INTERVIEW Raquel Andueza Ik wil mijn hartslag gelijk krijgen met de muziek Enthousiasme weerklonk uit alle hoeken toen de charmante Spaanse sopraan Raquel Andueza tekende als Artist in Residence voor Mechelen hoort Stemmen 2016. Met de présence van een wereldster en tegelijk de bescheidenheid van een debutante verovert Raquel elk muziekminnend oor. De barokwereld kent voor haar geen geheimen meer, maar ook hedendaags repertoire weet ze met haar Spaanse vuur te doen broeien. Mechelen, verheug u! Raquel, we kunnen niet elders beginnen dan bij je Spaanse roots. Zit de Spaanse muziek je echt het meeste in het bloed? Het Spaanse repertoire zing ik eigenlijk pas sinds kort. Tijdens mijn opleiding vormde Italiaanse muziek de hoofdbrok, en tijdens mijn vroege carrière zette die trend zich grotendeels voort. Ik kom uit het noorden van Spanje, dus die typische dansen en traditionele liederen zitten sowieso niet helemaal in mijn bloed. Italiaanse muziek lag me eigenlijk gewoon meer! Zingen in je moedertaal is bovendien altijd een beetje vreemd omdat je de tekst meteen verstaat. Andere talen klinken meer exotisch: die klanken op zich vallen voor mij veel meer op en dat straalt af op je muzikaliteit. Voor het Spaanse repertoire ben ik in dat opzicht wat veeleisender: als ik niet van de tekst hou, leg ik de partituur weer weg. Want als ik niet achter de tekst sta, hoe kan ik die dan muzikaal verdedigen? In 2011 nam ik met La Galanía de cd ‘Yo soy la locura’ op. De teksten van deze muziek zijn geschreven door de grootste schrijvers die Spanje in eeuwen heeft gekend, en dat was voor mij heel belangrijk. Sindsdien spreekt het Spaanse repertoire me steeds meer aan, en ‘Yo soy la locura’ (het openingsconcert, red.) is nu een van mijn lievelingsprogramma’s. Misschien ben ik gewoon zelf een beetje meer ‘locura’ (waanzinnig, red.) geworden! (lacht) Dan valt het Italiaanse programma Miracolo d’amore je wellicht het gemakkelijkst? Ergens wel. In de eerste plaats voel ik mij fantastisch naast de schitterende contratenor en collega Xavier Sabata, die de Italiaanse muziek interpreteert met een ongeziene overgave. Maar ook muzikaal en tekstueel geniet ik van dit programma. Dat heeft opnieuw ook met de taal te maken: in het Spaans eindigt bijna elke lettergreep op een medeklinker en dat geeft automatisch erg ritmische muziek. Italiaanse lettergrepen eindigen bijna altijd op een klinker, wat de muziek vaak veel melodischer en subtieler maakt. Wat moeten we precies verstaan onder de ondertitel ‘mini-opera’? Aanvankelijk waren we van plan om een programma samen te stellen rond aria’s en duetten uit de opera’s van Francesco Cavalli. Pas wanneer we zijn mooiste aria’s al hadden uitgekozen, ontstond het idee om hierrond zelf een nieuw verhaal te schrijven in de stijl van een echte Italiaanse barokopera. Het werd een typisch liefdesverhaal: twee geliefden zijn heel gelukkig, hun geluk wordt even grondig verstoord, en uiteindelijk loopt alles goed af. Onze aanpak verschilt met een echte opera in die zin dat we geen regie integreren. Het visuele aspect moeten we ons dus inbeelden. Maar met de passie van Xavier, krijg je eigenlijk hetzelfde effect of misschien zelfs sterker. Wat moeten we precies verstaan onder de ondertitel ‘mini-opera’? Aanvankelijk waren we van plan om een programma samen te stellen rond aria’s en duetten uit de opera’s van Francesco Cavalli. Pas wanneer we zijn mooiste aria’s al hadden uitgekozen, ontstond het idee om hierrond zelf een nieuw verhaal te schrijven in de stijl van een echte Italiaanse barokopera. Het werd een typisch liefdesverhaal: twee geliefden zijn heel gelukkig, hun geluk wordt even grondig verstoord, en uiteindelijk loopt alles goed af. Onze aanpak verschilt met een echte opera in die zin dat we geen regie integreren. Het visuele aspect moeten we ons dus inbeelden. Maar met deze krachtige muziek, zeker in combinatie met de passie van Xavier, krijg je eigenlijk hetzelfde effect of misschien zelfs sterker. In Miracolo d’amore maken we kennis met je meest passionele kant. In Ninna Nanna, een concert met zeventiende-eeuwse Italiaanse slaapliedjes, kom je dan weer erg teder uit de hoek. Hoe kwam je tot dit programma? Jesús Fernández Baena, de theorbist van La Galanía, was in zijn vrije tijd al langer op zoek naar slaapliedjes uit de Italiaanse zeventiende eeuw. De eerste liedjes die hij vond, waren zo mooi dat we samen besloten om er een programma rond te maken. We wilden ons werk grondig doen door zelf te gaan zoeken in alle uithoeken van Italië, en zelfs verder. Jonge componisten trokken in die tijd immers rond van hof tot hof, dus hun muziek ligt ook nu nog verspreid over heel Europa. Veel archieven en databanken kan je tegenwoordig digitaal raadplegen, maar soms namen we echt het vliegtuig om ter plaatse manuscripten te raadplegen en uit te pluizen. Een heel intensief werk, maar het gaf ons enorm veel voldoening. Eigenlijk hebben we dit programma afgewerkt dankzij het enthousiasme van directeur Veerle Declerck. Toen we haar vertelden over ons idee hadden we nog maar 35 minuten muziek, maar Veerle heeft ons aangemoedigd om onze zoektocht verder te zetten. Daarom vindt de wereldpremière van dit programma in Mechelen plaats. We vinden dit best speciaal, want veel van deze prachtige wiegeliedjes zijn nooit meer uitgevoerd sinds de zeventiende eeuw! Is dit programma van slaapliedjes echt bedoeld voor kinderen, of kunnen volwassenen even goed komen indommelen? Het lijkt misschien wel zo, maar Ninna Nanna is niet enkel bedoeld voor kinderen. Daarom kozen we voor een kindersessie in de namiddag en een volwassenensessie ‘s avonds. Voor de kinderen zochten we de zoetste liedjes uit, maar er bestaan zeker ook wiegeliedjes die zowel muzikaal als tekstueel heel complex zijn en meer tot volwassenen spreken. We hopen althans dat de volwassenen wakker zullen blijven, of minstens hun gesnurk tot een minimum kunnen beperken… (lacht) Wanneer je het podium deelt met het Belgische Ictus Ensemble toon je opnieuw een andere zijde van je muzikale persoonlijkheid. Ictus heeft de naam erg modern en experimenteel te zijn. Naast enkele liederen van de muzikale anarchist John Cage en moderne pianoklanken van Henry Cowell horen we Songs of Despair and Hope van de Amerikaan George Crumb. Vanwaar dit verrassende uitstapje? In de eerste plaats vond ik het belangrijk om samen te werken met een gerenommeerd Belgisch ensemble. Ik zal in België zijn voor 3 weken en ben echt uit op muzikale uitwisselingen. Ook het moderne repertoire is voor mij een extra uitdaging, omdat dit niet tot mijn alledaagse praktijk behoort. Natuurlijk zong ik wel liederen van Schönberg, Britten, Weill of Cage, maar de klemtoon lag bij mij meestal op barokmuziek. Maar eigenlijk is dat niet van belang: de samenwerking met de muzikanten is cruciaal, en de zoektocht naar een interpretatie waar iedere muzikant zich in vindt. Hedendaags hoeft helemaal niet af te schrikken; mij niet en het publiek niet. Crumb heeft een prachtige verzameling hypermoderne bewerkingen gemaakt van Amerikaanse spirituals: oud en nieuw komen hier samen, en het klinkende resultaat is ontroerend mooi. Ook je jazz-recital met Darío Moreno toont je interesse voor hedendaagse muziek. Zien we hier een heel andere Raquel, of zien we gewoon dezelfde persoon die haar ruime visie op muziek telkens opnieuw verdedigt? De manier van aanpakken is natuurlijk in elk concert een beetje anders. Ik pas mijn stemgebruik aan en leef me in in de mood van elk concert. Ik voel me totaal anders bij elk concert, maar de muzikale authenticiteit blijft identiek. Telkens wil ik ernaar streven om de muziek op een overtuigende en oprechte manier te interpreteren, vanuit een visie op de componist of op het genre. In dat opzicht is er helemaal geen verschil in ‘Raquels’. Ik verdedig elk programma met dezelfde energie en passie, omdat ik nooit iets zing waar ik niet voor de volle honderd procent achter sta. Als muzikant moet je als het ware proberen om je hartslag gelijk te krijgen met de muziek, dan pas komt die echt tot haar recht. Dat is een mooi motto voor een Artist in residence! Je krijgt de kans om het festival als geheel mee vorm te geven: een hele verantwoordelijkheid. Hoe zie jij die rol? Ik zie het inderdaad wel als een soort verantwoordelijkheid, eerder dan een prestigekwestie: mijn karakter is er niet naar om een soort van diva te zijn. Het is voor mij de eerste keer dat ik Artist in residence ben in een festival, en natuurlijk voel ik me in de eerste plaats vereerd. Ik heb een goede band met België, kom hier heel graag en voel me hier ook echt thuis. Precies daarom neem ik mijn rol als Artist in residence heel serieus: ik wil het publiek iets teruggeven. Ik kijk er trouwens ook echt naar uit om het publiek persoonlijk te leren kennen. Het zou geweldig zijn als mensen me zouden aanspreken op straat of na een concert. Ik wil deel zijn van dit festival zoveel als ik kan! Na deze vijf bijzondere concerten in Mechelen gaat je concertleven natuurlijk gewoon door. Hoe schat jij je toekomst in? Blijf je in de vertrouwde barokvijver, of zwem je liever richting oceaan? Ik denk dat het barok wordt, met af en toe excursies naar andere repertoires. Barok is gewoon echt mijn roeping, dat was al heel vroeg duidelijk. Als kind was ik zot op enkele stukken die mijn grote zus speelde op de piano. Dat was altijd Bach. In de muziekschool geraakte ik betoverd door Purcell: opnieuw barok! Dan weet je gewoon zeker dat je een speciale connectie hebt met die muziek, maar dat neemt natuurlijk niet weg dat ik andere repertoires ook heel interessant vind. Je blijft immers pas echt muzikant als je jezelf blijft uitdagen en verrijken. Arne Herman