Plácido duikt in ver Spaans verleden Hoewel Plácido Domingo allang de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt denkt hij allerminst aan stoppen. En bejaard kan de Spaanse operalegende ook al niet worden genoemd. Want op zijn nieuwste CD, waar hij de luisteraar meeneemt naar de muziek van zijn jeugd, klinkt zijn veelgeroemde stemgeluid nog altijd krachtig, overtuigend en vooral ontroerend. Domingo is de laatste jaren weliswaar meer actief als artistiek leider van de opera’s van Washington en Los Angeles, het zingen heeft hij geenszins vaarwel gezegd. Sterker nog, zijn indrukwekkende repertoire van 130 operarollen breidt hij nog steeds uit. Zo debuteerde hij in maart van dit jaar als Bajazet in Händels Tamerlano. Ook op zijn laatste opname Pasión Espanõla is in feite sprake van een debuut. Het betreft een verzameling van zogeheten coplas, dat samen met de zarzuela en de flamenco de kern vormt van de hedendaagse Spaanse volksmuziek. De copla is een oud liedgenre waarin alle grote levensthema’s tegen een folkloristische achtergrond aan bod komen. Het weerspiegelt het gevoelsleven van vele generaties Spanjaarden. Zij vond haar oorsprong in de middeleeuwse poëzie maar ontwikkelde zich verder via de 18e eeuwse tonadilla escénica (komisch intermezzo bij opera’s en zarzuela’s) en de 19e eeuwse folklore van het Andalusische platteland. Met de komst van radio en bioscoop in de 20e eeuw verloor de copla gaandeweg haar landelijke karakter. Zij verplaatste haar terrein naar de theaters van de grote stad. Vooral in Madrid werd zij populair en versmolt daar met de stedelijke variant, de pasodoble, om uiteindelijk in heel Spanje immens populair te worden. Voor Domingo is de combinatie van deze twee genres vooral verbonden met zijn jeugd in Spanje, nog voordat hij als 8-jarige naar Mexico verhuisde. De liederen zijn hem altijd dierbaar gebleven, vooral omdat zij in zijn herinnering zo fenomenaal werden vertolkt door de beste zangeressen. Zijn motivatie om deze schijf op te nemen was om deze rijke traditie levend te houden voor de huidige generatie. De copla heeft altijd de beste kunstenaars aangetrokken. In de vorige eeuw waren dat onder meer de componisten Juan Mostazo Morales en Manuel López-Quirogay y Miquel en de dichters Antonio Quintero en Salvador Valverde (allen vertegenwoordigd op deze opname). Dit verklaart het veelal hoge kwaliteitsniveau van de liederen, dat zich moeiteloos kan meten met de Portugese fado of de Argentijnse tango. Iedere copla vertelt gedurende drie à vier minuten een eigen hartstochtelijke geschiedenis met een overvloed aan temperament, vuur en hartstocht. Kortom, een soort miniopera. Door zijn onbegrensde inlevingsvermogen en opera-ervaring van bijna een vijftig jaar weet Domingo als geen ander telkens de juiste sfeer te creëren. Ongeacht of het nu gaat om de feeststemming in ‘La Cruz de Mayo’ of de gepassioneerde liefdesverklaring in ‘Porque te quiero’. Coplas worden doorgaans begeleid door piano of gitaar. Domingo koos hier bewust voor een bewerking met orkestbegeleiding, zoals het oorspronkelijk is bedoeld. Het effect is groots. Mede door het warme spel van het Orquestra de la Comunidad de Madrid krijgt de muziek nu iets broeierigs en worden als vanzelf sfeerbeelden opgeroepen van een ver Spaanse verleden. Om bij weg te dromen… Pasión Espanõla Plácido Domingo (tenor), José María Gallardo del Rey (gitaar), Orquestra de la Comunidad de Madrid o.l.v. Miguel Roa Deutsche Grammophon 00289 477 6590 (gepubliceerd in Klassieke Zaken 2008/03) Frans Jansen