1 Inleiding

advertisement
1
Inleiding
Bron:http://www.solcomhouse.com/globalwarming.htm
De aarde wordt warmer, de zeespiegel stijgt, … planten en dieren raken het noorden kwijt.
Een versterkt broeikaseffect is de oorzaak, de grote boosdoener is de mens. Daar twijfelt
niemand meer aan. Ineens staat het broeikaseffect hoog op de politieke agenda: in 2005
is het Kyoto-protocol in werking getreden en in 2006 vond in Nairobi een zoveelste
klimaatconferentie plaats. Maar de film An Inconvinient Truth, van de Amerikaanse exvice-president Al Gore, lokte veel belangstelling en beleidsmensen naar de bioscoop. Zelfs
de Vlaamse huisvrouwen zijn sindsdien in de ban van het broeikaseffect.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
1
2
Weer en klimaat
Weet jij wat het verschil is tussen het weer en het klimaat?
WEER
KLIMAAT
Bron: http://www.kmi.be/nederlands/index.php?menu=Menu1_3_3
Bron:
http://www.kmi.be/nederlands/index.php?menu=Menu1_4_2
Het weer is wat je buiten voelt en ziet.
Het weer kan per minuut veranderen.
Het kan bijvoorbeeld uren lang regenen
en stormen, en dan opeens gaat de wind
liggen en wordt het droog en zonnig. Op
de televisie krijg je iedere dag het
weerbericht. Het weerbericht van
gisteren kan behoorlijk afwijken van het
weerbericht voor morgen.
Weer is wat zich voordoet op een
bepaald tijdstip over een korte periode
(minuut, uren, dag) en is
• plaatselijk (Londerzeel)
• regionaal (Kuststreek)
• groot gebied (wisselvallig weer
van West-Europa)
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
Het klimaat is het gemiddelde van alle
weersomstandigheden over een langere
periode op een bepaalde plaats. Het klimaat
over de afgelopen 100 jaar in België is dus
het gemiddelde van alle
weersomstandigheden die de afgelopen 100
jaar in heel België zijn voorgekomen.
Klimaat is het gemiddelde weer en doet zich
voor over een lange periode (meer dan 30
jaar, eeuwen) op een bepaalde plaats, regio
of groter gebied.
2
Bron: http://www2.minlnv.nl/thema/groen/ruimte/ols/pictures/lop_09.jpg
Net zo als het weer kan het klimaat veranderen. De aarde bestaat al zo'n 5 miljard jaar, en
al die tijd veranderde het klimaat voortdurend. Soms werd het klimaat warmer waardoor
het ijs op de polen en in de bergen smolt. Daardoor kwam er veel meer water in de
oceanen en kwam veel land onder water te staan. En soms was het veel kouder zodat
grote delen land met ijs bedekt waren. Dat lijkt heel erg, maar het klimaat veranderde
meestal zo langzaam, vaak over vele duizenden jaren, dat je daar in een mensenleven
niets van merkte.
We illustreren met enkele grafieken.
fig.2.1 Temperatuurcurve vanaf het Precambrium tot en met het Quartair (t.o.v. de huidige gemiddelde
temperatuur over de wereld)
Bron: Geoscoop 5/6 , Wolters Plantyn, Mechelen, 2004
Vanaf het Cambrium tot en met het Carboon zijn er lichte schommelingen van de
wereldtemperatuur. Op het einde van het Carboon en tijdens het Perm krijgen we echter
een periode met duidelijke afkoeling. Tijdens het Mesozoïcum (Trias, Jura, Krijt) lopen de
temperaturen geleidelijk op. Ook tijdens de eerste helft van het Tertiair hebben we nog
duidelijke hoge temperaturen. Tijdens de laatste periode van het Quartair zakken de
temperaturen onder het gemiddelde en zijn er duidelijk een aantal perioden met sterke
temperatuurdaling.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
3
Titel:
fig.2.2 De ontwikkeling van de gemiddelde wereldtemperatuur van 1880 tot en met het jaar 2005.
Bron: NCDC/NOAA
Bepaalde wetenschappers gaan er van uit dat de opwarming van de atmosfeer veel te
maken heeft met de zonneactiviteit. Deze is niet zo stabiel en zou de aarde in een
bepaalde periode sterker opwarmen dan in andere. Uit onderzoek is gebleken dat de
waargenomen opwarming in de eerste helft van de 20ste eeuw grotendeels kan verklaard
worden door natuurlijke variaties.
In de tweede helft van de 20ste eeuw is de temperatuur echter veel sneller opgelopen. De
gemiddelde zonneactiviteit was laag en er zijn slechts enkele vulkaanuitbarstingen
geweest (doen de temperatuur dalen). Daardoor zou de temperatuurstijging vooral
toegeschreven kunnen worden aan de menselijke uitstoot van broeikasgassen.
Bron: http://www.kys.be/html/tandarts_watdoet.htm
Soms kunnen kleine dingen grote gevolgen hebben. Denk maar eens aan het poetsen van
je tanden. Doe je dat één dag niet, dan zal er niets gebeuren. Maar doe je dat een maand
niet, dan kun je gaatjes krijgen en die gaan nooit meer weg.
Met het klimaat is dat hetzelfde. Als de temperatuur een paar dagen boven het normale
stijgt, is er niets aan de hand. Maar als de temperatuur voor langere tijd hoger wordt,
ontstaan er problemen.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
4
3
De warmtebalans op aarde in evenwicht?
fig.3.1 Het verloop van de zonnestraling in de atmosfeer
Bron: Wereldvisie – Handleiding met leraren-cd-rom – Algemene aardrijkskunde , Uitgeverij Pelckmans, Kapellen, 2004
De zon is de enige uitwendige warmtebron van de aarde. De zonne-energie bereikt de
aarde bijna uitsluitend onder de vorm van straling. Voor de opwarming van de aarde
spelen vooral de lichtstralen een grote rol. Niet alle lichtstralen bereiken evenwel de aarde:
een groot deel verdwijnt in de atmosfeer of de ruimte. Ongeveer 49% van de lichtstralen
dringt in de aarde (= instraling of insolatie). Deze instraling wordt voor een deel omgezet in
warmtestralen of infraroodstraling die de aarde weer uitzendt (uitstraling of radiatie of het
albedo).
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
5
fig.3.2 Energiestromen van en naar de aarde (alle stromen zijn uitgedrukt in percentages van de
17
zonnestraling, die op de aarde invalt = 1,73 . 10 W
Bron: ELECTRABEL, Toelichtingsbrochure, Energie gebruiken – Natuurlijke bronnen van energie, Electrabel
De gemiddelde temperatuur op aarde verandert vrijwel niet (ongeveer 15°C), hoewel hier
de laatste 10 jaren afwijkingen op komen. De energiestromen zijn samengevat in
bijgaande figuur. De aarde straalt (bijna) evenveel warmte uit als ze aan zonne-energie
ontvangt. De dampkring en de aardkorst (vooral ijskappen en oceanen) slorpen het
grootste deel van de zonneschijn als warmte op of kaatsen ze als licht terug. Wind,
waterdamp en wolken houden een kwart van de zonne-energie dagen, weken of maanden
vast.
De fotosynthese van de planten zet 1% van de zonne-energie om in chemische energie.
Energie die de hele cyclus ondergaat tot ‘fossiele brandstof’ houdt 0,02% van de zonneenergie soms miljoenen jaren vast.
Het evenwicht van de warmtebalans is echter zeer broos en daarvoor zorgen de
broeikasgassen.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
6
4
Natuurlijk broeikaseffect
fig.4.1 Vergelijkbare werking van glas van een broeikas en broeikasgassen in de atmosfeer
Bron: www.iupac.org/.../Didac03/Content/L06.htm
4.1
Heb je ooit een broeikas gezien?
Wel op de figuur kan je er een bekijken. Ze zien er meestal uit als een laag huis, vrijwel
volledig vervaardigd uit glas. Ze worden gebruikt om planten in te laten groeien. Als de zon
op het glas schijnt, wordt het lekker warm in de broeikas. Denk maar aan een auto die in
de zon staat. Daarbinnen is het veel warmer dan buiten. In een gesloten broeikas kan de
warmte niet zo snel weg, en zo kunnen planten ook midden in de winter goed groeien.
Dankzij die kassen, kan jij midden in de winter sla met tomaten eten.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
7
4.2
Waarom wordt het nu warm in een broeikas, serre, auto?
De zonnestralen bereiken de aarde door de atmosfeer. Deze straling heeft een korte
golflengte en kan door het glas heen, om door de aarde geabsorbeerd te worden en de
aarde op te warmen. Maar er is meer: het aardoppervlak zendt infraroodstraling terug en
deze straling heeft een grote golflengte. Deze straling kan niet meer door het glas en
wordt teruggekaatst: de luchtlagen in de afgesloten serre worden hierdoor opgewarmd. Op
dit principe steunt de passieve zonnewinst, waardoor men een woning gratis kan
opwarmen.
fig.4.2 Opwarming van broeikas en natuurlijk broeikaseffect van de aarde
bron: http://www.dedigitaleschooltuin.nl/bestanden/552/broeikaskas.jpg
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
8
4.3
Natuurlijk broeikaseffect?
Voor een goed begrip van het broeikaseffect moeten we beginnen met de vraag: hoe
komen we aan de huidige temperaturen op aarde? De warmte op de aarde komt van de
zon. De helft van de energie (warmte en licht) van de zon wordt voor een deel opgenomen
door de aarde zelf, maar voor een belangrijk deel ook teruggekaatst, onder de vorm van
infraroodstraling of warmte, de ruimte in. Als we al die teruggekaatste warmte zouden
verliezen, dan zou de gemiddelde temperatuur op aarde -18°C zijn. Maar dat is niet zo: ze
is zo’n 15°C. Dit komt door de broeikasgassen: waterdamp, koolstofdioxide, methaan,
lachgas, … Die zorgen ervoor dat een belangrijk deel van de warmte die door de aarde
wordt teruggekaatst toch binnen de atmosfeer blijft.
Het werkt in zeker zin zoals in een serre of broeikas, de broeikasgassen zijn te vergelijken
met het glas. De kortgolvige straling van de zon kan door de atmosfeer de aarde bereiken
(binnen door het glas), maar de teruggekaatste langgolvige warmtestraling wordt
tegengehouden door de broeikasgassen (niet door het glas naar buiten). De
broeikasgassen zorgen ervoor dat de opgeslagen warmte binnen blijft, vandaar de naam:
broeikasgassen.
Net zoals het glas van een broeikas, houden de broeikasgassen onze wereld warm
genoeg om er te leven. Dit noemen we het natuurlijk broeikaseffect.
Het broeikaseffect is belangrijk. Zonder het broeikaseffect zou de aarde veel te koud
zijn om op te leven.
fig.4.3 Broeikaseffect
Bron: VMM, Verrekijker Dossier klimaatverandering, VMM, Erembodegem, mei 2006
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
9
5
Broeikasgassen
fig.5.1 Mondiale uitstoot van broeikasgassen
Bron: www.mnp.nl/mnc/i-nl-0167.html
Onze atmosfeer bestaat voor ongeveer 78% uit stikstofgas, 21% zuurstofgas en 1%
andere gassen. Samen maken de broeikasgassen nog niet 1 procent uit van de aardse
atmosfeer, maar toch kunnen kleine fluctuaties in de hoeveelheid broeikasgassen grote
gevolgen hebben. Anderzijds is het ook zo dat je de broeikasgassen niet zomaar kan uit
bannen, want daardoor zou de temperatuur op aarde precies gaan dalen. Teveel is even
slecht als te weinig, of met andere woorden: als er aan de hoeveelheden van die gassen
gemorreld wordt, mag je problemen verwachten. We verwijzen hiervoor naar het versterkt
broeikaseffect, maar we geven eerst wat meer uitleg over de soorten broeikasgassen.
De belangrijkste broeikasgassen, hun aandeel in de atmosfeer (bij het aardoppervlak) en
hun afkomst zijn weergegeven in onderstaande tabel. Voor meer info kan je doorklikken
op de naam van het broeikasgas in de tabel.
Broeikasgas
Waterdamp
Koostofdioxide
CO2
Percentage (%)
0-4
0,036
Methaan
CH4
0,00017
Distikstofoxide
(lachgas)
N2O
Ozon
O3
F-gassen: CFK’s en
vervangproducten:
HFK’s - PFK’s - SF6
0,00003
0,000004
0,0000002
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
Afkomst
vulkanen, ..
fossiele brandstoffen (transport,
verwarming, energiesector), ontbossing,
vulkanen, afvalverbranding..
veestapel (verteringsprocessen), fossiele
en biologische brandstoffen, rijstvelden,
aardgas, afvalverwerking(vergisting op
stortplaatsen), verliezen bij olie-en
gaswinning, moerasgas ..
kunstmest, fossiele en biologische
brandstoffen (verkeer), landbouw, veeteelt,
..
vervoer, industrie
drijfgassen (spuitbussen), koelmiddelen,
aanmaak van kunststof (piepschuim), ..
10
5.1
Global Warming Potential (GWP)
Bron: http://www.brunswick.k12.me.us/bjh/depart/curric/globalwarming/
Elk broeikasgas draagt in verschillende mate bij tot het broeikaseffect. Zo is het
aandeel van de uitstoot van F-gassen eerder beperkt, maar het effect op de
klimaatverandering des te groter. Om de verschillende broeikasgassen met elkaar te
kunnen vergelijken, maken we gebruik van het Global Warming Potential (GWP).
Op die manier kan de uitstoot van elk broeikasgas worden uitgedrukt als een CO2equivalente emissie. Zo is het effect van 1 ton methaan (CH4) op het broeikasgebeuren 21
keer groter dan dat van 1 ton CO2. Methaan heeft met andere
woorden een opwarmend vermogen of GWP van 21. Voor N2O bedraagt de GWP-waarde
310, en voor de f-gassen kunnen de GWP-waarden oplopen tot in de duizendtallen.
Hexafluoride is zelfs 23900 keer schadelijker dan CO2.
Het GWP is ontwikkeld door het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), een
organisatie van de Verenigde Naties.
5.2
Waterdamp
fig.5.2 De watercyclus op aarde
Bron: Geoscoop 5/6 , Wolters Plantyn, Mechelen, 2004
Dit is het belangrijkste broeikasgas in onze atmosfeer, maar de directe invloed van de
mens in de atmosfeer is zeer gering. De concentratie waterdamp in de lucht wordt
voornamelijk bepaald door de temperatuur. Dus de invloed van menselijke activiteiten is te
zoeken bij een temperatuursstijging. Door een toename van CO2 zal de hoeveelheid
waterdamp ook stijgen, waardoor het broeikaseffect van CO2 met ongeveer een factor 2
versterkt.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
11
5.3
Koostofdioxide: CO2
Bron: http://www.vildaphoto.net/photo/4471
CO2 is in België – en in de wereld – het belangrijkste broeikasgas. Eigenlijk is dit een gas
dat van nature in de lucht voorkomt. Het probleem is dat er de laatste jaren steeds meer
CO2 in de atmosfeer is bijgekomen, vooral door verbranding van fossiele brandstoffen.
Vanaf de industriële revolutie (1750) zijn steeds meer fossiele brandstoffen verbrand.
Sindsdien is de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer met bijna 30% gestegen. CO2 draagt
wereldwijd voor meer dan de helft bij aan het versterkt broeikaseffect.
In 1990 was co2 verantwoordelijk voor 77 procent van alle broeikasgassen in Vlaanderen.
Ondertussen is dat percentage nog gestegen tot 85 procent in 2004.
Welke sectoren?
De verbranding van fossiele brandstoffen speelt een cruciale rol.
Belangrijk zijn de toenemende emissies van het wegverkeer: er rijden steeds meer
auto’s, we leggen jaarlijks meer kilometers af en de capaciteit van onze wagens
neemt toe.
• Ook bij de verwarming van gebouwen komt elk jaar meer CO2 vrij. Er worden
steeds meer huizen verwarmd, maar ook meer kamers in die huizen. En zelfs al
neemt het aandeel van aardgas toe, dan nog blijven (te) veel mensen met stookolie
verwarmen, wat nadeliger is voor de CO2-uitstoot. Bovendien worden onze
gezinnen steeds kleiner, waardoor het aantal wooneenheden met aparte
verwarmingsinstallatie toeneemt.
• De elektriciteitscentrales produceren elk jaar meer elektriciteit. Toch zien we hier de
CO2-uitstoot in verhouding niet meer toenemen, omdat heel wat centrales op
aardgas zijn overgeschakeld en het gebruik van steenkool vermindert.
• Ook in de industrie neemt de CO2-uitstoot toe. Vooral de metaalsector is
energieverslindend, maar ook de raffinaderijen doen een stevige duit in het zakje.
•
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
12
5.4
Methaan: CH4
Wereldwijd staat methaan tweede op de lijst van de broeikasgassen: het is voor 20%
verantwoordelijk voor het versterkt broeikaseffect.
In 1990 bedroeg het aandeel van CH4 of methaan nog 6 procent van alle broeikasgassen.
Sindsdien is de uitstoot van methaan in Vlaanderen licht gedaald.
Welke sectoren?
•
In de landbouwsector spelen zowel de verteringsprocessen bij vee als de
mestopslag en - verwerking een grote rol. De inperking van de veestapel heeft tot
aanzienlijke reducties geleid.
Bron: www.devoormolen.nl/foto
•
Ook de afvalverwerking is een belangrijke bron van methaan. Het aandeel van de
uitstoot door stortplaatsen is sterk gedaald, onder meer doordat methaan (biogas)
uit de stortplaatsen wordt opgevangen voor energiedoeleinden,
het afval selectiever wordt opgehaald en het beleid een grotere klemtoon
legt op afvalverbranding.
Bron: www.senternovem.nl/.../20050504.asp
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
13
In een nieuw rapport zegt de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties
(FAO) dat de wereldwijde veestapel meer broeikasgassen produceert dan het
autoverkeer. FAO wil waarschuwen voor de nefaste gevolgen die de veeteelt veroorzaakt
in de wereld. "De veestapel levert een belangrijke bijdrage aan één van de grootste
milieuproblemen van vandaag, namelijk de opwarming van de aarde. We moeten dringend
op zoek naar oplossingen", zegt Henning Steinfeld van de FAO.
De globale veesector groeit sneller dan elke andere tak in de landbouw. Voor deze sterke
groei moeten we een prijs betalen, staat in het FAO-rapport te lezen. Wanneer ook de
emissies van het landgebruik in rekening gebracht worden, produceert de veestapel 9
procent van de CO2-uitstoot die voortkomt uit menselijke activiteiten. Wat het geheel van
broeikasgassen betreft, ligt dat aandeel nog veel hoger. De veeteelt zorgt maar liefst voor
65 procent van de uitstoot van lachgas, dat 296 keer schadelijker is voor de opwarming
van de aarde dan CO2.
Van de totale methaanuitstoot neemt de veestapel 37 procent voor zijn rekening. Methaan
zou 23 keer schadelijker zijn dan CO2. Ook 64 procent van de ammoniakuitstoot, die zure
regen veroorzaakt, wordt geproduceerd door de veeteeltsector. Het rapport benadrukt ook
de omvang van de schade door overbemesting. Zo is de veeteelt uitgegroeid tot de eerste
bron van fosforverontreiniging in de Zuid-Chinese Zee.
Slacht- en melkdieren maken vandaag al 20 procent van de dierlijke biomassa op onze
planeet. Volgens de schattingen van de FAO zal de veestapel de komende 50 jaar nog
verdubbelen. De organisatie stelt onder meer voor om te sleutelen aan het veevoeder om
zo gistingsprocessen in het spijsverteringsstelsel te vermijden. Ook biogasbedrijven
kunnen mest op grote schaal recycleren.
5.5
Distikstofoxide (lachgas): N2O
In het algemeen is de uitstoot van lachgas
beperkt, ook op wereldschaal. Maar lachgas
heeft één groot nadeel: het kan tot anderhalve
eeuw duren voor het afgebroken is. Het
broeikaseffect ervan is 310 keer sterker dan dat
van koolstofdioxide.
Lachgas of N2O was in 1990 goed voor 9
procent van alle broeikasgasemissies in
Vlaanderen, maar net als bij methaan neemt dat
percentage geleidelijk af.
Bron: www.vildaphoto.net/photo/4444
Welke sectoren?
In de landbouwsector komt lachgas vrij door de opslag van mest, maar ook door
emissies van de bewerkte landbouwgronden. Ook hier is een daling van de uitstoot
merkbaar door een inperking van de veestapel en het gebruik van nieuwe
landbouwtechnieken.
• Ook bij een aantal industriële processen komt lachgas vrij, de productie van
salpeterzuur in het bijzonder. Ook hier werden de laatste tijd ernstige inspanningen
geleverd om de uitstoot te verminderen, onder meer door het gebruik van
katalysatoren.
Lachgas is trouwens voor meer dan helft afkomstig van natuurlijke oorsprong. Het komt
vrij uit de bodem en het water.
•
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
14
5.6
Ozon: O3
Uit waarnemingen blijkt dat de hoeveelheid ozon en het
klimaat significant zijn veranderd. De bijdrage van ozon aan
het versterkte broeikaseffect wordt steeds belangrijker.
Deze veranderingen vertonen een sterke samenhang. De
interactie is echter zeer ingewikkeld en wordt slechts ten
dele begrepen. Dat maakt voorspellingen over het herstel
van de ozonlaag nog onzeker.
Bron: De Morgen
5.7
F-gassen: CFK’s en vervangproducten:HFK’s - PFK’s - SF6
CFK staat voor chloorfluorwaterstoffen en omdat geweten is dat
ze de ozonlaag afbreken werden al in 1987 op internationaal
niveau afspraken gemaakt om het van CFK’s te verbieden. Maar
ondertussen zijn daar de vervangproducten voor gekomen, de Fgassen.
De F-gassen spelen een rol in de afbraak van de ozonlaag.
Sommige werken ook het broeikaseffect in de hand. In het
protocol van Kyoto werden drie F-gassen opgenomen:
de HFK’s (of gehalogeneerde fluorkoolwaterstoffen),
de PFK’s (perfluorkoolwaterstoffen) en
SF6 (zwavelhexafluoride).
Bron: http://home.tiscali.nl/ozonnetjes/deelvraag6.htm
Welke sectoren?
•
•
Tot voor kort was 93 procent van alle F-gassen in
Vlaanderen afkomstig van één enkel bedrijf in de
Antwerpse haven. De bouw van een
naverbrandingsinstallatie heeft daar tot een enorme
emissiereductie geleid.
F-gassen worden onder meer gebruikt in
koelinstallaties, brandblusapparaten en bij de productie
van schuimen. Er worden steeds minder cfk’s gebruikt
sinds ze door het protocol van Montreal (1987) aan
banden werden gelegd omdat ze de ozonlaag sterk
aantasten.
Bron: VMM, Verrekijker Dossier klimaatverandering, VMM, Erembodegem, mei 2006
HFK’s en PFK’s worden vooral gebruikt in koelinstallaties, schoonmaakmiddelen,
airconditioning, brandblusapparaten en bij de productie van schuimplastics.
SF6 (zwavelhexafluoride) wordt gebruikt als isolatorgas in hoogspanningsschakelaars en
komt vrij door lekkage. Het wordt ook gebruikt in de halfgeleiderindustrie als schoonmaaken etsmiddel. Deze fluorverbinding is 23000 maal ‘sterker’ dan CO2. Het is het
broeikasgas dat per kg de grootste bijdrage levert aan het versterkt broeikaseffect. Bron:
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
15
6
Versterkt broeikaseffect
6.1
Verandering van het wereldklimaat: een uitzondering?
Bron: www.smcbio.nl/.../Wq/wqevolutie3/inleiding.htm
bron:http://www.digitalnature.org/landschappen/adventdalen%20kl.jpg
Het klimaat verandert! Sinds het ontstaan van onze aarde is het klimaat voortdurend
veranderd. In onze streken leefden er 100 miljoen jaar geleden dinosaurussen in een
warme, vochtige, tropische omgeving, 20000 jaar geleden zwierf de wolharige neushoorn
door een ijzig koude toendra. Van deze laatste zijn overblijfselen in de buurt van Gent
teruggevonden. De gemiddelde jaartemperatuur is wereldwijd sinds de tweede helft van
de 19de eeuw met 0,5°C toegenomen. De alpiene gletsjers trekken zich terug en de
zeespiegel is gedurende de laatste 100 jaar met 10 tot 25 cm gestegen.
Dit zijn enkele feiten die op een verandering van het wereldklimaat wijzen.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
16
6.2
Versterkt broeikaseffect
Dat ons klimaat vreemde sprongen maakt,
leek aanvankelijk niet zo vreemd: onder
invloed van zonneactiviteit en vulkanisme
vertoonde ons klimaat in het verleden wel
vaker grote schommelingen.
fig.6.1 De CO2 -concentratie, de zeespiegel, en de temperatuur in de afgelopen 160.000 jaar
Bron: members.chello.nl/.../broei/broeiindex.htm
Alleen gaat het nu wel heel erg snel en dat is duidelijk te zien in de figuur:
•
•
•
Je kan de verandering volgen van het zeeniveau in de afgelopen 160.000 jaar. Er
zijn altijd variaties geweest.
Het klimaat nu is ongeveer 1,5 graden warmer dan dat van de 14e tot de 18e eeuw,
maar in de voorafgaande middeleeuwen was de gemiddelde temperatuur dan weer
een graad warmer. Het klimaat is nooit hetzelfde geweest.
Je kan zien hoeveel CO2 er in de afgelopen 160.000 jaar was en hoeveel er nog
voorspeld wordt.
We kunnen hieruit besluiten dat het klimaat, in de geologische tijdschaal bekeken, altijd al
grote variaties heeft ondergaan. Verontrustend is echter dat de concentratie
broeikasgassen in de atmosfeer gedurende honderdduizenden jaren nooit zo hoog was
als nu, én dat die concentratie toeneemt met een ongeziene snelheid (zie rode curve van
1990 tot 2005). Bovendien werden de eerste tekenen van die toename merkbaar bij het
begin van de Industriële Revolutie in het midden van de 18de eeuw, zonder direct
natuurlijke aanleiding. De link met de temperatuurstijging ligt voor de hand en wordt ook
bevestigd door klimatologen.
In de vakliteratuur poneert 99 procent van de artikels dat er een door de mens gestuurd
broeikaseffect is - amper 1 procent trekt dat fundament in twijfel. In de media krijgen
sceptici 50 procent van de aandacht.
Alles wijst er dus op dat de mens ervoor verantwoordelijk is: door industrie, ontbossing,
het steeds meer gebruiken van fossiele brandstoffen en elektriciteit in het huishouden en
van fossiele brandstoffen in het verkeer, de intensievere landbouw, … blazen we steeds
meer broeikasgassen in de atmosfeer. De concentratie aan broeikasgassen in de
atmosfeer ligt vandaag 61% hoger dan bij het begin van de Industriële Revolutie (1750),
en de uitstoot zal blijven toenemen (zie figuur). De toename van deze concentratie van
broeikasgassen door de mens versterkt het natuurlijk broeikaseffect, waardoor het
op aarde steeds warmer wordt. Vandaar dat we spreken van versterkt
broeikaseffect.
We kunnen in de toekomst maar beter voorzichtig zijn met extra broeikasgassen in de
lucht te pompen, ook al weten we niet hoe groot de temperatuurstijging is die we
veroorzaken.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
17
7
Oorzaken
De hamvraag is: wat is het menselijk aandeel in de toename van de CO2 en wat zijn de
andere mogelijke oorzaken van het opwarmen van de aarde.
Het is weinig waarschijnlijk dat deze opwarming enkel en alleen het gevolg is van het
versterkt broeikaseffect. Verschillende oorzaken kunnen aangehaald worden om de
veranderingen in het klimaat te helpen verklaren:
•
•
•
•
Vulkaanuitbarstingen
El Niño (periodiek warm water bij de kust van Peru en aan de evenaar)
Variaties in de activiteit van de zon
Variaties in concentratie van broeikasgassen
In wat volgt gaan we hier dieper op in.
7.1
Vulkaanuitbarstingen
Bron: http://people.cornellcollege.edu/A-Gore/images/Tambora.jpg
Krachtige vulkaanuitbarstingen kunnen een wolk fijn stof en gassen (zwavelzuur) tot grote
hoogte in de atmosfeer brengen, soms hoger dan 15 km. Op die hoogte valt geen
neerslag, zodat het vulkaanstof zich lang kan handhaven en zich over de wereld kan
verspreiden. Door de stofwolk worden de zonnestralen weerkaatst zonder het
aardoppervlak bereikt te hebben. Vulkanen kunnen dus door (grote) uitbarstingen het weer
beïnvloeden. Als stof en zwavelzuur deeltjes in de stratosfeer belanden onderscheppen
deze zonlicht en leiden zo tot enige afkoeling.
Van vulkaanuitbarstingen vanaf de 18 eeuw zijn hun gevolgen voor het weer op aarde te
achterhalen. De 2 bekendste zijn de Laki spleet eruptie op IJsland in 1783 en de
uitbarsting van de Tambora in 1815.
Vooral de uitbarsting van de Tambora is beroemd geworden. In 1816 volgde "het jaar
zonder zomer". In Noord-Amerika kwam tot ver in de zomer nachtvorst voor, en in Europa
werd tijdens deze zeer slechte zomer een beroemd boek geschreven: "Frankenstein". De
temperatuurdaling op het noordelijk halfrond werd op ca. 0.4 - 0.7°C geschat.
Ook na de Laki spleet eruptie sneuvelden er in Europa en Noord-Amerika enkele koude
records.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
18
Bron: pubs.usgs.gov/pinatubo/
Latere erupties hadden minder dramatische gevolgen: Krakatau (Indonesia, 1883, 0.3 °C),
Santa Maria (Guatamala, 1902, 0.4 °C), Katmai (Alaska, 1912, 0.2 °C), Agung (Indonesia,
1963, 0.3 °C), El Chichón (Mexico, 1982, 0.5 °C), Pinatubo (Philippines, 1991, 0.5 °C). In
alle gevallen duurt het effect van grote erupties ongeveer 2 jaar. Zo was in 1993 de stof
sluier van de Pinatubo al weer verdwenen.
Vulkanisme brengt ook CO2 in de atmosfeer. Gemiddeld is de betekenis ervan
echter, als je het met CO2 t.g.v. menselijke activiteit vergelijkt, vrij beperkt. De
hoeveelheid CO2 die door vulkanisme wordt geproduceerd, is hooguit in de orde
van enkele 100-den miljoenen tonnen per jaar. (vs. enkele 10-tallen miljarden tonnen
door verbranding van fossiele brandstoffen).
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
19
7.2
El Niño
fig.7.1 Kaart van afwijkende watertemperatuur [°C] in de oceanen gedurende de laatste sterke El Niño in
december 1997
Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/El_Ni%C3%B1o
In het tropische deel van de Stille Oceaan vindt er een oscillatie (periodiek warm en koud
water) plaats die zo nu en dan het weer in grote delen van de wereld op z'n kop zet.
Normaal vindt men het warmste water in de Stille Oceaan in de omgeving van Indonesië.
Het komt er door de Oostelijke passaatwinden. Langs de evenaar is er een z.g. Walker cel
aanwezig: daarin stijgt de lucht boven de Westelijke Stille Oceaan om naar Peru te
stromen en daar te dalen. Vervolgens keert deze weer terug met de Oostelijke
passaatwinden. De daling van de lucht bij Peru wordt nog eens verder bevorderd door de
aanwezigheid van de koude Humbolt Stroom. Zuidelijke winden langs de Chileense kust
duwen het water (t.g.v. de Coriolis versnelling) westwaarts en doen zo koud dieptewater
opwellen.
Zo nu en dan daalt de luchtdruk in de Oostelijke Stille Oceaan. De passaatwinden
verzwakken en gaan soms zelfs langs de evenaar uit het westen waaien. Warm water
gaat Oostwaarts bewegen en de watertemperatuur voor de kust van Peru stijgt. De Walker
cel circulatie, zoals boven omschreven gaat verschuiven. Warme lucht stijgt nu boven de
centrale Stille Oceaan op en gaat dalen in de omgeving van Indonesië. Deze oscillatie is
onregelmatig met periodes van 2 tot 7 jaar.
De El Niño's van 1982-83 en 1997-1998 waren zeer uitgesproken. In 1982-83 stegen de
zeewatertemperaturen voor de Peruaanse kust van 19 °C naar 26 °C. Resultaat: 4000 mm
regenval in een jaar op een plek in Peru waar dat normaal 25 mm is .... In 1997-1998 was
het beeld analoog.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
20
De effecten waren aanzienlijk:
•
•
•
In 1982-83 werden Indonesië, Australië en Zuidelijk Afrika door droogten geteisterd.
De eerste 2 kunnen aan het El Niño verschijnsel worden toegeschreven. In het
laatste heeft het mogelijk ook een rol gespeeld. In 1997 werd Indonesië wederom
door droogtes geplaagd.
De subtropische jet in de Oostelijke Stille Oceaan is t.g.v. grotere temperatuur
contrasten veel krachtiger ontwikkeld. Het resulteerde in stormachtig weer en veel
regen in gebieden die normaal droog zijn, zoals Californië.
Equador en Peru werden door excessieve regenval geteisterd.
De extreme El Niño's van 1982-83 en 1997-98 hebben de vraag doen rijzen of er een
verband met het warmer worden van de aarde is.
Op grond van de historische gegevens is het niet mogelijk tot deze conclusie te
komen. Echter: "Een switch naar een hogere versnelling" kan niet geheel worden
uitgesloten.
7.3
Variaties in de activiteit van de zon
Bron: http://www.sterrenwacht-mercurius.nl/img/ency/Zonnevlekken.gif Bron: http://www.astro.uva.nl/encyclopedie/images/zon_big.jpg
Bepaalde wetenschappers gaan ervan uit dat de opwarming van de aarde veel te maken
heeft met de grillige zonneactiviteiten. Deze is niet zo stabiel en zou de aarde in een
bepaalde periode sterker opwarmen dan in andere. Het klimaat is uiteraard sterk
afhankelijk van de hoeveelheid zonne-energie die door de aarde wordt (op)gevangen. De
zon vertoont kleine variaties (0.05 - 0.1%) in haar energie productie. Zij straalt iets meer
energie uit als ze actief is (zonnevlekkenmaximum, zoals tijdens 2000). Bij een
zonnevlekkenmaximum is de zon actiever dan anders. De zon vertoont op haar oppervlak
zowel meer zonnevlekken als meer explosieve zonuitbarstingen (zonnevlammen of
protuberansen).
De activiteit van de zon vertoont een duidelijke cyclus van 11 jaar. Sinds 1979 zijn er
nauwkeurige satellietwaarnemingen beschikbaar waaruit blijkt dat de intensiteit van de
zonnestraling gelijk loopt met die 11-jarige cyclus van zonneactiviteit.
Maar de 11-jarige variaties in de zonnestraling zijn klein en daarom verwacht men dat ze
maar beperkte invloed hebben.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
21
Zo is het opvallend dat tijdens het hoogtepunt van de "kleine ijstijd" in de 17e eeuw er
vrijwel geen zonnevlekken zijn waargenomen. Gebaseerd op enkele studies aangehaald
in het IPCC rapport "climate change 1995" komt men tot de conclusie dat sterren als de
zon ongeveer 0.2 tot 0.6% minder energie uitstralen als zonnevlekken afwezig zijn.
Mogelijk heeft dit dus een (belangrijke) rol gespeeld tijdens deze periode.
In het IPCC rapport "climate change 2001" wordt de toename van de helderheid van de
zon vanaf 1750 geschat op 0.04 tot 0.2%.
fig.7.2 Verband tussen de temperatuursstijging en de invloed van mens en zon
Bron: http://www.euronet.nl/users/e_wesker/meteo/clim-ned.html
Enkele jaren geleden kwam een publicatie van de Deense wetenschappers Lassen,
Svensmark en Friis Christensen in de belangstelling te staan. "Elseviers weekblad" kopte:
"De Broeikas Mythe". De theorie die zij voorstelden was dat als de zon actief is er minder
wolken ontstaan omdat de zonnewind de hoeveelheid kosmische straling die de aarde
bereikt verminderd.Deze theorie is niet geheel onomstreden. Bovendien is het gedrag van
wolken niet eenduidig. Hoge wolken leiden vaak tot verwarming terwijl lage wolken veelal
het omgekeerde doen. Ook is terrein (hoge versus lage Albedo, sneeuw versus bos)
waarboven ze zich vormen van belang.
Besluit: Wat als een "weerlegging van de broeikastheorie" begon, eindigde als een
bevestiging en verfijning ervan en een zeer nuttige aanvulling van onze kennis. Zo
blijkt uit onderzoek dat de waargenomen opwarming in de eerste helft van de 20ste
eeuw grotendeels kan verklaard worden door natuurlijke variaties. Dit is duidelijk te
zien in de figuur: zonneactiviteit (purper) bepaalt de temperatuurstijging (blauw)
meer dan het menselijk effect (rood).
In de tweede helft van de 20ste eeuw is de temperatuur echter sneller gaan oplopen.
De gemiddelde zonneactiviteit is amper veranderd en er zijn enkele zware
vulkaanuitbarstingen geweest (die de temperatuur doen dalen). Daardoor zou de
temperatuurstijging vooral toegeschreven kunnen worden aan de menselijke
uitstoot van broeikasgassen.
Ook dit is duidelijk te zien in de figuur: de zonneactiviteit (purper) daalt en de
temperatuursstijging (blauw) wordt sterker bepaald door het menselijk effect (rood).
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
22
7.4
Variaties in concentratie van broeikasgassen
In deel 4 ‘Broeikasgassen’ en deel 5 ‘Versterkt broeikaseffect’ is dit uitvoerig aan bod
gekomen. We verklaren enige verbanden aan de hand van figuren.
7.4.1
Verband tussen de evolutie van de uitstoot van broeikasgassen en de
evolutie van het energieverbruik
Op deze figuur is de evolutie van de uitstoot van de broeikasgassen te zien.
Tussen 1000 en 1800 blijven de concentraties van de broeikasgassen ongeveer
constant. Op de grafieken zien we een forse stijging vanaf 1800 voor zowel CO2,
N2O, CH4 als SO42-. Vanaf 1900 is er een sterkere stijging van de concentraties en
vanaf de 2e helft van de 20e eeuw is die stijging nog meer uitgesproken voor CO2,
N2O en CH4. Voor SO42- grijpt vanaf de jaren ’90 een sterke daling plaats. Voor CH4
is de stijging de laatste jaren afgezwakt.
fig.7.3 Evolutie van de uitstoot van broeikasgassen
Bron: Geoscoop 5/6 , Wolters Plantyn, Mechelen, 2004
De recente stijging van de broeikasgassen is met grote waarschijnlijkheid te wijten
aan de mens. Sinds 1750 (Industriële Revolutie) heeft de aarde enorme
veranderingen ondergaan. Naast een sterke industriële ontwikkeling met
grootschalige luchtvervuiling als gevolg, hadden we een enorme bevolkingsgroei.
Deze twee factoren brengen een groeiende vraag naar energie met zich mee.
Het energieverbruik in de wereld is te zien in onderstaande figuur en kent in de 2e helft
van de 20e eeuw een voortdurende stijging. Het aandeel van gas en olie
neemt hierbij het sterkst toe.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
23
fig.7.4 Evolutie van het energieverbruik in de wereld
Bron: Geoscoop 5/6 , Wolters Plantyn, Mechelen, 2004
Besluit: Uit beide voorgaande figuren kunnen we afleiden dat de toename van de
concentratie aan broeikasgassen in de atmosfeer samen valt met het stijgende
energieverbruik. Dit is gestart vanaf de Industriële Revolutie en is het meest
uitgesproken vanaf ongeveer 1950.
7.4.2
Verband tussen de evolutie van de uitstoot van broeikasgassen en de
evolutie van de gemiddelde wereldtemperatuur
Op deze figuur is te zien dat vanaf het
begin van de 20e eeuw er een versnelde
stijging van de temperatuur voor het
noordelijk halfrond (= waar de meeste
industrie is gevestigd) waar te nemen is,
met een kleine terugval op het einde
van de 20e eeuw. Volgens de
verschillende scenario’s van de
voorspellingen zal de temperatuur nog
meer toenemen.
Deze periode van temperatuursstijging
komt overeen met de periode van
versnelde verhoging van concentraties
van broeikasgassen in de atmosfeer.
fig.7.5 Evolutie van de gemiddelde temperatuur van het noordelijk halfrond
Bron: Geoscoop 5/6 , Wolters Plantyn, Mechelen, 2004
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
24
7.4.3
Verband tussen de evolutie van de welvaart, het energieverbruik en de
uitstoot van broeikasgassen in de Westerse wereld.
Landen met een hoog BNP (Bruto Nationaal
Product) hebben een grote welvaart. Deze
landen hebben een hoog energieverbruik en
dus een grotere uitstoot aan broeikasgassen.
Dat welvaart en ontwikkelingsgraad, uitstoot
van broeikasgassen hand in hand gaan, is
duidelijk af te leiden uit deze figuur.
De VS en Japan hun welvaart blijft stijgen,
maar ook de uitstoot van broeikasgassen in
deze landen.
Dat was ook het geval voor de voormalige
Sovjet-Unie tot begin jaren 1990. De val van
de Sovjet-Unie betekende een enorme
terugval van de welvaart, het energieverbruik
en ook de uistoot van broeikasgassen.
fig.7.6 Vergelijking van BNP en CO2-uitstoot
Bron: Geoscoop 5/6 , Wolters Plantyn, Mechelen, 2004
7.4.4
En wat met onze bossen?
fig.7.7 Koolstofconcentratie op wereldschaal
Bron: users.telenet.be/.../feedback.html
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
25
De grootste oorzaak voor het ontstaan van het (versterkte) broeikaseffect is het grote
energieverbruik, noodzakelijk door de toenemende wereldbevolking en de grote
industrialisatiegraad. Vooral het verbruik van fossiele brandstoffen is de grote boosdoener.
Elektriciteitscentrales, fabrieken en de verwarming in onze huizen zorgen voor de steeds
toenemende uitstoot van broeikasgassen, zoals koolstofdioxide. Koolstofdioxide is voor de
helft de oorzaak van het (versterkte) broeikaseffect.
Ook het toenemend verkeer is zeer belastend voor onze planeet. Steeds meer auto´s,
dus ook meer verkeer op de weg. De files blijven groeien! De uitlaatgassen van de auto’ s
bevatten: koolmonoxide, kooldioxide, zwaveldioxide en stikstofoxide.
Fig.7.8 De koolstofcyclus
Bron: users.telenet.be/.../feedback.html
Ook de hoeveelheid methaan is het dubbele van wat ze de afgelopen 150000 jaar is
geweest. Grote hoeveelheden methaan komen vrij op Aziatische rijstvelden, maar ook in
de geïndustrialiseerde landen komt methaan vrij via meststoffen, dierlijk afval,
verteringsprocessen bij herkauwers.
Ook de ontbossing is rampzalig voor onze aarde. Er wordt veel bos platgebrand.
Daardoor wordt er heel veel koolstofdioxide uitgestoten. Ook door het kappen van bossen
komen er problemen. Bomen (bijv. in de regenwouden) zijn namelijk de grootste
gebruikers van CO2, , noodzakelijk voor de fotosynthese. Als er te weinig bomen op aarde
zijn kan de CO2 niet meer uit de atmosfeer worden verwijderd.. Een nadeel van bomen is
dat ze methaan afgeven (=broeikasgas), maar bomen nemen meer CO2 op dan dat ze
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
26
methaan afstaan. Maar er is meer: bomen nemen CO2 op en zetten dat om in zuurstof. Als
er steeds minder bomen op aarde komen, zal de CO2 dus niet meer uit de atmosfeer
kunnen worden verwijderd.
Het
gaat nog verder als we het over bomen hebben, want onze biodiversiteit staat op het spel.
Het kappen van het tropische regenwoud zal er waarschijnlijk voor zorgen dat één van de
grootste rijkdommen van de aarde zal verdwijnen. In de “groene longen van de aarde”
wonen meer dan de helft van alle planten en dieren. Dit is momenteel nog zo.
Onderzoekers beweren echter dat in het huidige tempo van ontbossing de tropische
regenwouden binnen 25 jaar geheel verdwenen zullen zijn.
fig.7.9 Parallelle evolutie van de gemiddelde wereldtemperatuur en de CO2 - en CH4-concentratie in de
atmosfeer
Bron: Wereldvisie – Handleiding met leraren-cd-rom – Algemene aardrijkskunde – Uitgeverij Pelckmans
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
27
7.4.5
Algemeen besluit
Dit besluit is in hoofdzaak gebaseerd op een artikel uit Knack (15 november 2006).
Vlaanderen herbergt enkele klimaatwetenschappers die toponderzoek uitvoeren, en een
abonnement lijken te hebben op bijdragen aan de grote vakbladen Nature en Science .
Geograaf Philippe Huybrechts van de Vrije Universiteit Brussel exploreert de
mogelijkheden die ijs biedt om klimaatschommelingen in kaart te brengen. Bioloog Ivan
Janssens van de Universiteit Antwerpen is expert in de productie van de belangrijkste
broeikasgassen: koolstofdioxide (CO2) en methaan.
Er zijn allerhande bronnen van broeikasgassen (zie 4), en er is een enorme jaarlijkse
natuurlijke variatie in de emissies (zie 6.4). Toch bestaat er een bijna totale consensus
over dat de temperatuurstijging van de voorbije honderd jaar - een stijging met 0,8 °C voor het allergrootste deel toe te schrijven is aan door de mens geproduceerde
broeikasgassen. De mens veroorzaakt de opwarming!
De modellen van Jannsens-onderzoeksteam simuleren die opwarming trouwens vrij goed.
In 1990 was voorspeld dat het tegen 2005 tussen de 0,15 en 0,3 °C warmer zou worden.
Het is 0,2 °C geworden. Dat is dus goed gerekend!
Als we de gegevens van de voorbije zeven ijstijden en interglaciale periodes bekijken, zien
we een bijna perfecte correlatie tussen de temperatuur en de hoeveelheid broeikasgassen
in de atmosfeer. De gasconcentraties nemen toe en af met de temperatuur. Maar de
concentraties aan CO2 en methaan lopen voor het eerst voor op de opwarming. Dat is nog
nooit gebeurd. In de figuur kan je duidelijk de parallelle evolutie van de gemiddelde
wereldtemperatuur en de CO2 - en CH4-concentratie in de atmosfeer zien. De vroegere
concentraties methaan en koolstofdioxide zijn o.a. terug te vinden in de oude ijslagen op
Antarctica.
De huidige atmosferische concentratie van 380 ppm ( parts per million ) CO2 is dubbel zo
hoog als wat ze de laatste 740.000 jaar ooit is geweest, en waarschijnlijk is ze de laatste
20 miljoen jaar nooit zo hoog geweest. De methaanconcentratie is drie keer hoger dan ooit
gemeten. De afwisseling van ijstijden en interglaciale periodes wordt gestuurd door
veranderingen in de straling van de zon. Dat is te berekenen. We weten dat we nu in een
soort superinterglaciaal zitten: dat het lang zal duren voor de volgende ijstijd begint,
waarschijnlijk 50.000 jaar.
Op een natuurlijke afkoeling door een vermindering van de zonnestraling moeten we niet
hopen: die processen veranderen veel trager dan wat de emissie nu veroorzaakt. Er zijn
kleinschalige variaties in de zonneactiviteit en periodes met meer vulkaanuitbarstingen, die
aanleiding gaven tot bijvoorbeeld de mini-ijstijd in de zestiende en zeventiende eeuw.
Maar we kennen dat goed, en de effecten daarvan zijn veel kleiner dan wat er nu met de
broeikasgassen gebeurt. We moeten alles in zijn geheel zien. De zon verklaart hoogstens
20 procent van de klimaatveranderingen in de twintigste eeuw.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
28
8
Gevolgen
De exacte gevolgen van de wereldwijde klimaatveranderingen zijn moeilijk te voorspellen.
Op sommige plaatsen zal het warmer worden, op andere plaatsen juist kouder of natter of
droger. Maar het natuurlijk evenwicht raakt danig uit balans zodat de bovenstaande
karikaturen wel eens realiteit zouden kunnen worden.
We hebben reeds aangehaald dat het natuurlijk broeikaseffect een absolute noodzaak is
voor de overleving van de aarde. Een probleem is het pas geworden doordat er te veel
broeikasgassen zijn ontstaan. De laatste honderd jaar heeft dat dan ook een twee
belangrijke fenomenen veroorzaakt:
•
•
De gemiddelde aardtemperatuur is gestegen met 0,8 °C en in diezelfde periode is
de zeespiegel met 10 tot 25 cm gestegen.
Het tweede fenomeen is een gevolg van het eerste: door de opwarming zet ook het
water in de oceanen uit waardoor het meer plaats inneemt; bovendien smelt het ijs
van gletsjers en het landijs aan de polen.
Die stijgingen van temperatuur en zeespiegel lijken misschien niet zo dramatisch, maar
laten we kijken wat de toekomst in petto heeft als we onverstoord verder gaan.
Als we alle bekende fossiele
brandstofvoorraden zouden
gebruiken, zou het CO2-gehalte
in de atmosfeer tot tussen de
4000 en de 20.000 ppm (parts
per million) stijgen. Het laatste
miljoen jaar fluctueerde de
concentratie tussen de 180 en
de 280 ppm. Het verschil is dus
enorm. Volgens het meest
waarschijnlijke scenario halen
we tegen het einde van de eeuw
550 ppm. Dat is twee keer het
pre-industriële niveau en zal
meer dan waarschijnlijk een
globale temperatuurstijging van
3 °C uitlokken. Dat is te veel om
goed te zijn.
Bron: Dirk Coolsaet
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
29
Een veilige CO2-grens heeft men op 450 ppm vastgelegd. Om die te halen, zullen we
zware inspanningen moeten leveren. Per tien jaar moeten we de emissies met 10 procent
terugdringen, zodat we tegen het midden van deze eeuw ongeveer de helft minder
broeikasgassen uitstoten dan nu.
Als we niets doen kan het een catastrofe worden. Zo'n 60 miljoen jaar geleden was er een
soort ongelukje in de natuur, waardoor er ineens een heel grote hoeveelheid methaan uit
de oceanen vrijkwam, die gedurende enkele honderdduizenden jaren een
temperatuurstijging van 10 °C heeft veroorzaakt.
Wat daarvan het gevolg was, weten we niet precies. We weten wel wat er gebeurd is
tijdens het voorlaatste interglaciaal, zo'n 130.000 jaar geleden, toen de aarde een paar
graden warmer was dan nu. Het zeepeil lag toen tussen de vier en de zes meter hoger, en
Groenland was bijna helemaal weg.
De aarde zal dus in 100 jaar tijd meer opwarmen dan ze in de laatste 10000 jaar gedaan
heeft. Wat de zeespiegel betreft is er nog een bijkomend probleem: oceanen warmen
traag op. Na het jaar 2100 zal de opwarming waarschijnlijk nog een tijd blijven aanhouden,
waardoor het effect veel langer dan zal doorwerken. De verwachting is dan ook dat de
zeespiegel uiteindelijk meer dan die 50 cm zal stijgen.
Wat betekent dit nu in de praktijk?
Over de precieze gevolgen van de
versterking van het versterkt
broeikaseffect is nog niet alles bekend.
Wel is duidelijk dat er een
klimaatverandering kan optreden.
De gevolgen van klimaatverandering zijn
behoorlijk groot. Veel gevolgen van de
opstapeling van broeikasgassen in de
atmosfeer zullen pas binnen honderden
jaren duidelijk worden. Zelfs als de door
de mens veroorzaakte uitstoot van
broeikasgassen nu tot nul zou worden
herleid, zal de aarde nog decennia
blijven opwarmen. Het klimaat is nog
lang niet in evenwicht met de huidige
situatie.
Bron: Dirk Coolsaet
Hieronder kun je zien wat de gevolgen van klimaatsverandering zijn.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Gevolgen van meer waterdamp in de atmosfeer
Gevolgen van de stijging van de zeespiegel
Smelten van ijs, sneeuw, gletsjers, permafrost
Bossen stoppen met koolstofdioxide-opname
Verhoogde kans op extreem weer
Gevolgen voor de landbouw
Gevolgen voor de natuur
De impact op de drinkwatervoorraad
De impact op het toerisme
De impact op de gezondheid
Sociale impact
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
30
8.1
Gevolgen van meer waterdamp in de atmosfeer
Bron:GTIL - Ine Heiremans
De dampkring wordt warmer en daardoor bevat hij meer waterdamp. Hierdoor komen er
meer en hardere regenbuien en nog meer kans op overstroming.
Veel orchideeënsoorten, varens, mossen en paddestoelen in de bossen en wouden zijn
gevoelig voor de veranderende luchtvochtigheid. Veranderingen in het neerslagpatroon
zullen daarom grote gevolgen hebben voor de soortensamenstelling van de tropische
bergbossen. Voor pad- en kikkersoorten in Costa Rica is de catastrofale afname
gerelateerd aan de variaties in neerslag en temperatuur. Als het "wolkendek" hoger komt
te liggen of de regenval maandenlang uitblijft, zullen vochtminnende soorten sterk
achteruitgaan. Zoogdieren als brulapen sterven als het bos plotseling onvoldoende
vruchten voortbrengt. En dat kan gebeuren bij een veranderend klimaat. Als de
voedselbronnen steeds kleiner worden, zullen de populaties sterk afnemen. Dit soort
verstoringen kan een keten van reacties teweegbrengen in het complexe ecosysteem van
de tropische bossen. Allerlei ingewikkelde relaties tussen planten en dieren spelen een rol
bij de bestuiving en het verspreiden van zaden. Dat zijn niet alleen insecten en vogels,
maar ook vleermuizen.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
31
8.2
Gevolgen van de stijging van de zeespiegel
fig.8.1 Pootje baden in de Vlaamse Polders en helft van Nederland van de kaart geveegd
Bron: DUPONT, P., “Het Belgische klimaat in 2100”, De Morgen, 27 juli 2006
De opwarming van de oceanen is een typisch langetermijneffect: het zeeniveau evolueert
nog trager dan de temperatuurstijging.
Als de emissie nu zou stoppen, zou het peil toch nog met een halve meter stijgen.
Opwarming van het oceaanwater doet het water uiteenzetten, waardoor de zeespiegel
stijgt. Er lost veel CO2 op in de oceanen, wat goed is, want zo blijft er minder in de
atmosfeer. Maar als de oceanen warmer worden, daalt de oplosbaarheid van CO2 en blijft
er meer in de atmosfeer hangen. Dat is een zelfversterkend effect dat niet noodzakelijk
onomkeerbaar is, maar wel grote effecten op de voedselketen kan hebben, tot en met de
visserij. Het klimaat hangt aan elkaar van zulke terugkoppelingsmechanismen, van
feedbacks. Bij de huidige stijging van het zeewaterniveau zal volgens voorspellingen het
aantal mensen dat getroffen wordt door overstromingen toenemen van 13 naar 94 miljoen
per jaar.
Daardoor stijgt de zeespiegel en zullen laaggelegen gebieden overstromen (zie
bovenstaande figuur voor de situatie in ons land). Elders lopen havens, culturele en
historische plaatsen aan de zee en toeristische stranden groot gevaar. Ook is het duidelijk
dat naarmate de zeespiegel stijgt, de infrastructuur zoals dijken, stormkeringen, etc.
aangepast zal moeten worden. Vooral ontwikkelingslanden zullen in grote problemen
komen. In België beschikken we over de financiële middelen om ons te beschermen tegen
hogere waterstanden. Maar in landen als Bangladesh en Egypte ontbreekt het geld
daarvoor. Die landen zullen meer te lijden krijgen van de klimaatverandering dan de
industrielanden, die het klimaatprobleem grotendeels veroorzaakt hebben. De totale
kosten van kustbescherming voor industrielanden zijn begroot op 530 miljoen euro per
jaar, bij een stijging van de zeespiegel met 50 centimeter. Bij de huidige wereldbevolking
betekent een zeespiegelstijging van 50 of 100 centimeter een forse toename van het
aantal slachtoffers bij overstromingen. Dat aantal zal nog eens extra stijgen vanwege de
groei van de wereldbevolking, die in ontwikkelingslanden hoger is dan in de
industrielanden.
Sinds 1993 zijn er overal ter wereld voldoende voorbeelden van grote overstromingen
geweest, ook ons land is er niet van gespaard gebleven.
Moerassen en wetlands spelen vaak een belangrijke rol bij het voorkomen van
overstromingen. Daarnaast zijn ze vaak gekenmerkt door een rijke fauna en flora.
Maar als zij door de stijging van de zeespiegel permanent overstroomd blijven, kunnen zij
die draineringsfunctie niet langer uitoefenen en zou hun hele biotoop verloren gaan.
In rivierdelta’s wordt voor vele landen ook het onontbeerlijke voedsel geproduceerd, en die
lopen het risico te verdwijnen. Tot de meest kwetsbare behoren de Amazone, de Ganges,
de Indus, de Mekong, de Mississipi, de Niger, de Nijl, de Po en de Yangtze.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
32
8.3
Smelten van ijs, sneeuw, gletsjers, permafrost
Bron: Dirk Coolsaet
IJskappen zijn de traagste component, die kunnen met duizenden jaren vertraging
reageren. Wat er deze eeuw gebeurt, zal nog lang nawerken.
IJskappen worden dunner en gletsjers trekken zich terug. De sneeuw die altijd in de
toendra’s ligt smelt langzaam. Hierdoor zal de zeespiegel stijgen.
Een belangrijke drempel is het afsmelten van de ijskap van Groenland. Die is een
overblijfsel uit de laatste ijstijd en houdt zichzelf in stand door haar hoogte, waardoor ze
haar eigen koude klimaat creëert. Als ze zou afsmelten, komt ze niet terug. Een
onomkeerbaar effect dus. Als het klimaat nog een beetje opwarmt, duikt de ijskap van
Groenland zeker onder haar evenwicht, en zal ze definitief verdwijnen. Het kan wel
duizenden jaren duren voor ze helemaal weg is, maar de drempel naar verdwijnen wordt
waarschijnlijk deze eeuw al overschreden.
Er zit heel veel koolstof in de bodem, zo'n 3000 miljard ton, dat is veel meer dan er in de
levende biomassa of in de atmosfeer zit. Een deel daarvan is humus, dat is vrij stabiel en
moeilijk af te breken. Maar een heel groot deel - het equivalent van honderd jaar uitstoot
door de mens - is in principe gemakkelijk afbreekbaar, hoewel het nu tegen afbraak wordt
beschermd door ijs in de permafrost of water in de veenbodems. Als de permafrost
(bevroren bodem) smelt of de veengebieden opdrogen, komt die onstabiele fractie vrij in
de vorm van CO2 of methaan. Dat is weer een zogenaamde 'positieve terugkoppeling':
door de opwarming zelf komen er meer broeikasgassen vrij.
IJskappen reageren heel traag, en we hebben geen lange meetreeksen, dus in principe
kunnen we alleen iets zeggen over de jongste tien jaar. Maar in die periode was er wel
een nettoafsmelting. We weten nog niet zeker of het een trend is, maar het kan. We weten
wel dat aan de noordpool het zee-ijs minder dik is en breekt. Dat zorgt voor een heel
sterke feedback, want als er minder ijs is, wordt er minder licht weerkaatst en wordt het
nog warmer. De sneeuwbedekking in Siberië vermindert ook. Op het zo vrijkomende land
beginnen planten te groeien die licht omzetten in nog meer warmte. En de boomgrens rukt
op naar het noorden. Bomen steken door de sneeuwlaag heen en kunnen dus snel
warmte produceren, zodat de sneeuw sneller gaat smelten. Allemaal positieve
terugkoppelingen.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
33
8.4
Bossen stoppen met koolstofdioxideopname
Ook door het verdwijnen van bossen versnelt de opwarming omdat er minder CO2 kan
opgenomen worden.Net als de oceanen zijn ook de bossen een sink voor CO2, een soort
put. Bossen vangen meer CO2 op dan ze er uitstoten. Maar dat zou aan het veranderen
zijn, deels als gevolg van de opwarming: bossen zouden een bron van CO2 worden. Als
het warmer wordt, stijgt de activiteit van de microben die het plantaardig afval afbreken en
zo CO2 losweken, sneller dan de activiteit van de bomen, zodat er
netto minder CO2 wordt vastgelegd. Sommige modellen voorspellen
dat door de toenemende droogte grote delen van het Amazonewoud
zullen verdwijnen, waardoor niet alleen een deel van de biodiversiteit
op aarde verloren zal gaan, maar ook veel meer CO2 in de atmosfeer
terecht zal komen. We schatten dat het land tegen 2030 geen koolstof
meer zal opnemen, zodat er dan nog meer van onze emissie in de
atmosfeer zal blijven hangen.
Bron: http://fauna-flora.skynetblogs.be/archive-month/2005-12
8.5
Verhoogde kans op extreem weer
Bron: www.hdd.dds.nl/OVR/ovrgeld.htm
Bron: www.energieportal.nl/.../36/44/5/30/
Hittegolven en droogtes: Op veel plaatsen in de wereld worden droogte records
gebroken. Het aantal droogtes is verdubbeld de afgelopen 30 jaar. Hierdoor worden
woestijnen groter. Biologen denken dat er meer insectenplagen en ziekten zullen komen,
omdat larven de zomers nu gemakkelijker overleven. De kans op bosbranden wordt ook
steeds groter.
Maar ook zware buien, stormen, rivieren die vaker overstromen, modderlawines, met meer
storm- en overstromingsschade tot gevolg.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
34
8.6
Gevolgen voor de landbouw
Bron: http://www.yhoe.org/projectenframe.html
Bron: http://users.telenet.be/pieterjanbreyne/Nederlands/kambikilanl.html
Volgens sommige wetenschappers zal de voedselvoorziening in gevaar komen, doordat
de landbouw in sommige gebieden onmogelijk wordt. Twee voorbeelden zijn: de stijging
van de zeespiegel zorgt ervoor dat laaggelegen gebieden aan de zee zullen overstromen
en voor de landbouw niet meer bruikbaar zijn. Het grondwater in de kustgebieden zal ook
zouter worden en dat betekent een minder vruchtbare grond.
Volgens anderen kan het versterkte broeikaseffect een gunstige invloed hebben op de
landbouw. Een hogere temperatuur heeft een gunstige invloed op de groei van gewassen.
Meer CO2 in de atmosfeer zorgt bij de meeste landbouwgewassen voor een verhoogde
productie, tenzij er te weinig stikstof, fosfor of water beschikbaar is.
Bovendien zouden delen van de aarde die nu te koud zijn voor landbouw door de hogere
temperatuur wel geschikt kunnen worden voor landbouw.
Daar staan twee negatieve factoren tegenover: langdurige droogte en (te) hoge
temperaturen zorgen voor extra belasting van de voedselproductie.
.
Op mondiaal niveau zal de voedselproductie waarschijnlijk niet in gevaar komen. Grote
verliezen in het ene land zullen worden gecompenseerd door oogsttoename in andere
landen. Maar het kan wel grote gevolgen hebben voor de economie van landen die sterk
afhankelijk zijn van de landbouw. De meest negatieve gevolgen voor mens en economie
zijn voorspeld in tropische landen, waar de bevolking het nu al moeilijk heeft om te
overleven. Voor mensen met lage inkomens is het extra moeilijk om zich aan te passen
aan veranderende omstandigheden. Zeker in gebieden waar droogte door
klimaatverandering toeneemt, zoals het Midden-Oosten en India, zal de
landbouwproductiviteit afnemen.
Met een toename van ziekten en plagen houden de meeste onderzoekers geen rekening.
Hoogstwaarschijnlijk zullen boeren in gematigde klimaatgebieden meer last krijgen van
insecten die milde winters overleven.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
35
8.7
Gevolgen voor de natuur
Bron: COCHEZ, T., “Nog 12 keer slapen voor Kyoto”, De Morgen, 4 februari 2005
Klimaatverandering gaat gepaard met de verschuiving van klimaatzones. Sommige
planten en dieren kunnen zich hieraan niet snel genoeg aanpassen en worden met
uitsterven bedreigd. Klimaatverandering zal op een aantal plaatsen leiden tot meer
droogte, met meer bosbranden en woestijnvorming als gevolg.
Een mondiale temperatuurstijging van 2 °C zal enorme gevolgen voor de natuur hebben.
De effecten verschillen per ecosysteem en per continent (zie bovenstaande figuur): Soms
zal er een verschuiving van soorten plaatsvinden, in andere gevallen verdwijnen complete
biotopen. Het verschuiven van biotoopgrenzen gaat namelijk sneller dan planten (en
daarmee de habitat van veel dieren) zich kunnen verplaatsen. Deze bedreiging komt
bovenop de bestaande aantasting van natuurwaarden door verstedelijking, landbouw en
versnippering. Bescherming van natuurwaarden betekent enerzijds het areaal aan
beschermende natuur uitbreiden en anderzijds verbindingen tussen natuurgebieden
aanbrengen. Daardoor kunnen organismen genetisch materiaal uitwisselen, wat tot
gezondere populaties leidt.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
36
In de poolgebieden zal de
klimaatverandering grote gevolgen
hebben: ijsberen jagen op het
pakijs naar zeehonden. Hoe eerder
het pakijs in het voorjaar smelt, hoe
kleiner hun leefgebied. In 1990
verdween het pakijs rond het pooleiland Wrangel. Daardoor waren
de ijsberen afgesneden van hun
gebruikelijke voedselbron, de
zeehonden. Noodgedwongen
openden zij de jacht op walrussen.
Dit voorbeeld geeft aan hoe
klimaatverandering een gewijzigd
jachtpatroon van roofdieren tot
gevolg kan hebben.
Bron: www.zoogdierenwerkgroep.be/index.php?id=125
Juist in de poolgebieden is de grootste temperatuurstijging voorspeld. Veel soorten zijn
gebonden aan een maximum wintertemperatuur; die zullen worden verdreven door
soorten uit meer gematigde streken. Roofdieren zullen hun jachtpatroon wijzigen. Wie
daartoe niet in staat is of geen alternatief heeft, sterft uit.
Ook in de hooggebergten ontstaan
er problemen: in de Alpen zullen
specifieke planten die op toppen
van de bergen leven, niet verder
kunnen migreren: Zij hebben geen
uitwijkmogelijkheden. Van
sommige alpiene planten is bekend
dat zij drie tot vier meter per
decennium bergopwaarts kunnen
migreren. De opwarming verschuift
het voor hen zo geschikte biotoop
echter veel meer dan een paar
meter om de tien jaar.
Bron: www.duppen.nl/.../canada/040514.html
Een korter sneeuwbedekking zal verschuivingen teweeg brengen in de
soortensamenstelling. De alpiene bloem Delphinium nelsonii reageert op het vroegtijdig
smelten van de sneeuw met zwaardere zaadvorming. Daardoor wordt de soort extra
belemmerd in haar migratie. Maar ook de Grizzly-beer van Yellowstone park wordt
bedreigd: twee belangrijke voedselbronnen van de beer, een pijnboom-type en een
vlindersoort komen alleen boven de 2500 meter hoogte voor. Door de opwarming van de
aarde zal dat gebied inkrimpen.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
37
Ook in kustgebieden zal de
opwarming van de aarde te merken
zijn. De stijging van de zeespiegel
bedreigt veel kostbare wetlands
aan de kust. Naar schatting de helft
van de waardevolste kustwetlands
ter wereld zal bedreigd worden
door de zeespiegelstijging. Zo
verliest het National Wildlife
Refuge aan de oostkust van de VS
jaarlijks grote oppervlakten aan het
open water. Een soortgelijk lot kan
de Waddenzee treffen: één van de
belangrijkste gebieden waar vogels
pauzeren op hun trektocht van
Siberië naar Afrika
Bron: bulgar.no-ip.info/downloads/snimki/wall/
Koraalriffen zijn een aparte biotoop die
bedreigd worden door zowel
temperatuurstijging als een hogere
zeespiegel. Onder ongunstige
omstandigheden sterven de koraaldiertjes en
verbleekt het koraal. Over de hele wereld zijn
er al verbleekte koraalriffen gerapporteerd: de
Filippijnen, Indonesië, Jamaica, Polynesië, de
Cook-eilanden en Samoa. Naast vervuiling en
UV-straling spelen hoge watertemperaturen
waarschijnlijk ook een belangrijke rol bij het
verbleken van koraalriffen. Gezonde riffen
kunnen een snellere stijging van de
zeespiegel aan dan verbleekte.
Bron: www.cmo.nl/pe/pe27/pe-273.html
In de bossen in gematigde streken zal de vitaliteit
omlaaggaan, terwijl de klimatologische biotoop-grenzen
sneller zullen verschuiven dan bomen kunnen migreren. De
migratiesnelheid van de kastanjeboom ligt op rond de 100
meter per jaar. Bij een temperatuurstijging van meer dan
0,3 graad per eeuw kan deze boom het niet meer
bijhouden. De bossen zullen fors kleiner worden, omdat het
zuidelijk deel zal verdwijnen en weinig uitbreiding naar het
noorden toe mogelijk is. Bovendien kunnen veel bossen niet
migreren omdat ze aan de rand van steden, stuwmeren of
andere barrières staan. Een hogere temperatuur betekent
waarschijnlijk ook een grotere kans op branden, ziekten en
plagen. Stormen zullen grotere schade aan kunnen richten
in het reeds ontwrichte ecosysteem.
Bron: http://beeldsoep.blogspot.com/2004_04_25_beeldsoep_archive.html
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
38
8.8
De impact op de drinkwatervoorraad
Een groot gedeelte van de wereldbevolking leeft in
landen waar een tekort is aan schoon zoetwater.
Dit wordt, naarmate de wereldbevolking groeit,
alleen maar een groter probleem. Bovendien stijgt
ook het drinkwaterverbruik per persoon. Komt
daarbij dat het drinkwater steeds meer vervuild
geraakt met industrieel afval, meststoffen en afval
van huishoudens. Klimaatverandering zal het
watertekort in diverse regio's, zoals het MiddenOosten, de Sahel en Australië, alleen maar groter
maken. Deze evolutie is duidelijk te zien in
onderstaande figuur.
Een bijkomend effect voor kustgebieden is dat het
grondwater daalt en dan zal aangevuld worden met
zou zeewater. Daardoor wordt het ongeschikt voor
landbouw en gebruik in huishoudens.
Bron: www.cmo.nl/vmbo/vmbo-9/vmbo-96c.html
fig.8.2 Mondiaal watertekort van 2025 vergeleken met 1995
Bron: www.sjks.be/pdf/hoofdstuk14broeikaseffect.pdf
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
39
8.9
De impact op het toerisme
Bron: www.evenementengigant.nl/10000095ca1222201/10...
Ook voor het toerisme heeft de klimaatverandering nadelige gevolgen: een stijgende
zeespiegel betekent voor veel tropische eilanden dat er minder drinkwater beschikbaar zal
zijn. Het drinkwater in de bodem drijft als het ware op zout water; als dat in hoogte stijgt,
wordt de laag drinkwater dunner. Op veel eilanden vormt de beschikbaarheid van
drinkwater nu al een probleem. De bevolking zal dan niet alleen zelf een tekort aan
drinkwater hebben, maar bovendien inkomsten derven door het wegblijven van toeristen.
In de Alpen en andere wintersportgebieden zullen toeristen steeds hoger de bergen in
moeten om te skiën. In Spanje zijn de wereldkampioenschappen in 1995 afgelast wegens
een gebrek aan sneeuw. Vanwege hoge temperaturen lag er in de winter 2006-2007
nauwelijks sneeuw op de bergen in de Alpen. Zowel voor de wereldbekerwedstrijden- als
recreatief skiën te kunnen laten doorgaan, hebben de organisatoren en uitbaters alles uit
de kast gehaald.
Door de natuurlijke variatie in het klimaat is niet te bewijzen dat dit specifiek veroorzaakt is
door het broeikaseffect. Het is wel aannemelijk te maken, dat het broeikaseffect dit soort
gevlogen heeft. Andere effecten spelen al langer en zijn daardoor betere indicatoren: zo is
de lengte van gletsjers in de Alpen de afgelopen eeuw steeds verder afgenomen.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
40
8.10
De impact op de gezondheid
fig.8.3 Belangrijkste mondiale ziektes t.g.v. klimaatverandering
Bron: www.sjks.be/pdf/hoofdstuk14broeikaseffect.pdf
Afgezien van directe slachtoffers van natuurrampen, biedt de hogere minimum
temperatuur kansen voor tal van tropische ziekten om zich verder te verspreiden. Die
verspreiding verloopt via zogenaamde vectoren: insecten die ziektekiemen dragen en op
mensen kunnen overdragen. De bekendste is de malariamug. Wetenschappers schatten
dat het aantal malaria-slachtoffers zal toenemen met 50 tot 80 miljoen mensen door de
verhoogde minimum temperaturen. Voor rivierblindheid is het aantal extra gevallen
geschat op 3,5 miljoen. Het is overigens moeilijk om voorspellingen te doen op dit gebied,
omdat gezondheid van veel factoren afhankelijk is en er weinig modellen op dit gebied
voorhanden zijn.
In bovenstaande tabel zijn de meest bedreigende ziektes weergegeven.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
41
De invloed van de sterkte van de opwarming van aarde op verschillende niveaus is in
onderstaande tabel weergegeven.
fig.8.4 De impact van de opwarming van aarde op verschillende niveaus
Bron: DRAULANS, D., Wij maken het warmer, Knack, 2007-01-11. (http://www.knack.be/index.jsp)
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
42
8.11
Economische, politieke en sociale impact
Vaak bestaat de neiging om het uitsluitend over de meetbare en zichtbare gevolgen van
het broeikaseffect te hebben. Maar ook de economische, politieke en sociale gevolgen
zullen bijzonder groot zijn.
Bron: www.seao2.com/kyotoprotocol/index.html
Een rapport van de Britse topeconomoom Nicholas Stern haalde eind 2006 de wereldpers.
In dit rapport wordt een alarmerend beeld geschetst over de economische gevolgen die
de opwarming van de aarde veroorzaakt. Het toont aan dat forse investeringen nodig zijn
om een diepe wereldwijde economische recessie als gevolg van klimaatverandering te
voorkomen. Het rapport bewijst dat er geen geldig excuus meer is om de investeringen in
duurzame energie niet minimaal te verviervoudigen en klimaatschadelijke subsidies af te
schaffen. Het wordt hoog tijd dat dit gevoel van urgentie ook in België tot de hoogste
politieke regionen doordringt.
Het rapport dat topeconomoom Sir Nicholas Stern in opdracht van de Britse regering heeft
geschreven, toont dat klimaatverandering nú aangepakt moet worden. Zonder in te grijpen
zal klimaatverandering de wereld naar schatting ruim 1.000 tot misschien wel 5.500 miljard
euro gaan kosten. Dat is méér dan de kosten van de twee wereldoorlogen en de
economische crisis in de jaren '30 van de vorige eeuw samen.
Om klimaatverandering te voorkomen moet volgens Stern jaarlijks één procent van het
wereldwijde bruto nationaal product worden geïnvesteerd in oplossingen. Om de uitstoot
van gassen die aan het broeikaseffect bijdragen te verminderen overweegt de Britse
regering alvast nieuwe 'groene belastingen' te heffen op goedkope vliegtickets, brandstof
en voertuigen die veel vervuiling veroorzaken. In een artikel in The Sun zegt premier Blair
dat het klimaatprobleem niet per land, maar over de hele wereld moet worden aangepakt.
Blair: "Iedere afzonderlijke politieke leider, ook die van Amerika, China en India, moet
ervan doordrongen raken dat dit bovenaan de agenda moet prijken".
Het volledige rapport kan bekeken worden op:
http://www.hmtreasury.gov.uk/independent_reviews/stern_review_economics_climate_cha
nge/sternreview_index.cfm
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
43
Sociaal gezien kunnen we 3 grote
gevolgen onderscheiden:
Klimaatwijziging is een mondiaal
fenomeen, dat des te complexer is
omdat de gevolgen ervan voor elk
land verschillend zijn: sommige
landen zullen er wel bij varen,
andere landen zullen alleen maar
nadelen ondervinden. De eerste
groep zal veel minder geneigd zijn
om iets aan het probleem te doen
dan de tweede groep.
En onder de verliezers zullen er
verschillen bestaan: sommige
zullen het geld of de middelen
hebben om de impact te
minimaliseren of zelfs teniet te
doen, andere niet ..
Bron: www.cmo.nl/pe/pe29/pe-292.html
Ten tweede is het ook vrijwel zeker dat de klimaatverandering, samen met andere
milieuproblemen en het fenomeen van overbevolking, de armoede en de honger in de
wereld zal doen toenemen. Het gevolg daarvan zal een steeds sterkere tendens zijn van
hele volkeren om te migreren naar plaatsen waar geen honger en geen armoede is.
Ten derde is er het huidige Noord-Zuidconflict, dat verder aangescherpt zal worden. Want
nu komt er nog de vraag bij over wie het beschikkingsrecht heeft over de hoeveelheid
zoetwater en de landbouwgrond.
In de figuur is duidelijk af te leiden dat het grootst aantal doden door klimaatverandering te
verwachten is in de minder ontwikkelde landen.
fig.8.5 Mondiaal sterftecijfer t.g.v. klimaatverandering
bron: DUPONT, P., “Klimaatverandering bedreigt alle continenten”, De Morgen, 18 november 2005
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
44
Bron: www.seao2.com/kyotoprotocol/index.html
Afspraken zoals de Kyoto-akkoorden om de opwarming onder controle te krijgen, zijn
meer politiek dan wetenschap. De cijfers die gerapporteerd worden over de emissies,
geven de uitstoot niet noodzakelijk juist weer, maar zijn het resultaat van een
internationaal opgelegde norm om veranderingen in de emissies te kunnen meten. Het is
best mogelijk dat wij meer of minder broeikasgassen uitstoten dan we schatten. Maar de
cijfers wijzen wel uit dat we de trend hebben omgebogen, dat we nu minder CO2 uitstoten
dan een paar jaar geleden. We mogen niet vergeten dat Kyoto een druppel op een hete
plaat is. Het zal aan de opwarming niets veranderen. Maar het is het begin van een
mentaliteitsverandering, een positief politiek signaal uit een groot deel van de wereld dat
er iets moet gebeuren.
Het is het begin van een stappenplan. Kyoto bepaalt wat we moeten doen tot 2012.. De
eerste stap was het stabiliseren van de emissies op het niveau van 1990. Als we dat
kunnen, moeten we verder. Als we de zware effecten van de opwarming willen vermijden,
moeten we nog 90 procent minder broeikasgassen uitstoten.
De internationale klimaattop in de Keniaanse hoofdstad Nairobi heeft geen akkoord
opgeleverd over de reductie van CO2-uitstoot na 2012. Milieuministers van de 165
deelnemende landen hebben afgesproken in 2008 verder te praten.
Wel is besloten de arme landen financieel te steunen om de gevolgen van
klimaatverandering, zoals overstromingen en droogte, op te vangen. Het is de bedoeling
dat de rijke landen de komende jaren tussen de 300 en 800 miljoen dollar in dit fonds
storten.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
45
Slotbeschouwing
Bron: De Morgen
Armoede zorgt ervoor dat mensen natuurlijke veranderingen en hun gevolgen minder
makkelijk kunnen opvangen, noch op nationaal, noch op internationaal niveau. Wij kunnen
dijken bouwen, Bangledesh heeft de middelen niet. De kloof tussen geïndustrialiseerde
landen en ontwikkelingslanden zal hierdoor nog verder vergroot worden.
In 1990 droegen de ontwikkelde landen voor 75% bij aan de wereldwijde uitstoot van
kooldioxide en meer dan helft aan de uitstoot van broeikasgassen. De VS zorgen in hun
eentje al voor 25% van de totale uitstoot van broeikasgassen. West-Europa zorgt voor 14
% van de CO2-uitstoot, Japan voor 5%.
Men verwacht dat binnen 40 jaar de uitstoot van de ontwikkelingslanden even groot is als
die van ontwikkelde landen …
Landen met een welvarende economie produceren de meeste broeikasgassen, maar
ontwikkelingslanden lopen de grootste gevaren.
De bevolkingsaangroei is de grootste drijvende kracht achter de opwarming.
En het is tevens een probleem van urbanisatie, van de ontwikkeling van steden. De helft
van de wereldbevolking woont langs een kust, en de meeste steden zijn in kustregio's
gebouwd, en dus kwetsbaar voor stijgingen van het zeepeil. Die massa mensen zal
verplaatst moeten worden.
Vooral arme mensen zullen getroffen worden. Afrika zal het weer zwaar te verduren
krijgen, en er zullen nog meer mensen naar Europa willen migreren dan nu. Arme mensen
kunnen zich geen twee mislukte oogsten permitteren, hebben geen verzekering als er iets
misloopt. Er wordt ook geschat dat 20 tot 30 procent van de planten en dieren zal
verdwijnen.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
46
9
Oplossingen
Bron: http://clima.casaccia.enea.it/ipcc2/imm/foto1.gif
9.1
Inleiding
De standpunten van de partijen liggen ver uit elkaar. Elementen als schone energie,
belangen van olieproducerende landen, belangen van industrie, politieke wil,
natuurverenigingen, voedselproductie, verdeling van welvaart, ontwikkelingsvraagstukken,
biodiversiteit, .. komen allemaal bij elkaar.
Vind jij bv. dat inwoners van China of India net zoveel recht hebben op mobiliteit
(autokilometers) als wij? En hoe moet dat dan, als wij nu al te veel CO2 uitstoten? Hoewel
deze landen voorlopig vrijgesteld zijn van reductieverplichtingen (van uitstoot van
broeikasgassen), is het in ieder geval belangrijk dat ook die landen bij volgende
onderhandelingen mee op de kar springen!
Die landen zijn in ieder geval niet verantwoordelijk voor de problemen van nu.
Deze landen (China en India) zijn de grote groeiers en veel wijst er op dat deze landen
niet dezelfde fouten gaan maken als wij omdat ze grote interesse in betere technologieën
hebben.
In 1988 werd het Intergovernmental Panel On Climate change (IPCC) opgericht door de
Verenigde naties. Daarin zijn wetenschappers uit de hele wereld vertegenwoordigd. Het
IPCC bundelt wetenschappelijke kennis op gebied van klimaatverandering en maakt het
voor de politiek toegankelijk.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
47
9.2
Wat doet de internationale gemeenschap?
9.2.1
De grote milieutop van de Verenigde Naties te Rio de Janeiro
Bron: DRAULANS, D., Wij maken het warmer, Knack, 2007-01-11. (http://www.knack.be/index.jsp)
Op deze eerste conferentie over milieu en ontwikkeling in 1992 werd klimaatsverandering
erkend als het grootste wereldwijde milieuprobleem. Het versterkte broeikaseffect door de
uitstoot van broeikasgassen, met name CO2 door verbranding van steenkool, aardolie en
aardgas, werd als oorzaak gezien. Een groot aantal landen, waaronder België, sloten in
Rio de Janeiro het Klimaatverdrag. De hoofddoelstelling van het Klimaatverdrag is om de
concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer op een zodanig niveau te stabiliseren
dat een gevaarlijke menselijke invloed op het klimaat voorkomen wordt. Als eerste stap
verplichtten de industrielanden zich om de uitstoot van CO2 in 2000 te stabiliseren op het
niveau van 1990.
9.2.2
Het Kyotoprotocol
Bron: http://www.whrc.org/policy/climate_change/images/KyotoButton.gif
In 1997 werd er een volgende stap gezet, met de
goedkeuring van het Kyotoprotocol in het kader van het
Raamverdrag inzake Klimaatverandering van de Verenigde Naties. Dit keer werden er
strengere afspraken gemaakt.
De industrielanden moesten hun uitstoot uit 1990 tegen 2008-2012 met minstens 5%
hebben verlaagd. Bovendien diende het resultaat geloofwaardig en controleerbaar te zijn.
Per land werden er precieze doelstellingen vastgelegd. Zo moest de Europese Unie de
uitstoot met 8% terugdringen, de Verenigde Staten met 7%… Ook werd er in het Kyotoprotocol vastgelegd dat deze reductiedoelstellingen in 2005 opnieuw bekeken zouden
worden.
In 2000 in Den Haag lukt het de partijen niet de doelstellingen van ‘Kyoto’ om te zetten in
concrete beslissingen met een verplichtend karakter. Op het allerlaatste moment werd er
in 2001 in Bonn toch een akkoord bereikt: wereldwijd zullen nieuwe bossen worden
geplant, een controlesysteem zal ontwikkeld worden om de schadelijke gassen te meten
en ieder land moet zich inspannen om energiebesparende maatregelen te nemen. Een
land moet voor elke ton CO2 dat het te weinig reduceert, 0,3 ton extra reduceren.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
48
Bron:www.persmuseum.nl/pip2005/01.html
Met de toetreding van Rusland eind december
2004 is het protocol in februari 2005 officieel in
werking getreden, is geratificeerd door 150
landen, waaronder 30 industrielanden. De
Verenigde staten, die een derde van de
werelduitstoot voor hun rekening nemen,
hebben het protocol echter nog steeds niet
geratificeerd. De regering Bush vindt de
afspraken te schadelijk voor haar economie.
Landen als China en India, die gaandeweg een
belangrijk aandeel krijgen in de uitstoot van
broeikasgassen, zijn voorlopig vrijgesteld van
reductieverplichtingen… Het is dus belangrijk
dat ook ontwikkelingslanden in de volgende
ronde op de kar springen!
fig.9.1 Huidige Kyoto stand van zaken
Bron: www.sjks.be/pdf/hoofdstuk14broeikaseffect.pdf
Overigens zijn veel landen vooral in de EU al op weg met het beleid voor vermindering van
broeikasgassen. De lidstaten van de Europese Unie hebben zich verplicht gezamenlijk
een reductie van gemiddeld 8% ten opzichte van de uitstoot van broeikasgassen in 1990
te bereiken in de periode 2008-2012. Sommige van die landen die een emissieverplichting
op zich genomen hebben kunnen gemakkelijk aan hun emissiereductie doelstelling
voldoen en kunnen het emissie-overschot (CO2-credits) verkopen aan landen die daar
moeilijk aan kunnen voldoen.
Ontwikkelingslanden hoeven de uitstoot niet te reduceren maar worden geholpen met
kennis, technologie en kapitaal om economische ontwikkeling met minder uitstoot van
broeikasgassen mogelijk te maken en de gevolgen van klimaatsverandering te bestrijden.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
49
9.2.3
Internationale klimaattop in Nairobi
Bron: www.hamiltonspectator.com/NASApp/cs/ContentSe...
In november 2006 is in Nairobi een internationale klimaatconferentie
afgesloten met een zeer mager resultaat: de afspraak om vanaf eind 2007 verder te praten
over hoe veel scherpere reductie van CO2-uitstoot gerealiseerd kan worden.
De Milieuministers van 165 landen konden het na twee weken onderhandelen slechts
eens worden over een nieuwe afspraak om in 2008 verder te praten over een opvolger
van het Kyoto-klimaatprotocol, dat in 2012 afloopt.
Voorafgaand aan de conferentie werd gehoopt op een raamwerk voor de periode 20132017 met afspraken over het verder terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. De
onderhandelingsdelegaties slaagden er niet in om een dergelijk akkoord te bereiken.
Het is de bedoeling dat ook ontwikkelingslanden als China en India na 2013 gehouden
worden aan maatregelen om de opwarming van de aarde te beperken. In de twee
Aziatische economieën worden veel fossiele brandstoffen als olie, gas en kolen gebruikt
die het broeikaseffect versterken. Volgend jaar moet blijken of er alsnog zicht komt op een
opvolger voor de Kyoto-afspraken, die in 1997 werden vastgelegd.
Een pluspuntje is dat in Nairobi wel afspraken zijn gemaakt om arme landen via het
zogenaamde Adaptatiefonds meer te steunen bij het nemen van maatregelen om de
gevolgen van klimaatverandering op te vangen. Maar de hoogte van de bedragen
waarover nu is gesproken blijft ver achter bij de bedragen die nodig zijn om de sociale en
ecologische problemen waar arme landen mee kampen als gevolg van klimaatverandering
op te vangen.
Aan de vooravond van de klimaattop in Nairobi bracht het Wereld Natuur Fonds een
rapport uit over de grote impact die de opwarming van de aarde heeft op Afrika, in het
bijzonder op plattelands-gemeenschappen in Oost-Afrika. Een van de meest
verstrekkende gevolgen van klimaatverandering waar vooral Oost-Afrika mee te maken zal
krijgen is het feit dat de frequentie, voorspelbaarheid en intensiteit van regenval verandert.
Veranderingen in regenvalpatronen kunnen regionaal een grote impact hebben op de
beschikbaarheid van water en een afname van landbouwopbrengsten veroorzaken, of
zelfs voedseltekorten en conflicten.
Bron: www.ipcc.cc
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
50
9.2.4
Het VN-klimaatrapport van 2 februari veegt alle vraagtekens weg
Het VN-klimaatrapport waar de hele wereld naar uitkeek, vertelt nog duidelijker dan de
editie van 2001 dat de wereld er niet meer naast kan kijken: de mens is onomstotelijk
verantwoordelijk voor de alarmerende opwarming van de aarde.
Zo waarschuwt het klimaatpanel Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van
de Verenigde Naties in zijn vierde rapport, dat op 2 februari 2007 in Parijs is voorgesteld.
De wetenschappelijke kennis over de invloed van de mens op het klimaat is momenteel
beter dan ooit voorheen, verklaarden de circa 2500 IPCC-experts. Dat het de menselijke
activiteit sedert 1750 is, die de opwarming veroorzaakt, stellen zij nu "met zeer grote
waarschijnlijkheid".
We geven een greep uit de bevindingen:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Het gehalte aan broeikasgassen in de atmosfeer is nu veel hoger dan er de laatste
650000 jaar door natuurlijke processen aan broeikasgassen in de atmosfeer is
terechtgekomen. In die lange periode kwam het CO2-gehalte nooit boven de 300
ppm, vandaag zitten we aan 380 ppm. Bovendien is het CO2-gehalte de voorbije 10
jaar sneller gestegen (1,9 ppm per jaar) dan in de periode 1960 – 2005 (1,4 ppm
per jaar).
Elf van de afgelopen twaalf jaar behoren tot de twaalf warmste sedert het begin van
de weerwaarnemingen in de helft van de 19e eeuw.
Afhankelijk van het toekomstscenario dreigt tegen het einde van de 21e eeuw er
voor de aarde een opwarming van het klimaat met 1,1 tot mogelijk zelfs 6,4 graden
Celsius. In 2001 voorspelde het IPCC nog een opwarming van 1,4 tot 5,8 graden
Celsius.
De gevoeligheid van het klimaatsysteem is ook beter bekend: een verdubbeling van
het CO2-gehalte in de lucht heeft waarschijnlijk een temperatuurstijging van 2 tot
4,5 graden Celsius tot gevolg.
Noord-Europa, het oosten van het Amerikaanse continent en Centraal- en NoordAzië zullen meer neerslag te verwerken krijgen. In (sub)tropische streken rond de
Middellandse Zee komen er intensere en langere periodes van droogte en meer
hittegolven.
Op de Noordpool zijn de temperaturen de voorbije 100 jaar gemiddeld 2 keer
sneller gestegen dan in de rest van de wereld. Het smelten van de gletsjers in
Groenland en Antarctica hebben bijgedragen aan de stijging van de zeespiegel.
Het onder andere op circa 400 computersimulaties gebaseerde rapport stelt zes
temperatuurscenario's voor. De stijging van het zeewaterpeil bedraagt tegen 2100
in het beste scenario 18 tot 38 centimeter, in het slechtste 26 tot 59 centimeter. De
stijging van het peil van de zee versnelt. Van 1961 tot 2003 is er gemiddeld 1,8
millimeter per jaar bijgekomen. Tussen 1993 en 2003 steeg het zeewaterniveau
gemiddeld zelfs met 3,1 millimeter per jaar. De laatste keer dat het in de
poolgebieden voor een langere periode gevoeliger warmer was dan nu (zo’n
125000 jaar geleden) deed het smelten van het poolijs het zeeniveau met 4 tot 6
meter stijgen.
De oceanen zijn al opgewarmd tot op een diepte van 3000 meter. De oceanen
hebben 80% van de extra warmte van ons klimaat opgeslorpt.
Orkanen nemen in kracht toe doordat zeewater warmer is geworden. Ook de
windsnelheden zullen hogere pieken kennen.
Bron: http://hpbimg.earthwatcher.nl/gletsjers3.jpg
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
51
9.3
Wat doet de Eurpese Unie?
Bron: www.mnhn.fr/colparsyst/
Zonder de inwerkingtreding van het Kyoto-protocol af te wachten, heeft de
Europese Unie meteen het voortouw genomen, gedreven door de wil om snel en
efficiënt tegen de klimaatverandering op te treden. Eerst zijn er twee belangrijke
stappen gezet:
•
•
de Europese Unie heeft elke lidstaat een aantal doelstellingen opgelegd voor
2008-2012. Zo moet Duitsland zijn broeikasgasemissies met 21% terugdringen,
Nederland met 6% en België met 7,5%.
alle lidstaten afzonderlijk en de Europese Gemeenschap als geheel hebben op 31
mei 2002 het Kyoto-protocol geratificeerd.
In juni 2000 heeft de Europese Commissie het Europees Programma inzake
Klimaatverandering (EPK) gelanceerd. Dit programma bevat 40 maatregelen
waarmee bij volledige uitvoering de emissies twee keer verder kunnen worden
verlaagd dan in de Kyoto-doelstellingen is bepaald.
De strijd tegen de klimaatverandering vormt eveneens een prioriteit in het 6de
Communautaire Milieuactieprogramma (2002-2006), dat op 22 juli 2002 door de
Europese Raad en het Europees Parlement is aangenomen. In dit programma wordt
uitdrukkelijk vermeld dat ook de toekomstige lidstaten hun uitstoot van
broeikasgassen verplicht moeten verminderen. Ook vormen “duurzame ontwikkeling
en de klimaatverandering” één van de hoofdthema’s in het zesde communautaire
kaderprogramma voor onderzoek (2003-2006).
Tot slot heeft de Europese Unie in het voorjaar van 2003
een richtlijn aangenomen
met regels voor de handel in emissierechten tussen de
lidstaten. Dit systeem is
operationeel sinds januari 2005. De Unie loopt hiermee
vooruit op het flexibele
systeem uit het Kyoto-protocol.
Bron: www.downtoearth.org.in
Volgens het Kyotoprotocol moeten de geïndustrialiseerde landen tegen 2012 hun uitstoot
van broeikasgassen met minstens 5 procent inperken ten opzichte van 1990. Voor de 15
oorspronkelijke EU-lidstaten is dat zelfs 8 procent minder dan in 1990.
Voor ons land betekent het concreet dat we de uitstoot van broeikasgassen met 7,5
procent moeten terugschroeven. Om controle te krijgen over de uitstoot van de grote
spelers en om de inperking te stimuleren, heeft de EU een CO2-emissiehandelssysteem
voor grote energieslokoppen in het leven geroepen. Hierin zijn ongeveer 11.400
elektriciteitscentrales en energie-intensieve bedrijven opgenomen, verantwoordelijk voor
de helft van de CO2-uitstoot van Europa.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
52
Bedoeling is om die bedrijven binnen de milieunormen te krijgen -en zo de nationale
doelstellingen te halen- door hen de mogelijkheid te bieden te betalen wanneer ze de
emissiereducties niet zelf kunnen realiseren, of door hen geld te laten verdienen wanneer
ze zich heel erg inspannen. Zo kunnen bedrijven, wanneer ze niet in staat zijn om door
eigen inspanningen onder het opgelegde plafond te blijven, CO2-kredieten kopen in
ontwikkelingslanden door er te investeren in schone technologieën of in de productie van
hernieuwbare energie.
Dit noemt met het Clean Development Mechanisme. Hebben bedrijven, bijvoorbeeld
dankzij technologische ingrepen, CO2-kredieten over, dan kunnen ze die verkopen. 60
procent van de emissiereductiekredieten verhandeld in het kader van het Clean
Development Mechanism (CDM) gaat op dit ogenblik naar projecten met
energiebedrijven en fabrieken in China. Ook India en Brazilië zijn populair.
Maar vanuit het Zuiden is er kritiek op de CDM-projecten, omdat het Noorden dankzij die
projecten goedkoop en snel CO2-kredieten kan verwerven, maar het Zuiden met die
projecten niet altijd op weg naar duurzame ontwikkeling geholpen wordt.
Zo werden er nogal wat kredieten gewonnen met de inrichting van installaties om de erg
vervuilende fluorchloorwaterstoffen uit de lucht te halen in India, wat niet echt bijdraagt tot
duurzame ontwikkeling. In India spreekt men daarom vaak over Cheap in plaats van Clean
Development Mechanisms, goedkope in plaats van schone ontwikkeling.
Bron: www.islamonline.net
Toch bieden de statistieken geen reden tot vreugde. De totale uitstoot van
broeikasgassen is in het ‘oude Europa’ met de 15 lidstaten tussen 1990 en 2002 wel
met 2,9 % gedaald, maar dit vertegenwoordigt slechts een derde van de weg die
afgelegd moet worden om de gezamenlijke reductiedoelstelling (-8 % ten opzichte
van 1990) te halen. Bovendien zijn verschillende lidstaten, waaronder België, nog ver
verwijderd van hun nationale reductiedoelstelling.
Hoe somber de vooruitzichten zijn, bleek pas echt in mei 2003, toen de Europese
Commissie stelde dat de uitstoot van koolstofdioxide in de Europese Unie tot 2030
(in vergelijking met het basisjaar 1990) met 18% en in de Verenigde Staten zelfs
met 50% zal opklimmen.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
53
Als voorzitter van de Europese Unie gaat Duitsland het komende half jaar (januari – juni
2007) prioriteit geven aan de onderwerpen energie en klimaatbeheersing.
Dat heeft de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Frank-Walter Steinmeier, begin
2007 bekendgemaakt tijdens een presentatie.
De Europese Commissie wil alle rijke, geïndustrialiseerde landen uitdagen om de uitstoot
van broeikasgassen met 30 procent terugbrengen. De vermindering (afgezet tegen het
niveau van 1990) moet in 2020 een feit zijn, is de ambitie van de Europese Commissie.
Ook wil de Commissie voorstellen dat de EU hoe dan ook eenzijdig besluit dat de uitstoot
van kooldioxide met 20 procent naar beneden moet in 2020, zo meldde het Britse
persbureau Reuters op basis van bronnen bij de Commissie. De Commissie overweegt
verder om de EU ten doel te stellen per 2020 zeker 20 procent van zijn energie uit
alternatieve energiebronnen te halen.
Volgens het document is er de komende 25 jaar 900 miljard euro nodig om de
energiesector te vernieuwen en klaar te maken voor schonere energie en een
toegenomen vraag.
Greenpeace reageerde enthousiast op de doelstellingen van de Commissie, al merkte de
milieubeweging daarbij op dat er in veel landen nog wel een omslag moet worden
gemaakt. Nu voldoet Nederland bijvoorbeeld aan de doelstellingen van Kyoto, maar de
binnenlandse uitstoot is gestegen met 10 procent, doordat Nederland uitstootrechten
opkoopt. „Het is goed een vieze fabriek in China iets minder vies te maken, maar ook
Nederland moet met windmolens, zonnepanelen en biomassa naar een uitstoot die in
2050 80 procent lager ligt dan in 1990”, aldus Greenpeace.
Maar op de Europese top van begin maart 2007
beslisten de EU-leiders hun strijd tegen opwarming van
de aarde te versterken.
De Europese Unie gaat haar energieverbruik radicaal
aanpassen. Tegen 2020 moet een vijfde van de
energieconsumptie in Europa afkomstig zijn uit
hernieuwbare energiebronnen zoals wind, water, zon en
biomassa.
Bron: www.duurzaamzeeland.nl/duurzaam_leven/energie/
De Europese staatshoofden en regeringsleiders stelden na afloop van de top. 'Nu kunnen
we de wereld tonen dat we leiderschap op ons nemen'.
De Europese doelstellingen voor 2020 zijn:
o
o
o
o
CO2-reductie met minstens 20 procent
Energieconsumptie 20 procent lager
Aandeel hernieuwbare energie in energieconsumptie minstens 20 procent
Aandeel biobrandstoffen aan de pomp minstens 10 procent
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
54
9.4
Wat doet België?
Bron: www.plan.fgov.be/nl/news/presse/990826/press.htm
Bron: http://www.envirodesk.be/site/news.asp?module=NEWS&level=DETAILS&newsId=3318
9.4.1
Algemene informatie
Ons klein land heeft een ingewikkelde politieke structuur. Naast een federale
(nationale) regering hebben ook de Gewesten (Vlaams Gewest, Waals Gewest,
Brussels Hoofdstedelijk Gewest) hun eigen ministers.
In België is het leefmilieu in de eerste plaats een gewestelijke bevoegdheid.
Omdat de dreiging zo groot is en er meerdere beleidsterreinen aan te pas
komen, kan de klimaatverandering echter niet louter als een milieuproblematiek
worden bestempeld. Daarom hebben de gewestelijke regeringen samen met de
federale overheid naar een antwoord gezocht.
In 1994 werd het eerste Nationaal Programma ter vermindering van de CO2uitstoot aangenomen. Overeenkomstig het Raamverdrag van de Verenigde
Naties (1992) werd hierin gestreefd naar een verlaging met 5% in 2000 ten
opzichte van 1990. Dit programma heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd.
Tijdens deze periode is de uitstoot van koolstofdioxide juist met 4 % gestegen.
Bij de totstandkoming van de paarse regering in juni 1990 werd de
klimaatproblematiek als één van de prioriteiten op de politieke agenda geplaatst.
In het verlengde hiervan werd er in het Federaal Plan voor Duurzame
Ontwikkeling van 20 juli 2000 gepleit voor een multisectorale aanpak rond energie,
vervoer, industrie, landbouw en afvalverwerking om de Kyoto-doelstellingen te realiseren
Vervolgens kwam er een Nationaal Klimaatplan (2002-2012). Dit plan, aangenomen
in 2002, omvat alle bestaande federale en gewestelijke milieumaatregelen en programma’s en heeft betrekking op alle sectoren. Een herziening van dit plan wordt
verwacht tegen eind 2005.
Op energiegebied draaien de acties om drie hoofddoelstellingen:
• het verhogen van de energetische efficiëntie (hetzelfde resultaat bereiken
met minder energie) ;
• het bevorderen van rationeel energiegebruik (REG) door de consumptie te
beperken en verspilling tegen te gaan ;
• het stimuleren van niet-vervuilende hernieuwbare energie (windmolens,
zonnepanelen, biomassa, hydro-elektriciteit…).
Ook het vervoersbeleid wordt verder aangescherpt, om een verschuiving naar minder
vervuilende vervoersmiddelen ( de “overstap op ander vervoer”) op gang te brengen.
Naast deze acties ter verlaging van de uitstoot verbonden aan de productie en het
verbruik van energie, bestaan er ook nog maatregelen voor de andere sectoren. Het
gaat hierbij om acties die de uitstoot van broeikasgassen in de industrie, de
landbouw en de afvalsector doen verminderen.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
55
Er worden vijf instrumenten ingezet om deze doelstellingen te bereiken:
•
•
•
•
fiscale stimuli en premies
regelgeving (zoals productnormen op basis van “milieuprestaties”)
overleg met de industrietakken (de “vrijwillige akkoorden”)
informatie en voorlichting
infrastructuurprojecten (zoals bv. het Gewestelijk Express Net rond Brussel).
Al even belangrijk is dat een samenwerkingsakkoord tussen de federale regering
en de Gewesten (november 2002) de oprichting van een Nationale
Klimaatcommissie regelt. Deze Commissie is niet alleen verantwoordelijk voor de
interne coördinatie en de aanpassing van het Nationaal Klimaatplan, maar moet ook
de nodige instrumenten op punt zetten die de naleving van de Belgische
engagementen op het vlak van het Kyoto-protocol moeten verzekeren.
In het licht van de Kyoto-doelstelling (-7,5%) ziet de toekomst er somber uit voor
België. Zo verwachten de deskundigen in ons land een stijging van de totale
broeikasgasemissies (zelfs na verrekening van de extra maatregelen uit het
Nationaal Klimaatplan) van 6,4% tussen 1990 en 2010. Het verschil met de
Kyotodoelstelling loopt hiermee op tot maar liefst 13,9% (7,5% + 6,4%)!
Bron: http://www.sethwhite.org/images/palmer2004/palmer%20scenery/antarctica%204.jpg
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
56
Een eerste proefperiode met het emissiehandelssysteem (CDM) ging al van start in 2005
en loopt tot en met 2007. Tijdens deze eerste fase wil men zicht krijgen op de omvang van
de uitstoot en zo de emissiekredieten bepalen. De EU legde de lat te hoog wat de
uitstootlimieten betreft, wat in het voorjaar van 2006 leidde tot een instorting van de prijs
van een ton CO2 - en tot heel wat kritiek van de milieuorganisaties die vonden dat het
emissiehandelssysteem niet helpt om de CO2-uitstoot te verlagen.
Voor de tweede fase, de echte Kyotofase van 2008-2012, zal de lat 7 procent lager gelegd
worden. Hoe de landen die inkrimping willen halen, legden ze uit in het Nationale
Allocatieplan (NAP) dat ze dit najaar moesten indienen bij de EU.
Het Belgische ontwerp -een samenvoeging van de gewestelijke plannen- was allesbehalve
ambitieus. Volgens de milieuorganisaties BBL, WWF en Greenpeace zou het zelfs de
Europese emissiehandel ondermijnen door de Belgische bedrijven overdreven veel CO2uitstootrechten toe te kennen.
Bovendien, stelden ze, rekende de Belgische overheid te veel op aankoop van
emissierechten in het buitenland, wat de kosten voor het klimaatbeleid buitensporig hoog
maakt. Volgens de milieuorganisaties moet de Belgische economie -van individuele
huishoudens tot grote bedrijven- zelf meer doen. De Europese Commissie deelde in grote
lijnen de kritiek van de milieuorganisaties en heeft België, evenals Duitsland, Polen,
Frankrijk en Griekenland, zijn huiswerk laten overdoen.
Bron: http://www.wegen.vlaanderen.be/communicatie/campagnes/2001/pedalen.php
Enkele concrete maatregelen van België op federaal vlak :
•
•
•
•
•
•
•
•
de promotie van een milieuvriendelijker woon-werkverkeer via gratis of
gesubsidieerde treinabonnementen,
een 'vergroening' van de parafiscaliteit op bedrijfswagens,
de operationalisering van het Gewestelijk Expres Net (GEN),
de lancering van de 'rij zuinig'-campagne,
een belastingvermindering voor 'schone auto's' met een lage CO2-uitstoot,
een verhoging van de belastingsvermindering voor energiebesparende
investeringen bij het renoveren van woningen,
de invoering van een derdepartijfinanciering voor investeringen in energie-efficiëntie
in openbare gebouwen,
de uitbreiding van het systeem van de energieklassen in elektrische
huishoudtoestellen.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
57
Het VN-klimaatrapport van 2 februari, stelt onomstotelijk dat de mens verantwoordelijk is
voor de opwarming van de aarde en dat die opwarming alarmerend is. Nu de wetenschap
een ondubbelzinnige waarschuwing meegeeft, is het aan de regeringen, ondernemingen
en burgers om in actie te treden.
En ook de Belgische regering blijft niet langer een façadebeleid voeren: Premier Guy
Verhofstadt beloofde een overleg met de gewesten op te starten om naast Kyoto nog
bijkomende inspanningen te leveren voor het terugdringen van de C02-uitstoot. De
maatregelen - die tot Kyoto-PLUS worden gedoopt - moeten volgens de eerste minister
leiden tot een CO2-arme samenleving.
Concreet betekent het dat niet alleen de bedrijven verdere inspanningen zullen moeten
leveren. De gezinnen zullen hun gedrag drastisch moeten wijzigen en ook het verkeer zal
zijn steentje moeten bijdragen. En meer in het algemeen moet er een shift komen van
belastingen op productie en arbeid naar heffingen op vervuiling en CO2-uitstoot. Zo dient
de autobelasting in de toekomst bijvoorbeeld gemoduleerd te worden in functie van de
CO2-uitstoot en niet langer gebaseerd te zijn op het aantal pk. Met ons project geven wij
verschillende tips voor de burgers om het milieu te sparen.
In onze CD-ROM ‘duurzaam wonen’ geven we verschillende tips en advies hoe de
burger op regionaal -en lokaal vlak maatregelen kan nemen om duurzaam te leven
en om broeikasgassen terug te dringen.
Bron: GTIL- Wim Van Buggenhout
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
58
9.4.2
Uit de actualiteit
9.4.2.1
Europa keldert Belgisch broeikasplan (januari 2006)
fig.9.2 Emissies van broeikasgassen in België
Bron: www.biw.kuleuven.be/LeerstoelBoerenbond/documenten/MarcoSereno.pdf -
De Europese Commissie fluit het Belgisch plan voor de terugdringing van broeikasgassen
terug. België mag van Europa 7 procent minder CO2 uitstoten dan voorzien. Dat staat in
een vertrouwelijke nota van de Belgische permanente vertegenwoordiging bij de Europese
Commissie, gericht aan de federale en gewestelijke overheden.
Een reductie van de totale quota met 7 procent zou neerkomen op een maximale CO2uitstoot van 58,51 miljoen ton in plaats van de geplande 63,32 miljoen ton. Of 4,81 miljoen
ton CO2 minder dan voorzien. De kans dat Europa voet bij stuk houdt, is zeer reëel. En
dan moet België de 4,81 miljoen ton CO2 minder zien te verdelen over Vlaanderen,
Brussel en Wallonië. Volgens specialisten zou dat betekenen dat de uitstoot van CO2 in
Vlaanderen alleen al ongeveer 10 procent verder naar omlaag moet. Dat is vooral slecht
nieuws voor Vlaams milieuminister Kris Peeters (CD&V), die de extra inspanningen zal
moeten verdelen over de grote bedrijven en industrieën.
Om de Kyoto-norm te halen, investeren de Belgische overheden in schone
technologie in het Zuiden. De EU en de milieubeweging vinden dat België te weinig
zélf doet, maar met projecten in Chili en El Salvador kan wel op goedkeuring
rekenen van alle betrokkenen.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
59
9.4.2.2
Vlaanderen koopt emissierechten in Chili
De Vlaamse regering heeft een eerste contract
voor de aankoop van emissierechten afgesloten
met een bedrijf uit Chili, laat minister van Leefmilieu
Kris Peeters weten. Daarnaast zal Vlaanderen in
totaal 32 miljoen euro investeren in twee
'klimaatfondsen'. De aankoop van emissierechten
moet Vlaanderen helpen om de
Kyotodoelstellingen te halen.
Om een bijdrage te leveren aan de vermindering
van de uitstoot van broeikasgassen, werd een
Vlaams Klimaatbeleidsplan uitgewerkt. Dat voorziet
in een pak binnenlandse reductiemaatregelen.
Omdat die alleen niet zullen volstaan om de
doelstellingen te halen, zal Vlaanderen, net als heel
wat andere landen, investeren in buitenlandse
projecten die de uitstoot moeten verlagen.
Vlaanderen krijgt daarvoor dan emissierechten. Het
eerste aankoopcontract werd ondertekend met de
NV Empresa de Tratamiento de Residuos
Copiulemu uit Chili. Dit is een dochterbedrijf van de
Vlaamse onderneming Machiels. Het
broeikasgasverlagend project van het bedrijf is de
installatie bij een stortplaats van een systeem voor
de opvang en afakkeling van biogas.
Bron: http://www.demorgen.be/dm/nl/nieuws/wetenschap/349108
Daarnaast stopt Vlaanderen middelen in een aantal internationale klimaatfondsen die
investeren in projecten rond emissiereducties in ontwikkelingslanden. Via PMV gaat 22
miljoen euro naar het Multilateral Carbon Credit Fund (MCCF), er is ook een engagement
van 10 miljoen euro voor toetreding tot het Carbon Fund for Europe.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
60
9.4.2.3
België koopt schone lucht in El Salvador
El Salvador heeft geen CO2-probleem en heeft onder de huidige Kyoto-afspraken best nog
wat "rechten" om te vervuilen, maar dat gebeurt beter niet. Schone technologie kost echter
geld en El Salvador is een arm land.
België koos voor een bedrijf uit El Salvador om een Clean Development Mechanismproject op te zetten. Concreet betekent de afspraak dat België gaat investeren in het
bedrijf LaGeo in het oostelijke departement Usulután. Dat bedrijf zal daarmee elektriciteit
opwekken op basis van warmte uit de diepte van de vulkanische aarde. Zo'n hernieuwbare
energiewinning is voor El Salvador te duur om op eigen middelen uit te bouwen, maar
helpt het land wel minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen zoals petroleum.
In zeven jaar tijd zou dit project de uitstoot van 1,3 miljoen ton CO2 voorkomen, en dus
evenveel emissiekredieten genereren.
In de marge van de Klimaatconferentie in Nairobi van begin november maakte federaal
minister van Leefmilieu Tobback bekend dat ons land 12,3 miljoen CO2-emissierechten zal
aankopen uit CDM-projecten in het buitenland. Elk "recht" is gelijk aan één ton CO2. In
een eerste fase heeft de ministerraad hiervoor 9,3 miljoen euro vrijgemaakt, om te
investeren in LaGeo in El Salvador. Tussen 2007 en 2012 zal LaGeo voor België minimum
183.000 en maximum 262.000 emissiekredieten genereren uit de geothermische
elektriciteitswinning. Deze technologie heeft in El Salvador een enorm potentieel omwille
van de vulkanische ondergrond in het land.
Sam Van den Plas, specialist klimaatwijziging bij WWF, is wel positief over het CDM
project in El Salvador omdat het wel degelijk beantwoordt aan de duurzaamheidscriteria
voor zo'n project. Bovendien genereert het project niet alleen emissierechten, het scoort
ook hoog op het vlak van sociale duurzaamheid. Zo stelt LaGeo grond en financiële
middelen ter beschikking van enkele lokale gemeenschapsprojecten, onder andere een
biologische koffieplantage en een park voor de opvang van zieke en gewonde dieren.
Er zal bijkomende tewerkstelling gecreëerd worden, zowel in de elektriciteitscentrale als in
de verschillende lokale gemeenschapsprojecten. Het bedrijf engageerde zich ook om de
Conventie van de Internationale Arbeidsorganisatie te ondertekenen. In tegenstelling tot
sommige andere projecten die CO2-kredieten opleveren, geeft deze investering El
Salvador daadwerkelijk een duwtje in de rug op weg naar duurzame ontwikkeling.
Bron: http://www.lageo.com.sv/
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
61
9.5
Emissiehandel
9.5.1
Emissiehandel tussen landen
Voor een aantal landen zal de kost om hun broeikasgasuitstoot te verlagen hoger zijn dan
voor andere. Zij hebben de mogelijkheid om bijkomende uitstootrechten te verwerven door
te investeren in buitenlandse reductieprojecten of door eenvoudigweg de uitstootrechten
aan te kopen.
Anderzijds kan een land dat door een doordacht intern beleid en door efficiënte
maatregelen een grotere emissiereductie realiseert, dit overschot verkopen aan andere
landen die zelf meer denken te zullen uitstoten dan wat het Protocol hen toestaat.
Dit systeem van emissiehandel (handel in uitstootrechten) zorgt ervoor dat de
inspanningen op een economisch efficiënte manier worden verdeeld. Het
gemeenschappelijke resultaat (de reductiedoelstelling) is hetzelfde, maar de totale kosten
zijn lager.
Bron: http://www.ecn.nl/fileadmin/ecn/units/bs/Symp_Think-globaly/symp2006-sijm.pdf
9.5.2
Emissiehandel tussen bedrijven
De Europese Gemeenschap– die de officiële inwerkingtreding van dit Protocol (op 16
februari 2005) niet heeft afgewacht – voerde reeds vanaf 1 januari 2005 een systeem in
dat een gelijkaardige emissiehandel, maar dan tussen bedrijven, organiseert. Europa heeft
daartoe in 2003 de Richtlijn Emissiehandel aangenomen, als onderdeel van het Europese
Programma inzake klimaatverandering. De betrokken industriële sectoren houden zich
bezig met energieactiviteiten, productie en verwerking van ferrometalen,
delfstoffenindustrie of papier- en pulpvervaardiging.
De overheid verleende aan de betrokken industriële installaties een bepaalde hoeveelheid
uitstootrechten voor broeikasgassen in de periode 2005-2007 (zie Nationaal
Toewijzingsplan). De exploitanten van deze installaties moeten jaarlijks evenveel rechten
inleveren als ze werkelijk uitgestoten hebben, op straffe van een niet-opschortende boete
per ton CO2-equivalent.
Om aan voldoende rechten te komen, hebben de exploitanten dus de keuze tussen:
• niet méér uit te stoten dan het aantal verleende uitstootrechten, bijvoorbeeld door te
investeren in energiebesparing,
• uitstootrechten te verwerven.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
62
Ondernemingen die erin slagen om hun uitstoot op een goedkope manier terug te dringen
zullen er in slagen om een overschot aan uitstootrechten op te bouwen. Deze kunnen ze
verkopen aan ondernemingen die hun uitstoot enkel tegen hoge kosten kunnen
terugschroeven. Het gemeenschappelijke resultaat is hetzelfde, maar de totale kosten zijn
lager.
De uitstootrechten van de industriële installaties en de transacties met die rechten worden
geregistreerd in het nationaal register van het land waar de installatie is gevestigd.
Bedrijven mogen niet meer CO2 uitstoten dan de hoeveelheid rechten die ze bezitten. Elk
jaar moeten ze door middel van een emissierapport aantonen dat ze onder hun limiet zijn
gebleven.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
63
9.6
De complexiteit van het vraagstuk
Bron: DRAULANS, D., Wij maken het warmer, Knack, 2007-01-11. (http://www.knack.be/index.jsp)
Het IPCC stelt dat het probleem van klimaatverandering succesvol kan worden
aangepakt. De toename van broeikasgassen kan in de komende eeuw technisch
gesproken een halt worden toegeroepen. Er is reeds veel vooruitgang geboekt op zuinige
apparaten en auto’s en windenergie. De kosten voor het reduceren van de uitstoot lijken
relatief laag.
Er zijn echter veel politieke en maatschappelijke weerstanden te ondervinden bij het
invoeren van maatregelen. Door klimaatmaatregelen mee te integreren in een
algemeen economisch beleid gericht op duurzame ontwikkeling kan de effectiviteit
van klimaatmaatregelen worden vergroot.
Het is niet onmogelijk, het is een kwestie van een heleboel dingen samen te doen. Betere
technologieën inzetten, zuiniger omspringen met energie, meer een beroep doen op
duurzame energiebronnen, het grootschalige gebruik van fossiele brandstoffen opgeven.
Het zal snel moeten gaan, maar het moet kunnen. De manier waarop we onze energie nu
opwekken, is ook totaal anders dan vijftig jaar geleden.
Een optie is geo-engineering: een grootschalige beïnvloeding van ons klimaat.
We kunnen proberen een substantieel deel van het CO2 letterlijk te begraven in
sedimenten, zodat het geen invloed meer heeft op ons klimaat. We kunnen het laten
reageren met calcium om carbonaten te vormen, die we dan in oude mijngangen of lege
olievelden pompen, of onder voldoende hoge druk in oceanen. Het zijn natuurlijk wel
gigantisch dure procédés, en het is niet zeker hoe lang die stocks zullen blijven liggen.
Misschien komen ze ooit toch vrij.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
64
Een andere oplossing is om de atmosfeer
met zwaveldeeltjes te vervuilen om de
opwarming te bestrijden.
Industrie en auto's milieuvriendelijker
maken versterkt eigenlijk het broeikaseffect
omdat er minder zwaveldeeltjes de lucht
ingaan. Die kunnen een koelend effect
hebben omdat die deeltjes aërosolen
vormen die zonnestralen tegenhouden. De
oude steenkoolcentrales pompten veel
zwavel de lucht in. In de jaren veertig en
vijftig van de vorige eeuw hadden we een
Bron: www.esa.int/esaKIDSnl/SEM17WXDE2E_Earth_1.html
kleine afkoeling van het klimaat in het noordelijk halfrond als gevolg van de uitstoot van
zwaveldioxide door de industrie. Maar zwaveldeeltjes zorgen voor andere problemen,
zoals verzuring en aantasting van de ozonlaag. En om het effect op grote schaal te laten
werken, zouden we een bijna permanente vulkaanuitbarsting moeten nabootsen.
Op papier is zoiets misschien realistisch, maar er zijn grote risico’s aan verbonden. Er zijn
nog van die voorstellen, zoals het bemesten van de oceanen om de planktonproductie
op te drijven en meer CO2 uit de lucht te plukken. Zoiets kun je hoogstens als een ultieme
reddingsplank beschouwen. En het leidt de aandacht af van het échte probleem: de
uitstoot.
Grootschalige ingrepen van de mens zijn zelden een succes geweest. Kijk naar wat er met
de Aralzee is gebeurd: uitgedroogd door slechte irrigatieplannen. Of naar wat er gebeurde
toen Mao Zedong twee miljoen Chinezen transporteerde om het centrum van zijn land te
ontwikkelen: het noorden kreeg niet genoeg water meer en werd een woestijn.
Een magisch middel hebben we niet. Als we het
CO2-gehalte op het einde van de eeuw op 450
ppm willen stabiliseren, moeten we dringend ons
energieverbruik aanpassen. Wind en zon
moeten zoveel mogelijk als energieleverancier
gebruikt worden, hoewel dat waarschijnlijk pas
vanaf 2050 efficiënt zal kunnen. De toename
van de energiebehoeften zullen we ook met
biobrandstoffen moeten opvangen. Die zijn
omzeggens CO2-neutraal, want de planten die
de brandstof produceren, nemen eerst CO2 op.
De belangrijkste bijdrage zal waarschijnlijk
komen van waterstoftechnologieën op basis van
duurzame energiebronnen. We moeten op grote
schaal waterstof gaan gebruiken voor onze
mobiliteit. We zullen trouwens niet anders
kunnen, want de olievoorraden zijn niet onbeperkt.
Bron:http://www.international.niedersachsen.de/_img/stk_portal_umwelt_windenergie_s04.jpg
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
65
WILLEN WIJ ER NU EEN SOEP VAN MAKEN?
OF DENKEN WE AAN DE VOORDELEN?
Bron: www.kennemerwind.nl/klimaatverandering.htm
Het IPCC besluit in zijn VN-klimaatrapport van 2 februari 2007:
“De door de mens veroorzaakte opwarming en stijging van het zeeniveau zal nog
decennia lang doorgaan vanwege het tijdsbestek en feedbacksystemen die met
klimaatprocessen gepaard gaan, zelfs indien de broeikasgassen op het huidige
niveau gestabiliseerd worden.”
OF MET RESPECT VOOR DE NATUUR
Bron: www.sustainabletimes.ca
Als je dit weet, is het dan niet de hoogste tijd om onze planeet en de
natuur te respecteren en zoveel mogelijk tips van onze website in je
dagelijks leven op te nemen.
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
66
INHOUDSTAFEL
1
Inleiding ............................................................................................................1
2
Weer en klimaat................................................................................................2
3
De warmtebalans op aarde in evenwicht? .....................................................5
4
Natuurlijk broeikaseffect .................................................................................7
4.1
4.2
4.3
Heb je ooit een broeikas gezien?.......................................................................7
Waarom wordt het nu warm in een broeikas, serre, auto?.................................8
Natuurlijk broeikaseffect?...................................................................................9
5
Broeikasgassen .............................................................................................10
5.1
5.2
5.3
5.4
5.5
5.6
5.7
Global Warming Potential (GWP) ....................................................................11
Waterdamp ......................................................................................................11
Koostofdioxide: CO2 .........................................................................................12
Methaan: CH4 ..................................................................................................13
Distikstofoxide (lachgas): N2O .........................................................................14
Ozon: O3 ..........................................................................................................15
F-gassen: CFK’s en vervangproducten:HFK’s - PFK’s - SF6 ...........................15
6
Versterkt broeikaseffect ................................................................................16
6.1
6.2
Verandering van het wereldklimaat: een uitzondering? ...................................16
Versterkt broeikaseffect ...................................................................................17
7
Oorzaken.........................................................................................................18
7.1
7.2
7.3
7.4
7.4.1
Vulkaanuitbarstingen .......................................................................................18
El Niño .............................................................................................................20
Variaties in de activiteit van de zon..................................................................21
Variaties in concentratie van broeikasgassen ..................................................23
Verband tussen de evolutie van de uitstoot van broeikasgassen en de evolutie
van het energieverbruik ...................................................................................23
Verband tussen de evolutie van de uitstoot van broeikasgassen en de evolutie
van de gemiddelde wereldtemperatuur............................................................24
Verband tussen de evolutie van de welvaart, het energieverbruik en de uitstoot
van broeikasgassen in de Westerse wereld.....................................................25
En wat met onze bossen?................................................................................25
Algemeen besluit .............................................................................................28
7.4.2
7.4.3
7.4.4
7.4.5
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
67
8
Gevolgen.........................................................................................................29
8.1
8.2
8.3
8.4
8.5
8.6
8.7
8.8
8.9
8.10
8.11
Gevolgen van meer waterdamp in de atmosfeer .............................................31
Gevolgen van de stijging van de zeespiegel....................................................32
Smelten van ijs, sneeuw, gletsjers, permafrost ................................................33
Bossen stoppen met koolstofdioxideopname...................................................34
Verhoogde kans op extreem weer ...................................................................34
Gevolgen voor de landbouw ............................................................................35
Gevolgen voor de natuur .................................................................................36
De impact op de drinkwatervoorraad ...............................................................39
De impact op het toerisme ...............................................................................40
De impact op de gezondheid ...........................................................................41
Economische, politieke en sociale impact........................................................43
9
Oplossingen ...................................................................................................47
9.1
9.2
9.2.1
9.2.2
9.2.3
9.2.4
9.3
9.4
9.4.1
9.4.2
9.4.2.1
9.4.2.2
9.4.2.3
9.5
9.5.1
9.5.2
9.6
Inleiding ...........................................................................................................47
Wat doet de internationale gemeenschap?......................................................48
De grote milieutop van de Verenigde Naties te Rio de Janeiro........................48
Het Kyotoprotocol ............................................................................................48
Internationale klimaattop in Nairobi..................................................................50
Het VN-klimaatrapport van 2 februari veegt alle vraagtekens weg ..................51
Wat doet de Eurpese Unie? .............................................................................52
Wat doet België?..............................................................................................55
Algemene informatie ........................................................................................55
Uit de actualiteit ...............................................................................................59
Europa keldert Belgisch broeikasplan (januari 2006).......................................59
Vlaanderen koopt emissierechten in Chili ........................................................60
België koopt schone lucht in El Salvador .........................................................61
Emissiehandel..................................................................................................62
Emissiehandel tussen landen ..........................................................................62
Emissiehandel tussen bedrijven.......................................................................62
De complexiteit van het vraagstuk ...................................................................64
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
68
GERAADPLEEGDE WERKEN
• Internetsites
http://145.23.254.254/VinkCMS/news_detail.jsp?id=34941
http://www.euronet.nl/users/e_wesker/meteo/clim-ned.html
http://www.knack.be/articles/index.jsp?siteID=11&sectionID=1534&articleID=46788
http://www.milieucentraal.nl/pagina?onderwerp=Klimaatverandering
http://www.greencardvisa.nl/index.php?ID=62
http://xixarro.wordpress.com/2006/10/16/verrassende-gevolgen-van-global-warming/
http://scholieren.samenvattingen.com/documenten/show/0425540/
http://www.scholieren.com/werkstukken/18249
http://www.sjks.be/pdf/hoofdstuk14broeikaseffect.pdf
http://www.milieulinks.nl/index.asp?menu=01&id=3&id=241
http://www.planet.nl/planet/show/id=67777/contentid=778905/sc=6690a1
http://www.rlzzz.be/
http://www.demorgen.be/dm/nl/nieuws/wetenschap/349108
http://www.demorgen.be/dm/nl/nieuws/wetenschap/349435?wt.bron=BottomBox
http://www.elsevier.nl/nieuws/europese_unie/artikel/asp/artnr/131241/index.html
http://www.climateregistry.be/NL/INTL/emissie.htm
http://www.knack.be/index.jsp
http://www.demorgen.be/dm/nl/nieuws/wetenschap/367972
http://www.demorgen.be/dm/nl/nieuws/wetenschap/367667
•
geschreven bronnen
Geoscoop 5/6 , Wolters Plantyn, Mechelen, 2004
Wereldvisie – Handleiding met leraren-cd-rom – Algemene aardrijkskunde , Uitgeverij
Pelckmans, Kapellen, 2004
Geogenie – TSO/KSO – 5&6, Uitgeverij de Boeck, Antwerpen, 2004
ELECTRABEL, Toelichtingsbrochure, Energie gebruiken – Natuurlijke bronnen van
energie, Electrabel
VMM, Verrekijker Dossier klimaatverandering, VMM, Erembodegem, mei 2006
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU,
Klimaatverandering: de wil en de weg, Federale Diensten voor het leefmilieu, Gent, 1997
COCHEZ, T., “Nog 12 keer slapen voor Kyoto”, De Morgen, 4 februari 2005
DUPONT, P., “Het Belgische klimaat in 2100”, De Morgen, 27 juli 2006
DUPONT, P., “Klimaatverandering bedreigt alle continenten”, De Morgen, 18 november
2005
DECOO, S., “Het is bijna zeker: het is onze schuld”, De Morgen, 3 februari 2007
DE WALSCHE, A., “België koopt schone lucht in El Salvador”, Mondiaal Magazine,
februari 2007, nr. 40, blz. 16 tot 17
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
69
Gemeentelijk Technisch Instituut Londerzeel
Daalkouter 30
1840 Londerzeel
BROEIKASEFFECT
Opgemaakt door Wim Van Buggenhout
Naam
Derde graad Aardrijkskunde -
Klas
Broeikaseffect
70
Derde graad Aardrijkskunde -
Broeikaseffect
71
Download