10. Profetie en de Schrift Inleiding De tweede brief van Petrus is een soort geestelijk testament, een literair genre dat courant was in die tijd. De auteur beseft dat zijn dood wel eens dichtbij zou kunnen zijn (2 P 1:13-15). Voor het zover is, wil hij enkele urgente zaken nog eens heel duidelijk stellen. Een rode lijn doorheen de brief is ‘de kennis van God en van Jezus Christus’ (2 P 1:2,3,5,6,8; 2:20; 3:18). Deze kennis staat tegenover de pseudo-kennis van valse leraars (2 P 2). Hier blijkt al de bezorgdheid van de vroege Kerk over allerlei theorieën en filosofieën die opkwamen. Dit zouden al de eerste sporen kunnen zijn van het gnosticisme dat grote invloed had in de 2de eeuw. De gnostici gingen er prat op dat christenen een nieuw en bevrijd leven konden bereiken dankzij initiatie in de kennis (GNOSIS = ‘kennis’) van allerlei mysteries. Petrus van zijn kant onderstreept waar de ware kennis op gebaseerd is: 1/het getuigenis van de apostelen en 2/ het woord van de profeten), en ook – zeker niet minder belangrijk – waartoe die kennis leidt, nl. LIEFDE (2 P 1:5-7). Anders blijft kennis steriel en nutteloos… (1:8) Samen overleggen 1. Stel dat u een geestelijk testament zou schrijven, wat zou daarin de belangrijkste boodschap zijn? 2. Kennis die steriel en nutteloos is… Heb je zelf al dit gevoel gehad? Over welke kennis ging het dan? Kan ook bijbelkennis steriel en nutteloos zijn? Het getuigenis van de apostelen “Toen wij u de glorierijke komst van onze Heer Jezus Christus verkondigden, baseerden wij ons niet op vernuftige verzinsels – integendeel, wij hebben met eigen ogen zijn grootheid gezien. 17Want hij ontving van God, de Vader, eer en luister, toen de stem van de majesteitelijke luister tegen hem zei: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde.’ 18Die stem hebben wij zelf uit de hemel horen klinken toen wij met hem op de heilige berg waren.” - 2 Petrus 1:16-18 De apostel waarschuwt voor ‘vernuftige verzinsels’: Mythos: vertelsels, fabels, verzinsels, leugens. Daar komt ons woord ‘mythe’ vandaan. Sofizo: wijs maken, onderrichten… maar ook: uitvinden, listig verzinnen Wat hij hier tegenover plaatst is het eigen ooggetuigenverslag, het getuigenis dus van de apostelen en zij die Jezus Christus hadden gehoord en gezien. Geen filosofieën, wel feiten. Eén element haalt Petrus naar voren, nl. de grootheid (grootsheid, majesteit) van Jezus. Dat is ook wat hij vooral lijkt onthouden te hebben uit die bijzondere ervaring op de berg der verheerlijking waarnaar hij verwijst (lees Mattheüs 17: 1 e.v.). Dit moet natuurlijk wel gesitueerd worden in de context van zijn brief. Ik vermoed dat er echt nog wel andere elementen of episodes waren uit Jezus leven en werk die grote indruk hadden gemaakt. In zijn brief focust hij echter op ‘de glorierijke komst van de heer’. Het lijden en de kruisiging waren allesbehalve glorierijk geweest. En ook de moeiten en zelfs verdrukking waarmee de eerste christenen geconfronteerd werden, deden vragen rijzen bij dat ‘glorierijk’… In die context was de ervaring op de berg inderdaad veelbetekenend! Schijn bedriegt vaak. Uiteindelijk zou Jezus Christus in volle glorie geopenbaard worden, en dan zouden de gelovigen, hier verdrukt en misprezen, delen in die glorie. Samen overleggen 1. Niemand van ons heeft Jezus met eigen oren en ogen gehoord of gezien… Hoe moet dat dan? Wat moet / kan onze soliede basis zijn om hem te leren kennen? 2. Het ooggetuigenverslag waar wij over beschikken is al bijna 2000 jaar oud… Moeten wij rekening houden met deze tijdskloof? Indien niet: waarom niet? Indien wel: op welke manier? 3. Jezus’ verheerlijking op de berg lijkt dus diepe indruk gemaakt te hebben op Petrus. Wat spreekt jou het meeste aan in dat verhaal (Matteüs 17)? Is het Jezus’ glorie? Het feit dat hij ‘Gods geliefde zoon’ wordt genoemd? Voor sommigen is het dat hij bereid is om na die glorievolle momenten weer af te dalen in volle solidariteit met de mensheid in nood… Deel uw gedachten en gevoelens met elkaar. 4. Ervaar jij soms situaties waar je moeite hebt met dat ‘glorierijk of glorievol’? 2 kwartaal 2017 – De brieven van Petrus – studie 10 de J.D. De woorden van de profeten “9Ons vertrouwen in de woorden van de profeten is daardoor alleen maar toegenomen. U doet er goed aan uw aandacht altijd daarop gericht te houden, als op een lamp die in een donkere ruimte schijnt, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart.” – 2 Petrus 1:19 Naast het ooggetuigenverslag schuift Petrus de woorden van de profeten naar voor als tegengewicht voor twijfelachtige kennis. Dit woord is alle vertrouwen waard (BEBAIOS: stabiel, standvastig, zeker, vertrouwenswaardig). Beschouwingen rond ‘profeten’ ‘Prophètès’ (gebruikt in de Septuaginta, de Griekse vertaling van het eerste testament) = hij die naar voor komt om te spreken; of ook: hij die spreekt in naam van (woordvoerder - Jeremia 1:9 “Ik heb mijn woorden in uw mond gelegd…”) ‘Nabi’ : komt van een hebreeuwse stam die ‘roeping’ betekent : hij die geroepen is en/of hij die roept. ‘Ro-é of hozé’ = ziener (zien, vooruitzien, visie hebben) Het werk van profeten had te maken zowel met het verleden, het heden als de toekomst: Het verleden, omdat geschiedenis werd beschouwd als een manier waarop God zijn wil kenbaar maakte om de mensen op die manier juiste waarden te leren. Het heden. De profeten hadden open ogen en een verlichte visie op wat er om hen heen gebeurde. Hun boodschap was vooral gericht op recht en gerechtigheid (tsedaka et chesed), op de ethische en innerlijke dimensies van geloof en godsdienst. Het is dan ook niet verwonderlijk om vast te stellen hoe vaak deze profeten hervormers werden, zowel geestelijk als sociaal (want de essentie van de ware godsdienst lag toen niet in rituelen of theoretische kennis, maar was nauw verbonden met het concrete leven). Later situeert Jezus zich voluit in deze profetische traditie die zich bekommert om het concrete leven: Mat. 5.17 + de hele bergrede, Mat 9.13 ; 15.7 e.v. De toekomst. Wanneer de profeet sprak over de toekomst, dan was dat om te waarschuwen of om gerust te stellen en te bemoedigen met beloften. Het doel was niet zozeer om kennis door te geven als wel een verandering van houding en gedrag te bewerken, zodat een goede toekomst (weer) mogelijk werd in het Beloofde Land. Vermelden we nog dat ‘de Profeten’ (van: de Wet en de Profeten) deel uitmaakten van de officiële Schrift in die tijd… Bij ‘profetisch woord’ of ‘woorden van de profeten’ wordt vaak vooral gedacht aan onthullingen over de toekomst. Bij Petrus speelde dit zeker mee. Hij heeft het immers over ‘de glorierijke komst van onze heer Jezus Christus’ (v. 16). In hoofdstuk 3 zal hij dan ingaan op de vraag waarom die komst uitblijft… In v. 4 schrijft hij dat er ons ‘kostbare, rijke beloften zijn gedaan’. Ook daarop kunnen wij dus vertrouwen. Toch gaat het niet enkel en alleen om het ‘kennen van de toekomst’. Het beeld van de lamp die in een donkere ruimte schijnt is veelbetekenend. Natuurlijk is het goed om licht te zien aan het eind van een donkere tunnel. Maar even belangrijk is het dat het licht helpt om te zien waar je hier en nu je voeten plaatst. In Jesaja 9:1, een gedeelte dat spreekt over de komende messias, zijn beide aspecten aanwezig: “Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht. Zij die in het donker wonen worden door een helder licht beschenen.” Een licht zien… maar ook beschenen worden! In Psalm 119 (“Uw woord is een lamp voor mijn voet, een licht op mijn pad.” – v. 105) komt de nadruk te liggen op de weg die we moeten gaan. In het O.T. was dit een beeld voor de TORAH: De levensweg gaan aan de hand van Gods raadgevingen ten leven (zie bv. Deut 5: 32,33). 2de kwartaal 2017 – De brieven van Petrus – studie 10 J.D. Dit lijkt overeen te komen met de nadruk die Petrus legt op een vruchtbare en nuttige kennis die leidt tot deugdzaamheid, zelfbeheersing, vroomheid en vooral liefde. (2 P 2:5-8) Samen overleggen 1. Vervulde beloften in het verleden als bron van vertrouwen voor de toekomst… Aan welke beloften (in het verleden en/of voor de toekomst) denk jij dan? 2. Petrus beveelt aan om aandacht te hebben voor de boodschap van de profeten… Wat zou dit concreet betekenen voor ons vandaag? Hoe doe je dat? En aandacht waarvoor precies? 3. De aandacht voor de profetische boodschap bracht Petrus en zijn geloofsgenoten ertoe te denken dat Jezus’ komst op til was… Ondertussen zijn we bijna 2000 jaar verder. Wat leiden we hieruit af aangaande een gezonde houding t.a.v. profetieën en de Schrift in het algemeen? 4. Kennis van de profetieën… Reageer in dit verband eens op de tekening hierboven… Aan welk soort licht heb jij de grootste behoefte: licht veraf, licht dichtbij? Of allebei? Praat hierover met elkaar (in respect voor eventuele verschillende gevoeligheden!). 5. “Totdat de morgenster opgaat in uw hart…” (v. 19) Heeft Petrus het hier over de wederkomst (waarom dan ‘in uw hart’ en niet ‘over deze wereld’?)? Of doelt hij op hoop en vertrouwen die je kunt verkrijgen? Of nog iets anders? Heb jij zelf ooit al ‘een morgenster voelen opgaan in je hart / je leven? Zo ja: kun je hierover getuigen (hoe of waardoor kwam dat? hoe voelde het? wat betekende het voor jou? … Het verstaan van en omgaan met het profetische woord “20Besef daarbij vooral dat geen enkele profetie uit de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat, 21want nooit is een profetie voortgekomen uit menselijk initiatief: mensen die namens God spraken werden daartoe altijd gedreven door de heilige Geest.” – 2 Petrus 1:20,21 Het werkwoord PRO-FEIMI geeft aan dat iemand het woord voert voor, in naam van of in de plaats van iemand, hier GOD. Voor de apostel is het heel duidelijk: profeten waren woordvoerders voor God. Ze brachten zijn boodschap, spraken in zijn naam. God was de initiatiefnemer. Let wel dat hij stelt dat mensen door Gods Geest gedreven (letterlijk: gedragen) werden, niet dat ieder woord letterlijk door God werd ingefluisterd of neergeschreven! Het geeft aan dat God iets aan de mensen wil vertellen, en hiervoor mensen gebruikt die zich door Hem laten inspireren. Ook geeft hij aan dat er ‘uitleg’ nodig is. Andere vertaling: interpretatie. Het werkwoord EPILUO betekent letterlijk: losmaken, uit de knoop halen… vanwaar: uitleggen. Dit kan niet eigenmachtig gebeuren. Gezien wat voorafging bedoelt Petrus: niet los van de boodschap van de profeten en ook niet los van de boodschap van de apostelen (die als ooggetuigen in dezelfde lijn lagen als de profeten). Samen overleggen 1. “Profeten waren woordvoerders van God…” Verleden tijd… of kan er ook gesteld worden dat profeten woordvoerders ‘zijn’? Zo ja, wie zou dat dan kunnen zijn? 2. Mensen die door de Geest gedreven zijn, niet woorden die werden gedicteerd… Waarom is dit verschil belangrijk? 3. Uitleggen, interpreteren… losmaken… Moet de bijbelse boodschap ‘losgemaakt’ worden? Is uitleg nodig? Waarom wel / niet? 4. Geen eigenmachtige uitleg… Dus is het niet toegelaten om zelf na te denken over het Woord, opzoekingen te doen, denkpistes uit te werken of na te gaan? Of wel? Kun jullie samen enkele voorzorgsmaatregelen oplijsten die hierbij dienen in acht genomen te worden? 5. ‘Niet eigenmachtig’ wordt vaak uitgelegd als zouden onze ideeën over de Bijbel altijd volledig in overeenstemming moeten zijn met de algemene (soms ook specifieke) lijn van de Kerk (de Generale Conferentie / het sabbatschoolboekje / ‘onze’ uitleg en visie…). Schuilt daar dan geen gevaar in? En wat doen we met het rabbijnse gegeven dat er veel verschillende maar elkaar aanvullende en verrijkende benaderingen zijn van bijbelse teksten en verhalen (aangezien de Hebreeuwse taal sowieso verschillende denkpistes opent!)? 2de kwartaal 2017 – De brieven van Petrus – studie 10 J.D. 2de kwartaal 2017 – De brieven van Petrus – studie 10 J.D.