Antwoorden bij studie activiteiten hoofdstuk 2 (vs febr 2016) Het maken van een tekening van de cel etc. is in de huiswerkbrief als aparte optionele opdracht opgenomen. (niet verplicht) Daarbij behoort de beschrijving van de organellen. Differentiatie is het vermogen van de cel om zich in de bouw te gaan onderscheiden van andere cellen. Dat komt omdat bepaalde cellen (nog) in staat zijn tot een keuze welk erfelijk DNA materiaal tot expressie te brengen. Het gevolg van differentiatie is dat er gespecialiseerde cellen ontstaan met een geheel eigen functie Cellen nemen zuurstof, brandstof en bouwstof op. Ze scheiden afvalstoffen uit en soms ook eigen gespecialiseerde stoffen met een functie (b.v. hormonen). Mitose verschilt van meiose onder andere in het doel. Mitose is gericht op celdeling waarbij twee dochtercellen identiek ontstaan. Bij mitose is er op enig moment dus ook sprake van verdubbeling van erfelijk materiaal. Meiose is gericht op reductie van erfelijk materiaal en brengt niet gelijksoortige cellen voort met minder (meestal tot de helft gereduceerd) erfelijk materiaal. Mitose kan door de meeste celvormen ‘gedaan’ worden terwijl meiose in principe voorbehouden is aan / bij cellen in de geslachtsorganen voor de vorming van ei- of zaadcellen. Kenmerkend voor epitheel is dat er geen bloedvaten doorlopen maar bouwstof, brandstof en zuurstof via diffusie verkregen wordt van onderliggend weefsel. (voorbeelden te checken in het boek) Meerlagig epitheel is functioneel in de barrièrefunctie van de huid, vaginaslijmvlies en mondslijmvlies. Eenlagig epitheel is functioneel in de resorptie of excretiefunctie van darmslijmvlies en klierepitheel. Exocrien klierweefsel verschilt van endocrien klierweefsel in functie; namelijk uitscheiden van secreet naar de buitenwereld toe van bijvoorbeeld zweet. Endocrien klierweefsel verschilt van exocrien klierweefsel in anatomische ligging; endocriene kliercellen liggen dichter functioneel t.o.v. bloedvaatjes zodat de afscheiding van de stof vrij snel in het bloed beschikbaar is. Reticulair bindweefsel is grof met cellen / interstitieel is losmazig / straf bindweefsel heeft trekvaste collagene vezels / vetweefsel is losmazig weefsel met vet. Kraakbeenverdeling; hyalien met name op gewrichtsoppervlakten / elastisch in neuspunt en oorschelp / vezelig in symfyse en tussenwervelschijven. Microscopisch bestaat bot uit regelmatig gerangschikte osteonen (botbuizen) met daaromheen acht tot vijftien concentrische lamellen om het Havers-kanaal (lijkend op een transversale doorsnede ui). Een glimlach veinzen lukt omdat betrokken spieren dwarsgestreept, dus onder invloed van de wil, in- en ontspannen kunnen worden. Blozen is een verschijnsel waarbij (tijdelijk en beperkt) een grotere plaatselijke bloedvatverwijding optreedt die zichtbaar door de huid waar te nemen is. Deze bloedvatverwijding vindt (grotendeels!) plaats vanuit het onwillekeurig systeem waarbij gladspierweefsel rond de vaten betrokken is. Neuronen zijn zenuwcellen. Ze bestaan uit een cellichaam met een beperkt of veel uitlopers. De uitlopers die ‘dendriet’ heten zijn meestal kort, sterk vertakt en vervoeren impulsen naar het cellichaam. De lange uitloper is meestal de axon / neuriet waarom myeline gewikkeld is (met insnoeringen). De geleiding loopt van het cellichaam af. Een zenuwcel heeft als functie prikkels op te vangen / te maken/ door te geleiden. Bloedplasma bestaat uit plasma en cellen. Plasma bestaat uit een oplossing van water, zout, eiwitten, voedingsstoffen, afvalstoffen, hormonen (en andere middelen). Cellen bestaan uit witte en rode bloedcellen en bloedplaatjes (die eigenlijk geen cellen zijn). Rode bloedcel, erythrocyt, zijn schijfjes met een uitholling die als voornaamste taak hebben zuurstof te vervoeren dmv hun hemoglobine. Witte bloedcellen hebben een functie in de afweer; er zijn diverse soorten en voor de bouwbeschrijving ga ik in dit antwoord niet het boek herhalen. Cytologisch onderzoek is nodig om aard van de tumorcel te bepalen. RNA virussen zetten diverse celorganellen aan het werk; ribosomen, endoplasmatisch reticulum, golgi complex, celkern. Röntgenstraling kan bij het ongeboren kind (sneldelende cellen) DNA schade leveren. Genezing van brandwonden bij achterblijven van (resten van ) exocriene klieren komt omdat de cellen in staat zijn tot differentiatie en mitose. Bij MS kan bij de MRI zowel grijze als witte stof afwijkingen laten zien. Dit is recente informatie. Ten tijde van het boek dacht men dat de afwijking alleen in de witte (namelijk myeline) stof zichtbaar zou zijn. Bij gebruik van prednison zijn de witte bloedcellen onder invloed van dit middel anders werkzaam.