de GROEIPAPERS DE FEITEN ACHTER DE STELLING Een maandelijkse uitgave van Voka vzw Verschijnt niet in juli en augustus Jaargang 1 - april 2016 Koningsstraat 154-158, 1000 Brussel tel.: 02 229 81 11 fax: 02 229 81 00 [email protected], www.voka.be Afgiftekantoor: 8400 Oostende Erkenningsnummer: P912687 Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen De essentie Sociale ondernemingen kunnen een antwoord bieden op maatschappelijk uitdagingen op het vlak van werkgelegenheid, duurzaamheid en groei. Dankzij hun maatschappelijk visie en doelstellingen – waarbij het generen van winst wel een motor, maar geen doel op zich vormt – is deze vorm van ondernemerschap een welgekomen aanvulling bij het beleid, dat steeds meer moeite heeft om problemen als armoede of werkloosheid het hoofd te bieden. Sonja Teughels Senior adviseur arbeidsmarkt [email protected] Sociale ondernemingen gaan daarbij steeds creatiever te werk. De nadruk verschuift van overwegend gesubsidieerde spelers naar echt ondernemerschap waarbij winst gebruikt wordt om nieuwe initiatieven te ontwikkelen en zo te voldoen aan nog meer maatschappelijke behoeftes. Binnen Europa is deze tendens al sterk merkbaar. Daarom ook wil Europa initiatieven van sociaal ondernemerschap ondersteunen als hefboom voor welzijn, groei en jobs. In Vlaanderen is het sociaal ondernemerschap nog relatief weinig gepromoot. Onze regio kent wel een sterk uitgebouwde sociale economie, met vooral sociale en beschutte werkplaatsen, maar deze sector is nog sterk subsidie-afhankelijk. “Sociale ondernemingen kunnen een antwoord bieden op maatschappelijk uitdagingen zoals werkgelegenheid, duurzaamheid en groei” De uitgaven voor de sociale economie in Vlaanderen zijn sterk toegenomen, maar we zitten nu aan de limieten van het budgettaire groeipad. Gelukkig zien we in Vlaanderen toch stilaan een verschuiving richting meer sociaal ondernemerschap. Onder druk van een bezuinigende overheid zoeken sommigen naar nieuwe manieren om te ondernemen. Enkelen verschuiven zelfs volledig richting reguliere economie en tonen aan dat het kan: ondernemen met een maatschappelijke finaliteit. Omgekeerd zien we dat steeds meer ‘reguliere’ ondernemingen sociale doestellingen nastreven. Omdat ze het willen, maar ook uit noodzaak: bijvoorbeeld omdat steeds meer consumenten dat verwachten of omdat het steeds moeilijker wordt geschikte arbeidskrachten te vinden. Tegelijk zien we ook meer samenwerkingsverbanden tussen gewone ondernemingen en sociale economiebedrijven. En al groeien de uitersten van het spectrum stilaan naar elkaar toe, toch blijft de regelgeving nog te veel inzetten op de verschillen. Dat uit zich onder meer in de erkenning, de financiering, de (para)fiscaliteit en de btw-regelgeving. De vraag is of dit onderscheid nog wenselijk is. Bovendien legt deze regelgeving zeer sterk vast wie wat op welke wijze moet doen en dit belemmert het ondernemerschap en de sociale resultaten. De overheid moet dringend meer focussen op duurzame resultaten. ‘Social Impact Bonds’ kunnen hierin een interessant alternatief zijn. Cocreatie, innovatie en sociale impact zijn hierbij de sleutelwoorden en die kunnen een win zijn voor iedereen: overheid, ondernemingen, maatschappij. 2 3 1. Maatschappelijk probleem zoekt sociale en innovatieve ondernemer Europa wil meer sociaal ondernemerschap als hefboom voor groei, welzijn en jobs. De ondernemingen moeten mee helpen bepaalde maatschappelijke doelstellingen te realiseren, want de overheden kunnen dat hoe langer hoe minder alleen aan. Maatschappelijke uitdagingen worden immers steeds complexer, en de overheid heeft daarvoor niet alle kennis in huis. Bovendien botst ze tegen de limieten van wat ze nog kan financieren en organiseren. Cocreatie en partnerschap met ondernemingen worden hoe langer hoe meer noodzakelijk. - Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen - Sociaal ondernemerschap bevindt zich tussen enerzijds overwegend gesubsidieerde spelers, anderzijds gewone ondernemingen. Het zijn ondernemingen die niet enkel gericht zijn op het maximaliseren van winst, maar ook op het bereiken van bepaalde maatschappelijke of sociale doelstellingen. Het creëren van maatschappelijke impact is hierin cruciaal. Bovendien werken deze ondernemingen zo min mogelijk subsidie-afhankelijk en halen ze dus hun inkomsten uit de markt door te ondernemen. Tot slot onderscheiden de sociale ondernemingen zich door een geheel eigen bedrijfsvoering die zeer sterk gericht is op transparantie en betrokkenheid van share- en stakeholders. In tegenstelling tot andere landen is sociaal ondernemerschap in Vlaanderen relatief weinig ontwikkeld. De concepten zijn niet helder, de voordelen te gering, bevoegdheden versnipperd. Bovendien is alle ruimte ingenomen door de ontwikkeling van sociale economie die zeer sterk wordt aangestuurd met subsidies, regelgeving, inputfactoren en die veel minder de klemtoon legt op resultaten met zo min mogelijk overheidsondersteuning. Toch is een en ander in beweging. Het gebrek aan ruimte voor nog meer overheidsuitgaven brengt diverse gesubsidieerde spelers tot de stap naar meer ondernemerschap, waarbij ze meer onafhankelijk van de overheid kunnen werken. Zo wordt van de nood een deugd gemaakt zonder de maatschappelijke finaliteit uit het oog te verliezen. “Het gebrek aan ruimte voor nog meer overheidsuitgaven brengt diverse gesubsidieerde spelers tot meer ondernemerschap” “Heel wat werkloze jongeren blijven onder de radar van maatregelen, waardoor het beleid geen vat meer krijgt op de groep” Onze economie en samenleving worden geconfronteerd met allerlei problemen en uitdagingen op vlak van onder meer werkgelegenheid, armoede, onderwijs en integratie. Dat komt voor een stuk door de financieel-economische crisis, maar dat verklaart niet alles. Vele problemen blijken immers bijzonder hardnekkig, complex en behoren tot meerdere beleidsdomeinen. Hoewel de uitgaven van de overheden hoog zijn, slagen ze er toch niet steeds in om tot afdoende oplossingen te komen. Enkele langetermijntrends verduidelijken dit: het aantal NEET-jongeren, de aanhoudende tendens tot armoede en sociale uitsluiting, alsook de lichte toename van langdurig werklozen. NEET-jongeren staan voor ‘not into education, employment or training’. Ze blijven onder de radar van de vele maatregelen, waardoor het beleid geen vat meer krijgt op de groep. Het gebrek aan perspectief maakt hen bovendien bijzonder kwetsbaar voor toekomstige armoede en uitsluiting. Alleen al in Antwerpen stelde onderzoek vast dat het om 12% van alle jongeren onder de 24 jaar gaat, ofwel een groep van ruim 7.000 jongeren.1 De problematiek doet zich ook voor in andere grootsteden. Op Vlaams niveau wordt het aantal NEET-jongeren ingeschat op bijna 10% (figuur 1) voor 2014 ofwel ruim 70.000 jongeren.1 In Wallonië en Brussel loopt dit zelfs op tot 14,7 en 15,8% van de jongeren tussen 15 en 24 jaar. Ondanks het feit dat het beleid al twee decennia lang actief inzet op een activerend beleid dat de welvaart voor iedereen moet bevorderen, is het globale risico op armoede of sociale uitsluiting de voorbije 10 jaar quasi onveranderd gebleven. Ook het Centrum voor Sociaal Beleid stelde vast dat het voorkomen van armoede en werkloosheidsvallen een vrij stabiel gegeven blijkt.2 Het risico op armoede is zoals verwacht bij een aantal groepen zeer uitgesproken, vooral bij werklozen en zeker bij langdurig werklozen. Die laatste groep telt intussen bijna 70.000 mensen en kende de voorbije jaren enkel maar een toename. Het illustreert dat ondanks de vele tewerkstellingsprogramma’s oude recepten niet langer blijken te werken en het beleid op zoek moet naar een nieuwe aanpak. $ Figuur 1: Aandeel NEET-Jongeren (15-24) in Vlaanderen is toegenomen tot 10% 12 Maar de beweging gaat ook in de andere richting. Gewone ondernemingen nemen meer en meer ‘overheidstaken’ op met een sociale inslag, omdat het moet, omdat men het wil of omdat de wereld van morgen complexer en onzekerder wordt. Los van de toenadering tot elkaar, wordt er ook meer en meer samengewerkt tussen reguliere en sociale economieondernemingen waardoor de grens van weleer tussen sociaal en normaal, stilaan komt te vervagen. 11 10 9 8 7 6 5 4 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Bron: Steunpunt Werk o.b.v. EAK 1 Tempera: NEET-jongeren in Antwerpen: kwatificering, 2015 2 CSB: Het glazen plafond van de actieve welvaartsstaat: twee decennia ongelijkheid, armoede en beleid in België, 2014 - Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen - Inleiding 4 5 2. Naar nieuwe antwoorden via sociaal ondernemerschap 25 23 21 19 Dit SBI ontstond tegen de achtergrond van de financieel-economische crisis toen er meer en meer stemmen opgingen dat het klassiek economische bestel en overheidsinterventie niet (meer) alleen alle maatschappelijke en sociale noden kunnen lenigen. 17 15 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Bron: Eurostat : European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC) Figuur 3: De groep langdurig werkzoekenden werd de afgelopen jaren alleen maar groter 70.000 - Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen - 65.000 Met dit SBI wenst de Europese Commissie alleszins het sociaal ondernemerschap te definiëren en aan te moedigen als hefboom voor (duurzame) economische groei en werkgelegenheid. Sociale ondernemingen kunnen immers mee bijdragen tot slimme groei (en werkgelegenheid) omdat ze innovatieve antwoorden zouden bieden op diverse maatschappelijke noden. Maar wat zijn nu sociale ondernemingen? Volstaat het om louter waardegedreven te ondernemen of is er meer nodig? En hoe kunnen die ondernemingen gestimuleerd worden om daadwerkelijk het verschil te maken? 1 Wat is Sociaal Ondernemen? De Europese Commissie schuift drie fundamentele kenmerken naar voren die sociale ondernemingen onderscheiden van andere organisaties (van welke aard dan ook). 1Sociale ondernemingen zijn niet primordiaal gericht op het maken of maximaliseren van winst voor aandeelhouders, wel op het bereiken van bepaalde sociale doelstellingen en impact. Die doelstellingen kunnen zeer breed zijn en gaan over ecologische tot maatschappelijke objectieven en hoeven niet noodzakelijk gericht te zijn op inschakeling van bepaalde groepen van werklozen. 2 Om die objectieven te bereiken, wordt er ondernomen en worden middelen gecreëerd via het aanbieden van diensten of producten. Dat moet er dus toe leiden dat de ondernemingen in kwestie weinig tot niet afhankelijk zijn van giften of subsidies om hun doelstellingen te realiseren. Het is met andere woorden het ondernemerschap zelf dat moet zorgen voor een zeker surplus dat wordt geïnvesteerd in welbepaalde doelen. 3 Tot slot laat de bedrijfsvoering zich kenmerken door de geheel eigen wijze waarop ondernemers verantwoording afleggen, transparantie bieden en diverse share- en stakeholders betrekken in hun verhaal. $ Figuur 4: Sociaal ondernemerschap: op het snijvlak tussen sociale noden, ondernemerschap en beleidsobjectieven 60.000 55.000 2016 2015 Sociale Dimensie Ondernemersdimensie Expliciete sociale doelstelling Sfeer van non-profit Economische activiteiten Sfeer van reguliere ondernemingen 50.000 2014 2013 45.000 Overheidsdimensie 2012 Definiëring en opleggen van bepaalde beperkingen 40.000 1 2 Bron: Bron: Arvastat VDAB 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 2011 Bron: European Commission: A Map of Social Entreprises and their eco-systems in Europe Sociale ondernemingen - Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen - De vele en complexe problemen vragen om nieuwe antwoorden. Overheden blijken niet langer bij machte om dit afdoend op te lossen en klassieke recepten werken niet afdoend. De vele organisaties die onder mandaat van de overheid werken en meestal gesubsidieerd worden op basis van hun input (en minder op hun resultaten), kunnen dit evenmin alleen. Tot dat inzicht kwam ook de Europese Commissie. Zij lanceerde daarom in oktober 2011 het Social Business Initiative (SBI). Figuur 2: Geen significante daling van het risico op armoede 6 7 3. Sociaal ondernemerschap en sociale economie: two of a kind? 3.1 Waar plaatst Vlaanderen zich op het continuüm? Waar staat Vlaanderen in vergelijking tot het Europese streven naar sociale ondernemers? In Vlaanderen is veeleer de term ‘sociale economie’ gangbaar. Het verschil tussen sociale economie en sociaal ondernemerschap lijkt slechts taalkundig een fait divers maar wordt duidelijk wanneer we dit uitzetten op een continuüm. Aan het ene uiterste ligt de nadruk op maatschappelijke waarde, aan het andere uiterste staan financiële waarde en winst voorop. Een veranderlijk element is de wijze waarop de financiering gebeurt alsook de toewijzing of beperking van winst. Uiterst links vinden we initiatieven die quasi volledig worden gefinancierd met subsidies of giften en zich louter richten op bepaalde maatschappelijke doelen. Het ondernemerschap dat we verstaan als het ontplooien van economische activiteiten en verkopen van diensten of producten, waarbij ook economische risico’s genomen worden, is hier helemaal afwezig. Uiterst rechts vinden we de reguliere ondernemingen terug die winstgedreven werken, maar al dan niet toch een vorm van corporate social responsability integreren in hun werking. “Europa schat in dat de interne markt ongeveer 2 miljoen sociale ondernemingen kent, goed voor 11 miljoen jobs, of 6% van de werknemers” 2 Omvang en stimulering Niettegenstaande we weten dat sociaal ondernemerschap zich bevindt op het snijvlak van drie dimensies, blijkt het bijzonder moeilijk dit te operationaliseren. Sociale ondernemers kunnen immers vele rechtsvormen aannemen – van onderlinge verenigingen en stichtingen over coöperatieven tot vennootschappen – wat ertoe leidt dat ze niet steeds herkenbaar zijn. Zo geeft elk land een invulling aan dit begrip of legt het een bepaalde rechtsvorm op, wat het moeilijk maakt te komen tot internationale vergelijking. Ondanks de variatie en veelzijdigheid waarin sociaal ondernemerschap voorkomt, schat de Europese Commissie zelf in dat de Europese (interne) markt ongeveer 2 miljoen sociale ondernemingen kent, wat goed is voor ongeveer 11 miljoen jobs, ofwel 6% van de werknemers.3 De activiteiten kunnen zeer gevarieerd zijn, maar kenmerken zich altijd door een duurzame of 3 Klein P., DG Growth EC: presentation: Social Economy and social entreprises, the EU vision and experiences, 21-01-2016 sociale inslag van bijvoorbeeld de integratie van mensen met een handicap, sociale diensten zoals ouderenzorg of kinderopvang, bemiddelings- en tewerkstellingsdiensten, sociale huisvesting, over bijvoorbeeld hernieuwbare energie, afvalreductie en duurzaam ondernemen tot en met ontwikkelingswerk in ontwikkelingslanden. Uiteraard komt die ontwikkeling van sociaal ondernemerschap er niet vanzelf. Zo schuift de Europese Commissie zelf drie aanbevelingen naar voren om dit te stimuleren: 1) een betere toegang tot financiering, 2) een eenduidige operationele definitie van sociaal ondernemerschap wat de herkenbaarheid en zichtbaarheid moet vergroten en vooral een studie naar omvang en impact moet mogelijk maken en tot slot 3) wetgeving die deze vorm van ondernemen aanmoedigt, bijvoorbeeld via publieke aanbestedingen. De middenmoot zijn ondernemingen die ervoor kiezen om de opgebrachte middelen en winsten Als we kijken naar de Vlaamse context, dan bevinden we ons hoofdzakelijk links op dit spectrum. Zo berekende groep Maatwerk, de federatie van de beschutte werkplaatsen, dat op basis van de geconsolideerde resultatenrekeningen van haar leden, er net geen 50% van de inkomsten voortkomt uit subsidies.4 De beschutte werkplaatsen nemen in het gamma aan sociale economie-initiatieven de meest economische, ondernemende positie in ten opzichte van bijvoorbeeld de lokale diensteneconomie of arbeidszorg (waarbij bijvoorbeeld mensen met een psychische of andere problematiek therapie krijgen door te ‘werken’). Toch bestaan er ondernemingen die zich wel degelijk in dat middensegment bevinden, zoals bijvoorbeeld CVBA’s met sociaal oogmerk. Zoals verder nog zal blijken is dit een vrij beperkt verschijnsel maar wel een met potentieel. $ Figuur 5: Sociaal ondernemerschap bevindt zich ergens tussen goede doelen enerzijds, en puur winstgedreven ondernemingen anderzijds Financiële waarde Maatschappelijke waarde Goede doelen Puur donaties of subsidies Donaties / subsidies en inkomsten uit de markt Louter impact Social enterprises >75% inkomsten uit de markt Winst volledig geherinvesteerd Impact voorop Bron: Social-Entreprise.nl 4 Socio- en financieel economische analyse van de sector van de beschutte werkplaatsen in Vlaanderen, boekjaar 2014. Gewone bedrijven Winst beperkt uitgekeerd MVO + in de kern van het bedrijf Puur financieel gedreven Financiën voorop - Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen - - Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen - © ID/Filip Claus deels of volledig te herinvesteren met het oog op sociale of duurzame doeleinden. Belangrijk is dat de meerderheid aan inkomsten voortkomt uit economische activiteiten en niet uit subsidies. 8 9 - Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen - De Colruyt groep wordt om diverse redenen vaak naar voren geschoven als een sociale onderneming. De onderneming heeft een uitgesproken sociaal imago dat ze duidelijk maakt via haar missie gericht op duurzame meerwaarde creëren, alsook in haar dagdagelijkse werking en de vele initiatieven die ze neemt. Dit kan gaan over investeringen in hernieuwbare energie, het terugdringen van de wagen in het woon-werkverkeer, het integreren van een circulaire economie door zo veel als mogelijk gebruikte materialen een tweede leven te geven of het bevorderen van welzijn op het werk door stressindicatoren in kaart te brengen en te investeren in polyvalent geschoolde werknemers. En dat is nog niet alles. De onderneming werkt al jaren samen met GroepINTRO die een partner is in het fietsbeleid van de onderneming: ze stallen en herstellen de fietsen van de medewerkers. “Via zijn samenwerking met De Lochting wil Colruyt Group landbouw verduurzamen” 3.2 Vlaanderen kent vooral gesubsidieerde inschakeleconomie In navolging van de lancering van het SBI, werd in 2014 een Europees vergelijkende mapping studie uitgevoerd die het begrip sociaal ondernemerschap in de diverse lidstaten in kaart bracht. De conclusies voor België (en Vlaanderen) kwamen voornamelijk neer op het gebrek aan beleid gericht op sociaal ondernemerschap: geen herkenbare of gangbare definitie van sociaal ondernemerschap, geen duidelijk beleid gericht op het aanmoedigen hiervan, geen duidelijk herkenbaarheid dankzij labeling of certificering, geen impactstudies en tot slot uiteraard een versnippering van het beleid. eerste gezicht zeer uitvoering lijkt, gaat het in hoofdzaak toch om de subsidiëring van tewerkstelling in sociale en beschutte werkplaatsen enerzijds, en lokale diensteneconomie anderzijds. Dit laatste wil inschakeling en maatschappelijk nuttige activiteiten combineren. 3.3 Evolutie binnen sociale economie Toename budget loopt ten einde Dat de Vlaamse overheid sociale economie vooral ziet als een vorm van tewerkstellingsbeleid, blijkt ook uit de evolutie en het gebruik van de budgetten die hiermee gepaard gingen en die tot vandaag enkel in stijgen- Reeds in de jaren ’90 waren er diverse initiatieven die zich bundelden in het Vlaams Overleg Sociale Economie; het werkveld dus. Zij definieerden zelf sociale economie als een verscheidenheid aan bedrijven en initiatieven die de realisatie van maatschappelijke meerwaarde vooropstellen volgens een aantal principes: Ook op het vlak van logistiek werkt Colruyt samen met de sociale economie en worden die samenwerkingen met verschillende partners verder uitgebreid. BioPlanet bijvoorbeeld, dat deel is van de Colruyt Group, werkt samen met De Loods voor zijn verpakkingen. • Colruyt innoveert ook samen met sociale economiebedrijven. Zo wordt er een partnership opgezet met De Lochting in Roeselare, dat reeds jaren leverancier is van een aantal artikelen in het groentenassortiment. Colruyt ondersteunt hen om het areaal landbouwgrond voor bioteelt uit te breiden. Via dit partnership wil Colruyt Group landbouw verduurzamen. Het is mooi meegenomen dat op die manier een organisatie met een sociale missie, die mensen zinvol werk verschaft, een duwtje in de rug krijgt. Deze samenwerking past perfect in hun bedrijfsmissie om duurzame meerwaarde te creëren, op economisch, ecologisch én sociaal vlak. Deze principes zijn deels herkenbaar in de Europese beleidsvorming, al is het opvallend dat het ondernemerschap als hefboom naar creatie van middelen voor diverse doeleinden, op zich niet werd vermeld. De voorbije twee decennia is dit beleidsmatig verengd en aangestuurd tot een sector die zich moet richten op de inschakeling van diverse kansengroepen. Van sociaal ondernemerschap in de brede zin is bijna geen sprake. Zo kan sociale economie in Vlaanderen in feite gezien worden als een gesubsidieerd tewerkstellingsbeleid, louter gericht op inschakeling.5 De klemtoon ligt immers sterk op de creatie en het behoud van tewerkstelling en de ontwikkeling van competenties. Niettegenstaande het gamma aan werkvormen op het Juridisch kader in Vlaanderen Het gebrek aan een coherent beleid vertaalt zich ook in een diversiteit van reglementering waarbij het overzicht snel zoek is. Vele organisaties in Vlaanderen die opereren onder de vlag van sociale economie of sociaal ondernemerschap, doen dit vooral met een vzw-statuut. Maar wat ooit begon als een klein initiatief, kan uitdraaien op een grote economische activiteit. Het is dan allerminst evident om dit te ontplooien onder een vzw-statuut dat per definitie niet gericht is op winst maken en waarbij economische activiteiten bijkomstig horen te zijn. Dit blijkt uit enkele rechtszaken uit het verleden waarbij ondernemingen vzw’s – actief op een zelfde economische markt – beschuldigden van onwettige mededinging omwille van de subsidies waar de vzw’s aanspraak op konden maken. Ook op het vlak van het aantrekken van privaat kapitaal, is een vzw-statuut weinig voordelig. voorrang van arbeid op kapitaal; democratische besluitvorming; • maatschappelijke inbedding; • transparantie; • kwaliteit en duurzaamheid. • Om de zwart-wittegenstelling tussen vennootschappen en verenigingen te doorbreken, werd in 1995 een nieuwe categorie van vennootschap gecreëerd, de vennootschap met sociaal oogmerk. Die moest toelaten dat verenigingen zonder winstoogmerk 5 EC: A Map of social entreprises and their eco-systems in Europe, country report Belgium, 2014. de lijn liepen. Momenteel zijn er geen budgettaire groeivooruitzichten meer, wat de organisaties binnen de sector verplicht tot het herdenken van hun werking. In 2016 voorziet de Vlaamse overheid 433 miljoen euro aan uitgaven voor sociale economie en sociaal ondernemerschap. In hoofdzaak bestaat dit uit middelen voor tewerkstelling en begeleiding van de doelgroepen. In 2010 bedroeg dat cijfer slechts 325 miljoen. Dit is toe te schrijven aan stijgende uitgaven tot en met 2014, om vanaf 2015 bijkomend te worden aangevuld met middelen uit de zesde staatshervorming. Het betreft de zogenaamde ‘SINE-middelen’ (voor sociale inschakeling). $ “De sociale economie in Vlaanderen kan in feite gezien worden als een gesubsidieerd tewerkstellingsbeleid” toch economische activiteiten konden verrichten. Maar dit vehikel kwam in Vlaanderen nooit uit de startblokken en is relatief weinig gekend en gebruikt. Het geraakte nooit ontwikkeld omdat de voordelen ervan te beperkt zijn en geen alternatief vormen voor de vele vzw’s. In Wallonië daarentegen werd het opgelegd om in aanmerking te komen voor bepaalde subsidies. Een andere optie die juridisch in het leven geroepen is en die interessanter is dan de voorgaande, is de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (CVBA). Wil dit zeggen dat elke CVBA een sociale onderneming is? Neen. Er werd een aparte Nationale Raad voor de Coöperatie binnen de FOD Economie in het leven geroepen voor de erkenning en groepering van coöperatieven die werken volgens het coöperatief ideaal. Dit zijn er momenteel een 500-tal in België ofwel 1% van alle CVBA’s. Degene die van deze erkenning genieten, krijgen bijvoorbeeld bijzondere voordelen. Zo kunnen zij gemakkelijker kapitaal ophalen bij het grote publiek en worden de beperkt uitgekeerde dividenden vrijgesteld van belastingen, zowel voor de coöperatie als voor de vennoten. De jongste jaren is dit in Vlaanderen aan een zekere inhaalbeweging bezig, onder meer aangemoedigd en ondersteund door organisaties als Febecoop en Cera. - Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen - CASE: Colruyt innoveert met sociale economiebedrijven 10 11 Figuur 6: Sinds 2010 zijn de uitgaven voor sociale economie alleen maar gestegen. 450 zorg- en welzijnslandschap bekend is. Nieuwe spelers bleven uit, net zoals nieuwe, creatieve oplossingen om diverse maatschappelijke problemen op te lossen. wordt en men actief op zoek gaat naar minder subsidie-afhankelijke werkvormen. Zolang subsidies toenemen, wordt deze prikkel niet geactiveerd. In tegenstelling tot de voorbije jaren is er nu geen budgettair groeipad meer voorhanden. Dit leidt ertoe dat enkele sociale economiespelers uit noodzaak de stap naar andere constructies zetten en marktgedreven inkomsten zoeken. Daarbij springen sommigen over het muurtje de wereld in van de reguliere economie zonder dat ze hun sociale doelstellingen verloochenen. Het toont aan dat een schaarste aan middelen ervoor kan zorgen dat van de nood een deugd gemaakt De kentering binnen de sociale economie is overigens niet alleen een kwestie van rechtsvormen en financiering. Ook op het vlak van professionalisering, het aantrekken van expertise uit de profit, alsook op het vlak van vormingsprogramma’s voor toekomstige sociale ondernemers is er duidelijk wat in beweging. De sector die ooit ontstond binnen het zorg- en welzijnsgebeuren heeft hiermee duidelijk de stap naar de economie gezet en beschouwt zich zelf als volwaardig deel van die economie. $ 400 350 300 250 200 150 CASE: Nevelland Graphics schuift op 50 0 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 - Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen - Bron: Vlaamse administratieve uitgavenbegroting. Qua werkgelegenheid vertegenwoordigt deze uitgave een tewerkstelling van om en bij de 26.000 werknemers in de sociale economie en bijkomend 9.000 SINE-werknemers, deels tewerkgesteld in de sociale en beschutte werkplaatsen enerzijds, en sociale ondernemingen anderzijds. De financiële ondersteuning is behoorlijk substantieel. De sociale en beschutte werkplaatsen worden algauw met meer dan 15.000 euro per VTE gesubsidieerd. “Er zijn in Vlaanderen zeer lage doorstroomcijfers naar de relguliere arbeidsmarkt van 7 tot 14%” Zeer weinig doorstroom naar de reguliere markt Wat moet uiteindelijk het doel zijn van de sociale economie? Er zijn twee mogelijkheden als we kijken naar tewerkstelling. Ofwel is het de bedoeling om zoveel mogelijk mensen uit bepaalde doelgroepen een job te bieden in de sociale economie en stopt het daar. Ofwel gaat het verder en is het de bedoeling om ervoor te zorgen dat die mensen uiteindelijk kunnen doorstromen naar een job in de reguliere economie waar vele openstaande vacatures zijn. Ondanks de vele beleidsdebatten werd er jarenlang ingezet op de eerste optie. Het gevolg zijn 6 www.departementwse.be zeer lage doorstroomcijfers naar de reguliere arbeidsmarkt van 7 tot 14%.6 De sector stelt mensen tewerk die deels perfect zouden kunnen functioneren in een normale bedrijfsomgeving met evenveel of zelfs minder ondersteuning. In plaats van door te stromen en te groeien in competenties en zelfredzaamheid, blijven te veel mensen zitten binnen de muren van de sector terwijl er ook in de reguliere economie vele vacatures open blijven staan. Het gebrek aan doorstroom hoeft overigens niet te verbazen, gezien de sociale economieondernemingen vanuit een ‘economische logica’ hun beste arbeidskrachten willen houden. Ook bedrijven waren niet steeds bereid te werven uit de sociale economie. Gebrek aan budget leidt tot meer ondernemerschap De spelers in de sociale economie hebben zich doorheen de jaren geconsolideerd onder invloed van het subsidiemechanisme. Bijkomend budget werd steevast toegewezen aan de bestaande spelers die hiermee hun bestaande werking uitbreidden, een mechanisme dat ook in het Nevelland Graphics is een interessant voorbeeld van een bedrijf dat de stap richting reguliere economie heeft gezet. Dit was van oorsprong een beschutte werkplaats die voornamelijk werkzaam was in de grafische sector. Deze sector is de afgelopen jaren echter zwaar getransformeerd onder invloed van nieuwe digitale technologie. Als maatwerkbedrijf moesten er zware investeringen gebeuren, waardoor het streven naar werkgelegenheid voor de kansengroepen in gevaar kwam. Sinds 2008 koos de onderneming ervoor om via de opstart van een coöperatieve te zoeken naar nieuwe bedrijfstakken en -activiteiten alsook Ergon Maasland innoveert Ergon Maasland is een cvba-so die ontstaan is uit de sociale economie en uit de groep Arbeidskansen. Het is een toeleveringsbedrijf in de metaalsector dat voornamelijk inzet op laswerken, zagen, slijpen, assemblage en constructiewerken. Het bedrijf werkt daarvoor in onderaanneming voor andere klanten. Het volgt daarbij de meer financiële slagkracht te verwerven via een vennootschapsstructuur. De voordelen liggen in meer private middelen voor investeringen, meer mogelijkheden inzake flexibiliteit, zoals ploegenwerk, maar ook meer voordelen die gepaard gaan met een vennootschapsstructuur. Het maakte overigens ook duidelijk dat de overgang van beschutte werkplaats naar sociale onderneming, gepaard gaat met nieuwe loon- en arbeidsvoorwaarden, omdat de onderneming zich dan inschrijft in de sectorale voorwaarden, en zo de geheel eigen loon- en arbeidsvoorwaarden van de sociale economie achter zich laat. Dit laatste is relevant in het licht van mogelijke discussies over oneerlijke concurrentie. loon- en arbeidsvoorwaarden van de metaalsector. De onderneming ontvangt geen structurele financiering en stelt een 30-tal personen tewerk waarvan de meerderheid met een VOP (Vlaamse ondersteuningspremie). Die premie moet het rendementsverlies compenseren maar ondanks deze tussenkomt, maken de subsidies in zijn geheel slechts 10% uit van de inkomsten. Ze zijn ook beduidend minder dan de subsidies binnen de sociale economie. - Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen - 100 12 13 Groeiende samenwerking tussen sociale en reguliere ondernemingen Niet enkel binnen de sociale economie maar ook tussen de sociale en de reguliere economie, is er steeds meer samenwerking. Vele sociale economieondernemingen zijn belangrijke toeleveranciers voor reguliere ondernemingen voor bijvoorbeeld verpakkingen of logistiek. Soms gaat de samenwerking verder en komen de werknemers van de sociale economie op de werkvloer van de eindklant. Dit kan een tijdelijk maar ook een permanent karakter krijgen. - Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen - CASE: Levanto, creatief en veelzijdig Levanto uit Deurne is een bijzonder creatieve organisatie. Het biedt opleidingen aan voor langdurig werkzoekenden op het vlak van logistiek, zorg, of voor de bouw. Het heeft een dienstenchequebedrijf waar ook niet-Nederlandstalige kandidaten een kans krijgen en Nederlands kunnen leren. Daarnaast heeft Levanto nog vele andere initiatieven zoals een groendienst en een afdeling ‘monumenten’-zorg. De meest kwetsbare groepen kunnen terecht in het atelier ‘Arbeidszorg’, waar deelnemers creatief omgaan met allerlei materialen, bijvoorbeeld tegelstenen, die ze dan nadien kunnen verkopen. De subsidies zijn doorheen de jaren wel afgenomen, maar dat vormde in plaats van een rem veeleer een trigger naar meer innovatie. De organisatie streeft naar minder subsidie-afhankelijkheid en wil zich toch maximaal blijven inzetten voor haar sociale doelstellingen. De organisatie heeft de switch ingezet van een sociale werkplaats naar een sociale onderneming door de oprichting van enkele coöperatieven. Met behulp van de sociale werkplaatsen, maar ook de zoektocht naar privaat kapitaal, wordt een eigen onderneming uitgebouwd in de bouw en de dienstensector. Levanto werkt op deze manier samen met onder meer de bouwgroep Willemen waar ze werfwachters tewerkstelt, waardoor er tijd en ruimte Het gebruik hiervan zit duidelijk in de lift, gezien het aantal gepresteerde uren de afgelopen 10 jaar quasi is verdubbeld. Dit is een win-win voor elkeen. Vele ondernemingen zoeken onder druk van de hoge loonkost naar een betaalbaar alternatief voor delocalisatie of afbouw van activiteiten. Toch spelen er niet louter financiële motieven in de samenwerking. Zo kan de schaarste aan goed opgeleide en gemotiveerde werkkrachten ook worden ondervangen door functie-ontleding: eenvoudige taken worden afgesplitst en omgevormd naar nieuwe functies voor mensen die wat zwakker staan. Zo komt tijd en ruimte vrij voor het eigen personeel. Ook ondernemingen nemen sociale doelstellingen op De verschuiving van sociale economie naar reguliere economie kent ook zijn tegenhanger in de andere richting. Ook binnen de reguliere economie stellen we vast dat meer en meer maatschappelijke en sociale doelstellingen worden opgenomen door ondernemingen. Samenwerking met sociale economie is hier slechts een beperkte vorm van. Ondernemingen bevinden zich niet op een eiland maar opereren in een samenleving met diverse noden. De economie kenmerkt zich al jaren door een krapte aan geschikte arbeidskrachten, zeker bij technische profielen. De redenen zijn divers. Vele ondernemingen zien zich geconfronteerd met een enor- vrij komt voor de ‘duurdere’ bouwvakkers. Door het instellen van de werfwachters wordt het bouwafval ook beter gesorteerd in meerdere containers wat op zijn beurt weer bijdraagt tot meer en betere recyclage. Zo vormt de samenwerking voor beide partners een win. Er wordt ook samengewerkt met bijvoorbeeld Umicore uit Hoboken dat 1.300 fietsen leaset bij Levanto, die door de werknemers van Levanto ook onderhouden worden. Ondernemingen helpen het beleid Met het duaal leren willen ondernemingen hun deuren en werkvloeren openen om jongeren in een reële omgeving met hedendaagse infrastructuur op te leiden. De doelstelling is een duidelijke win-win voor ondernemingen en overheid: ervoor zorgen dat meer jongeren technische opleidingen volgen in plaats van vroegtijdig af te haken. In het activeringsverhaal zoekt VDAB samen met haar vele bemiddelaars, naar werkgevers die bereid zijn werklozen werkervaring te geven. Vele werklozen © Chak López # Levanto werkt samen met bouwgroep Willemen waar ze werfwachters tewerkstelt, waardoor er tijd en ruimte vrij komt voor de ‘duurdere’ bouwvakkers. Ook op het vlak van tewerkstelling van mensen met een arbeidsbeperking – een van de doelgroepen binnen sociale economie – stellen we vast dat de tewerkstelling in de reguliere sector in de lift zit. Jaarlijks worden ongeveer 3.000 mensen met een beperking aan het werk gesteld in de diverse ondernemingen buiten de sociale economie, al dan niet ondersteund met een beperkte tussenkomst voor het rendementsverlies. Het aanpassen van de job aan de mogelijkheden van elkeen is ook in die bedrijven een realiteit, net zoals dat meer en meer ook noodzakelijk wordt in het kader van langer werken en werkbaarheid. Vele ondernemingen zien zich geconfronteerd met een 7 STEM: Science, Technology, Engineering and Mathematics me vervangingsvraag. Het Steunpunt Werk berekende dat tussen 2014 en 2019 285.000 tot 340.000 55-plussers in Vlaanderen vervangen moet worden door de uittreding uit de arbeidsmarkt. De schoolverlaters beschikken (nog) niet over de nodige expertise. Maar ook het onderwijs slaagt er niet in om voldoende jongeren te kwalificeren naar technische richtingen, alle STEM-campagnes7 ten spijt. Activeren en opleiden van werklozen, inactieven of deeltijds werkenden is dus de boodschap. Omdat het beleid streeft naar 76% werkzaamheidsgraad maar ook omdat ondernemingen ondanks de vele werklozen niet altijd de juiste man of vrouw vinden. In die context nemen ondernemingen meer en meer de handschoen op en worden ze partner van het beleid. missen immers die zo veel gevraagde ervaring op de werkvloer. Stages en opleidingen ter plaatse vormen een stap naar werk. De praktijk toont aan dat mits een beetje begeleiding van werknemer en werkgever, het lukt om mensen terug aan de slag te krijgen. De asielcrisis leidt ertoe dat vele vluchtelingen hun toekomst zoeken in Vlaanderen. Ze doorlopen diverse procedures en trajecten, maar de belangrijkste schakel in die integratie blijkt keer op keer werk. Ondernemers hebben dit begrepen en willen hieraan meehelpen op velerlei manieren: in de competentiescreening, de opleiding, de stage en tewerkstelling. schaarste op de arbeidsmarkt, de onmogelijkheid om ouderen op korte termijn te vervangen en een beleidskader dat elkeen aanzet om langer aan het werk te blijven. Het hoeft geen betoog dat ondernemingen hierin zoeken hoe dit best kan gebeuren. Daarbij kunnen ze heel wat opsteken van sociale economiebedrijven en omgekeerd. De verwezenlijking van deze sociale doelstellingen door de ondernemingen komt er omdat het moet, omdat men het wil en omdat het meer en meer normaal wordt. Het opnemen van een sociaal motief is niet langer het exclusieve beleid van enkelen, maar meer en meer ‘het nieuwe normaal’. “Jaarlijks worden ongeveer 3.000 mensen met een beperking aan het werk gesteld in de diverse ondernemingen buiten de sociale economie” - Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen - “Niet enkel binnen de sociale economie maar ook tussen de sociale en de reguliere economie, is er steeds meer samenwerking” 14 15 4. Gebrekkig beleidskader CASE: Passwerk brengt mensen met ASS op werkvloer Passwerk is een onderneming die acht jaar geleden is opgericht als CVBA met sociaal oogmerk en zich daarbij van meet af aan toelegde op de tewerkstelling van mensen met een autismespectrumstoornis (ASS) met een normale begaafdheid voor het uittesten van software. Ze zetten daarbij de specifieke kwaliteiten van deze werknemers in om een meerwaarde te bieden aan hun klanten. De beperkingen van mensen met ASS worden gecompenseerd door een professionele omkadering en een doorgedreven jobcoaching. De initiatiefnemers van weleer kwamen uit een sociale werkplaats, VDAB en een organisatie gericht op opleiding en begeleiding van mensen met een arbeidshandicap. - Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen - CASE: Adecco stelt 500 mensen met arbeidshandicap tewerk Vlaanderen kent, naast de sociale economie, ook heel wat tewerkstelling van mensen met een arbeidshandicap in de reguliere economie. Deze tewerkstelling wordt ondersteund door een premie die de laatste jaren in toenemende mate wordt gebruikt. De maatregel stelt meer mensen met een arbeidsbeperking tewerk dan in de sociale economie, al is het wel zo dat de arbeidshandicap dan meestal minder ingrijpend is. De premies en het gebruik ervan zijn de afgelopen jaren sterk toegenomen en worden in velerlei sectoren toegepast waaronder ook Bij de opstart van de organisatie werd het grootste aandeel van de middelen verstrekt vanuit de profitsector, maar participeerden ook organisaties die actief zijn binnen het werkveld van mensen met ASS. Al na 1 jaar draaide de organisatie break-even, al ligt de winst ook en vooral op het maatschappelijk terrein. De uitgangspunten zijn de sterktes en competenties van de medewerkers, dat zij aan het werk gaan op een reguliere arbeidsmarkt en dat de onderneming maximaal inspeelt op de behoeftes van de mensen en niet omgekeerd. Momenteel werken er 60 mensen van wie 51 met ASS die in de mate van het mogelijke bij de eindklant aan het werk gaan. De onderneming verbindt de economische met de sociale dimensie en wil op die manier inspelen op de behoeften van haar klanten en zo haar gedachtegoed rond integratie maximaal realiseren. in de interimsector. Adecco, een van ’s lands grootste interimkantoren, stelt zelf op jaarbasis quasi vijfhonderd mensen met een arbeidshandicap tewerk, wat goed is voor bijna de helft van alle plaatsingen binnen het uitzendgebeuren. De onderneming heeft de voorbije jaren expertise verworven in de tewerkstelling van mensen met een handicap en tracht die ook te integreren in haar klassieke plaatsingsopdracht, waarbij ze uitgaat van competenties en niet zozeer van de handicap. Om dit doel te bereiken, worden consulenten bijgestaan en voorbereid, worden klanten gesensibiliseerd en wordt ook praktische ondersteuning geboden bij bijvoorbeeld vragen over arbeidspostaanpassingen. Hoewel sociaal ondernemerschap in de lift zit – al gaat het traag – lijkt dit eerder ondanks dan dankzij beleid. De versnippering is groot op vele vlaken waardoor het vooral specialisten-subsidiologen zijn die hier nog de weg in weten te vinden. Welke ondernemer kent immers nog het verschil (behalve ingewijden) tussen een invoegbedrijf, een inschakelbedrijf, een maatwerkbedrijf of een maatwerkafdeling, die elk op een andere of wijze worden aangemoedigd en gesubsidieerd. Dat moet beter: •Een duidelijke rechtsvorm in plaats van het oneigenlijk gebruik van het vzw-statuut • Een persoonsvolgende financiering die uitgaat van de werknemer in plaats van het type organisatie • Helder en hygiënisch taalgebruik die zegt waar het op staat • Een gelijk speelveld in plaats van onnodige verschillen die enkel historisch te verklaren zijn: -Al dan niet limitering van toegelaten activiteiten -Al dan niet btw-plichtig of verlaagd btw-tarief -Vermindering vennootschapsbelasting - Verschillende loon- en arbeidsvoorwaarden (want verschillende Paritaire Comités voor sociale en reguliere economie) -Verschillen in subsidies die gekoppeld zijn aan rechtsvormen of erkenningen -Sociale clausules die niet apart erkende ondernemingen binnen sociale economie uitsluiten - … Het maatwerkdecreet alsook nieuwe beleidsinzichten (conceptnota sociale inschakeleconomie) wilde hier stappen vooruit zetten naar een meer gelijk speelveld en vereenvoudiging van het beleidskader. Voortaan zou de ondersteuning worden bepaald in functie van de werknemer en niet meer in functie van zijn plaats van tewerkstelling waardoor er een gelijkheid werd beoogd binnen alsook tussen sociale economie en reguliere economie. De persoonsvolgende financiering – ook wel omschreven als het financieel rugzakje – werd geïntroduceerd, net zoals dat momenteel ook 8 De huidige regeling legt een minimum van 65% doelgroepwerknemers op maar om subsidies te kunnen krijgen als zijnde ‘sociale werkvoorziening’, ligt de bodem op 30% conform de Europese staatssteunre- ontwikkeld is in de zorg- en welzijnssector. Doorstroom naar de reguliere economie werd een duidelijke doelstelling waarbij periodiek werd nagegaan of mensen geen potentieel hebben elders. Tegelijk werd de vraag opgeworpen of een en ander niet kon versoepeld worden. Zo moeten sociale economiebedrijven een minimumpercentage doelgroepwerknemers in dienst hebben, maar de vraag is of het ook niet met minder kan?8 Idem wat de rechtsvorm betreft: daar werd afgestapt van de fixatie op vzw’s, waardoor er meer ruimte kon gemaakt worden voor ondernemerschap. Omwille van een juridisch geschil is het maatwerkdecreet on hold gezet. Het is onduidelijk wat het vervolg zal zijn. Wel staat vast dat het geschorste beleid een stap in de goede richting was, al volstond het niet. Er blijven ook in de nieuwe – thans geschorste – regelgeving immers nog verschillen, drempels en voorwaarden bestaan die vragen oproepen. Waarom wordt er vastgehouden aan aparte loon- en arbeidsvoorwaarden en Paritaire Comités ondanks het feit dat het activiteiten betreft die ook in de reguliere bouw-, logistieke en dienstensector worden uitgevoerd? Het rendementsverlies wordt immers gecompenseerd door financiële rugzakjes. Waarom worden bepaalde subsidies toch nog enkel voorbehouden voor bepaalde spelers die zich enkel lijken te onderscheiden van andere ondernemingen door het feit dat ze expliciet sociale doelstellingen nastreven? Moet er niet veeleer gekeken worden naar de impact van elkeen in plaats van naar intentieverklaringen en statuten? Waarom kan er niet flexibeler gewerkt worden op het vlak van aantal werknemers en begeleiding? De blijvende verschillen zijn niet nodig en beletten samenwerking en nieuwe initiatieven. Nochtans is dit laatste broodnodig. Het vraagt om een nieuwe benadering die ondernemers uitnodigt oplossingen te bieden voor sociale uitdagingen. Daarbij moet de klemtoon veeleer liggen op de impact en het resultaat. Social Impact Bonds kunnen daarbij inspirerend zijn. gels. Verordening 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard. - Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen - “Adecco stelt zelf op jaarbasis quasi vijfhonderd mensen met een arbeidshandicap tewerk, wat goed is voor bijna de helft van alle plaatsingen binnen het uitzendgebeuren” 16 17 5. Social Impact Bonds 5.1 Van input naar een impactmeting Het concept van Social Impact Bonds (SIB) is relatief nieuw in Vlaanderen, maar in de Angelsaksische wereld is het al sedert 2010 in opmars. Een SIB is in wezen een financiële constructie of een soort van obligatie waarbij private partijen investeren in de aanpak van een maatschappelijk probleem dat de overheid veel geld kost. De overheid, die niet bij machte is dit probleem zelf afdoende opgelost te krijgen, betaalt de investeerders terug met het geld dat ze hierdoor uitspaart inclusief een bepaald rendement. Dat rendement kan bijvoorbeeld oplopen tot 10%. De regel geldt dat hoe sneller en hoe beter het resultaat, hoe hoger het rendement. De investeerders krijgen dus een zware resultaatsprikkel om op zoek te gaan naar goede oplossingen. Hiervoor zullen zij ondernemers en partners inschakelen die ze financieren. Een onafhankelijke controle-instantie of evaluator kijkt erop toe dat de vooraf duidelijk vastgelegde en meetbare doelstellingen ook daadwerkelijk bereikt worden. Pas bij het bereiken van de resultaten, worden de investeerders vergoed waardoor het risico ook bij hen ligt en niet bij de overheid. gevangeniskosten en maatschappelijke kosten te laten dalen. Er werd 5 miljoen pond geïnvesteerd waarbij de investeerders werden terugbetaald indien het recidivisme daalde met 7.5%. In 2014 voerde de universiteit van Leicester het evaluatieonderzoek en daaruit bleek dat het recidivisme was gedaald met 8.5%. De investeerders haalden een rendement van 13%, de overheid bespaarde fors en het zette de deur open voor verdere ontwikkeling van SIB’s inzake onder meer jongerenwerkloosheid, daklozen en gezondheidspreventie. $ Figuur 8: Social Impact Bonds zijn in volle ontwikkeling 60 Switzerland Peru 50 India Portugal Figuur 7: Bij het Social Impact Bonds-mechanisme nemen investeerders de risico’s op zich. Canada 40 Belgium Netherlands $ 30 Germany Australia INVESTORS U.S. 20 U.K. 10 INTERMEDIARY Jul-15 Sep-15 May-15 Jan-15 Mar-15 Nov-14 Jul-14 Sep-14 May-14 Jan-14 Mar-14 Nov-13 Jul-13 Sep-13 May-13 Jan-13 Mar-13 Nov-12 Jul-12 Sep-12 May-12 Jan-12 Mar-12 Nov-11 Jul-11 Sep-11 May-11 Jan-11 Mar-11 Nov-10 Jul-10 Sep-10 SERVICE PROVIDER OUTCOME FUNDER Mar-10 0 May-10 $ $ Dichter bij huis zijn twee recente voorbeelden onlangs opgestart. EVALUATOR POPULATION IN NEED Bron: Global Economy and Development : Policy Recommendations for the applications of impact bonds Op het eerste gezicht lijkt een SIB niets meer of minder dan een pure resultaatsfinanciering. Dit is niet juist. • Een SIB combineert een resultaatsfinanciering met Publiek-Private Samenwerking (PPS) waarbij de financiering van bij aanvang is voorzien in plaats van aan het einde van het proces. • Bovendien ligt de klemtoon op resultaat en impact, meer dan louter op output. • Eveneens vernieuwend is dat de private sector bij monde van investeerders enerzijds en ondernemers anderzijds, een manifeste rol toebedeeld krijgt. • Tot slot laat de formule in tegenstelling tot vele klassieke PPS-constructies veel meer toe op vlak van (sociale) innovatie en creativiteit om een bepaald resultaat te krijgen. Meer zelfs, het is een van de expliciete doelstellingen. 5.2 Evolutie van Social Impact Bonds De eerste SIB ontstond in het Verenigd Koninkrijk in 2010 en had tot doelstelling om 3.000 gevangenen in Peterborough Prison te begeleiden en opnieuw te integreren in de samenleving. Het uiteindelijke doel lag in het verminderen en voorkomen van recidivisme en dus Eerste initiatieven ‘Social Impact Bonds’ steken de kop op In Rotterdam wenste het beleid de jeugdwerkloosheid aan te pakken. AMRO ABN en Start Foundation investeerden 680.000 euro in de onderneming Buzinezzclub. Die moest 160 werkloze jongeren zonder startkwalificatie aan het werk of aan het studeren krijgen. De gemeente Rotterdam betaalt de investeerders terug op basis van het aantal uitkeringen dat bespaard wordt. De voorlopige resultaten zijn positief met in globo 60% jongeren die weer actief zijn. Een tweede voorbeeld zit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Daar wil men kleinschalig starten en zeventig jonge werkzoekenden met een immigratieachtergrond aan het werk krijgen via een mentorprogramma met Belgische professionals. Diverse partners zijn ook hierin betrokken, met name Actiris als publieke bemiddelingsdienst, Duo for a Job dat verantwoordelijk is voor het opzetten van de mentoring, KOIS Invest dat 350.000 euro inbrengt, Stibbe voor advies omtrent het juridisch kader en tot slot Obeservatoire Bruxellois de l’Emploi dat de evaluatie op zich neemt. De eerste resultaten en evaluaties worden verwacht in 2017. - Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen - - Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen - Bron: Global Economy and Development : Policy Recommendations for the applications of impact bonds 18 19 6. Wat moet er gebeuren? Innovatie in oplossingen wordt gestimuleerd en ontwikkeld. De innovatie ligt in het uitproberen van nieuwe concepten maar ook in de flexibiliteit die mogelijk is om gaandeweg bij te sturen en verder te innoveren. © ID/Filip Claus 5.3 Wat is het potentieel van SIB? Waarom zou ook SIB in Vlaanderen kunnen werken? Wat is met andere woorden het potentieel of de win die hier gerealiseerd kan worden? - Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen - Aantrekken van privaat kapitaal bij hetzij de huidige sponsors die werken via giften, of bij nieuwe investeerders op zoek naar rendement of naar sociale impact die de klassieke markten niet bieden. Het voordeel voor de overheden ligt in het snel ter beschikking stellen van de nodige liquiditeiten. Klemtoon ligt op preventie. In het algemeen zijn de SIB’s veeleer gericht op preventie dan op remedie van welk probleem dan ook. Het is immers daar dat het verschil tussen investering en uitgespaarde kost het grootst is. Aanwezigheid van investeerders is driver voor performantie in het management. Een niet te onderschatten troef is dat door de aanwezigheid van investeerders er een belangrijke drive is bij alle actoren – en dan zeker bij de sociale onderneming – om te komen tot succes. Die combinatie van spelers voert de professionaliteit en de performantie verder op. Samenwerking en netwerking wordt gestimuleerd. Zoals eerder al aangetoond, vertonen vele maatschappelijke problemen een multidimensionele problematiek: welzijn, onderwijs, integratie, werk ... Dit goed oplossen betekent veelal inzetten op meerdere sporen tegelijk zoals onder meer taalverwerving, huisvesting, en opleiding. Om dit waar te maken moer er dan ook samengewerkt worden op het terrein in plaats van per beleidsdomein maatregelen uit te werken. Reduceren van risico’s voor de overheid. Door de aard van de constructie zal de overheid pas financieren als er bepaalde resultaten behaald zijn. Zo niet dragen de investeerders de finale kostprijs waardoor de risico’s worden uitbesteed aan partners. De innovatieve aanpak houdt bijna per definitie een zekere risicograad in, maar dat is eigen aan ondernemen. Cultuur bewerkstellingen van monitoring en evaluatie. Dit is in vele beleidsdomeinen onderbelicht of beperkt zich louter tot beschrijving van wat bestaat met veelal de conclusie dat verder onderzoek naar effectiviteit noodzakelijk is. Al ligt de echte uitdaging wellicht in het kunnen aflijnen en meten van duurzame impact. Van focus op input naar focus op resultaat. Nog te veel ligt de klemtoon op input en werkwijze in plaats van op output en impact. Tekenend hierin zijn de vele evaluatierapporten die meestal beschrijvende rapporten zijn en waar de effectiviteit van een en ander onduidelijk blijft. In geval van SIB ligt de finale afrekening enkel op resultaat. Streven naar duurzame impact. Al naargelang de formulering van de resultaten, streven de meeste SIB’s wel degelijk naar duurzame en blijvende resultaten. Dit moet onder andere blijken uit de behoorlijk lange duurtijden van de contracten die meerdere jaren omvatten en net mikken op dat blijvend resultaat. “Hier ligt een rol weggelegd voor Voka als netwerkorganisatie om te inspireren maar ook om deze werelden met elkaar in contact te brengen” De grens tussen regulier en sociaal of tussen profit en socioprofit is niet meer kristalhelder af te lijnen. Meer en meer wordt er samengewerkt op het terrein of op elkaars werkvloer vanuit een dubbele win gericht op inkomsten en kosten, gericht op flexibiliteit of expertise. Veelal geïnspireerd door samenwerking, ontwikkelen heel wat ondernemers zelf bijkomende activiteiten. Socioprofit gaat de boer op met een commercieel aanbod en reguliere ondernemingen bepleiten hun maatschappelijke rol. Hier ligt een rol weggelegd voor Voka als netwerkorganisatie om te inspireren maar ook om deze werelden met elkaar in contact te brengen. De overheid kan de ondernemingen hierin helpen door zelf ook een duidelijke taal te hanteren in het sociaal ondernemerschap. Er moet ook aandacht zijn voor het juridisch regelgevend kader voor de rechtsvorm, het al dan niet hanteren van erkenningsregels of labels en de wijze waarop ze die sociale ondernemers met minimale uitgaven voldoende kan stimuleren om een hefboomeffect te creëren. Dit gaat verder dan de huidige perikelen met het maatwerkdecreet. Daarbij hoort ook een transparant beleidsdebat dat ingaat op de vraag vanaf wanneer een stimulans nodig is, alsook de vraag of de huidige stimulansen niet eerder onnodig verdelen dan wel ontwikkelen. Zijn al die subsidies nodig en moet er bijvoorbeeld een verschil zijn inzake vennootschapsbelasting tussen ondernemingen onderling in functie van hun missie (inschakelen van werknemers)? Een gelijk speelveld moet het uitgangspunt zijn. Concepten als rugzakfinanciering moeten daarbij verder ontwikkeld worden in plaats van de huidige aanbodsubsidiëring. Het maatwerkdecreet zette daarin eerste stappen maar het concept is veel breder toepasbaar in het activeringsbeleid. Het zou ook kunnen leiden tot nieuwe en innovatieve dienstverlening. De blik moet verruimd worden van louter kost of directe uitgave naar totale opbrengst of impact. De huidige bevoegdheidsverdeling steekt hier stokken in de wielen want elke uitgave door Vlaanderen die leidt naar tewerkstelling, bespaart in werkloosheids- of andere uitkeringen op het federale niveau. Deze constructiefout in de bevoegdheidsverdeling vraagt om een oplossing want het is logisch dat een investeringskost zichzelf terugverdient. Het instrument van Social Impact Bonds kan hierin bijzonder verrijkend zijn. Het kan dwars over alle bevoegdheden en beleidsniveaus heen de totale kost van een maatschappelijk probleem in kaart brengen en via gerichte incentives als obligaties, partners en dienstverleners, komen tot duurzame resultaten én wezenlijke besparingen. De terugverdieneffecten maken middelen vrij om volgende investeringsprojecten aan te vatten. De lancering en aanmoediging van SIB’s, kan op Vlaams niveau maar idealiter ook in samenwerking met de federale overheid ontwikkeld worden. Colofon Voka-kenniscentrum: Niko Demeester | Secretaris-generaal Stijn Decock | Hoofdeconoom Sonja Teughels | Arbeidsmarkt Manou Doutrepont | Sociaal overleg Vincent Thoen | Innovatie en economie Goedele Sannen | Mobiliteit en logistiek Tine Deheegher | Energie Ellen Vanassche | Milieu en klimaat Steven Betz | Ruimtelijke ordening en milieu Karl Collaerts | Fiscaliteit en begroting Pieter Van Herck | Welzijns- en gezondheidsbeleid Eindredactie: Erik Durnez, Sandy Panis, Bregt Timmerman Vormgeving: Group Van Damme, Oostkamp Druk: Goekint, Oostende Groeipaper ‘Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen’ is een brochure van Voka, Vlaams netwerk van ondernemingen. De overname of het citeren van tekst uit deze Groeipaper wordt aangemoedigd, mits bronvermelding. U kan alle Groeipapers terugvinden op www.voka.be/groeipapers Verantwoordelijke uitgever: Hans Maertens i.o.v. Voka vzw - Burgemeester Callewaertlaan 6 - 8810 Lichtervelde [email protected] - www.voka.be Structurele partner: - Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen - Schaalvergroting van wat werkt. Een belangrijke verdienste van SIB’s ligt in het uitproberen van wat werkt om dit vervolgens op te schalen en verder uit te rollen.