Informatieblad 3 Broeikaseffect en klimaatverandering Inleiding De gemiddelde temperatuur nabij het aardoppervlak is over de afgelopen 130 jaar tussen de 0,3 en 0,6 graden gestegen. Dit is voor een groot deel het gevolg van menselijke activiteiten zoals verbranding van fossiele brandstoffen, landgebruik en industriële processen. Menselijke activiteiten leiden op deze manier tot een versterking van het broeikaseffect, met klimaatverandering als gevolg. Het broeikaseffect De temperatuur op aarde is voor een belangrijk deel afhankelijk van de aanwezigheid van broeikasgassen (o.a. waterdamp, kooldioxide, methaan) in de atmosfeer. Deze stoffen houden de warmtestraling van de aarde gedeeltelijk vast, de zgn. broeikaswerking. Zonder het broeikaseffect zou de temparatuur op aarde gemiddeld ­18 graden Celsius zijn, thans is zij 15 graden. Hoe werkt het broeikaseffect nu precies? Daarvoor moet je eerst iets weten over de atmosfeer. De gasvormige laag, waarmee de aarde wordt omringd noemen wij de atmosfeer of de dampkring. De atmosfeer is 700 km dik en bestaat uit verschillende lagen. Voor ons zijn van belang de Troposfeer en de Stratosfeer. De atmosfeer bestaat uit verschillende gassen: het grootste gedeelte bestaat uit stikstof namelijk 78,2 % en zuurstof 20,9%. Voor de overige 0,9% bestaat de atmosfeer uit Argon, Kooldioxide, Neon, Helium, Methaan, Waterstof, Ozon etc. De belangrijkste broeikasgassen zijn waterdamp (H2O), koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4), distikstofmonoxide of lachgas (N2O ) en Ozon (O3 ). De zon verwarmt de aarde. Een deel van de zonnestralen warmt de aardbodem en de zeeën en oceanen op. Een ander deel wordt teruggekaatst in de dampkring of atmosfeer. Hier bevinden zich de broeikasgassen die als het ware een warme deken om de aarde leggen. Ze zorgen ervoor dat de warmte uit de teruggekaatste zonnestralen wordt vastgehouden. De opwarmende werking van deze deken wordt het natuurlijke broeikaseffect genoemd. Het versterkt broeikaseffect Menselijke activiteiten, zoals de uitstoot van broeikasgassen en ontbossing, zijn in belangrijke mate de oorzaak van de warmer wordende wereld, met name vanaf het midden van de twintigste eeuw. Men spreekt ook wel van het versterkt broeikaseffect. De waargenomen stijging van de temperatuur op aarde in de laatste 50 jaar is waarschijnlijk voor het grootste deel veroorzaakt door de toename van broeikasgassen. Van de broeikasgassen draagt CO2 voor meer dan 60 % bij aan de menselijke beïnvloeding van het klimaat. CO2 komt vrij bij de verbranding van fossiele brandstoffen zoals olie, kolen en gas en bij ontbossing. De totale uitstoot van broeikasgassen in de wereld in de wereld door de mens is In de periode 1990 – 2001 met 11% toegenomen – ongeveer evenveel als de jaren daarvoor. (bron: Natuur – en Milieucompendium, RIVM, 2004) Gevolgen Dit versterkte broeikaseffect kan een wereldwijde klimaatverandering tot gevolg hebben. Wetenschappers voorspellen een temperatuurstijging op aarde aan het eind van de 21 ste eeuw met 1,4 tot 5,8 graden Celsius. In de 20 ste eeuw is de wereldgemiddelde temperatuur met 0,6 graden toegenomen; een opwarming die zich waarschijnlijk de laatste duizend jaar niet heeft voorgedaan. De Verenigde Naties verwachten dat klimaatverandering gedurende de 21 ste eeuw zou kunnen zorgen voor grote overstromingen (door de zeespiegelstijging als gevolg van de stijging van de temperatuur waardoor kuststreken en laaggelegen landen zullen overstromen) , extreme weersomstandigheden, droogte en ongeschiktheid van de landbouwgrond (door de temperatuurstijging vindt er meer verdamping plaats met als gevolg meer neerslag; dit zorgt voor meer afstroming, de regen neemt dan meer voedingsstoffen uit de bodem, waardoor de bodem minder vruchtbaar wordt). Bestaande ecosystemen als koraafriffen, mangrovemoerassen en lagunes zullen verdwijnen. Ook voor Suriname heeft klimaatverandering gevolgen. De zeespiegelstijging zorgt o.a. voor zoutwaterindringing, verzilting, erosie en verlies van biodiversiteit in het kustgebied. Schematische weergave van oorzaken en effecten van klimaatverandering (bron: RIVM, Milieubalans 2004) Klimaatverdrag en Kyoto Protocol Gedurende de jaren ’80 nam wereldwijd het besef toe dat de versterking van het broeikaseffect door menselijk handelen een probleem was waar wat aan gedaan moest worden. Internationale klimaatsonderhandelingen leidden in 1992 (Rio Conferentie) tot het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (UNFCCC). Het doel van dit verdrag, zoals verwoord in Artikel 2 luidt “Ervoor zorgen dat de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer op een niveau gestabiliseerd worden dat gevaarlijke menselijke verstoring van het klimaatsysteem wordt voorkomen”. Het Klimaatverdrag werd verder uitgewerkt in het Kyoto Protocol (1997), die in werking is getreden op 16 februari 2005. Industrielanden zeggen toe de uitstoot van hun broeikasgassen in de periode van 2008 tot 2012 met 5 procent te verminderen ten opzichte van het niveau in 1990. Per land gelden uiteenlopende reductie percentages. Tevens is besloten dat industrielanden een deel van hun reductieverplichting via maatregelen in het buitenland mogen realiseren. Per slot van rekening maakt het voor de aanpak van het klimaatprobleem niet uit waar ter wereld te uitstoot van broeikasgassen wordt verminderd. Dit is van belang omdat de kosten van emissiereducties niet in alle landen hetzelfde zijn. In het ene land kan een technologie efficiënter worden toegepast dan in een ander land. In het ene land zijn meer mogelijkheden om schonere brandstoffen in te zetten (zoals gas in plaats van kolen) dan in het andere. Ook is er een verschil in het gemak waarmee emissies zijn te beperken – als je bijvoorbeeld de sector industrie vergelijkt met de sector landbouw. Om die reden is in het Protocol de mogelijkheid geschapen om reducties niet alleen te realiseren door binnenlandse maatregelen te nemen, maar ook via investeringen in maatregelen in andere landen (waar de kosten lager zijn en de emissiereductie relatief hoger). Dit is gedaan door het creëren van de zgn. Kyotomechanismen, die ook flexibele­ of Kyoto­ instrumenten worden genoemd. Suriname heeft het Klimaatverdrag getekend tijdens de Rio Conferentie in 1992; de ratificatie vond plaats op 14 Oktober 1997. Momenteel wordt door het Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling en Milieu gewerkt aan het op kort termijn tekenen van het Kyoto Protocol.