5 principes Laevers (2)

advertisement
Enkele aanbevelingen voor de klaspraktijk
Eerste principe: stimuleer kinderen om de wereld te exploreren.
Kinderen mentaal greep helpen krijgen op de fysische wereld begint bij het ruimte geven om
te exploreren. Die exploratie start bij de zintuigen: dat zijn de kanalen waarlangs de
ervaarbare wereld gulzig wordt binnengezogen. Drijf op de natuurlijke drang van kinderen om
zich te laten fascineren door de wereld om hen heen. Laat ze op een dag menigmaal
verwondering ervaren en geïmpressioneerd raken door de fysische realiteit.
Tweede principe: zorg voor een ongelooflijk rijk milieu.
Een blik op de klas zegt het meteen: hoeveel valt hier te ervaren?
Worden de zintuigen echt aangesproken of is het „voedselaanbod‟ schraal: niets dat geroken
of betast kan worden, niets dat menigvuldig geluid voort kan brengen, niets dat kan laten
ervaren wat weerstand biedt en wat zacht is… Moeten we toegeven dat de wereld die
kinderen ontmoeten maar een fractie weergeeft van wat ervaarbaar is? Bekijk de timmerhoek
– als die er tenminste is. Hoeveel houtsoorten zijn er te vinden? Kunnen kinderen er op een
vanzelfsprekende manier ontdekken dat „den‟ anders ruikt dan „eik‟? Dat „eik‟ er anders
uitziet dan „meranti‟? Verscheidenheid is de sleutel. De pc mag zijn plaats hebben in de klas.
Maar de realiteit die hij biedt, is „virtueel‟ en kan nooit in de plaats komen van de
basiservaringen die ons begrijpen van de wereld schragen.
Derde principe: nodig kinderen uit om erover te praten
Daar zitten we in het Vlaamse kleuteronderwijs gebeiteld: dankzij Decroly hebben we een
stevige traditie in het begeleiden van „waarnemingen‟. Ervaring op zich volstaat immers niet.
Verankering van die ‘impressie’ loopt langs een fase van ‘expressie’: wat je gewaarwordt met
woorden beschrijven, verbeelden in tekeningen, constructies of beweging, verklanken in
muziek. Stimuleer kinderen om hun indrukken uit te wisselen: Wat valt je op als je die
rabarbar proeft? Is het met peper ook lekker? Wat gebeurt er met de stukken nu de pan heet
wordt? Wat gebeurt er met de suiker?
Vierde principe: ga voor ontwikkeling in de diepte.
Het begrijpen van de „fysische wereld‟ heeft niets te maken met het inprenten van
woordenschat of weetjes. Het is de „feeling‟, de „intuitie‟ voor dingen die we gaandeweg
moeten verfijnen. Daarvoor is massaal veel ervaring uit de eerste hand nodig! Kies dus niet
de snelle weg van de directe ‘verklaring’ als een kind daar nog niet de basis voor heeft, maar
voedt de zintuigen en de exploratiezin.
In de test rond drijven en zinken vroegen we de kinderen een botervlootje te doen zinken. Ines
nam een satéstokje en moest vaststellen dat het geen effect had. Kobe zag er ook geen
oplossing voor: hij pakte een tweede vlootje, legde het in het eerste, zag dat het niet hielp en
duwde het geheel dan maar zachtjes de dieperik in terwijl hij zijn actie „goedpraatte‟: “Kijk,
joep en zo gaat die onder!” Hij forceerde de zaken en besefte dat zijn inzicht tekortschoot.
Het merkwaardige is dat beide kinderen net ervoor de vraag hadden gekregen de kei te doen
drijven. Daarvoor namen ze een vlootje en ze zagen hoe het geheel onderging… Waarom
konden ze die ervaring niet meenemen in hun tweede opdracht? Omdat wat je uit ervaring
kunt halen, bepaald wordt door het basisschema, het „programma‟ van waaruit je de wereld
begrijpt…
Vijfde principe: ontwikkel bij jezelf dat ‘oog voor de materiele wereld’.
Sommige mensen bekijken de wereld voortdurend door een bril van: “Wat is dat voor iets?
Hoe sterk is het? Hoe zit dat in elkaar? Wat een vreemde klank heeft dat? Hoe broos is
dit?…” Met zo‟n blik begin je honderden kansen te zien om met kinderen explorerend aan de
slag te gaan. Ontwikkel bij jezelf dat oog en raak zelf gefascineerd door de wereld van
objecten en de vele ingrepen die je er als mens op kan doen.
Uit: ‘Kleuters en ik’ themanummer technologie p 6
Download