Inleiding Menno ten Brink Jodendom en geweld

advertisement
Jodendom en geweld. 20-05-2015 Abraham dialogen.
(tekst van rabbijn mr. Menno ten Brink)
Jodendom is geen pacifistische godsdienst. Men denkt vaak dat in de
Tien Uitspraken (Sj 20:13) staat: Je zult niet doden (ta’arog), maar er
staat je zult niet moorden (lo tirtzach). Als militair en in de oorlog moet je
af en toe doden, maar ook als militair mag je niet moorden. Het geweld is
aan regels gebonden.
Er zijn twee verschillende beginselen in de joodse traditie van oorlog:
1) Een vrijwillige oorlog (milchemet resjoet of milchemet mitswa)
2) Een verplichte oorlog (milchemet chowa)
Ad 1 De Verplichte oorlog was bijvoorbeeld de oorlog die Jozua voerde
tegen de Kenaänieten om het land veroveren, toen het volk onder zijn
leiding het land binnentrok. Ook de oorlog en doorlopenede strijd tegen
Amalek is een verplichte oorlog (Dew. 25:19).
Verder zijn alle oorlogen uit zelfverdediging verplichte oorlogen.
Dat laatste is gebaseerd op het beginsel dat in Sanhedrin 71a staat
geformuleerd: Als je aangevallen wordt mag je je verdedigen, sterker je
moet je verdedigen tegen je aanvallers, want wiens bloed is roder? Er is
er maar Eén die dat kan bepalen. Maar als je de aanvaller kan stoppen
met een minimale inzet van geweld, moet je daarvoor kiezen. Dus als je
een aanvaller kan verwonden waardoor hij stopt, is dat betere dan hem
te doden, anders tref je schuld vanwege excessief geweld, zoals we dat
tegenwoordig noemen. (Sanhedrin 74a).
De oorlogen tegen Amalek, die het joodse volk in de rug aanviel toen ze
zwak en net uit Egypte waren bevrijd, is een oorlog die symbool staat
voor ene oorlog tegen alle vormen van antisemieten. Van geweld tegen
lieden die ons willen ombrengen. Een voorbeeld is de figuur van Haman
in het Poeriem verhaal, die de Joden wilden ombrengen. Ook de
oorlogen tegen het heidendom in Kenaän worden gezien als verplichte
oorlogen, omdat ze God ontkennen, alleen agressie willen. De strijd van
Jozua was een strijd tegen wreedheid in Kenaän en tegen anti
menselijkheid.
1
In mijn afstudeerscriptie voor het LBC heb ik een studie gemaakt van
een deel uit Dewariem 20:1-9, waar het gaat over de priester die gezalfd
is voor de oorlog. Een soort krijgsmachtrabbijn, wat ik toen ook was.
Pagina 14 scriptie hier wordt een strijd aangegeven tussen aan de ene
kant God en Israël en aan de andere kant de afgoden en de naties.
Oorlog wordt daar gezien om het kwaad uit te bannen.
God/Israel
afgoden/volkeren
Wees niet bang
zij zijn bang
God is met je
hun goden zijn niet jouw goden
God vecht voor je
hun goden kunnen niet vechten
Heb vertrouwen in God
zij hebben geen vertrouwen in
God
Daarom een klein leger
daarom een groot leger
Overwinning
ondergang
Leven in het land
geen plaats in het land
Superieur in het land
volledig weggevaagd
De mesjoeach milchama moet de soldaten moed inspreken: wees niet
bang (Dew 20:4), maar er is geen sprake in het Jodendom van het
zegenen van de wapens. Oorlogsvoering en de Tempel, het heilige het
reine, staan haaks op elkaar. Men mocht geen metaal of ijzer in de
Tempel hebben, alleen edelmetalen. Nu nog in de sjoel, mag geen
metaal of ijzer op de Tora of de bima zijn, dat is een teken van wapens,
van oorlog en geweld, dat staat haaks op wat Tora leert, en haaks op de
rituelen van de vroegere Tempel en de tegenwoordige sjoel. Koning
David mocht de Tempel niet bouwen omdat hij bloed aan de handen
had, door de vrijwillige oorlogen die hij gevoerd had om het gebied van
Israël uit te breiden. Koning Salomon (Sjalom), zijn zoon, de wijze en
vredeskoning, bouwde de Tempel pas.
2
Een vrijwillige oorlog is dus bijvoorbeeld een oorlog die alleen gaat om
gebiedsuitbreiding die niet noodzakelijk is om je te verdedigen tegen
aanvallers, die je land willen innemen en je naar het even staan.
Voor de vrijwillige oorlogen zijn ook vrijstellingen van de militairen, die in
en verplichte oorlog wel moeten dienen. Zelfs de chattan (bruidegom)
moet van onder de choepa komen om zijn land te verdedigen. Deze
vrijstellingen worden door de officier na het inspreken van moed door de
priester opgesomd in Dewariem: 20:1 ff
Citeer
Waarom deze vrijstellingen? Als je nog een mitswe (religieuze plicht) niet
hebt afgemaakt, moet je die eerst afmaken, want het kan zijn dat je
gedood wordt in de oorlog. Het leven gaat dus voor de dood. Maar zelfs
als de mannen bang zijn voor de oorlog, moeten ze thuis blijven, want
hun angst kan de anderen infecteren.
Wordt oorlog gevoerd dan is deze aan regels gebonden. Een stad mag
je niet totaal omsingelen: laat altijd een vluchtweg. Fruitbomen mag je
niet kappen, ook niet van de vijanden, want dan neem je het eten weg.
Het beginsel bal taschit is van groot belang. Dat beginsel, gebaseerd op
het verbond om fruitbomen te kappen in de oorlogstijd, zelfs van je
vijanden, is door de rabbijnen naar alles uitgebreid dat voor
mensenlevens van belang kan zijn. Je mag niets zo maar verwoesten en
vernielen (geweld).
Je mag niet blij zijn als de vijand gedood wordt:
Spreuken 24:17; Pesach het spatten van de wijn, de beker mag niet
overvloeien, terwijl er mensen voor onze vrijheid zijn gedood.
Zingen van de engelen toen het volk door de Zee getrokken was. De
Eeuwige riep ze tot de orde: Niet blij zijn als mijn schepselen verdrinken.
Men moet alles proberen om vrede te bereiken: Psalm 34:15: zoek de
vrede en jaag haar na!
Micha 4:3 wapens omsmeden net als in de tekst van Jesaja. Dat is een
profetische toekomstvisie van de messiaanse tijd, zoals de wereld er uit
zou moeten zien.
3
Normatief voor oorlog en geweld is de terugkeer vanuit de Babylonische
ballingschap onder Ezra en Nechemia (Kronieken). Deze terugkeer was
zonder wapens, vredelievend. De Talmoed accepteert deze manier van
terugkeer in het land (BT Sjavoe’ot 9a).
In Zacharia (Chanoeka) staat: “niet door macht en niet door kracht, maar
door Mijn geest”. De rabbijnen hebben de nadruk gelegd op het wonder,
op de goddelijke inspiratie, maar niet op de Maccabeeërs die de strijd
zijn aangegaan tegen de hellenisten. Hoewel je zou kunnen
argumenteren dat het een verplichte oorlog was.
Het is van groot belang als je spreekt over Jodendom en geweld, dat
Jodendom niet pacifistisch is. Je mag, je moet je zelfs, verdedigen als
dat gevraagd wordt, om je eigen leven te bewaren. Maar het moet wel
geweld zijn in verhouding, proportioneel. Het geweld moet humaan zijn,
zoveel mogelijk sparen van levens, geen vreugde beleven aan de dood
van zelfs je vijanden. Het leven staat boven alles. Oorlog voeren is soms
een noodzakelijk kwaad,
We moeten ons realiseren dat het joodse volk een eigen land had waar
de regels en wetten voor oorlogsvoering golden tot 70 na d.g.j. Daarna
tot 1948 bestond er geen onafhankelijk joodse staat. In die tijd is er wel
geschreven over de weten en regels van oorlogsvoering en geweld,
maar Joden hadden geen eigen leger. Ze deden mee als onderdanen
van de landen waar ze woonden in de legers van die landen. Beste
voorbeeld is de vele Joden die in de WOI hebben meegevochten aan de
kant van de Duitsers tegen de Fransen en Engelsen, als echte patriotten.
In Israël heet het Israëlische leger IDF, Israël Defence Forces. Daarmee
zegt men het is een defensief leger, dat er helaas moet zijn om
aanvallen van buiten tegen de joodse staat aan te kunnen. Soms is
daarvoor een pre-emptive strike voor nodig, om te voorkomen dat de
vijand eerder is dan Israël. We hebben gezien tijdens de Jom Kipoer
oorlog dat dat bijna mis was gegaan, omdat de Arabische landen Israël
zonder waarschuwing vooraf, op de heiligste dag van het joodse jaar,
Israël aanvielen.
4
Download