013. Onze gegevens wijzen op een fikse daling van de prevalentie in die leeftijdsgroep tussen 2008 en 2013. Tabel 2: Prevalentie van personen die gebruik maken van een middel tegen astma 2008 2009 2010 2011 2012 2013 5-11 jaar 7,9% 8,3% 6,7% 6,1% 5,1% 4,0% 12-19 jaar 6,2% 6,9% 6,4% 6,5% 6,7% 6,7% 20-29 jaar 5,0% 5,3% 5,1% 5,4% 5,5% 5,3% 30-39 jaar 6,6% 7,0% 6,9% 7,2% 7,3% 7,0% 40-45 jaar 8,4% 9,7% 10,2% 11,7% 12,9% 13,7% Totaal 6,7% 7,3% 6,9% 7,2% 7,4% 7,2% Tabel 3: Prevalentie van personen aan wie in de loop van het jaar ten minste drie middelen tegen astma afgeleverd werden (= de regelmatige gebruikers) 2008 2009 2010 Onafhankelijke Ziekenfondsen 2011 2012 2013 Geneesmiddelenconsumptie bij astma 4 5-11 jaar 2,8% 2,7% 2,1% 1,8% 1,5% 1,1% 12-19 jaar 2,1% 2,2% 2,0% 1,9% 2,1% 1,9% 20-29 jaar 1,4% 1,5% 1,4% 1,4% 1,5% 1,4% 30-39 jaar 1,9% 2,0% 1,9% 2,0% 2,0% 1,9% 40-45 jaar 2,8% 3,3% 3,6% 4,2% 4,7% 4,9% Totaal 2,1% 2,3% 2,1% 2,2% 2,3% 2,1% Uit de tabellen 4 en 5 blijkt dat meer dan de helft van de personen die (al dan niet regelmatig) gebruik maken van middelen tegen astma, zich in de leeftijdsgroep 30-45 jaar bevonden in 2013. Bij de regelmatige gebruikers van middelen tegen astma waren 6 van de 10 personen tussen 30 en 45 jaar in 2013. Tabel 4 toont een stijging aan met 15% van het aantal personen die een middel tegen astma gebruikt hebben tussen 2008 en 2013. Als we per leeftijdsgroep opsplitsen, dan stellen we in die periode enkel een daling vast bij de leeftijdsgroep van 5-11 jaar (-45,4%). Bij de andere leeftijdsgroepen schommelt de stijging tussen +17,5% (12-19 jaar) en +36,8% (30-45 jaar). Dezelfde vaststellingen kunnen gedaan worden als we gaan kijken naar de regelmatige gebruikers (personen aan wie ten minste drie geneesmiddelen tegen astma afgeleverd werden in de loop van het jaar) (tabel 5). We stellen namelijk in het algemeen een stijging vast van het aantal personen dat geregeld geneesmiddelen tegen astma gebruikt (+8,4%), en tegelijk een fikse daling in de leeftijdsgroep van 5-11 jaar (-59,3%) en een opmerkelijke stijging in de leeftijdsgroep van 30-45 jaar (+42,6%). We kunnen verschillende hypothesen vooropstellen voor wat betreft deze daling van de prevalentie bij jonge kinderen : het zou kunnen dat de patiëntjes over het algemeen beter gecontroleerd zijn, waardoor het globaal gebruik afneemt, of dat het gebruik van bronchodilatatoren en inhalatiecorticoïden wordt voorbehouden aan kinderen die echt lijden aan astma en minder wordt voorgeschreven voor de behandeling van acute luchtweginfecties, of dat een toegenomen voorzichtigheid is om deze geneesmiddelen bij astma te gebruiken bij jonge kinderen. Maar verder onderzoek is nodig om een antwoord te vinden op deze vaststelling. Tabel 4: Het aantal personen dat gebruik maakt van een middel tegen astma N % N % N % N % N % N % 13.803 19,1 14.862 18,5 12.217 15,7 11.142 13,6 9.531 11,3 7.539 9,0 Relatieve schommeling (2008-2013) -45,4% 12-19 jaar 12.022 16,6 13.872 17,3 13.029 16,8 13.297 16,2 13.965 16,5 14.120 16,9 17,5% 20-29 jaar 11.946 16,5 13.188 16,4 12.897 16,6 14.007 17,1 14.740 17,4 14.485 17,4 21,3% 30-45 jaar 34.589 47,8 38.486 47,9 39.612 50,9 43.564 53,1 46.382 54,8 47.333 56,7 36,8% 72.360 100,0 80.408 100,0 77.755 100,0 82.010 100,0 84.618 100,0 83.477 100,0 15,4% 2008 5-11 jaar Totaal 2009 2010 2011 2012 2013 Tabel 5: Het aantal personen met ten minste drie afleveringen van middelen tegen astma in de loop van het jaar 2008 N 2009 % N Onafhankelijke Ziekenfondsen 2010 % N 2011 % N 2012 % N 2013 % N % Geneesmiddelenconsumptie bij astma Relatieve schommeling 5 (2008-2013) 5-11 jaar 4.921 21,4 4.881 19,6 3.884 16,2 3.360 13,5 2.847 10,9 2.003 8,0 -59,3% 12-19 jaar 4.085 17,8 4.345 17,5 3.972 16,6 3.956 16,0 4.276 16,4 4.023 16,2 -1,5% 20-29 jaar 3.408 14,8 3.738 15,0 3.600 15,0 3.745 15,1 4.041 15,5 3.823 15,4 12,2% 30-45 jaar 10.555 46,0 11.903 47,9 12.513 52,2 13.740 55,4 14.931 57,2 15.052 60,4 42,6% 22.969 100,0 24.867 100,0 23.969 100,0 24.801 100,0 26.095 100,0 24.901 100,0 8,4% Totaal Uit tabel 6 blijkt dat bijna 1 persoon op 3 die een behandeling met middelen tegen astma volgt, die geneesmiddelen ook regelmatig gebruikt (ten minste 3 afleveringen in de loop van het jaar). Er zijn geen significante schommelingen van dit cijfer tussen 2008 en 2013. Toch stellen we een niet onaanzienlijke daling vast van de regelmatige gebruikers van middelen tegen astma in de jongste leeftijdsgroepen (van 5-11 jaar en van 12-19 jaar). Bij 70% van de bestudeerde patiënten (73,4% in de leeftijdsgroep van 5-11 jaar) wordt het geneesmiddel maar 1 à 2 keer per jaar afgeleverd, wat zou kunnen wijzen op een intermittent gebruik van de medicatie, bijvoorbeeld bij de lichtste vormen van astma. Tabel 6: Het aandeel van de personen die ten minste drie afleveringen van geneesmiddelen tegen astma gehad hebben in de loop van het jaar (= de regelmatige gebruikers) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 % % % % % % 5-11 jaar 35,7 32,8 31,8 30,2 29,9 26,6 12-19 jaar 34,0 31,3 30,5 29,8 30,6 28,5 20-29 jaar 28,5 28,3 27,9 26,7 27,4 26,4 30-45 jaar 30,5 30,9 31,6 31,5 32,2 31,8 Totaal 31,7 30,9 30,8 30,2 30,8 29,8 2.2 Het aantal voorschriften van geneesmiddelen tegen astma We analyseerden ook de evolutie van het aantal voorschriften van geneesmiddelen tegen astma tussen 2008 en 2013 (tabellen 7 en 8). Bij de berekening van het aantal voorschriften werd beslist om de vaste associaties (combinatie van twee geneesmiddelen in één specialiteit) als twee afzonderlijke voorschriften te beschouwen. Zoals in het geval van het aantal personen dat behandeld wordt met geneesmiddelen tegen astma (zie hoger), zien we dat vooral in de uiterste leeftijdsgroepen (die van 5-11 jaar en die van 30-45 jaar) de schommelingen het grootst zijn tussen 2008 en 2013. Het totale aantal voorschriften van geneesmiddelen tegen astma daalt met meer dan 60% in de leeftijdsgroep van 5-11 jaar, terwijl het stijgt met 30% in de groep van de gebruikers van 30-45 jaar. Tabel 7: Het totale aantal voorschriften van middelen tegen astma 2008 2009 2010 N % N % N % N 5-11 jaar 57.530 16,2 55.137 14,5 40.127 11,2 12-19 jaar 54.037 15,3 58.281 15,3 50.479 14,0 Onafhankelijke Ziekenfondsen % N 29.739 7,4 21.388 5,6 Relatieve schommeling (2008-2013) -62,8% 53.427 13,4 50.010 13,2 -7,5% 2011 2012 % N 35.218 9,3 50.441 13,3 2013 Geneesmiddelenconsumptie bij astma % 6 20-29 jaar 54.976 15,5 58.993 15,5 55.562 15,4 58.932 15,6 62.423 15,6 57.906 15,2 5,3% 30-45 jaar 187.492 53,0 208.769 54,8 213.567 59,4 233.652 61,8 254.433 63,6 250.802 66,0 33,8% Totaal 354.035 100,0 381.180 100,0 359.735 100,0 378.243 100,0 400.022 100,0 380.106 100,0 7,4% Tabel 8: Het totale aantal voorschriften van middelen tegen astma bij de regelmatige gebruikers N % N % N % N % N % N % Relatieve schommeling (2008-2013) 5-11 jaar 43.301 16,0 39.408 13,7 26.897 10,1 22.857 8,3 19.162 6,5 12.698 4,6 -70,7% 12-19 jaar 40.483 15,0 42.219 14,7 34.696 13,1 33.971 12,3 36.180 12,3 32.247 11,8 -20,3% 20-29 jaar 40.421 14,9 42.780 14,9 39.031 14,7 40.505 14,7 42.941 14,6 38.516 14,1 -4,7% 30-45 jaar 146.478 54,1 162.571 56,6 164.469 62,0 178.556 64,7 195.584 66,6 190.141 69,5 29,8% Totaal 270.683 100,0 286.978 100,0 265.093 100,0 275.889 100,0 293.867 100,0 273.602 100,0 1,1% 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Wij stellen een daling vast van het gemiddelde aantal voorschriften van middelen tegen astma per patiënt in de bestudeerde periode (-6,8% tussen 2008 en 2013 – tabel 9), ongeacht de leeftijdsgroep. De sterkste relatieve daling van het gemiddelde aantal voorschriften van middelen tegen astma zien we bij de leeftijdsgroep van 5-11 jaar (-28% tussen 2008 en 1013). Tabel 9: Het gemiddelde aantal voorschriften van middelen tegen astma bij de regelmatige gebruikers 2008 2009 2010 2011 2012 2013 5-11 jaar 8,8 8,1 6,9 6,8 6,7 6,3 Relatieve schommeling (2008-2013) -28,0% 12-19 jaar 9,9 9,7 8,7 8,6 8,5 8,0 -19,1% 20-29 jaar 11,9 11,4 10,8 10,8 10,6 10,1 -15,1% 30-45 jaar 13,9 13,7 13,1 13,0 13,1 12,6 -9,0% Totaal 11,8 11,5 11,1 11,1 11,3 11,0 -6,8% 2.3 Voorschriften van middelen tegen astma naargelang de kwalificatie/specialisatie van de voorschrijver Drie op de vier voorschriften van middelen tegen astma worden opgemaakt door een huisarts, één op vier door een specialist (tabel 10). Tussen 2008 en 2013, stellen we geen significante schommelingen vast. Tabel 10: Het aantal voorschriften van middelen tegen astma bij de regelmatige gebruikers 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2008-2013 N % N % N % N % N % N % N % Huisarts 199.752 73,8 212.818 74,2 201.336 75,9 210.282 76,2 224.738 76,5 209.567 76,6 1.258.493 75,5 Specialist 69.164 25,6 72.805 25,4 62.379 23,5 64.117 23,2 67.610 23,0 63.013 23,0 399.088 24,0 Onbekend 1.767 0,7 1.355 0,5% 1.378 0,5 1.490 0,5 1.519 0,5 1.022 0,4 8.531 0,5 Totaal 270.683 100,0 286.978 100,0 265.093 100,0 275.889 100,0 293.867 100,0 273.602 100,0 1.666.112 100,0 Onafhankelijke Ziekenfondsen Geneesmiddelenconsumptie bij astma 7 Als we de specialiteit van de voorschrijvers van dichterbij gaan bekijken, dan stellen we vast dat meer dan 70% van de voorschriften door specialisten opgemaakt wordt door een pneumoloog of een pediater (tabel 11). In de loop van de bestudeerde jaren, blijkt het aandeel van de pneumologen de hoogte in te gaan, terwijl dit van de pediaters en de internisten daalt. Tabel 11: Verdeling van de voorschriften van middelen tegen astma bij de regelmatige gebruikers Specialisatie van de voorschrijvers 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Pneumologie 35,1% 37,6% 39,1% 42,8% 47,7% 51,2% Pediatrie 35,7% 31,9% 28,1% 25,6% 22,8% 20,2% Inwendige geneeskunde 11,9% 11,8% 11,4% 10,9% 8,4% 6,1% Otorinolaryngologie 3,3% 3,6% 4,0% 3,8% 3,9% 4,6% Psychiatrie 3,1% 3,1% 3,3% 3,2% 3,1% 3,7% Andere 10,9% 12,0% 14,1% 13,7% 14,1% 14,2% Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 2.4 Gebruik van een kortwerkende bronchodilatator en/of een onderhoudsbehandeling 2.4.1. Bronchodilatator met een korte werkingsduur Door de astma te behandelen met een kortwerkende bronchodilatator voor inhalatie , wil men de symptomen van astma onderdrukken. Ze worden gebruikt als er hinderlijke symptomen zijn, en bij een echte astmacrisis. Ze kunnen de enige behandeling zijn bij patiënten met intermittente astma. Wij hebben het gebruik van de volgende bronchodilatatoren met een korte werkingsduur onderzocht: kortwerkende bèta2-mimetica, kortwerkende anticholinergica en associaties van de twee. 2.4.1.1. Het aantal astmapatiënten dat gebruik maakt van een kortwerkende bronchodilatator Tussen 2008 en 2013 is het aantal personen dat gebruik maakt van een kortwerkende bronchodilatator, met de helft gedaald in de leeftijdsgroep van 5-11 jaar, maar tegelijk ook met 35% gestegen in de leeftijdsgroep van 30-45 jaar. Bij de andere leeftijdsgroepen, is de schommeling niet significant in de bestudeerde periode (tabel 12). Tabel 12: Het aantal personen dat gebruik maakt van ten minste één kortwerkende bronchodilatator bij de regelmatige gebruikers van middelen tegen astma 2008 2009 2010 2011 2012 2013 N % N % N % N % N % N % 5-11 jaar 3.458 22,2 3.410 20,6 2.812 17,7 2.550 15,3 2.119 12,2 1.520 9,3 12-19 jaar 2.466 15,9 2.647 16,0 2.448 15,4 2.564 15,4 2.756 15,8 2.588 15,8 20-29 jaar 2.371 15,2 2.527 15,2 2.410 15,1 2.457 14,8 2.657 15,2 2.467 15,1 30-45 jaar 7.263 46,7 8.003 48,2 8.241 51,8 9.057 54,5 9.892 56,8 9.805 59,9 Totaal 15.558 100,0 16.587 100,0 15.911 100,0 16.628 100,0 17.424 100,0 16.380 100,0 Onafhankelijke Ziekenfondsen Geneesmiddelenconsumptie bij astma 8 Een stijgend gebruik van de kortwerkende bronchodilatatoren kan erop wijzen dat de astma niet genoeg onder controle is en dat het noodzakelijk is om een anti-inflammatoire behandeling op te starten of om de bestaande onderhoudsbehandeling te herbekijken3. Daarom mag de periode waarin de kortwerkende bronchodilatatoren herhaaldelijk gebruikt mogen worden, volgens de terugbetalingsvoorwaarden, een ononderbroken tijdvak van acht weken niet overschrijden. Met onze administratieve gegevens kunnen we evenwel niet nagaan of die voorwaarde wel nageleefd wordt zoals het hoort. Uit gesprekken met experten ter zake is gebleken dat het redelijk is om aan te nemen dat een gebruik van die geneesmiddelen gedurende ten minste 180 dagen in de loop van het jaar, zou kunnen wijzen op een ontoereikende controle van de astma. Het aantal personen dat ten minste 180 dagen gebruik heeft gemaakt van kortwerkende bronchodilatatoren in de loop van het jaar, stijgt mettertijd (tabel 13). Het gaat van 2.203 in 2008 naar 2.307 in 2013, dit is een stijging met 5% in die periode. De stijging blijft evenwel beperkt tot de leeftijdsgroep van 30-45 jaar, wat erop kan wijzen dat de controle van de aandoening bij die leeftijdsgroep te wensen overlaat. Bij de ‘grote gebruikers’ van kortwerkende bronchodilatatoren, zijn het vooral patiënten in de leeftijdsgroep van 30-45 jaar die geregeld gebruik maken van dergelijke geneesmiddelen (79,4% in 2013). Dit regelmatig gebruik is het laagst bij de leeftijdsgroep van 5-11 jaar (1,3% in 2013). Tabel 13: Het aantal personen dat gebruik heeft gemaakt van kortwerkende bronchodilatatoren gedurende een periode van ten minste 180 dagen in de loop van het jaar (180DDD’s) bij de regelmatige gebruikers van middelen tegen astma 2008 2009 2010 2011 2012 2013 N % N % N % N % N % N % 5-11 jaar 129 5,9 97 4,3 80 3,6 58 2,6 47 2,0 31 1,3 12-19 jaar 177 8,0 187 8,4 149 6,6 150 6,6 152 6,3 128 5,6 20-29 jaar 407 18,5 391 17,5 349 15,6 366 16,1 356 14,9 317 13,7 30-45 jaar 1.490 67,6 1.564 69,9 1.665 74,2 1.702 74,8 1.843 76,9 1.831 79,4 Totaal 2.203 100,0 2.239 100,0 2.243 100,0 2.276 100,0 2.398 100,0 2.307 100,0 2.4.1.2. Het percentage van de astmapatiënten die gebruik maken van een kortwerkende bronchodilatator Twee derde van de patiënten die gebruik maken van geneesmiddelen tegen astma, gebruiken ten minste één kort werkende bronchodilatator per jaar en 9 gebruikers op de 100 gebruiken die kortwerkende bronchodilatator gedurende ten minste 180 dagen (tabel 14). Deze cijfers schommelen niet tussen 2008 en 2013 (wij beperken ons dus tot de voorstelling van de gegevens betreffende het jaar 2013). Kinderen uit de leeftijdsgroep van 5-11 jaar maken vaker gebruik van een kortwerkende bronchodilatator, maar dan in kleinere hoeveelheden (uitgedrukt in DDD’s). 3 http://www.farmamozaiek.be/farmamozaiek/?q=node/1941 Onafhankelijke Ziekenfondsen Geneesmiddelenconsumptie bij astma 9 Tabel 14: Het aandeel van de personen die ten minste één kortwerkende bronchodilatator gebruikt hebben of die dat gedurende ten minste 180 dagen gedaan hebben in het jaar (180DDD’s) bij de regelmatige gebruikers van middelen tegen astma in 2013 (in %) Leeftijd >= 1 dag >= 180 dagen 5-11 jaar 75,9% 1,5% 12-19 jaar 64,3% 3,2% 20-29 jaar 64,5% 8,3% 30-45 jaar 65,1% 12,2% Totaal 65,8% 9,3% 2.4.2. Onderhoudsbehandeling Als de ziekte onvoldoende onder controle gehouden kan worden met kortwerkende geneesmiddelen, dan begint men met een onderhoudsbehandeling. Het gaat hier heel vaak om een combinatiebehandeling van meerdere middelen. 2.4.2.1. Aantal en aandeel van de gebruikers van een onderhoudsbehandeling Iets meer dan de helft van de regelmatige gebruikers van middelen tegen astma krijgen een onderhoudsbehandeling, ongeacht de leeftijdsgroep (tabel 15). Bij kinderen in de leeftijdsgroep van 5-11 jaar wordt vaker een onderhoudsbehandeling ingesteld dan bij de andere leeftijdsgroepen. Van 2008-2013, varieerde het aandeel van de gebruikers van een onderhoudsbehandeling opvallend bij de jongste leeftijdsgroepen (die van 5-11 jaar en die van 12-19 jaar), terwijl de stijging zeer gering was bij de groep in zijn geheel. Tabel 15: Het aantal en het aandeel van de personen die gebruik maken van een onderhoudsbehandeling bij de regelmatige gebruikers van middelen tegen astma 2008 2009 2010 2011 2012 2013 N % N % N % N % N % N % 5-11 jaar 2.610 53,0 2.722 55,8 2.276 58,6 2.096 62,4 1.742 61,2 1.280 63,9 12-19 jaar 1.955 47,9 2.117 48,7 1.946 49,0 2.105 53,2 2.295 53,7 2.138 53,1 20-29 jaar 1.856 54,5 2.005 53,6 1.889 52,5 1.999 53,4 2.184 54,0 2.014 52,7 30-45 jaar 5.680 53,8 6.407 53,8 6.679 53,4 7.403 53,9 8.180 54,8 8.172 54,3 Totaal 12.101 52,7 13.251 53,3 12.790 53,4 13.603 54,8 14.401 55,2 13.604 54,6 2.4.2.2. Het gebruik van zowel een kortwerkende bronchodilatator als een onderhoudsbehandeling. Uit tabel 16 blijkt dat 12 à 13% van de patiënten (ongeveer één patiënt op 8) die gebruik maken van een onderhoudsbehandeling, ook een hoge consumptie hebben van kortwerkende bronchodilatatoren ( >= 180 DDD’s). Dit percentage stijgt aanzienlijk, naarmate men ouder wordt. Tabel 16: Het aandeel van de personen (regelmatige gebruikers) die gebruik maken van kortwerkende bronchodilatatoren gedurende ten minste 180 dagen in de loop van het jaar (180DDD’s) én van een onderhoudsbehandeling op het geheel van de gebruikers van een onderhoudsbehandeling Onafhankelijke Ziekenfondsen Geneesmiddelenconsumptie bij astma 10 5-11 jaar 2008 2009 2010 2011 2012 2013 4,1 2,7 2,7 2,4 2,3 2,0 12-19 jaar 6,6 6,6 5,7 5,6 5,3 5,0 20-29 jaar 16,3 13,8 12,9 13,2 12,4 11,1 30-45 jaar 19,1 17,9 18,1 16,4 16,6 16,7 Totaal 13,4 12,3 12,7 12,1 12,4 12,6 2.5 Gebruik van een bèta2-mimeticum met een lange werking en/of geïnhaleerde corticosteroïden In gevallen van ernstige astma wordt nog een bijkomend geneesmiddel toegevoegd aan de onderhoudsbehandeling op basis van corticosteroïden, bijvoorbeeld een bèta2-mimeticum met een lange werkingsduur. Volgens de aanbevelingen, mogen langwerkende bèta2-mimetica (LABA) alleen maar gebruikt worden in combinatie met inhalatiecorticosteroïden (ICS). Op de tabellen 17 en 18 zien we het aantal en het aandeel van de personen die gebruik maken van een LABA en/of een inhalatiecorticosteroïde. Het aantal patiënten dat alleen gebruik maakt van een LABA, ging in dalende lijn tussen 2008 en 2013. Het aantal personen dat gebruik maakt van een combinatie van die geneesmiddelen (een losse of een vaste associatie) is daarentegen gestegen in diezelfde periode. Als we gaan kijken naar het percentage van de patiënten dat enkel een LABA neemt, onder de patiënten die gebruik maken van een LABA en/of een ICS, dan stellen we vast dat dit percentage al zeer laag was in 2008 (3%) en in de volgende vijf jaar nog gedaald is (om uit te komen op 2% in 2013) (tabel 18). Hieruit blijkt dat de aanbevelingen wel degelijk nageleefd worden, ongeacht de leeftijdsgroep. Tabel 17: Het aantal personen dat ten minste één LABA en/of een inhalatiecorticosteroïde gebruikt (met inbegrip van de vaste associaties) 2008 Alleen een corticosteroïde Alleen een LABA Een corticosteroïden en een LABA Totaal 2009 2010 2011 2012 2013 N % N % N % N % N % N % 7.310 39,9 8.006 39,5 7.105 35,6 7.319 34,7 7.440 33,3 6.712 31,4 349 1,9 370 1,8 326 1,6 296 1,4 310 1,4 285 1,3 10.671 58,2 11.869 58,6 12.512 62,7 13.458 63,9 14.587 65,3 14.347 67,2 18.330 100,0 20.245 100,0 19.943 100,0 21.073 100,0 22.337 100,0 21.344 100,0 Tabel 18: Het aantal en het aandeel van de personen die ten minste één LABA en/of een inhalatiecorticosteroïde gebruiken (met inbegrip van de vaste associaties), per leeftijdsgroep Jaar Alleen: inhalatiecorticosteroïden 2008 2009 N 7.310 8.006 Onafhankelijke Ziekenfondsen LABA N 349 370 Tegelijk: Tegelijk: Alleen: inhalatie corticosteroïden en LABA inhalatiecorticosteroïden en LABA bij de gebruikers van LABA LABA bij de gebruikers van LABA % 97% 97% % 3% 3% N 10.671 11.869 Totaal N 18.330 20.245 Geneesmiddelenconsumptie bij astma 11 2010 2011 2012 2013 7.105 7.319 7.440 6.712 326 296 310 285 12.512 13.458 14.587 14.347 19.943 21.073 22.337 21.344 97% 98% 98% 98% 3% 2% 2% 2% 2.6 Gebruik van geneesmiddelen tegen astma, rekening houdend met het aantal afleveringen en DDD’s 2.6.1 Evolutie van het aantal afleveringen en het aantal DDD’s Uit tabel 19 blijkt een daling van het totale aantal afgeleverde geneesmiddelen tegen astma4 tussen 2008 en 2013, ondanks een stijging van het aantal DDD’s en van het aantal personen dat gebruik maakt van dergelijke geneesmiddelen. Dit vertaalt zich natuurlijk in een daling van het gemiddelde aantal afleveringen per behandelde persoon. Het gemiddelde aantal DDD’s per behandelde persoon is tussen 2008 en 2013 daarentegen gestegen (met 24 DDD’s). We mogen dus aannemen dat de afleveringen evolueren naar ‘grotere verpakkingen’ (dit punt werd evenwel niet geverifieerd). De bèta2-mimetica met een korte werkingsduur (SABA) werden gebruikt door 48% van de personen die een behandeling tegen astma gekregen hebben in het jaar 2008. In 2010 is het percentage lichtjes gedaald (47%), in 2013 was het 46%. Het aantal afleveringen en het aantal DDD’s zijn eveneens uitermate stabiel gebleven tussen 2008 en 2013. Een andere vaststelling is de opmerkelijke daling (in aantal betrokken personen, totaal aantal afleveringen en totaal aantal DDD’s) tussen 2008 en 2013 van het gebruik van de langwerkende bèta2-mimetica en van de inhalatiecorticosteroïden (met uitsluiting van de inhalatiecorticosteroïden via verneveling). Tegelijkertijd stellen we een stijging vast van het gebruik van de vaste associaties van inhalatiecorticosteroïden met langwerkende bèta2-mimetica. De laatste jaren werden meer en meer associaties op de markt gebracht. Het zijn deze vaste associaties die het vaakst voorgeschreven worden. In 2008 maakte 52% van de personen die behandeld werden tegen astma, gebruik van dergelijke associaties. Dit percentage bedroeg 59% in 2010 en 66% in 2013. Wij stellen dezelfde evolutie vast op vlak van het aantal afleveringen en het aantal DDD’s voor deze vaste associaties tussen 2008 en 2013. Wat het gebruik van de inhalatiecorticosteroïden via verneveling betreft (aantal betrokken personen, totaal aantal leveringen en totaal aantal DDD’s), moet worden opgemerkt dat er een fikse stijging was tijdens de bestudeerde periode. De leukotrieenreceptorantagonisten (LTRA) werden twee keer minder vaak afgeleverd in 2013 dan in 2008, hoewel het totale aantal DDD’s anderhalve keer hoger was in 2013 dan in 2008. Met andere woorden, het ziet er naar uit dat deze geneesmiddelen in 2013 in grotere verpakkingen afgeleverd worden dan in 2008. De leukotrieenreceptorantagonisten verklaren trouwens voor een groot deel de hierboven beschreven evolutie, namelijk de daling van het totale aantal afleveringen van geneesmiddelen tegen astma tussen 2008 en 2013, ondanks een stijging van het aantal DDD’s en van de personen die gebruik maken van middelen tegen astma. 4 Een aflevering die een combinatie is van twee geneesmiddelen binnen dezelfde specialiteit wordt één keer meegerekend. Onafhankelijke Ziekenfondsen Geneesmiddelenconsumptie bij astma 12 Een andere belangrijke opmerking, die evenwel niet blijkt uit tabel 19, is dat helemaal niemand die gebruik maakt van een leukotrieenreceptorantagonist (LTRA) alleen dat geneesmiddel gebruikt. Tabel 19: Het aantal betrokken personen en het totale en gemiddelde aantal van de afleveringen en de gebruiksdagen (gemeten in DDD’s) voor de 10 groepen van geneesmiddelen tegen astma Kortwerkende bèta2-mimetica (SABA) Kortwerkende anticholinergica Associatie van een kortwerkend anticholinergicum met een kortwerkend bèta2-mimeticum Langwerkende bèta2-mimetica (LABA) Inhalatiecorticosteroïde (met uitsluiting van de inhalatiecorticosteroïden via verneveling) Inhalatiecorticosteroïde, via vernevelingsvorm Inhalatiecorticosteroïden + Langwerkend bèta2-mimeticum Inhibitoren van de mediatorenvrijstelling (natriumcromoglicaat) Xanthinederivaat voor astma Leukotrieenreceptorantagonisten (LTRA) Totaal Onafhankelijke Ziekenfondsen Aantal betrokken personen Totaal aantal afleveringen Totaal aantal DDD’s Gemiddeld aantal DDD’s per persoon 850.415 861.235 856.035 175.951 158.051 139.800 734.085 797.103 839.809 128.768 113.138 92.753 570.390 480.153 Gemiddeld aantal afleveringen, per persoon 3,3 3,3 3,3 1,8 1,7 1,7 4,6 4,8 4,8 4,0 4,1 4,0 2,4 2,4 2008 2010 2013 2008 2010 2013 2008 2010 2013 2008 2010 2013 2008 2010 11.093 11.203 11.409 3.184 2.988 2.792 5.349 5.512 5.860 1.112 943 782 7.915 6.551 36.307 37.381 37.131 5.663 5.110 4.608 24.791 26.563 28.246 4.471 3.909 3.146 19.347 15.684 2013 5.406 12.163 400.775 2,2 74,1 2008 2010 2013 2008 2010 2013 2008 2010 2013 2008 2010 2013 2008 2010 2013 2008 2010 2013 216 1.547 2.266 11.991 14.235 16.430 979 666 403 377 351 301 6.881 7.867 7.912 22.969 23.969 24.901 698 2.947 4.076 51.655 59.628 67.226 1.780 1.191 762 1.467 1.412 1.247 43.858 23.803 18.451 190.037 177.628 177.056 8.433 34.706 46.646 1.554.540 1.831.820 2.180.720 22.928 15.356 9.832 79.840 76.890 67.493 980.090 1.466.241 1.496.998 5.105.439 5.834.692 6.130.860 3,2 1,9 1,8 4,3 4,2 4,1 1,8 1,8 1,9 3,9 4,0 4,1 6,4 3,0 2,3 8,3 7,4 7,1 39,0 22,4 20,6 129,6 128,7 132,7 23,4 23,1 24,4 211,8 219,1 224,2 142,4 186,4 189,2 222,3 243,4 246,2 Geneesmiddelenconsumptie bij astma 76,7 76,9 75,0 55,3 52,9 50,1 137,2 144,6 143,3 115,8 120,0 118,6 72,1 73,3 13 In 2013 bedroeg het gemiddelde aantal afleveringen per behandelde persoon 7,1 en bedroeg het gemiddelde aantal DDD’s per behandelde persoon 246 (dit betekent dat gemiddeld gedurende 246 dagen geneesmiddelen tegen astma gebruikt werden in 2013). 2.6.2. Evolutie van het aantal en het percentage van de patiënten, rekening houdend met het aantal afleveringen en de gebruiksduur Tabel 20 geeft de evolutie weer van het aantal en het aandeel van de personen die geneesmiddelen tegen astma innemen, rekening houdend met het aantal leveringen (1 of 2 vs >=3) en het aantal gebruiksdagen (<=90 vs >90) in de loop van het jaar. De vaste associaties van inhalatiecorticosteroïden met langwerkendebèta2-mimetica, worden meestal ten minste drie keer per jaar afgeleverd aan de patiënt. Het aantal patiënten dat deze geneesmiddelen ten minste drie keer per jaar ontvangt, is trouwens bijna dubbel zo groot dan het aantal patiënten die dergelijke geneesmiddelen één à twee keer per jaar ontvangen. Bijna de helft van de personen die gebruik maken van deze geneesmiddelen, gebruiken deze overigens gedurende ten minste 90 dagen van het jaar. We mogen dus stellen dat bijna de helft van de personen die behandeld worden met een vaste associatie, die geneesmiddelen lange tijd toegediend krijgen. Deze verhouding verandert niet in de tijd. Voor wat betreft de kortwerkende bèta2-mimetica (SABA), een andere vaak voorgeschreven groep van de geneesmiddelen tegen astma, mogen we stellen dat die geneesmiddelen meestal één à twee keer per jaar afgeleverd worden. Het aantal patiënten dat die geneesmiddelen één à twee keer per jaar ontvangt, is immers bijna dubbel zo hoog als het aantal patiënten dat dergelijke geneesmiddelen ten minste drie keer per jaar ontvangt. Bijna drie personen op vier gebruiken deze geneesmiddelen overigens gedurende een periode van minder dan 90 dagen in de loop van het jaar. Tabel 20: Aantal en aandeel van de betrokken personen, rekening houdend met het aantal leveringen en gebruiksdagen (gemeten in DDD’s) voor de 10 groepen van geneesmiddelen tegen astma 2008 Levering 2010 DDD DDD DDD 1 of 2 >= 3 > 90 1 of 2 >= 3 > 90 1 of 2 >= 3 <= 90 7.039 4.054 8.586 2.507 7.122 4.081 8.716 2.487 7.274 4.135 8.835 2.574 % 30,6 17,6 37,4 10,9 29,7 17,0 36,4 10,4 29,2 16,6 35,5 10,3 N 2.748 436 2.777 407 2.644 344 2.664 324 2.511 281 2.525 267 % Associatie van een N kortwerkend anticholinergicum met een kortwerkend bèta2% mimeticum N Langwerkende bèta2mimetica % 12,0 1,9 12,1 1,8 11,0 1,4 11,1 1,4 10,1 1,1 10,1 1,1 3.340 2.520 3.615 2.245 Kortwerkende anticholinergica 3.175 2.174 3.452 1.897 3.141 <= 90 Levering N Kortwerkende bèta2mimetica (SABA) <= 90 Levering 2013 2.371 3.400 2.112 > 90 13,8 9,5 15,0 8,3 13,1 9,9 14,2 8,8 13,4 10,1 14,5 9,0 520 592 667 445 431 512 563 380 350 432 453 329 2,3 2,6 2,9 1,9 1,8 2,1 2,3 1,6 1,4 1,7 1,8 1,3 3.855 1.551 Inhalatiecorticosteroïde (met uitsluiting van de inhalatiecorticosteroïden via verneveling) N 5.313 2.602 5.851 2.064 4.496 % 23,1 11,3 25,5 9,0 18,8 8,6 20,0 7,4 15,5 6,2 15,6 6,1 Inhalatiecorticosteroïde, N 177 39 199 17 1.391 156 1.509 38 2.072 194 2.223 43 Onafhankelijke Ziekenfondsen 2.055 4.788 1.763 Geneesmiddelenconsumptie bij astma 3.888 1.518 14 via vernevelingsvorm % 0,8 Inhalatiecorticosteroïden + Langwerkend bèta2mimeticum Inhibitoren van de mediatorenvrijstelling (natriumcromoglicaat) N 4.172 7.819 6.153 5.838 5.178 9.057 7.445 6.790 5.903 % 18,2 34,0 26,8 25,4 21,6 37,8 31,1 28,3 23,7 42,3 33,1 32,9 N 824 155 949 30 573 93 644 22 337 66 389 14 % 3,6 0,7 4,1 0,1 2,4 0,4 2,7 0,1 1,4 0,3 1,6 0,1 N 204 173 181 196 171 180 162 189 132 169 119 182 % 0,9 0,8 0,8 0,9 0,7 0,8 0,7 0,8 0,5 0,7 0,5 0,7 N 1.618 % 7,0 Xanthinederivaat voor astma Leukotrieen receptorantagonisten (LTRA) 0,2 0,9 0,1 5,8 0,7 6,3 0,2 8,3 0,8 3.680 4.187 1.836 6.031 4.578 3.334 22,9 15,4 17,5 18,4 13,4 17,0 7,7 25,2 1.320 6.592 5,3 2.7 Gebruik van inhalatievormen via verneveling en andere inhalatievormen De geneesmiddelen gebruikt bij astma bestaan in veschillende farmaceutische vormen en toedieniengsvormen: doseeraerosols met of zonder expansiekamer, poederinhalatoren, oplossingen of suspensies voor verneveling etc. De arts zal de meest aangepaste vorm kiezen en zo optimaal mogelijke longdepositie te verkrijgen. Menmaakt bij voorkeur gebruik van doseeraërosols (met of zonder expansiekamer) of poederinhalatoren. Verneveling wordt niet aangeraden, behalve bij zeer jonge kinderen of bij een zware astmacrisis. Volgens de aanbevelingen van hoofdstuk II, worden de vernevelingsvormen enkel voorgeschreven bij patiënten die omwille van een gedocumenteerde geestelijke of motorische handicap, niet in staat zijn om een poederinhalator of doseeraërosol te gebruiken zoals het hoort. Met andere woorden, behalve in een aantal welbepaalde gevallen, maakt men bij voorkeur geen gebruik van inhalatie via verneveling. In het kader van deze studie kunnen wij jammer genoeg niet nagaan of deze aanbeveling wel nageleefd wordt, maar we kunnen niettemin een schatting maken van het gebruikspercentage (in DDD’s) van de vernevelingsvormen aan de hand van de geneesmiddelen tegen astma die afgeleverd worden in openbare officina's (tabel 21). Behalve de kortwerkende anticholinergica, worden de groepen van geneesmiddelen tegen astma (tabel 21) voornamelijk gebruikt in een andere inhalatievorm dan verneveling. Tussen 2008 en 2013 evolueerde het gebruik van geneesmiddelen tegen astma in de vorm van verneveling eigenlijk nauwelijks: 2 patiënten op 10 kregen een geneesmiddel in die vorm. Zoals eerder al vermeld, is het daarentegen wel zo dat het percentage van de personen die gebruik maken van corticosteroïden in de vorm van een verneveling, significant gestegen is. Tabel 21 : Het percentage van het gebruik van inhalatievormen via verneveling en van de andere inhalatievormen voor 4 groepen van geneesmiddelen tegen astma 2008 Kortwerkende bèta2mimetica (SABA) Kortwerkende anticholinergica DDD Via Andere verneveling vormen 1,7 98,3 Persoon Via Andere verneveling vormen 17,9 82,1 2010 2,1 97,9 18,2 81,8 2013 2,1 97,9 15,1 84,9 2008 86,9 13,1 90,7 9,3 2010 86,2 13,8 91,3 8,7 Onafhankelijke Ziekenfondsen Geneesmiddelenconsumptie bij astma 0,2 10.527 8.235 8.195 5.263 2.981 3.900 13,0 8,9 15 26,5 2013 78,4 21,6 86,2 13,8 Associatie van een 2008 kortwerkend anticholinergicum met een 2010 kortwerkend bèta22013 mimeticum 6,4 93,6 33,9 66,1 5,8 94,2 33,2 66,8 6,4 93,6 36,6 63,4 2008 1,5 98,5 2,7 97,3 2010 6,7 93,3 19,1 80,9 2013 10,4 89,6 29,5 70,5 2008 4,4 95,6 20,7 79,3 2010 4,0 96,0 20,1 79,9 2013 3,7 96,3 19,9 80,1 Inhalatie corticosteroïden Totaal 2.8 Uitgaven voor geneesmiddelen tegen astma die terugbetaald worden in hoofdstuk II In 2013 hebben de geneesmiddelen tegen astma € 4,4 miljoen gekost aan de ziekteverzekering en € 1,2 miljoen aan de verzekerden (tabel 26)5. Het aandeel ten laste van de verzekerde vertegenwoordigt 22% van de totale kostprijs (geen significante wijziging van dit aandeel tussen 2008 en 2013). Tabel 22: Totale en gemiddelde uitgaven ten laste van de verplichte verzekering (VP) en van de verzekerde (remgeld) voor 9 groepen van geneesmiddelen tegen astma Kortwerkende bèta2-mimetica (SABA) Kortwerkende anticholinergica Associatie van een kortwerkend anticholinergicum met een kortwerkend bèta2-mimeticum Langwerkende bèta2-mimetica (LABA) Inhalatiecorticosteroïde (met uitsluiting van de inhalatiecorticosteroïden via verneveling) Aantal betrokken personen VP totaal Remgeld totaal VP Remgeld Gemiddelde, Gemiddelde, per per verzekerde verzekerde 2008 2010 2013 2008 2010 2013 2008 2010 2013 2008 2010 2013 2008 2010 11.093 11.203 11.409 3.184 2.988 2.792 5.349 5.512 5.860 1.112 943 782 8.073 7.722 140.695,6 214.121,1 219.219,1 65.281,0 50.008,5 36.722,5 217.883,9 249.660,4 261.143,5 112.219,7 92.434,9 63.242,1 387.397,8 357.387,7 43.486,8 39.818,5 26.568,7 19.307,4 17.284,7 18.483,7 64.793,6 67.947,3 66.445,0 35.754,9 31.394,7 22.054,0 148.545,5 143.064,1 12,7 19,1 19,2 20,5 16,7 13,2 40,7 45,3 44,6 100,9 98,0 80,9 48,0 46,3 3,9 3,6 2,3 6,1 5,8 6,6 12,1 12,3 11,3 32,2 33,3 28,2 18,4 18,5 2013 7.209 294.357,9 132.921,6 40,8 18,4 5 Deze cijfers werden berekend aan de hand van het ledental van de Onafhankelijke Ziekenfondsen. Als we dit extrapoleren naar de volledige bevolking (dit wil zeggen door te vermenigvuldigen met 5), dan wordt de kostprijs van de geneesmiddelen tegen astma ten laste van de verplichte verzekering geraamd op € 22.000.000 en die ten laste van de verzekerde op € 6.000.000, dit is een totale kostprijs ten laste van de maatschappij van € 28.000.000. Onafhankelijke Ziekenfondsen Geneesmiddelenconsumptie bij astma 16 Inhalatiecorticosteroïden + Langwerkend bèta2-mimeticum Inhibitoren van de mediatorenvrijstelling (natriumcromoglicaat) Xanthinederivaat voor astma Leukotrieen receptorantagonisten (LTRA) Totaal 2008 2010 2013 2008 2010 2013 2008 2010 2013 2008 2010 2013 2008 2010 2013 11.991 14.235 16.430 979 666 403 377 351 301 6.881 7.867 7.912 22.969 23.969 24.901 2.382.746,5 2.710.739,6 2.686.235,0 13.135,2 9.535,6 6.434,2 8.637,0 10.020,6 9.343,7 1.417.234,8 1.025.224,4 815.237,0 4.745.231,4 4.719.132,5 4.391.934,9 528.364,0 612.497,7 721.012,2 9.953,0 5.398,0 3.322,0 2.507,3 2.257,3 1.808,6 447.599,9 298.603,6 229.092,6 1.300.312,4 1.218.265,9 1.221.708,4 198,7 190,4 163,5 13,4 14,3 16,0 22,9 28,5 31,0 206,0 130,3 103,0 206,6 196,9 176,4 44,1 43,0 43,9 10,2 8,1 8,2 6,7 6,4 6,0 65,0 38,0 29,0 56,6 50,8 49,1 Hoewel het aantal personen dat behandeld wordt met een geneesmiddel tegen astma, met 8% gestegen is tussen 2008 en 2013, stellen wij een daling vast van de kostprijs van de middelen tegen astma (daling met 7% ten laste van de verplichte verzekering en daling met 6% ten laste van de verzekerde tijdens die periode6). Dit wordt natuurlijk vertaald in een daling van de gemiddelde jaarlijkse kostprijs per persoon van die geneesmiddelen tussen 2008 en 2013: daling met 15% voor de verplichte verzekering en met 13% voor de verzekerde. Uit tabel 22 blijkt tevens dat de geneesmiddelen die het vaakst voorgeschreven worden (vaste associatie van inhalatiecorticosteroïden met langwerkende bèta2-mimetica) ook de geneesmiddelen zijn die het duurst uitvallen voor de verplichte verzekering en de verzekerde (respectievelijk € 163,5 en € 43,9 in 2013). In 2013 vertegenwoordigden alleen al die geneesmiddelen 60% van de totale kostprijs van de geneesmiddelen tegen astma ten laste van de verplichte verzekering en de verzekerde. De leukotrienreceptorantagonisten (LTRA) vormen de tweede groep van de duurste geneesmiddelen tegen astma. In 2013 vertegenwoordigden zij ongeveer 20% van de totale kostprijs van de geneesmiddelen tegen astma ten laste van de verplichte verzekering en de verzekerde. 2.9 Gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen tegen astma Op de 350 mogelijke combinaties uit de groepen van geneesmiddelen tegen astma, zijn er 7 die het vaakst gecombineerd worden. Het zijn die combinaties die we opgenomen hebben in tabel 23. Zij worden gebruikt door 51% van de personen die geregeld een middel tegen astma gebruiken. Bij die 7 combinaties zijn er 5 die een vaste associatie zijn van inhalatiecorticosteroïden en langwerkende bèta2-mimetica, terwijl er ook 5 combinaties zijn met een kortwerkend bèta2-mimeticum. Tabel 23: gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen tegen astma (op basis van de 10 groepen van geneesmiddelen) - 2008 tot 2013 bij de regelmatige gebruikers van middelen tegen astma 6 Aangezien het extract met de gegevens over de uitgaven (Farmanet) op het einde van het eerste trimester 2014 opgemaakt werd, zullen de gegevens over de uitgaven van het jaar 2013 allicht onvolledig zijn (de gegevens van ten hoogste 1 maand zouden kunnen ontbreken). Dit zou dus een verklaring bieden voor de daling met 7% en 6% van de kostprijs ten laste van respectievelijk de verplichte verzekering en de verzekerde. Onafhankelijke Ziekenfondsen Geneesmiddelenconsumptie bij astma 17 Inhalatiecorticosteroïden + Langwerkend bèta2-mimeticum Kortwerkend bèta2-mimeticum + inhalatiecorticosteroïden + langwerkend bèta2mimeticum Inhalatie corticosteroïden + langwerkende bèta2-mimeticum + leukotrieenreceptorantagonist (LTRA) Associatie van een kortwerkend anticholinergicum met een kortwerkend bèta2-mimeticum + inhalatiecorticosteroïden + langwerkend bèta2-mimeticum Kortwerkend bèta2-mimeticum + inhalatiecorticosteroïden en inhalatiecorticosteroïden, via verneveling Kortwerkend bèta2-mimeticum + inhalatie corticosteroïden + langwerkend bèta2mimeticum+ leukotrieeenreceptorantagonisten (LTRA) Kortwerkend bèta2-mimeticum Aantal personen 19.887 Percentage 16.224 11,0 10.783 7,3 8.106 5,5 7.888 5,3 6.968 4,7 13,5 5.913 4,0 Totaal van de 7 combinaties 75.769 51,3 Andere combinaties 71.833 48,7 Astma en allergische rhinitis komen vaak tegelijk voor. Uit onze gegevens blijkt dat meer dan de helft (53,5%) van de patiënten die regelmatig een geneesmiddel tegen astma gebruikt hebben tussen 2008 en 2013, ook een terugbetaling gekregen hebben voor een geneesmiddel tegen allergie/allergische rhinitis (een H1-antihistaminicum en/of corticosteroïden, toegediend via de neus) tijdens datzelfde jaar (tabel 24). Tabel 24: Gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen tegen astma en middelen die gebruikt worden voor de behandeling van allergie/allergische rhinitis van 2008-2013 bij de regelmatige gebruikers van middelen tegen astma Geen geneesmiddel tegen allergische rhinitis Met geneesmiddel tegen allergische rhinitis Totaal Aantal personen 68.627 78.975 147.602 Percentage 46,5 53,5 100,0 Bij gebruik van inhalatiecorticosteroïden is het aan te raden om de mond te spoelen met water na het inhaleren van de dosis, om het risico van de ontwikkeling van een mondmycose zoveel mogelijk te beperken. Uit de analyse van onze gegevens blijkt dat een verwaarloosbaar klein percentage van de patiënten die corticosteroïden inhaleren, gebruik maken van een lokaal antimycoticum. 2.10 Begeleidingsgesprek nieuwe medicatie (BNM) Op 1 oktober 2013 werd het specifieke honorarium voor « het begeleidingsgesprek nieuwe medicatie (BNM) » ingevoerd. Deze verstrekking bestaat uit het op gestructureerde en gedocumenteerde wijze verstrekken van informatie, en uit de analyse van de verwachtingen en ervaringen van de patiënt bij het opstarten van een nieuwe geneesmiddelentherapie voor de behandeling van een chronische aandoening. Het is de bedoeling van dit gesprek om de therapeutische kennis van de patiënt te verbeteren en om een betere toepassing van de behandeling te garanderen. Een eerste informatiegesprek kan gepland worden bij het opstarten van de behandeling, een tweede opvolgingsgesprek, 3 à 6 weken na dat eerste intakegesprek. Onafhankelijke Ziekenfondsen Geneesmiddelenconsumptie bij astma 18 Het « begeleidingsgesprek nieuwe medicatie (BNM) » wordt alleen terugbetaald bij patiënten die starten met een astmabehandeling. Tabel 25 : Aantal begeleidingsgesprekken nieuwe medicatie, aangerekend sinds 01/10/2013 Aantal gesprekken in het laatste trimester 2013 >= 1 levering van middelen tegen astma >= 3 leveringen van middelen tegen astma Aantal personen Percentage Aantal personen Percentage 1 794 97 349 95,6 2 23 3 16 4,4 Totaal 820 100,0 365 100,0 Volgens onze cijfers is het aantal gesprekken laag. Die lage percentages zijn waarschijnlijk te verklaren door het feit dat de maatregel nog niet lang van toepassing is. De apotheker en de patiënten zijn nog niet vertrouwd met deze nieuwe rol van de apotheker. Het zou dus interessanter zijn om de evolutie van deze percentages te bestuderen in de jaren, volgend op de invoering van de maatregel. Conclusie Astma is een chronische aandoening die gepaard gaat met significante morbiditeit. Door een correcte aanpak kan de ziekte onder controle gehouden worden. Uit onze analyse blijkt dat het gebruik van kortwerkende bronchodilatatoren hoog ligt bij 9% van patiënten die regelmatig geneesmiddelen tegen astma gebruiken, wat zou kunnen wijzen op een onvoldoende controle. In een chronische aandoening zoals astma is een optimale behandeling en een regelmatige opvolging belangrijk. Het is daarom van belang om, bij voorbeeld via een persoonlijke begeleiding, de patiënten goed te informeren over hun ziekte, de werking van de geneesmiddelen, en de inhalatietechnieken en hem actief bij zijn behandeling te betrekken. Zorgverleners (artsen, apothekers) hebben ook een belangrijke rol te spelen in de therapietrouw. Bij astma kan het gebrek aan therapietrouw oplopen tot 30-70%. Het is belangrijk om samen met de patiënt na te gaan wat de eventuele redenen voor dit gebrek aan therapietrouw zouden kunnen zijn, en mogelijke oplossingen aan te reiken. Volgens onze studie is het gebruik van geneesmiddelen voor de behandeling van astma onder de vorm van verneveling nog groot. De longdepositie voor deze toedieningsvorm is echter minder goed. Ze wordt alleen aangeraden wanneer correct gebruik van een doseeraerosol met een expansiekamer niet mogelijk is, en hun gebruik zou daarom beperkt moeten worden tot de gevallen waar de patiënt zijn ademhaling niet kan coördineren. Bijlage Onafhankelijke Ziekenfondsen Geneesmiddelenconsumptie bij astma 19 Volwassenen en kinderen van minstens twaalf jaar: Intermittent astma Persisterend astma Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 SABA (lijst 1A) ICS lage dosis (lijst 6A - lijst 9A*) ICS lage dosis (lijst 6A - lijst 9A*) ICS middelmatige dosis ICS hoge dosis ICS hoge dosis (lijst 6A - lijst (lijst 6A - lijst 9A*) 9A*) (lijst 6A - lijst 9A*) + LABA (lijst 4A) (associatie lijst 7A) + LABA (lijst 4A) (associatie lijst 7 A) + LABA (lijst 4A) (associatie lijst 7A) Stap 6 + LABA (lijst 4A) (associatie lijst 7A) + oraal corticosteroïd + kortwerkende anticholinergica (lijst 2A) Alternatieven: Alternatieven: Alternatieven: EN EN -cromoglicaat (lijst 10A) -ICS middelmatige dosis (lijst 6A lijst 9A*) - ICS middelmatige dosis (lijst 6A lijst 9A*) omalizumab overwegen omalizumab overwegen -LTRA (lijst 11A) -theofylline (lijst 8A) + LTRA (lijst 11A) - ICS lage dosis (lijst 6A – lijst 9A*) + LTRA (lijst 11A) -ICS middelmatige dosis (lijst 6A lijst 9A*) + theofylline (lijst 8A) -ICS lage dosis (lijst 6A - lijst 9A*) + theofylline (lijst 8A) Onafhankelijke Ziekenfondsen Geneesmiddelenconsumptie bij astma 20 kinderen van 5 tot 11 jaar: Intermittent astma Persisterend astma Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 Stap 6 SABA (lijst 1A) ICS lage dosis (lijst 6A - lijst 9A*) ICS lage dosis (lijst 6A - lijst 9A*) ICS middelmatige dosis (lijst 6A lijst 9A*) ICS hoge dosis (lijst 6A - lijst 9A*) ICS hoge dosis (lijst 6A - lijst 9A*) + LABA (lijst 4A) + LABA (lijst 4A) (associatie lijst 7A) + + LABA (lijst 4A) of LABA (lijst 4A) (associatie lijst (associatie lijst 7A) 7A) (associatie lijst 7A) of LTRA (lijst 11 A) + oraal systemisch corticosteroïd of theofylline (lijst 8A) OF ICS middelmatig dosis (lijst 6A – lijst 9A*) + kortwerkende anticholinergica (lijst 2A) Alternatieven: Alternatieven: Alternatieven: Alternatieven: -cromoglicaat (lijst 10A) ICS middelmatige dosis (lijst 6A lijst 9A*) ICS hoge dosis (lijst 6A - lijst 9A*) ICS hoge dosis (lijst 6A - lijst 9A*) + + of LTRA (lijst 11A) of LTRA (lijst 11A) of theofylline (lijst 8A) of theofylline (lijst 8A) - LTRA (lijst 11A) -theofylline (lijst 8A) + of LTRA (lijst 11A) of theofylline (lijst 8A) + oraal systemisch corticosteroïd Onafhankelijke Ziekenfondsen Geneesmiddelenconsumptie bij astma 21 *Specifieke terugbetalingsvoorwaarden SABA: kortwerkend bèta2-mimeticum ICS: inhalatiecorticosteroïden LTRA: leukotrieanreceptorantagonist LABA: langwerkende bèta2-mimetica Onafhankelijke Ziekenfondsen Geneesmiddelenconsumptie bij astma 22