25: Nawoord. De Vader had de wereld zo lief, dat Hij Zijn eigen Zoon gaf, opdat iedereen, die in Jezus geloven zou, niet voor eeuwig verloren zou gaan, maar eeuwig leven zou ontvangen.1 Er was geen andere weg voor de Vader om Zijn liefde voor de mens te bewijzen dan om Zijn eigen Zoon te geven. De Vader bewees Zijn liefde voor ons, zondaars, door Zijn Zoon Jezus Christus aan het kruis te laten sterven.2 En Hij verlangt er naar die liefde elke dag opnieuw in onze harten uit te storten door Zijn Heilige Geest.3 Ik ben op zoek geweest naar deze liefde; toen ik een tiener was, schreeuwde ik uit mijn zolderraampje naar de hemel toe: “God, als U er bent, waar bent U dan?” Ik had het gevoel, dat niemand naar mij omkeek en dat ik niet belangrijk was.4 Ik was 20 jaar, toen ik door Hem gevonden werd; Hij kwam langs en bleef staan, toen Hij mij zag. De tijd van Zijn liefde voor mij was aangebroken. Hij bedekte mijn zondige naaktheid en ging een verbondsrelatie met mij aan; zo werd ik Zijn eigendom. Hij waste mij met het water van Zijn Woord en zalfde mij met de olie van Zijn Heilige Geest; Hij bekleedde mij met het kleed van Zijn heerlijkheid. 5 Ik was 20 jaar, toen Jezus Christus in mijn leven kwam, maar het duurde nog 13 jaar, voordat ik de Vader in mijn leven binnenliet. Ik bezat in die jaren veel kennis, maar weinig liefde, totdat de liefde van de Vader mijn gebroken hart genas. Maar wel was ik al die tijd als een koopman, die mooie parels zocht;6 een parel is namelijk een edelsteen, die ontstaat door het lijden van de oester, waarin hij groeit. De Vader gaf mij stap voor stap kostbare parels; 30 jaar lang verzamelde ik parels, ook in tijden van pijn en moeite. Toen ik dit schreef, was ik 52 jaar en de tijd was gekomen om van al deze prachtige parels een ketting te maken; dat heb ik gedaan. De voorgaande 23 hoofdstukken over het lijden van Christus en al de heerlijkheid, die daarna kwam,7 vormen voor mij de mooiste parelketting, die maar denkbaar is. Met deze ketting heeft de Vader mijn leven versierd;8 ik hoop en bid dat mijn leven een demonstratie zal zijn van Zijn lieflijke schoonheid dankzij deze parels en niet dankzij iets anders.9 Ik wil ervoor bewaard blijven ergens anders in te kunnen roemen dan alleen in het kruis van onze Here Jezus Christus.10 U ook? Want de prediking van het kruis is wel een dwaasheid voor de mensen, die verloren gaan, maar voor ons, die gered worden, is het een kracht van God.11 De Vader zegt: “Ik heb je liefgehad met een eeuwige liefde, daarom heb Ik je getrokken in goedertierenheid”. (Jeremia 31:3) Tekstverwijzingen uit NBG’51 1. Johannes 3:16 2. Romeinen 5:8 3. Romeinen 5:5 4. Ezechiël 16:5 5. Ezechiël 16:6-10 6. Mattheüs 13:45-46 7. 1 Petrus 1:11 8. Ezechiël 16:11-13 9. Ezechiël 16:14 10. Galaten 6:14 11. 1 Korintiërs 2:18 1