Reproduceren van begrippen uit vaktaal Hoofdstuk 1 Het vermogen om inhoud uit vaktaal te koppelen aan begrippen - Definitie van het woord ‘begrip’ - Het ontstaan van de keuze - Motivatie - Het doel van de te ontwikkelen techniek - Voorbeelden hoe het nu gaat - Hoe het zintuiglijk specifiek werkt - Wat beter zou kunnen gaan - Het doel is bereikt als: Hoofdstuk 2 De expert - Interviewmomenten - Belangrijkste metaprogramma’s van het doelvermogen - De belangrijkste verschillen Hoofdstuk 3 Overzicht van de techniek - De stappen zintuiglijk specifiek - De belangrijkste stappen - Commentaar op de techniek - De doelgroep - Hindernissen en NLP-technieken Hoofdstuk 1 Het vermogen om inhoud uit vaktaal te koppelen aan begrippen met als doel deze te kunnen reproduceren De definitie van het woord ‘begrip’ houdt in dit modelleringverslag in dat het woord ‘begrip’ staat voor: één woord dat een bepaalde inhoud weergeeft. Het ontstaan van deze keuze: Geregeld komt het voor dat ik een eerder geleerd begrip niet kan reproduceren. Ik weet dan wel wat de betekenis inhoudt, maar het begrip zelf komt niet in me op. Ik kan het niet vinden!! Ik stoor me aan de paniekreactie die het bij mij oproept. Ik ben me inmiddels ook wel bewust geworden dat ik blijkbaar iets niet op de goede manier doe want waarom kunnen vele anderen dit wel en ik niet! Nu ik eenmaal weet dat “wat een ander kan, kan ik leren” neem ik geen genoegen meer met mijn onkunde op dit specifiek gebied. Dit modelleringproject zal er toe gaan leiden dat ook ik vanzelfsprekender het begrip vind dat kernachtig een bepaalde inhoud weergeeft. Het zal mij sterken in mijn zelfvertrouwen. Motivatie: Ik richt mij specifiek op vakjargon omdat efficiënt communiceren hier een meerwaarde heeft. In de twee voorbeelden die hieronder staan communiceer ik met gelijkgezinden (NLP’ers en collega’s) om te komen tot een goede procesbegeleiding van een medestudent, cliënt of patiënt. Ik wil mijn sprekerstijd goed benutten. Het doel van de te ontwikkelen techniek Het kunnen reproduceren van begrippen uit vaktaal. Voorbeelden hoe het nu gaat: Tijdens een evaluatiebespreking van een patiënt uit de verslavingszorg (mijn werk) wilde ik vertellen dat een patiënt onvoldoende ziekte-inzicht heeft. Ik kom niet op het woord ziekte-inzicht. Ook hier betreft het een begrip dat redelijkerwijs geïntegreerd had mogen zijn. Ik wilde voorkomen dat er een te lange stilte zou vallen. Ik heb het opgelost door een heel verhaal te houden over wat de patiënt wel en niet doet (de inhoud) om uitleg te geven aan het begrip ziekte-inzicht. Ik ben heel creatief geworden in het verdoezelen van het gegeven dat ik een woord gewoonweg even vergeten ben. Ik ben me hier telkens van bewust. Dit oplossend vermogen wil ik zeker behouden en daarnaast wil ik recht doen aan het paraat hebben van begrippen. Het tweede voorbeeld: In een bijeenkomst met mijn begeleidergroep wil ik een ervaring vertellen over een techniek die ik uitgevoerd heb. Ik val stil omdat ik het woord ‘techniek’ niet kan vinden. Voor de NLP geschoolde lezer mag duidelijk zijn dat het hier een begrip betreft dat redelijkerwijs geïntegreerd had mogen zijn in mijn parate kennis. Na heel wat panische interne activiteit schiet het woord me te binnen. Overigen: Het is frustrerend als ik schriftelijk verslag uit moet brengen aan vakcollega’s (NLP of werk) en ik te veel woorden en tijd moet besteden aan datgene wat ik duidelijk wil maken. Tijdens een testing kan de tijd mij parten spelen indien een begrip het antwoord moet vormen. Hoe het tweede voorbeeld zintuiglijk specifiek werkt: Op het moment dat ik niet op het woord ‘techniek’ kom val ik in eerste instantie stil; in een fractie van een seconde voelt mijn lichaam eerst verlamt; in gedachte is er verbazing over het feit dat dit woord niet opkomt; dan verstijft mijn lijf en in gedachten hoor ik me opgejaagd zeggen “denk na Renee …denk na”; Tegelijkertijd stijgt alle energie naar mijn hoofd. Omdat ik me in mijn begeleidersgroep veilig genoeg voel durf ik mijn onmacht uit te spreken en ik roep: “het kan toch niet waar zijn dat ik zo’n simpel woord niet kan vinden”. Ik maak daarbij een gebaar met mijn handen dat hoort bij ‘controle buiten zelf” ….handpalmen naar voren gericht schuin naar achter boven mijn schouders. Terwijl ik dit zeg voel ik in mijn buik even een ontspanning. Ik heb mijn onmacht even kunnen delen. Ik wil mijn verhaal over de uitgevoerde techniek kost wat kost vertellen omdat ik feedback wil krijgen over wat er anders had gekund ook in het belang van mijn medestudent die cliënt was en hoop op bevestiging dat ik het goed heb gedaan. Ik ga vervolgens iets meer voorover zitten en ik voel dat ik daarmee de spanning in mijn lijf weer helemaal opvoer….mijn spieren verstijven. Tegelijkertijd voel ik paniek in mijn buik. Dit voelt aan alsof er hard geroerd wordt in een pan te stijve puree. Mijn ogen schieten alle kanten de ruimte in. Terwijl ik de ruimte breed en ver aftast met mijn ogen, zie ik in vogelvlucht de inhoud van de techniek aan me voorbij gaan. Ik voel de essentie ervan….waar het om gaat. Op basis van dit gevoel probeer ik letters in die brede ruimte te vinden. Als uiteindelijk het woord techniek bij me binnenstroomt dan is het alsof dat woord door het centrum van mijn buik binnenstroomt. Opgelucht roep ik: “techniek” en mijn lichaam maar vooral mijn buik ontspant; de puree is nu smeuïg. Ik krijg er zelfs een geluksgevoel bij. Waar het beter zou kunnen gaan: Alvorens ik ga modelleren weet ik dat het vinden van een begrip beter zou gaan als de paniek achterwege zou blijven. Ik denk dat ik dan ook niet meer met mijn ogen alle kanten de ruimte inschiet. De volgende ervaring zegt me namelijk dat die oogbewegingen met paniek te maken hebben. Tijdens het blok in september ben ik NLP-cliënt geweest. Tijdens een re-imprint hebben we tegenover behoorlijk wat oude angsten en paniekgevoelens heel wat zekerheden gezet die goed beklijft zijn. Bij het associëren in die angsttoestand voelde ik hoe sterk mijn ogen panisch door de ruimte vlogen. Tijdens het overdenken en schrijven van mijn zintuiglijke specifieke handelingen merk ik dat de re-imprint ook zijn positieve invloed heeft op het vermogen dat ik wil leren. Ik merk nu al dat in het zoeken naar begrippen mijn ogen rustiger de ruimte inkijken en daarmee de paniek wegvalt. Een van de belemmerende overtuigingen tijdens de re-imprint was de overtuiging van mijn moeder: “het kind kan nu eenmaal niet leren en het zal ook nooit iets worden”. Deze is hiermee uit de weg geruimd. Het vertrouwen dat ik mijn doelvermogen bereik stijgt. Misschien mooi om te vermelden: Mijn angst dat de overtuiging van mijn moeder echt wáár zou zijn heeft er voor gezorgd dat ik héél veel bereikt heb. Ik heb haar tijdens de re-imprint ook een betere moeder toegewenst dus….….bedankt ma +; ik kan nu op ontspannen wijze verder. Ook denk ik dat het reproduceren beter zal gaan als ik de visuele ruimte anders benut. Ik weet nu wel dat ik in het bedenken van een antwoord beelden voor me zie en op zoek ben naar letters. De manier waarop ik die op andere wijze kan gaan vinden ga ik bij mijn expert achterhalen. Het doel is bereikt als: - ik in relatie tot NLP en mijn werk op een rustige manier een begrip kan reproduceren. - het vermogen heb om begrippen binnen niet al te lange tijd paraat te hebben zodat ik efficiënt kan communiceren met mijn vakgenoten. Ik mijn sprekerstijd goed kan benutten. - Ik in mijn verslaglegging sneller het juiste woord gevonden heb. - mijn zelfvertrouwen op dit gebied gegroeid is hetgeen ik kan meten aan het wegblijven van een bepaald onaangenaam gevoel in mijn hoofd en buik.` - Nota bene: tijdens het modelleren kwam ik er achter dat het reproduceren van begrippen mij extra ondersteuning biedt bij het gestructureerd leiden van een proces. (zie moment 2 interview) Hoofdstuk 2 De expert: Degene die ik gekozen heb als expert is een medestudent NLP met wie ik per blok gemiddeld 6 uur in de auto zit. Onze gespreksthema’s draaien veelal om NLP en soms ben ik stik- jaloers op hem om de wijze waarop hij het vakjargon van NLP met alle gemak van de wereld reproduceert. Ik ben meestal degene die inhoud beschrijft en dan aan hem vraagt:” Hoe heet dat ook al weer”??? Mijn expert ga ik voor het gemak ga ik hem vervolgens JJ noemen. Omdat we in de auto naast elkaar zitten is het dan met name mijn gehoor dat vaststelt dat hij makkelijk dat reproduceert wat ik wil leren. Ook in de thuissituatie oefenen we en mijn indruk is ook dan dat hij op ontspannen wijze NLP- begrippen reproduceert. Interviewmomenten waarop JJ in zijn doelvermogen associeert: Moment 1: reproduceren van begrippen tijdens een examen. Situatie: We schetsen een proeftesting NLP waarin een casus wordt beschreven waarbij een cliënt een aantal stappen doorloopt. De vraag is welke techniek de NLP’er uitgevoerd heeft. (De naam van die techniek is een NLP-begrip). JJ associeert. Toestand die vooraf gaat aan het beantwoorden van de vraag: JJ denkt na waar hij wil gaan zitten. Hij vindt het belangrijk om veel licht te hebben en vooral zoveel mogelijk ruimte voor zich te hebben zodat hij ver kan kijken. Hij loopt doelgericht naar de gekozen werkplek; gaat zitten, ordent zijn spullen. Als de opdrachten worden uitgereikt voelt hij een geconcentreerde spanning. Zijn ademhaling zit hoog, net boven zijn borst en over de hele breedte van zijn schouders voelt hij een spierspanning. Alleen zijn tenen raken de grond; ze staan recht onder de stoel alsof hij in startblokken staat. Zijn ogen staan recht vooruit en hij zegt dat hij zijn blik op scherp zet. Als ik om extra uitleg vraag wat dit dan is dan wijst hij met zijn handen vanuit zijn slapen iets breder naar voor. Later in het interview wordt duidelijk dat hij wijst naar een A4 landscape papier (een A 4’tje vanuit de breedte gezien). Hij denkt dat hij genoeg weet om de opdrachten goed te maken en dat hem dit gaat lukken. De lichaamshouding die hij heeft aangenomen associeert hij met het gevoel zelfvertrouwen. Hij buigt zich over de tekst van de genoemde casus, hij kijkt er naar en haalt een aantal kernwoorden uit de tekst. Omdat hij NLP’er is en door de NLP-bril kijkt ziet hij deze specifieke woorden. Hij richt zijn hoofd op en recht zijn rug; zijn voeten staan nu voor de stoel plat op de grond. Zijn ademhaling zakt naar zijn buik. Hij kijkt geconcentreerd en recht de ruimte in en ziet de kernwoorden voor zich. (later vervangt hij het woord kernwoorden door elementen en tot slot noemt hij ze onderdeeltjes). Ze staan willekeurig in de ruimte. Het blikveld is ongeveer zo groot als een A4 landscape. De woorden staan op iets meer dan een armlengte afstand net boven ooghoogte. Hij schuift de onderdeeltjes in een verticale lijn onder elkaar en plaatst ze in verschillende volgordes. Hij zoekt naar logische verbanden. In gedachten zegt hij in het Maastrichts dialect: “O…ja, dit zo en dat zo en als dit zo staat betekent dat, dat dit zo moet”. Tegelijkertijd probeert hij een patroon te herkennen en als hij weet wat er ontbreekt aan dat patroon dan weet hij het antwoord. Hij herkent de volgordes en kan dan automatisch invullen wat er ontbreekt. Er is sprake van herkenning als hij een patroon ziet dat hij eerder vanaf een PowerPoint, flip-over of ander schematisch overzicht heeft bestudeerd. Het ontbrekende onderdeeltje is het antwoord op de vraag “de techniek”. Ik vraag hem meer uitleg over het automatisch invullen. Hij vergelijkt het met een puzzel die hij ooit in zijn geheel gezien heeft en waarvan nu een aantal stukjes ontbreken. De puzzel wordt gelegd door de aanwezige deeltjes zodanig te schuiven dat het past (herkennen van het eerder geziene totale plaatje) waarna duidelijk wordt welke stukjes er ontbreken. Als hij het antwoord heeft gevonden denkt hij: (uiteraard in het Maastrichts) “Há, hebbes” en dan voelt hij zich blij. JJ is er van overtuigd dat NLP hem helpt om zijn vak beter uit te oefenen. Hij is iemand die het graag nog beter wil doen dan dat hij het al doet. Het voor ogen halen van overzichten brengt structuur in zijn denken; geeft hem houvast. Hij vind het belangrijk om gestructureerde overzichten paraat te hebben die hem daarbij helpen. Vindt het ook zijn verantwoordelijkheid om dit zo te kunnen. Een voorwaarde om kennis te kunnen reproduceren is dat hij de leerstof boeiend vindt. Het moet zijn nieuwsgierigheid opwekken. Het gegeven dat hij de leerstof boeiend vindt maakt dat hij gedreven is te leren reproduceren zoals hier boven staat beschreven. Professionaliteit staat hoog aangeschreven bij JJ. Ik merk op dat ik in dit interview naast belangrijke waardes ook veel luchtigheid ervaar bijvoorbeeld de manier waarop hij “Há hebbes” zei en zijn blijdschap toonde. Ook de manier waarop hij zei dat hij iemand is die het graag nog beter wil doen dan dat hij het al doet. Moment 2: reproduceren als je als professioneel aan het werk bent. Situatie: JJ zit met een cliënt in een coachings-sessie. Deze vertelt over zijn gevoel en hoe hij dat in zijn lichaam ervaart. JJ hoort zijn cliënt uitspraken doen die hij koppelt aan het NLP begrip ‘interne toestand’. Vraag aan JJ: “hoe doe je dat”? Nog voor de cliënt binnenkomt brengt hij zich in een toestand ( lichaamshouding, rustige ademhaling voeten aan de grond) van waaruit hij de sponsorhouding wil gaan aannemen. Er blijft wel nog een geconcentreerde spanning aanwezig die zich uit in een wat hogere ademhaling en ietwat spanning in de schouders. Deze spanning hangt samen met het gegeven dat hij benieuwd is naar wat de cliënt gaat inbrengen. Als de client aanwezig is wil hij graag ontdekken welke richting de sessie opgaat. Hij vertrouwt erop dat hij voldoende kennis heeft. N.a.v. wat de cliënt vertelt haalt JJ de woorden ‘voelen’ en ‘lichaam’ uit het verhaal. Hij noemt het weer kernwoorden. Hij geeft aan dat hij NLP’er is door een bepaalde bril luistert (herkenning). Zijn ademhaling zakt naar zijn buik. In een fractie van een seconde zet hij deze kernwoorden op iets meer dan armlengte en net boven ooghoogte onder elkaar. Hij kijkt in welk schematisch overzicht hij deze vraag ooit eerder heeft gezien. Dit keer hoeft hij niet veel te schuiven met de woorden; het zijn er maar twee. De woorden staan weer op iets meer dan een armlengte afstand net boven ooghoogte. De ruimte is weer afgebakend tot A4 landscape. Hij herkent de woorden en weet ze te koppelen aan mijn vraag bij welk begrip deze woorden horen: ‘interne toestand’ Ze horen bij het sub-onderdeel van de structuur van de subjectieve ervaring. Een deel van een schematische tekening die hij vaak gezien heeft. Het puzzelen ging sneller dan in het vorige voorbeeld. In JJ zijn beleving ging het over een schema dat voor hem door en door bekend is. Zijn ademhaling zit nog altijd rustig in zijn buik. Eigenlijk is hiermee mijn vraag beantwoord maar het is interessant wat er vervolgens gebeurt: JJ ziet het begrip ‘interne toestand’ voor zich en daar wordt meteen het complete plaatje (tekening)aan gekoppeld van de structuur van de subjectieve ervaring. Dus door het zien van één kernbegrip volgt een heel keten van begrippen die in dezelfde context thuishoren. JJ stelt na deze ondervraging vast dat het kunnen reproduceren van bepaalde begrippen je makkelijker na een vervolgstap kunnen leiden tijdens het begeleiden van een proces. Op het moment dat hij het begrip ‘interne toestand’ helder voor ogen had (hetgeen een onderdeel is van een grotere structuur) werd dit gekoppeld aan de gehele structuur van de subjectieve ervaring. Het leidde hem naar de vervolgvragen. Vervolgens is de structuur van de subjectieve ervaring weer een onderdeel van de structuur van een NLP gesprek. Moment 3: Het reproduceren van een begrip tijdens een ontspannen moment. Situatie: JJ en ik zitten in de auto op weg naar een NLP Blok. Van Anneke en Guus hebben we een A 4’tje gekregen met daarop de resultaten van de omkeeroefening ‘Naar Toe’ versus ‘Weg Van’. Voor mij zijn dit typische NLP-begrippen. Zonder dat JJ dit blaadje kan zien leg ik hem 2 x 2 zinnen voor en vraag hem vervolgens bij welk metaprogramma deze uitspraken horen. ( ik heb voor een rustig stuk van de autobaan gekozen want veiligheid staat immers voorop) Het vragen naar de manier waarop hij aan zijn antwoord is gekomen kan hij bijna klakkeloos opsommen. Dezelfde patronen als in de eerdere momenten passeren de revue en er is een duidelijk patroon herkenbaar. De belangrijkste Metaprogramma’s voor het doelvermogen: Er naar toe: JJ is sterk gericht op het bereiken van zijn doelen. In het reproduceren van begrippen uit vaktaal streeft hij heel doelgericht naar concentratie en structuur. Naar professionaliteit. Hij wordt sterk gemotiveerd door de dingen die hij wil realiseren. Interne referentie: Als het gaat om reproduceren van vaktaal dan kijkt of luistert hij naar wat hij denkt dat goed is (hier wordt dit bepaald op basis van herkenning). Wat voor zijn gevoel kloppend is, is het goede. Hij gaat niet twijfelen aan zijn mening. Dit betekent dat hij de dingen vrijwel geheel op basis van zijn maatstaven beoordeelt. Hij overtuigt zichzelf dat hij de goede antwoorden kan vinden. Voldoet wel staat hierbij ook aan als metaprogramma. JJ ziet het ook als zijn verantwoordelijkheid om het juiste te kunnen reproduceren en daarmee heeft hij ook het metaprogramma controle binnen zelf aanstaan. Informatie: Centraal staat voor JJ informatie c.q. gegevens. Bij het reproduceren van begrippen uit vaktaal richt hij zijn aandacht volledig op de informatie. Hij kijkt vooral naar hoe verschillende dingen met elkaar samenhangen. Hoe verschillende aspecten elkaar beïnvloeden. Welke oorzaken en gevolgen je kunt onderscheiden. Het metaprogramma structuur speelt dus een grote rol als je weet dat hij in grote mate kijkt naar hoe dingen met elkaar samenhangen. Reactief: Aan de hand van de informatie die JJ krijgt bedenkt hij een duidelijk stappenplan om begrippen te kunnen reproduceren en gaat dit plan vervolgens voor ogen zien. Procedure: Hij houdt zich dan ook aan dit vastomlijnde stappenplan. Visueel: In zijn zintuiglijke waarneming is JJ sterk gericht op het visuele als het gaat om het reproduceren van begrippen uit vaktaal. De belangrijkste verschillen tussen JJ en mij in het reproduceren van begrippen uit vaktaal: JJ is puur gericht op informatie. Het voor ogen zien van informatie visueel en de onderlinge verbanden ontdekken van gegevens structuur om vervolgens te zien en te geloven dat het klopt interne referentie / visueel. JJ bakent zijn beeld af. Mijn belemmerende overtuiging werd al in een vroeg stadium ingeruild voor zelfvertrouwen. Het grootste verschil met JJ was dat ik gericht was op de mens en de activiteit en deze voor ogen zag wel visueel dus. Vervolgens probeerde ik met mijn gevoel kinesthetisch naar de essentie van de inhoud concept te zoeken om van daaruit mijn antwoord te vinden. Ik bakende mijn beeld niet af. Hoofdstuk 3 De techniek: Overzicht van de techniek: reproduceren van begrippen uit vaktaal: 1 motivatie 2 vertrouwen op je kennis 3 concentratie richten op relevante informatie 4 breng een visueel schema in kaart 5 structureer 6 spel, blijdschap en beloning De stappen : 1. Motivatie: - Stel vast dat je het belangrijk vindt om met vakcollega’s op efficiënte wijze vaktaal te gebruiken. - Ben je bewust dat je dit wil ten behoeve van je cliënten. - Voel dat dit bewustzijn een positieve energie oproept. Laat deze energie door je hele lichaam stromen. - Je staat open voor de ander en bent benieuwd naar informatie. Motivatie: zintuiglijk specifiek: Ik stel in gedachten vast dat ik het belangrijk vind om in één woord te kunnen vertellen welke inhoud ik weergeef. Ik weet dat vanuit een gevoel dat ik verantwoordelijkheid noem. Er siddert een bepaalde positieve energie door mijn lijf waarbij vooral mijn voeten stevig op de grond staan en mijn ogen een vastberaden uitdrukking hebben en mijn schouders ontspannen maar duidelijk recht staan. In mijn hoofd heerst rust terwijl er de volgende gedachten door heen gaan: ik wil mijn beschikbare tijd met vakcollega’s efficiënt benutten en ik wil dat dit leidt tot goede besluitvorming of feedback ten behoeve van een cliënt. Ik vind mijn vakgebieden boeiend en ben veelal benieuwd naar wat een ander te vertellen heeft. De positieve energie die door mijn lijf siddert wakkert mijn motivatie aan. 2. Vertrouwen op kennis: - Overtuig je zelf dat je via schematische overzichten de vakbegrippen bestudeerd hebt. Doe dit in gedachten en haal daarbij diep adem door je buik en blaas de lucht langzaam door je mond uit. - Creëer op een armlengte afstand nét boven ooghoogte een afgebakend vlak dat de omvang heeft van een A4 landscape; De ruimte binnenin is doorzichtig. Breng het vlak in verband met de vorm van bekende schematische overzichten. - Geloof dat je binnen dat vlak je antwoorden doelgericht gaat vinden door het herkennen van structuren. - Breng je lichaam in een staat van alertheid en voel een geconcentreerde spanning. Je ademhaling zit nu in je borstgebied. - Ervaar deze spanning als prettig en ben benieuwd naar wat gaat komen. Vertrouwen op kennis: zintuiglijk specifiek: Ik vorm de gedachten dat ik de vakbegrippen die ik wil reproduceren allemaal ooit eerder in een schematisch overzicht voor me heb gezien en bestudeerd heb. Ik denk: ik weet genoeg om mijn kennis van begrippen op te roepen. Ik overtuig mezelf dat ik de goede antwoorden ga vinden en dat ik deze doelgericht ga vinden door het herkennen van structuren. Terwijl ik dit alles denk haal ik één keer heel diep adem vanuit mijn buik en blaas de lucht langzaam uit door mijn mond. Tegelijkertijd zie ik op een armlengte afstand nét boven ooghoogte een afgebakend vlak dat de omvang heeft van een A 4’tje in de breedte. De afmeting associeer ik met de bekende overzichten die ik eerder gezien heb. De randen zijn dik zwart afgebakend en daarbinnen is het nog doorzichtig. Ik vertrouw erop dat ik binnen dit A 4’tje mijn antwoorden ga vinden. De gedachten die ik vorm voelen als zelfvertrouwen en brengen mij in een staat van alertheid. Mijn voeten rusten op mijn tenen; net onder het randje van mijn stoel. Ik ervaar een geconcentreerde spanning waarbij mijn ademhaling vanuit mijn borst komt en ik net iets voorover zit. Ik ervaar die spanning als prettig; benieuwd wat er gaat komen. 3. Richt je concentratie op relevante informatie: - Richt je gehoor of je blik volledig op de informatie vanuit de alerte staat van zijn. - Haal de woorden die je specifiek herkent uit de tekst. - Laat je ademhaling weer naar je buik zakken, recht daarna je rug en zie het A4 landscape voor je. Maak de ruimte binnen het afgebakende vlak wit. Richt je concentratie op relevante informatie: zintuiglijk specifiek: Ik hoor of zie tekst voor mij. Mijn voeten rusten nog op mijn tenen. Ik richt mijn gehoor of het zien geheel op de informatie die ik hoor of zie. Ik richt me volledig op het selecteren van woorden die relevant zijn. Dit zijn woorden die ik specifiek uit de vaktaal herken. Zodra ik woorden herken zakt mijn ademhaling naar mijn buik; ik recht mijn rug en kijk recht naar voor. Ik kies voor mijn vast omlijnd plan dat me gaat helpen om het gevraagde begrip te reproduceren. Ik zie het A4 landscape voor me. Ik maak de ruimte binnen het afgebakende vlak wit. Dit geeft rust. 4. Breng een visueel schema in kaart: - Zet de geselecteerde woorden willekeurig in het A4 landscape. Je ziet nu een kaart voor je met woorden er in; je visuele kaart Breng een visueel schema in kaart: zintuiglijk specifiek: Mijn ademhaling zit nog in mijn buik terwijl ik de geselecteerde woorden willekeurig in het A4 zet; mijn visuele kaart. Ik zie de woorden op een armlengte voor me; net boven ooghoogte. 5. Structureer: - Je ademt nog steeds vanuit je buik, je kijkt naar de woorden en wacht af wat er in je gedachten opkomt. Als het een duidelijke herkenbaar patroon is dan heb je meteen het antwoord op je vraag. - Anderszins ga je op zoek naar de logische verbanden en gebruikt daarbij in gedachten de woorden “als dit zus…dan dat zo”. Doe alsof je puzzelt en op zoek bent naar het complete plaatje. - Vind vanuit deze strategie het ontbrekende deel; je antwoord. Structureer: zintuiglijk specifiek: Ik vraag aan mijn onbewuste of ik meteen een patroon herken van een schematisch overzicht dat ik eerder gezien heb en anders kijk ik of ik een logisch verband zie tussen de woorden. Als dit niet meteen op komt, begin ik de woorden verticaal onder elkaar te plaatsen en verander de volgorde door met de woorden te gaan schuiven. In gedachten praat ik in mezelf; ik ga op zoek naar waar woorden op hun plek staan. “Als dit dan dat”. Zoek naar logica en verbanden totdat ik het patroon van het plaatje herken dat ik eerder voor ogen heb gehad tijdens een PowerPointpresentatie of een ander schematisch overzicht. Ik doe alsof het een soort puzzel is. Ik zie het ontbrekende deel en weet het antwoord op het begrip dat ik zoek. Mijn ademhaling zit nog in mijn buik. 6. Spel, blijdschap en beloning: - Ervaar dat je blij bent met je antwoord; laat de eerder geconcentreerde spanning wegvallen. Laat al je spieren in je lichaam los. - Koppel dit gevoel aan het succes van je gepuzzel en ervaar het als een prestatie c.q. een sport - Zeg tegen jezelf: “goed gedaan” en ervaar mentale en emotionele tevredenheid. Spel, blijdschap en beloning: zintuiglijke specifiek: Ik ervaar het als een soort puzzelsport. Ik probeer er een spelletje van te maken dat ik graag wil winnen en als ik dan gewonnen heb ben ik blij. Het levert een intensere blijdschap op dan dat je een soduko goed invult. De meerwaarde voegt toe aan professionaliteit en daarvoor mag ik tegen mezelf zeggen: “goed gedaan meid”. Ik ervaar mentale en emotionele tevredenheid. De belangrijkste stappen: Ik zie stap 3, 4 en 5 als de belangrijkste stappen. Ik zie een duidelijke relatie; ze houden verband met elkaar. Om je doelvermogen te bereiken kan stap 4 niet zonder 3 en stap 5 kan niet zonder 4. Het is de structuur van de techniek. Commentaar op de techniek: Als je naar de uitwerking kijkt van het interview en de techniek dan lijkt het alsof het bereiken van je doelvermogen nogal wat tijd kost. De expert echter doet dit afhankelijk van de context in een fractie van secondes en bij ingewikkelde opdrachten neemt hij meer tijd. Het valt me op naarmate ik meer oefen ook ik steeds sneller wordt. Het is alsof mijn hersenen het wel prettig vinden om niet meer zo’n ingewikkelde toeren uit te halen als voorheen. Conclusie: oefening baart kunst. Een belangrijke voorwaarde is om je aan te leren om bij de bestudering van informatie je een goed beeld te vormen van de grote lijnen zoals je ze tegenkomt in PowerPoint-presentaties en andere schematische overzichten. Zo nodig kan zelf een gestructureerd overzicht gemaakt worden waarin informatie kernachtig en logisch gerangschikt staat. De doelgroep: Op de eerste plaats heb ik mezelf verblijd met deze techniek en vooral met de ontdekking dat ik het vermogen heb dat ik ánders kan leren dan dat ik mijn leven lang gedaan heb. Ik heb nu keuzemogelijkheden immers mijn vermogen om snel de essentie van inhoud te pakken blijft een rijkdom dat overeind mag blijven staan naast het nieuw aangeleerde vermogen. Deze techniek kan gebruikt worden door mensen die behoefte hebben om efficiënter te communiceren binnen hun vakgebied; met name als het gaat om inhoud te kunnen koppelen aan begrippen uit hun vaktaal. Het zal van de persoon afhangen of deze in staat is om te ontdekken dat concentratie op informatie, visualisatie en structuur een verrijkende stijl van leren is. De motivatie / het overstijgende belang zal een belangrijke trigger zijn voor mensen die deze metaprogramma’s binnen deze context weinig gebruiken. Mogelijke hindernissen bij het overdragen van het stappenplan en NLP technieken: Allereerst wil ik hierover zeggen dat ik bij het overdragen van het stappenplan bij een ‘niet NLP’er’ vaktaal gebruikte die de persoon in kwestie niet meteen kon plaatsen. Begrippen als associatie en bewustzijn heb ik bij het instrueren anders ingevuld. Dit zie je terug als je zintuiglijk specifiek vergelijkt met de instructiestappen. Ik schat in dat bij de stap ‘vertrouwen op kennis’ hindernissen kunnen optreden omdat zich hier de meest ingewikkelde interne processen afspelen. Vertrouwen op kennis zegt immers ook veel over vertrouwen in jezelf. Ik neem voor het gemak de stappen er even bij: Vertrouwen op kennis: - Overtuig je zelf dat je via schematische overzichten de vakbegrippen bestudeerd hebt. Doe dit in gedachten en haal daarbij diep adem door je buik en blaas de lucht langzaam door je mond uit. - Creëer op een armlengte afstand nét boven ooghoogte een afgebakend vlak dat de omvang heeft van een A4 landscape; De ruimte binnenin is doorzichtig. Breng het vlak in verband met de vorm van bekende schematische overzichten. - Geloof dat je binnen dat vlak je antwoorden doelgericht gaat vinden door het herkennen van structuren. - Breng je lichaam in een staat van alertheid en voel een geconcentreerde spanning. Je ademhaling zit nu in je borstgebied. - Ervaar deze spanning als prettig en ben benieuwd naar wat gaat komen. Tussen weten dat je iets kunt en het daadwerkelijk geloven (overtuigd zijn van) kan een belevingswereld zitten die duidt op een belemmerende overtuiging. Het antwoord dat iemand geeft op de vraag wat hem tegenhoudt om te vertrouwen op zijn kennis bepaalt de hindernis en deze hindernis bepaalt weer de interventie / de techniek. Je kunt met verschillende NLP-technieken te maken krijgen bijvoorbeeld: Als iemand zegt dat hij eigenlijk niet zo goed begrijpt waar die onzekerheid vandaan komt en er een onaangenaam gevoel bij krijgt dan verwijst dit naar onbegrepen gevoelens en kies ik voor de re-imprint. De persoon kan ook last hebben van een stemmetje van een van zijn ouders dat zegt dat hij het nooit goed doet. In eerste instantie zou ik dan kiezen voor remoddeling echter als hij aan de andere kant gelooft dat hij weet wat hij waard is dan zou ik kiezen voor het integreren van conflicterende overtuigingen. Tijdens het instrueren van: ‘ervaar de spanning als prettig en ben benieuwd naar wat er gaat komen’ raakte mijn proefpersoon ( de niet-NLP’er) even van slag. De vraag was hoe je dat doet. Hij kon geen eerdere ervaring van deze gemoedstoestand bedenken. Vervolgens vroeg ik hem of dat hij ooit bang was geweest voor Sinterklaas. Dat was hij niet geweest. Ik liet hem associëren in het kind dat hij was toen hij nog geloofde en zonder veel moeite kon hij zich een voorstelling maken van de bedoelde toestand. Het overbrengen van de referentie-ervaring was voldoende.