Najaarsconferentie Vereniging van Taalspecialisten op 10 september 2015 Waar gaat het om in het leesonderwijs? Deze vraag stond centraal bij de najaarsconferentie van de Vereniging van Taalspecialisten, waarbij we ons hebben gefocust op het begrijpend lezen. Het programma bood net als de vorige keer de deelnemers (onderwijsadviseurs, opleiders, taalcoördinatoren, onderzoekers, ontwikkelaars) volop ruimte om met elkaar van gedachten te wisselen. Er was een aantal plenaire momenten en er waren drie bijeenkomsten in subgroepen, waaruit de deelnemers konden kiezen. Het programma werd op één punt aangepast: de lezing van Hanneke Wentink kon door omstandigheden niet doorgaan. Maaike Pulles, lid van het lectoraat Taalgebruik en Leren (NHL) verving haar met een presentatie van haar lopend onderzoek. Plenair Tjalling Brouwer, voorzitter van de Vereniging van Taalspecialisten Tjalling Brouwer start de dag met informatie over de stand van zaken in de vereniging: er zijn op 10 september 51 leden, en vandaag zijn er 45 deelnemers. Nu nog maar één uit Vlaanderen, maar daar wordt aan gewerkt. Het bestuur heeft inmiddels contacten gelegd met onze zuiderburen en de verwachting is dat we volgend jaar ook Vlaamse collega’s kunnen ontmoeten. We nemen afscheid van Joop Stoeldraijer als bestuurslid. Tjalling bedankt hem voor zijn enthousiaste inbreng in het bestuur en wenst hem alle goeds in zijn werk als zelfstandig taalspecialist. Joop blijft lid van de vereniging. Vervolgens leidt Tjalling onder de titel ‘Door de strategieën de tekst niet meer zien’ het onderwerp van de dag in. Begrijpend lezen is een weinig populair ‘vak’, ondanks velerlei pogingen om het aantrekkelijk te maken. Is het wel een vak? Hoe zit het met de transfer; worden vaardigheden, geleerd bij begrijpend lezen, toegepast bij andere vakken? Is er een doorgaande lijn van groep 1 naar groep 8? Is begrijpend luisteren onderdeel van deze doorgaande lijn? De laatste jaren is er veel aandacht voor strategieën, die allemaal zogenoemd evidence based zijn, maar vaak staan die strategieën centraal en niet de inhoud van de tekst. Aan de hand van een prentenboek en een tekst van Guus Kuijer laat Tjalling zien dat strategieën geen doel op zich zijn, maar middelen om de tekst te onderzoeken. Daarbij is het belangrijk om met de leerlingen te kijken naar de specifieke inhoud, de stijl of het genre van de betreffende tekst. Met andere woorden: laat je inspireren door de tekst. Het getoonde prentenboek illustreert dat de prenten een heel ander verhaal vertellen dan de tekst. Dit is te mooi om niets mee te doen. De tekst Eendenjacht van Guus Kuijer is geschikt om kinderen er alert op te maken dat de schrijver doet alsof hij informatie geeft over de eendenjacht, maar dat hij eigenlijk vooral zijn eigen mening wil geven. Tevens pleit hij voor het inzetten op de hogere orde denkvaardigheden (HOTS) bij begrijpend lezen. Voor de PDF van de PowerPoint van Tjalling Brouwer klik hier. Koen van Gorp (Centrum voor Taal en Onderwijs, KU Leuven) ‘Verbindingen leggen. Op weg naar duurzaam leesonderwijs’, dat was de titel van de presentatie van Koen van Gorp. Als een kind vlot technisch leert lezen, wordt vaak gedacht dat het ook wel goed komt met het begrijpend lezen. Toch haken heel wat lezers al jong af of slagen ze er onvoldoende in om uit te groeien tot competente en gemotiveerde lezers. Duurzaam leesonderwijs wekt energie op voor en door lezen en legt verbindingen tussen lezer, tekst en schrijver, tussen de wereld in en buiten de tekst, in en buiten de klas. Taakgericht, functioneel leesonderwijs dat leesbehoeften creëert bij jonge lezers en op hun leesbehoeften inspeelt, vormt de basis voor zulk duurzaam leesonderwijs. Voor de PDF van de PowerPoint van Koen van Gorp klik hier. Maaike Pulles, Lectoraat Taalgebruik en Leren (NHL) Maaike Pulles brengt verslag uit van haar lopende onderzoek naar dialogisch lezen bij onderzoekend lezen. Ze voert dat uit in het lectoraat Taalgebruik en Leren bij de NHL. Het lectoraat heeft verschillende achtergronden: Ontdekkend leren en onderzoekende houding als basis voor onderwijs, en spreek-, schrijf- en leestaken als componenten van inhoudelijk relevante thema’s. Kennisconstructie komt tot stand in interactie met elkaar en is iets gezamenlijks, als het overleg voldoet aan kenmerken van exploratief taalgebruik. 21e-eeuwse vaardigheden: onder andere samenwerken, kritisch denken, probleemoplossen, sociale vaardigheden, ict-geletterdheid. Het gaat Maaike om de vragen wat de kenmerken/karakteristieken van gesprekken zijn rondom teksten bij samen onderzoek doen in de midden- en bovenbouw van het basisonderwijs en hoe dergelijke dialogische leespraktijken bijdragen tot (gezamenlijke) kennisconstructie. Aan de hand van analyse van gesprekken rondom teksten in kleine groepen tijdens onderzoeksprojecten liet Maaike zien hoe de kinderen de informatie uit de tekst gebruiken om gezamenlijk tot nieuwe kennis te komen. Het gaat verder dan het traditionele tekstbegrip, het gaat ook om wat je doet met een tekst (en hoe), bijvoorbeeld om antwoorden te vinden op je onderzoeksvragen. Onder andere op de vraag: ‘Hoe kunnen we leerkrachten oriënteren op een didactiek die focust op het belang van gesprekken rondom teksten met het oog op kennisconstructie?’ gaat ze zich richten in het vervolg van haar werk. Voor de PDF van de PowerPoint van Maaike Pulles klik hier. Twee persoonlijke reflecties van taalcoördinatoren op de verbetering van het leesonderwijs in hun school Henny Schrijver, taalcoördinator van de Henricusschool in Hippolytushoef Henny Schrijver werkt op de Henricusschool in Hippolytushoef. Ze is leerkracht en sinds 2003 taalcoördinator. Daarnaast is ze ook remedial teacher, dyslexie- en dyscalculiespecialist. In haar presentatie gaat ze in op haar visie op taalonderwijs en leesonderwijs in het bijzonder: het moet niet opgedeeld zijn in allerlei deelvaardigheden, het moet betekenisvol zijn en levensecht, en motiverend voor kinderen, waarbij praten over teksten een centrale activiteit is. In 2008 kreeg de school te maken met slechte leesresultaten en Henny kreeg als taalcoördinator de opdracht om hier iets aan te doen. De school besloot uiteindelijk om mee te doen aan de Taalpilots: een driejarig leesverbeterplan gericht op voorbereidend lezen, aanvankelijk technisch lezen, voortgezet technisch lezen en begrijpend lezen. Een keuze die ze achteraf niet goed kan verklaren, want hij sluit niet aan bij haar visie. Leesplezier en leesmotivatie waren geen onderdeel van het verbeterplan. De resultaten spraken boekdelen: in plaats van leerlingen die graag en met plezier lezen en lezen omwille van de inhoud van teksten, leidde het traject tot leerlingen die lezen saai vinden en leerkrachten die zich vastbijten in instructiemodellen, oefenen met technisch lezen (herhaald lezen en woordrijen oefenen) en met strategieën. ‘Paplepeldidactiek’, noemde Henny Schrijver dit treffend. Ze illustreerde dit met een filmfragment van leerlingen in de middenbouw die moesten oefenen met technisch lezen uit Estafette. We zagen van alles, maar geen lezende kinderen. “Hoe ‘slechter’ je leest, hoe meer je hardop moet lezen”, dat was de aanpak geworden op school. En begrijpend lezen was verworden tot leesstrategieënonderwijs. Het draaide niet meer om de inhoud en om de beleving. Met als resultaat dat kinderen aan het eind van de basisschool leeshaters geworden zijn. Dit werkte dus niet. Wat wel? Henny vertelt dat ze in haar zoektocht stuitte op een aanpak die populair is in de VS: The daily5 en The Cafe. In die aanpak gaat het om comprehension, accuracy, fluency en expanding vocabulary. Ze vertaalde deze aanpak naar de Nederlandse situatie. Wat haar erin aansprak, was de vrije keuze voor leerlingen en de aandacht voor hun onafhankelijkheid en eigenaarschap (leerlingen moeten zelf doelen stellen) en voor hun doorzettingsvermogen. Ze experimenteerde hiermee in haar eigen groep en ook collega’s gingen ermee aan de slag. De nieuwe aanpak werkte motiverend, maar de methodiek bleef volgens Henny Schrijver nog te veel hangen bij techniek en oefenen met strategieën. Ze kwam tot de conclusie dat er een paradigmawisseling nodig was: een omslag van lezen om te lezen naar lezen om te leren en lezen om te genieten. Dit vraagt om een andere rol, een andere aanpak van de leerkracht. Daarvoor zijn concrete aanwijzingen nodig voor het praten over boeken met kinderen en ook voor wat leerkrachten nodig hebben om kinderen te laten nadenken over boeken. Het vraagt van leerkrachten ook om een onderzoekende houding: wat werkt wel en wat werkt niet in hun klas, en hoe komt dat? In deze omslagfase bevindt de school zich nu. Belangrijk daarbij is ook de vraag wat kinderen zelf vinden; zij worden nadrukkelijk betrokken bij de omslag en bij de plannen om het leesonderwijs op school te verbeteren. Als taalcoördinator heeft Henny het voortouw bij deze omslag. Zij werkt daarbij samen met een onderwijsadviseur die als sparring partner fungeert. Aan het slot van haar presentatie deed Henny Schrijver de oproep aan leerkrachten om zich te verplaatsen in kinderen en aan onderwijsadviseurs om zich op dezelfde manier te verplaatsen in leerkrachten. Voor wie is het leesonderwijs goed? Voor de inspectie, de overheid? Voor schoolbegeleiders? Voor de school? Voor de directie, de intern begeleider, de taalcoördinator? Voor de leerkracht? Voor het kind? Ze besluit haar presentatie met: ‘Mijn nieuwe bril: onderwijs is het goede doen, op het juiste moment, ook in de ogen van de leerling.’ Om de omslag te illustreren laat Henny een filmfragment zien van een leerlingen in groep 4 die praten naar aanleiding van een boek dat Henny voorgelezen heeft. Een leerling kruipt in de huid van de hoofdpersoon en zijn klasgenoten mogen hem vragen stellen. Er ontstaat uiteindelijk een boeiend gesprek over het verschil tussen informatieve boeken en verhalen, waarbij de leerkracht zich buiten de kring bevindt en leerlingen samen redeneren. Binnenkort zal hierover informatie verschijnen op de site van Stichting Lezen. Voor de PDF van de PowerPoint van Henny Schrijver klik hier. Daphne Zijlstra, taalcoördinator van De Driemaster in Alkmaar Daphne Zijlstra liet zien hoe op haar school het onderwijs in begrijpend lezen is aangepakt. Zes jaar geleden is er een enquête afgenomen onder de teamleden. Daaruit bleek dat leraren graag hun deskundigheid op het gebied van het leesonderwijs wilden vergroten. Ze wilden een doorlopende lijn in het leesonderwijs van groep 1 tot en met groep 8 en bovenal wilden ze de motivatie van de leerlingen voor het lezen en het leesonderwijs vergroten. Er werd een taalgroep gevormd die het voortouw kreeg bij de verandering, er waren twee externe taalspecialisten en zo werd er een boeiend traject ingezet waarin de hele school, leraren, directie én leerlingen (en de twee externe taalspecialisten) van elkaar hebben geleerd en waar het leesonderwijs blijvend is verbeterd. Leerlingen zijn bewust betrokken bij het verbeteren van het leesonderwijs in hun klas. Ze deden onderzoek en stelden mee regels op waar leerkracht en leerlingen zich aan moesten houden. Deze ‘Gouden regels’ kwamen op een poster – gemaakt door leerlingen – in elke klas te hangen. Een regel die in het team geformuleerd was, is bijvoorbeeld: Elke les heeft een leesdoel en een lesdoel. In elke groep bedachten ook de leerlingen een regel die voor hen belangrijk was om het leesonderwijs op school te verbeteren. De meest voorkomende regel van de leerlingen was: Samenwerken. De aanpak heeft duidelijk gemaakt dat de inhoudelijke deskundigheid van het team groeit door met elkaar over de inhoud van het leesonderwijs te praten, en ook hoe belangrijk het is dat er tijd wordt uitgetrokken voor een verandering. Na zes jaar zorgt de werkgroep en met name de taalcoördinator ervoor dat het (begrijpend) leesonderwijs regelmatig terugkeert op de agenda van de team- en bouwvergaderingen. De gevolgde aanpak wordt nu ook gebruikt voor de verbetering van andere programmaonderdelen, zoals het schrijfonderwijs en het rekenonderwijs. Voor de PDF van de PowerPoint van Daphne Zijlstra klik hier. Voor meer informatie over het leesonderwijs op de school van Daphne klik hier. Henny Schrijver en Daphne Zijlstra spreken als taalcoördinator; ze hebben een centrale rol in het taalbeleid van hun school, ze zijn in nauwe samenwerking met de directie en in het geval van Daphne ook samen met een taalgroep de motor van verbeterprocessen van het taalonderwijs. Leerlingen spelen er een belangrijke rol in. Externe taalspecialisten functioneren niet als deskundige die met een cursus taaldidactische kennis en vaardigheden proberen ‘aan te brengen’, maar als meedenkende betrokkenen in een proces waarvan het resultaat nooit van tevoren vast kan staan. De regie blijft bij de school. Subgroepen Lorien de Koning (De Activiteit) De onderzoekende lezer - Een goede lezer word je als je teksten leest die je raken. Je hebt wat met het onderwerp, het idee, het verloop van het verhaal of de schrijver. De motivatie om aan een boek of tekst te beginnen heeft veelal te maken met interesse voor zaken uit de leefwereld van de kinderen, de kwesties die op hen afkomen of de vragen die zij hebben. Het lezen van fictieve en nonfictieve teksten verbonden aan wereldoriënterende inhouden die in het thema en onderzoek centraal staan is de insteek binnen Ontwikkelingsgericht Onderwijs. Lorien de Koning ging in deze bijeenkomst in op deze werkwijze waarbij kinderen leren om hun eigen vragen en de vragen van de groep te onderzoeken door middel van allerlei onderzoeksactiviteiten, waaronder bronnenonderzoek. Teksten, boeken en filmpjes worden ingezet als bron. Rijke onderzoeksactiviteiten maken dat je je als leerling uitgedaagd voelt om je te verdiepen in complexe teksten. De leerkracht ondersteunt door de leesdidactiek en begeleiding gericht in te zetten zodat alle leerlingen zin in lezen krijgen en houden! Voor meer informatie over de workshop van Lorien de Koning klik hier. Janke Singelsma (Lectoraat Taalgebruik & Leren NHL en taalcoördinator) en Anita Oosterloo (Anita Oosterloo Taal en Educatie) Leesgesprekken - In het referentiekader taal staat onder andere voor lezen wat leerlingen aan het eind van groep 8 moeten kunnen. Met toetsen krijgen we daar een indruk van, maar dat beeld is verre van compleet. Met leesgesprekken krijgen leerkracht en ook leerling(en) zelf een beeld van hun lezen, waarmee ze dat vervolgens kunnen (bij)sturen. Leesgesprekken zijn ontdekkingstochten door de leer- en leeswereld van de leerlingen. Ze leveren vaak verrassende ontdekkingen op. Deze bijeenkomst zou uit twee delen bestaan: eerst de leesgesprekken zelf aan de hand van een aantal fragmenten en daarna het voeren van leesgesprekken op school en de rol van de taalspecialist daarbij. De fragmenten riepen echter al zoveel stof tot praten op, dat we aan het tweede deel niet meer zijn toegekomen. Daardoor ontstond spontaan het idee om binnenkort een aparte bijeenkomst van de Vereniging te organiseren rondom leesgesprekken, om hier met elkaar verder over te praten en plannen te maken. Houd hiervoor deze website in de gaten. Voor een verslag van de bijeenkomst van Janke Singelsma en Anita Oosterloo klik hier. René Berends (Saxion Hogeschool) Waartoe lezen? – Tijdens deze bijeenkomst gingen deelnemers met elkaar in gesprek naar aanleiding van een aantal stellingen. Daarbij ging het met name over implicaties voor het taalonderwijs van nieuwe inzichten uit de (algemene) onderwijspedagogiek voor het denken over vernieuwingen in het taalonderwijs. Exemplarisch worden de ideeën van pedagoog Gert Biesta besproken. De discussie werd aangezwengeld met de volgende ‘teaser’: Leraren (en taalspecialisten) hebben weinig oog voor wat de implicaties (kunnen) zijn van nieuwe inzichten uit de (algemene) onderwijspedagogiek voor het denken over vernieuwingen in het taalonderwijs. De eerste stelling, waarover gediscussieerd is, ging over het ervaren van vrijheid om taalonderwijs naar eigen inzichten vorm te geven: 1. Leraren ervaren de vrijheid in het (taal-/lees)onderwijs niet, omdat de ruimte die er eigenlijk wel is, geconfisqueerd is door methodeontwikkelaars, ontwerpers van toetsen, adviezen van wetenschappers, opleiders en adviseurs, opdrachten van bestuurders en adviseurs, druk van ouders, e.d. De deelnemers waren het grotendeels eens met deze stelling: 75% volledig eens; 25% deels eens. Discussieargumenten die uitgewisseld werden, betroffen de gedachte dat in taalbeleidsplannen van scholen geformuleerde uitgangspunten voor taalonderwijs enerzijds bijna geen verbinding hebben met geformuleerde visies in schoolplannen over het ‘waartoe’ er op scholen onderwijs gegeven wordt en kinderen opgevoed worden, en anderzijds zelden een goede vertaling krijgen naar het vormgeven van taalonderwijs. Visies op taalonderwijs zijn daardoor vaak ‘lege hulzen’. Verder werd gesteld dat leraren in het taalonderwijs vaak ook te veel fungeren als ‘doorgeefluik’ van wat anderen vanaf de zijlijn over taalonderwijs aangeven (methodeontwikkelaars, opleiders, leerplanontwikkelaars, inspecteurs, bestuurders, e.d.) en dat de vrijheid van onderwijs, de ruimte om taalonderwijs op een eigen manier te geven, er op zich wel is, maar door leraren zelden ervaren worden. Een probleem dat daarbij besproken is, betreft de eventuele handelingsverlegenheid van leraren om die vrijheid op een eigen manier goed vorm te geven. Daarover ging de tweede stelling: 2. Leraren zijn in het taal-/leesonderwijs (te) handelings-verlegen om zich daadwerkelijk te emanciperen en om zelf de regie (weer) te nemen. De ‘virtuositeit’ van de leraar (Biesta) is een illusie. Op deze stelling werd veel minder eensluidend gescoord. 17% was het eens met de stelling, 58% procent deels eens / deels oneens; 17% volledig oneens en 8% gaf aan het niet te weten. Biesta (2015) gebruikt in deze de metafoor van de leraar als simultaan schaker, die op vijfentwintig borden tegelijk schaakt, maar dat ook nog doet op meerdimensionele schaakborden. Hij is geen doorgeefluik, maar zou meer een vertaler moeten zijn van inzichten naar de unieke situatie in zijn eigen groep: hij stemt af en personaliseert het onderwijs. De derde stelling stelde het probleem aan de orde dat het onderwijs misschien wel te veel een toeleveringsbedrijf aan de maatschappij en economie geworden is en dat te weinig de vraag gesteld is of de ‘wereld’ waartoe kinderen aangeleverd wordt, niet door het onderwijs ook verbeterd zou moeten worden. Het gaat Biesta erom dat kinderen niet alleen kennis opdoen en socialiseren, maar zich ook leren verhouden ten opzichte van die aan te leren kennis en de maatschappij en sociale gemeenschap waar zij deel van uit (gaan) maken. Dat bedoelt hij met het op een volwassen manier leerlingen begeleiden naar volwassenheid. De stelling luidde: 3. De wijze waarop er in Nederland taal-/leesonderwijs gegeven wordt, draagt bij aan het op een volwassen manier begeleiden van leerlingen naar volwassenheid Het was een discussie waar wisselend op gescoord werd: 8% volledig eens; 42% deels eens / deels oneens; 17% volledig oneens en een grote groep 33% die ‘weet niet’ scoorde. De onderwerpen uit de drie eerste stellingen leverden al zoveel stof op om met elkaar te spreken, dat de overige stellingen niet aan bod zijn gekomen. Voor de PDF van de PowerPoint van René Berends klik hier.