De eerstelijnsgeneeskunde bestaat uit verschillende disciplines: huisartsen, verpleegkundigen, kinesisten … Zij kunnen op verschillende manieren gefinancieerd worden. De 2 belangrijkste systemen in België zijn: a) de betaling per prestatie – hierbij wordt de arts per geleverde dienst betaald, beschreven in een nationaal bepaalde nomenclatuur, bv. een raadpleging, een huisbezoek, hechtingen, elektrocardiogram, etc. b) de forfaitaire betaling – dit systeem wordt gebruikt in de wijkgezondheidscentra, waaronder De Sleep en andere forfaitair werkende huisartspraktijken. Wat is dit? Tot op heden werden wijkgezondheidscentra en forfaitair werkende huisartspraktijken gefinancierd op basis van het aantal ingeschreven patiënten. Deze patiënten verbinden er zich toe om, tijdens de gewone diensturen, steeds zorgverstrekkers (huisartsen, verpleegkundigen en kinesitherapeuten) van de praktijk waar ze ingeschreven zijn te consulteren. Elke maand krijgen de centra een vast bedrag om voor deze patiënten te zorgen. Als men dus bij de huisarts, verpleegkundige of kinesitherapeut komt, hoeft men als patiënt niet te betalen. Tot mei 2012 was dit bedrag een nationaal gemiddelde, dat per categorie (al dan niet rechthebbend op voorkeurtarief, gepensioneerd of niet,...) hetzelfde was voor alle patiënten. In de voorbije jaren werd door het RIZIV (de Rijksdienst voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering), door de ziekenfondsen en de vertegenwoordigers van wijkgezondheidscentra, een nieuw forfaitair systeem uitgewerkt waarbij men jaarlijks een “foto” maakt van de patiënten die in een bepaald centrum zijn ingeschreven, en dat aan de hand van een aantal belangrijke kenmerken van die patiënt: leeftijd, geslacht, sociale status, aanwezigheid van handicap, aanwezigheid van belangrijke chronische ziekten, aanwezigheid van medische condities die veel zorg vragen. Door het InterMutualistisch Agentschap (IMA) van de ziekenfondsen werd een model ontwikkeld om, uitgaande van deze kenmerken van een bevolking, een voorspelling te maken over de zorgnoden. Via de foto van de patiënten in het centrum kan men dus de zorgnood waar het team van dit wijkgezondheidscentrum mee geconfronteerd wordt, bepalen, en op die manier, per centrum, een bedrag vaststellen dat maandelijks per patiënt aan het centrum wordt uitgekeerd. Dit bedrag is voor elk centrum verschillend, vermits de patiëntengroep anders is samengesteld. Waarom werd de (nieuw) forfaitaire betaling ontwikkeld? Deze vorm van financiering van de eerstelijnsgezondheidszorg ( dit zijn de huisartsgeneeskunde, verpleegkunde en kinesitherapie) geeft een antwoord op de problemen die momenteel in de zorgverlening per prestatie worden vastgesteld. Men stelt immers vast dat de prestatiebetaling voor de zorg voor chronisch zieken, voor de zorgcoördinatie, voor overleg met andere disciplines, voor het informeren van de patiënt en omgeving,... niet meer voldoet. Er zijn een aantal redenen hiervoor: In het prestatiesysteem krijgen huisartsen en andere zorgverstrekkers immers slechts raadplegingen en huisbezoeken vergoed. De betaling per prestatie vormt een rem op taakdelegatie (taken verschuiven van bijvoorbeeld huisartsen naar verpleegkundigen), vermits wie een taak delegeert, meteen zijn inkomen ziet dalen (omdat de prestatie door een andere zorgverstrekker wordt gedaan). Preventieve zorg (gezondheidsvoorlichting, het bepalen van patiënten die in aanmerking komen voor vroegtijdige opsporing, inentingen,...) wordt niet adequaat vergoed in een betaling per prestatie. Ten slotte en erg belangrijk is dat men er vandaag van uitgaat dat patiënten meer en meer een actieve rol moeten opnemen in de zorg voor hun gezondheid. Dat wordt niet gestimuleerd in een prestatiebetaling: wanneer een verpleegkundige een patiënt met suikerziekte leert om zichzelf in te spuiten met insuline, betekent dat in een betaling per prestatie minder inkomen voor de verpleegkundige. Kortom, een globale forfaitaire financiering van huisartsen en andere zorgverstrekkers stimuleert samenwerking, waarbij verschillende disciplines in één team gaan werken om voor de patiënt te zorgen. Hierdoor kan de zorg beter worden afgestemd. Uit onderzoek van het Kenniscentrum (rapport 85A) is gebleken dat de uitgaven in de specialistische zorg voor deze patiënten afnemen. Internationaal is er intussen door wetenschappelijk onderzoek duidelijk aangetoond dat investeren in de versterking van de gezondheidszorg op de eerste lijn, door multidisciplinaire teams, bijdraagt tot een grotere kosteneffectiviteit van de zorg en ook positieve effecten heeft op de kwaliteit. In België zijn er momenteel meer dan 100 forfaitair werkende (wijk)gezondheidscentra (in Wallonië maisons médicales) die bijna 3 % van de bevolking verzorgen. Deze teams ontvangen maandelijks een vast bedrag per verzorgde patiënt, dat met ingang van 1 mei 2012 wordt bepaald door de aard van de gezondheidsproblemen van de verzorgde bevolking. Met dit model beschikt ons land over een laboratorium voor innovatieve financiering en wordt aangetoond dat nieuwe wegen voor een geïntegreerde multidisciplinaire eerstelijnsgezondheidszorg mogelijk zijn.