Hoofdstuk 3: Subjecten van het internationaal recht

advertisement
Inleiding tot het internationale en
Europees recht
Hoofdstuk 1: Wat is internationaal publiekrecht?
Internationaal recht:
 Breed domein
 Rechtsbetrekkingen die zich verspreiden over heel de wereld
 Een mondiale ambitie
 Het recht dat de verhoudingen tussen subjecten van het internationaal recht regelt
 Het recht dat verhoudingen tussen staten regelt
Nieuwe subjecten van het internationale recht: EU & VN
Door de groeiende globalisering, mobiliteit en technologische ontwikkeling neemt de
afhankelijkheid van de staten toe & moeten de staten meer gaan samenwerken.
 Meer en meer problemen moeten internationaal opgelost worden.
Internationaal recht groeit na de WOII:
 Onvoldoende samenwerking
 Om een derde wereldoorlog te voorkomen, is er meer samenwerking tussen staten
nodig
De regels van het internationaal recht verschilt van het nationaal recht!
 Het gaat hier om een afspraak tussen staten vastgelegd in een verdrag.
Vb. België en Duitsland maken een afspraak i.v.m. de invoer van steenkool. Afspraak is geen douanekosten en
gratis vervoer voor het importeren van hun steenkool.
Internationaal publiekrecht is ontstaan op het moment dat het systeem van soevereine staten is
ontstaan.
 1648: begin van de moderne statensamenleving zoals we die vandaag kennen
 In het jaar dat de vrede van Westfalen werd gesloten na het godsdienstconflict.
Soevereine Staten:
Staat is onafhankelijk en heeft het hoogste gezag. => geen Int. R zonder soevereine staten.
Voor 1648, had men boven de staten een hoger gezag nl. een pauselijk of keizerlijk gezag.
Na 1648 geen pauselijk of keizerlijk gezag meer:
 Onttrekking van het gezag van de keizer of van de Paus
 Centralisatie van de macht van de Staat.
 => dit was een geleidelijk proces dat bevestigd werd in 1648
Soevereiniteit:
 Hoogst gezag op het grondgebied, niemand anders oefent een Staatsgezag uit.
 Onafhankelijk van de Paus, Keizer of andere staat.
CASUS
Island of Palmas case
 Eiland van Palmas
 Vraag: behoort het aan de VSA of Nederland toe?
 Context:
o Eind 19de eeuw conflict tussen VSA & Spanje (een Amerikaans schip zinkt in Havana)
o Onderzoekscommissies van Spanje en VSA
 Ze beschuldigen elkaar
 Geen eensgezindheid
 Oorlog tussen VSA & Spanje
 VSA wint
 Spanje staat een paar van haar kolonies af aan de VSA of ze vallen in de invloedsfeer ven de
USA
 Spanje verliest status van Grootmacht
o MAAR: Palmas: Nederlanders wonen er!
o Nieuw conflict tussen VSA & Nederland
 Arbitrage: Marx Hueber (rechtsgeleerde, Zwitserland)
 Wie is de soeverein van het eiland?
 Soevereiniteit wordt omschreven in deze zaak.
Hueber:
 Oorspronkelijk kon men internationaal gebied verwerven door een vlag neer te planten
 MAAR EVOLUTIE
o Niet meer voldoende om het grondgebied ( Terra nullius) op te eisen.
o Men moet staatsgezag uitoefenen op het gebied.
o Spanje kon het gebied niet afstaan aan de VSA omdat ze geen staatsgezag uitoefenden maar de
Nederlanders wel.
17 de -19 de eeuw:
Oorspronkelijk was Int. R een Europees gebeuren.
 Eurocentrisch recht
 Les concerts de nations = westerse Europese staten
Int. R. behartigde de belangen van de Europese staten (westerse staten)
Vb. innemen van indiaans grondgebied in Latijns-Amerika.
Geleidelijk aan evolueert het Int. R. van een beperkte groep staten (17de -19de eeuw) tot een
stuk of 200 onafhankelijke staten.
Eind 18 de eeuw:
Eerste evolutie:
 VSA wordt onafhankelijk
 Begin midden 19de eeuw => L-Amerika onafhankelijk
 Grote groep nieuwe staten
 VSA & L-Amerika => Europese tradities ( dus nog altijd Europees gebeuren)
20 ste eeuw:
Nieuwe visie naast de Eurocentrische recht
 Grote invloeden van het nationalisme, WOII, communisme
Het Int. R is geen Westerse gebeuren meer, maar een globaal fenomeen.
Het behartigd belangen die niet alleen maar Europees zijn.
Int. R evolueert in de breedte = grote uitbreiding
II
II
II
diepte = veel meer domeinen
17de – 19de eeuw => recht van co-existentie
2de helft van de 19de eeuw – 20ste eeuw => recht van coöperatie
Co-existentie (samenleven)
Sinds 1648 door het ontstaan van de soevereine staten moeten er nieuwe regels en afspraken
gemaakt worden.
 Vredesverdragen
 Handelsverdragen
 Gebieden inpalmen?
 Gebieden buiten de soevereiniteit van de staten? (volle zee)
 Regels voor contacten met elkaar
 Regels over oorlogvoering (welke wapens wel of niet)
Co-existeren word mogelijk dankzij het internationaal recht.
Coöperatie ( samenwerking)
Aan de 2de helft van de 19de eeuw komt er verandering:
Veel internationale problemen kunnen niet door een staat alleen opgelost worden.
Industriële revolutie => grondstoffen
Nieuwe technieken => vervuiling stopt niet alleen aan de grenzen
Immigratie, wapens… problemen worden groter
Samenwerking is nodig => recht van coöperatie word ontstaan
Nieuwe afspraken zijn nodig => nieuwe organisaties
Vb. Post Unie
Internationaal recht veranderd van aard, maar het recht van coöperatie ent zich op het
recht van co-existentie.
Coöperatie = belang van individuen  mensenrecht
Co-existentie = belang van staten
Coöperatie heeft zich geënt op het recht van co-existentie, ze heeft zich erop verder
ontwikkeld.
Staten blijken de belangrijkste subjecten van het internationaal recht te zijn.
 Volkerenrecht = ius gentium (historisch = alle Romeinen en niet-romeinen)
Het zijn niet de volken die het subject zijn van het internationaal recht maar de
staten. De term internationaal publiekrecht is het best van toepassing over het recht
tussen staten.
Kenmerken van internationaal publiekrecht
Het internationaal publiekrecht is een gedecentraliseerd rechtssysteem & functioneert
horizontaal.
Afwezigheid van een centrale wetgever
Staten zijn zowel wetgever als wetsonderhorigen op het internationale vlak. Aangezien het
volkerenrecht voortspruit uit de vrije wil van soevereine Staten, binden zijn regels in beginsel
slechts de staten voor zover ze deze hebben aanvaard.  Consensueel recht
Afwezigheid van een centrale wetgever
Het internationale publiekrecht heeft evenmin een centrale rechter, behalve wanneer de staten
een rechter bevoegd maken.
Afwezigheid van een centrale instantie voor rechtshandhaving
Er is geen wereldpolitieagent.
Staten zorgen zelf voor de ordehandhaving. Staten hebben verschillende sanctiemechanisme:
Retorsie het gaat om een onvriendelijke daad van de ene staat om de schending van de
andere staat aan te tonen. (door ze een voordeel te ontnemen dat hij hem had verleend of faciliteiten te
ontzeggen die hij hem had toegestaan)
Represaille (weerwraak) reactie op een schending van de ene staat door een schending.
Afhankelijkheid van de nationale rechtsorde
Wegens zijn horizontale en gedecentraliseerd karakter is het internationaal recht voor zijn
tenuitvoerlegging sterk afhankelijk van de Staten en, bijgevolg, van de nationale rechtsorde
van deze laatsten.
Daarom is het van belang een band te leggen tussen het internationale en nationale recht.
= afspraken van het internationaal recht heeft gevolgen op het nationaal recht.
Hoofdstuk 2: Bronnen van het internationaal recht
Er is geen centrale instantie die de rechtsregels vastlegt, het zijn de staten zelf die stemmen
om regels te creëren en zich eraan te onderwerpen.
CASUS
Lotus zaak begin 20ste eeuw: 1926
Een Turkse en Franse boot komen in aanvaring  Turkije straft een Franse burger.
Frankrijk reageert fel op deze beslissing en wilt weten of Turkije wel het recht heeft om een Franse burger te
straffen in een Turkse rechtbank.
 Het Internationale Gerechtshof: Internationaal Recht is gebaseerd op de vrije wil van staten = verdragen of in
statenpraktijk.
Men heeft instemming nodig van de staten of de regels gelden enkel voor de staten die hebben ingestemd om
deze regels na te leven.
Formele Bronnen
Artikel 38 van het gerechtshof verwijst naar de belangrijkste bronnen van het internationaal
recht
 gewoonterecht
 verdragen
 algemene rechtsbeginselen
 ex aequo et bono= billijkheid
Internationaal gewoonterecht:
Internationaal gewoonterecht is het oudste bron, want het internationale recht heeft zich
allereerst ontwikkeld in de vorm van ongeschreven recht.
= naleven van bepaalde regels, die op een stilzwijgende afspraak berusten.
Wanneer iedereen een bepaalde handelswijze (gebruik) in acht neemt, kan op een gegeven
moment zich de overtuiging vormen dat er aldus gehandeld behoort te worden en dat tegen
afwijkend gedrag mag worden opgetreden.
Gebruik => usus & Overtuiging =>opinio iuris sive necessitatis
Wanneer er een O PINIO IURIS volgt op de USUS spreekt men pas over een gewoonterecht,
beide kenmerken zijn absoluut nodig.
Vb. het is een goede gewoonte om bij het overlijden van het staatshoofd van een buurland van bepaalde
gebouwen de vlag halfstok te hangen => geen regel van gewoonterecht want men heeft geen overtuiging dat als
men het niet zou doen dat men een regel overtreed.
Wanneer spreekt men over een opinio iuris?
Men kan dit afleiden uit verklaringen van regeringen => statenpraktijk
 Rechter spreekt namens de staat
 Verdragen
 Wetgeving
 Kijken naar de praktijk van internationale organisaties
Hoe lang moet dat gebruik plaatsvinden vooraleer het gewoonterecht wordt?
Er is een noodzaak van een uniforme, constante en wijdverbreide praktijk. Er is geen sprake
van een tijdlimiet.
Het is niet noodzakelijk dat het altijd
word toegepast maar wel doorgaans (Nicaragua Case)
Het moet door veel staten gevolgd worden en zeker door de staten wiens belangen in het spel
zijn.
Internationaal Gerechtshof:
 Het is niet omdat de praktijk maar toepasbaar is sinds een korte periode dat niet om
een regel van gewoonterecht gaat.
 Het is niet noodzakelijk dat de regel in kwestie altijd zo moet worden toegepast maar
dat het in het algemeen (doorgaans) wordt opgevolgd. (Nicaragua case)
Instant costum  een regel van gewoonterecht die op een korte termijn zeer snel tot stand is
gekomen.
Vb. S-U stuurt de Spoetnik de ruimte in zonder toestemming te vragen van alle staten. VS volgt nadien. 
Instant costum. Men moet een onderscheid maken tussen luchtruim en internationale ruimte. In de ruimte heeft
men geen toestemming nodig van andere lidstaten  nieuwe regel van gewoonterecht.
Algemeen gewoonterecht de praktijk is wereldwijd van toepassing.
Regionaal gewoonterecht  enkel van toepassing in een bepaalde regio.
Bilateraal gewoonterecht  enkel van toepassing tussen 2 landen.
CASUS
Regionaal gewoonterecht  Asylum Case 1950
Latijns-Amerika  diplomatiek asiel verlenen aan politiek vervolgden.
Staatsgreep:
Men heeft hieromtrent regels ontwikkeld die zeggen dat een voormalig staatshoofd kan vluchten naar een
ambassade.
= Lima  mislukte staatsgreep = De La Tore schuilt in de ambassade van Columbia. Peru wilt dat Columbia De
La Tore uitlevert. Columbia weigert  op basis van het regionale gewoonterecht.
Gerechtshof = het is een regionaal gewoonterecht maar geen algemene gewoonterecht. Diplomatiek asiel is enkel
van toepassing in Latijns-Amerika.
Gevolgen van het internationaal gewoonterecht
Bindend voor alle staten ongeacht of ze ermee ingestemd hebben tot het stand komen van die
gewoonterecht.  Ook nieuwe onafhankelijke staten moeten deze regels toepassen.
Co-existentie= nieuwe onafhankelijke landen worden politiek onafhankelijk maar
economische niet.
Wat doen als je niet gebonden wilt zijn aan de IGR.
 Regels schenden en hopen dat iedereen meedoet
o Als dit niet het geval is dan stijgt de waarde van die regel
o Als dit wel het geval is dan valt deze regel weg en ontstaat er een nieuwe.
 Tijdens het proces van het ontwikkelen van de regel (consolideren), moet u als staat
aantonen dat u niet wenst gebonden te zijn aan die regel en moet u die positie
behouden gedurende het hele proces.
o De staat kan dan niet eisen dat een andere staat deze regels wel op haar toepast.
 Nee is nee in alle gevallen
 Persistent Objectif = periodiek herhaald protest
Nadeel van het internationaal gewoonterecht
 Onduidelijk
 Niet geschreven dus moeilijk bewijsbaar
o Algemeenheid
o Mist precisie van een geschreven bron
 Het werd beschreven en geïnterpreteerd door de rechtsleer.
 Codificeren= Algemene Vergadering
Creëert de International Law Commission = orgaan gecreëerd om het internationaal
gewoonterecht te codificeren & bij te dragen tot de ontwikkeling hiervan.
Voorbereiden van verdragen:
 Onderzoek
 verdragsteksten voorbereiden
 hiervan een verdrag maken
o ontstaan van een codificatieverdrag (ratificatie)
Wanneer men te maken heeft met een codificatieverdrag dan zijn er twee verschillen met een
gewoon verdrag nl.
Wat is een aanvulling van het IGR?
Als het gaat om een codificatie van het IGR dan is het voor alle staten bindend
Bij een aanvulling zijn ze enkel van toepassing op de staten die het verdrag geratificeerd
hebben. = Progressive Development of International Law.
We hebben twee soorten verdragen namelijk een Codificatieverdrag = codification en een
progressive Development of International Law.
Een staat die geen partij wordt bij het codificatieverdrag blijft gewoon gebonden aan het
‘ongeschreven’ gewoonterecht.
Verdragen
Ze kunnen codificaties zijn van internationaal gewoonterecht.
Verdragenrecht:
Bepaald domein dat zich bezig houdt met verdragen. Ze heeft zich ontwikkeld op basis van
regels van het internationale gewoonterecht. Verdragen die het internationaal gewoonterecht
codificeren en eventueel er iets aan toevoegen.
vb. Verdrag van Wenen betreffende het verdragenrecht = dateert van 21maart 1986.
Codificeren deels het internationale gewoonterecht. Verdrag van '86 is nog niet in werking
getreden.
Verdrag van '69 wordt het verdrag gedefinieerd in artikel 2 als:
verdragsrechtelijke definitie:
Is een internationale overeenkomst in geschriften tussen staten gesloten en beheerst door
het volkenrecht hetzij neergelegd in een enkele akte hetzij in 2 of meer samenhangende
akten ongeacht haar bijzondere benaming
Gewoonterechtelijke definitie
Akkoord of overeenkomst gesloten tussen twee of meer subjecten van het volkenrecht
met de bedoeling rechtsgevolgen teweeg te brengen (bij haar subjecten) en beheerst door
het volkenrecht.
De definitie van het gewoonterecht is ruimer omdat het verwijst naar subjecten en niet alleen
naar de staten.
Het verdragenrecht wordt beheerst door 2 verdragen en het internationale gewoonterecht.
Bilaterale verdragen:
Verdragen tussen twee staten uitzonderlijk ook 3 staten. vb. Benelux verdrag.
Multilaterale verdragen:
Verdragen tussen verschillende staten. vb. Europees verdrag
Inhoud van een verdrag:
 traités-contracts
◦ burgerrechtelijke overeenkomst
▪ verdragen kunnen ertoe strekken de ene partij iets te laten doen, waartegenover
de andere partij een tegenprestatie belooft.
 traités-lois
◦ algemene rechtsregels vastleggen
◦ vb. codificatieverdragen
 traités-constitutions
◦ verdragen die internationale organisaties oprichten
◦ grondwet van de internationale organisatie
▪ vb. verdrag van Marrakech
▪ vb. verdrag van Rome
Het voordeel van verdragen tegenover internationaal gewoonterecht:
 verdrag is geschreven
◦ duidelijker dan vage bepalingen in het ongeschreven gewoonterecht
◦ gemakkelijker terug te vinden = geregistreerd
◦ gepubliceerd
▪ door de VN
 verplichting in het handvest artikel 102
 United Nations Treaty series
 in kader van de twee wereldoorlogen geraakten staten betrokken in het
conflict op basis van geheime verdragen. De andere staten hadden geen
flauw besef over deze verdragen dus conflict escaleert. = om dit te
voorkomen = verdragen moeten openbaar gemaakt worden.
◦ Niet alle verdragen worden bekend gemaakt
▪ sanctie artikel 102 lid 2: de staat kan het verdrag niet inroepen
tegenover de VN. Voor de VN bestaat het 'geheime' verdrag niet.
 gewoonterecht bindend voor de ganse gemeenschap van staten
 verdragen enkel binden voor staten die van partij zijn bij het maken van het verdrag
 verdrag is een puur codificatie van het gewoonterecht = bindend voor de ganse
gemeenschap van staten
 verdrag met een progressive development of international law = alleen bindend voor
de staten die het verdrag hebben geratificeerd.
Verdrag speelt ook een rol in de context van het ontwikkelen van regels van het internationale
gewoonterecht.
Verdrag kan bijdragen tot het creëren van een regel van het internationale gewoonterecht
= op basis van het verdrag praktijk = nieuwe regel ontstaan van het IGR = bindend voor de
hele gemeenschap van staten
vb. Genocide verdrag = verbod op genocide = bindend voor alle staten.
Algemene rechtsbeginselen
Door 'beschaafde' naties/volkeren erkende algemene rechtsbeginselen.
= verwijzen naar de verschillende rechtssystemen.
 Basisregels = zonder deze regels kan men niet spreken over recht.


Doorgaans zijn deze algemene principes niet geschreven.
Niet zeer duidelijk welke deze zijn, wat valt er onder de categorie ARB.
4 categorieën:
 de beginselen die inherent zijn aan het concept recht, en dus bestaan in elk
rechtssysteem omdat anders het recht niet zou kunnen functioneren/ het recht
niet zou bestaan.
◦ vb. de goede trouw, schadevergoeding moet toekennen bij een schending van een
regel wanneer die staat aansprakelijk gesteld kan worden.
◦ Vb. Zaak: Duitsland tegen Polen = Permanent hof van internationale Justitie
▪ Polen: aantal stikstoffabrieken die behoren aan Duitsers
 polen hebben die fabrieken genationaliseerd zonder de Duitsers te
compenseren
▪ Duitsland komt op voor de duisters en spant een zaak aan tegen Polen
▪ 1927 S... Factory Case
▪ als een van de twee partijen een afspraak schendt, dan moet die een vergoeding
betalen dit is een algemeen rechtsbeginsel.
 Rechtsbeginselen die ontleend zijn aan rechtvaardigheid en menselijkheid
◦ uitzondering op het consensualisme ( instemming van de staten)
◦ vb. Joegoslavië tribunaal
▪ Kopreksji zaak: etnische afslachting: moslimdorp wordt aangevallen door
Kroatische militieleden.
▪ Hof verwijst naar deze algemene rechtsbeginselen
 indien er geen regels van gewoonterecht en geen andere rechtsbeginselen
er toepasbaar zijn kan het recht gebruik maken van ' the general principles
of law basic requirement of international justice'.
 Tribunaal beslist zelf om regels te creëren op basis van menselijkheid en
rechtvaardigheid in de vorm van ARB.
 Beginselen die gemeenschappelijk zijn aan nationaal rechtssysteem en die worden
vertaald naar de internationale rechtsorde toe.
◦ Eerst nagaan of die wel aangepast zijn aan de eigenheid van de internationale
rechtsorde
▪ kunnen ze wel functioneren in een internationale rechtsorde?
 Fundamentele beginselen van de internationale rechtsorde
◦ overlappend met de regels van het internationale gewoonterecht
◦ Basisbeginselen in het internationale recht
▪ Corfu Channel Case mijnen geplaats die de schepen verhinderen, vanuit
Albanië wordt er geschoten op Britse schepen. Britten beginnen de mijnen te
kuisen en geraken in de territoriale wateren van Albanië. Albanië schiet terug.
GB spant zaak tegen Albanië.
Gerechtshof: een schip moet de mogelijkheid krijgen om te varen van punt A naar punt B.
Hof kan zich putten uit de 4 mogelijkheden als men verwijst naar de ARB.
Rechterlijke beslissingen en doctrine:
Rechtspraak en rechtsleer.
Artikel 38 maakt een verschil kwestie van status.
Men ziet het als hulpmiddel, het is subsidiair, het helpt te bepalen wat recht is zonder recht te
zijn.
Rechtspraak:
 onder voorbehoud van artikel 59




◦ arresten zijn enkel bindend voor de betrokken partijen.
Beslissingen door internationale hoven en tribunalen
◦ rechtsspraak van het internationale gerechtshof
◦ rechtspraak van internationale hoven met een specifiek domein
◦ rechtspraak van tribunalen
uitspraken van nationale hoven en rechtbanken
◦ op voorwaarde dat ze betrekking hebben op een regel van internationaal recht
Pennal
Arbitrage
Rechtsleer
 weinig aandacht aan besteed
 maar een hulpmiddel
◦ verschillende geschriften van juristen over het internationaal recht
◦ geen recht, het is niet bindend
Billijkheid ex aequo et bono
Regels van fairplay, rechtvaardigheid die ertoe strekken dat regels verzacht worden.
Enkele en alleen als de partijen dat wensen kan er rekening gehouden worden met billijkheid
in de beslissing.
3 soorten:
 De toepassing van de billijkheid ter matiging van een rechtsregel
◦ het recht verzachten op basis van de billijkheid
◦ Billijkheid infra legem
 Toepassing van billijkheid om lacunes op te vullen
◦ billijkheid praetor legem
 Toepassing van billijkheid om het terzijde stellen van de regels / corrigeren van de
regels
◦ het verzwakken van de regels zodat beide partijen gelijkaardig worden behandeld
◦ billijkheid contra legem
Alle formele bronnen van artikel 38 zijn hierboven vermeld, MAAR niet alle bronnen
van het recht zijn opgenomen in artikel 38.
Er zijn nog andere bronnen die het Hof gebruikt, recentere bronnen van het internationaal
recht.
 Eenzijdige rechtshandelingen, eenzijdige verklaringen = formele bronnen ven het IR
 Besluiten van het internationale organisaties = formele bronnen van het IR
Besluiten van internationale organisaties:
Internationale organisaties worden opgericht doorgaans via een traités -constitutionel, ze zijn
een Fora = bespreken van de problemen, oplossingen zoeken en afspraken maken
 beschikken over bevoegdheden, organen en instellingen
◦ zodanig dat de beslissingen van die organisaties bindend zijn zonder dat de staten
hiervoor hun consensus moete geven = Uitzonderlijk
◦ intergouvernementele organisaties: doorgaans zijn de beslissingen aanbevelen
en niet bindend = die dan omgevormd worden tot bindend recht indien de staat
daarmee instemt. Wel consensus
▪ geen soevereiniteit gekregen
▪ staat beslist of het bindend is of niet
◦ supranationale: stukje van hun bevoegdheid definitief afstaan aan die organisatie
met als gevolg dat ze bindend optreden in dat domein. Zij zijn de soevereine macht
want de staat heeft haar soevereiniteit opgegeven aan de internationale organisatie
▪ Bindend
▪ staat moet geen consensus geven
▪ Europese Unie: lidstaten hebben een stukje van hun bevoegdheid/soevereiniteit
afgestaan aan de EU. Dus EU's beslissingen zijn bindend.
Aanbevelingen van intergouvernementele organisaties:
Het gaat over politieke instrumenten dus zijn ze niet bindend
= artikel 10: De inhoud van de aanbeveling kan wel bindend zijn als het blijkt dat het hier
gaat om een praktijk en dat er een overtuiging is dat het gaat om de inhoud van een
gewoonterecht.
De resoluties als instrument zijn niet bindend maar kunnen wel een bindende boodschap
dragen omdat het verwijst naar internationaal gewoonterecht.
vb. Een groot deel van het recht op zelfbeschikking, recht dat toekomt aan koloniale volkeren, bezette volkeren
of volkeren die leven onder een racistisch regime = hebben het recht om onafhankelijk te zijn. Door een resolutie
kregen de staten de overtuiging dat ze aan die volkoren hun recht op zelfbeschikking MOESTEN geven.
Soft Law: (p19)
Recht in wording, recht gaat zich consolideren naar een bindend recht.
Deze instrumenten of documenten zijn geen rechtshandelingen, niettemin spelen deze akten,
documenten afgezien van hun politieke betekenis, een niet onbelangrijke rol in de
totstandkoming en ontwikkeling van het recht.

Resoluties zijn niet bindende aanbevelingen maar er zijn uitzonderingen
◦ uitzonderingen bevinden zich op de Algemene Vergadering over interne kwesties:
▪ vb. een staat wenst lid te worden van de VN, hele procedure, beslissing komt
van de AV, wordt opgenomen in een resolutie = VN stemt = meerderheid zegt
ja = resolutie wordt als bindend beschouwd.
▪ Interne aangelegenheden
 resolutie zijn bindend
Het gaat om de internationale organisaties = FORA coöperatie
Staten geven soevereiniteit af aan internationale organisaties = beslissingen zijn bindend
Andere organisaties zonder soevereiniteit = niet bindend = resoluties, maar interne
aangelegenheden zijn bindend zelfs al zijn ze aanbevelingen
Statenpraktijk gaat zich in de vorm van besluiten van internationale organisaties vertalen.
Eenzijdige handelingen / eenzijdige verklaringen p19-20
Het betreft wilsuitingen van een enkel subject van het internationaal recht met de bedoeling
rechtsgevolgen teweeg te brengen. Het betreft handelingen of stellingnamen waardoor of
waarin volksrechtssubjecten op unilaterale wijze – d.w.z. zonder verband met de handelingen
of stellingnamen van een ander volkenrechtsubject ter zake- hun positie te kennen geven ten
aanzien van een bepaalde gelegenheid van het internationaal recht. En daardoor
rechtsgevolgen gaan creëren.
= een staat beslist zonder het te vragen aan een andere staat waarop het een invloed zou
kunnen hebben. De derde mag daarna zich beroepen op die eenzijdige verklaring om de
rechtsgevolgen te laten gelden.
vb. België en Nederland kunnen afspraken maken rond het ijzer en de rein. Eerste minister van België wil een
spoorweg bouwen naar het gebied van de haven van Antwerpen. Minister van buitenlandse zaken overtuigt.
België gaat betalen, de Nederlanders gaan eraan beginnen= bouwen. 2 à 3 jaar later zegt België we hebben geen
overeenkomst. Internationaal Gerechtshof: eenzijdige verklaring van een regeringsleider = wordt beschouwd als
bindend naar Nederland toe want België heeft eenzijdig bepaald een stellingname zonder dat Nederland
tussenkomst.
CASUS:
1974: Frankrijk voert een aantal nucleaire proeven in de atmosfeer in de buurt van kleine eilanden. 'Nucleair test
case'.
Gevolg: stralingen vallen naar beneden = mensen die daar in de buurt woonden kregen neveneffecten.
(huidkanker)
Zaak wordt aanhangig gemaakt voor het internationaal gerechtshof door Australië om de proeven te stoppen.
Frankrijk: president verklaart dat hij gaat stoppen.
Gerechtshof: zaak geschorst want president zegt dat hij gaat stoppen.
Een verklaring door de Franse president waaruit bleek dat het bindend ging zijn is dan ook bindend zelfs als
Australië daar niet op heeft gereageerd.
Om na te gaan of de verklaring bindend is:
Wie heeft de verklaring afgelegd? Had het de bedoeling om de staat te binden?
Ius cogens & verplichtingen Erga Omnes
Kenmerken van het internationaal recht maar geen bronnen (zegt SMIS)
DEFINITIE IUS COGENS
Een norm die geaccepteerd en erkend is door de internationale gemeenschap van staten als
geheel, waarop geen inbreuk is toegestaan en die alleen kan worden veranderd door een latere
norm met dwingend karakter. => Artikel 53 van Weense verdragenverdrag
= regels van dwingend recht
Fundamentele regels van het internationaal recht tot stand komen zonder instemming van de
staten. Zij bevinden zich hiërarchisch hoger dan de andere internationale regels men mag er
niet van afwijken.
Het internationale recht heeft geen normen hiërarchie maar er ontstaat wel een hiërarchie
tussen de ius cogens en de rest van de regels van het internationaal recht.  UITZONDERING
Er is nog altijd onenigheid over de afbakening van de ius cogens.
Voorbeelden van ius cogens:
 verbod op agressie
 verbod op volkerenmoord/genocide
 verbod op foltering
 verbod op rassendiscriminatie
 verbod op slavernij
een regel van de ius cogens wijzigen  een nieuwe regel van het ius cogens uitvaardigen.
Het zijn regels van het gewoonterecht/verdragenrecht maar geen bronnen op zich.
DEFINITIE ERGA OMNES VERPLICHTING
verplichtingen of rechten naar allen.  verplichtingen tegenover de hele internationale
gemeenschap.
CASUS
Barcelona traction case:
Bedrijf in Spanje wordt failliet verklaard = bedoeling was om het bedrijf te nationaliseren. Belgische
aandeelhouders België maakt een zaak aanhangig voor het Internationaal gerechtshof.
erga omnes komt ter sprake
Hof zegt: 2 soorten verplichtingen


verplichting als staat tegen gans internationale gemeenschap
verplichting als staat ten opzichte van een andere staat
iedereen heeft rechtsbelangen die gerespecteerd moeten worden. De ganse gemeenschap heeft er belang bij de
naleving van deze verplichtingen.
Ius cogens
erga omnes verplichtingen
Hiërarchie
Juridische karakter van de norm
tegenover wie de normen
verplicht is
Alle regels van de ius cogens zijn erga omnes verplichtingen, maar niet alle erga omnes
verplichtingen zijn regels van de ius cogens.
Hoofdstuk 6 verdragenrecht
Domein van het internationale recht dat zich toespitst tot de verdragen
Worden alsmaar belangrijker als bron van het internationaal recht.
Belangrijkste bronnen
 Internationaal gewoonterecht
o Gecodificeerd in 2 verdragen
 Weense verdragenverdrag van 1969 => verdragen gesloten tussen staten
 1986 => verdragen gesloten tussen staten en organisaties & organisaties
onderling
 Nog niet in werking
 Internationaal Gerechtshof in 1997 heeft bevestigd dat het een
codificatie van gewoonterecht is.
DEFINITIE VAN VERDRAG
artikel 2 van het verdragenverdrag:
iedere schriftelijke overeenkomst tussen staten en/of intergouvernementele organisaties die
aan internationale publiekrecht onderworpen, ongeacht de benaming die eraan gegeven is.
Weense verdragenverdrag
Codificatie van het internationale gewoonterecht
= Bindend voor alle staten
De vorm van het verdrag wordt niet voorgeschreven in het internationaal recht.
We hebben twee verschillende soorten vormen
Juridische statuut van beide is
 Verdrag in verdragsvorm
gelijk
 Verdrag in vereenvoudigde vorm
o Vb. Uitwisseling van brieven
Structuur van een verdrag
1. Preambule
I. Inleiding
 Legt uit welke de redenen zijn voor het sluiten van een verdrag
II. Context
III. Doelstellingen
 Belangrijk voor het interpretatie van het verdrag
2. Materiële bepalingen
I. De artikelen
 Bindend
II. Bijlagen
 Zelfde juridische waarde als de artikelen
3. Slotbepalingen
I. Handelingen over de geschillen,
II. Interpretaties
III. Toezicht mechanismen over de betrekkingen e.d.
Totstandkoming van een verdrag
Een verdrag komt doorgaans tot stand in een onderhandelingsproces.
Onderhandelingen zijn vrij
Personen die gemachtigd zijn zetelen
hierin.
Het enige vereiste is dat Staten te goeder trouw moeten onderhandelen.
Afhankelijk van de complexiteit van het verdrag zullen er afspraken gemaakt worden om het
onderhandelingsproces te handhaven.
Een verdrag zal enkel bindend zijn wanneer de staten hun instemming geven. Iedere staat
heeft eigen regels om te bepalen hoe ze zichzelf gaat binden.
Een ondertekening van het verdrag ≠ binding aan het verdrag.(behalve als het verdrag anders
zegt). Ondertekening van het verdrag = eens zijn over de tekst dat verdrag zal worden.
Juridische gevolgen van de ondertekening van het verdrag (WVV)
Artikel 18
Men mag geen handelingen stellen die in strijd zouden zijn met voorwerp en strekking(doel)
van het verdrag.
Dit blijft zo tot dat men duidelijk heeft gemaakt dat men niet langer de intentie heeft om
verdragspartij te worden.
Ratificeren/bekrachtigen
Tussen staten = ratificatie door de UM van een staat
=> verhouding tussen staten
Tussen staten en individu = Sommige staten moeten het verdrag goedkeuren in een wet of
anders heeft het geen rechtsgevolgen op de rechtssubjecten.
Verdrag met internationaal rechtsgevolgen betekent niet dat het nationaal ook rechtsgevolgen
heeft.
Ratificatie  gebeurt bij de depositaris = meestal de secretaris generaal van de VN
Ratificatie kan voor alle bepalingen of alle bepalingen met voorbehoud van x-aantal artikelen.
Voorbehoud of reserves formuleren
Staten kunnen een voorbehoud formuleren wanneer ze zich niet wensen te binden tot x-aantal
artikelen.
Een voorbehoud formuleren kan op elk moment dat men partij word van het verdrag.
Er zijn drie uitzonderingen => verbod op voorbehoud
 In de slotbepaling staat dat het voorbehoud op sommige artikels niet mag
 In de slotbepaling staat dat men enkel op volgende artikels een voorbehoud mogen
formuleren
 Als het voorbehoud in strijd zou zijn met het doel & voorwerp(essentie) van het
verdrag.
Interpretatie van een verdrag
Artikel 31 & 33 van het verdragenverdrag
Beëindigen van een verdrag.
Meestal staat hoe men het bedrag kan beëindigen in de slotbepalingen van het verdrag zelf.
 met onderlinge toestemming van de andere partijen
Hoofdstuk 3: Subjecten van het internationaal recht
Subjecten van het internationaal recht hebben recht en plichten. Het zijn degene die een eis
kunnen stellen wanneer iemand zijn plichten niet nakomt. Het zijn ook degene die
aansprakelijk kunnen worden gesteld wanneer zij hun plichten niet nakomen.
De belangrijkste subject van het internationaal recht zijn de STATEN
 Internationaal Recht regelt de verhoudingen tussen staten.
Staten
Verschil tussen staten en de rest staten beschikken over een volle rechtspersoonlijkheid en
de rest beschikt over een beperkte rechtspersoonlijkheid die hen word toegekend door de
staten.
 een staat is een entiteit die beschikt over een bevolking, grondgebied en een regering die
bovendien soeverein en onafhankelijk is.
Montevideo verdrag zegt:
 Bevolking
 Grondgebied
 Gezag over het grondgebied en bevolking
 Vermogen om betrekkingen aan te gaan met andere staten
Het verdrag van Montevideo verwijst niet naar soevereiniteit. Soevereiniteit is een wezenlijke
kenmerk van het staat zijn.
Grondgebied
(afgebakend) stuk land met binnenwateren, ondergrond, stukje zee en het luchtruim.
 Grootte werd niet bepaald
 Het moet ook niet exacte bepaald zijn (grenzen)
Bevolking
Er werd geen criteria gelegd in verband met de omvang van de bevolking.
Gezag
 er moet staatsgezag uitgeoefend worden over het grondgebied.
 het gezag mag niet namens een ander uitgeoefend worden, want dan spreekt men over
kolonies
 het gezag moet niet feitelijk onafhankelijk van een ander worden uitgeoefend
o vb. Monroe doctrine
 wanneer het gezag niet meer wordt uitgeoefend over heel het grondgebied is niet van
belang voor het bestaan van een staat.
Vermogen om betrekkingen aan te gaan
Het wordt niet als afzonderlijk criterium gezien.
 Het is een gevolg van het staatszijn
Ontstaan van een staat
 Dekolonisatie
 Uiteenvallen of samensmelten van staten
o Fusie
o dismembratio
Politieke manier: Via feitelijke gegevens, via gebruik van geweld (revolutie)
De meeste Europese landen zijn ontstaan via gebruik van geweld.
=> naast politieke manier ontstaat er ook een juridische manier
Juridische manier: zelfbeschikkingsrecht => ontstaan jaren 60, dekolonisatie
= legitieme strijd die de bevolkingsgroepen uitvoerden in de context van dekolonisering
Hoe is die zelfbeschikkingswet ontstaan?
18-19de eeuw = aantal filosofen (verlichting = Montesquieu, Rousseau) => basis voor de
Franse revolutie, Amerikaanse revolutie.
Belangen van het volk staan centraal=> als die belangen niet worden gerespecteerd kan men
de regering omverwerpen.
Deze ideeën zullen de eerste keer in praktijk worden gezet met de onafhankelijkheidsstrijd
van Amerika = 1775-1783.
Onafhankelijkheidsverklaring 1776 = als wij scheidden van elkaar moet men tenminste
uitleggen wat de oorzaak hiervan is.
Jefferson zegt dat men een aantal rechten heeft en om ze te vrijwaren gaan mensen regeringen
creëren met de bedoeling dat ze deze rechten respecteren.
Heel veel van revolutionairen van latijns-Amerika verwezen hebben naar the declaration of
independence. Men zou kunnen stellen dat de hele dekolonisering gebaseerd is op deze
verklaring.
De onafhankelijkheidsverklaring van Amerika toont aan dat revolutie een recht is maar niet in
de juridische term, wel als politiek-filosofische beginsel
= het zal pas recht worden in de 2de helft van de 20ste eeuw.
Woodrow Wilson = Amerikaanse president die de onafhankelijkheid kwam verkondigen in
EU. Gevolg: het uiteenvallen van sommige Europese staten
Lenin = staten hebben de plicht om bevolkingsgroepen te steunen die zich willen
dekoloniseren.
De visie = <<kolonies hebben het recht (als juridisch beginsel) om onafhankelijk te worden>>
wordt doorgedrukt in het VN.
Via de resolutie van de Algemene vergadering is er een regel van gewoonterecht ontstaan die
kolonies het recht geeft om onafhankelijk te worden.
Vandaar dat de meeste landen onafhankelijk zijn geworden in de jaren 60 en 70, enkele
uitzonderingen in de jaren 90. De meeste Afrikaanse landen en de rest van de wereld het recht
op zelfbeschikking heeft gebruikt om onafhankelijk te worden. Er zijn nog maar weinig staten
of gebieden die zich op het recht van zelfbeschikking zouden kunnen beroepen
 Westelijke Sahara = koloniaal bezet
 Palestina = bezette gebieden hebben ook het recht om zich te beroepen op het
zelfbeschikkingsrecht
 Derde categorie die zich hierop kan beroepen zijn volkeren die onder een racistisch
regime leven = apartheid regime
2 soorten zelfbeschikkingsrecht:
 Extern zelfbeschikkingsrecht
o Internationale status van de staat verandert
o Alles wat betrekking heeft op onafhankelijkheid of samensmelting
 Intern zelfbeschikkingsrecht
o Internationale status van de staat verandert niet
o Alles wat betrekking heeft op autonomie, democratie, bestuur van het land.
Is er nog plaats voor extern zelfbeschikkingsrecht?
Ja, op voorwaarde er instemming is van de bevolkingsgroepen in kwestie.
 De vraag kan gesteld worden wat als er geen instemming is?
Vlamingen willen zich afscheiden van België = het internationaal recht geeft geen regel die het toestaat of
verbied. = democratische discussie uitvoeren = bij consensus dit respecteren. Maar het is geen recht, maar eerder
een gunst. Verwijzing naar het Hoogste gerechtshof van Canada = > Québec onafhankelijkheid op basis van
zelfbeschikkingsrecht, ze weigert.
Erkenning van staten
Staten gaan zich onthouden in het proces en gaan zich niet mengen in het onafhankelijkheid
worden van een andere staat. Want een staat die onafhankelijk word via gewapende steun van
een andere staat zal niet erkend worden door de internationale gemeenschap want dit is in
strijd met een aantal beginselen van het internationaal recht.
Erkenning van staten is een eenzijdige akte waardoor een staat tegenover een andere staat laat
weten dat het met die andere staat internationale betrekkingen wenst aan te gaan.
 Twee visies
o Constitutieve leer
o Declaratoire leer
Constitutieve leer
Een staat wordt pas een staat als het erkend wordt door de internationale gemeenschap van
staten.
Erkenning van een staat is een constitutief element van het staat-zijn.
= Het is een van de wezenlijke bestanddelen van staat zijn.
Het probleem met deze theorie is dat er in de internationale gemeenschap geen centrale gezag
is die uiteindelijk beslist over de erkenning en de niet erkenning van staten
 Gevolg: het zijn de staten zelf die de andere staten erkennen, wanneer ze dit doen houden
ze niet rekening met de puur juridische criteria, ze gaan ook politieke criteria ’s gebruiken.
Met als gevolg dat sommige staten niet door de hele gemeenschap erkend word maar door een
aantal.
Vb. Israël is niet erkend door de meest Arabische buurlanden toch wordt ze beschouwd als een staat.
Dit wil zeggen dat de constitutieve leer niet kan werken in een ons systeem van het
internationaal recht.
Declaratoire leer
Erkenning is een eenzijdige akte waaruit blijkt dat een staat een andere staat erkend om
daarmee diplomatieke betrekkingen aan te gaan.
De staat bestaat al het is geen constitutieve element van het bestaan zijn van een staat, men
toont gewoon aan dat men wilt samenwerken met deze staat.
Het is niet omdat erkenning politiek is dat er geen juridische gevolgen aan verbonden zijn.
Juridische gevolgen:
De erkenning wordt geacht met terugwerkende kracht te gebeuren.
De erkenning is eenmalig, men kan die erkenning niet opnieuw intrekken
 Erkenning kan gebeuren:
o stilzwijgend = geen verklaring of verdrag, maar dat het een gevolg is van
bepaalde daden. Door diplomatieke betrekkingen te hebben met elkaar.
 Geen stilzwijgend erkenning = wanneer partijen zich aansluiten bij een
multilateraal verdrag. Deze uitzondering werd geaccepteerd om zo veel
mogelijk staten partij te laten worden van een multilateraal verdrag.
 Hetzelfde geldt voor als men lid wordt van internationale organisaties
o uitdrukkelijk = een verklaring of verdrag
Er is een onderscheid tussen erkenning van staten en erkenning van regeringen
Erkenning van staten
Bedoeling om aan te tonen dat men wenst diplomatieke betrekkingen aan te gaan met die
staat.
Erkenning van regering
Dit heeft geen enkel gevolg voor het internationaal recht, het heeft hier geen toezicht op.
Het probleem stelt zich wanneer het niet op grondwettelijke wijze gebeurt. Niet alle staten
kenen het concept van de erkenning van regeringen.
= maar een land kan een regering toch erkennen en het gevolg daarvan is dat er afspraken kan
worden gemaakt tussen de nieuwe regering en door de staat die de regering heeft erkend.
Erkenning van regeringen zijn meer politiek getint dan het erkennen van staten. Toch zijn er
ook hier juridische gevolgen.
Juridische gevolgen
 Men mag niet vroegtijdig een regering erkennen
o Wie controle heeft over de hoofdstad is de regering zolang dit niet gebeurd
mag er geen erkenning gebeuren.
Internationale organisaties
Afgeleide rechtspersoon, ze beschikken over rechtspersoonlijkheid, rechten en plichten in het
internationaal recht in de mate dat de staten het wouden.
Internationale organisaties zijn ontstaan met de bedoeling om een forum te zijn waar staten
samen komen om beslissingen te nemen in verband met de internationaal co-existentie.
Wanneer men het heeft over internationale organisaties hebben we het over
intergouvernementele organisaties = organisaties gecreëerd door staten.
Als men iets wilt weten over een int. organisatie gaat men doorgaans gaan kijken naar haar
grondwet = Traité-constitutionel.
De eerste stap die men zet in het beantwoorden van de vraag of het een organisatie is met
rechtspersoonlijkheid of niet is het gaan opzoeken in haar grondwet.
Indien het niet in het basisverdrag staat of het over rechtspersoonlijkheid beschikt dan gaat
men kijken naar de doelstellingen van de organisaties. Dan wordt er verondersteld dat de
staten de organisaties hebben opgericht met de bevoegdheid en competenties die nodig zijn
om die doelstellingen te bereiken. Als het nodig is om deze doelstellingen te bereiken om ook
over rechtspersoonlijkheid te beschikken dan wordt er verondersteld dat de organisatie met
rechtspersoonlijkheid is gecreëerd ook al staat het nergens specifiek vermeld. => Impliciet
Implied powers : een organisatie wordt geacht ook zonder uitdrukkelijke machtiging die
bevoegdheden te bezitten die voor een effectieve taakuitoefening nodig geacht moeten
worden.
Men spreekt niet meer over een organisatie met een ruime of beperkte rechtspersoonlijkheid
maar een organisatie met rechtspersoonlijkheid met ruime of beperkte rechten en plichten.
Wanneer we bezig zijn met rechtspersoonlijkheid zal de vraag zich stellen of die enkel geldt
ten opzichte van de leden van de organisatie of dat die ook geldt voor andere staten die niet
lid zijn van de organisatie?
= of het ook effect heeft ten aanzien van niet-leden van de organisatie zal van geval tot geval
verschillen.
De rechtspersoonlijkheid heeft wel effect op niet-leden als het gaat om internationale
organisaties waarvan het lidmaatschap openstaat voor alle staten.
Ten aanzien van de organisaties met een beperkt lidmaatschap zal de uitoefening van rechten
en plichten ten opzichte van niet-leden afhangen van het feit of ze bereid zijn het bestaan van
de organisatie als internationaal rechtspersoon te erkennen.
Individuen
Het individu als subject van het internationaal recht is een evolutie van na de 2de WO. Indien
voor de periode een individu een oorlogsmisdaad had begaan dan zou de staat aansprakelijk
zijn geweest. Dit kwam omdat het individu geen subject was van het internationaal recht en
de staat wel.
=> evolutie na de 2de WO = het is onvoldoende om de staat aansprakelijk te achten voor de
misdaden dus moet men de individuen gaan vervolgen.
De theorieën van voor de 2de oorlog zijn achterhaald want het zijn de individuen die de
misdaden plegen dus moet men ze aansprakelijk stellen. Op basis daarvan zijn er een hele
reeks Duitse Nazi-soldaten terecht gesteld.
Wie moet straffen? In principe de staat waar de misdaden gepleegd werden, op basis van het
territorialiteitsbeginsel.
Uitzonderingen:
 actiefpersonaliteitsbeginsel
o men gaat kijken naar de nationaliteit van de persoon die de misdaad begaat=
men wordt vervolgd in dat land
 passiefpersonaliteitsbeginsel
o men gaat kijken naar de nationaliteit van het slachtoffer = men wordt vervolgt
in dat land
 universaliteitsbeginsel
o ongeacht waar de misdaad gebeurt, het land dat het universaliteitsbeginsel
gebruikt kan je vervolgen.
 Internationaal tribunaal
o Personen die misdaden tegen de mensheid, genocide, of oorlogsmisdaden
plegen vervolgen
 Tokyo tribunaal
 Tribunaal van Neurenberg
 Internationaal Strafhof in 1998 = Den haag
Zo ziet men dat de individu plichten heeft en dat die vervolgd kan worden of wel door een
internationaal strafhof, tribunaal of door de staat.
Individuen beschikken ook over rechten in het internationaal recht.
Wanneer men het heeft over rechten en individuen in het internationaal recht dan denkt men
doorgaans aan mensenrechten rechten die individuen beschikken en dat die erkend zijn
door internationale instrumenten en die de bedoeling hebben het leven, de fysische integriteit
en vrijheid te beschermen(burgerlijke en politieke rechten) en om sociaaleconomische en
culturele ontplooiing mogelijk maken.
Er zijn verschillende internationale mensenrechtensystemen.
= nationaal niveau
= universeel niveau -- VN
Juridisch gezien :
Mensenrechten worden beschermd op nationaal, regionaal en internationaal niveau.
Basis van de mensenrechten ligt in de Verlichting (Montesqueue, Rousseau)
Mensen gaan op nationaal niveau beschermd worden
Déclaration des droits de l’homme et des citoyens = grondrechten van de mens
Eerste Belgische grondwet heeft een lijst van mensenrechten opgenomen, maar
mensenrechten werden toen in eind 18de eeuw en begin 19de eeuw niet beschermd op
internationaal niveau. Wanneer men toen van mensenrechten sprak dan ging het over
grondrechten. Dit duurde tot eind 19de eeuw, dan heeft men een aantal teksten gecreëerd die
betrekking hebben op een aantal soorten mensenrechten. Anti-slavernij beweging = antislavernij teksten. Bepaalde minderheden moesten beschermd worden zij werden het voorwerp
van internationale verdragen.
Na de 1ste WO gaat men een stapje verder in de internationale bescherming van de rechten van
de mens. Vanuit de Volkenbond geloofde men dat die volkeren die kolonies van verloren
groepen waren moest gaan beschermen. (mandaten van het Ottomaanse rijk en Duitsland)
Art. 22 van het basisverdrag dat het Volkenbond oprichtte gaat een mandaatsysteem creëren
Minderhedenverdrag  bedoeling dat de minderheden van een land dezelfde rechten krijgen
als de meerderheid. (vb. minderheden in Polen). Geen discriminatie van de minderheid en ze
moeten hun eigenheid kunnen bewaren.
1ste WO een stapje verder :
 Artikel 22 van het basisverdrag van het Volkenbond
 Minderhedenverdragen
 Internationale arbeidsorganisaties
Men moet wachten tot de 2de WO vooraleer men een veel ruimere internationale bescherming
van de rechten van de mensen krijgt. Dit is het gevolg van wat er tijdens de 2de WO is gebeurt.
Tijdens de WO II heeft het Duitse parlement op een democratische manier een nieuwe
wetgeving aangenomen die bepaalde bevolkingsgroepen vervolg kunnen worden. Het Duitse
recht wordt geconfronteerd met discriminatie die gewettigd is .
Er worden resoluties aangenomen = niet bindend enkel raadgevend 1948
1966 komen er 2 belangrijke verdragen (bindend):
1. Politiek economisch verdrag
2. Sociaal rechten verdrag
Op regionaal niveaus zijn er een hele teksten opgenomen. => Europees verdrag voor de
rechten van de mens.
Er bestaan een 200-tal verdragen in verband met mensenrechten.
Implementatie mechanisme
Individuen zijn subjecten van het internationaal recht omdat ze plichten hebben, ze mogen
bepaalde regels van het Int. R niet schenden indien dit wel wordt gebeurd dan kunnen ze
vervolgd worden in een internationaal hof of tribunaal en ze kunnen aansprakelijk gesteld
worden. De individuen hebben ook rechten = mensenrechten. Een hele reeks instrumenten en
verdragen die de mensenrechten erkennen een implementatie mechanisme om die rechten te
waarborgen.
Volkeren
Het is pas later dat volkeren werden beschouwd als subjecten van het internationaal recht. In
het internationaal recht werd er eerst geen onderscheid gemaakt tussen volk en staat.
In de 19de eeuw ziet men dat die twee concepten niet noodzakelijk overlappend zijn, althans in
het politieke filosofie. Het politieke filosofie zegt dat sommige volkeren waren die een staat
hadden en dat sommige volkeren geen staat hadden.
Er waren een tal van kenmerken gebruikt in de 19de eeuw voor een zeker groepsgevoel om
een staat te creëren nationalisme op niveau van de staten maar ook sub nationalisme =
nationalisme binnen de staten.
Men ging voor deze sub nationalisme dezelfde criteria gebruiken om een staat proberen te
eisen.
Het gevolg is dat een staat niet overlappend is met de bevolking / natie. Het internationaal
recht gaat zich laten beïnvloeden door het politiek filosofie en het volk gaat een
overgangsconcept worden in het internationaal recht in afwachting dat het volk een zelf een
internationale status kunnen bepalen en een staat krijgt en dan wordt er geen verschil meer
gemaakt tussen beiden.  Bevolkingsgroepen van kolonies, mandaatgebieden krijgen een
status kin afwachting dat deze gebieden zelf een internationale status kunnen bepalen en ze
onafhankelijk worden en dan een staat worden.
 Zelfbeschikkingsrecht en volk
Rechtspersonen, ondernemingen en non-gouvernementele organisaties
Men zou kunnen stellen dat we in een overgangssituatie zitten.
Vandaag is het nog altijd een controversiële vraag of de multinationale of transnationale
ondernemingen wel een subject van het internationaal recht is. In sommige gevallen hebben
ze wel rechten in het internationaal recht en gaan ze overeenkomsten sluiten met staten. Soms
ziet men ook dat ze over budgeten beschikken die veel groter zijn dan sommige staten.
Misschien worden ze in de toekomst rechtspersoonlijkheid krijgen, omdat ze bepaalde rechten
hebben, plichten en overeenkomsten sluiten die geïnternationaliseerd zijn.
Ook de grote ngo’s zijn kandidaten om rechtspersoonlijkheid te krijgen:
 Greenpeace
 Amnesty international
Zij nemen soms het initiatief om bepaalde verdragen tot stand te brengen. Zij spelen een
belangrijke rol bij het tot stand komen van mensenrechtenverdragen en spelen ook een rol bij
het implementatie van mensenrechtenverdragen.
Zij zetten staten onder druk, ze lobbyen en hebben expertise.
In sommige gevallen hebben deze ngo’s een grotere invloed impact dan staten bij het tot stand
komen van verdragen.
Zij beschikken niet over rechtspersoonlijkheid misschien in de toekomst wel.
De heilige stoel
De heilige stoel beschikt over rechtspersoonlijkheid. Als men het heeft over het Heilige stoel
gaat het hier om de Paus als het hoofd van de rooms katholieke kerk. Geen andere beweging
van een andere religie heeft een rechtspersoonlijkheid. Dit toont nogmaals aan dat het
internationaal recht gegroeid is uit een familie van westerse landen. Internationaal recht wordt
nog steeds eurocentrisch benaderd.
De heilige stoel kan verdragen sluiten met staten en organisaties. Ze kan ook lid worden van
organisaties zoals staten en ook diplomaten uitwisselen. Dit moet men los zien van de
rechtspersoonlijkheid van de staat Vaticaanstad. De Paus is zowel staatshoofd van de
Vaticaanstad als hoofd van de katholieke kerk, beide moet gescheiden blijven.
Voor 1870 had de paus een wereldlijk gezag. Hij oefende het geestelijke gezag over de kerk
en het wereldlijke gezag over de katholieke staten. Maar door de opkomst van de staat Italië
gaat dit veranderen. Mei 1870 wet aangenomen die voorrechten toekent aan de paus= hij
verliest zijn grondgebied maar behoud zijn statuut als hoof van het katholieke recht.
De Italiaanse wet zegt dat hij verdragen kan sluiten en kan optreden als arbiter in
internationale geschillen maar bezit niet meer over territoriaal gebied.
Hij beschikt over rechtspersoonlijkheid zonder territorium.
Mussolini en de Paus = sluiten een overeenkomst en in deze context zal Vaticaanstad ontstaan.
Nu zal de Paus rechtspersoonlijkheid krijgen over Vaticaanstad. 2 rechtspersoonlijkheden in 1
soms Heilige stoel en soms staatshoofd van Vaticaanstad. Italië voert de soevereine macht uit
van de Vaticaanstad.
Bevrijdingsbewegingen
Ze hebben in de helft van de 20ste eeuw een zekere beperkte rechtspersoonlijkheid gekregen.
Zij strijden tegen koloniale en racistische regimes en tegen vreemde overheersing die zijn
erkend door regionale organisaties.
 PLO
 ANC
 PAC
Ze mogen in de VN zitten maar mogen niet stemmen. Zij hebben niet dezelfde rechten als
staten. Het gaat hier om de organisaties die de belangen behartigen van volkeren die in kader
van het zelfbeschikkingsrecht optreden.
Conclusie
Staten beschikken over de volle rechtspersoonlijkheid en alle anderen kandidaten of
erkende subjecten beschikken over een beperkte rechtspersoonlijkheid. Dit zijn dus
afgeleide subjecten.
Hoofdstuk 5: Verhouding tussen internationaal en nationaal recht
De rechtsbronnen en de rechtssubjecten van het internationaal recht is verschillend als die van
het nationaal recht. Moest er geen wisselwerking zijn tussen beide , dan zullen de regels van
het internationaal recht geen effect hebben in de nationale rechtsorde.
 Kan een onderdaan van een staat een bepaling van het internationaal recht inroepen in
voor een nationaal rechter?
 Wat is de status van het internationaal recht in het nationaal recht?
 Wie van de twee primeert op de andere moest er een conflict zijn tussen beide?
Het lijkt logisch dat het internationaal recht doorwerkt in het nationaal recht maar dit is niet
altijd het geval.
Of het internationaal recht doorwerkt in het nationaal recht is afhankelijk van het nationaal
recht van de staat en dit is verschillend in elk nationaal systeem.
Het is niet het internationaal recht die zegt dat de nationale rechter het internationaal recht
moet toepassen, dit is een bevoegdheid van de staat.
Afhankelijk van of de doorwerking groter is dan in een andere staat spreekt men van een
monistische systeem of een dualistische systeem.
Monisme en dualisme
Monistische systeem
Ze vertrekken van de eenheid van de recht. Ze zeggen dat het internationaal en nationaal recht
een rechtssysteem vormen met als gevolg dat de regels van het internationaal recht ook
functioneren in het nationaal recht. Beide zijn een eenheid. De regels van beide werken in
dezelfde maten en kunnen ingeroepen worden in nationale hoven en rechtbanken.
Internationaal recht heeft voorrang op het nationaal recht.
Internationaal recht gaat doorwerken in het nationaal recht.
Dualistische systeem
Ze vertrekken vanuit de gescheidenheid van de verschillende rechtssferen. Men heeft twee
onderscheidden rechtssystemen = nationale rechtsorde en internationale rechtsorde.
Internationaal recht enkel toepasbaar in het internationale rechtsorden en het nationaal recht
enkel toepasbaar in het nationaal rechtsorde.
Er is weinig of in beperkte mate een wisselwerking tussen beiden.
Het internationaal recht werkt niet door in het nationaal recht.
Het internationale recht gaat maar effect hebben als ze wordt omgezet naar nationaal recht.
Op deze manier gaat het internationaal recht niet meer de status zal hebben van internationaal
recht maar van nationaal recht en kan men binnen de nationale rechtsorde zich hierop
beroepen. Maar zolang de regel van het internationaal recht niet is omgezet naar het nationaal
recht dan kan men zich er niet op beroepen in het nationale rechtsorde.
Een staat bepaalt zelf welk van de twee systemen of zelfs een variant ze kiest. Bij de niet
toepassing of verkeerdelijk toepassing van het recht zal de staat aansprakelijk worden.
Aansprakelijkheid van de staat in een monistische systeem is beperkt omdat het internationaal
doorwerkt => internationale regel kan verkeerd worden toegepast.
Meestal kiest een staat voor een dualistische systeem want dan zet men de regels om naar
nationaal recht en kan de rechter de regel niet verkeerd toepassen.
Met het ontwikkelen van het recht van coöperatie, zien wij dat men meer en meer neigt naar
het monisme. Men grijpt ook meer naar het monisme omdat er zoiets bestaat als regels van
ius cogens die bindend zijn zonder toestemming van de staten.
Een nadeel van het dualisme is dat het internationaal recht dat getransformeerd word naar
nationaal recht krijgt het statuut van nationaal recht met als gevolg dat het gewijzigd kan
worden door een regel van nationaal recht.
Vb. men zou mensenrechten kunnen transformeren naar nationaal recht en het parlement zou kunnen beslissen
om die te wijzigen of zelfs te schaffen met een normale wet.
Wanneer we de regels van internationaal recht wijzigen in nationaal recht dan moet men de
vraag stellen of het de bedoeling was of dat verdrag effect zou hebben in de nationale
rechtsorde en rechten en plichten te creëren naar individuen toe.  Self executing verdrag
Rechtstreeks werkende verdragsbepalingen.==>een bepaling die zich leent voor de directe
toepassing in het nationale rechtssysteem en derhalve door burgers kan worden ingeroepen.
In België kent men een eerder monistisch systeem en een systeem die ontwikkeld is door de
rechtspraak. Vroeger was België een eerder dualistisch systeem en door de rechtsspraak werd
het monistisch systeem ingevoerd in België.  Smeerkaasarrest.
Een regel van internationaal recht moet de instemming gekregen hebben van de wetgever
vooraleer men zich erop kan beroepen in rechtbanken en hoven. Het moet ook gepubliceerd
zijn in de Belgische Staatsblad. => voorrang op gewone nationale regels
De verdragen die niet goedgekeurd en niet gepubliceerd zijn, zorgen voor problemen.
Sharoncase ?
Sharon als minister van defensie is hij aansprakelijk voor wat er gebeurd in de vluchtelingenkampen in Beiroet
onder controle van de Israëlisch regel. Hij wordt in België vervolgd.
Er is geen eenduidigheid in België over de relatie tussen internationaal en nationaal recht.
Hoofdstuk 10: het recht der internationale organisaties
Inleiding
Dit hoofdstuk is gewijd aan het recht van coöperatie.
2de helft 19de eeuw is het begin van het creëren van internationale organisatie maar pas na de
2de helft van de 20ste eeuw krijgt men een exponentiele ‘boom’ van internationale organisaties.
Het gaat hier niet om niet-gouvernementele organisaties maar om intergouvernementele
organisaties  organisaties gecreëerd door staten = VN, postunie, arbeidsorganisatie
soorten organisaties
Men onderscheiden ze op basis van het feit of ze universeel of open organisaties en aan de
andere kan niet universeel of gesloten.
2de onderscheid is een politieke / algemene <> functionele of speciale
3de onderscheid is intergouvernementele <> supranationale organisaties
Universele open organisaties
Alle staten kunnen hiervan lid worden.
De VN heeft als doelstelling dat alle staten van de wereld hiervan lid worden. Vandaag zijn
bijna alle staten lid van de VN (209 staten zijn al lid)
Niet universele / gesloten organisaties
Niet alle staten kunnen lid worden. Deze organisaties staan open voor een bepaald aantal
staten of groep van staten. Dit is op basis van geografische criteria maar het is ook mogelijk
op basis van andere criteria.
OPEC  niet geografisch maar op basis van staten die olie produceren
Raad van Europa  alleen de staten van Europa mogen hiervan lid worden. (Turkije ook)
geografisch
Europese Unie  alleen de staten van de EU
Algemene of politieke organisaties
Deze organisaties hebben een zeer ruime bevoegdheid, het kan quasi alles bespreken.
VN/ EU
Functionele of speciale organisaties
Zeer beperkte bevoegdheid die zich beperkt in een bepaalde materie.
Postunie  beperkt zich tot het domein van de post
WO haar bevoegdheid beperkt zich tot alles wat met de gezondheid te maken heeft
Intergouvernementele organisaties
Organisaties opgericht met de bedoeling bepaalde doelstellingen te bereiken, maar staten
wensen de doelstellingen te bereiken mits het behouden van hun soevereiniteit. Men staat
geen stukje van de soevereintiet af.
 VN: het zijn aanbevelingen, op deze domeinen blijft de staat haar bevoegdheid behouden.
 Raad van Europa
Supranationale organisaties
Dit zijn heel uitzonderlijk. Er zijn er maar heel weinig die deze titel hebben.
Deze organisaties zijn gecreëerd met de bedoeling om samen te werken om bepaalde
doelstellingen te bereiken, maar hier hebben de staten beslist om een stukje van hun
soevereiniteit af te staan aan de organisatie. Deze organisaties wordt dan het hoogste gezag in
dat bepaalde domein en haar beslissingen zijn bindend en niet louter van aanbevelende aard.
 Europese Unie : staten hebben bepaalde bevoegdheden aan haar afgestaan met als gevolg
dat op deze domeinen de Europese Unie bindend kan op treden  verordening is bindend
voor alle lidstaten.
 VN veiligheidsraad: kan uitzonderlijk overeenkomstig hoofdstuk 7 bindende resoluties
uitvaardigen.
Het recht van internationale organisaties
Institutioneel <> materieel recht
Een intergouvernementele organisatie wordt opgericht dankzij een verdrag. Dit verdrag is de
grondwet van de organisatie. Het word daarna verder uitgewerkt en verfijnd in andere teksten.
Institutionele recht
Het oprichtingsverdrag en alle regels die men terugvindt in bijkomende verdragen en in
secundaire regels noemt men het institutionele recht van een organisatie.
traité-constitutionel:
 doelstellingen van de organisatie
 organen of instellingen creëren
o wie zetelt hierin ?
o wat zijn hun bevoegdheden ?
o hoe worden beslissingen genomen?
 lidmaatschap
 hoe moet de tekst gewijzigd worden?
Het zegt iets over de procedure en de vorm van de organisatie.
Materieel recht
Het materieel recht vertrekt vanuit het institutionele recht.
Wanneer de organisatie effectief optreedt om een bepaalde doelstelling te handhaven of
bereiken gaat men spreken over materieel recht. Hierbij gaat het over alles wat men in de
praktijk doet om die doelstellingen te bereiken.
Bevoegdheid
organisaties hebben enkel een afgeleide rechtspersoonlijkheid. Ze hebben een beperkte
bevoegdheid die ze krijgen van staten. Ze zijn afhankelijk van de staten in verband met hun
bevoegdheid, met andere woorden beschikken ze niet over ‘la compétence de la compétence’.
Organisaties beslissen niet zelf wat hun bevoegdheid is en kunnen hun eigen bevoegdheid niet
genereren.
Om te weten over welke bevoegdheid ze beschikken geldt hier het zogenaamde
attributiebeginsel  compétence d’attribution. De organisaties hebben enkele de bevoegdheid
die hen werd toebedeeld / geattribueerd door hun lidstaten. Ze mogen niet buiten deze
bevoegdheden treden.
Vb. in het handvest van de VN vindt men bepalingen die expliciet zegt dat de VN enkel kan
optreden in verband met de bevoegdheden die haar werden toegekend.
Implied powers als er niet expliciet wordt gezegd wat de bevoegdheden van de organisaties
zijn, gaat men kijken naar de doelstellingen van de organisatie. Men oordeelt dan dat ze de
bevoegdheden heeft die ze nodig heeft om haar doelstellingen te bereiken.
Een hoofdorgaan dat alle bevoegdheden heeft, in andere gevallen heeft men
verschillende organen die een stukje bevoegdheid heeft of overlappende bevoegdheden. (
zie p167) bijvullen met leerboeken
Structuur van internationale organisaties
Lidmaatschap en andere vormen van participatie
Vroeger konden enkel staten lid worden van de organisaties, maar de laatste jaren ziet men dat
naast staten ook organisaties lid konden worden van organisaties en dat ook organisaties een
organisatie kan oprichten.
Verdrag van Marakkech -> WHO oprichtten
Meeste organisatie maken onderscheid tussen staten of organisaties die de organisatie
oprichtte  oorspronkelijke leden en nieuwe leden.
In het oprichtingsverdrag zal vermeld worden hoe staten/organisaties die niet oorspronkelijke
leden waren lid kunnen worden. Sommige organisaties zullen eisen dat de nieuwe leden de
instemming moeten krijgen van alle oorspronkelijke leden (NAVO & EU). In andere
organisaties zal men de instemming krijgen door de meerderheid van de stemmen . Bij de VN
wordt men lid op aanbeveling van de VN veiligheidsraad, die een vetorecht heeft. Eenmaal
men lid is van de organisaties heeft men dezelfde rechten als de oorspronkelijke leden van de
organisaties.
In sommige organisaties heeft men naast de volle leden andere vormen van participatie:
 geassocieerd lidmaatschap
o vroeger was dit het geval met kolonies, die geen volwaardige lidmaatschap
hadden omdat ze geen staten waren.
 Waarnemers
o Een soort leden die een speciaal statuut hebben
o Zij mogen participeren aan bijeenkomsten maar niet stemmen en kunnen geen
lid worden.
 VN= PLO mocht deelnemen aan de werkzaamheden van de Algemene
vergadering zonder een stem te hebben.
 Het gaat hier om bevrijdingsbewegingen die een status hadden
omdat zij de vertegenwoordigers waren van volkeren die beroep
deden op het zelfbeschikkingsrecht
Het lidmaatschap van een internationale organisatie kan ook ten einde komen. Dit kan op 4
verschillende manieren :
1. De organisatie bestaat niet meer
a.
Vb. de Volkenbond
2. Het lid van de organisatie bestaat niet meer
a.
Vb. Sovjet Unie, DDR
3. Sommige organisaties kunnen leden uitstoten
a.
Vb. Zuid-Afrika tijdens de apartheid periode uit de Post Unie gestoten.
4. Een lid kan zich terugtrekken uit een organisatie
a.
Vb. VSA trekt zich terug uit UNESCO, VSA wou dat UNESCO haar belangen zou behartigen,
dit gebeurde niet en verliet UNESCO. Griekenland was lid van de raad van Europa en heeft
zich teruggetrokken in 1969.
organen
in de meeste organisaties heeft men verschillende instellingen en doorgaans is het zo dat er
een orgaan(belangrijkste) is waar alle lidstaten vertegenwoordigt zijn. Doorgaans draagt dat
orgaan de naam algemene vergadering, assemblee, conferentie of raad. In dat orgaan zitten
vertegenwoordigers van staten, zij spreken of stemmen in naam van de staat. Het zijn niet
experts die hun eigen hoedanigheid daar zetelen maar altijd in de hoedanigheid van een staat.
1 uitzondering is de internationale arbeidsorganisatie = ieder land wordt vertegenwoordigd
door 4 leden = 2 regeringsvertegenwoordigers, een vertegenwoordiger van de nationale
werkgevers- en een van de werknemersorganisatie. Ieder vertegenwoordiger brengt zijn stem
individueel uit.
Zo’n orgaan komt doorgaans 1 à 2 keer per jaar samen. Het is het orgaan dat uiteindelijk stemt
op de toelating van nieuwe leden, ze legt het budget vast en de orgaan met het meest ruime
bevoegdheid.
Naast de Algemene vergadering heeft men ook de orgaan die het dagelijks beleid voert. Ze is
wel kleiner van omvang. Men vind haar terug onder de naam van Raad, Raad van bestuur,
uitvoerende Raad, de leden hiervan worden doorgaans verkozen door
Er wordt rekening gehouden met de geografische spreiding tijdens het verkiezen van de leden,
dit doet men zodanig dat alle continenten vertegenwoordigd worden.
In dat orgaan voor het dagelijks beleid is het zo dat men naast leden die er tijdelijk zitten ook
nog permanente leden hebben.
Naast die 2 organen heeft men ook een secretariaat met als hoofd een secretaris-generaal. Hij
heeft een administratieve functie maar soms speelt hij ook een politieke rol. Hij kan de agenda
bepalen en de organisatiebeleid kan sturen. De secretaris-generaal bereidt ook de
besluitvorming voor en is veelal betrokken bij de uitvoering van de besluiten.
De leden van de secretariaat zijn deskundigen die de belangen van hun staat niet behartigen.
Zij treden niet op namens de staat van hun nationaliteit maar treden op namens de organisatie
en behartigen de belangen van de organisatie.
Hiernaast vind men bij uitzondering ook een rechterlijk of quasi-rechterlijke instantie.
Zij kunnen geschillen oplossen op basis van rechtsregels en zij is belast met de controle op de
naleving van het recht. Voorbeelden hiervan zijn het Internationaal Gerechtshof, Europese
Hof voor de Rechten van de Mens.
Soms, zeer uitzonderlijk zal het zo zijn dat int organisaties ook een orgaan kennen waarin niet
de vertegenwoordigers van staten zetelen maar wel vertegenwoordigers van de burgers van
staten zetelen. Men spreekt dan van Assemblee, Parlement. Voorbeelden van organen binnen
een organisatie die de belangen van de bevolking van een lidstaat behartigen. Hierin zitten
leden van de nationale parlementen  Europees Parlement.
Rechtspersoonlijkheid, privileges en immuniteit
Rechtspersoonlijkheid
Men heeft al eerder in hoofdstuk 3 besproken wat de rechtspersoonlijkheid van een
internationale organisatie is. Een organisatie zonder rechtspersoonlijkheid kan geen verdragen
sluiten. Het is belangrijk voor een organisatie om te weten of het rechtspersoonlijkheid heeft
om ten volle van haar rechten en plichten gebruik te kunnen maken.
Organisaties met rechtspersoonlijkheid naar het nationaal recht toe geeft de organisatie recht
om gebouwen te kopen, auto’s te huren, contracten te sluiten met schoonmaakdiensten en
andere privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.
Internationaal rechtspersoonlijkheid stelt organisaties in staat in het internationale verkeer
drager te zijn van rechten en plichten.
De hoofdregel is dat internationale organisaties niet boven de wet staan en gehouden zijn het
nationale wetgeving van een land volledig na te leven. Hier bestaat echter uitzonderingen op
namelijk onder de vorm van privileges en immuniteiten die aan internationale organisaties
worden toegekend.
Deze privileges zijn te rechtvaardigen door het feit dat ze noodzakelijk zijn om de
doelstellingen van een organisatie te kunnen bereiken. De privileges verschillen van
organisatie tot organisatie omdat ze afhankelijk zijn van de doelstellingen van een
organisaties. Ze zijn gelijkaardig aan de voorrechten waarover diplomaten beschikken.
Vb. leden van de VN moeten zich vrij naar het gebouw van de VN kunnen begeven.
De privileges en immuniteiten worden vaak summier in de constitutie geregeld en verder
uitgewerkt bij een afzonderlijk verdrag. Vb. VN in een verdrag van 1946
 Vrijgesteld van belastingbetaling
 Gebouwen en archieven zijn onschendbaar en kunnen door de nationale autoriteiten
niet worden binnenvallen en onderzoek doen zonder vooraf van de organisatie
toestemming voor te hebben gekregen
 Bewegingsvrijheid aan ambtenaren of experts die taken uitvoeren voor de organisaties
o Augusta-affaire: smeergeld betaald voor de aankoop van Italiaanse helikopters
door het Belgische leger. Toen dit zich afspeelde was Van Miert president van
de socialistische partij. Kan men een huiszoeking voeren of heeft die persoon
bepaalde privileges?
De organisatie kan zonder de privileges en immuniteiten niet functioneren zoals het moet.
besluitvorming en besluiten
De besluitvorming verloopt niet altijd parallel, er is een grote variëteit. Er zijn wel een paar
algemene tendensen, een algemene ontwikkeling te herkennen.
Voor de WOII schreven constituties van internationale organisaties doorgaans dat besluiten
genomen werden bij unanimiteit. De uitzondering werd daarbij vaak gemaakt voor
procedurele besluiten. Deze procedure was moeilijk omdat alle staten ja moesten stemmen
anders werd het verworpen. Maar dit veranderde met de oprichting van nieuwe organisaties
tijdens en na afloop van de oorlog. Men ging nu gaan werken met ( gewone of
gekwalificeerde )meerderheden.
Rond de jaren ‘60 gaat men niet meer effectief stemmen maar gaat men besluiten nemen op
basis van een consensus. Dit heeft men beslist omdat er een meerderheid was van
ontwikkelingslanden die besluiten zouden nemen die meer hun belang behartigden dan die
van de rijke landen waardoor zij niet zouden meewerken.
Besluitvormingsprocedures zijn van groot belang, aangezien zij bepalend zijn voor de wijze
waarop internationale organisaties hun doelstellingen in de praktijk kunnen verwezenlijken.
Voor de meeste internationale organisaties (intergouvernementele) zijn niet-bindende
besluiten de meest gebruikte soorten besluiten.  resoluties
Voor de supranationale besluiten spreekt men van bindende besluiten.  conventies
Financiën
inkomsten
De meeste internationale organisaties zijn voor hun inkomsten afhankelijk van de lidstaten,
die eens per jaar of per twee jaar hun contributie betalen.
Naast de contributies heeft men ook nog andere bronnen van inkomsten:
 bijdragen
 schenkingen
Enkele organisaties hebben specifieke, eigen bronnen van inkomsten. Dit is wel uitzonderlijk.
Uitgaven:
 administratieve uitgaven
o kosten van gebouwen, staf
 operationele uitgaven
o uitgaven in verband met projecten uitgevoerd door de organisatie, beslaan
doorgaans een veel kleiner deel van de totale uitgaven.
Hoofdstuk 11: De Verenigde Naties
Maak een fiche van elk van deze organisaties.
 Naam + afkorting
 Doelstelling
 Geschiedenis
o Waarom ?
o Hoe ?
o Wie ?
 Institutionele instrumenten
o Proces van besluitvorming
NAVO = Noord-Atlantische verdragsorganisatie
Inleiding
De VN is opgericht na de 2de wereldoorlog, als opvolger van het Volkenbond (na WoI
opgericht, Versailles ) . Meestal worden organisaties opgericht na bepaalde conflicten. Dit
komt omdat dan staten bereid zijn om bevoegdheden af te staan.
VOLKENBOND
 Na WOI
 Versailles
 vredesverdragen sluiten tussen de voormalige vijanden
 intergouvernementele organisatie
o kon vrede niet afdwingen
 Kan haar doelstellingen niet in de praktijk brengen
 Sterft met de WOII
VERENIGDE NATIES
 Na WOII in 1945
 San Francisco
 Post 2de wereldoorlog wereldorde
 Hoofddoelstelling
o N° 1 :Handhaven van de internationale vrede en veiligheid
 Afhankelijk van andere factoren
 Artikel 1: het bevorderen van economische en sociale
vooruitgang en eerbiediging van de rechten van de mens
Deze doelstellingen hebben aan belang gewonnen in de loop der jaren als gevolg van de
problematiek waarin de ontwikkelingslanden zich bevonden en de grotere bewustwording
ten aanzien van mensenrechtenschendingen.
 De organisatie kan vrede en veiligheid afdwingen
 Veiligheidsraad
o Zij kan soms wanneer het nodig is bindend optreden
 Resoluties uitvaardigen die staten moeten opvolgen
 VN handvest = staten mogen in hun internationale betrekkingen mogen
geen geweld betrekken indien er geschillen zijn.
Handvest van VN
 Vredeveiligheid handhaven
o Rekening houden met mensenrechten
o Sociale vooruitgang
De bedoeling was een internationale organisatie te creëren waar alle staten van de wereld lid
van kunnen worden  ambitie = universele organisatie
De VN is begonnen met 51 lidstaten (oorspronkelijke leden), vandaag zijn het er 192. Men
kan lid worden van de VN via een stemming. Er moet een stemming zijn in de Algemene
Vergadering met een twee derde meerderheid, op aanbeveling van de Veiligheidsraad, waarbij
de permanente leden van de Raad een veto kunnen uitspreken ( artikel 4 lid 2 handvest).
Volgens dezelfde procedure kan men een lid schorsen of uitstoten , dit gebeurt wanneer een
lid zijn verplichtingen die in de Handvest staat heeft geschonden.
Sommige staten werden verboden door de AV om de werkzaamheden bij te wonen, omdat ze
het Handvest hebben geschonden.  vb. Zuid-Afrika 1974-1994, geschorst ze mocht de werkzaamheden
van de AV en van afhankelijke organen niet meer bijwonen. Apartheid politiek.
In 1992 is aan de federale republiek Joegoslavië het recht ontzegd om deel te nemen aan de AV en in 1993 werd
besloten dat ze niet mochten deelnemen aan de werkzaamheden van de ESR van de VN. Dit kwam omdat ze
door de meeste landen niet werd gezien als opvolger van de voormalige Joegoslavië.
 Oorspronkelijke leden <> nieuwe leden
 2/3 meerderheid
Het VN handvest is het verdrag dat de organisatie opricht. Het VN handvest werd quasi nooit
gewijzigd. Daardoor ontstaat er soms een praktijk die tegen de Handvest is of zonder basis in
de Handvest. Dit komt omdat het Handvest zeer moeilijk te wijzigen is.
Om het Handvest te wijzigen moet men een meerderheid hebben van 2/3 van de stemmen in
de AV, maar vooraleer ze in werking kan treden moet ze worden bekrachtigd door 2/3 van de
leden van de VR. Als de permanente leden niet instemmen dan wordt het niet gewijzigd.
 Frankrijk
 VSA
 China
 Verenigd Koninkrijk
 Rusland
Het hoofdkwartier is gelegen in New York maar er zijn nog een aantal officiële
nevenkwartieren gelegen in:
 Geneve
 Wenen
Er zijn echter nog organen gevestigd in andere landen zoals
 Internationaal Gerechtshof = Den Haag
 Milieuprogramma = Nairobi
Ter uitvoering van de doelstellingen ziet men dat de handvest een aantal hoofdorganen opricht
 Algemene vergadering
 Veiligheidsraad
 De economische en sociale Raad
 De beheerschapsraad
 Internationaal Gerechtshof
 Secretariaat
Algemene vergadering
3 soorten vergaderingen
1. Normale zitting
2. Speciale zitting
3. Bijzondere spoedzitting
Alle staten van de VN zijn vertegenwoordigt in de AV. Alle staten zijn gelijk en hebben 1
stem. De Av komt 1 maal per jaar samen voor een normale zitting. De normale zitting start in
september en duurt tot in december. Indien nodig kan dit verlengd worden.
Heel veel resoluties van de algemene vergadering worden gestemd in december op het einde
van de zitting na alle formaliteiten.
Daarnaast is er een mogelijkheid om in speciale zittingen te vergaderen. Zittingen die gewijd
worden aan bepaalde internationale problemen.
Vb. jaren 70 de nieuwe internationale economische orde. Ten gevolge van de dekolonisering komen er nieuwe
staten bij. Dit heeft betrekkingen op de economische verhouding van Noord en Zuid.
Jaren ’80 speciale zitting over ontwapening = einde koude oorlog! Ontwapeningsverdragen worden gesloten en
de AV maakt van deze gelegenheid gebruik om te debatteren over de ontwapening.
2001 = aidsproblematiek.  internationaal probleem = zitting gewijd
2002= kinderen
Bijzondere spoedzittingen komen bijeen wanneer de algemene vergadering optreedt omdat de
Veiligheidsraad is verlamd geraakt door het gebruik van de vetorecht.
Vb. 1997 de AV gaat optreden in spoedzitting omdat de VSA een vetorecht had uitgesproken over een
ontwerpresolutie van de veiligheidsraad betreffende de nederzettingenpolitiek van Israël in de bezette gebieden.
De bedoeling van Israël is om die bezette gebieden op termijn innemen. Internationale gemeenschap is tegen de
nederzettingenpolitiek van Israël maar VSA gebruikt vetorecht => reactie de veiligheidsraad functioneert niet
zoals het moet dus gaat de Av optreden in spoedzetting.
Bevoegdheden van de AV
De algemene vergadering kan alle zaken bespreken die binnen het arbeidsterrein van de
VN vallen. Tijdens de normale zittingsperiode splitst zij zichzelf op in zes vaste functionele
commissies:
1. Ontwapening en Internationale veiligheid
2. Economische en financiële zaken
3. Sociaal-humanitaire zaken
4. Juridische vraagstukken
5. Speciale politieke aangelegenheden en dekolonisering
6. Administratieve aangelegenheden en budgetenaangelegenheden
Een tweede bevoegdheid is dat ze ook een resolutie kan aannemen. Voor belangrijke zaken
moeten ze aangenomen worden met 2/3 meerderheid (nieuwe leden, wijziging VN Handvest)
voor andere zaken is een gewone meerderheid voldoende.
Resoluties van de AV zijn aanbevelingen , politieke teksten die niet juridisch bindend zijn.
Een resolutie is wel bindend als het de inhoud van internationale gewoonterecht is. In bijlage
vindt u een verdrag die de resolutie bindt.
Als het gaat om de interne aangelegenheden van de VN dan zijn de resoluties bindend.
 Extern
o Niet bindend
 Behalve als het gewoonterecht is
 Intern
o Bindend
Een derde bevoegdheid van de AV is de rapporten van alle andere organen bespreken en
stemmen over die zaak indien nodig.
Veiligheidsraad
Het is opgericht als reactie op het falen van het Volkenbond met een specifieke bevoegdheid:
vrede en veiligheid. Het heeft voorrang op het functioneren van de AV als het gaat om vrede
en veiligheid.  ze staat hiërarchisch hoger.
Dit is een orgaan met 15 leden . Met 15 kan men sneller optreden dan wanneer we met 190
zijn. Effectief en snel optreden. Dit is een permanent orgaan.  heel kort op de bal spelen
wanneer er problemen zijn inzake vrede en veiligheid. Ze kunnen optreden op niveau van
ambassadeurs , als het nodig is kunnen ze op een paar uur de tijd optreden.
De VR beslist zelf wanneer ze moet optreden.  artikel 39 van de Handvest
1. Vrede veiligheid
2. Snel en effectief reageren
a. 15 permanente leden
i. 5 grootmachten
Permanente leden + vetorecht
Genoemd in het VN Handvest
ii. 10 andere leden
Worden verkozen voor 2 jaar door de AV
De grootmachten moesten deel uitmaken van elke oplossing die verband houd met vrede en
veiligheid. Bovendien hebben de 5 grootmachten een vetorecht. Niets kan worden beslist in
het Veiligheidsraad zonder hun instemming. Men kan geen resolutie nemen tegen de belangen
van de grootmachten. De staten zijn gelijk in de VN behalve in het veiligheidsraad.
Sovjet unie werd gewijzigd naar Rusland. China was vroeger wat vandaag Taiwan is.
Een resolutie wordt aangenomen in VR als men 9 van de 15 stemmen heeft. En de 5
permanente leden mogen er niet tegenstemmen  niet procedurele zaken. Onthouding is niet
voldoende , je moet echt tegenstemmen.
9/15 bij procedurele zaken = speciale stemming geldt niet.
Als men niet weet of het een procedurele zaak is of niet dan kan men een vetorecht gebruiken.
De grootmachten hebben een dubbele vetorecht:
 Vetorecht op het procedurele karakter van een zaak
 Vetorecht dat betrekking heeft op het besluit zelf
Bevoegdheid
Het is zo dat de Veiligheidsraad de enige domein is dat de VN een supranationale
bevoegdheid heeft. Hier treed ze bindend op. Staten moeten opvolgen wat de VN VR zegt.
De VR treedt op in overeenstemming met Hoofdstuk 6 & 7 van de Handvest. De
Veiligheidsraad kan aanbevelen bepaalde methode te gebruiken.
De Veiligheidsraad kan bepalen dat er een dreiging of een verstoring is van de vrede, het is de
veilheidsraad alleen die dat kan doen. Dan kan ze verschillende zaken doen
 Optreden in overeenstemming met artikel 41 & 42 van het Handvest
o Maatregelen van niet-militair karakter (41)
o Maatregelen die gewapend geweld inhouden (42)
 Verplichtend optreden voor zowel lidstaten als niet-lidstaten
PRAKTIJK VOOR 1989
Als we kijken naar de praktijk van de VR dan ziet men dat in de eerste periode 1945-1989
(koude oorlog) weinig effectief is. De VR treedt zeer weinig op dit ziet men door de beperkte
aantal resoluties. De activiteit van de VR is toegenomen sinds de jaren ’90. Ze treed sneller op
en treed actiever op.
De VR heeft maar een keer gevraagd op met geweld op te treden – Korea. De VR heeft 2 keer
gevraagd om niet-militaire sancties tegen bepaalde regimes te gebruiken.
(1966 Rhodesië –Zimbabwe economische sancties & 1977  Zuid-Afrika wapenembargo ingesteld )
De VR is een aantal keren opgetreden als Buffer. Vredesbewarende operaties = een middel dat
gebruikt wordt om een verder escaleren van gewapende conflicten te voorkomen.
PRAKTIJK VANAF DE JAREN 90 TOT VANDAAG
Einde koude oorlog dus men denkt dat de VR eindelijk zal kunnen optreden. Nu kan de Vr
zijn taak vervullen met de steun van de permanente leden  de VR gaat vaker optreden dan
voorheen.
De VR gaat niet alleen optreden in specifieke crisissituaties maar ook aandacht geeft aan
algemene onderwerpen.
1999  er wordt in de VR een discussie gehouden over kindsoldaten en de plaats van burgers
tijdens gewapende conflicten. (algemeen onderwerp)
1990  Iraakse inval in en bezetting van Koeweit (crisissituatie)
 Klassieke vredesoperaties waar een VN macht gestationeerd wordt tussen de twee
strijdende partijen. Bedoeling is als buffer op te treden en te rapporteren.
a. Hoogten van de Golan tussen Israël en Syrië
 Preventieve vredesoperatie waar een VN macht wordt gelegerd in een land teneinde te
voorkomen dat dit land betrokken raakt in een gewapend conflict
a. Macedonië
 De VN troepen worden ingezet om een regering te steunen bij het herstel van orden en
heropbouw van de staat tijdens het conflict.
a. Congo
 De vredesoperatie waarbij na beëindiging van een intern conflict hulp wordt verleend
bij de wederopbouw van het land
a. Afghanistan (UNAMA) & Darfoer
 De vredesoperatie ter uitvoering van humanitaire taken in situaties van burgeroorlog of
waar het nationale gezag geheel is ingestort
a. Bosnië-Herzegovina
ECOSOC
 54 leden waarvan 1/3 door de AV wordt verkozen om de 3 jaar = direct herkiesbaar
 Bevorderen van samenwerking op
o Economisch gebied
o Sociaal gebied
o Humanitair gebied
 Studie en rapporten over sociaal beleid
 Gewone meerderheid, elk jaar
Hoofdstuk 12: Regionale organisaties met een intergouvernementeel
karakter
Inleiding
Intergouvernementele organisaties zijn opgericht door staten, maar ze staan geen stukje van
hun soevereiniteit niet af. Als gevolg zijn hun besluiten aanbevelingen en kunnen ze staten
niet binden dit is het grootste verschil met de supranationale organisaties.
We gaan enkel spreken over Europese organisaties waar België lid van is.
Als men kijkt naar deze organisaties dan ziet men dat er een onderscheid kan gemaakt worden
tussen organisaties die algemeen zijn (Raad van Europa), organisaties met een ruime
doelstelling en daarnaast heeft men politieke verdedigingsorganisaties (NAVO)en ten slotte
zijn er ook economische organisaties (Benelux).
Raad van Europa
Dit is een organisatie en niet een instelling van de Europese unie. De naam is quasi hetzelfde
maar het gaat hier om een organisatie waar vandaag veel Europese landen lid van zijn.
De Raad van Europa is ontstaan na de 2de WO. Staten willen meer en meer gaan samenwerken
om een wereldoorlog te gaan vermijden want een oorlog geeft aanleiding tot economische
problemen. Europese staten hadden voor de 2de WO onvoldoende samengewerkt. Het
interbellum was een periode waar er te weinig wordt samengewerkt met als gevold dat de 2de
WO mogelijk wordt gemaakt.
 de conclusie dat er meer samengewerkt moet worden komt na een aantal conferenties
overal in Europa.
RAAD VAN EUROPA
 5 mei 1949 komen de Europese Staten samen en nemen het statuut van de Raad
van Europa aan.
 1950 = de Raad van Europa treedt in werking
 Ruime bevoegdheid
o alles kan besproken worden met een uitzondering alles wat betrekking had
tot defensie.
 De motor van de Europese eenmaking
 Alle Europese Staten mogen lid worden
o Zij moeten de beginselen van de rechtstaat respecteren/erkennen
 de overheid is gebonden door de eigen wetten, geen dictatuur
o Zij moeten de rechten van de mensen respecteren / beschermen
 Organen
o Comité van Ministers
o Parlementaire vergadering
o Het congres van lokale en regionale autoriteiten van Europa
o Secretariaat onder leiding van een Secretaris-Generaal.
Men deed niet mee aan militaire aangelegenheden om de neutrale staten mee te krijgen.
We waren ook in een periode van het Westen <> oosten confrontatie. Defensie was een
taboe voor de Raad van Europa.
Als de lidstaten de voorwaarden niet meer vervullen kan het lidmaatschap vervallen. Zij
kunnen uitgesloten worden van een organisatie.
Vb. Griekenland in 1969 = dictatuur, kolonels komen aan de macht Griekenland vervult niet meer de voorwaarde
van de rechtstaat en de vraag rijst of ze wel de mensenrechten respecteert.
Wit-Rusland is geen lid van de Raad van Europa, zij had een speciale gaststatus, omdat
mensenrechten op grote schaal geschonden werden heeft men beslist om dat status op te
zeggen in 1979.
Er zijn vandaag 47 lidstaten in de Raad van Europa.(alle landen van Europa met
uitzondering van Belarus en Kosovo) De bedoeling was om de motor te zijn van de
Europese staten.
2 visies:
1. Progressieve staten wensten verder te gaan dan puur samenwerken op
intergouvernementeel niveau. Zij wensten sneller en dieper te gaan in de
samenwerking.
2. Andere waren tegen de afstand van de soevereiniteit. Voorstanders van
intergouvernementele samenwerking.
Een aantal staten van de Raad van Europa hebben het initiatief genomen voor nieuwe
organisaties buiten de Raad van Europa= EGKS, EG, Euraton = supranationale karakter
met als gevolg dat het deze organisaties zijn die de motor zijn geweest voor de Europese
integratie.
Organen van de Raad van Europa
De Raad van Europa heeft een zetel = Straatsburg.(stukje van Frankrijk dat Duits spreekt)
Ideaal symbool voor de samenwerking van Duitsland en Frankrijk = Europese
eenmaking. Europees hof van de rechten van de mens zetelt in Straatsburg.
Het Comité van Ministers
Hoogste orgaan van de Raad van Europa. Hierin zetelen de regeringen van de lidstaten;
in principe de ministers van Buitenlandse zaken maar die is niet altijd aanwezig. In
praktijk hebben ze permanente vertegenwoordigers op niveau van ambassadeurs. Dit
voornamelijk omdat het hoogste diplomatieke functie niet aanwezig is.
Het is een besluit voerend orgaan op basis van een 2/3 meerderheid of een gewone
meerderheid bij procedurele kwesties.
Het zijn aanbevelingen die bindend gemaakt kunnen worden omdat ze i n een
verdragsvorm worden aangenomen en wanneer genoeg staten ze ratificeren.
Parlementaire vergadering
Zij bestaat uit 318 leden van de nationale parlementen die door de nationale parlementen
worden aangewezen. Afhankelijk van de grootte van de lidstaten heb je meer of minder
parlementsleden die in de permanente vergadering zetelen.
Het is een adviserend orgaan, daarnaast heeft men een tweede adviserend orgaan.
Het Congres van Lokale en Regionale Autoriteiten van Europa
Het is een adviserend orgaan opgericht in 1994. De activiteiten van het Congres zijn
vooral gericht om lokaal en regionaal zelfbestuur te bevorderen in de nieuwe lidstaten uit
Oost – en Midden- Europa.
Men ging ervan uit dat het bestuur zo dicht mogelijk bij de bevolking moet staan.
Vroeger werden deze beslissingen en bevoegdheden doorgaans centraal uitgevoerd met
alle gevolgen nadien.
Specifieke bevoegdheid = democratisering van de landen van Oost- en Centraal- Europa.
Er zijn hier 318 leden, in tegenstelling tot de parlementaire vergad ering worden ze niet
uit de nationale parlementen gekozen.
Secretariaat
Onder leiding van een Secretaris- Generaal.
Bevoegdheden
De bevoegdheden van de het parlementaire orgaan zijn zeer exact weergegeven door de
oorspronkelijke naam (raadgevende vergadering). Haar bevoegdheid is namelijk het
uitbrengen van adviezen aan het Comité van Ministers. De gebruikelijke procedure is dat,
wanneer uit het debat blijkt dat op een bepaald gebied een nadere regeling geweest is, een
aanbeveling dienaangaande tot het Comité wordt gericht. Als het Comité het een sis met de
Vergadering word een comité van regeringsdeskundigen ingesteld dat tot het ontwerpen van
een regeling overgaat. Het resultaat wordt door Vergadering en Comité besproken en
vervolgens aan de lidstaten voorgelegd ter tekening en bekrachtigen.
De organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa
OVSE = recente orgaan, ze werd gecreëerd in 1994, maar voordien bestond al de conferentie
voor veiligheid en samenwerking in Europa (CVSE). De koude oorlog speelt een belangrijke
rol want na de KO werd het ontstaan als organisatie onder de naam van de CVSE, het is een
platform geweest waar Oost en West samenkwamen om maatschappelijke kwesties te
bespreken. = Detante.
Begin jaren 70 = 1973, zal de Sovjet-Unie en initiatief lanceren naar de andere Europese
staten om bepaalde zaken te kunnen bespreken. Dat is maar mogelijk omdat men in een sfeer
zit van Detante. Het initiatief wordt gelanceerd door de SU, en de staten komen samen in
Helsinki omdat Finland een neutraal staat is. 1975 is er dus een conferentie met alle landen
van Europa, de VSA en Canada. Iedereen komt naar de conferentie behalve Albanië, een land
met weinig contacten, ze zitten in Helsinki bepaalde zaken te bespreken over Europese
veiligheid en domeinen van samenwerking. Men zet de materie dat besproken werd op papier
in de vorm van een politieke tekst en dat zal de naam dragen ‘de slotakte van Helsinki’. Dit is
geen bindende tekst = geen verdrag. Het is een politieke tekst die zal bepalen hoe de
samenwerking zal gebeuren, op welke domeinen men gaat samenwerken en hoe gaat men
controleren of er stappen werden gezet om samenwerking te bevorderen.
Ingedeeld in baskets (manden). Dit zijn domeinen van samenwerking:
 Economisch gebied
 Op gebied van mensenrechten
 Op gebied van democratie
 Op gebied van menselijke contacten
 Ontwapening
 Geschillen beslechting
In het kader van deze baskets worden er afspraken gemaakt en wordt er ook afgesproken hoe
men dat gaat opvolgen. Om de zoveel jaren worden conferenties gehouden om op basis van
de doelstelling na te gaan of ze hebben bereikt wat er werd afgesproken.
In de loop van de vervolgconferenties zal langzamerhand de conferentie transformeren naar
een organisatie. 1990 komen de Staten samen in Parijs en gaan het Handvest van Parijs
ondertekend worden = EINDE VAN DE KOUDE OORLOG;
Boedapest = 1994 = er wordt bevestigd dat de samenwerking gegroeid was en dat men nu de
samenwerking kon in intensifiëren door de CVSE de naam OVSE te geven.
CVSE= ontstaan door een politieke tekst = geen bindend tekst, Organisatie normaal gezien
wordt ontstaan door een verdrag.
Men weet niet of de OVSE over internationaal rechtspersoonlijkheid beschikt, men weet niet
wat de doelstellingen zijn geweest van de staten. Bovendien het is een organisatie maar
officieel spreekt men niet van lidstaten maar deelnemende staten. Conferentie = deelnemende
staten, Organisatie = lidstaat.
Organen van de OVSE
1. Hoogste orgaan
a. komt samen onregelmatig samen op niveau van staatshoofden dan wel
regeringsleiders.
2. Raad van ministers van Buitenlandse zaken
a. 1 keer per jaar samenkomen.
3. Ambtelijke raad,
a. afhankelijk van de materie die besproken worden gaan dat andere
ambtenaren zijn.
4. Permanente raad
a. Komt wekelijks bijeen in Wenen
b. Politiek centrum van de OVSE
5. Verschillende instellingen
a. Bureau voor Democratie en de Rechten van de Mensen
i. Warschau
b. Centrum der voorkoming van conflicten
i. Houdt zich bezig welke de afspraken zijn gemaakt op gebied van
veiligheid en ontwapening en of die afspraken zijn nagekomen
ii. Wenen
c. Parlementaire assemblee
i. Kopenhagen
ii. Delegaties van nationale parlementen zetelen hierin
iii. Bespreekt van alles en nog wat
OVSE houdt zich voornamelijk bezig met conflictvoorkoming en crisisbeheersing. Bij
een conflict komt ze tussen door middel van vb. de hoge commissaris inzake
minderheden optreden met de bedoeling na te gaan wat de eisen zijn van beide partijen en
tussen te komen in die etnische groepen om te voorkomen dat ze gaat groeien tot een
gewapend conflict.
Soms worden korte termijn waarnemers gestuurd naar potentiële conflictgebieden of dat
waarnemersposten worden gecreëerd voor een langere periode.
Op het gebied van crisisbeheersing kunnen vredesbewarende operaties worden ingesteld.
Aangezien de OVSE zelf niet over militaire middelen beschikt, kan zij beroepen doen op
de NAVO. (wederopbouw van Kosovo)
NAVO: Noord-Atlantische Verdrag Organisatie
 Aanleiding = Oost-Europa (KO)
o Toename van de macht van Tsjecho-Slowakije
 Vrees voor inpalmen van West-Europa door de communisten
 1949
o Westen tegen communisme
o VSA speelt een rol
 Collectief Veiligheidsorganisatie
Een waarschuwing tegen de Sovjet-Unie, als een van de leden van de NAVO wordt
aangevallen door de Sovjet-Unie reageert iedereen. Artikel 5 van het NAVO verdrag is een
aanval op een van de lidstaten is een aanval op iedereen, dus mag iedereen reageren.
Gelijkaardige organisatie gecreëerd namelijk de Warschaupact (opgeheven in 1991), aan de
andere kant van het gordijn.
Artikel 5 van het verdrag van de NAVO is een keer ingeroepen, nooit in de context van Oost
tegen West, maar ten gevolge van 11 september 2001. Iedereen is aangevallen door Al-Qaida.
Organen
Politieke structuur
 Organen waar de beslissingen genomen worden, maar ook organen die altijd moeten
samengeroepen kunnen worden
 Noord-Atlantische Raad
o Ministers van Buitenlandse zaken
 Of hun permanente vertegenwoordigers
o Zij doen de vaststelling= “wij worden aangevallen door…”
o Beslissing op basis va n consensus
o Beleidsplannen worden gemaakt
o Regeringen verbinden zich bepaalde zaken te doen
o Voorgezeteld door een Secretaris-Generaal
 Verschillende Comité
o Defense planning Comité
 Ministers van Defensie van de lidstaten komen bijeen
 NAVO-assemblee = parlementaire vergadering
o Zij houdt de nationale parlementen op de hoogte en betrekt ze direct bij de
defensie aangelegenheden.
Militaire structuur
 Nationale legers onder leiding van de NAVO
 Hoofdkwartier in Brussel
o Suprême Allied Commander in Europe ( SACEUR)
 Alle landstrijdkrachten op het West- en Centraal-Europees vasteland
onder zijn bevel heeft.
NAVO had de doelstelling om zicht te beschermen tegen de Sovjet-Unie. Na de Koude
Oorlog bestaat de NAVO niet meer en krijgt de organisatie een nieuwe doelstelling. De
NAVO krijgt een rol dat men in het Strategisch Concept van 1999 terugvindt. De NAVO
heeft een preventieve taak en mag ze in crisissituaties optreden buiten de reikwijdte van
artikel 5 van het NAVO verdrag zoals de bombardementen op Joegoslavië en
Afghanistan. Het NAVO wordt een forum van overleg en beleidscoördinatie op
veiligheidsgebied. Met de doelstelling het scheppen van een stabiele veiligheidssituatie
op het Europees continent. Hiervoor gaat men oude vijanden betrekken.
 men creëert een Noord-Atlantische Samenwerkingsraad. = 1991
1994 = partnerschap dat leidt tot het volwaardig lidmaatschap.
1999 = voormalige vijanden worden lid van de NAVO.
De NAVO heeft zich beschikbaar gesteld voor veiligheidsoperaties / vredestaken op
verzoek van de VN en de OVSE.
NAVO-top in Lissabon = belangrijk voor het ontwikkelen van de NAVO (1999 optreden
buiten haar grondgebied)
 Wat werd er beslist in Lissabon (21 november)
De organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)
Ontstaan uit de 2de WO en meer bepaald het feit dat Europa verwoest is ten gevolge van de 2de
WO en dat de VSA massa geld had. Europa wordt heropgebouwd door de VSA =
Marshallplan. 1947 stelt Marshall een plan voor de wederopbouw van Europa maar er is wel
een voorwaarde: samenwerking tussen de staten van Europa. Er moeten dus afspraken worden
gemaakt vooraleer ze het geld van de VSA mogen gebruiken.
SU wilt niet meedoen maar de rest van Europa gaat akkoord. Ze gaan samenwerken in de
vorm van een organisatie. In 1948 richten ze de OEES de voorganger van de OESO beperkt
voor de West-Europese staten. West-Europa komt in de invloedssfeer van de VSA. Het was
een groot succes en wanneer het geld is opgebruikt beslissen ze om verder te gaan en in 1960
word de OEES omgevormd naar de OESO.
OESO is een club van de geïndustrialiseerde staten = 25 rijkste landen ter wereld van de 30
staten die lid zijn van de OESO. Men gaat de belangen van de rijkste landen behartigen. Het is
een forum waarbinnen economische en sociaal beleid wordt besproken en ontwikkeld.
Organen
 Raad van ministers
o Minister van Buitenlandse zaken of een vakminister zetelt hierin
o Besluiten worden genomen via unanimiteit maar doorgaans probeert men een
consensus te bereiken
 Secretariaat onder leiding van de Secretaris-Generaal
o Ingedeeld in een groot aantal comités elk bevoegd voor een bepaald domein
o 2500 ambtenaren
o Organisatie is gevestigd in Parijs
o Bekend voor haar jaarlijkse prognose op het gebied van economische
ontwikkelingen en de werkgelegenheid.
Omdat er zo veel informatie wordt geproduceerd, gebruikt men die cijfers wanneer men
spreekt over de economische groei.
Benelux
Organisatie gecreëerd na de 2de WO, de regeringen van België, Nederland en Luxemburg in
ballingschap in Londen waren en tijdens die ballingschap hebben ze het idee gekregen om een
organisatie te creëren waar economisch overleg kon plaatsvinden.
1958 = verdrag wordt gesloten voor 50 jaar. In 2008 werd een nieuw verdrag aangenomen die
inwerking trad in 2010.
De doelstelling was een economische unie creëren tussen de drie landen zonder
binnengrenzen zodat er vrij verkeer van goederen en personen ontstaan. Dat is de reden
waarom nog voor de andere binnengrenzen in Europa werd afgeschaft het voor ons
gemakkelijk was om Luxemburg en Nederland binnen te gaan.
In 2008 gaat men nieuwe bevoegdheden kennen aan de Benelux. Benelux gaat niet alleen een
rol spelen op de verdere ontwikkeling van de economische unie maar ook op een duurzame
ontwikkeling en op samenwerking op het terrein van justitie en binnenlandse zaken.
Orgaan
 Comité van Minister
o 3 ministers van elke land
o Ze houden toezicht op de werking van de andere organen
 Raad van de economische unie
o Voorzitters van commissies
o Zij voeren besluiten uit van het comité van Ministers
 Parlementaire vergadering
 De Raadgevende interparlementaire Benelux-raad
o 21 Nederlandse nationale parlementariërs
o 21 Belgische nationale parlementariërs
o 7 l Luxemburgse nationale parlementariërs
o Adviserende bevoegdheid
 Secretariaat van de Benelux
o Brussel
o Secretaris-Generaal uit Nederland
 Benelux-Gerechtshof
o Prejudiciële vraag
 Bindend voor de rechter die de vraag heeft gesteld.
o Regeringen kunnen een vraag stellen om een advies in te winnen
o Zij is ook bevoegd voor ambtenarenzaken
o Samengesteld uit 3 rechters van elk van de 3 lidstaten
 3 rechters van de hoogste rechtshoven
 Hof van Cassatie
 Hoge Raad
 Cour superieure de Justice
o Gelegen in Den Haag
Hoofdstuk 13: Europese Unie – achtergronden en institutionele
structuur
Inleiding
Na de 2de WO wordt de Raaf van Europa opgericht. Er komt een betwisting over de vorm en
intensiteit die een nauwere Europese samenwerking moest aannemen.
 Benelux
 Italië
 Frankrijk
 Duistland
De grootmachten controleren Duitsland. Duitsland zou haar plaats in de internationale
samenleving weer kunnen innemen was problematisch voor de Europese staten. Men gaat
denken aan alternatieven over wat er moet gebeuren met Duitsland wanneer ze haar rechten
terug zou krijgen.
Schuman = historische initiatief van de toenmalige Franse Minister van Buitenlandse Zaken
genaam het Schuman plan = werd gelanceerd in de Raad van Europa op 9 mei 1950. Schuman
stelde voor de kolen- en staalindustrie van Frankrijk en Duitsland aan de nationale
bevoegdheid te onttrekken en onder het gezag te stellen van een onafhankelijke
supranationale Hoge Autoriteit.
EGKS = april 1951 opgericht voor een periode van 50 jaar en in 2002 opgeheven.
EGKS= Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
Zorgen ervoor dat Duitsland geen sterk leger kan hebben door de grondstoffen voor het
creëren van wapenindustrie af te geven aan een Hoge Autoriteit die onafhankelijk is en men
gaat Duitsland overtuigen om het te doen door het zelf te doen. (6 in totaal)
In 1952 werd een verdrag onderhandeld tot oprichting van de Europese Defensie
Gemeenschap = EDG met dezelfde lidstaten.
Om Duitsland te kunnen herbewapenen op vraag van de VSA werd de EDG gecreëerd, dit
was een supranationaal bevel waardoor zou worden voorkomen dat de legers van de
betrokken landen ooit nog tegen elkaar zouden kunnen optrekken.
 Geen bekrachtiging door Frankrijk = is niet inwerking getreden
1955 nieuwe initiatief dat zal leiden tot nieuwe verdragen: Verdrag van Rome 25 maar 1957
ter oprichten van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en op Frans aandringen
word besloten om daar een derde supranationale organisatie eraan toe te voegen namelijk een
Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATON).
3 verschillende organisatie die elk een Raad en Commissie hebben maar één parlementaire
vergadering en 1 Hof van Justitie die de drie Gemeenschappen dienden. (EGKS, EEG,
EURATON)
EGKS = Duitsland potentiële bedreiging.
EDG = men slaagt er niet in
EEG en EURATON = inwerkingtreding in 1958
Ze functioneren los van elkaar, ze hebben dezelfde eerste leden maar het zijn 3 verschillende
internationale organisaties die elk hun regelgevende en uitvoerende organen kennen maar wel
een gemeenschappelijk hof en parlement.
In 1965 beslist men met een wijzigingsverdrag= Fusie verdrag dat men de aparte
regelgevende en uitvoerende organen gaat samenbrengen tot 1 regelgevende en 1 uitvoerende
instelling.
1 commissie, 1 raad, 1 hof en 1 parlement die de verschillende organisaties dient.
De verschillende gemeenschappen bleven bestaan maar met gemeenschappelijke instellingen.
Het aantal leden is in de loop van die jaren aangepast, uitgebreid van oorspronkelijk 6 naar
27.
Op 1 januari 1973 komen er aantal bij: VK, Ierland en Denemarken.
Op 1 januari 1981 treedt Griekenland toe.
Op 1 januari 1986 treden Spanje en Portugal toe.
Op 1 januari 1995 treden Oostenrijk, Zweden en Finland toe.
Op 1 mei 2004 treden Polen, Hongarije,…….
In 2007 treden Bulgarije en Roemenië toe.
Op 17 december 1987 wordt een overeenkomst gesloten met Turkije. Hierin staat dat ze op
een periode van 10-15 jaar gaan beslissen of ze deel gaat uitmaken van de Europese Unie.
Vormen van economische samenwerking
Die samenwerking was oorspronkelijk in essentie een samenwerking op economisch gebied.
Vandaar EGKS en EURATON, wat men ziet in de loop van de jaren is dat die samenwerking
zich uitbreid tot een politieke samenwerking. Economische kan men op verschillende
manieren samenwerken en proberen te integreren. Doorgaans probeert men het
handelsverkeer te liberaliseren dat gebeurt onder de GAT= als je een economisch voordeel
geeft aan een staat dan moet je dat voordeel geven aan alle staten die lid zijn van de
organisatie, dit was een antwoord op het protectionisme tijdens het interbellum.
1947 = GAT afgesloten tussen een beperkt aantal landen maar groeit.
Meest-begunstigdeclausule = als je een economisch voordeel geeft aan een staat dan moet je
dat voordeel geven aan alle staten die lid zijn van de organisatie.
Het toepassen van de meest-begunstigdeclausule verruimt de wereldhandel in zijn
algemeenheid, maar kan niet leiden tot nauwere samenwerking binnen een bepaalde regio.
Most favorit nation principel = het gunstige voordeel die men toekent aan een land, moet men
aan alle leden het meest gunstige voordeel toekennen.
Een gunstiger regeling creëren voor de leden van Europa en de andere landen uitsluiten. 
Regionale economische integratie. Dit is een uitzondering op de MFNP want het is ermee in
strijd want via het principe zou men de zelfde voordelen aan landen buiten Europa moeten
geven.
Op niveau van de regio kan men proberen om een vrij handelszone te creëren =
Binnengrenzen weg halen, zodanig dat de producten die in het ene land geproduceerd wordt
vrij kunnen circuleren binnen Europa. Er wordt enkel gesproken over de binnengrenzen en
niet over de buitentarieven. In de praktijk gaat men de grenzen opnieuw instellen voor de
producten die van het buitenland komen, zodat ze geen belastingen verliezen.
 Men gaat de vraag stellen of de producten vervaardigt zijn met Europese of buitenlandse
stoffen. Buitenlandse stoffen= binnengrenzen ingesteld. Europese stoffen = binnengrenzen
bestaan niet, vrij verkeer.
Men gaat opzoek naar een alternatief, die efficiënter werkt. De Europese landen gaan de
tarieven afspreken en zorgen ervoor dat er een gemeenschappelijke buitenlandse tarief is.
 Binnengrenzen blijven hier afgeschaft ongeacht vanwaar het vandaan komt.
 probleem = handel is niet helemaal vrij, want er kunnen verschillende belastingstelsel zijn
in het binnenland. Wanneer we naast een vrij verkeer van goederen, ook personen, diensten en
kapitaal, allemaal zaken die belangrijk zijn spreekt men van een gemeenschappelijke markt.
Om een gemeenschappelijke markt te hebben moet men op niveau van organisatie overgaan
naar een harmonisatie van de wetgeving. Een economische unie is nog een stapje verder in de
integratie. Een economische unie veronderstelt ook een gemeenschappelijk handelen in
termen van sociale zekerheid, werktijd en vakantiedagen  gemeenschappelijk beleid.
Dit is belangrijk want stel dat de Italianen in plaats van 30 dagen vakantie 60 krijgen of in
plaats van 40 uur per week werken maar 38 uur per week werken  die producten zullen
duurder kosten omdat de Italianen duurder zijn. Het zou kunnen dat dan alleen de Belgische
producten de ronde gaat omdat het goedkoper is. Een gemeenschappelijk beleid zorgt ervoor
dat alles op ongeveer hetzelfde niveau terecht komt.  Geen al te grote concurrentie.
 Economische unie
 Economisch beleid
Monetaire unie = valuta volstrekt inwisselbaar.  Gevolg creëren van een gemeenschappelijk
munt.
De Europese gemeenschap had de bedoeling een gemeenschappelijke markt te creëren die
moest er zijn op 31 december 1992/ 1 januari 1993. Wij noemden dat de interne markt. De
interne markt wordt omschreven als volgt: een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrij
verkeer van goederen personen diensten en kapitalen is gewaarborgd volgens de bepalingen
van het EEG verdrag.
In 1979 werd er ook bepaald dat er een monetaire unie zou komen = 1 januari 2002  heeft
men de monetaire unie bereikt want sindsdien heeft men de Euro ingevoerd maar een aantal
gemeenschappen zijn daarbuiten gebleven. Het zijn de staten die het al moeilijk hadden met
een te snelle integratie.
VK Denemarken en zweden.
Vandaag heeft men het hoogste stadium van de economische integratie heeft bereikt en dat de
vraag gesteld worden wat dan?
Doelstelling  economische integratie = bereikt
Van economische naar politieke integratie
Wanneer men eerst naar politieke integratie streeft, ziet men dat de lidstaten nerveus worden
en dit kan leiden tot een economische crisis daarom hebben ze zich geconcentreerd op
economische integratie. Eenmaal de economische integratie gelukt dan zijn er gevolgen/
effecten op politieke samenwerking. = “spill-over-concept”
Unie-verdrag spreekt van een steeds hechter band tussen de Europese volkeren.
Economische integratie heeft spill-over effecten gehad naar de politieke samenwerking.
Crisis jaren 50 EDG = doet de lidstaten beseffen dat ze alleen op economisch niveau willen
werken. In de jaren 70 ziet men dat wanneer men economisch samenwerkt dat het soms
noodzakelijk is dat men gemeenschappelijke punten neemt naar het buitenland toe.
Ze gaan elkaar aanspreken over het buitenlands beleid en ze gaan gemeenschappelijke
verklaringen afleggen op internationale conferenties en in internationaal organisaties.
1986 = Europese Politieke samenwerking kreeg een verdragsrechtelijke basis in de Europese
akte. Hierin wordt ook nog beslist dat de buitenlandse politiek ook betrekking kan hebben op
veiligheidsvraagstukken.
Verdieping op de economische integratie zal leiden tot de Europese Unie en naar politieke
samenwerking.
7 februari 1992  Verdrag van Maastricht = verdieping van het economische leidt tot
verdieping van de politieke samenwerking. 1 november 1993 Unie-verdrag= aantal landen
gaan uitzonderingen bedingen.
Europese Unie-verdrag
1. Supranationale pijler
2. Beter kader voor het ontwikkelen van gemeenschappelijk buitenlands en
veiligheidsbeleid
Intergouvernementele
Pijlers
3. Samenwerking op gebied van Justitie en nationaal beleid
Besluiten aangenomen op basis van unanimiteit bij de twee laatste pijlers.
In 1996 komen er nieuwe onderhandelingen met de bedoeling om te zien of er nieuwe
verdragswijzigingen nodig zijn. Het verdrag van Europa was gecreëerd om te functioneren
met 6, iets wat gecreëerd is om te functioneren met 6 kan niet goed functioneren met 20 of
meer. Een besluitvormingsproces verandert naargelang het aantal leden.
In het midden van de jaren ’90 ziet men dat als men zo blijft verder werken dan geraakt men
er niet en dus moet men de instellingen en besluitvormingsproces aanpassen. Daar wordt over
nagedacht en het resultaat is het verdrag van Amsterdam juni 1996 en treedt in werking in mei
1997. Er zijn er die een beetje tegenstribbelen = VK, Ierland en Denemarken.
Het probleem met het verdrag van Amsterdam heeft niet alles kunnen oplossen want anders
ging het te laat zijn en ging men nooit meer een oplossing vinden.
Het gevolg daarvan is dat er zeer kort daarna eind 1999 en begin 2000 een
herzieningsconferentie met een herzieningsverdrag gestart wordt. Men gaat sneller de
basisverdragen wijzigen. 26 februari 2001 = verdrag van Nice treedt in werking februari
2003. Het werd bemoeilijkt door een Iers referendum. In sommige landen kan men een
verdrag pas ratificeren wanneer de bevolking ja stemt. Men lost dit op door een nieuw
referendum in Ierland te stellen en de Ieren zeggen ja.
De doelstelling was het versoepelen van het besluitvormingsproces, unanimiteit moet
vervangen worden door een andere procedure. Dat moest veranderd worden in het voordeel
van gekwalificeerde meerderheid.  Deels gelukt.
Het gewicht van de grote lidstaten vergroten  grote lidstaten kregen meer macht, de kleine
lidstaten leggen als voorwaarde dat iedereen een commissaris krijgt.
Het verdrag van Nice heeft het vergemakkelijkt dat lidstaten die sneller vooruit willen niet
belemmerd worden door de rest. Met als gevolg dat Europa verschillende snelheden heeft.
Probleem = iedereen op het moment van de ondertekening wist dat ze niet bereikt hadden wat
ze wou bereiken. Men wist toen al dat men onvoldoende gevorderd was. Daarom is in Nice
besloten om een diepgaand debat te organiseren over de toekomstige ontwikkeling van dat
Europees integratie model met de bedoeling om in 2004 opnieuw verdragswijzingen voor te
stellen / overeen te komen.
Om dat debat te structureren werd tijdens de Europese Raad van … in december 2001 om een
conventie samen te roepen over de toekomst van de Europese unie. Februari 2002- juli 2003.
Een aantal “wijze” mensen die samen gingen nadenken over de Europese toekomst. In totaal
zou dat groepje een honderdtal leden tellen ze kwamen om de maand voltallig samen in
Brussel en daarnaast in kleine werkgroepen / studiegroepen om een idee te hebben van waar
ze naartoe willen.
Resultaat juli 2003  tekst, ontwerpverdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa.
Aan de voorzitter van de Europese raad met de bedoeling dat er op politiek niveau van de
lidstaten nagedacht wordt en effectief iets nieuws aangenomen word nl. een Europese
Grondwet.
 Structuur van de EU vereenvoudigen
 Creëren van een Europese minister van Buitenlandse zaken
 Grondrechten/ mensenrechten voor de Europese burgers
Op basis van deze tekst was de bedoeling om tijdens de tweede helft van 2003 een
intergouvernementele conferentie te houden om dat voorstel van de conferentie om te vormen
tot een verdragstekst die dan aangenomen zou worden door de lidstaten  onder
voorzitterschap van Berlusconi. Maar hij slaagde er niet in om de lidstaten te brengen tot het
goedkeuren van de tekst die opgesteld zou worden tot ratificatie zodat Europa een Grondwet
krijgt.
Het gaat duren tot juni 2004 onder Iers voorzitterschap dat men een akkoord over de grondwet
bereikt. Men gaat in grote mate akkoord met de tekst zoals het conferentie het heeft
voorbereid, maar het besluitvormingsproces werd veranderd. Men heeft een overeenstemming
over een tekst die aangenomen wordt als een verdragswijziging met de bedoeling een
grondwet te creëren voor de EU. De tekst wordt gestuurd naar de verschillende lidstaten om
die te ratificeren. Men ziet dat de tekst ondertekend wordt eind 2004 en dat dan het proces
begint en de verwachting is binnen 2 jaar is het proces afgerond en eind 2006 zal de tekst
goedgekeurd. Met als gevolg dat begin 2007 men een nieuw begin hebben = Europa met
grondwet.
Praktijk = Nederland en Frankrijk stemmen tegen.  Bevolking heeft tegengestemd
 Volgende crisis.
Merkel = trein van de Europese eenmaking op sporen zetten dat aanleiding gaat geven tot de
ondertekening van het verdrag van Lissabon op 13 december 2007.
Oprichtingsverdrag =
1. EGKS
2. Eeg
3. Euraton
Al wat volgt zijn amendementen, wijzigingsverdragen
1. Fusieverdrag
a. 1965
b. 19
2. Europese Akte
a. 1986
b. 1987
3. Verdrag betreffende de Europese Unie / Maastricht
a. 1991
b. 1992
4. Verdrag van Amsterdam
5. Verdrag van Nice
a. 2001
b. 2003
6. Verdrag tot vaststelling van de Grondwet van Europa
a. 2004
b. Nooit inwerking getreden
7. Verdrag van Lissabon
a. 2007
b. 2009
Verdrag van Lissabon
Ondertekent 13 december 2007 en na een proces waar een voor een de staten het verdrag
hebben geratificeerd is het in december 2009 inwerking getreden.
Bestaat uit 2 teksten
1. Verdrag EU
a. Spits zich voornamelijk toe over het constitutioneel recht van de EU
2. Werkingsverdrag EU
a. Spits zich voornamelijk toe op de materiële beleidsdomeinen inclusief
politionele en justitiële beleid in strafzaken. Maar niet over de
gemeenschappelijke veiligheid en buitenlandbeleid.
VERANDERING:
Het is duidelijk dat het EU rechtspersoonlijkheid heeft. En dat de structuur die er bestond
sinds het verdrag van Maastricht wordt afgeschaft. Pijlers systeem afgeschat.
Het verdrag van Lissabon is een wijzigingsverdrag maar in tegenstelling tot wat er bedoeld
was tijdens de conventie is het niet meer gericht tot het geven van een Grondwet aan Europa.
De term grondwet was te veel gevraagd voor een aantal landen. Het is maar een verdrag en
zelf is dat verdrag in grote mate het overnemen van wat er in de Grondwet stond zolang het
naam verdrag heeft is het in orde.
INSTITUTIONELE VERANDERINGEN:
Het systeem van rotatie van het voorzitterschap om de 6 maanden blijft behouden maar enkel
voor de vak – raden. Er komt een vaste voorzitter van de Europese raad voor een termijn van
2.5 jaar. Hij leidt de vergadering van staatshoofden en regeringsleider en Meneer van Rompuy
is voorzitter en geen president. De bedoeling is dat hij het gezicht wordt van Europa op het
wereldtoneel.
Daarnaast heeft men een hoge vertegenwoordiger van het Buitenlands beleid. Het is niet de
minister van Buitenlandse zaken. Zij (mevrouw Ashton) is tevens vice-voorzitter van de
commissie en moet het buitenlands beleid van de Unie coherente maken. Ze heeft een zeer
belangrijke functie wat betreft het buitenlands beleid, sinds een jaar is ze bezig vorm te geven
aan het beleid.
Het idee van het verdrag van Lissabon was het aantal commissarissen te beperken. 1
commissaris per lidstaat = 27. Alleen Lissabon zei dat is te veel om effectief goed te kunnen
functioneren dus stelt ze voor dat tegen en na 2014 er maar 2/3 van de 27 overblijven en dat
op basis van een rotatie systeem. Maar vooraleer het verdrag in werking trad heeft Ierland een
referendum gemaakt die nee zegt. Heeft men gezegd dat ondanks het verdrag voorziet dat na
2014 er maar 2/3 van 27 zal hebben is dat niet meer zo. Overeenkomst = men behoudt het
aantal van vandaag.
Het aantal zetels in het Parlement = idee zou beperkt worden van 785 naar 750 + 1. In 2014
moeten er 750 + 1 zijn. Afhankelijk van de grootte van de lidstaten heeft elke lidstaat een
parlementslid = Duitsland= 96/ België = 22/ Frankrijk = 74.
Bij een uitbreiding worden die aantallen herbekeken.
Besluitvormingsprocedure worden gewijzigd. Het systeem van het verdrag van Nice wordt
vervangen door een stemming in dubbele meerderheid in de raad. De beslissingen worden
er goedgekeurd wanneer er 55% van de lidstaten ermee instemmen op voorwaarde dat zij ook
65% van de burgers van de EU vertegenwoordigen.  dit heeft te maken met het feit dat men
niet wilt dat de grote lidstaten niet alles kunnen beslissen zonder de kleine staten.
Men ziet ook dat men meer en meer alles wat met unanimiteitsregeling gebeurd gaat
vervangen. Dat het parlement ook meer en meer mede-beslissingsbevoegdheden krijgt. Bij
elke wijziging van de oprichtingsverdragen krijgt het parlement meer en meer bevoegdheden.
In Europa is de raad de wetgever en het Europees parlement het adviserend orgaan maar in de
loop van de geschiedenis krijgt ze meer en meer bevoegdheden als medewetgever vb. asiel,
milieu, migratie, interne markt en transport.
Er komen ook nieuwe doelstellingen met het verdrag van Lissabon
1. Energie
2. opwarming van de aarde
Met het verdrag van Lissabon maakt men een onderscheid tussen bevoegdheden die exclusief
behoren aan de unie, gedeelde bevoegdheden met de lidstaten en aanvullende bevoegdheden.
EXCLUSIEVE BEVOEGDHEDEN= alleen de unie mag hierover beslissen
1. douane beleid
2. monetair beleid
3. gemeenschappelijke handelspolitiek
4. gemeenschappelijk vissersbeleid
GEDEELDE BEVOEGDHEDEN MET LIDSTATEN= domeinen die tot beide toebehoren, de
lidstaten mogen geen afbreuk doen op de Europese wetgeving.
1. Sociaal beleid
2. Landbouw
3. Trans-Europese netwerken
DE AANVULLENDE BEVOEGDHEDEN = op deze domeinen kunnen handelingen van de
Unie enkel het beleid van de lidstaten coördineren of aanvullen.
1. Volksgezondheid
2. Cultuur
3. Toerisme
4. Onderwijs
5. Industrie
Handvest van de Grondrechten van de EU
Een tekst die juridische waarde krijgt via artikel 6 van het verdrag van Lissabon met als
gevolg dat het hof van Justitie op dat domein kan optreden.
Het idee was om in de Europese grondwet een deel grondrechten op te nemen. Europese
burgers moesten beschikken over bepaalde grondrechten. Die grondwet komt er niet en dus
moest men terugkeren tot de tekst die als basis gediend had om die grondrechten op te nemen
in het verdrag en deze juridische waarde te geven.
De Europese burgers hebben ook een hele reeks mensenrechten.
Organen en instellingen
7 officiële instellingen en een aantal (minder belangrijke)organen.
1. De Europese commissie
2. De raad van de Europese unie
3. Het Europees parlement
4. Hof van Justitie van de Europese Unie
5. De Europese raad
6. Europese centrale bank
7. Rekenkamer
De Europese raad
Orgaan dat buiten de verdragen vorm gekregen heeft en in de loop van de geschiedenis een
verdragsbasis gekregen heeft en uiteindelijke de hoogste instelling is geworden.
Vergadering van regeringsleiders en staatshoofden die alles over Europa bespreken. Dit
gebeurde informeel. Langzamerhand kreeg dat een basis, in de Europese akte ging men daar
voor de eerste keer naar verwijzen. Een praktijk die informeel gebeurde, die een verdragsbasis
krijgt en wordt beschouwd als het hoogste unie-orgaan.
Voorzitter van de commissie, regeringsleiders, staatshoofden bijgestaan door hun ministers
van Buitenlandse zaken en nu ook de voorzitter van de Europese raad.
Normaal gezien komen ze minstens 2 keer per jaar samen en van wat ze zowat bespreken
wordt verslag gemaakt en gestuurd naar het Europees parlement.--> taak van de voorzitter.
Men houdt zich bezig om het beleid van de EU, de hooflijnen van het beleid en de
doelstellingen te bespreken en nieuwe impulsen te geven naar integratie te en indien er
politieke problemen zijn die op te lossen. Hier kan men proberen compromissen te sluiten.
Het Europees parlement
Bestaat sinds de oprichting van de Europese gemeenschappen maar niet onder de huidige
vorm en niet onder de huidige benaming. Vanaf 1958 heeft men een vergadering waar
parlementsleden in zetelen en sinds 1997 worden de parlementsleden rechtstreeks verkozen
voor een periode van 5 jaar. Voor 1997 waren de parlementsleden vertegenwoordigers van de
nationale parlementen (onrechtstreeks verkozen). Enige orgaan waar vertegenwoordigers van
burgers rechtstreeks door de burgers verkozen worden.
Met het verdrag van Lissabon gaat het aantal parlementsleden dalen  750 + 1. Vandaag zijn
het er 785. Grote lidstaten hebben meer parlementsleden dan de kleinere.
Parlement  Brussel en Straatsburg.
De parlement functioneert niet op basis van de nationaliteiten van de parlementsleden maar
wel op basis van de politieke families. (liberale familie, socialistische …)Daar zetelen de
parlementsleden van heel de Unie.
BEVOEGDHEDEN
Het parlement is de instelling die in de loop van de jaren het meest aan bevoegdheden heeft
gewonnen. In tegenstelling tot een nationaal parlement dat de wetgever is, is dat in de kader
van de Europese Unie minder het geval.
Vroeger puur adviserende rol, maar in de loop van de wijzigingen ziet men dat ze aan
bevoegdheden wint en dat ze medewetgever is geworden naast de raad van Ministers.
 dit heeft te maken met het democratisch deficit = een gebrek aan democratie van het
Europese Unie.
Politieke controlebevoegdheid op de commissie
 er is een instemming vereist bij het benoemen van de leden van de commissie.
 Het parlement kan een motie van afkeur tegen de commissie indienen,
 ze kan een onderzoek uitvoeren op de werking van de commissie.
 Commissie moeten parlementaire vragen beantwoorden.
Het parlement heeft een mede wetgevende bevoegdheid (naast de raad).
Het parlement heeft een budgettaire bevoegdheid samen met de raad:
 Budget amenderen
 Ontwerpbegroting verwerpen
 Kwijtingsgeld
 Uitvoeren van de begroting door de commissie goedkeuren
Belangen van de burgers behartigen
 Het Europees parlement kan vragen aan de commissie om het initiatiefrecht te
gebruiken.
 Verzoekschriften van burgers ontvangen
 Benoemt de Europese ombudsman
Raad van de Europese Unie (Raad van ministers )
De raad van de Europese unie wordt gevormd door de vertegenwoordigers van de lidstaten.
Ze gaat de belangen behartigen van de lidstaten. Afhankelijk van de materie die behandeld
word zetelt de bevoegde minister in deze raad.
(buitenlandse politiek  Minister van buitenlandse zaken)
De Raad van de Europese unie kan samenkomen in verschillende consulatie, met telkens een
andere samenstelling.
Belangrijkste besluitvormingsorgaan  de wetgever
 Economisch beleid coördineren
 Verdragen met derde landen en internationale organisaties sluiten
 Buitenlands beleid vorm geven
 Besluiten worden genomen in kader van politionele en justitionele materies
Ambtenaren die de vergaderingen (agendapunten) voorbereiden, zodanig dat wanneer de
ministers samenkomen ze zich concentreren op de punten die geen consensus hebben.
De Raad oefent de wetgevende bevoegdheid samen met het parlement, maar doorgaans neemt
de commissie initiatief. Uiteindelijk wordt de beslissing genomen door de raad maar sinds
Lissabon en in sommige uitzonderlijke gevallen kan de raad het initiatief nemen (geldt vanaf
2014). De voorwaarde is dat er een grote meerderheid is (72%) van de lidstaten hiermee
instemmen.
Beslissingen worden genomen met een gewone meerderheid behalve als de verdragen anders
bepalen.  Gekwalificeerde meerderheid, dubbele meerderheid, eenparigheid. Domeinen
waar unanimiteit vereist zijn, zijn beperkt.
Na Nice: Gekwalificeerde meerderheid = afhankelijk van de grootte van de lidstaten krijgen
ze stemmen.
1. 321 – 232 van de 321 (72%) stemmen moeten voor zijn en
2. de 2de voorwaarde is dat de meerderheid van de lidstaten ja stemmen
3. 3de voorwaarde, de staten die voor gestemd hadden moesten 62% van de bevolking EU
vertegenwoordigd hebben.
Dubbele meerderheid (Lissabon) (opzoeken)
65% van de lidstaten moeten de 65% van de bevolking van de EU vertegenwoordigen. (2014)
Europese commissie
Ze verdedigt de belangen van de gemeenschap (de Unie). Er zijn 27 commissieleden, elke
lidstaat telt een commissielid. Een commissielid = commissarissen.
Commissarissen worden benoemd op basis van hun algemene bekwaamheid gekozen en die
alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden. Benoemt voor een periode van 5 jaar en zijn
herbenoembaar.
Het aantal commissie leden zal beperkt worden naar 2/3 van 27, maar ten gevolge van de
referendum in Ierland heeft men beslist om het cijfer van 27 te behouden.
De commissie wordt samengesteld met inspraak van het Europees parlement. Het parlement
doet dat onder andere een rol te spelen bij de benoeming van de commissie leden
2 fasen
1. De lidstaten stellen een kandidaat-voorzitter voor.
a. Hij trekt naar het Europees parlement waar hij een examen aflegt. Het
parlement gaat stemmen en als hij genoeg stemmen heeft dan gaat hij in
samenspraak met de lidstaten zijn team samenstellen.
2. Het team legt een examen af en wordt een voor een gehoord en gevraagd door het
parlement.
a. Parlement stemt over de gehele groep.
i. Indien een of twee leden van de team niet goed genoeg is volgens het
parlement kan ze de hele groep weigeren.
Eenmaal het team van commissarissen goedgekeurd door het parlement worden ze benoemd
door de lidstaten maar ze zijn wel onafhankelijk.
BEVOEGDHEDEN
 Initiatiefrecht over de meeste aangelegenheden
 Het uitoefenen van een autonome beslissingsbevoegdheid
o De raad kan sommige bevoegdheden delegeren naar de commissie
o Begroting
 Externe vertegenwoordiging
o Commissie vertegenwoordigt de unie op onderhandelingen
 Degene die de verdragen sluit is de raad van de Europese Unie
 toezichthoudende bevoegdheid
o hoedster van de verdragen
o belangen behartigen van de Unie = zij gaat na of de andere instellingen en de
lidstaten de verdragen toepassen
 indien dit niet het geval is kan ze een zaak aanhangig maken voor het
Hof van Justitie van de Europese Unie
Hof van Justitie van de Europese Unie
1. Hof van Justitie
2. Het gerecht van eerste aanleg
3. Het gerecht van ambtenaren
Ze verzekert de eerbiediging van het EEG recht, interpreteert het EEG recht en past dat toe.
In het HvJ heeft men 27 rechters (1 per lidstaat), benoemt door de regering van de lidstaten
voor een periode van 6 jaar. De rechters zijn herbenoembaar.
Er zijn ook 8 Advocaten-generaals, die een onpartijdig advies uitbrengen voor het Hof.
BEVOEGDHEDEN VAN HET HOF VAN JUSTITIE





Domein van buitenlands en veiligheidsbeleid
Sancties opleggen aan derde staten
Domein van binnenlandse en justitiële samenwerking
Adviezen over internationale akkoorden geven, uitspreken
Rol spelen bij de grondrechten en procedure die ingesteld is overeenkomstig artikel 7
Er zijn een aantal hoven aan het Hof toegevoegd om een antwoord te bieden aan de
toenemende werklast.
Hof van eerste aanleg = 27 rechters benoemt door de lidstaten. Ze komen samen in principe
in kamers van 3 of 5 rechters. Uitzonderlijk in plenaire.
BEVOEGDHEDEN:
 Klachten tegen EU ambtenaren
 Beroepen
 Schadevergoedingen tegen de EU
 Beroep voor het Hof van Justitie
2005 een nieuw hof toegevoegd  Een gerecht voor ambtenarenzaken = bevoegd voor
ambtenaren zaken. Klachten tegen EG ambtenaren behoren nu tot dit gerecht en niet meer tot
die van de eerste aanleg. Het gerecht is samengesteld uit z rechters benoemt voor een periode
van 6 jaar. Ze komen samen in een zitting van 3 rechters, in uitzonderlijke gevallen komen ze
in plenaire zitting samen.
Rekenkamer
Gecreëerd in 1975, toen de EEG over eigen inkomsten kreeg.
Brengt rapport uit aan het Europees Parlement en aan het Raad
Europese centrale Bank
Zetel in Frankfurt
BEVOEGDHEID
 Monetair beleid van het eurogebied
 Hoedster van de prijsstabiliteit in het eurogebied
Ze komt samen op niveau van directie, raad van bestuur of niveau van algemene raad.
Directie = 6 leden benoemt door de Europese raad
Raad van bestuur = 6 directieleden + de voorzitters van de centrale banken van de euroregio
Algemene Raad = 6 directeurs + voorzitters van de centrale banken van de euroregio + de
voorzitters van de centrale banken die niet tot de eurozone behoren
Financiering
EGKS = van in het begin beschikte ze over eigen middelen. De twee andere gemeenschappen
hebben pas veel later hun eigen middelen gehad. Zij kregen middelen bijdragen van de
lidstaten. In de jaren 70 gaat de EEG over eigen middelen schikken, heffingen die gesteld
worden door het gemeenschappelijk landbouwbeleid, douanerechten, een deel van de Btw en
aanvullend middelen = percentage van BNP van de lidstaten.
Samengevat de instellingen
Europees Raad
 Hoogste instelling van de unie
 Samenstelling
o Staatshoofden en Regeringsleiders
 Bijgestaan door hun Buitenlandse ministers
o Voorzitter van de commissie
 Bijgestaan door een lid van de commissie
o Voorzitter van de raad
 Benoemt voor een periode van 2,5 jaar
 Samenkomen
o 2 keer per jaar samenkomen
 Bevoegdheid
o Beleid van de EU.
o Doorhakken van grootste politieke knopen





Europees parlement
Samenstelling
o 785 rechtstreeks verkozen parlementsleden
 2014 = 750 + 1
Periode
o 5 jaar
Samenkomen
o Politieke families
o Brussel / Straatsburg
Bevoegdheden
o Politieke controle (op commissie)
 Goedkeuring van de leden van de commissie
 Motie van afkeuring = commissie
 Enquêterecht
o Wetgevende bevoegdheid
 Samen met de Raad
o Budgettaire bevoegdheden
 Budget amenderen
 Ontwerpbegroting verwerpen
 Kwijtingsgeld
 Uitvoeren van de begroting door de commissie goedkeuren
o Overige bevoegdheden
 Het Europees parlement kan vragen aan de commissie om het
initiatiefrecht te gebruiken.
 Verzoekschriften van burgers ontvangen
 Benoemt de Europese ombudsman
Belangen
o Burgers belangen behartigen
Raad van de Europese Unie
 Samenstelling
o Vertegenwoordigers van de lidstaten = 27 leden (ministers)
o Ambtenaren
o Roterend voorzitterschap om de 6 maanden
 Samenkomen
o Afhankelijk van de materie komt de bevoegde minister
 Mogelijkheid om tegelijkertijd meerdere raden te laten samenkomen
 Bevoegdheden
o Economisch beleid coördineren
o Verdragen met derde landen en internationale organisaties sluiten
o Buitenlands beleid vorm geven
o Besluiten worden genomen in kader van politionele en justitionele materies
 Belangen
o Behartigen de belangen van de lidstaten




Europees Commissie
samenstelling
o 27 commissieleden
 1 per land
 commissarissen
periode
o 5 jaar
 Herbenoembaar
Verkozen
o Parlement selecteert
Bevoegdheden
o Initiatiefrecht
o Autonome beslissingsbevoegdheid
o Externe vertegenwoordiging
o Toezichthoudende functie
Hof van Justitie
 Samenstelling
o 27 rechters
o 8 Advocaten-Generaal
 Periode
o 6 jaar en herbenoembaar
 Samenkomen
o Kamers van 3 of 5 rechters
o Zeer uitzonderlijk = Plenaire zitting
 Bevoegdheid
o Sancties opleggen aan derde staten
o Procedures tegen Europese instellingen
o Domein van buitenlands en veiligheidsbeleid
o Domein van binnenlandse en justitiële samenwerking
o Adviezen over internationale akkoorden geven, uitspreken
o Rol spelen bij de grondrechten en procedure die ingesteld is overeenkomstig
artikel 7
Gerecht van eerste aanleg
 Samenstelling
o 27 rechters
 Samenkomen
o Spreken recht in een kamer van 3 of 5 rechters
o Uitzonderlijk plenaire zitting
o In bepaalde gevallen in een alleenstaande kamer
 Periode
o 6 jaar
o Herbenoembaar
 Bevoegdheden
o rechtstreekse beroepen, ingesteld door natuurlijke of rechtspersonen tegen
handelingen van de instellingen, organen en instanties van de Europese Unie
o Hogere voorzieningen (beroep instellen)
o Schade vergoeden door de EU of haar leden
Gerecht voor ambtenarenzaken
 Samenstelling
o 7 rechters
 Samenkomen
o Kamers van 3 rechters
o Uitzonderlijk: plenaire zitting
 Periode
o 6 jaar
 Bevoegdheden
o Alles wat met ambtenarenzaken te maken heeft
Europese centrale bank
 Samenstelling
o Directie
 6 leden benoemt door de Europese raad
o Raad van bestuur
 de 6 directieleden + de voorzitters van de centrale banken van de
euroregio
o Algemene Raad
 De 6 directeurs + de voorzitters van de centrale banken van de
euroregio + de voorzitters van de centrale banken die niet tot de
eurozone behoren
 Bevoegdheden
o het Monetaire beleid bepalen en uitvoeren
o Handhaven van de prijsstabiliteit
Hoofdstuk 14: communautaire rechtsorde: bronnen
Primaire bronnen <> Secundaire bronnen
Primaire bronnen zijn het belangrijkste. De secundaire bronnen moeten in overeenstemming
zijn met de primaire bronnen.
Het secundaire gemeenschapsrecht is een afgeleid gemeenschapsrecht. Het vindt haar
oorsprong in het primaire gemeenschapsrecht.
PRIMAIRE BRONNEN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT
1. Oprichtingsverdragen en wijzigingsverdragen
o Via deze verdragen hebben lidstaten een stukje bevoegdheid afgestaan
 EEG-verdrag
o Wijzigen de oorspronkelijke verdragen
 Verdrag van Nice, Maastricht, Lissabon
 Akte van Europa
o Alle verdragen waardoor staten zijn toegetreden tot de EU
2. Algemene rechtsbeginselen
o Europees hof van Justitie zal besluiten toetsen, de manier van handelen van
staten toetsen aan algemeen rechtsbeginselen
 Die zijn niet noodzakelijk dezelfde als die van het internationaal recht
3. Internationale verdragen
o Unie sluit verdrag met een 3de land
 Bindend voor Eu
o Verdragen gesloten met internationale verdragen
o Verdragen gesloten door lidstaten op het moment dat ze soeverein waren, op
het moment dat ze lid worden van de EU zijn deze verdragen bindend voor de
Unie en de lidstaten.
 Voorbeeld = GAT
4. Internationale Publiekrecht
o Bindend voor de Europese instellingen
 Hof van Justitie kan Europese besluiten toetsen aan het internationaal
recht.
o Internationale verdragen
o Internationaal gewoonterecht
o Eenzijdige handelingen/ besluiten
o Rechtspraak
SECUNDAIRE BRONNEN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT:
1. Besluiten van de Europese Instellingen
o Inhoud geven aan de doelstellingen van de EU
2. Verordeningen
3. Richtlijnen
Verordeningen
Ze hebben een algemene strekking, verbinden in al haar onderdeel en ze zijn rechtstreeks
toepasselijk.  in elke lidstaat is ze een directe bron van rechten en plichten (naar burgers,
bedrijven), maar er is geen tussenkomst nodig van het nationale rechtsorden. Er is geen nood
om die verordening te transformeren en zelfs niet in de staten die een dualistisch systeem
hebben. Een lidstaat mag niet tussenkomen bij een verordening. Ze kan geen
interpretatievoorschriften uitvaardigen.
Wet in de materiele betekenis van het woord
Richtlijnen
Doorgaans gericht aan een lidstaat. Er wordt gevraagd dat bepaalde doelstellingen bereikt
moeten worden binnen een bepaalde termijn. De lidstaten bepalen zelf welke maatregelen ze
nemen om die doelstellingen te bereiken.
Richtlijn doelgericht verbindend
Een verordening is integraal verbindend tegenover alle rechtsonderhorigen de richtlijn is
doelgericht verbindend. Een verordening is rechtstreeks toepasselijk, richtlijnen vragen wel
een tussenkomst van de lidstaten.
Besluiten
Besluiten zijn individueel gericht ofwel naar een lidstaat ofwel naar een privé persoon of naar
een rechtspersoon. Het zijn doorgaans geïndividualiseerde regels van primaire of secundair
recht. Voor Lissabon kende men besluiten onder de naam van beschikkingen.
VERSCHILLEN
 Verordening algemene strekking, besluiten individueel gericht
 Richtlijnen = besluiten kunnen verplichtingen opleggen aan particulieren
OVEREENKOMSTEN
 Verordening
o Verbindend in al hun onderdelen
o Ze kennen rechten en leggen plichten op
Vormvoorschriften
 Motiveringsplicht
o Verwijzen naar de juridische basis
o Verwijzen naar adviezen en voorstellen  wetgevend proces
 Indien dit ontbreekt, kan men naar de Hof van Justitie stappen en het
besluit nietig laten verklaren
 Publicatie en inwerkingtreding
o Publicatieblad van de Europese Unie
 Verschijnt in alle officiële talen van de EU (23 talen)
o Besluiten treden inwerking op de dag bepaald in het besluit zelf
 Staat er niets in dan is het de 20ste dag na de bekendmaking
 Indien het besluit niet bekengemaakt werd dan is het op het moment dat
de geadresseerde daar kennis van heeft.
Communautaire rechtsorde (bijvullen)
het gemeenschapsrecht vormt autonoom en supranationaal rechtsorde, die doorwerkt in de
nationale rechtsstelsel van de lidstaten.
Het is in dit verband irrelevant of de verhouding nationaal/internationaal recht wordt beheert
door een monistische of dualistische systeem. Dit is het grootste verschil tussen het EG- recht
en het internationale recht. Het EG-regelgeving heeft voorrang op de nationale regelgeving.
Nieuwe soort organisaties worden gecreëerd = (Costa –Enel en van Gend en loos)
HVJ Van Gend en Loos = de communautaire rechtsorde is een eigen nieuwe rechtsorde in
het volksrecht waar de lidstaten definitief een stukje soevereiniteit afgeeft en daardoor een
rechtstreekse werking krijgt.
Costa- Enel = voorrang van het Europees recht indien er tegenstrijdigheid is met het
nationaal recht.
Te kennen
Hoofdstuk 1
bronnen van het INT,
subjecten
jurisdictie kennen tot 4.4
verhouding tussen internationaal en nationaal recht (geen Nederlands recht ) België
verdragen recht
recht van de internationale org
VN
Reg org ( west europese unie niet )
EU
Communautaire rechtsorde ( vanaf 14.5 vraagt hij niets )
( van gend en loos en costa-enel beter begrijpen dus H15 lezen)
Mens in het internationale publiekrecht kennen
Download