Parkinson Vereniging project V11-08 Eindrapportage project V11-08 Eiwit expressie als biologische marker van ziekteprogressie en klinisch profiel van de ziekte van Parkinson 1,2 2 3 4 Karin D. van Dijk , Henk H.J. Groenewegen , Connie R. Jimenez , Charlotte E. Teunissen , Henk W. 2 1,2 Berendse , Wilma D.J. van de Berg . 1 2 3 Afdeling Neurologie , Anatomie & Neurowetenschappen , OncoProteomics Laboratorium , Klinische 4 Chemie , Neuroscience Campus Amsterdam, VU Universiteit Medische Centrum. Onderzoeksperiode: September 2008 – Mei 2014. Contactpersoon: dr. Wilma D.J. van de Berg en prof. dr. Henk W. Berendse. Adres voor correspondentie: Afdeling Anatomie & Neurowetenschappen, VU Medical Center Amsterdam, Van der Boechorststr. 7, Room MF-G-118, 1081 BT Amsterdam. E-mail: [email protected] Achtergrond De ziekte van Parkinson is een progressieve neurodegeneratieve ziekte die gekenmerkt wordt door traagheid, stijfheid, trillen en balansproblemen. Naast deze motorische symptomen kunnen ook niet-motorische symptomen optreden, zoals een verminderd reukvermogen, slaapstoornissen, depressie, stoornissen van het autonome zenuwstelsel en cognitieve achteruitgang. In de hersenen van Parkinson patiënten sterven neuronen, waaronder dopamine-producerende neuronen, af. In de afstervende neuronen worden eiwitophopingen aangetroffen in de vorm van zogenoemde Lewy lichaampjes en Lewy neurieten. Deze eiwitophopingen bestaan voor een groot deel uit een afwijkende vorm van het eiwit alphasynucleïne en worden ook in andere delen van de hersenen aangetroffen, zoals de in de hersenstam gelegen locus coeruleus. Op moleculair niveau lijken diverse mechanismen, waaronder verstoring van energiemetabolisme en eiwitafbraak, een rol te spelen bij het ontstaan van de ziekte van Parkinson. De toegenomen productie van afwijkende eiwitten of het verminderd afbreken hiervan lijkt een centrale rol te spelen. De diagnose van de ziekte van Parkinson wordt op dit moment gesteld op basis van klinische motorische verschijnselen. Deze klinische diagnose komt niet altijd overeen met de definitieve diagnose die na het overlijden gesteld wordt door macroscopisch en microscopisch onderzoek van de hersenen. Vooral in een vroeg stadium van de ziekte is de diagnose moeilijk te onderscheiden van andere hersenziekten met vergelijkbare verschijnselen. Het is in het belang van patiënten en hun omgeving dat deze diagnose nauwkeuriger wordt, omdat de ziekten waarmee de ziekte van Parkinson verward kan worden een andere prognose en behandeling hebben. Daarnaast is een vroege en nauwkeurige diagnose ook belangrijk voor het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek naar effecten van nieuwe geneesmiddelen. Immers, het ten onrechte includeren van patiënten die niet lijden aan de ziekte van Parkinson maar aan een andere aandoening zou de resultaten van een dergelijke studie ongunstig kunnen beïnvloeden. Biomarkers zijn metingen die een ziekteproces weergeven. Hersenvocht bevat onder andere eiwitten afkomstig uit de hersenen en kan als zodanig een ziekteproces dat zich in de hersenen afspeelt weerspiegelen. Eiwitten in het hersenvocht van Parkinson patiënten kunnen daarom als diagnostische, prognostische en/of progressie biomarkers dienen. Voorbeelden voor kandidaatbiomarkers voor de ziekte van Parkinson zijn concentraties van de eiwitten alpha-synucleïne en 1 Parkinson Vereniging project V11-08 DJ-1.1.2 Deze eiwitten zijn in het hersenvocht van enkele patiëntenpopulaties reeds onderzocht, maar vervolgstudies zijn noodzakelijk om de bevindingen te bevestigen. Naast het bestuderen van specifieke eiwitten die mogelijk samenhangen met het ziekteproces van de ziekte van Parkinson, kunnen we ook met behulp van ‘proteomics technologie’ een groot aantal nieuwe eiwitten meten en verschillen in concentraties opsporen tussen hersenvocht van Parkinson patiënten en gezonde ouderen. Doel van de studie Het doel van ons onderzoek was om 1) eerder ontdekte eiwitten die mogelijk betrokken zijn bij het ziekteproces aan te tonen in hersenvocht en bloed van patiënten met de ziekte van Parkinson en gezonde personen (controles) en 2) specifieke eiwitten in hersenweefsel en hersenvocht voor de ziekte van Parkinson te ontdekken die het ziekteproces reflecteren met behulp van ‘proteomics technologie’. Resultaten van de studie In de periode september 2008 tot en met september 2011, hebben we hersenvocht en klinische gegevens verzameld van 58 Parkinsonpatiënten en 52 gezonde ouderen. Hersenvocht werd verkregen door middel van een hersenprik. Tevens hebben we van 114 Parkinsonpatiënten en 58 controles bloed verzameld. 1. Onderzoek naar specifieke eiwitten die gerelateerd zijn ziekteproces bij de ziekte van Parkinson We hebben de concentraties van het eiwit alpha-synucleïne, omdat dit eiwit een centrale rol lijkt te spelen in het ontstaan van de ziekte van Parkinson, gemeten in het hersenvocht van de Parkinsonpatiënten en gezonde controles met een nieuwe gevoelige ‘ELISA’.3 In vergelijking tot gezonde ouderen bleken de alpha-synucleïne concentraties bij Parkinsonpatiënten verlaagd. Echter, het verschil was niet groot genoeg om op basis van deze meting individuele Parkinsonpatiënten volledig van gezonde ouderen te onderscheiden. Ook was er geen relatie tussen de hoogte van de eiwitconcentratie en de duur of ernst van de ziekte. Verder is uit onderzoek van anderen gebleken dat het eiwit ook verlaagd kan zijn bij andere ziekten waar alpha-synucleïne zich opstapelt in de hersenen, zoals multipele systeem atrofie (MSA), een ziekte die in het begin op de ziekte van Parkinson kan lijken. Dit maakt het eiwit minder geschikt als diagnostische biomarker. Afwijkende eiwitten, waaronder alpha-synucleïne, kunnen worden afgebroken door lysosomale enzymen. Daarom onderzochten we of de activiteit van een aantal van deze enzymen in hersenvocht bij Parkinson patiënten anders is dan bij gezonde ouderen.4 Van de zeven onderzochte enzymen, was de activiteit van cathepsine E en beta-galactosidase verhoogd, terwijl de activiteit van alpha-fucosidase verlaagd was bij patiënten met de ziekte van Parkinson. Net als bij het eiwit alpha-synucleïne konden de enzymactiviteiten echter geen volledig onderscheid maken tussen Parkinsonpatiënten en gezonde ouderen. De derde gerichte studie, naar het eiwit clusterine, toonde aan dat de concentraties van clusterine in zowel hersenvocht als bloed niet verschillen tussen Parkinson patiënten en gezonde ouderen.5 Clusterine concentraties in hersenvocht bleken zowel bij Parkinson patiënten als gezonde ouderen wel samen te hangen met concentraties van de Alzheimer-eiwitten amyloïd-beta-42, totaal en gefosforyleerd tau. Dit kan betekenen dat clusterine een directe wisselwerking met deze eiwitten heeft. 2 Parkinson Vereniging project V11-08 2. Identificatie van specifieke eiwitten in hersenweefsel en hersenvocht die het ziekteproces reflecteren bij de ziekte van Parkinson Allereerst hebben we eiwitten gemeten en geïdentificeerd in de locus coeruleus, een kern in de hersenstam die in een vroeg stadium aangedaan is bij de ziekte van Parkinson, die als kandidaatbiomarker kunnen dienen.6 Bijna 2500 eiwitten werden geïdentificeerd en gekwantificeerd met behulp van ‘proteomics’ technologie. De 87 eiwitten die verschilden tussen Parkinson patiënten en gezonde ouderen bleken voor een deel betrokken te zijn bij mechanismen die al eerder verondersteld waren een rol te spelen bij het ziekteproces, zoals mitochondriële disfunctie en oxidatieve stress. Maar ook mogelijke nieuwe mechanismen werden gevonden, zoals veranderingen in de aminoacyl-tRNA-biosynthese. Dit proces speelt een belangrijke rol bij de productie van eiwitten. Aanvullende studies zijn nodig om de rol van dit proces bij de ziekte van Parkinson verder te onderzoeken. Met een vergelijkbare techniek werden eiwitten in hersenvocht van 10 Parkinson patiënten en 10 gezonde ouderen gemeten.7 Dit leverde 1284 eiwitten op, waarvan de concentraties van 90 eiwitten verschilden tussen de Parkinson patiënten en gezonde ouderen. In het bijzonder eiwitten die betrokken zijn bij processen, waaronder inflammatie en groei van zenuwvezels, die een rol spelen bij de ziekte van Parkinson zijn potentiële biomarkers en moeten in grotere patiëntengroepen bevestigd gaan worden. Een eerste stap in de bevestiging is al gezet voor drie van deze potentiële biomarkers, door middel van metingen in een tweede onafhankelijk cohort van Parkinsonpatiënten en gezonde ouderen uit Tübingen (Duitsland) en Oslo (Noorwegen). Conclusie De onderzochte kandidaat-biomarkers, zoals alpha-synucleïne, lysosomale enzymen en clusterine, zijn op zich niet in staat om Parkinson patiënten volledig van gezonde ouderen te onderscheiden. Een combinatie van ewitbiomarkers zou misschien wel een volledig onderscheid kunnen maken. Verkennende eiwitstudies in zowel hersenweefsel als hersenvocht hebben – door analyse van de processen waarbij de ontdekte eiwitten een rol spelen – het inzicht in het ziekteproces vergroot. Wellicht nog belangrijker is dat de verkennende eiwitstudies een aantal potentiële nieuwe kandidaat-biomarkers opgeleverd hebben. Vervolgonderzoeken zijn nu noodzakelijk voordat eiwitbiomarkers gemeten in hersenvocht of bloed11 toegepast kunnen worden in de klinische praktijk. De potentiële biomarkers uit de verkennende studies moeten bijvoorbeeld een aantal maal worden bevestigd bij patiënten uit andere centra waarbij de metingen ook in andere laboratoria worden gedaan. Voor de potentiële biomarkers van zowel de gerichte als verkennende studies is het belangrijk te onderzoeken of zij in staat zijn om Parkinsonpatiënten te onderscheiden van patiënten met gerelateerde ziektebeelden, zoals MSA of progressieve supranucleaire verlamming (PSP), of zij de ernst van de ziekte weer kunnen geven en of zij het verloop van de ziekte kunnen voorspellen. Referenties 1. van Dijk KD, Teunissen CE, Drukarch B, Jimenez CR, Groenewegen HJ, Berendse HW et al. Diagnostic cerebrospinal fluid biomarkers for Parkinson's disease: a pathogenetically based approach. Neurobiol Dis 2010; 39: 229-41. 2. Reesink FE, Lemstra AW, van Dijk KD, Berendse HW, van de Berg WD, Klein M et al. CSF alpha-synuclein does not discriminate dementia with Lewy bodies from Alzheimer's disease. J Alzheimers Dis 2010; 22: 87-95. 3 Parkinson Vereniging project V11-08 3. van Dijk KD, Bidinosti M, Weiss A, Raijmakers P, Berendse HW, van de Berg WD. Reduced alpha-synuclein levels in cerebrospinal fluid in Parkinson's disease are unrelated to clinical and imaging measures of disease severity. Eur J Neurol 2013. 4. van Dijk KD, Persichetti E, Chiasserini D, Eusebi P, Beccari T, Calabresi P et al. Changes in endolysosomal enzyme activities in cerebrospinal fluid of patients with Parkinson's disease. Mov Disord 2013; 28: 747-54. 5. van Dijk KD, Jongbloed W, Heijst JA, Teunissen CE, Groenewegen HJ, Berendse HW et al. Cerebrospinal fluid and plasma clusterin levels in Parkinson's disease. Parkinsonism Relat Disord 2013. 6. van Dijk KD, Berendse HW, Drukarch B, Fratantoni SA, Pham TV, Piersma SR et al. The proteome of the locus ceruleus in Parkinson's disease: relevance to pathogenesis. Brain Pathol 2012; 22: 485-98. 7. van Dijk KD, Chiasserini D, Pham TV, Piersma SR, Knol JC, Brockmann K, Toft M, Gasser T, Berendse HW, Jimenez CR, van de Berg WDJ. Identification of novel biomarker candidates in the cerebrospinal fluid proteome of drug-naïve Parkinson’s disease patients. In preparation. 8. Simon-Sanchez J, van Hilten JJ, van de WB, Post B, Berendse HW, Arepalli S et al. Genomewide association study confirms extant PD risk loci among the Dutch. Eur J Hum Genet 2011; 19: 655-61. Bijlage 1. Overzicht van de personele kosten, materiaalkosten en analyse kosten van project V11-08. 4