Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale

advertisement
de GROEIPAPERS
DE FEITEN ACHTER DE STELLING
Een maandelijkse uitgave van Voka vzw
Verschijnt niet in juli en augustus
Jaargang 1 - april 2016
Koningsstraat 154-158, 1000 Brussel
tel.: 02 229 81 11 fax: 02 229 81 00
[email protected], www.voka.be
Afgiftekantoor: 8400 Oostende
Erkenningsnummer: P912687
Sociale economie:
ondernemerschap als antwoord
op sociale uitdagingen
De essentie
Sociale ondernemingen kunnen een antwoord bieden op maatschappelijk uitdagingen
op het vlak van werkgelegenheid, duurzaamheid en groei. Dankzij hun maatschappelijk visie en
doelstellingen – waarbij het generen van winst wel een
motor, maar geen doel op zich vormt – is deze vorm
van ondernemerschap een welgekomen aanvulling bij
het beleid, dat steeds meer moeite heeft om problemen als armoede of werkloosheid het hoofd te bieden.
Sonja Teughels
Senior adviseur
arbeidsmarkt
[email protected]
Sociale ondernemingen gaan daarbij steeds
creatiever te werk. De nadruk verschuift van overwegend gesubsidieerde spelers naar echt ondernemerschap waarbij winst gebruikt wordt om nieuwe
initiatieven te ontwikkelen en zo te voldoen aan nog
meer maatschappelijke behoeftes. Binnen Europa is
deze tendens al sterk merkbaar. Daarom ook wil Europa initiatieven van sociaal ondernemerschap ondersteunen als hefboom voor welzijn, groei en jobs.
In Vlaanderen is het sociaal ondernemerschap nog relatief weinig gepromoot. Onze
regio kent wel een sterk uitgebouwde sociale economie, met vooral sociale en beschutte werkplaatsen,
maar deze sector is nog sterk subsidie-afhankelijk.
“Sociale ondernemingen kunnen een antwoord bieden
op maatschappelijk uitdagingen zoals werkgelegenheid,
duurzaamheid en groei”
De uitgaven voor de sociale economie in Vlaanderen zijn sterk toegenomen, maar we zitten nu aan de
limieten van het budgettaire groeipad.
Gelukkig zien we in Vlaanderen toch stilaan
een verschuiving richting meer sociaal ondernemerschap. Onder druk van een bezuinigende
overheid zoeken sommigen naar nieuwe manieren
om te ondernemen. Enkelen verschuiven zelfs volledig richting reguliere economie en tonen aan dat
het kan: ondernemen met een maatschappelijke
finaliteit. Omgekeerd zien we dat steeds meer
‘reguliere’ ondernemingen sociale doestellingen nastreven. Omdat ze het willen, maar ook uit
noodzaak: bijvoorbeeld omdat steeds meer consumenten dat verwachten of omdat het steeds moeilijker wordt geschikte arbeidskrachten te vinden.
Tegelijk zien we ook meer samenwerkingsverbanden tussen gewone ondernemingen en sociale
economiebedrijven.
En al groeien de uitersten van het spectrum
stilaan naar elkaar toe, toch blijft de regelgeving
nog te veel inzetten op de verschillen. Dat uit
zich onder meer in de erkenning, de financiering, de
(para)fiscaliteit en de btw-regelgeving. De vraag is
of dit onderscheid nog wenselijk is. Bovendien legt
deze regelgeving zeer sterk vast wie wat op welke
wijze moet doen en dit belemmert het ondernemerschap en de sociale resultaten.
De overheid moet dringend meer focussen op
duurzame resultaten. ‘Social Impact Bonds’
kunnen hierin een interessant alternatief
zijn. Cocreatie, innovatie en sociale impact zijn
hierbij de sleutelwoorden en die kunnen een win
zijn voor iedereen: overheid, ondernemingen,
maatschappij.
2
3
1. Maatschappelijk probleem zoekt
sociale en innovatieve ondernemer
Europa wil meer sociaal ondernemerschap
als hefboom voor groei, welzijn en jobs.
De ondernemingen moeten mee helpen
bepaalde maatschappelijke doelstellingen
te realiseren, want de overheden kunnen
dat hoe langer hoe minder alleen aan. Maatschappelijke uitdagingen worden immers
steeds complexer, en de overheid heeft
daarvoor niet alle kennis in huis. Bovendien
botst ze tegen de limieten van wat ze nog
kan financieren en organiseren. Cocreatie en partnerschap met ondernemingen
worden hoe langer hoe meer noodzakelijk.
- Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen -
Sociaal ondernemerschap bevindt zich
tussen enerzijds overwegend gesubsidieerde spelers, anderzijds gewone ondernemingen. Het zijn ondernemingen die
niet enkel gericht zijn op het maximaliseren van winst, maar ook op het bereiken
van bepaalde maatschappelijke of sociale doelstellingen. Het creëren van maatschappelijke impact is hierin cruciaal.
Bovendien werken deze ondernemingen zo
min mogelijk subsidie-afhankelijk en halen
ze dus hun inkomsten uit de markt door
te ondernemen. Tot slot onderscheiden
de sociale ondernemingen zich door een
geheel eigen bedrijfsvoering die zeer sterk
gericht is op transparantie en betrokkenheid van share- en stakeholders.
In tegenstelling tot andere landen is
sociaal ondernemerschap in Vlaanderen
relatief weinig ontwikkeld. De concepten
zijn niet helder, de voordelen te gering,
bevoegdheden versnipperd. Bovendien is
alle ruimte ingenomen door de ontwikkeling van sociale economie die zeer sterk
wordt aangestuurd met subsidies, regelgeving, inputfactoren en die veel minder
de klemtoon legt op resultaten met zo min
mogelijk overheidsondersteuning.
Toch is een en ander in beweging. Het
gebrek aan ruimte voor nog meer overheidsuitgaven brengt diverse gesubsidieerde spelers tot de stap naar meer
ondernemerschap, waarbij ze meer onafhankelijk van de overheid kunnen werken.
Zo wordt van de nood een deugd gemaakt
zonder de maatschappelijke finaliteit uit
het oog te verliezen.
“Het gebrek aan ruimte voor nog meer
overheidsuitgaven brengt diverse gesubsidieerde spelers
tot meer ondernemerschap”
“Heel wat werkloze jongeren
blijven onder de
radar van maatregelen, waardoor
het beleid geen
vat meer krijgt op
de groep”
Onze economie en samenleving worden geconfronteerd met allerlei problemen en uitdagingen
op vlak van onder meer werkgelegenheid, armoede,
onderwijs en integratie. Dat komt voor een stuk door de
financieel-economische crisis, maar dat verklaart niet
alles. Vele problemen blijken immers bijzonder hardnekkig, complex en behoren tot meerdere beleidsdomeinen. Hoewel de uitgaven van de overheden hoog zijn,
slagen ze er toch niet steeds in om tot afdoende oplossingen te komen. Enkele langetermijntrends verduidelijken dit: het aantal NEET-jongeren, de aanhoudende
tendens tot armoede en sociale uitsluiting, alsook
de lichte toename van langdurig werklozen.
NEET-jongeren staan voor ‘not into education,
employment or training’. Ze blijven onder de
radar van de vele maatregelen, waardoor het
beleid geen vat meer krijgt op de groep. Het gebrek
aan perspectief maakt hen bovendien bijzonder
kwetsbaar voor toekomstige armoede en uitsluiting.
Alleen al in Antwerpen stelde onderzoek vast dat het
om 12% van alle jongeren onder de 24 jaar gaat, ofwel
een groep van ruim 7.000 jongeren.1 De problematiek
doet zich ook voor in andere grootsteden. Op Vlaams
niveau wordt het aantal NEET-jongeren ingeschat
op bijna 10% (figuur 1) voor 2014 ofwel ruim 70.000
jongeren.1 In Wallonië en Brussel loopt dit zelfs op tot
14,7 en 15,8% van de jongeren tussen 15 en 24 jaar.
Ondanks het feit dat het beleid al twee decennia
lang actief inzet op een activerend beleid dat de
welvaart voor iedereen moet bevorderen, is het
globale risico op armoede of sociale uitsluiting
de voorbije 10 jaar quasi onveranderd gebleven. Ook het Centrum voor Sociaal Beleid stelde
vast dat het voorkomen van armoede en werkloosheidsvallen een vrij stabiel gegeven blijkt.2
Het risico op armoede is zoals verwacht bij een aantal
groepen zeer uitgesproken, vooral bij werklozen en
zeker bij langdurig werklozen. Die laatste groep
telt intussen bijna 70.000 mensen en kende de
voorbije jaren enkel maar een toename. Het illustreert dat ondanks de vele tewerkstellingsprogramma’s oude recepten niet langer blijken te werken en
het beleid op zoek moet naar een nieuwe aanpak. $
Figuur 1: Aandeel NEET-Jongeren (15-24) in Vlaanderen is toegenomen tot 10%
12
Maar de beweging gaat ook in de andere richting. Gewone ondernemingen
nemen meer en meer ‘overheidstaken’ op
met een sociale inslag, omdat het moet,
omdat men het wil of omdat de wereld
van morgen complexer en onzekerder
wordt. Los van de toenadering tot elkaar,
wordt er ook meer en meer samengewerkt
tussen reguliere en sociale economieondernemingen waardoor de grens van
weleer tussen sociaal en normaal, stilaan
komt te vervagen.
11
10
9
8
7
6
5
4
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Bron: Steunpunt Werk o.b.v. EAK
1
Tempera: NEET-jongeren in Antwerpen: kwatificering, 2015
2
CSB: Het glazen plafond van de actieve welvaartsstaat:
twee decennia ongelijkheid, armoede en beleid in België, 2014
- Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen -
Inleiding
4
5
2. Naar nieuwe antwoorden
via sociaal ondernemerschap
25
23
21
19
Dit SBI ontstond tegen de achtergrond van de financieel-economische crisis toen er meer en meer stemmen opgingen dat het klassiek economische bestel
en overheidsinterventie niet (meer) alleen alle maatschappelijke en sociale noden kunnen lenigen.
17
15
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Bron: Eurostat : European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC)
Figuur 3: De groep langdurig werkzoekenden werd de afgelopen jaren alleen maar groter
70.000
- Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen -
65.000
Met dit SBI wenst de Europese Commissie alleszins
het sociaal ondernemerschap te definiëren en aan te
moedigen als hefboom voor (duurzame) economische
groei en werkgelegenheid. Sociale ondernemingen
kunnen immers mee bijdragen tot slimme groei (en
werkgelegenheid) omdat ze innovatieve antwoorden zouden bieden op diverse maatschappelijke noden.
Maar wat zijn nu sociale ondernemingen? Volstaat het
om louter waardegedreven te ondernemen of is er meer
nodig? En hoe kunnen die ondernemingen gestimuleerd
worden om daadwerkelijk het verschil te maken?
1 Wat is Sociaal Ondernemen?
De Europese Commissie schuift drie fundamentele kenmerken naar voren die sociale
ondernemingen onderscheiden van andere organisaties (van welke aard dan ook).
1Sociale ondernemingen zijn niet primordiaal
gericht op het maken of maximaliseren van
winst voor aandeelhouders, wel op het bereiken
van bepaalde sociale doelstellingen en impact. Die
doelstellingen kunnen zeer breed zijn en gaan over
ecologische tot maatschappelijke objectieven en
hoeven niet noodzakelijk gericht te zijn op inschakeling van bepaalde groepen van werklozen.
2 Om die objectieven te bereiken, wordt er ondernomen en worden middelen gecreëerd via het aanbieden
van diensten of producten. Dat moet er dus toe leiden
dat de ondernemingen in kwestie weinig tot niet
afhankelijk zijn van giften of subsidies om hun doelstellingen te realiseren. Het is met andere woorden het
ondernemerschap zelf dat moet zorgen voor een zeker
surplus dat wordt geïnvesteerd in welbepaalde doelen.
3 Tot slot laat de bedrijfsvoering zich kenmerken door
de geheel eigen wijze waarop ondernemers verantwoording afleggen, transparantie bieden en diverse share- en stakeholders betrekken in hun verhaal. $
Figuur 4: Sociaal ondernemerschap: op het snijvlak tussen sociale noden, ondernemerschap en beleidsobjectieven
60.000
55.000
2016
2015
Sociale Dimensie
Ondernemersdimensie
Expliciete sociale doelstelling
Sfeer van non-profit
Economische activiteiten
Sfeer van reguliere
ondernemingen
50.000
2014
2013
45.000
Overheidsdimensie
2012
Definiëring en opleggen van
bepaalde beperkingen
40.000
1
2
Bron: Bron: Arvastat VDAB
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
2011
Bron: European Commission: A Map of Social Entreprises and their eco-systems in Europe
Sociale ondernemingen
- Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen -
De vele en complexe problemen vragen om
nieuwe antwoorden. Overheden blijken niet langer
bij machte om dit afdoend op te lossen en klassieke
recepten werken niet afdoend. De vele organisaties
die onder mandaat van de overheid werken en meestal gesubsidieerd worden op basis van hun input (en
minder op hun resultaten), kunnen dit evenmin alleen.
Tot dat inzicht kwam ook de Europese Commissie. Zij
lanceerde daarom in oktober 2011 het Social Business Initiative (SBI).
Figuur 2: Geen significante daling van het risico op armoede
6
7
3. Sociaal ondernemerschap
en sociale economie: two of a kind?
3.1 Waar plaatst Vlaanderen zich op het continuüm?
Waar staat Vlaanderen in vergelijking tot het Europese
streven naar sociale ondernemers? In Vlaanderen is
veeleer de term ‘sociale economie’ gangbaar. Het verschil
tussen sociale economie en sociaal ondernemerschap
lijkt slechts taalkundig een fait divers maar wordt duidelijk
wanneer we dit uitzetten op een continuüm. Aan het ene
uiterste ligt de nadruk op maatschappelijke waarde, aan het
andere uiterste staan financiële waarde en winst voorop.
Een veranderlijk element is de wijze waarop de financiering gebeurt alsook de toewijzing of beperking van
winst. Uiterst links vinden we initiatieven die quasi volledig worden gefinancierd met subsidies of giften en zich
louter richten op bepaalde maatschappelijke doelen. Het
ondernemerschap dat we verstaan als het ontplooien
van economische activiteiten en verkopen van diensten
of producten, waarbij ook economische risico’s genomen
worden, is hier helemaal afwezig. Uiterst rechts vinden
we de reguliere ondernemingen terug die winstgedreven
werken, maar al dan niet toch een vorm van corporate
social responsability integreren in hun werking.
“Europa schat
in dat de interne
markt ongeveer
2 miljoen sociale
ondernemingen
kent, goed voor
11 miljoen jobs,
of 6% van de
werknemers”
2 Omvang en stimulering
Niettegenstaande we weten dat sociaal ondernemerschap zich bevindt op het snijvlak van drie dimensies,
blijkt het bijzonder moeilijk dit te operationaliseren.
Sociale ondernemers kunnen immers vele rechtsvormen aannemen – van onderlinge verenigingen en
stichtingen over coöperatieven tot vennootschappen
– wat ertoe leidt dat ze niet steeds herkenbaar zijn. Zo
geeft elk land een invulling aan dit begrip of legt het
een bepaalde rechtsvorm op, wat het moeilijk maakt
te komen tot internationale vergelijking. Ondanks de
variatie en veelzijdigheid waarin sociaal ondernemerschap voorkomt, schat de Europese Commissie zelf in
dat de Europese (interne) markt ongeveer 2 miljoen
sociale ondernemingen kent, wat goed is voor ongeveer 11 miljoen jobs, ofwel 6% van de werknemers.3
De activiteiten kunnen zeer gevarieerd zijn,
maar kenmerken zich altijd door een duurzame of
3
Klein P., DG Growth EC: presentation: Social Economy and social
entreprises, the EU vision and experiences, 21-01-2016
sociale inslag van bijvoorbeeld de integratie van
mensen met een handicap, sociale diensten zoals
ouderenzorg of kinderopvang, bemiddelings- en
tewerkstellingsdiensten, sociale huisvesting, over
bijvoorbeeld hernieuwbare energie, afvalreductie
en duurzaam ondernemen tot en met ontwikkelingswerk in ontwikkelingslanden.
Uiteraard komt die ontwikkeling van sociaal ondernemerschap er niet vanzelf. Zo schuift de Europese Commissie zelf drie aanbevelingen naar voren
om dit te stimuleren: 1) een betere toegang tot
financiering, 2) een eenduidige operationele
definitie van sociaal ondernemerschap wat de
herkenbaarheid en zichtbaarheid moet vergroten
en vooral een studie naar omvang en impact moet
mogelijk maken en tot slot 3) wetgeving die deze
vorm van ondernemen aanmoedigt, bijvoorbeeld
via publieke aanbestedingen.
De middenmoot zijn ondernemingen die ervoor
kiezen om de opgebrachte middelen en winsten
Als we kijken naar de Vlaamse context, dan bevinden we ons hoofdzakelijk links op dit spectrum.
Zo berekende groep Maatwerk, de federatie van
de beschutte werkplaatsen, dat op basis van de
geconsolideerde resultatenrekeningen van haar
leden, er net geen 50% van de inkomsten voortkomt
uit subsidies.4 De beschutte werkplaatsen nemen in
het gamma aan sociale economie-initiatieven de
meest economische, ondernemende positie in ten
opzichte van bijvoorbeeld de lokale diensteneconomie of arbeidszorg (waarbij bijvoorbeeld mensen
met een psychische of andere problematiek therapie krijgen door te ‘werken’).
Toch bestaan er ondernemingen die zich wel degelijk in dat middensegment bevinden, zoals bijvoorbeeld CVBA’s met sociaal oogmerk. Zoals verder
nog zal blijken is dit een vrij beperkt verschijnsel
maar wel een met potentieel. $
Figuur 5: Sociaal ondernemerschap bevindt zich ergens tussen goede doelen enerzijds,
en puur winstgedreven ondernemingen anderzijds
Financiële waarde
Maatschappelijke waarde
Goede doelen
Puur donaties
of
subsidies
Donaties /
subsidies
en
inkomsten uit
de markt
Louter impact
Social enterprises
>75%
inkomsten uit
de markt
Winst
volledig
geherinvesteerd
Impact voorop
Bron: Social-Entreprise.nl
4
Socio- en financieel economische analyse van de sector van
de beschutte werkplaatsen in Vlaanderen, boekjaar 2014.
Gewone bedrijven
Winst
beperkt
uitgekeerd
MVO + in de
kern van het
bedrijf
Puur financieel
gedreven
Financiën voorop
- Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen -
- Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen -
© ID/Filip Claus
deels of volledig te herinvesteren met het oog
op sociale of duurzame doeleinden. Belangrijk
is dat de meerderheid aan inkomsten voortkomt uit economische activiteiten en niet uit
subsidies.
8
9
- Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen -
De Colruyt groep wordt om diverse redenen vaak naar
voren geschoven als een sociale onderneming. De
onderneming heeft een uitgesproken sociaal imago
dat ze duidelijk maakt via haar missie gericht op duurzame meerwaarde creëren, alsook in haar dagdagelijkse werking en de vele initiatieven die ze neemt. Dit
kan gaan over investeringen in hernieuwbare energie,
het terugdringen van de wagen in het woon-werkverkeer, het integreren van een circulaire economie door
zo veel als mogelijk gebruikte materialen een tweede
leven te geven of het bevorderen van welzijn op het
werk door stressindicatoren in kaart te brengen en te
investeren in polyvalent geschoolde werknemers. En
dat is nog niet alles. De onderneming werkt al jaren
samen met GroepINTRO die een partner is in het
fietsbeleid van de onderneming: ze stallen en herstellen de fietsen van de medewerkers.
“Via zijn samenwerking met
De Lochting
wil Colruyt
Group landbouw
verduurzamen”
3.2 Vlaanderen kent vooral gesubsidieerde
inschakeleconomie
In navolging van de lancering van het SBI, werd in 2014
een Europees vergelijkende mapping studie uitgevoerd
die het begrip sociaal ondernemerschap in de diverse
lidstaten in kaart bracht. De conclusies voor België (en
Vlaanderen) kwamen voornamelijk neer op het gebrek
aan beleid gericht op sociaal ondernemerschap:
geen herkenbare of gangbare definitie van sociaal
ondernemerschap, geen duidelijk beleid gericht op het
aanmoedigen hiervan, geen duidelijk herkenbaarheid
dankzij labeling of certificering, geen impactstudies
en tot slot uiteraard een versnippering van het beleid.
eerste gezicht zeer uitvoering lijkt, gaat het in hoofdzaak toch om de subsidiëring van tewerkstelling in sociale en beschutte werkplaatsen enerzijds, en lokale diensteneconomie anderzijds. Dit laatste wil inschakeling en
maatschappelijk nuttige activiteiten combineren.
3.3 Evolutie binnen sociale economie
Toename budget loopt ten einde
Dat de Vlaamse overheid sociale economie vooral ziet
als een vorm van tewerkstellingsbeleid, blijkt ook uit de
evolutie en het gebruik van de budgetten die hiermee
gepaard gingen en die tot vandaag enkel in stijgen-
Reeds in de jaren ’90 waren er diverse initiatieven die
zich bundelden in het Vlaams Overleg Sociale Economie;
het werkveld dus. Zij definieerden zelf sociale economie
als een verscheidenheid aan bedrijven en initiatieven die de realisatie van maatschappelijke meerwaarde vooropstellen volgens een aantal principes:
Ook op het vlak van logistiek werkt Colruyt samen met
de sociale economie en worden die samenwerkingen
met verschillende partners verder uitgebreid. BioPlanet bijvoorbeeld, dat deel is van de Colruyt Group,
werkt samen met De Loods voor zijn verpakkingen.
•
Colruyt innoveert ook samen met sociale economiebedrijven. Zo wordt er een partnership opgezet met
De Lochting in Roeselare, dat reeds jaren leverancier is van een aantal artikelen in het groentenassortiment. Colruyt ondersteunt hen om het areaal
landbouwgrond voor bioteelt uit te breiden. Via dit
partnership wil Colruyt Group landbouw verduurzamen. Het is mooi meegenomen dat op die manier
een organisatie met een sociale missie, die mensen
zinvol werk verschaft, een duwtje in de rug krijgt.
Deze samenwerking past perfect in hun bedrijfsmissie om duurzame meerwaarde te creëren, op
economisch, ecologisch én sociaal vlak.
Deze principes zijn deels herkenbaar in de Europese
beleidsvorming, al is het opvallend dat het ondernemerschap als hefboom naar creatie van middelen voor diverse doeleinden, op zich niet werd
vermeld. De voorbije twee decennia is dit beleidsmatig
verengd en aangestuurd tot een sector die zich moet
richten op de inschakeling van diverse kansengroepen.
Van sociaal ondernemerschap in de brede zin is bijna
geen sprake. Zo kan sociale economie in Vlaanderen in
feite gezien worden als een gesubsidieerd tewerkstellingsbeleid, louter gericht op inschakeling.5 De klemtoon ligt immers sterk op de creatie en het behoud van
tewerkstelling en de ontwikkeling van competenties.
Niettegenstaande het gamma aan werkvormen op het
Juridisch kader in Vlaanderen
Het gebrek aan een coherent beleid vertaalt zich
ook in een diversiteit van reglementering waarbij het
overzicht snel zoek is. Vele organisaties in Vlaanderen
die opereren onder de vlag van sociale economie of
sociaal ondernemerschap, doen dit vooral met een
vzw-statuut. Maar wat ooit begon als een klein initiatief, kan uitdraaien op een grote economische activiteit. Het is dan allerminst evident om dit te ontplooien
onder een vzw-statuut dat per definitie niet gericht is
op winst maken en waarbij economische activiteiten
bijkomstig horen te zijn. Dit blijkt uit enkele rechtszaken uit het verleden waarbij ondernemingen vzw’s
– actief op een zelfde economische markt – beschuldigden van onwettige mededinging omwille van de
subsidies waar de vzw’s aanspraak op konden maken.
Ook op het vlak van het aantrekken van privaat kapitaal, is een vzw-statuut weinig voordelig.
voorrang van arbeid op kapitaal;
democratische besluitvorming;
• maatschappelijke inbedding;
• transparantie;
• kwaliteit en duurzaamheid.
•
Om de zwart-wittegenstelling tussen vennootschappen en verenigingen te doorbreken, werd in 1995
een nieuwe categorie van vennootschap gecreëerd,
de vennootschap met sociaal oogmerk. Die moest
toelaten dat verenigingen zonder winstoogmerk
5
EC: A Map of social entreprises and their eco-systems in Europe,
country report Belgium, 2014.
de lijn liepen. Momenteel zijn er geen budgettaire
groeivooruitzichten meer, wat de organisaties binnen
de sector verplicht tot het herdenken van hun werking.
In 2016 voorziet de Vlaamse overheid 433 miljoen
euro aan uitgaven voor sociale economie en sociaal
ondernemerschap. In hoofdzaak bestaat dit uit middelen
voor tewerkstelling en begeleiding van de doelgroepen.
In 2010 bedroeg dat cijfer slechts 325 miljoen. Dit is toe
te schrijven aan stijgende uitgaven tot en met 2014, om
vanaf 2015 bijkomend te worden aangevuld met middelen uit de zesde staatshervorming. Het betreft de zogenaamde ‘SINE-middelen’ (voor sociale inschakeling). $
“De sociale
economie in
Vlaanderen kan
in feite gezien
worden als een
gesubsidieerd
tewerkstellingsbeleid”
toch economische activiteiten konden verrichten.
Maar dit vehikel kwam in Vlaanderen nooit uit de startblokken en is relatief weinig gekend en gebruikt. Het
geraakte nooit ontwikkeld omdat de voordelen ervan
te beperkt zijn en geen alternatief vormen voor de vele
vzw’s. In Wallonië daarentegen werd het opgelegd om
in aanmerking te komen voor bepaalde subsidies.
Een andere optie die juridisch in het leven geroepen is
en die interessanter is dan de voorgaande, is de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
(CVBA). Wil dit zeggen dat elke CVBA een sociale onderneming is? Neen. Er werd een aparte Nationale Raad
voor de Coöperatie binnen de FOD Economie in het leven
geroepen voor de erkenning en groepering van coöperatieven die werken volgens het coöperatief ideaal. Dit
zijn er momenteel een 500-tal in België ofwel 1% van alle
CVBA’s. Degene die van deze erkenning genieten, krijgen
bijvoorbeeld bijzondere voordelen. Zo kunnen zij gemakkelijker kapitaal ophalen bij het grote publiek en worden
de beperkt uitgekeerde dividenden vrijgesteld van belastingen, zowel voor de coöperatie als voor de vennoten.
De jongste jaren is dit in Vlaanderen aan een zekere
inhaalbeweging bezig, onder meer aangemoedigd en
ondersteund door organisaties als Febecoop en Cera.
- Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen -
CASE: Colruyt innoveert
met sociale economiebedrijven
10
11
Figuur 6: Sinds 2010 zijn de uitgaven voor sociale economie alleen maar gestegen.
450
zorg- en welzijnslandschap bekend is. Nieuwe spelers
bleven uit, net zoals nieuwe, creatieve oplossingen om
diverse maatschappelijke problemen op te lossen.
wordt en men actief op zoek gaat naar minder subsidie-afhankelijke werkvormen. Zolang subsidies toenemen, wordt deze prikkel niet geactiveerd.
In tegenstelling tot de voorbije jaren is er nu geen
budgettair groeipad meer voorhanden. Dit leidt ertoe
dat enkele sociale economiespelers uit noodzaak de
stap naar andere constructies zetten en marktgedreven inkomsten zoeken. Daarbij springen sommigen over
het muurtje de wereld in van de reguliere economie
zonder dat ze hun sociale doelstellingen verloochenen.
Het toont aan dat een schaarste aan middelen ervoor
kan zorgen dat van de nood een deugd gemaakt
De kentering binnen de sociale economie is overigens niet
alleen een kwestie van rechtsvormen en financiering. Ook
op het vlak van professionalisering, het aantrekken van
expertise uit de profit, alsook op het vlak van vormingsprogramma’s voor toekomstige sociale ondernemers is er
duidelijk wat in beweging. De sector die ooit ontstond binnen
het zorg- en welzijnsgebeuren heeft hiermee duidelijk de
stap naar de economie gezet en beschouwt zich zelf als
volwaardig deel van die economie. $
400
350
300
250
200
150
CASE: Nevelland Graphics schuift op
50
0
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
- Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen -
Bron: Vlaamse administratieve uitgavenbegroting.
Qua werkgelegenheid vertegenwoordigt deze uitgave een tewerkstelling van om en bij de 26.000 werknemers in de sociale economie en bijkomend
9.000 SINE-werknemers, deels tewerkgesteld
in de sociale en beschutte werkplaatsen enerzijds,
en sociale ondernemingen anderzijds. De financiële
ondersteuning is behoorlijk substantieel. De sociale
en beschutte werkplaatsen worden algauw met meer
dan 15.000 euro per VTE gesubsidieerd.
“Er zijn in
Vlaanderen
zeer lage
doorstroomcijfers
naar de relguliere
arbeidsmarkt
van 7 tot 14%”
Zeer weinig doorstroom naar de reguliere markt
Wat moet uiteindelijk het doel zijn van de sociale
economie? Er zijn twee mogelijkheden als we kijken
naar tewerkstelling. Ofwel is het de bedoeling om
zoveel mogelijk mensen uit bepaalde doelgroepen
een job te bieden in de sociale economie en stopt
het daar. Ofwel gaat het verder en is het de bedoeling om ervoor te zorgen dat die mensen uiteindelijk
kunnen doorstromen naar een job in de reguliere
economie waar vele openstaande vacatures zijn.
Ondanks de vele beleidsdebatten werd er jarenlang ingezet op de eerste optie. Het gevolg zijn
6
www.departementwse.be
zeer lage doorstroomcijfers naar de reguliere
arbeidsmarkt van 7 tot 14%.6
De sector stelt mensen tewerk die deels perfect zouden
kunnen functioneren in een normale bedrijfsomgeving
met evenveel of zelfs minder ondersteuning. In plaats
van door te stromen en te groeien in competenties
en zelfredzaamheid, blijven te veel mensen zitten
binnen de muren van de sector terwijl er ook in de
reguliere economie vele vacatures open blijven staan.
Het gebrek aan doorstroom hoeft overigens niet te
verbazen, gezien de sociale economieondernemingen
vanuit een ‘economische logica’ hun beste arbeidskrachten willen houden. Ook bedrijven waren niet
steeds bereid te werven uit de sociale economie.
Gebrek aan budget leidt tot meer ondernemerschap
De spelers in de sociale economie hebben zich doorheen
de jaren geconsolideerd onder invloed van het subsidiemechanisme. Bijkomend budget werd steevast toegewezen aan de bestaande spelers die hiermee hun bestaande werking uitbreidden, een mechanisme dat ook in het
Nevelland Graphics is een interessant voorbeeld van een bedrijf dat de stap richting reguliere economie heeft gezet. Dit was van oorsprong
een beschutte werkplaats die voornamelijk werkzaam was in de grafische sector. Deze sector is de
afgelopen jaren echter zwaar getransformeerd
onder invloed van nieuwe digitale technologie. Als
maatwerkbedrijf moesten er zware investeringen
gebeuren, waardoor het streven naar werkgelegenheid voor de kansengroepen in gevaar kwam.
Sinds 2008 koos de onderneming ervoor om via
de opstart van een coöperatieve te zoeken naar
nieuwe bedrijfstakken en -activiteiten alsook
Ergon Maasland innoveert
Ergon Maasland is een cvba-so die ontstaan is
uit de sociale economie en uit de groep Arbeidskansen. Het is een toeleveringsbedrijf in de
metaalsector dat voornamelijk inzet op laswerken, zagen, slijpen, assemblage en constructiewerken. Het bedrijf werkt daarvoor in onderaanneming voor andere klanten. Het volgt daarbij de
meer financiële slagkracht te verwerven via een
vennootschapsstructuur. De voordelen liggen in
meer private middelen voor investeringen, meer
mogelijkheden inzake flexibiliteit, zoals ploegenwerk, maar ook meer voordelen die gepaard gaan
met een vennootschapsstructuur. Het maakte overigens ook duidelijk dat de overgang van
beschutte werkplaats naar sociale onderneming,
gepaard gaat met nieuwe loon- en arbeidsvoorwaarden, omdat de onderneming zich dan
inschrijft in de sectorale voorwaarden, en zo de
geheel eigen loon- en arbeidsvoorwaarden van
de sociale economie achter zich laat. Dit laatste is
relevant in het licht van mogelijke discussies over
oneerlijke concurrentie.
loon- en arbeidsvoorwaarden van de metaalsector.
De onderneming ontvangt geen structurele financiering en stelt een 30-tal personen tewerk waarvan
de meerderheid met een VOP (Vlaamse ondersteuningspremie). Die premie moet het rendementsverlies compenseren maar ondanks deze tussenkomt,
maken de subsidies in zijn geheel slechts 10% uit van
de inkomsten. Ze zijn ook beduidend minder dan de
subsidies binnen de sociale economie.
- Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen -
100
12
13
Groeiende samenwerking tussen sociale en reguliere ondernemingen
Niet enkel binnen de sociale economie maar ook
tussen de sociale en de reguliere economie, is er
steeds meer samenwerking. Vele sociale economieondernemingen zijn belangrijke toeleveranciers voor reguliere ondernemingen voor bijvoorbeeld verpakkingen of logistiek. Soms gaat de
samenwerking verder en komen de werknemers
van de sociale economie op de werkvloer van
de eindklant. Dit kan een tijdelijk maar ook een
permanent karakter krijgen.
- Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen -
CASE: Levanto, creatief en veelzijdig
Levanto uit Deurne is een bijzonder creatieve organisatie. Het biedt opleidingen aan voor langdurig werkzoekenden op het vlak van logistiek, zorg, of voor de
bouw. Het heeft een dienstenchequebedrijf waar ook
niet-Nederlandstalige kandidaten een kans krijgen en
Nederlands kunnen leren. Daarnaast heeft Levanto
nog vele andere initiatieven zoals een groendienst en
een afdeling ‘monumenten’-zorg. De meest kwetsbare groepen kunnen terecht in het atelier ‘Arbeidszorg’,
waar deelnemers creatief omgaan met allerlei materialen, bijvoorbeeld tegelstenen, die ze dan nadien
kunnen verkopen. De subsidies zijn doorheen de jaren
wel afgenomen, maar dat vormde in plaats van een
rem veeleer een trigger naar meer innovatie. De organisatie streeft naar minder subsidie-afhankelijkheid
en wil zich toch maximaal blijven inzetten voor haar
sociale doelstellingen. De organisatie heeft de switch
ingezet van een sociale werkplaats naar een sociale
onderneming door de oprichting van enkele coöperatieven. Met behulp van de sociale werkplaatsen,
maar ook de zoektocht naar privaat kapitaal, wordt
een eigen onderneming uitgebouwd in de bouw en de
dienstensector. Levanto werkt op deze manier samen
met onder meer de bouwgroep Willemen waar ze
werfwachters tewerkstelt, waardoor er tijd en ruimte
Het gebruik hiervan zit duidelijk in de lift, gezien
het aantal gepresteerde uren de afgelopen 10 jaar
quasi is verdubbeld. Dit is een win-win voor elkeen.
Vele ondernemingen zoeken onder druk van de hoge
loonkost naar een betaalbaar alternatief voor
delocalisatie of afbouw van activiteiten. Toch
spelen er niet louter financiële motieven in de samenwerking. Zo kan de schaarste aan goed opgeleide en gemotiveerde werkkrachten ook worden
ondervangen door functie-ontleding: eenvoudige
taken worden afgesplitst en omgevormd naar nieuwe
functies voor mensen die wat zwakker staan. Zo komt
tijd en ruimte vrij voor het eigen personeel.
Ook ondernemingen nemen sociale doelstellingen op
De verschuiving van sociale economie naar reguliere
economie kent ook zijn tegenhanger in de andere richting. Ook binnen de reguliere economie stellen we vast
dat meer en meer maatschappelijke en sociale
doelstellingen worden opgenomen door ondernemingen. Samenwerking met sociale economie is hier
slechts een beperkte vorm van. Ondernemingen bevinden zich niet op een eiland maar opereren in een samenleving met diverse noden. De economie kenmerkt zich
al jaren door een krapte aan geschikte arbeidskrachten,
zeker bij technische profielen. De redenen zijn divers. Vele
ondernemingen zien zich geconfronteerd met een enor-
vrij komt voor de ‘duurdere’ bouwvakkers. Door het
instellen van de werfwachters wordt het bouwafval ook beter gesorteerd in meerdere containers
wat op zijn beurt weer bijdraagt tot meer en betere
recyclage. Zo vormt de samenwerking voor beide
partners een win. Er wordt ook samengewerkt met
bijvoorbeeld Umicore uit Hoboken dat 1.300 fietsen leaset bij Levanto, die door de werknemers van
Levanto ook onderhouden worden.
Ondernemingen helpen het beleid
Met het duaal leren willen ondernemingen hun deuren
en werkvloeren openen om jongeren in een reële
omgeving met hedendaagse infrastructuur op te leiden.
De doelstelling is een duidelijke win-win voor ondernemingen en overheid: ervoor zorgen dat meer jongeren
technische opleidingen volgen in plaats van vroegtijdig
af te haken.
In het activeringsverhaal zoekt VDAB samen met
haar vele bemiddelaars, naar werkgevers die bereid
zijn werklozen werkervaring te geven. Vele werklozen
© Chak López
# Levanto werkt samen met bouwgroep Willemen waar ze
werfwachters tewerkstelt, waardoor er tijd en ruimte vrij komt
voor de ‘duurdere’ bouwvakkers.
Ook op het vlak van tewerkstelling van mensen met een
arbeidsbeperking – een van de doelgroepen binnen sociale economie – stellen we vast dat de tewerkstelling in de
reguliere sector in de lift zit. Jaarlijks worden ongeveer
3.000 mensen met een beperking aan het werk gesteld
in de diverse ondernemingen buiten de sociale economie,
al dan niet ondersteund met een beperkte tussenkomst
voor het rendementsverlies. Het aanpassen van de job
aan de mogelijkheden van elkeen is ook in die bedrijven
een realiteit, net zoals dat meer en meer ook noodzakelijk wordt in het kader van langer werken en werkbaarheid.
Vele ondernemingen zien zich geconfronteerd met een
7
STEM: Science, Technology, Engineering and Mathematics
me vervangingsvraag. Het Steunpunt Werk berekende dat tussen 2014 en 2019 285.000 tot 340.000
55-plussers in Vlaanderen vervangen moet worden
door de uittreding uit de arbeidsmarkt. De schoolverlaters
beschikken (nog) niet over de nodige expertise. Maar ook
het onderwijs slaagt er niet in om voldoende jongeren te
kwalificeren naar technische richtingen, alle STEM-campagnes7 ten spijt. Activeren en opleiden van werklozen,
inactieven of deeltijds werkenden is dus de boodschap.
Omdat het beleid streeft naar 76% werkzaamheidsgraad
maar ook omdat ondernemingen ondanks de vele werklozen niet altijd de juiste man of vrouw vinden. In die context
nemen ondernemingen meer en meer de handschoen op
en worden ze partner van het beleid.
missen immers die zo veel gevraagde ervaring op de
werkvloer. Stages en opleidingen ter plaatse vormen
een stap naar werk. De praktijk toont aan dat mits een
beetje begeleiding van werknemer en werkgever, het
lukt om mensen terug aan de slag te krijgen.
De asielcrisis leidt ertoe dat vele vluchtelingen hun
toekomst zoeken in Vlaanderen. Ze doorlopen diverse
procedures en trajecten, maar de belangrijkste schakel in die integratie blijkt keer op keer werk. Ondernemers hebben dit begrepen en willen hieraan meehelpen
op velerlei manieren: in de competentiescreening, de
opleiding, de stage en tewerkstelling.
schaarste op de arbeidsmarkt, de onmogelijkheid om
ouderen op korte termijn te vervangen en een beleidskader dat elkeen aanzet om langer aan het werk te blijven.
Het hoeft geen betoog dat ondernemingen hierin zoeken
hoe dit best kan gebeuren. Daarbij kunnen ze heel wat
opsteken van sociale economiebedrijven en omgekeerd.
De verwezenlijking van deze sociale doelstellingen
door de ondernemingen komt er omdat het moet,
omdat men het wil en omdat het meer en meer normaal
wordt. Het opnemen van een sociaal motief is niet
langer het exclusieve beleid van enkelen, maar
meer en meer ‘het nieuwe normaal’.
“Jaarlijks worden
ongeveer 3.000
mensen met een
beperking aan
het werk gesteld
in de diverse
ondernemingen
buiten de sociale
economie”
- Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen -
“Niet enkel
binnen de sociale
economie maar
ook tussen
de sociale en
de reguliere
economie, is
er steeds meer
samenwerking”
14
15
4. Gebrekkig beleidskader
CASE: Passwerk brengt mensen
met ASS op werkvloer
Passwerk is een onderneming die acht jaar geleden is opgericht als CVBA met sociaal oogmerk
en zich daarbij van meet af aan toelegde op de
tewerkstelling van mensen met een autismespectrumstoornis (ASS) met een normale begaafdheid
voor het uittesten van software. Ze zetten daarbij
de specifieke kwaliteiten van deze werknemers in
om een meerwaarde te bieden aan hun klanten. De
beperkingen van mensen met ASS worden gecompenseerd door een professionele omkadering en
een doorgedreven jobcoaching. De initiatiefnemers van weleer kwamen uit een sociale werkplaats,
VDAB en een organisatie gericht op opleiding en
begeleiding van mensen met een arbeidshandicap.
- Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen -
CASE: Adecco stelt 500 mensen
met arbeidshandicap tewerk
Vlaanderen kent, naast de sociale economie, ook heel
wat tewerkstelling van mensen met een arbeidshandicap in de reguliere economie. Deze tewerkstelling wordt
ondersteund door een premie die de laatste jaren in
toenemende mate wordt gebruikt. De maatregel stelt
meer mensen met een arbeidsbeperking tewerk dan in
de sociale economie, al is het wel zo dat de arbeidshandicap dan meestal minder ingrijpend is. De premies en het
gebruik ervan zijn de afgelopen jaren sterk toegenomen
en worden in velerlei sectoren toegepast waaronder ook
Bij de opstart van de organisatie werd het grootste aandeel van de middelen verstrekt vanuit de
profitsector, maar participeerden ook organisaties
die actief zijn binnen het werkveld van mensen met
ASS. Al na 1 jaar draaide de organisatie break-even,
al ligt de winst ook en vooral op het maatschappelijk terrein. De uitgangspunten zijn de sterktes en
competenties van de medewerkers, dat zij aan het
werk gaan op een reguliere arbeidsmarkt en dat
de onderneming maximaal inspeelt op de behoeftes van de mensen en niet omgekeerd. Momenteel
werken er 60 mensen van wie 51 met ASS die in de
mate van het mogelijke bij de eindklant aan het werk
gaan. De onderneming verbindt de economische
met de sociale dimensie en wil op die manier inspelen op de behoeften van haar klanten en zo haar
gedachtegoed rond integratie maximaal realiseren.
in de interimsector. Adecco, een van ’s lands grootste
interimkantoren, stelt zelf op jaarbasis quasi vijfhonderd mensen met een arbeidshandicap tewerk, wat
goed is voor bijna de helft van alle plaatsingen binnen
het uitzendgebeuren. De onderneming heeft de voorbije jaren expertise verworven in de tewerkstelling van
mensen met een handicap en tracht die ook te integreren
in haar klassieke plaatsingsopdracht, waarbij ze uitgaat
van competenties en niet zozeer van de handicap. Om
dit doel te bereiken, worden consulenten bijgestaan en
voorbereid, worden klanten gesensibiliseerd en wordt
ook praktische ondersteuning geboden bij bijvoorbeeld
vragen over arbeidspostaanpassingen.
Hoewel sociaal ondernemerschap in de lift zit –
al gaat het traag – lijkt dit eerder ondanks dan
dankzij beleid. De versnippering is groot op vele
vlaken waardoor het vooral specialisten-subsidiologen zijn die hier nog de weg in weten te vinden. Welke
ondernemer kent immers nog het verschil (behalve
ingewijden) tussen een invoegbedrijf, een inschakelbedrijf, een maatwerkbedrijf of een maatwerkafdeling, die elk op een andere of wijze worden aangemoedigd en gesubsidieerd. Dat moet beter:
•Een duidelijke rechtsvorm in plaats van het
oneigenlijk gebruik van het vzw-statuut
• Een persoonsvolgende financiering die uitgaat van
de werknemer in plaats van het type organisatie
• Helder en hygiënisch taalgebruik die zegt waar het
op staat
• Een gelijk speelveld in plaats van onnodige
verschillen die enkel historisch te verklaren zijn:
-Al dan niet limitering van toegelaten activiteiten
-Al dan niet btw-plichtig of verlaagd btw-tarief
-Vermindering vennootschapsbelasting
-
Verschillende loon- en arbeidsvoorwaarden
(want verschillende Paritaire Comités voor sociale en reguliere economie)
-Verschillen in subsidies die gekoppeld zijn aan
rechtsvormen of erkenningen
-Sociale clausules die niet apart erkende ondernemingen binnen sociale economie uitsluiten
- …
Het maatwerkdecreet alsook nieuwe beleidsinzichten (conceptnota sociale inschakeleconomie) wilde hier
stappen vooruit zetten naar een meer gelijk speelveld
en vereenvoudiging van het beleidskader. Voortaan
zou de ondersteuning worden bepaald in functie van de
werknemer en niet meer in functie van zijn plaats van
tewerkstelling waardoor er een gelijkheid werd beoogd
binnen alsook tussen sociale economie en reguliere
economie. De persoonsvolgende financiering –
ook wel omschreven als het financieel rugzakje –
werd geïntroduceerd, net zoals dat momenteel ook
8
De huidige regeling legt een minimum van 65% doelgroepwerknemers
op maar om subsidies te kunnen krijgen als zijnde ‘sociale werkvoorziening’, ligt de bodem op 30% conform de Europese staatssteunre-
ontwikkeld is in de zorg- en welzijnssector. Doorstroom
naar de reguliere economie werd een duidelijke doelstelling waarbij periodiek werd nagegaan of mensen
geen potentieel hebben elders. Tegelijk werd de vraag
opgeworpen of een en ander niet kon versoepeld
worden. Zo moeten sociale economiebedrijven een
minimumpercentage doelgroepwerknemers in dienst
hebben, maar de vraag is of het ook niet met minder
kan?8 Idem wat de rechtsvorm betreft: daar werd afgestapt van de fixatie op vzw’s, waardoor er meer ruimte
kon gemaakt worden voor ondernemerschap.
Omwille van een juridisch geschil is het maatwerkdecreet on hold gezet. Het is onduidelijk wat het vervolg
zal zijn. Wel staat vast dat het geschorste beleid
een stap in de goede richting was, al volstond
het niet. Er blijven ook in de nieuwe – thans geschorste – regelgeving immers nog verschillen, drempels en
voorwaarden bestaan die vragen oproepen. Waarom
wordt er vastgehouden aan aparte loon- en arbeidsvoorwaarden en Paritaire Comités ondanks het feit dat
het activiteiten betreft die ook in de reguliere bouw-,
logistieke en dienstensector worden uitgevoerd? Het
rendementsverlies wordt immers gecompenseerd
door financiële rugzakjes. Waarom worden bepaalde
subsidies toch nog enkel voorbehouden voor bepaalde spelers die zich enkel lijken te onderscheiden van
andere ondernemingen door het feit dat ze expliciet
sociale doelstellingen nastreven? Moet er niet veeleer
gekeken worden naar de impact van elkeen in plaats
van naar intentieverklaringen en statuten? Waarom
kan er niet flexibeler gewerkt worden op het vlak van
aantal werknemers en begeleiding?
De blijvende verschillen zijn niet nodig en beletten samenwerking en nieuwe initiatieven. Nochtans
is dit laatste broodnodig. Het vraagt om een nieuwe
benadering die ondernemers uitnodigt oplossingen
te bieden voor sociale uitdagingen. Daarbij moet de
klemtoon veeleer liggen op de impact en het resultaat.
Social Impact Bonds kunnen daarbij inspirerend zijn.
gels. Verordening 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij
bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van
het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
- Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen -
“Adecco stelt zelf
op jaarbasis
quasi vijfhonderd
mensen met een
arbeidshandicap
tewerk, wat goed
is voor bijna de
helft van alle
plaatsingen
binnen het
uitzendgebeuren”
16
17
5. Social Impact Bonds
5.1 Van input naar een impactmeting
Het concept van Social Impact Bonds (SIB) is relatief
nieuw in Vlaanderen, maar in de Angelsaksische wereld
is het al sedert 2010 in opmars. Een SIB is in wezen
een financiële constructie of een soort van obligatie
waarbij private partijen investeren in de aanpak
van een maatschappelijk probleem dat de overheid veel geld kost.
De overheid, die niet bij machte is dit probleem zelf
afdoende opgelost te krijgen, betaalt de investeerders
terug met het geld dat ze hierdoor uitspaart inclusief
een bepaald rendement. Dat rendement kan bijvoorbeeld oplopen tot 10%. De regel geldt dat hoe sneller
en hoe beter het resultaat, hoe hoger het rendement.
De investeerders krijgen dus een zware resultaatsprikkel om op zoek te gaan naar goede oplossingen.
Hiervoor zullen zij ondernemers en partners inschakelen die ze financieren. Een onafhankelijke controle-instantie of evaluator kijkt erop toe dat de vooraf
duidelijk vastgelegde en meetbare doelstellingen ook
daadwerkelijk bereikt worden. Pas bij het bereiken van
de resultaten, worden de investeerders vergoed waardoor het risico ook bij hen ligt en niet bij de overheid.
gevangeniskosten en maatschappelijke kosten te laten
dalen. Er werd 5 miljoen pond geïnvesteerd waarbij de
investeerders werden terugbetaald indien het recidivisme daalde met 7.5%. In 2014 voerde de universiteit
van Leicester het evaluatieonderzoek en daaruit bleek
dat het recidivisme was gedaald met 8.5%. De investeerders haalden een rendement van 13%, de overheid
bespaarde fors en het zette de deur open voor verdere
ontwikkeling van SIB’s inzake onder meer jongerenwerkloosheid, daklozen en gezondheidspreventie. $
Figuur 8: Social Impact Bonds zijn in volle ontwikkeling
60
Switzerland
Peru
50
India
Portugal
Figuur 7: Bij het Social Impact Bonds-mechanisme nemen investeerders de risico’s op zich.
Canada
40
Belgium
Netherlands
$
30
Germany
Australia
INVESTORS
U.S.
20
U.K.
10
INTERMEDIARY
Jul-15
Sep-15
May-15
Jan-15
Mar-15
Nov-14
Jul-14
Sep-14
May-14
Jan-14
Mar-14
Nov-13
Jul-13
Sep-13
May-13
Jan-13
Mar-13
Nov-12
Jul-12
Sep-12
May-12
Jan-12
Mar-12
Nov-11
Jul-11
Sep-11
May-11
Jan-11
Mar-11
Nov-10
Jul-10
Sep-10
SERVICE PROVIDER
OUTCOME FUNDER
Mar-10
0
May-10
$
$
Dichter bij huis zijn twee recente voorbeelden onlangs opgestart.
EVALUATOR
POPULATION IN NEED
Bron: Global Economy and Development : Policy Recommendations for the applications of impact bonds
Op het eerste gezicht lijkt een SIB niets meer of minder
dan een pure resultaatsfinanciering. Dit is niet juist.
• Een SIB combineert een resultaatsfinanciering
met Publiek-Private Samenwerking (PPS)
waarbij de financiering van bij aanvang is voorzien
in plaats van aan het einde van het proces.
• Bovendien ligt de klemtoon op resultaat en
impact, meer dan louter op output.
• Eveneens vernieuwend is dat de private sector bij
monde van investeerders enerzijds en ondernemers
anderzijds, een manifeste rol toebedeeld krijgt.
• Tot slot laat de formule in tegenstelling tot vele
klassieke PPS-constructies veel meer toe op vlak
van (sociale) innovatie en creativiteit om een
bepaald resultaat te krijgen. Meer zelfs, het is een
van de expliciete doelstellingen.
5.2 Evolutie van Social Impact Bonds
De eerste SIB ontstond in het Verenigd Koninkrijk in
2010 en had tot doelstelling om 3.000 gevangenen in
Peterborough Prison te begeleiden en opnieuw te integreren in de samenleving. Het uiteindelijke doel lag in
het verminderen en voorkomen van recidivisme en dus
Eerste initiatieven ‘Social Impact Bonds’
steken de kop op
In Rotterdam wenste het beleid de jeugdwerkloosheid aan te pakken. AMRO ABN en Start Foundation investeerden 680.000 euro in de onderneming
Buzinezzclub. Die moest 160 werkloze jongeren
zonder startkwalificatie aan het werk of aan het
studeren krijgen. De gemeente Rotterdam betaalt
de investeerders terug op basis van het aantal
uitkeringen dat bespaard wordt. De voorlopige
resultaten zijn positief met in globo 60% jongeren
die weer actief zijn.
Een tweede voorbeeld zit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Daar wil men kleinschalig starten
en zeventig jonge werkzoekenden met een immigratieachtergrond aan het werk krijgen via een
mentorprogramma met Belgische professionals.
Diverse partners zijn ook hierin betrokken, met
name Actiris als publieke bemiddelingsdienst, Duo
for a Job dat verantwoordelijk is voor het opzetten
van de mentoring, KOIS Invest dat 350.000 euro
inbrengt, Stibbe voor advies omtrent het juridisch
kader en tot slot Obeservatoire Bruxellois de l’Emploi dat de evaluatie op zich neemt. De eerste
resultaten en evaluaties worden verwacht in 2017.
- Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen -
- Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen -
Bron: Global Economy and Development : Policy Recommendations for the applications of impact bonds
18
19
6. Wat moet er gebeuren?
Innovatie in oplossingen wordt gestimuleerd
en ontwikkeld. De innovatie ligt in het uitproberen
van nieuwe concepten maar ook in de flexibiliteit die
mogelijk is om gaandeweg bij te sturen en verder te
innoveren.
© ID/Filip Claus
5.3 Wat is het potentieel van SIB?
Waarom zou ook SIB in Vlaanderen kunnen werken?
Wat is met andere woorden het potentieel of de win
die hier gerealiseerd kan worden?
- Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen -
Aantrekken van privaat kapitaal bij hetzij de
huidige sponsors die werken via giften, of bij nieuwe investeerders op zoek naar rendement of naar
sociale impact die de klassieke markten niet bieden.
Het voordeel voor de overheden ligt in het snel ter
beschikking stellen van de nodige liquiditeiten.
Klemtoon ligt op preventie. In het algemeen zijn
de SIB’s veeleer gericht op preventie dan op remedie van welk probleem dan ook. Het is immers daar
dat het verschil tussen investering en uitgespaarde
kost het grootst is.
Aanwezigheid van investeerders is driver voor
performantie in het management. Een niet te
onderschatten troef is dat door de aanwezigheid
van investeerders er een belangrijke drive is bij
alle actoren – en dan zeker bij de sociale onderneming – om te komen tot succes. Die combinatie van
spelers voert de professionaliteit en de performantie verder op.
Samenwerking en netwerking wordt gestimuleerd. Zoals eerder al aangetoond, vertonen vele
maatschappelijke problemen een multidimensionele problematiek: welzijn, onderwijs, integratie, werk
... Dit goed oplossen betekent veelal inzetten op
meerdere sporen tegelijk zoals onder meer taalverwerving, huisvesting, en opleiding. Om dit waar te
maken moer er dan ook samengewerkt worden op
het terrein in plaats van per beleidsdomein maatregelen uit te werken.
Reduceren van risico’s voor de overheid. Door
de aard van de constructie zal de overheid pas
financieren als er bepaalde resultaten behaald zijn.
Zo niet dragen de investeerders de finale kostprijs
waardoor de risico’s worden uitbesteed aan partners. De innovatieve aanpak houdt bijna per definitie een zekere risicograad in, maar dat is eigen aan
ondernemen.
Cultuur bewerkstellingen van monitoring en
evaluatie. Dit is in vele beleidsdomeinen onderbelicht of beperkt zich louter tot beschrijving van
wat bestaat met veelal de conclusie dat verder
onderzoek naar effectiviteit noodzakelijk is. Al ligt
de echte uitdaging wellicht in het kunnen aflijnen en
meten van duurzame impact.
Van focus op input naar focus op resultaat. Nog
te veel ligt de klemtoon op input en werkwijze in
plaats van op output en impact. Tekenend hierin zijn
de vele evaluatierapporten die meestal beschrijvende rapporten zijn en waar de effectiviteit van
een en ander onduidelijk blijft. In geval van SIB ligt
de finale afrekening enkel op resultaat.
Streven naar duurzame impact. Al naargelang
de formulering van de resultaten, streven de meeste SIB’s wel degelijk naar duurzame en blijvende
resultaten. Dit moet onder andere blijken uit de
behoorlijk lange duurtijden van de contracten die
meerdere jaren omvatten en net mikken op dat blijvend resultaat.
“Hier ligt een
rol weggelegd
voor Voka
als netwerkorganisatie om te
inspireren maar
ook om deze
werelden met
elkaar in contact
te brengen”
De grens tussen regulier en sociaal of tussen
profit en socioprofit is niet meer kristalhelder af
te lijnen. Meer en meer wordt er samengewerkt op
het terrein of op elkaars werkvloer vanuit een dubbele
win gericht op inkomsten en kosten, gericht op flexibiliteit of expertise. Veelal geïnspireerd door samenwerking, ontwikkelen heel wat ondernemers zelf bijkomende activiteiten. Socioprofit gaat de boer op met
een commercieel aanbod en reguliere ondernemingen
bepleiten hun maatschappelijke rol. Hier ligt een rol
weggelegd voor Voka als netwerkorganisatie om
te inspireren maar ook om deze werelden met
elkaar in contact te brengen.
De overheid kan de ondernemingen hierin helpen
door zelf ook een duidelijke taal te hanteren in het
sociaal ondernemerschap. Er moet ook aandacht
zijn voor het juridisch regelgevend kader voor
de rechtsvorm, het al dan niet hanteren van erkenningsregels of labels en de wijze waarop ze die sociale
ondernemers met minimale uitgaven voldoende kan
stimuleren om een hefboomeffect te creëren. Dit gaat
verder dan de huidige perikelen met het maatwerkdecreet. Daarbij hoort ook een transparant beleidsdebat dat ingaat op de vraag vanaf wanneer een
stimulans nodig is, alsook de vraag of de huidige
stimulansen niet eerder onnodig verdelen dan
wel ontwikkelen. Zijn al die subsidies nodig en moet
er bijvoorbeeld een verschil zijn inzake vennootschapsbelasting tussen ondernemingen onderling in
functie van hun missie (inschakelen van werknemers)?
Een gelijk speelveld moet het uitgangspunt zijn.
Concepten als rugzakfinanciering moeten daarbij verder ontwikkeld worden in plaats van de huidige
aanbodsubsidiëring. Het maatwerkdecreet zette daarin
eerste stappen maar het concept is veel breder toepasbaar in het activeringsbeleid. Het zou ook kunnen leiden
tot nieuwe en innovatieve dienstverlening.
De blik moet verruimd worden van louter kost of directe
uitgave naar totale opbrengst of impact. De huidige
bevoegdheidsverdeling steekt hier stokken in de wielen
want elke uitgave door Vlaanderen die leidt naar tewerkstelling, bespaart in werkloosheids- of andere uitkeringen op het federale niveau. Deze constructiefout in de
bevoegdheidsverdeling vraagt om een oplossing want het
is logisch dat een investeringskost zichzelf terugverdient.
Het instrument van Social Impact Bonds kan hierin bijzonder verrijkend zijn. Het kan dwars over alle
bevoegdheden en beleidsniveaus heen de totale kost
van een maatschappelijk probleem in kaart brengen en
via gerichte incentives als obligaties, partners en dienstverleners, komen tot duurzame resultaten én wezenlijke
besparingen. De terugverdieneffecten maken middelen
vrij om volgende investeringsprojecten aan te vatten.
De lancering en aanmoediging van SIB’s, kan op
Vlaams niveau maar idealiter ook in samenwerking
met de federale overheid ontwikkeld worden.
Colofon
Voka-kenniscentrum:
Niko Demeester | Secretaris-generaal
Stijn Decock | Hoofdeconoom
Sonja Teughels | Arbeidsmarkt
Manou Doutrepont | Sociaal overleg
Vincent Thoen | Innovatie en economie
Goedele Sannen | Mobiliteit en logistiek
Tine Deheegher | Energie
Ellen Vanassche | Milieu en klimaat
Steven Betz | Ruimtelijke ordening en milieu
Karl Collaerts | Fiscaliteit en begroting
Pieter Van Herck | Welzijns- en gezondheidsbeleid
Eindredactie:
Erik Durnez, Sandy Panis, Bregt Timmerman
Vormgeving:
Group Van Damme, Oostkamp
Druk:
Goekint, Oostende
Groeipaper ‘Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen’ is een brochure van Voka, Vlaams netwerk van ondernemingen. De overname of het citeren van tekst uit deze Groeipaper wordt
aangemoedigd, mits bronvermelding. U kan alle Groeipapers terugvinden
op www.voka.be/groeipapers
Verantwoordelijke uitgever:
Hans Maertens i.o.v. Voka vzw - Burgemeester
Callewaertlaan 6 - 8810 Lichtervelde
[email protected] - www.voka.be
Structurele partner:
- Sociale economie: ondernemerschap als antwoord op sociale uitdagingen -
Schaalvergroting van wat werkt. Een belangrijke verdienste van SIB’s ligt in het uitproberen van
wat werkt om dit vervolgens op te schalen en verder
uit te rollen.
Download