Onderwijs- en examenregeling/ Studiejaar 2016-2017 Associate degree Sociaal Werk in de Zorg (Ad SWZ) deeltijd CROHO-nummer: 34617 Bij de Christelijke Hogeschool Windesheim Deze onderwijs- en examenregeling behoort tot het studentenstatuut De opleiding SPH is geaccrediteerd van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2018 Voorwoord Met de keuze voor de Ad Sociaal Werk in de Zorg kies je voor een opleiding tot hulpverlener die professioneel en op creatieve wijze hart, hoofd en handen benut. De missie van ons team is om jullie op te leiden tot sociaal werkers die samen met cliënten zorgen dat zij volwaardig en menswaardig kunnen functioneren. In onze visie hebben creativiteit en bejegening een prominente rol. Van daaruit kiezen wij bewust voor een aantal theorieën en methodieken waar we jullie in opleiden. We waarderen jullie ervaringen als volwaardige bron van kennis, naast theoretische kennis en praktische kennis. Om deze persoonlijke ervaringen uit te laten groeien tot een deskundigheid waaruit studenten professioneel kunnen putten besteden wij veel aandacht aan reflectie die in relatie staat tot je professionele handelen. Expert in begeleiding en ondersteuning op het grensgebied van zorg en welzijn. De sociaal werker in de zorg is een expert in begeleiding en ondersteuning op het grensgebied van zorg en welzijn. Je staat midden in de samenleving en zorgt dat cliënten de juiste hulp en ondersteuning krijgen; coördinatie van ondersteuning waar het kan, concrete hulp wanneer het nodig is. Je bent gericht op herstel en behoud van het gewone leven, bij voorkeur in de eigen leefomgeving, zo nodig in een pedagogische- of therapeutische instelling. Je hebt contact met familieleden, vrienden en buurtgenoten om zoveel mogelijk steun uit de eigen sociale omgeving van de cliënt te betrekken. Je helpt cliënten en hun familie om hun eigen kracht en mogelijkheden te leren kennen en te gebruiken. Een uitdagend beroep Ons team van de Ad SWZ en SPH Windesheim wil studenten afleveren van wie het werkveld zegt: “Hiermee halen we een deskundige professional in huis die blijk geeft van hart voor de cliënten en die zijn betrokkenheid kan laten blijken in methodisch handelen, afgestemd op de doelgroep en zijn netwerk, de organisatie van waaruit je werkt en de eisen die de samenleving stelt.” Om in te kunnen spelen op de veranderingen in de samenleving betekent dit dat je naast overtuigingskracht ook over competenties beschikt op het gebied van creativiteit, lef, vermogen tot zelfontwikkeling, coaching weerbaarheid, samenwerken, netwerken, aanpassingsvermogen en innoverend vermogen. Er ligt veel uitdaging op je te wachten. Doe je mee? Dan doen we het samen! José Uitdewilligen, Hoofd opleidingen SPH en Ad SWZ Inhoud DEEL 1. ONDERWIJS EN EXAMENREGELING - BESCHRIJVING VAN DE OPLEIDING ...................... 6 1.1.2 - De onderwijsleeractiviteiten ...................................................................................................... 7 1.1.3 - Studiebegeleiding ...................................................................................................................... 8 1.1.4 - Kwaliteit en studeerbaarheid ..................................................................................................... 9 1.1.5 - Vorm van de opleiding ............................................................................................................ 10 1.2 - DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD ............................................... 11 1.2.1 - Doelstelling van de opleiding .................................................................................................. 11 1.2.2 - De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding ......................................................... 11 1.2.3 - Inhoud van de opleiding .......................................................................................................... 11 1.2.4 - De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld ............................................................... 12 1.3 - INRICHTING VAN HET ONDERWIJS........................................................................................... 12 1.3.1 - Inrichting van de opleiding ...................................................................................................... 12 1.3.2 - Overzicht onderwijseenheden ................................................................................................. 15 1.3.3 - Accreditatie ............................................................................................................................. 15 DEEL 2. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING – RECHTEN EN PLICHTEN ...................................... 16 Hoofdstuk 1 – BEGRIPSBEPALINGEN .................................................................................................... 16 Art. 1.1 – Algemene begripsbepalingen ................................................................................................. 16 Art. 1.2 – Opleidingspecifieke begripsbepalingen *niet van toepassing ................................................ 19 Hoofdstuk 2 - TOEGANG EN TOELATING ............................................................................................... 20 Artikel 2.1 – Toegang (art. 7.24 WHW, art. 7.31a t/m e WHW, art. 7.2.2 WEB) ................................... 20 Artikel 2.2 - Nadere vooropleidingseis (art. 7.25 WHW) *niet van toepassing ..................................... 20 Artikel 2.3 - Aanvullende vooropleidingseis (PMT, Sport en Bewegen, Lerarenopleiding Lichamelijke opvoeding, PABO - art. 7.26 WHW) *niet van toepassing ..................................................................... 20 Artikel 2.4 - Vervallen ............................................................................................................................. 20 Artikel 2.4a – Aanvullende vooropleidingseis deeltijdopleiding (art. 7.27 WHW) .................................. 20 Artikel 2.5 – Toelating (art. 7.29 WHW) ................................................................................................. 20 Artikel 2.6 - Vrijstelling vooropleidingseis ogv gelijkwaardig diploma (art. 7.10, 7.24 en 7.28 WHW) ... 20 Artikel 2.7 - Vrijstelling propedeutisch examen (art. 7.30 WHW) ........................................................... 21 Artikel 2.8 - EVC (art. 7.13 lid 2 sub r WHW) ........................................................................................ 21 Artikel 2.9 – Ontzegging toegang (art. 7.42a WHW) ............................................................................. 21 Hoofdstuk 3 – INRICHTING VAN DE OPLEIDING ................................................................................... 22 Artikel 3.1 – Vraaggestuurd en Competentiegericht onderwijs .............................................................. 22 Artikel 3.2 – Structuur van de opleiding - propedeuse, postpropedeuse en Associate degree (Ad) ..... 22 Artikel 3.3 - Examens en graden van de opleiding ............................................................................... 22 Artikel 3.4 – Major .................................................................................................................................. 22 Artikel 3.5 – Minors *niet van toepassing ............................................................................................... 23 Artikel 3.5a – Doorstroomtraject ............................................................................................................ 23 Artikel 3.6 – Premastertraject *niet van toepassing ............................................................................... 23 Artikel 3.7 - Studiepunten onderwijseenheid ......................................................................................... 23 Artikel 3.8 - Onderwijsperioden per studiejaar ....................................................................................... 23 Artikel 3.9 - Nederlandse taal (art. 7.2 WHW) ...................................................................................... 23 Hoofdstuk 4 - STUDIEBEGELEIDING (art. 7.13 lid 2 sub u WHW) .......................................................... 24 3 Artikel 4.1 - Studiebegeleiding .............................................................................................................. 24 Artikel 4.2 Studieloopbaanbegeleiding................................................................................................... 24 Artikel 4.3 – Algemene studiebegeleiding .............................................................................................. 24 Artikel 4.4 - Bijzondere studiebegeleiding ............................................................................................. 24 Hoofdstuk 5 - STUDIEADVIES .................................................................................................................. 26 Artikel 5.1 - Uitbrengen studieadvies ................................................................................................... 26 Artikel 5.2 - Afwijzing bij het studieadvies ............................................................................................. 26 Artikel 5.3 - Procedure bij afwijzing bij het studieadvies ...................................................................... 27 Hoofdstuk 6 – TOETSEN, TENTAMENS EN EXAMENS ......................................................................... 28 Artikel 6.1 - Vorm van de tentamens...................................................................................................... 28 Artikel 6.2 - Schriftelijke toets ................................................................................................................. 28 Artikel 6.3 - Portfolio of werkstuk als toets ............................................................................................. 28 Artikel 6.4 - Mondelinge toets ................................................................................................................ 28 Artikel 6.5 - Vrijstelling voor tentamens.................................................................................................. 29 Artikel 6.6 - Afleggen van tentamens ..................................................................................................... 29 Artikel 6.7 - Cijfers ................................................................................................................................. 29 Artikel 6.8 – Toetsuitslag en tentamencijfer ........................................................................................... 30 Artikel 6.9 - Inzage beoordeeld werk ..................................................................................................... 30 Artikel 6.10 – Geldigheidsduur tentamens en vrijstellingen ................................................................... 30 Artikel 6.11 - Examen ............................................................................................................................. 31 Artikel 6.12 - Cum laude ........................................................................................................................ 31 Hoofdstuk 7 - EXAMENCOMMISSIE ........................................................................................................ 32 Artikel 7.1 - Instelling en taken examencommissie ................................................................................ 32 Artikel 7.2 - Benoeming en samenstelling examencommissie .............................................................. 32 Artikel 7.3 - Subcommissies .................................................................................................................. 32 Artikel 7.4 - Examinatoren ...................................................................................................................... 33 Artikel 7.5 - Getuigschriften en verklaringen ......................................................................................... 33 Hoofdstuk 8 – SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN ........................................................................... 33 Artikel 8.1 - Bezwaar en beroep........................................................................................................... 33 Artikel 8.2 - Wijziging van de regeling .................................................................................................. 33 Artikel 8.3 - Bijlagen bij onderwijs- en examenregeling ....................................................................... 33 Artikel 8.4 - Slot- en overgangsbepalingen .......................................................................................... 34 Artikel 8.5 - Inwerkingtreding en looptijd ............................................................................................... 34 DEEL 3 REGLEMENT EXAMENCOMMISSIE 2016-2017........................................................................ 35 DEEL 4 KLACHTENREGELING ............................................................................................................... 40 DEEL 5 BIJLAGE....................................................................................................................................... 42 Bijlage 1 Ad SWZ-eindkwalificaties ........................................................................................................ 42 4 INLEIDING: HET DOEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING In het Studentenstatuut zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op de rechten en plichten van studenten. Samen met het Reglement Examencommissie is de Onderwijs- en Examenregeling (OER) de belangrijkste regeling in het studentenstatuut. In de OER is een concrete uitwerking van de inhoud van de opleiding opgenomen. Deze is opgesteld door het management van de opleiding. De examencommissie oordeelt of de OER op een juiste manier wordt uitgevoerd. Als een student vragen, opmerkingen of klachten over de uitvoering van de OER heeft, dan kunnen deze aan de examencommissie worden voorgelegd. In het Reglement Examencommissie staan de regels die de examencommissie daarbij hanteert. Enkele opleidingen hebben een deel van het studentenstatuut verwerkt in een ‘studiegids’. In deze gids staat, naast enkele regelingen uit het statuut, ook nog andere informatie over de opleiding. Bijvoorbeeld een overzicht van alle docenten, of de openingstijden van de Servicebalie. Naast de OER en het Reglement Examencommissie zijn er nog meer regelingen, deze zijn alle in het Studentenstatuut opgenomen. Bijvoorbeeld regelingen over medezeggenschap, financiële uitkeringen, huisregels en privacy-regels, de rechtsbescherming van studenten en het klachtenloket. Het studentenstatuut met al deze regelingen is te vinden op Sharenet en WISE. De opleiding heeft één Onderwijs- en Examenregeling. Deze is zo vormgegeven dat iedere student binnen de opleiding kan werken met het deel dat voor hem/haar relevant is. 5 DEEL 1. ONDERWIJS EN EXAMENREGELING - BESCHRIJVING VAN DE OPLEIDING 1.1 – OMSCHRIJVING VAN HET ONDERWIJS VAN DE OPLEIDING 1.1.1 - De onderwijsvisie van Windesheim Windesheim is een brede kennisinstelling en heeft de ambitie een inspirerende omgeving voor hoger onderwijs te zijn. Onze studenten wordt een excellente opleiding aangeboden, die hen theoretisch en praktisch voorbereidt op een succesvolle en maatschappelijk relevante loopbaan. Om de ontwikkeling van het onderwijs verdere impulsen te geven, wordt praktijkgericht onderzoek verricht. Daarnaast wordt de kennis voortdurend getoetst aan de praktijk door samen te werken met bedrijven en non-profit-organisaties in de regio. Door onderwijs, onderzoek en ondernemen op deze wijze uitgebalanceerd ten opzichte van elkaar te positioneren, versterken ze elkaar. Onze vier uitgangspunten Ambitieus studieklimaat Windesheim daagt studenten uit. In de leersituatie wordt steeds spanning gecreëerd tussen het bestaande en het volgende competentieniveau, waardoor studenten worden geprikkeld hun grenzen te verleggen. De praktijk van het beroep is de basis waaraan uitdagende opdrachten worden ontleend. Om recht te doen aan de verschillende talenten en ambities kunnen studenten binnen de beroepsgerichte curricula een deel van het onderwijs zelf invullen om tot verbreding, verdieping of verzwaring van het programma te komen. In dit ambitieuze studieklimaat worden kwantitatieve en kwalitatieve eisen gesteld aan de inspanningen van de student. Uitdagend, tegelijkertijd realistisch. De waarde(n)volle professional Windesheim leidt professionals op die geleerd hebben het eigen professionele handelen kritisch ter discussie te stellen en hierover verantwoording af te leggen. Daarbij hanteert de professional persoonlijke, institutionele en wettelijke waarden en normen. Door een onderzoekende en reflectieve houding ontwikkelen zij continu hun professionaliteit, vanuit hun idealen over goed samenleven. Vanuit de eigen vakbekwaamheid en met die kritische reflectie leveren zij een bijdrage aan de kwaliteit van de samenleving. De professional is op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen op het vakgebied en is door onderzoekvaardigheden gewapend voor de toekomst en de steeds veranderende beroepspraktijk. Hij ziet kansen, weet deze te benutten, kan innoveren en neemt initiatief. Studentbegeleiding op maat Aan studenten wordt persoonlijke en adequate begeleiding aangeboden, met eerlijke en bruikbare feedback op de prestaties. Al voor de poort maakt de student kennis met Windesheim en vice versa, met het doel de meest passende opleiding te kunnen kiezen. Er wordt gestuurd op resultaat, zodat de student succesvol zijn studie kan doorlopen. Windesheim biedt een omgeving waarin studenten zich maximaal kunnen ontplooien. Hierbij worden zowel uitzonderlijke begaafdheden als specifieke functiebeperkingen serieus genomen. Tevens wordt tijd- en plaats-onafhankelijk werken gefaciliteerd. Hoge kwaliteit van onderwijs De norm is het aanbieden van opleidingen van bovengemiddeld niveau. Een deel van de opleidingen van Windesheim heeft een nóg hoger ambitieniveau en werkt toe naar het predicaat: Topopleiding. Om steeds met de nieuwste inzichten in de diverse vakgebieden te kunnen werken, zijn opleidingen verbonden met Centers of Expertise en kenniscentra. Onderwijs, onderzoek en ondernemen zijn met elkaar geïntegreerd en versterken elkaar daardoor in kwaliteit en vernieuwingskracht. Windesheim laat iedere student zich internationaal oriënteren om de kwaliteit en het 6 beroepsperspectief van de afgestudeerden te vergroten. Windesheim handhaaft en verbetert continu onderwijskwaliteit. Het professioneel handelen van alle medewerkers is het vertrekpunt voor kwaliteit. Docenten vormen de ruggengraat van de kwaliteit van de opleiding. Zij zijn op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen binnen hun vakgebied. Windesheim hanteert hierbij een dubbele professionaliteit: docenten zijn vakbekwaam én didactisch onderlegd. Hoge kwaliteit is voor hen geen toevallige uitkomst, het is een logisch gevolg van de beheersing van het proces en de afstemming met de omgeving. Windesheim Is een inspirerende kennisinstelling voor met name de regio Zwolle en Almere met een ambitieus studieklimaat en opleidingen van bovengemiddeld niveau. Biedt een omgeving waar de student zich, met de nodige invloed op het studieprogramma, kan vormen tot een waarde(n)volle professional. Levert een professional die de regie kan voeren over de eigen loopbaan en over de grenzen van het vakgebied kan heen kijken. Associate-degreeprogramma’s De Associate degree (Ad) heeft in 2014 definitief een plaats gekregen in het hoger onderwijsstelsel en de WHW. De focus bij de Ad ligt op de arbeidsmarktkwalificerende functie; een flexibele aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Dit onderwijstype wordt afgesloten met een wettelijke graad, de Associate degree. Deze graad ligt tussen mbo-4 en hbo-bachelor en heeft een scherp afgebakend civiel effect ten opzichte van mbo-4 en hbo-bachelor. Het niveau Ad is te duiden als niveau 5 in de indeling van het Nederlandse Nationale Kwalificatieraamwerk en het maakt deel uit van de eerste cyclus van het hoger onderwijs. De Ad is dus geen ‘halve bachelor’ of een smalle, functiegerichte bedrijfsopleiding; het is een volwaardige vorm binnen het hoger beroepsonderwijs met een eigenstandig programma, een eigen afstudeerfase en eventuele eindopdracht, gesitueerd in een volwaardige hbo-omgeving. 1.1.2 - De onderwijsleeractiviteiten Om het hbo-niveau en -karakter te waarborgen blijft de Ad onderdeel van een bacheloropleiding, maar wel met ruimte voor een zelfstandiger profilering. De Ad is ontwikkeld als een zelfstandige arbeidsmarktkwalificatie, maar biedt ook de mogelijkheid om aansluitend een bachelorgraad te behalen. Het curriculum is ingericht volgens het onderwijskundige kader van Windesheim. Het Ad-programma kent alleen majoronderdelen. In de opleiding staat onze visie op hulpverlening met aandacht voor de bejegening van de cliënt en zijn omgeving centraal. Daarnaast leren we de studenten een onderzoekende en ondernemende houding aan. Dit moet ertoe leiden dat studenten goed om kunnen gaan met vele veranderingen in de beroepspraktijk. We waarderen naast theoretische en praktische kennis ook ervaringen van studenten als bron van kennis. In deze deeltijd opleidingsvariant werkt de student in alle opleidingsjaren minimaal 20 uur per week in de beroepspraktijk. Het onderwijsprogramma is competentiegericht en vraaggestuurd ingericht Het competentiegerichte onderwijs van de deeltijd en duale sociaal agogische opleidingen is gebaseerd op het concurrency principe. Bij leren volgens het concurrency principe is er sprake van 1: 1 gelijktijdigheid van leren op de opleiding en leren in de beroepspraktijk José Uitdewilligen. Uitgangspunten deeltijd en duaal onderwijs, def. versie 8-11-2006 7 een werkomgeving die als krachtige leeromgeving dient zodat de studenten de mogelijkheden krijgen te oefenen, feedback te krijgen van werkbegeleiders, collega’s, medestudenten en ervaren docenten en opnieuw te oefenen. Docenten brengen kennis in en stimuleren om op een andere wijze naar de beroepspraktijk te kijken. Het komt er op neer dat theorie en praktijk ( de eigen werkplek) worden geïntegreerd in praktijkvraagstukken en casuïstiek en met elkaar worden verbonden door middel van intervisie. Er is binnen het Ad-programma veel aandacht voor reflectie en een passende beroepshouding die aansluit bij de waarde(n)volle professional die Windesheim op wil leiden. Het vraag gestuurde onderwijs is in de Ad SWZ op verschillende manieren vormgegeven. Doordat de student een eigen werkplek inbrengt als leerwerkplek wordt daarmee tegelijkertijd een keuze gemaakt voor de beroepscontext waarbinnen het leren plaats zal vinden. Daarnaast kan de student binnen de thema’s en opdrachten in alle semesters aan een eigen gekozen beroepsvraag of casuïstiek werken. Binnen de Ad SWZ zijn er geen minors2 zoals bij de bachelor SPH maar kan de student in het laatste semester van de opleiding kiezen uit keuzevakken die horen bij de drie clusters gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg en welzijn gericht zorg voor ouderen. Naast het werkplekleren, neemt de studenten gemiddeld 1 dag per week deel aan onderwijsactiviteiten op de onderwijslocatie. Per studiejaar betreft dit ongeveer 24 lesdagen. Deze worden in samenhang met elkaar aangeboden in de vorm van groepslessen, werkcolleges, intervisie, begeleiding praktijkleren en trainingen. Daarbij is ook sprake van blended learning. Dat houdt in dat de onderwijsleeractiviteiten ondersteund worden door een digitale leeromgeving en mogelijkheden tot online leren. 1.1.3 - Studiebegeleiding Elke student die start met de Ad SWZ wordt begeleid tot het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar op Hbo Ad-niveau. Dit betekent dat alle 15 eindkwalificaties op Ad-niveau behaald moeten worden. (zie bijlage 1) Deze opleidingskwalificaties sturen de invulling van de onderwijsinhoud en de daarbij passende begeleiding. Doel van de begeleiding is om zicht te krijgen op het beroep en op jezelf met als einddoel het behalen van de 15 Ad SWZ eindkwalificaties Centraal staat hierbij altijd de relatie tussen leerdoelen van de student – de opleidingsdoelen- en de eisen van het beroep. Alle studenten van Windesheim worden hierbij ondersteund door een studiebegeleider (slb’er). Binnen de sociaal agogische deeltijdopleidingen wordt studiebegeleiding geïntegreerd en gecombineerd met de begeleiding van het praktijkleren. Deze begeleiding vindt zowel individueel als in groepen plaats. Naast studiebegeleiding kent de opleiding ook andere vormen van begeleiding zoals: Intervisie Begeleiding praktijkleren Tutorbegeleiding bij het werken aan of uitvoeren van beroepstaken en beroepsproducten en projecten Afstudeerbegeleiding Begeleiding vanuit het werkveld bij stages, werk of opdrachten. SMF beleid 2 Hoofdstuk 3.9 WOS 2011 8 De opleiding Ad SWZ regelt rechten en plichten tussen student en Windesheim t.a.v. het SMF-beleid (studeren met functiebeperking) van Windesheim. Bij aanmelding voor de studie in Studielink worden studenten geïnformeerd over de wijze waarop zij een functiebeperking, waaronder dyslexie, kunnen melden. Gedurende de studie kan een melding gedaan worden door een meldingsformulier SMF of dyslexie in te vullen en deze te mailen naar [email protected] of in te leveren bij de balie van het Studiesuccescentrum, C0.86 (centrale hal). Studenten ontvangen na melding een uitnodiging voor een gesprek met de decaan en de contactpersoon SMF van de opleiding. In dat gesprek wordt samen met de student gekeken naar mogelijke effecten van de ziekte of beperking op de studie en het toekomstige beroep en wordt gekeken welke voorzieningen en acties ondersteunend kunnen zijn tijdens de studie. Wanneer sprake is van dyslexie en extra tentamentijd en/of vergrote tentamenopgaven (A3) volstaan, dan wordt de student na melding niet uitgenodigd voor een intakegesprek. Er wordt dan een tentamenpas gemaakt. De student krijgt bericht over het ophalen van de tentamenpas. Zie hier voor meer informatie en meldingsformulieren. 1.1.4 - Kwaliteit en studeerbaarheid Het onderwijsprogramma is ingericht in semesterprogramma’s. Een leerjaar is altijd verdeeld in twee semesters. Elk semesterprogramma bestaat uit 30 studiepunten. Hierdoor is de studielast per leerjaar verdeeld. Studiebegeleiding vervult een rol bij de begeleiding van de student bij de onderwijsvoortgang. De opleiding heeft een kwaliteitszorgplan. Hierin wordt beschreven hoe en wanneer de onderwijsevaluaties onder studenten plaatsvinden. De kwaliteit van het onderwijs wordt ook geborgd door de toetsing bij het werkveld, interne audits en de accreditatiecyclus. Toetsing Om de studeerbaarheid van het programma te kunnen waarmaken is het nodig dat de student voorrang geeft aan de toetsing van de onderwijseenheden die recentelijk gevolgd zijn. De opleiding hanteert het uitgangspunt dat bij deelname aan het onderwijs ook deelname aan de toetsing van dat onderwijs hoort. Instroomeisen en overstapeisen Om de studeerbaarheid van de opleiding te waarborgen gelden specifieke eisen bij instroom en overstap. - Na het volledig behalen van de propedeuse (60 studiepunten uit leerjaar 1) van de Ad SWZ is overstap mogelijk naar de post-propedeutische fase van de bachelor opleiding SPH of MWD - Andersom is na het behalen van de propedeuse SPH of MWD overstap mogelijk naar het tweede leerjaar van de Ad SWZ. - Een overstap van het Ad SWZ programma naar de SPH opleiding, of andersom, is in principe niet mogelijk tijdens een lopend studiejaar. In individuele gevallen kan na goedkeuring door de examencommissie hiervan afgeweken worden wanneer dit de studievoortgang van de student ten goede komt. - Bij instroom en overstap wordt altijd een maatwerk- en vrijstellingsprocedure gehanteerd via de functionaris maatwerk Anke Goedhart [email protected] - Voltijd studenten die de propedeuse SPH of MWD hebben behaald kunnen instromen in het tweede jaar van de Ad SWZ. Instromen in het Ad-programma is pas mogelijk als er voldaan wordt aan de aanvullende werkplekeis die aan de deeltijdvariant wordt gesteld. Doorstromen naar de bachelor na het behalen van het diploma Ad SWZ Studenten die het Ad SWZ programma afronden met een diploma kunnen direct, zonder studievertraging doorstromen naar het resterende programma van 120 studiepunten binnen de bachelor SPH. Het Ad programma bereidt hierop voor zowel wat betreft inhoud als niveau. 9 Met ingang van het studiejaar 2017-2018 gaan de bachelor opleidingen SPH, MWD en Pedagogiek samen als de bacheloropleiding Social Work. Op dit moment staat nog niet vast hoe lang het nog mogelijk is om door te stromen naar de bachelor SPH en vanaf welk studiejaar het alleen nog maar mogelijk is om door te stromen naar de bachelor Social Work. Binnen het tweede jaar van het Ad programma kiest de student voor onderwijseenheden die deel uitmaken van het traject tot Hbo GGZ-agoog of die deel uitmaken van de Landelijke minor Gehandicaptenzorg. Bij doorstroming in de bachelor kan de student het resterend programma volgen en daarmee in het geval van het traject tot Hbo GGZ-agoog aanmerking komen voor certificering. De Ad SWZ leidt niet op voor het werken in de jeugdzorg. Studenten die het Uitstroomprofiel Jeugdzorgwerker willen volgen binnen de SPH-bachelor, moeten een aanvullend programma van maximaal 12 EC te volgen. Dit aanvullend programma wordt in afstemming met de student en als maatwerktraject naast het reguliere programma aangeboden. 3 De doorstroom naar de bachelor opleidingen Maatschappelijk Werk en Dienstverlening wordt geregeld in de OER van de opleiding MWD. Studenten die na het behalen van het Ad SWZ-diploma door willen stromen naar het derde jaar van de bachelor MWD moeten een aanvullend programma van 4 EC volgen Dit aanvullend programma wordt in afstemming met de student en als maatwerktraject naast het reguliere programma aangeboden. Vrijstellingen en maatwerk Vakvrijstellingen kunnen verleend worden op basis van eerder behaalde studieresultaten in het hbo. Je komt in aanmerking voor een vakvrijstelling als je het betreffende vak of een variant ervan al eens eerder met een voldoende hebt afgesloten bij een andere opleiding. Het kan ook zijn dat je van het vak een cursus hebt gevolgd. Indien je een diploma of cijferlijst aanvoert als bewijsvoering dan accepteert de examencommissie alleen gewaarmerkte documenten. De vrijstelling kan aangevraagd worden bij de examencommissie via het aanvraagformulier vakvrijstelling. De examencommissie besluit of de vrijstelling wordt toegewezen. Een student die in het bezit is van een propedeuse diploma van de hbo-bachelor opleidingen Social Work, SPH, MWD of CMV kan vrijstelling aanvragen voor het eerste leerjaar Ad SWZ. Voor zij-instromers van andere verwante hbo- bachelor opleidingen is de vrijstellingsprocedure van toepassing zoals hierboven beschreven. 1.1.5 - Vorm van de opleiding 1. Het onderwijs van het Ad SWZ-programma wordt als deeltijdvariant verzorgd. 2. De opleiding bestaat uit 120 EC die over 2 leerjaren van elk 60 EC zijn verdeeld. 3. Bij de deeltijdopleiding zijn werkzaamheden als onderwijseenheden opgenomen waarvoor eisen aan de werkkring zijn gesteld (zie artikel 2.4a): de student voert minimaal 20 uur per week taken uit binnen het werkveld van het Ad SWZ programma, met een minimum van 1008 uur per studiejaar. Daarbij werkt de student aan de eindkwalificaties van de Ad SWZ Voor toelating mogelijk is wordt door de opleiding de leerwerkplek getoetst door middel van een werkplekscan. Indien de werkplek niet voldoet aan de eisen van de opleiding kan de student zich niet inschrijven voor de opleiding. Deze werkplekscan wordt jaarlijks herhaald. Indien de leerwerkplek niet voldoet aan de eisen van de opleiding, betekent dit dat het praktijkleren van de student niet beoordeeld kan worden. 3 Op dit moment is nog niet bekend hoe dit programma er exact uit zal zien omdat dit ook afhangt van de opzet van de nieuwe deeltijdopleiding Social Work die per 1 september 2017 zal gaan starten. Verwacht wordt dat hier per 1 januari 2017 meer duidelijkheid over zal zijn. In ieder geval zullen studenten die hiervoor belangstelling hebben voor de start van het tweede semester van 2016-2017 geïnformeerd worden over de actuele stand van zaken. De opleiding neemt de verantwoordelijkheid op zich om de student een zo optimaal mogelijk studeerbaar programma aan te bieden. 10 4. De afspraken voor de deeltijdopleiding, tussen de opleiding, de student en de leerwerkplek, zijn vastgelegd in een leerwerkovereenkomst (indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst) of een praktijkovereenkomst. (indien er sprake is van een stage) 1.2 - DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD 1.2.1 - Doelstelling van de opleiding Het Associate degree programma Sociaal Werk in de Zorg heeft als doelstelling het kwalitatief goed opgeleiden van sociaal werkers in de zorg op Hbo Ad niveau. De afgestudeerden zijn in het bezit van een degelijk generieke kennisbasis die aansluit bij de Body of Knowledge4 van de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening waar dit Ad programma onder valt. De Ad SWZ richt zich op functies in de gehandicaptenzorg, de geestelijke gezondheidszorg en de welzijn gerichte zorg voor ouderen. Binnen het programma ontwikkelt de student competenties die hem/haar in staat zullen stellen om adequaat en professioneel om te gaan met de actuele en blijvende veranderingen binnen het werkveld van zorg en welzijn. Het Ad-programma draagt bij aan de ontwikkeling van een onderzoekende houding en innovatieve aanpak in de beroepspraktijk. De innovatieve aanpak richt zich vooral op het onderzoeken en uitvoeren van mogelijkheden om burgers/cliënten beter te ondersteunen bij maatschappelijke participatie. 1.2.2 - De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding De eindtermen van de sociaal agogische opleidingen zijn landelijk vastgelegd in een gezamenlijk document “Vele takken één stam”, waarin de gedeelde opleidingskwalificaties worden beschreven. Daarnaast kent elke opleiding een opleidingsprofiel waar in de opleiding specifieke competenties zijn beschreven. Dit Ad-programma heeft een eigen beroeps-, en opleidingsprofiel afgeleid van beroepen die bij dit Ad-profiel behoren. Hierin is tevens opgenomen welke basiskennis, basisvaardigheden en houdingsaspecten (BOFKAS: Body of Knowledge Attitude en Skills) essentieel zijn voor de sociaal werker in zorg. De Ad SWZ-eindkwalificaties zijn afgeleid van de SPH Bachelor opleidingskwalificaties. De eindkwalificaties van het Ad SWZ-programma zijn te vinden in bijlage 1 Eindkwalificaties Ad SWZ. 1.2.3 - Inhoud van de opleiding De Ad SWZ leidt op tot een beginnend beroepsbeoefenaar die, met gebruikmaking van theorieën op het terrein van menselijk gedrag en sociale systemen en het toepassen van beroeps specifieke vaardigheden, uitvoering kan geven aan vormen van sociale dienstverlening alsmede deze te initiëren en te plannen. Deze sociale dienstverlening kan in opdracht van een cliënt(systeem) worden verricht en is gericht op behoud, herstel, en bevordering van zelfstandigheid en welzijn. Voor het Ad SWZ-programma betekent dit: “het is de missie van de sociaal werker in de zorg om cliënten volwaardig en menswaardig te laten functioneren in hun primaire leefsituatie en sociale omgeving, juist met en voor die mensen die niet in staat zijn om hieraan zelfstandig en autonoom vorm te geven. Om dit te bereiken is hij nabij en aanwezig in de primaire leefsituatie en in de sociale omgeving van de cliënt(en). Hij streeft duidelijke, vastgelegde doelen na, is altijd uit op menselijke waardigheid, waarbij verantwoordelijkheid en zelfreflectie fundamenteel zijn”. Het kenmerkende van een Ad Sociaal werker in de zorg is dat hij in zijn functie een langdurige relatie met zijn cliënt en de omgeving aangaat 4 LOO SPH ( 2014) Landelijke Body of Knowledge 11 Nadruk op stimuleren van zelfregie en maatschappelijke participatie Het programma van Sociaal Werk in de Zorg richt zich op het werken met (kwetsbare) mensen die vaak door chronische problemen belemmeringen ervaren in hun dagelijkse leven. De wensen en mogelijkheden van verschillende cliënten in verschillende situaties staan centraal. Er vindt verdieping plaats in de begrippen zelfregie, maatschappelijke participatie, het benutten van het eigen netwerk, en wat deze begrippen betekenen voor zorgvragers, zorgorganisaties en de werkzaamheden van de sociaal werker in de zorg. De ontwikkeling van communicatie vaardigheden is hierbij belangrijk. Samenwerken met cliënt en netwerk In het opleidingsprogramma wordt ingegaan op welke manier goed aangesloten kan worden bij ondersteuningsvragen van cliënten en hun omgeving en op welk vlak en welke wijze het netwerk benut bij het bieden van ondersteuning. Samenwerkingsvaardigheden en methodisch handelen, d.w.z. het hanteren van een doelgerichte, systematische en planmatige aanpak krijgen om die reden veel aandacht binnen de opleiding. Bewustzijn ontwikkelingen voor actuele ontwikkelingen in het werkveld Tijdens opleiding komen de actuele maatschappelijke ontwikkelingen aan bod die van invloed zijn op het werkveld van zorg en welzijn. De student wordt gestimuleerd om nieuwe kennis en inzichten toe te passen in de dagelijkse praktijk en te koppelen aan eigen vraagstukken in de eigen praktijksituaties. De ontwikkeling van een onderzoekende en ondernemende houding zijn daarvoor essentieel. 1.2.4 - De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld De Ad Sociaal werker in de zorg richt zich binnen het werkveld op het werken met (kwetsbare) mensen die vaak door chronische problemen belemmeringen ervaren in hun dagelijkse leven. Hierbij kan met name gedacht worden aan de zorg voor mensen met verstandelijke en/of lichamelijke handicap, de zorg voor mensen met een psychische kwetsbaarheid en aan de welzijn gerichte zorg voor ouderen. De hulp die de Ad Sociaal werker in de zorg biedt, thuis of in een instelling, bestaat voornamelijk uit begeleiding en ondersteuning, waarbij zorgverlening en facilitering aanvullend wordt geboden. Het gaat om tijdelijke, langdurige of permanente hulp bij problemen in ontwikkeling, maar vooral op de maatschappelijke ondersteuning van de cliënt en zijn systeem. De hulp- en dienstverlening kunnen verschillende vormen aannemen, zoals woonbegeleiding, dagbesteding en ondersteuning van arbeidsontwikkeling. De ondersteuning is er op gericht om de cliënt te begeleiden zodanig, dat de betrokkenen de situatie zo zelfstandig mogelijk vorm kan geven. Dit binnen de kaders van hun eigen en de gegeven contextuele mogelijkheden. Maatschappelijke en politieke ontwikkelingen hebben een grote invloed op het werkveld van de Ad SWZ. In haar studieprogramma wordt voortdurend geanticipeerd op relevante maatschappelijke ontwikkelingen. De opleiding draagt zorg voor een sterke verbondenheid en afstemming met het werkveld over de inhoud van de opleiding zodat het programma goed aan blijft sluiten bij de eisen die het werkveld stelt aan de sociaal werker in de zorg. 1.3 - INRICHTING VAN HET ONDERWIJS 1.3.1 - Inrichting van de opleiding Het programma bestaat uit 120 EC en is verdeeld over 2 leerjaren. De opleiding kent 4 majoronderdelen. Elk majoronderdeel beslaat 30 studiepunten. Het Ad SWZ-programma bevat geen minoronderdeel. 12 De opleiding bestaat uit een propedeutische fase van één jaar waarin alle 15 Ad eindkwalificaties aan bod komen op basisniveau. Aan de propedeutische fase is een Bindend Studieadvies (BSA) verbonden. De Ad SWZ-student moet na twee jaar van inschrijving de propedeutische fase behaald hebben. (zie Artikel 5.1 Studieadvies). Het tweede leerjaar is tevens de post-propedeutische fase van de opleiding. 1a - De propedeutische fase; leerjaar 1 Het 1e leerjaar bestaat uit major 1 en major 2, samen is dat 60 studiepunten In jaar 1 van de Ad SWZ werkt de student aan de kenmerkende beroepssituaties “Omgaan met ontwikkelingen in de samenleving en vraagstukken uit de beroepspraktijk” en “Methodisch samenwerken met de cliënt en zijn netwerk”. Ondersteunende vakken als “Psychologische stromingen” en “Basiscompetenties voor samenwerken” zorgen voor verbreding en verdieping van kennis en vaardigheden Binnen de onderwijseenheden Praktijkleren ligt de nadruk op inzicht krijgen in de eisen van het beroep, de ontwikkeling beroepscompetenties in de praktijk en de ontwikkeling van reflectievaardigheden. Dit laatste draagt bij aan het zelf sturing geven aan de professionele ontwikkeling van de sociaal werker in de zorg. 1b - De post-propedeutische fase; leerjaar 2 Het tweede leerjaar bestaat uit major 3 en major 4, samen is dat 60 studiepunten. In jaar 2 van de Ad SWZ wordt ingegaan op de diverse dilemma’s waarmee de sociaal werker in de zorg te maken kan krijgen. Voorbeelden van vragen zijn: Hoe doe je zo veel mogelijk recht aan het zelfbeschikkingsrecht van de hulpvragers wanneer de wettelijke en financiële kaders en mogelijkheden niet toereikend lijken? Of hoe ga je om met een ondersteuningsvraag waarvoor niet direct een oplossing voor handen is? Of de beschikbare mogelijkheden niet aansluiten bij de behoeftes van de cliënt en/of het cliëntsysteem? Tijdens de lessen worden handvatten aangereikt om in co-creatie met de cliënt en zijn netwerk het antwoord hierop te vinden en gewenste en passende interventies te doen. Ondersteunende vakken die daarbij aan bod komen zijn b.v. basistraining motiverende gesprekvoering en een training professionele attitude. Voor verdieping of verbreding kan er keuze gaat worden met vakken op het gebied van gehandicaptenzorg, psychiatrie en verslaving of welzijn gerichte zorg voor ouderen. De opleiding wordt afgerond met een eindopdracht. Deze eindopdracht wordt uitgevoerd in de eigen beroepspraktijk. Voordat de student mag starten met de eindopdracht moet de propedeuse behaald zijn. Werkend leren Binnen het deeltijdprogramma van de Ad Sociaal Werk in de Zorg is gekozen voor een onderwijsvorm waarbij werkend leren centraal staat. Het onderwijs wordt gekenmerkt door een integratie van het binnen- en buitenschools leren in de verschillende beroepssituaties die op de leerwerkplek voorkomen. De kracht hiervan is dat de student in staat wordt gesteld om tegelijkertijd de inhoud van het onderwijs en praktijkervaringen met elkaar te verbinden. Dit leerproces zal grotendeels vanzelf gaan. Maar om te zorgen dat de werkplek als krachtige leerwerkplek wordt gebruikt, is een goede verbinding theorie en praktijk nodig. Daarom is er sprake van ondersteuning en begeleiding vanuit zowel de leerwerkplek als vanuit de opleiding. Bij begeleiding vanuit de opleiding zijn praktijkbegeleiding en studieloopbaanbegeleiding geïntegreerd. 1c - Bijzondere leerwegen Binnen het Ad SWZ- programma is geen sprake van bijzondere leerwegen. 13 14 1.3.2 - Overzicht onderwijseenheden Schematisch overzicht onderwijseenheden leerjaar 1 MAJOR 1 Onderwijscode SWAD11OISD16 SWAD12PSSD16 SWAD13ONTD16 SWAD14PRAD16 Totaal 30 Naam van de onderwijseenheid studiepunten Omgaan met ontwikkelingen in de samenleving en vraagstukken uit 6 de beroepspraktijk Psychologische stromingen 3 Ontwikkelings- en levenslooppsychologie 3 Praktijkleren major 1 18 MAJOR 2 Onderwijscode SWAD21METD16 Naam van de onderwijseenheid Methodisch samenwerken met de cliënt en zijn netwerk SWAD22SAMD16 SWAD23ERVD16 SWAD24PRAD16 Basiscompetenties voor samenwerken Inleiding ervaringsdeskundigheid Praktijkleren major 2 Schematisch overzicht onderwijseenheden leerjaar 2 MAJOR 3 Onderwijscode Naam van de onderwijseenheid SWAD31REGD16 Regie bij de burger Totaal 30 studiepunten 6 3 3 18 Totaal 30 studiepunten 6 SWAD32PRE16 SWAD33PRAD16 Oog voor preventie en gezonde leefstijl Praktijkleren major 3 6 18 MAJOR 4 Onderwijscode SWAD41EIND16 Naam van de onderwijseenheid Eindopdracht Ad SWZ Totaal 30 studiepunten 15 SWAD42PRAD16 Afronding praktijkleren Ad SWZ 6 SWSP43GEZ16 SWSP43PSYD16 SWSP43OUDD16 Profileren 1: Verdieping in gehandicaptenzorg ( keuzevak) Profileren 1: Verdieping in psychiatrie en verslaving ( keuze vak) Profileren 1: Verdieping in zorg voor ouderen( keuzevak) SWAD44ATTD16 Profileren 2: Professionele attitude 3 3 3 6 1.3.3 - Accreditatie De accreditatie van het Ad SWZ-programma is gekoppeld aan die van de opleiding SPH. De opleiding SPH is geaccrediteerd van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2018. 15 DEEL 2. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING – RECHTEN EN PLICHTEN Deze regeling wordt vastgesteld door de directeur, na verkregen advies van de opleidingscommissie en na verkregen instemming van de deelraad. Hoofdstuk 1 – BEGRIPSBEPALINGEN Art. 1.1 – Algemene begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: Accreditatie: het keurmerk dat tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van een opleiding positief is beoordeeld (artikel 1.1 sub s WHW). Assessment: een onderzoek naar de competenties die de student bezit. Assessor: degene die in een assessment beoordeelt in welke mate de student competenties heeft verworven. Associate degree: een samenhangend geheel van onderwijseenheden, af te sluiten met een examen waaraan de graad Associate degree (Ad) is verbonden. Bacheloropleiding: zie hbo-bacheloropleiding. Beroepsvereisten: vereisten die voor de uitoefening van een bepaald beroep op grond van een wettelijk voorschrift worden gesteld (artikel 7.6 WHW). Tot deze vereisten behoren de eisen zoals neergelegd in de Richtlijnen van de Raad van de EG ten aanzien van verpleegkundigen. CMR: Centrale Medezeggenschapsraad. College van Beroep: voor de examens (CBE) het College van Beroep voor de Examens Windesheim dat door het College van Bestuur is ingesteld (artikel 7:60 t/m 7:63 WHW). Colloquium Doctum (21+ toets) toelatingsonderzoek wanneer niet aan de vooropleidingseis is voldaan (art. 7:29 WHW). Comakership tripartiete verhouding tussen Windesheim Flevoland, de student en een bedrijf of instelling waarbij de student als onderdeel van zijn curriculum een praktijkopdracht uitvoert. Competentie: het duurzaam vermogen tot handelen in een beroepscontext met waarneembaar resultaat, ter uitvoering van bepaalde verrichtingen in een omschreven beroepsrol. Competentiegericht onderwijs: onderwijs dat is gericht op het koppelen van de leerdoelen en eindkwalificaties van de opleiding aan de beroepspraktijk. Competentieniveau: aanduiding van het niveau waarop de competentie beheerst wordt. CROHO: Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs, waarin de geaccrediteerde opleidingen in het Hoger Onderwijs zijn opgenomen (artikel 6.13 WHW). 16 Decaan: De decaan begeleidt studenten in situaties waarin hun belang in het geding is. De decaan is de specialist op het gebied van wet- en regelgeving in het Hoger Onderwijs, opleidingsbeleid, studiefinanciering, financiële problemen, studeren met een functiebeperking en de regelgeving rondom rechten en plichten bij studiestagnatie- of versnelling. Deeltijdopleiding: een deeltijdopleiding is de opleidingsvorm die zodanig is ingericht dat de student werkzaamheden kan verrichten naast de onderwijsactiviteiten. Domein: is een samenstel van opleidingen die organisatorisch of qua inhoud bij elkaar horen. Domeincompetenties: de door de HBO-raad vastgelegde domeincompetenties in de informatiebank domeincompetenties. Doorstroomtraject: het traject van maximaal 30 studiepunten dat succesvol afgerond moet worden door de student die bij Windesheim een Ad-graad heeft behaald en zijn bacheloropleiding bij Windesheim wil vervolgen. Diplomasupplement: document dat verplicht aan het getuigschrift wordt toegevoegd, waarop wordt vermeld de naam, de aard, het niveau, de context en de inhoud van de opleiding (artikel 7.11 lid 3 WHW). Duale opleiding: een duale opleiding is de opleidingsvorm die zodanig is ingericht dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer periodes wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. De beroepsuitoefening is onderdeel van het onderwijsprogramma van de opleiding (art. 7.7 lid 2 WHW). EVC: eerder of elders verworven competenties. Examen: de verzameling van met goed gevolg afgelegde tentamens binnen een opleiding waarmee de propedeutische fase, het Associate degree programma of de bachelor- of masteropleiding wordt afgesloten. Het examen wordt door de examencommissie in vergadering bijeen vastgesteld. Examencommissie: iedere opleiding of groep van opleidingen, heeft een examencommissie. Deze commissie is ingesteld op grond van artikel 7.12 van de WHW. Examinator: het door de examencommissie aangewezen lid van het personeel dat belast is met het afnemen van tentamens. Geschillenadviescommissie: de Geschillenadviescommissie Windesheim die door het College van Bestuur is ingesteld (art. 7:63a en art. 7:63b WHW). hbo-bacheloropleiding: een beroepsopleiding die aansluit op het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs en is geregistreerd in het CROHO. Zie ook: voltijdopleiding, duale opleiding, deeltijdopleiding. hbo-masteropleiding: een opleiding volgend op een bacheloropleiding (artikel 7.3, 7.3a lid 2 sub b en 7.3b sub b van de WHW). 17 Hogeschool: de Christelijke Hogeschool Windesheim. Jaar: studiejaar (zie studiejaar verderop in de begripsbepalingen). Major: een samenstel aan onderwijseenheden binnen een opleiding met een programmatische samenhang van 180 studiepunten voor de opleidingen op locatie Zwolle en 210 studiepunten voor de opleidingen op locatie Flevoland. Minor: een samenstel aan onderwijseenheden met een programmatische samenhang van 30 studiepunten. Onderwijseenheid: een onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.13 van de WHW, bestaande uit - een kenmerkende beroepssituatie, waarbij het gaat om de integratie van kennis, vaardigheden en attitudes en de toepassing daarvan in de beroepscontext; - een ondersteunende onderwijseenheid, waar de nadruk ligt op kennis, vaardigheden en attitudes. Onderwijsperiode: een periode van 10 weken onderwijs met een maximale studielast van 18 studiepunten. Per studiejaar bedraagt de gemiddelde studielast van een periode 15 studiepunten. Voor het WHC geldt: een periode van 14 weken gevolgd door een periode van 3 weken met een studielast van respectievelijk 25 en 5 studiepunten. Opleiding: een samenhangend geheel van onderwijseenheden gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken (artikel 7.3 WHW). Persoonlijk Ontwikkelingsplan: het document waarin een student zijn ontwikkeling vastlegt in relatie met de onderwijseenheden die tezamen de onderdelen van het door hem af te leggen afsluitend examen vormen. Persoonlijk Activiteitenplan: weergave van de door de student gevolgde en nog te volgen onderwijseenheden. Postpropedeuse: de fase van de opleiding die volgt na het behalen van de propedeuse en wordt afgesloten met het afsluitend examen, ook wel post-propedeutische fase genoemd. Premastertraject: een deel van het examenprogramma dat de student voorbereidt op het volgen van een masteropleiding aan een universiteit. Profileringsfonds: het door het College van Bestuur ingestelde fonds van waaruit financiële ondersteuning verleend kan worden in de vorm van de toekenning van afstudeersteun en/of bestuurs- en topsportbeurzen. Propedeuse: de propedeutische fase van de opleiding, af te sluiten met het propedeutisch examen (artikel 7.8 WHW). Semester: twee opeenvolgende onderwijsperioden, die aanvangen in onderwijsperiode 1 en onderwijsperiode 3. 18 Student: degene die is ingeschreven aan de hogeschool voor het volgen van onderwijs en het afleggen van de tentamens en de examens van een opleiding. Studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende kalenderjaar (art. 1.1. WHW). Studieloopbaanbegeleider: een docent die door de directeur van het domein als zodanig is aangewezen en die de student begeleidt bij het maken van studie- en loopbaankeuzes. Voor de opleidingen op locatie Windesheim Flevoland dient de term studieloopbaanbegeleider te worden gelezen als studentbegeleider. Studiepunt: één studiepunt omvat een studielast van 28 studie-uren (ook European Credit genoemd). Tentamen: een beoordeling van de competenties van een student, waarin begrepen het onderzoek naar kennis, inzicht en vaardigheden als bedoeld in artikel 7.10 van de WHW, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek door ten minste één door de examencommissie aangewezen examinator. Een tentamen kan bestaan uit één of meerdere toetsen. Toelatingscommissie: commissie zoals bedoeld in art. 7.29 WHW welke belast is met het onderzoek naar de toelaatbaarheid van studenten voor het hoger onderwijs indien niet wordt voldaan aan de wettelijke (vooropleidings)eisen. Toets: Een toets is een evaluatievorm waarbij de student op een vastgesteld tijdstip en binnen de vastgestelde tijd een taak uitvoert. De toets kan meerdere vormen hebben. Verkort studietraject: het volgen van het onderwijsprogramma binnen een kortere tijdsperiode dan vier studiejaren, doordat voor onderdelen vrijstellingen zijn verleend. Versneld studietraject: het volgen van het volledige onderwijsprogramma binnen een kortere tijdsperiode dan vier studiejaren. Vraaggestuurd onderwijs: onderwijs waarbij de student bewuste en gemotiveerde keuzes maakt ten aanzien van de eigen studieloopbaan. Week: iedere week gedurende het kalenderjaar. WEB: Wet Educatie Beroepsonderwijs WHW: de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek. Art. 1.2 – Opleidingspecifieke begripsbepalingen *niet van toepassing 19 Hoofdstuk 2 - TOEGANG EN TOELATING Artikel 2.1 – Toegang (art. 7.24 WHW, art. 7.31a t/m e WHW, art. 7.2.2 WEB) 1. Voor de inschrijving in een opleiding is als vooropleidingseis het bezit vereist van: a. Een vwo- dan wel havo-diploma b. een diploma op mbo-4 niveau (WEB), dat wil zeggen een middenkaderopleiding of een specialistenopleiding. 2. Inschrijving wordt geweigerd indien een student met een voorgenomen inschrijving tijdens de studiekeuzecheck een bindend afwijzend studiekeuzeadvies heeft gekregen als bedoeld in artikel 14 Reglement studiekeuzecheck Windesheim. Artikel 2.2 - Nadere vooropleidingseis (art. 7.25 WHW) *niet van toepassing Artikel 2.3 - Aanvullende vooropleidingseis (PMT, Sport en Bewegen, Lerarenopleiding Lichamelijke opvoeding, PABO - art. 7.26 WHW) *niet van toepassing Artikel 2.4 - Vervallen Artikel 2.4a – Aanvullende vooropleidingseis deeltijdopleiding (art. 7.27 WHW) Er worden gedurende de opleiding eisen gesteld aan de werkkring die te vinden zijn onder 1.1.5 Artikel 2.5 – Toelating (art. 7.29 WHW) 1. Een student die op de inschrijvingsdatum ouder is dan 21 jaar en niet voldoet aan de vooropleidingseis, wordt daarvan vrijgesteld op basis van een met goed gevolg afgelegde 21+toets (colloquium doctum). 2. De bij het toelatingsonderzoek te stellen eisen zijn hier te vinden. 3. Voor studenten die in het bezit zijn van een buiten Nederland afgegeven diploma dat in eigen land toegang geeft tot een opleiding aan een instelling voor hoger onderwijs kan door het instellingsbestuur worden afgeweken van de in het eerste lid genoemde leeftijdsgrens. Dit geldt ook indien in bijzondere gevallen geen diploma kan worden overgelegd. 4. Het toelatingsbewijs wordt verstrekt door de Toelatingscommissie. 5. Het toelatingsbewijs geeft toegang tot de inschrijving voor de opleiding, dan wel toegang tot de loting of de decentrale selectie indien de opleiding een numerus fixus heeft. 6. De student wordt schriftelijk van het besluit tot toelating in kennis gesteld. Artikel 2.6 - Vrijstelling vooropleidingseis ogv gelijkwaardig diploma (art. 7.10, 7.24 en 7.28 WHW) 1. De bezitter van een Nederlandse bachelor- of mastergraad of van een getuigschrift van een propedeutisch examen aan een instelling voor hoger onderwijs, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseis en de aanvullende vooropleidingseisen. 2. De bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat voorkomt in de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 7.28, tweede lid van de WHW, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseisen, de aanvullende vooropleidingseisen en in het geval dat het een niet in Nederland afgegeven diploma betreft het vierde lid van dit artikel. 3. De bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat, na onderzoek, naar het oordeel van het instellingsbestuur tenminste gelijkwaardig wordt geacht aan een van de diploma’s zoals 20 genoemd in art. 2.1, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseis en de aanvullende vooropleidingseisen en de eis zoals genoemd in lid 4. 4. Indien sprake is van een buiten Nederland afgegeven diploma, wordt de vrijstelling, zoals genoemd in lid 2 en 3 verleend nadat bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal. Aan de eis van voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal, certificaat NT2, tenminste niveau II. 5. In plaats van het gestelde in lid 4 geldt voor studenten met een buiten Nederland afgegeven diploma die volledig Engelstalig onderwijs gaan volgen dat moet zijn voldaan aan een met goed gevolg afgelegde TOEFL test (paper-based test, result 550, een TOEFL computer-based test, result 213 of een TOEFL internet-based test, result 80) of een IELTS 6.0. 6. In bijzondere gevallen kan door het instellingsbestuur worden afgeweken van de eis zoals genoemd in lid 4 en 5. Artikel 2.7 - Vrijstelling propedeutisch examen (art. 7.30 WHW) 1. De examencommissie kan vrijstelling verlenen van het propedeutisch examen aan de bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma, indien dat diploma naar het oordeel van de examencommissie tenminste gelijkwaardig is aan het propedeutisch getuigschrift, onverminderd de aanvullende eisen. Of vrijstelling verleend kan worden is te vinden onder 1.1.4. 2. De student wordt schriftelijk van het besluit tot vrijstelling van de examencommissie in kennis gesteld. Artikel 2.8 - EVC (art. 7.13 lid 2 sub r WHW) 1. Indien een Ervaringscertificaat is overgelegd in overeenstemming met de landelijke kwaliteitscode EVC, kan de examencommissie bij aanvang van de studie vrijstellingen verlenen, voor zowel examenonderdelen van de propedeutische fase als van de post-propedeutische fase van de opleiding. 2. Indien de student niet voldoet aan de vooropleidingseis, wordt door de Toelatingscommissie onderzocht in hoeverre met het overleggen van het Ervaringscertificaat is voldaan aan de eisen van het colloquium doctum zoals genoemd in art. 2.5 lid 1 van dit hoofdstuk. 3. De vrijstellingen worden verleend door de examencommissie op basis van een intakegesprek met de betrokken student. 4. De student wordt schriftelijk van het besluit tot vrijstelling van de examencommissie in kennis gesteld. Artikel 2.9 – Ontzegging toegang (art. 7.42a WHW) 1. Een student kan in bijzondere gevallen en na een zorgvuldige belangenafweging door het instellingsbestuur de inschrijving aan de opleiding worden geweigerd dan wel kan de inschrijving worden beëindigd, wanneer de student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. 2. Inschrijving of herinschrijving voor eenzelfde of verwante opleiding binnen of buiten de instelling kan worden geweigerd op basis van de gronden zoals genoemd in lid 1. 3. Wanneer sprake is van de situatie zoals genoemd in lid 1 kan worden besloten dat de student, die bij een andere opleiding een afstudeerrichting volgt die overeenkomt met of, gelet op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening, verwant is aan de opleiding zoals bedoeld in lid 1, die afstudeerrichting of andere onderdelen van die opleiding niet mag volgen. 4. De door het College van Bestuur ter zake vastgestelde procedurele regels worden in acht genomen. Deze regels zijn te vinden in het Uitvoeringsreglement In- en Uitschrijving. 5. De student wordt geïnformeerd over de beëindiging van de inschrijving. 21 Hoofdstuk 3 – INRICHTING VAN DE OPLEIDING Artikel 3.1 – Vraaggestuurd en Competentiegericht onderwijs De inrichting van de opleiding is zodanig dat studenten in staat worden gesteld het onderwijs vraaggestuurd te volgen en de algemene en beroepscompetenties te verwerven. Artikel 3.2 – Structuur van de opleiding - propedeuse, postpropedeuse en Associate degree (Ad) 1. De studielast van de bacheloropleiding bedraagt 240 studiepunten. Voor de opleidingen op de locatie Zwolle zijn 180 studiepunten gewijd aan de major en 60 studiepunten aan de minor(en) en/of het pre-mastertraject. Voor de opleidingen op locatie Flevoland zijn 210 studiepunten gewijd aan de major en 30 studiepunten aan de minor. 2. De opleiding is ingericht in een propedeutische fase die de eerste 60 studiepunten van de opleiding omvat. De postpropedeutische fase van de bacheloropleiding bestaat uit 180 studiepunten en van de Associate degree uit 60 studiepunten. 3. Het propedeutisch examen wordt afgelegd over de onderwijseenheden van de propedeutische fase. De propedeutische fase is zodanig ingericht dat de student inzicht krijgt in de inhoud van de opleiding met de mogelijkheid van selectie en verwijzing aan het einde van die fase. 4. De studielast van het studieprogramma is 60 studiepunten per jaar. 5. Iedere student wordt in beginsel in staat gesteld om 60 studiepunten per studiejaar te behalen. Indien het niet mogelijk is voor de opleiding om 60 studiepunten aan te bieden gelet op het tijdstip van inschrijving dan wel de eerder geleverde studieprestaties van de student, worden er met de betrokken student afspraken gemaakt om tot een studeerbaar onderwijsprogramma te komen. 6. Verwant aan de opleiding is een Associate degree programma ingesteld van 120 studiepunten. Binnen het Associate degree programma is een propedeutische fase ingesteld. Artikel 3.3 - Examens en graden van de opleiding 1. De bacheloropleiding kent de volgende examens: a. het propedeutisch examen ter afsluiting van de propedeutische fase; b. het afsluitend examen ter afsluiting van de opleiding. 2. Het Associate degree programma kent de volgende examens: a. het propedeutisch examen ter afsluiting van de propedeutische fase; b. het afsluitend examen ter afsluiting van het Associate degree programma. 3. Aan degene die het afsluitend examen van de bacheloropleiding heeft behaald, wordt de graad Bachelor verleend met de door het College van Bestuur vastgestelde toevoeging. 4. Aan degene die het Associate degree examen heeft behaald wordt de Associate degree verleend met de door het College van Bestuur vastgestelde toevoeging. Artikel 3.4 – Major 1. De major omvat meerdere onderwijseenheden. De major voor de locatie Zwolle bevat onderwijseenheden die tezamen 180 studiepunten omvatten. De major voor de locatie Flevoland bevat onderwijsheden die tezamen 210 studiepunten omvatten. 2. Binnen de major worden minimaal 8 en maximaal 16 studiepunten besteed aan studieloopbaanbegeleiding. 3. Binnen de major worden de competenties verworven, die, gezien het opleidings- en beroepsprofiel, voor alle studenten in de betreffende opleiding vereist zijn. 4. De onderwijseenheden van de major zijn ingericht rond kenmerkende beroepssituaties. 5. Het associate degree programma kent geen verdeling in major en minors, maar een propedeutische en postpropedeutische fase. Beide fases omvatten minimaal 60 credits. 22 Artikel 3.5 – Minors *niet van toepassing Artikel 3.5a – Doorstroomtraject 1. De deeltijd Ad opleiding Sociaal Werk in de Zorg kent geen doorstroomtraject naar de resterende 120 ec van de Bachelor SPH. Artikel 3.6 – Premastertraject *niet van toepassing Artikel 3.7 - Studiepunten onderwijseenheid 1. Elke onderwijseenheid wordt uitgedrukt in hele studiepunten. 2. Een onderwijseenheid omvat ten hoogste 30 studiepunten. Artikel 3.8 - Onderwijsperioden per studiejaar 1. Een studiejaar bestaat uit 5 opeenvolgende onderwijsperioden. 2. Voor opleidingen op de locatie Zwolle vormen de onderwijsperioden 1 en 2 en de onderwijsperioden 3 en 4 elk een semester. 3. In de regel is onderwijsperiode 5 bestemd voor herkansingen en/of voor versnelling van de studie. Indien nodig kan onderwijsperiode 5 ook ingezet worden voor onderzoek en onderwijs. Artikel 3.9 - Nederlandse taal (art. 7.2 WHW) 1. Het onderwijs in de onderwijseenheden van de opleiding wordt in de Nederlandse taal gegeven en de examens worden in de Nederlandse taal afgenomen tenzij: a. het onderwijs in de onderwijseenheid door een anderstalige docent wordt gegeven in het kader van een gastcollege dan wel; b. de onderwijseenheid facultatief van aard is en als keuzeonderwijs wordt aangeboden, dan wel; c. het noodzakelijk wordt geacht dat studenten vaardigheid verwerven in het spreken, lezen en schrijven in de betreffende taal ter voorbereiding op o.m. deelname aan internationale uitwisseling of het volgen van internationale onderwijseenheden, dan wel; d. de onderwijseenheid voorafgaat aan en is bedoeld ter voorbereiding op een anderstalige opleiding, dan wel; e. de opleiding als geheel niet in de Nederlandse taal wordt aangeboden, dan wel; f. de opleiding een vreemde taal betreft. 2. Bij het onderwijs dat niet in de Nederlandse taal wordt gegeven of waarin de examens niet in het Nederlands worden afgenomen, is de Gedragscode Nederlandse taal van toepassing. 3. Onverminderd het bepaalde in de Gedragscode Nederlandse taal wordt bij het onderwijs dat niet in de Nederlandse taal wordt gegeven, a. bij de betreffende onderwijseenheid beschreven in welke taal het onderwijs wordt gegeven; b. het onderwijs gegeven op een zodanig niveau dat het door de gemiddelde student met vrucht kan worden gevolgd; c. kan het schriftelijke tentamen op gemotiveerd verzoek van de student ook in de Nederlandse taal worden gemaakt, behalve in het geval van lid 1 sub d en e. 23 Hoofdstuk 4 - STUDIEBEGELEIDING (art. 7.13 lid 2 sub u WHW) Artikel 4.1 - Studiebegeleiding 1. Studiebegeleiding bestaat uit: a. Studieloopbaanbegeleiding b. Algemene studiebegeleiding. c. Bijzondere studiebegeleiding. 2. Voor de opleidingen op locatie Flevoland geldt dat de studiebegeleiding bestaat uit studentbegeleiding waaronder is begrepen studieloopbaanbegeleiding. Daar waar de term studieloopbaanbegeleider in art. 4.2 wordt gebruikt, moet deze worden gelezen als studentbegeleider. Artikel 4.2 Studieloopbaanbegeleiding 1. Aan elke student wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen een maand na aanvang van de studie een studieloopbaanbegeleider toegewezen. De studieloopbaanbegeleider begeleidt de student bij het maken van studie- en loopbaankeuzes met als resultaat het ontwikkelen van de studieloopbaan en van een eigen arbeidsidentiteit. 2. De studieloopbaanbegeleider en de student hebben binnen vijf maanden na aanvang van de studie op basis van ten minste drie eerdere gesprekken een studievoortgangsgesprek. In dit studievoortgangsgesprek bespreekt de studieloopbaanbegeleider, mede gebaseerd op de tot dan toe behaalde beoordelingen, de algemene studievoortgang. 3. De studieloopbaanbegeleider adviseert de examencommissie in geval de examencommissie voornemens is aan een bindend studieadvies een afwijzing te verbinden. Het bindend studieadvies wordt beschreven in hoofdstuk 5. 4. Waar nodig verwijst de studieloopbaanbegeleider de student intern of extern door. 5. De student overlegt met zijn studieloopbaanbegeleider over de voortgang van zijn leerproces in het kader van het door hem op te stellen persoonlijk activiteitenplan, waarin wordt beschreven aan welke competenties de student wil werken en op welke wijze. 6. De onderwijseenheden met betrekking tot de studieloopbaanbegeleiding behoren tot de major. De totale omvang van de studieloopbaanbegeleiding en de verdeling van studiepunten is hier te vinden. *niet van toepassing 7. Onverkort de artikelen 3.4 en 3.5 van deze regeling, is een overzicht van de totale omvang van studieloopbaanbegeleiding in het Ad-programma en de verdeling van de studiepunten ervan hier te vinden. Artikel 4.3 – Algemene studiebegeleiding 1. De algemene studiebegeleiding bestaat uit begeleidingsvormen die gericht zijn op de studievoortgang en het welbevinden van de student. 2. De algemene studiebegeleiding bestaat uit: a. De studentbegeleiding door de studentendecaan. b. De studentbegeleiding door de studentenpsycholoog. c. De diensten van het studieloopbaancentrum. Artikel 4.4 - Bijzondere studiebegeleiding 1. Een student kan in de gelegenheid worden gesteld om op een aangepaste wijze deel te nemen aan het onderwijs of de tentamens. Deze mogelijkheid wordt in elk geval geboden aan: a. studenten met een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis of functiebeperking. Hierbij wordt het Uitvoeringsreglement studenten met een functiebeperking (SMF) in acht genomen. Het Uitvoeringsreglement is hier te vinden; 24 2. 3. 4. 5. b. studenten in een Nederlandstalige opleiding met een niet-Nederlandse vooropleiding en/of studenten met een gebleken achterstand in de Nederlandse taal; c. studenten die behoren tot een etnische of culturele minderheid waarvan de deelname in het hoger onderwijs in betekenende mate achterblijft bij de deelname van Nederlanders die niet behoren tot een dergelijke minderheid; d. studenten met één van de hier vermelde Topsportstatussen conform de regeling Profileringsfonds die hier te vinden is. e. Studenten met een topondernemersstatus conform de Topondernemersregeling, welke hier te vinden is. De student die gebruik wil maken van een voorziening als bedoeld in lid 1, moet hiertoe een schriftelijk en gemotiveerd verzoek indienen (tenzij dit al in een overeenkomst met de student is vastgelegd). De intake hiertoe start bij de decanen in het studiesuccescentrum. Zo’n verzoek kan betrekking hebben op het onderwijs of de tentamens in het algemeen maar het kan ook één of meer specifieke onderwijseenheden en/of tentamens betreffen. De student dient het verzoek in bij de examencommissie wanneer het gaat om aanpassing van het onderwijsprogramma en de tentamens / examens en bij de directeur wanneer het gaat om het verstrekken van materiële faciliteiten en overige faciliteiten in de onderwijsvoorzieningen, waarin begrepen de begeleiding van de student bij het plannen van zijn studie. Een formulier voor de aanvraag bijzondere studiebegeleiding is hier te vinden. De beslissing wordt, indien het een bijzondere begeleiding ex. artikel 1 lid a t/m c betreft, genomen met inachtneming van het Uitvoeringsreglement Studeren met een Functiebeperking. De beslissing op grond van lid 1d wordt genomen met inachtneming van de regeling Profileringsfonds en het Uitvoeringsreglement Topsport. De beslissing op grond van lid 1 e wordt genomen met inachtneming van de Topondernemersregeling. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de student en voor zover nodig aan de betrokken coördinator Diversiteit binnen de opleiding, de betrokken docenten en/of examinator(en). 25 Hoofdstuk 5 - STUDIEADVIES Artikel 5.1 - Uitbrengen studieadvies 1. De examencommissie brengt namens het instellingsbestuur aan elke student die zich voor de propedeutische fase van de opleiding heeft ingeschreven een studieadvies uit over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding. 2. Het studieadvies is gebaseerd op de door de student behaalde studieresultaten. Het advies geeft een indicatie voor het verdere verloop van deze studie bij gelijkblijvende inspanningen van zowel de opleiding als van de student. 3. De examencommissie brengt het advies uit aan de voltijdse en duale student uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase. 4. Voor de deeltijdse student kan het advies door de examencommissie later dan aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fasen worden uitgebracht. Indien het advies later wordt uitgebracht wordt het tijdstip waarop het advies wordt uitgebracht in het Opleidingsdeel onderwijs- en examenregeling van de opleiding opgenomen. 5. De examencommissie betrekt in zijn advies de persoonlijke omstandigheden van de student zoals aangegeven in het Uitvoeringsbesluit WHW (Stb. 1993, 48). 6. Na het behalen van het propedeutisch examen kan aan de student geen studieadvies meer worden uitgebracht. Artikel 5.2 - Afwijzing bij het studieadvies 1) Aan het studieadvies wordt een bindende afwijzing verbonden, indien de student a) bij het uitbrengen daarvan minder dan 54 studiepunten heeft behaald dan wel b) bij het uitbrengen daarvan minder dan 24 studiepunten heeft behaald in het geval de student zich in per 1 februari in de propedeutische fase heeft ingeschreven voor een opleiding met een februari-inschrijving zoals is benoemd in artikel 7 van de Regeling in- en uitschrijving. 2) De student die zich in de loop van het studiejaar voor de propedeutische fase heeft ingeschreven krijgt een afwijzing bij het studieadvies wanneer minder dan 54 studiepunten zijn behaald of als de door de examencommissie bij de inschrijving vastgestelde studienorm niet behaald is. 3) De student waarvan het advies wegens bijzondere omstandigheden is uitgesteld krijgt een afwijzing bij het studieadvies als de door de examencommissie bij het uitstel vastgestelde studienorm niet behaald is. 4) De student die zijn of haar studie op afstand volgt, krijgt een afwijzing bij het studieadvies wanneer de student bij het uitbrengen daarvan minder dan 45 studiepunten heeft behaald, dan wel minder dan 20 studiepunten als de student zich per 1 februari heeft ingeschreven voor een opleiding met een februari-inschrijving. 5) Voor de te behalen studiepunten kunnen in het Opleidingsdeel onderwijs- en examenregeling van de opleiding opgenomen onderwijseenheden zijn aangewezen, waarvan de studiepunten in elk geval moeten zijn behaald. 6) Voor het bepalen van het aantal behaalde studiepunten tellen de onderwijseenheden niet mee a. waarvoor vrijstelling is verleend of b. waarvoor elders in het hoger onderwijs behaalde resultaten bij Windesheim in de studievoortgangsrapportage zijn verwerkt. 7) Bij aanwezigheid van bijzondere omstandigheden kan de examencommissie een afwijzing bij het advies opschorten. De examencommissie stelt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.1 lid 5, de periode vast waarbinnen de in dit artikel vastgelegde studienorm behaald moet zijn. Wanneer de student na verloop van deze periode niet aan de studienorm voldaan heeft, wordt alsnog de afwijzing gegeven. 8) De afwijzing heeft betrekking op de eigen opleiding, ongeacht de locatie, en andere opleidingen binnen Windesheim met eenzelfde propedeutisch examen. Deze andere opleidingen zijn in het Opleidingsdeel onderwijs- en examenregeling benoemd. 26 9) Bij afwijzing wordt de inschrijving voor de opleiding beëindigd. De student wordt ten minste twee jaar niet meer ingeschreven voor de opleidingen waarvoor de afwijzing geldt. Bij een eventueel nieuw verzoek tot inschrijving dient de student ten genoegen van de examencommissie aannemelijk te maken dat hij die opleiding dit maal met succes zal kunnen volgen. De examencommissie kan hiervoor regels vaststellen, welke zijn opgenomen in het Reglement examencommissie. 10) Een student kan tegen de beslissing om aan het advies een bindende afwijzing te verbinden, in beroep bij het College van beroep voor de examens. De te volgen procedure is opgenomen in het Reglement College van beroep voor de examens. Dit reglement maakt deel uit van het Instellingsdeel studentenstatuut. Artikel 5.3 - Procedure bij afwijzing bij het studieadvies 1. De student wordt in het kader van de studiebegeleiding ten minste één maal schriftelijk gewaarschuwd voor de gevolgen van het niet tijdig voldoen aan de norm van de studievoortgang. 2. Indien een student bij het studieadvies niet het door hem te behalen aantal studiepunten heeft behaald in de onderwijseenheden waarin deze moeten zijn behaald, vraagt de examencommissie a. het advies van de decaan met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de student; b. het advies van de studieloopbaanbegeleider met betrekking tot de studieloopbaan van de student. 3. De examencommissie betrekt beide adviezen bij het te nemen besluit. 4. Indien de examencommissie voornemens is aan het studieadvies een afwijzing te verbinden, stelt zij de student daarvan schriftelijk op de hoogte en stelt hem daarbij tevens in de gelegenheid voorafgaand aan het nemen van het besluit te worden gehoord. De examencommissie voegt bij het bericht de studievoortgangslijst waarop het voornemen is gebaseerd. 5. De examencommissie stelt de student schriftelijk en gemotiveerd in kennis van haar besluit tot afwijzing en wijst de student op de mogelijkheid van het instellen van beroep. 6. De door het College van Bestuur ter zake vastgestelde procedurele regels worden in acht genomen. Deze regels zijn hier te vinden. 7. Elke examencommissie rapporteert jaarlijks aan het College van Bestuur over het aantal gegeven afwijzingen. Zij kan daarbij tevens adviseren of en in welk opzicht de regels met betrekking tot de afwijzing verbonden aan het studieadvies, aanpassing behoeven. 27 Hoofdstuk 6 – TOETSEN, TENTAMENS EN EXAMENS Artikel 6.1 - Vorm van de tentamens 1. Het tentamen bestaat uit één of meerdere van de volgende vormen: a. een schriftelijke of mondelinge toets; b. een portfolio of werkstuk; c. een assessment. 2. De vorm(en) van het tentamen wordt/worden bij elke onderwijseenheid aangegeven. 3. De datum waarop de laatste toets van het tentamen is afgelegd dan wel waarop de toets moet worden ingeleverd, wordt als tentamendatum geregistreerd. Artikel 6.2 - Schriftelijke toets 1. Een schriftelijke toets wordt afgenomen aan, of onmiddellijk na het einde van de onderwijsperiode waarin het onderwijs in de onderwijseenheid is verzorgd. 2. In de regel is de herkansing van een schriftelijke toets van een onderwijseenheid uit het curriculum van de post-propedeutische fase aan het einde van de daaropvolgende periode. De herkansing van een schriftelijke toets van een onderwijseenheid uit het curriculum van de propedeuse is in de regel in de loop van de daaropvolgende periode. 3. Om deel te nemen aan een schriftelijke toets van een onderwijseenheid uit het curriculum van de postpropedeutische fase moet de student zich voor deze toets inschrijven. Met uitzondering van schriftelijke toetsen bij de opleidingen afstandsonderwijs is inschrijven niet nodig voor deelname aan een schriftelijke toets van een onderwijseenheid uit het curriculum van de propedeuse. 4. Tenzij in de Regels tentaminering een afwijkende procedure is vastgelegd, wordt een schriftelijke toets die gemaakt is zonder dat de student zich voor de desbetreffende toets heeft aangemeld, niet beoordeeld. 5. Bij aanvang van het tentamen moet de student de presentielijst tekenen en zich kunnen legitimeren door middel van zijn collegekaart van het lopende studiejaar en een geldig identiteitsbewijs (2 x ID). Artikel 6.3 - Portfolio of werkstuk als toets 1. Een groepsgewijs afgenomen toets in de vorm van een portfolio of werkstuk is zodanig ingericht dat door de examinator een individuele beoordeling kan worden gegeven. 2. Het portfolio, documenten in het portfolio en/of ander schriftelijke werkstukken van studenten kunnen worden gecontroleerd op een juiste wijze van bronvermelding, eventueel met behulp van een plagiaatchecker. Het kopiëren van andermans werk zonder bronvermelding is een vorm van fraude. De examencommissie is bevoegd om bij fraude een strafmaatregel op te leggen. Dit is verder uitgewerkt in het Reglement Examencommissie. Artikel 6.4 - Mondelinge toets 1. Bij een mondelinge toets wordt als regel niet meer dan één persoon tegelijk getoetst. De opleiding kan hier gemotiveerd van afwijken. 2. De mondelinge toets is onder voorwaarden openbaar, deze voorwaarden zijn hier te vinden. *Niet van toepassing De examencommissie of de desbetreffende examinator kunnen in een bijzonder geval anders bepalen. In het geval de student gemotiveerd tegen de openbaarheid bezwaar heeft gemaakt neemt de examencommissie een beslissing over de openbaarheid van de mondelinge toets. 3. De examencommissie kan besluiten dat een mondelinge toets wordt afgelegd in aanwezigheid van een tweede examinator. Indien de examencommissie geen besluit heeft genomen, kan de student de examencommissie schriftelijk verzoeken de mondelinge toets te mogen afleggen in aanwezigheid van een tweede examinator, of het tentamen vast te leggen op een mediadrager. 4. De datum waarop de mondelinge toets is afgelegd wordt geregistreerd als tentamendatum. 28 Artikel 6.5 - Vrijstelling voor tentamens 1. 2. 3. Een student kan de examencommissie verzoeken vrijstelling te geven voor het afleggen van een of meer tentamens. De student dient aan te tonen dat hij op grond van elders in het hoger onderwijs behaalde tentamens of examens, dan wel op grond van buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden, voldoet aan het/de leerdoel(en) van die onderwijseenheid en deze deel uitmaakt van het examen van de student. De van toepassing zijnde regels voor het aanvragen van een vrijstelling zijn opgenomen in het Reglement Examencommissie. Een vrijstelling wordt in de studievoortgangregistratie verwerkt. Artikel 6.6 - Afleggen van tentamens 1. Een tentamen kan enkel worden afgelegd indien aan de in het Opleidingsdeel onderwijs- en examenregeling opgenomen ingangseisen voor de betreffende onderwijseenheid is voldaan. 2. Elk tentamen kan maximaal tweemaal per studiejaar worden afgelegd. 3. In bijzondere gevallen kan voorafgaand aan het studiejaar worden bepaald dat het tentamen voor een onderwijseenheid maar één maal per jaar kan worden afgelegd. Deze onderwijseenheden zijn in het Opleidingsdeel onderwijs- en examenregeling opgenomen. 4. Indien de student bij het studieadvies, als bedoeld in artikel 5.2, 50 studiepunten of meer heeft behaald, maar minder dan 60 studiepunten, krijgt de student in afwijking van lid 2 driemaal de mogelijkheid een tentamen dat behoort tot het propedeuse-examen af te leggen. De derde tentamenmogelijkheid vindt plaats in het vijfde blok. Voor studenten die hun studie in februari zijn gestart, wordt de derde kans zo spoedig als mogelijk na afloop van het tweede blok georganiseerd. Op basis van de studieresultaten na de derde tentamenmogelijkheid wordt het eerder gegeven studieadvies aangepast en een eerder gegeven afwijzing kan worden ingetrokken. 5. De student kan bij de opleiding een derde tentamenkans aanvragen voor alle nog niet behaalde onderwijseenheden in de postpropedeutische fase. Deze derde tentamenkans wordt nog in het lopende studiejaar afgenomen en beoordeeld. Het verzoek om een derde tentamenkans wordt ingewilligd wanneer: a) de bachelorstudent of de associate degree student minimaal 225 resp. 105 studiepunten heeft behaald en daarbij niet meer dan drie onderwijseenheden nog niet behaald heeft, of b) de bachelorstudent of de associate degree student minder dan 225 resp. 105 studiepunten heeft behaald en nog één onderwijseenheid niet heeft behaald, en de student het in lid 2 of lid 3 vastgestelde aantal tentamenkansen aantoonbaar heeft benut. 6. Onverlet het bepaalde in lid 4 en lid 5 kan de student de examencommissie verzoeken wegens bijzondere omstandigheden hem een extra tentamenkans toe te kennen of toe te staan dat het tentamen op een andere wijze wordt afgelegd dan aangegeven bij de desbetreffende onderwijseenheid. De wijze waarop de student hierom kan verzoeken is verder uitgewerkt in het Reglement Examencommissie. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. 7. Groepsgewijs afgenomen toetsen zijn zodanig ingericht dat door de examinator een individuele beoordeling kan worden gegeven. 8. Een tentamen dat met voldoende resultaat is afgelegd, kan niet opnieuw worden afgelegd. 9. Domeinen hebben de procedure met betrekking tot het afnemen van toetsen vastgelegd in de Regels Tentaminering. Deze regels zijn op de Sharenetpagina met het Opleidingsdeel Studentenstatuut opgenomen. Artikel 6.7 - Cijfers 1. Met in achtneming van het bepaalde in de volgende volzinnen, moet ieder tentamen van een examen moet met goed gevolg worden afgelegd. 2. Bij de beoordeling van de tentamens wordt de volgende normering gehanteerd: a) een cijfer of letter(combinatie): 29 1 of zs 2 of s 3 of zo 4 of o 5 of bv 6 of v 7 of rv 8 of g 9 of zg 10 of u b) een oordeel V, NV c) een beoordeling vr d) een beoordeling Evr = zeer slecht / very poor = slecht / poor = zeer onvoldoende / very insufficient = onvoldoende / insufficient = bijna voldoende / almost sufficient = voldoende / sufficient = ruim voldoende / satisfactory = goed / good = zeer goed / very good = uitmuntend / excellent = Voldaan / Pass, Niet Voldaan / Fail = vrijstelling / exemption = vrijstelling op grond van Ervaringscertificaten / exemption based on an assessment of prior learning Artikel 6.8 – Toetsuitslag en tentamencijfer 1. De uitslag van de toetsen wordt door de examinator vastgesteld en bekend gemaakt binnen 3 weken na het afleggen van de toets. 2. De examencommissie stelt regels vast voor de bekendmaking van de uitslag van toetsuitslagen en tentamencijfers. Deze regels zijn in het Reglement examencommissie opgenomen. 3. De student heeft digitaal toegang tot zijn studievoortganglijst, waarop de uitslag van elk door hem afgelegd tentamen is opgenomen. Bij het verkrijgen van toegang wordt de student geïnformeerd over het recht op inzage zoals bedoeld in artikel 6.9 van deze regeling, alsmede op de mogelijkheid tegen de beoordeling van tentamens beroep in te stellen bij het College van Beroep voor de Examens. 4. Wanneer de student het niet eens is met een beslissing van examinator kan de student tegen deze beslissing beroep aantekenen bij het College van Beroep voor de Examens. De toepasselijke procedure kun je hier vinden. Artikel 6.9 - Inzage beoordeeld werk 1. Gedurende een periode van ten minste 3 weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Gedurende deze termijn kan een student die aan het tentamen heeft deelgenomen kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de beoordelingsnormen. 2. In afwijking van lid 1 kan de examencommissie bepalen dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste één vast tijdstip. Indien de student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op de vastgestelde plaats en tijdstip, wordt hem een andere mogelijkheid geboden (zie het Reglement examencommissie). Artikel 6.10 – Geldigheidsduur tentamens en vrijstellingen 1. Tentamenbeoordelingen en vrijstellingen vervallen wanneer de in de betreffende onderwijseenheden onderwezen kennis, vaardigheden en inzichten wezenlijk verouderd zijn, maar niet eerder dan na vier jaar na de tentamendatum. 2. Jaarlijks publiceert de opleiding voorafgaand aan het studiejaar welke onderwijseenheden wezenlijk verouderd zijn en waarom. Na afloop van dit studiejaar vervallen de tentamenboordelingen en vrijstellingen van deze onderwijseenheden automatisch. 3. Tegen de beslissing om beoordelingen van onderwijseenheden te laten vervallen omdat de geldigheidsduur ervan verstreken is, kan de student bezwaar aantekenen bij de examencommissie van de eigen opleiding, al dan niet met een beroep op bijzondere omstandigheden. 30 4. Een eerder gegeven tentamenbeoordeling of vrijstelling blijft geldig wanneer de student naar het oordeel van de examencommissie kan aantonen dat zijn kennis, vaardigheden en inzichten behorende bij deze onderwijseenheid actueel zijn gehouden. 5. Bij positieve beslissing van de examencommissie wordt de geldigheidsduur met twee jaar verlengd, gerekend vanaf de datum waarop de beslissing is genomen. Na het verstrijken van deze periode kan de student opnieuw aantonen zijn kennis, vaardigheden en inzichten behorende bij deze onderwijseenheid actueel zijn gehouden. Artikel 6.11 - Examen 1. De examencommissie stelt in vergadering bijeen de uitslag van het examen vast. Hiertoe onderzoekt de examencommissie of de student voldoet aan de voorwaarden die deze onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor de bij de opleiding behorende graad. De examencommissie kan hiertoe een door of namens haarzelf te verrichten onderzoek uitvoeren. 2. In het Reglement Examencommissie is de wijze vastgelegd waarop de examencommissie uitvoering geeft aan het bepaalde in lid 1. 3. De datum van de in het eerste lid bedoelde vergadering is de examendatum die op het getuigschrift wordt vermeld. 4. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Het getuigschrift vermeldt in ieder geval de opleiding waarin het examen is afgelegd, de onderdelen van het examen en de graad die is verleend. 5. Het getuigschrift wordt uitgereikt, nadat het instellingsbestuur heeft verklaard dat de student op het moment van het examen als student stond ingeschreven en op het moment van afgifte van het getuigschrift aan alle betalingsverplichtingen heeft voldaan. 6. De examencommissie reikt naast het getuigschrift een diplomasupplement uit. Artikel 6.12 - Cum laude 1. Het propedeutisch examen en het afsluitend examen van de bachelor kunnen cum laude worden afgelegd. 2. Het propedeutisch examen is cum laude afgelegd indien a. het gewogen gemiddelde van de beoordelingen van de examenonderdelen in de propedeuse ten minste en zonder afronding 8,0 is; b. voor elk van de tot het propedeutisch examen behorende onderdelen zonder herkansing ten minste een 6,0 is behaald; c. en voor minimaal 30 credits van de propedeuse een tentamen is afgenomen. 3. Het afsluitende examen van de bachelor is cum laude afgelegd indien a. het gewogen gemiddelde van de beoordelingen van de examenonderdelen in de postpropedeutische fase ten minste en zonder afronding 8,0 is; b. voor elk van de tot het afsluitende examen behorende onderdelen zonder herkansing ten minste een 6,0 is behaald; c. en voor minimaal 120 credits van de post-propedeutische fase een tentamen is afgenomen. 4. Het afsluitende examen van de Ad-opleidingen is cum laude afgelegd indien a. het gewogen gemiddelde van de beoordelingen van de examenonderdelen in de postpropedeutische fase ten minste en zonder afronding 8,0 is; b. voor elk van de tot het afsluitende examen behorende onderdelen zonder herkansing ten minste een 6,0 is behaald; c. en voor minimaal 30 credits van de post-propedeutische fase een tentamen is afgenomen. 5. Het toekennen van cum laude is nader uitgewerkt in het reglement “Cum laude Windesheim”. Dit reglement is hier te vinden. 31 Hoofdstuk 7 - EXAMENCOMMISSIE Artikel 7.1 - Instelling en taken examencommissie 1. De directeur van het domein stelt voor elke opleiding of groep van opleidingen van het domein een examencommissie in. 2. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. 3. Naast het bepaalde in lid 2 heeft de examencommissie de volgende taken en bevoegdheden: het borgen van de kwaliteit van de tentamens, het aanwijzen van examinatoren om tentamens en examens af te nemen en de uitslag daarvan vast te stellen, het borgen van een correcte organisatie en coördinatie van de tentamens en examens van de opleiding(en), het uitbrengen van het bindend studieadvies alsmede het verlenen van vrijstelling voor het afleggen van één of meer tentamens. 4. De examencommissie stelt richtlijnen en beoordelingsnormen vast voor de uitslag van tentamens en examens. Deze richtlijnen en beoordelingsnormen zijn te vinden in het Reglement examencommissie. 5. Het Reglement examencommissie bevat, naast hetgeen genoemd in lid 4, in elk geval bepalingen omtrent: a. het verlenen van vrijstellingen; b. fraude; c. het beleid met betrekking tot de goedkeuring van het PAP; d. het aanvragen en uitreiken van getuigschriften; e. de gang van zaken tijdens de tentamens. Het Reglement examencommissie is in het Studentenstatuut te vinden. Artikel 7.2 - Benoeming en samenstelling examencommissie 1. De directeur van het domein benoemt de leden van de examencommissie waaronder begrepen de voorzitter, op basis van hun deskundigheid op het terrein van de opleiding of van de groep van opleidingen. 2. Ten minste één lid is als docent verbonden aan de opleiding of aan een opleiding die tot de groep van opleidingen behoort. Ten minste één lid is niet verbonden aan de opleiding of aan één van de andere opleidingen uit het domein waartoe de opleiding behoort. Er worden geen commissieleden benoemd die een managementfunctie binnen Windesheim hebben met een financiële verantwoordelijkheid. 3. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, hoort de directeur de leden van de examencommissie. 4. De examencommissie bestaat uit ten minste vijf leden. Uitzondering hierop is de examencommissie van het Windesheim Honours College, deze bestaat uit minimaal drie leden. 5. De examencommissie kent voldoende plaatsvervangende leden om zonder onderbreking haar taken als bedoeld in artikel 7.1 uit te kunnen voeren. 6. De benoeming geschiedt voor een periode van 3 jaar. De leden zijn opnieuw benoembaar. De benoeming van het lid als genoemd in lid 2, tweede volzin, wordt benoemd voor een periode van 1 jaar en kan maximaal 2 keer opnieuw benoemd worden. 7. Het lidmaatschap van de in het tweede lid, eerste volzin genoemde lid van de examencommissie, eindigt indien de betrokkene niet meer aan de opleiding of instelling is verbonden. 8. De leden van de examencommissie hebben in geen enkel opzicht een financiële verantwoordelijkheid voor of binnen de opleiding. 9. Aan een examencommissie kan een ambtelijk secretaris worden toegevoegd. Artikel 7.3 - Subcommissies 1. De examencommissie kan al dan niet uit haar midden een onder haar verantwoordelijkheid functionerende commissie instellen met betrekking tot bijvoorbeeld: 32 a. het doen van beleidsvoorstellen met betrekking tot het goedkeuren van regelmatig voorkomende persoonlijke activiteitenplannen van studenten; b. het goedkeuren van persoonlijke activiteitenplannen van studenten; c. het bewaken van de kwaliteit van toetsing en beoordeling. 2. De examencommissie maakt voorstellen zoals bedoeld in lid 1 sub a bekend in de door haar opgestelde regels (zie artikel 7.1 lid 4). Deze besluiten kunnen worden gewijzigd en/of ingetrokken met ingang van het tweede semester volgend op de datum van het besluit. Artikel 7.4 - Examinatoren 1. Ten behoeve van het afnemen van de tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan wijst de examencommissie examinatoren aan. 2. Als examinator kunnen worden aangewezen leden van het personeel die met het verzorgen van onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid zijn belast alsmede deskundigen van binnen of buiten de instelling. 3. De examinatoren verstrekken de examencommissie de gevraagde inlichtingen. Artikel 7.5 - Getuigschriften en verklaringen 1. Het getuigschrift wordt niet eerder uitgereikt dan nadat de examencommissie heeft vastgesteld dat: a. de student conform artikel 6.11 lid 1 heeft voldaan heeft aan de voorwaarden die deze onderwijsen examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor de bij de opleiding behorende graad, b. de student aan al zijn studie-verplichtingen heeft voldaan; c. de student aan al zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan; d. de student aan de overige bij wet gestelde vereisten heeft voldaan. 2. De examencommissie voegt aan een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde afsluitend examen, een supplement toe. Het supplement wordt opgesteld in het Engels. 3. De examencommissie reikt op verzoek van de student een verklaring uit in de gevallen dat een student meer dan een tentamen met goed gevolg heeft afgelegd, maar aan hem geen getuigschrift kan worden uitgereikt. 4. De examencommissie kan regels van procedurele aard vaststellen ten aanzien van de uitreiking van getuigschriften en verklaringen. Hoofdstuk 8 – SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN Artikel 8.1 - Bezwaar en beroep Tegen besluiten op grond van deze regeling genomen staat beroep open bij het College van Beroep voor de Examens Windesheim. Het reglement van het College van Beroep voor de Examens is hier te vinden. Artikel 8.2 - Wijziging van de regeling Tentamens van onderwijseenheden, die niet meer in het onderwijsprogramma zijn opgenomen, worden in het eerste daaropvolgende studiejaar voor de studenten die het onderwijs daarin al hebben gevolgd, nog ten minste eenmaal afgenomen. Artikel 8.3 - Bijlagen bij onderwijs- en examenregeling De bij deze regeling behorende uitwerkingen vormen tezamen met deze regeling de onderwijs- en examenregeling van de opleiding. 33 Artikel 8.4 - Slot- en overgangsbepalingen 1. De bij deze regeling behorende overgangsregeling is hier te vinden, waarbij is aangegeven *Niet van toepassing: a. op welke studenten (zo nodig per jaar van inschrijving) de regeling van toepassing is; b. voor welke minor en/of onderwijsheden de overgangsregeling van toepassing is; c. de jaren waarin het onderwijs uiterlijk nog wordt gegeven en de jaren waarin de tentamens uiterlijk nog kunnen worden afgelegd. 2. In de gevallen waarin deze onderwijs- en examenregeling niet voorziet, beslist de directeur van het domein. Artikel 8.5 - Inwerkingtreding en looptijd 1. Deze regeling treedt in werking op 1 september 2016 en loopt tot 1 september 2017. 2. Het format van de Onderwijs- en Examenregeling is door het College van Bestuur op 26 januari 2016 vastgesteld, na instemming van de Centrale Medezeggenschapsraad op 25 januari 2016. Dit format is voor het laatst door het College van Bestuur gewijzigd op 7 juli 2016, na verkregen instemming van de Centrale Medezeggenschapsraad op 6 juli 2016. 3. De directeur van het domein [naam directeur] heeft de Onderwijs en Examenregeling van de opleiding Ad SWZ vastgesteld op 14 juli 2016, na het advies van de Opleidingscommissie en na instemming van de Deelraad, respectievelijk op 17 mei 2016 en 30 juni 2016. Drs. G.M. van der Wal Datum: 14 juli 2016 Directeur van het domein Gezondheid en Welzijn 34 DEEL 3 REGLEMENT EXAMENCOMMISSIE 2016-2017 Artikel 1 - Indienen van verzoeken bij de examencommissie 1. Studenten kunnen verzoeken indienen bij de examencommissie op de wijze zoals beschreven is op Sharenet. De site van de examencommissie is te vinden op de community van de opleiding. 2. Voordat de student een verzoek indient bij de examencommissie toetst de student bij zijn studieloopbaanbegeleider/coördinator of de examencommissie het aangewezen orgaan is om over het verzoek een besluit te nemen. 3. De examencommissie neemt uitsluitend verzoeken in behandeling die op volledig ingevulde formulieren zijn ingediend en voorzien van relevante en vereiste bijlagen. De procedure voor het inleveren van een verzoek staat vermeld op het aanvraagformulier. 4. Om voor bespreking tijdens de eerstvolgende vergadering van de examencommissie in aanmerking te komen dienen verzoeken uiterlijk 1 week voor die tijd ontvangen te zijn. De vergaderdata van de examencommissie zijn gepubliceerd op Sharenet. 5. De examencommissie kent een subcommissie (artikel 7.3 OER), nl. de toetscommissie. De toetscommissie bewaakt de kwaliteit van toetsing en analyseert in specifieke situaties de toetsresultaten. 6. De examencommissie werkt nauw samen met maatwerkdeskundigen per opleiding. Zij adviseren de examencommissie met betrekking tot aanvragen rond vrijstellingen op basis van werkervaring en/of vooropleiding, van zij-instromers en herinschrijvers. Artikel 2 - Algemene zaken 1. Een besluit van de examencommissie kan door haar ingetrokken of herzien worden in een van de volgende omstandigheden: 1.1. het besluit blijkt gebaseerd op foutieve of onvolledige informatie van de student: nieuwe feiten doen zich voor die (tevens) betrekking hebben op het eerder genomen besluit. De examencommissie neemt in dat geval de betreffende zaak opnieuw in behandeling; 1.2. een besluit abusievelijk is genomen en door herroeping ervan de student niet onredelijk in zijn belangen geschaad wordt. Na afweging van de belangen van de opleiding en student wordt het besluit binnen redelijke termijn herroepen. 2. De examencommissie is alleen ontvankelijk voor het in behandeling nemen van klachten die betrekking hebben op beoordeling en de wijze van toetsafname. Voor overige klachten verwijst zij de student naar de juiste medewerker of het juiste orgaan (conform klachtenreglement, verwijsplicht, Studentenstatuut Deel 4.) 3. Indien één of meer leden van de examencommissie betrokken zijn bij een zaak, zorgt de voorzitter van de examencommissie voor vervanging om de behandeling en besluitvorming voort te kunnen zetten. 4. Verzoeken die qua inhoud of formulering niet voldoen aan de algemene fatsoensnormen worden als niet ontvangen beschouwd en derhalve niet in behandeling genomen. Artikel 3 - Regels rond goedkeuring semesterversieplan (PAP) en afwijkende studieroute (OER Hoofdstuk 3) 1. In de volgende situaties is sprake van een afwijkende studieroute: of moet de examencommissie beslissen over een PAP: 1.1. De student wil een minor volgen die geen deel uit maakt van de door de opleiding goedgekeurde minoren (artikel 3.5 OER); 1.2. De student wil een minor volgen bij een ander domein of hogeschool of aan een hogeschool in het buitenland waar een Erasmus-agreement mee is afgesloten; 1.3. De student wil starten met een major of minor maar voldoet nog niet aan de instapeis; 35 1.4. De student wil nogmaals inschrijven voor een al gevolgde major of minor op grond van ontbrekende studieresultaten. Voor studenten in major 1 en 2 geldt dat dit alleen mogelijk is indien er uitstel BSA is gegeven; 1.5. De student wil de voorgeschreven volgorde van major en minors wijzigen. 2. Indien een situatie optreedt als bedoeld in Artikel 3, lid 1, sub 1.1. of sub 1.2. moet voldaan worden aan de volgende criteria: 2.1. Het betreft een tweede minor die conform de WOS-kaders (zie CvB besluiten op Sharenet) is aangemerkt als keuzeminor; 2.2. De minor bestaat uit 30 EC; 2.3. Er is geen sprake van overlap tussen de inhoud van de betreffende minor en de inhoud van de rest van het gevolgde of nog te volgen curriculum; 2.4. De minor is aantoonbaar relevant voor de betreffende opleiding. 3. Indien er sprake is van een situatie als bedoeld in Artikel 3, lid 1, sub 1.3. of 1.4 gelden de volgende criteria: 3.1. Ontheffing van de instapeis is noodzakelijk in het kader van studeerbaarheid; 3.2. Wijziging van de volgorde van major en minors is noodzakelijk in het kader van studeerbaarheid. 4. Bovenstaande geldt voor het complete minoraanbod waar studenten gebruik van kunnen maken, inclusief minoren die via "Kies op Maat" worden aangeboden als ook minoren die worden aangeboden door partner Hogescholen in het buitenland waar een Erasmus-agreement mee is afgesloten. Artikel 4 - Bindend studieadvies (OER Hoofdstuk 5) 1. Het studieadvies wordt in de propedeutische fase afgegeven op basis van de tot dan bekende cijfers in Educator, uitgezonderd deeltijd studenten en duale studenten met vrijstellingen op basis van instroomportfolio (zie OER, art 5.1. en 5.2). 2. Bij bepalen van het behalen van de BSA-norm tellen vrijstellingen niet mee. Studenten die een semester vrijgesteld hebben gekregen of een deel daarvan, moeten daarom de aanvullende EC in het overig te volgen onderwijs behalen. Dit betekent dat 54 EC behaald moet worden vanuit major 2 aangevuld met EC vanuit de hoofdfase. 3. Indien een student meer dan 6 EC vrijgesteld krijgt, dient de opleiding een studieplan op te stellen. In dit studieplan wordt opgenomen hoe de student aan de BSA-norm kan voldoen. 4. Indien er sprake is van persoonlijke omstandigheden zoals beschreven in het Uitvoeringsbesluit WHW (Stb. 1993, 48) kunnen studenten een schriftelijk verzoek doen van uitstel van BSA. 5. Meer informatie over BSA is hier te vinden. Artikel 5 - Regels rond vrijstellingen (OER 6.5) 1. Wanneer er binnen het opleidingscurriculum sprake is van onderwijsaanbod dat inhoudelijk identiek is aan eerder gevolgd onderwijs binnen hetzelfde curriculum verschaft dit geen automatisch recht op vrijstelling voor deze EC’s. 2. Afzonderlijke toetsresultaten op basis waarvan een vrijstelling wordt toegekend, mogen niet ouder zijn dan vier jaar. Dat geldt niet voor eerder behaalde diploma’s. 3. Vrijstellingen worden uitsluitend verstrekt op basis van positief advies van de betrokken examinator en op basis van gewaarmerkte en/of ondertekende bewijzen met betrekking tot: 3.1. toetsresultaten; 3.2. gebruikte literatuur op basis waarvan vastgesteld kan worden of er sprake is van vergelijkbare inhoud en niveau; 36 3.3. de tijdsinvestering die overeen moet komen met SBU van de vrij te stellen onderwijseenheid. 4. Vakvrijstelling binnen een onderwijseenheid die uit verschillende vakken bestaat is alleen mogelijk wanneer sprake is van deeltoetsing met aparte deelcijfers. Bij geïntegreerde toetsing kan geen vrijstelling voor een gedeelte van de toets worden verleend. Wel kan in een dergelijk geval vrijstelling van verplichte deelname aan lessen gegeven worden. Artikel 6 – Uitvoering Regels Tentaminering (OER 6.6 en Regels Tentaminering) 1. Voor regelgeving over in- en uitschrijving verwijzen wij naar Sharenet/Tentamens. 2. Inschrijving op een toets is verplicht, hetzij door eigen inschrijving, hetzij door automatische aanmelding door de opleiding. Bij deelname aan een toets zonder inschrijving wordt de toets ongeldig verklaard. 3. Als een student wel ingeschreven staat voor een toets maar deze zonder afmelding niet heeft gemaakt dan voert de docent een ‘afwezig’ in. Dit geldt ook voor niet ingeleverde werkstukken/portfolio’s in de toetsweek in het blok waarin de onderwijseenheid wordt gegeven. 4. Een student kan zich tot uiterlijk twee werkdagen na afname van een toets uit laten schrijven voor een niet-gemaakte toets bij ziekte of andere aantoonbare bijzondere omstandigheden. 5. In uitzonderingsgevallen bestaat de mogelijkheid een extra kans aan te vragen bij de examencommissie op het daartoe bestemde formulier, voorzien van alle relevante informatie en bewijsstukken. Een extra toetskans wordt alleen toegekend indien het aantoonbaar is dat er een direct verband is tussen het onvoldoende toetsresultaat en zwaarwegende persoonlijke omstandigheden. 6. Voor Almere geldt dat wanneer de examencommissie heeft besloten dat een student recht heeft op een extra toetskans deze dan door de opleiding wordt aangeboden in tentamenperiode 5. 7. Als een student wegens bijzondere omstandigheden zijn tentamen op een andere wijze wil afleggen, moet hiervoor een verklaring van de decaan worden overlegd waarin wordt aangegeven op welke gronden hij het verzoek doet. De examencommissie beoordeelt of in de alternatieve toetsvorm de vastgestelde doelstellingen en/of competenties die het tentamen beoogt te toetsen ook behaald worden. 8. Als een gemaakt tentamen of een ingeleverde opdracht is zoekgeraakt, krijgt de student de mogelijkheid het tentamen versneld opnieuw te maken of de opdracht versneld opnieuw aan te leveren. Het eventuele recht op een herkansing blijft bestaan. Voorwaarde is dat deelname aan het tentamen aantoonbaar is (ondertekende presentielijst) of de opdracht aantoonbaar is ingeleverd. Indien het oorspronkelijke werkstuk of tentamen alsnog gevonden wordt, behoudt de student het recht op beoordeling van het eerste werk. 9. De examencommissie staat studenten met uitstel BSA toe, deel te nemen aan de extra propedeusetoetsen in augustus. 10. De examencommissie kan toestaan dat er buiten de vastgestelde toetsmomenten getoetst wordt als toetsing op die manier aansluit op een summercourse die de student volgt. De student dient voor deelname en toetsing toestemming te vragen aan de examencommissie. 11. Voor het nakijken en verwerken van de toetsresultaten in periode 5 kan van de vastgestelde regeling (zie OER artikel 6.8) afgeweken worden. Artikel 7 - Procedure vaststelling fraude 1. De examencommissie volgt de definitie van fraude zoals deze in de Regels tentaminering is opgesteld. 2. Bij vermeende/geconstateerde fraude door de docent en/of surveillant dient de examencommissie te worden geïnformeerd. 2. Alvorens de examencommissie overgaat tot besluitvorming heeft de student het recht om te worden gehoord door de examencommissie. 3. De examencommissie stelt vast of er sprake is van fraude of plagiaat en deelt de student schriftelijk haar besluit en de sancties conform artikel 8 van dit Reglement mede, onder vermelding van de beroepsmogelijkheid bij het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Windesheim. 4. Indien plagiaat wordt geconstateerd of vermoed in een werkstuk, kan de examencommissie besluiten eerder door dezelfde student(en) ingeleverde werkstukken te onderzoeken op plagiaat. De student is verplicht aan een dergelijk onderzoek mee te werken en kan worden verplicht digitale versies van eerdere werkstukken aan te leveren. 5. Indien er vermoeden van fraude is, dan is de student verplicht mee te werken aan onderzoeken ten behoeve van de besluitvorming. Indien de student niet meewerkt aan het onderzoek wordt altijd een sanctie opgelegd. 6. De opgelegde sancties worden vastgelegd in het studentendossier. 7. De ingenomen niet toegestane onderwijsmiddelen blijven bij de examencommissie in bezit tot het moment dat de beroepsmogelijkheid is verstreken. Artikel 8 - Sancties bij fraude 1. Na vaststelling van fraude wordt de student(en) een sanctie opgelegd. De examencommissie dient hieraan invulling te geven. De opgelegde sanctie wordt mede bepaald door de volgende factoren: 1.1. de fase van de studie waarin de student zich bevindt; 1.2. de omvang van het werkstuk, variërend van tentamen met geringe omvang aan studiepunten of afstudeerscriptie; 1.3. omvang van de fraude en de mate waarin er fraude is gepleegd; 1.4. het belang van integriteit binnen het beroep waarvoor de student opgeleid wordt; 1.5. of de student zichtbaar erkent fraude te hebben gepleegd; 1.6. of bij student eerder is vastgesteld dat hij fraude heeft gepleegd. 2. De examencommissie kan na constatering van fraude (ook nadat de beoordeling al heeft plaats gevonden) de volgende uitspraken doen: 2.1. het geven van een schriftelijke reprimande zonder verdere gevolgen; 2.2. het geven van een schriftelijke reprimande met een onvoldoende beoordeling; 2.3. het ontzeggen van de toegang tot een of meer tentamens voor een periode van maximaal 12 maanden; 2.4. in geval van ernstige fraude kan de examencommissie aan het instellingsbestuur voorstellen om de inschrijving van de student definitief te beëindigen. Artikel 9 – Bekendmaking van de uitslag van toetsen (OER 6.8) 1. De uitslag van schriftelijke en mondelinge toetsen wordt in elk geval binnen drie weken door de examinator gepubliceerd via Educator. 2. Het cijfer wordt na de inzagetermijn maar voor de toetsinschrijving van de volgende periode definitief gemaakt. Aan het eind van het studiejaar kan van deze regel worden afgeweken. 3. Als een cijfer door welke reden dan ook, niet op de cijferlijst vermeld staat, dient de student binnen 6 maanden na de termijn van nakijken hiervan melding te maken. Na deze periode vervalt het recht tot reclameren. Artikel 10 – Richtlijnen en beoordelingsnormen voor de uitslag van tentamens en examens (OER 7.1) 1. Voor de beoordeling van tentamens en examens (inclusief opdrachten, beroepsproducten, portfolio’s) wordt de cesuur gehanteerd, zoals vastgelegd in Educator. 3. Een verzoek om af te wijken van de vastgestelde cesuur wordt met redenen omkleed voorgelegd aan de examencommissie. De examencommissie kan besluiten tot aanpassing van de cesuur met in acht neming van behoud van toetskwaliteit. 38 4. Nadat toetscijfers definitief zijn vastgesteld kunnen deze niet meer naar beneden worden bijgesteld. Artikel 11 - Inzage beoordeeld werk (OER 6.9) 1. Indien een student niet in staat is de toetsinzage bij te wonen door acute (externe) omstandigheden die in redelijkheid niet aan de student zijn toe te rekenen, zoals acute ziekenhuisopname, overlijden van naaste familie, of andere persoonlijke omstandigheden die aanwezigheid bij de toetsinzage onmogelijk maken en die bekend zijn bij de slb-docent, kan hij bij de examencommissie een aanvraag indienen voor een andere inzagemogelijkheid, op vertoon van bewijsmateriaal waaruit blijkt dat eerdere deelname niet mogelijk was. In overleg met de docent wordt dan een andere inzagemogelijkheid aangeboden. 2. Bij toetsinzage dienen studenten zich aan de volgende regels te houden: 2.1. toetsvragen mogen op geen enkele manier de inzage-ruimte verlaten. Dat wil zeggen dat studenten geen aantekeningen of foto’s mogen maken van de toets. Jassen, tassen en telefoons moeten achterin de inzageruimte neergezet worden. 2.2. op de toetsformulieren mogen geen aantekeningen gemaakt worden. Artikel 12 – Borging eindniveau (OER 6.11) 1. De examencommissie bewaakt dat alle vastgestelde opleidingscompetenties in het curriculum aan de orde komen en bewaakt dat studenten alle voorgeschreven competenties op het beoogde niveau behaald hebben, gebruik makend van een door de opleiding verschaft overzicht. 2. De examencommissie stelt vast welke vrijstellingen verleend kunnen worden en houdt zicht op de invoering van de vrijstellingen in Educator en het archiveren van de besluiten van de examencommissie. 3. De examencommissie borgt de kwaliteit van toetsing en toetsorganisatie; hier wordt in ieder geval onder verstaan dat: a. het door de opleiding vastgestelde toetsbeleid wordt uitgevoerd; b. de examencommissie de kwaliteit van beoordelingen borgt door het volgens criteria aanwijzen van examinatoren en het steekproefsgewijs controleren van de kwaliteit van ingevulde beoordelingsformulieren van eindwerkstukken; c. de examencommissie doet ten minste één maal per jaar een steekproef om de kwaliteit van als zodanig geoormerkte bewijsstukken van het eindniveau te controleren. Deze taak kan de examencommissie mandateren aan de toetscommissie of een andere voor dat doel aangestelde commissie. 4. Bij gebleken tekortkomingen in de kwaliteit van beoordelingen of eindwerkstukken rapporteert de examencommissie aan de opleiding. Aan de opleiding wordt gevraagd verbetermaatregelen te treffen. De examencommissie controleert of de genomen maatregelen afdoende de geconstateerde tekortkomingen voorkomen en/of verhelpen. Artikel 13 - Examen (OER 6.11) In een vergadering aan het eind van iedere maand (met uitzondering van de maand juli) stelt de examencommissie per student vast of voldaan is aan de voorwaarden voor het bachelor getuigschrift. De datum van deze vergadering is tevens de diplomadatum. 2. De examencommissie maakt per student gebruik van een door de opleiding verstrekt overzicht van de eisen waaraan de student moet voldoen om in aanmerking te komen voor het verkrijgen van een graad. Op grond van het overzicht moet de examencommissie ten minste het volgende kunnen vaststellen: a. de student heeft voldaan aan het vereiste aantal te behalen EC (te weten 240 EC); b. de student heeft het/een door de opleiding voorgeschreven studietraject gevolgd; c. eventueel ingevoerde vrijstellingen zijn gearchiveerd; d. de door de opleiding als zodanig geoormerkte bewijsstukken van het eindniveau zijn gearchiveerd; e. de beoordelingsformulieren bij de bewijsstukken waarnaar in lid d verwezen wordt, zijn correct ingevuld en voorzien van de vereiste handtekeningen; f. de behaalde cijfers hebben de maximale geldigheidsduur niet overschreden (zie OER artikel 6.10 lid 1), tenzij er een verlenging van deze geldigheidsduur is toegekend door de examencommissie en de resultaten binnen deze verlengde termijn zijn behaald. 1. 39 DEEL 4 KLACHTENREGELING Artikel 1 - Instellen commissie 1. De domeindirecteur stelt voor de groep van opleidingen waarvoor de directeur verantwoordelijkheid draagt, een klachtencommissie in. 2. De klachtencommissie bestaat uit twee of vier gewone leden en een voorzitter 3. Als gewoon lid wordt/worden één of meer student-leden benoemd, met dien verstande dat het aantal student-leden minimaal gelijk is aan het aantal overige gewone leden. 4. De domeindirecteur benoemt een niet aan het domein verbonden voorzitter van de klachtencommissie. 5. De voorzitter en leden worden benoemd voor een periode van twee jaren. Het student-lid wordt benoemd voor een periode van één jaar. 6. De voorzitter en de leden van de commissie zijn éénmaal herbenoembaar, het student-lid is tweemaal herbenoembaar. 7. Indien de klacht betrekking heeft op een besluit of een gedraging, waarbij een lid van de commissie betrokken is (geweest), wijst de domeindirecteur voor de behandeling van die klacht een vervanger voor dat lid aan. Artikel 2 - Indienen klacht 1. Een klacht kan betrekking hebben op het nemen van een besluit, het niet nemen van een besluit indien de student heeft verzocht om een besluit, of een feitelijke handeling. 2. Een klacht kan door de student worden ingediend, indien hij direct belanghebbende is. 3. Geen klacht kan worden ingediend over een besluit en/of gedraging waartegen rechtstreeks beroep kan worden ingesteld bij het College van Beroep voor de examens van de hogeschool, bij de Geschillen Adviescommissie van de hogeschool dan wel een klacht kan worden ingediend bij de Klachtencommissie ongewenst gedrag van de hogeschool. 4. Alvorens een klacht kan worden ingediend, dient de klager zich te wenden tot degene die het desbetreffende besluit heeft genomen of had moeten nemen dan wel over wiens handeling hij klaagt, teneinde het besluit of de handeling te bespreken. 5. De klacht wordt vertrouwelijk en schriftelijk of digitaal ingediend door het schrijven van een (digitale) brief aan het klachtenloket Windesheim, uiterlijk zes weken nadat het betreffende besluit is genomen dan wel de handeling is verricht. Indien de klacht het niet nemen van een besluit betreft, wordt de klacht binnen een redelijke termijn ingediend. 6. In bijzondere gevallen kan van de in lid 5 genoemde termijn worden afgeweken. In de klacht dient in dat geval de termijnoverschrijding te worden gemotiveerd. 7. De klacht vermeldt in ieder geval: (1) naam, adres en woonplaats van degene die de klacht indient; (2) het besluit dan wel de handeling waarover wordt geklaagd; (3) de datum van het besluit of de datum/periode van de handeling(en); (4) een duidelijke beschrijving van het besluit en/of de handeling, alsmede de gronden (redenen) van de klacht; (5) de gewenste voorziening ter opheffing van de klacht; 8. Bij de klacht worden zo mogelijk de relevante schriftelijke stukken gevoegd. 9. De klager kan zich desgewenst wenden tot de studentendecaan en verzoeken om ondersteuning bij de behandeling van de klacht. 10. Vanuit het klachtenloket wordt de klacht doorgegeven aan de domeindirecteur. 11. De domeindirecteur onderzoek in overleg met de klager of een minnelijke schikking mogelijk is. Indien een minnelijke schikking niet tot de mogelijkheden behoort, wordt de klacht overgedragen aan de klachtencommissie van het betreffende domein, met het verzoek hierover een advies uit te brengen aan de domeindirecteur. 12. Het indienen van een klacht over een besluit, schorst de werking van het besluit niet. 40 Artikel 3 - Advies klachtencommissie Indien de klacht niet voldoet aan het bepaalde in artikel 2 sub 6, 7 en 8 van deze regeling wordt klager binnen een door de voorzitter van de klachtencommissie te stellen termijn in de gelegenheid gesteld de klacht aan te vullen. Indien de aanvulling niet aan de te stellen eisen voldoet dan wel niet op tijd wordt ontvangen, kan de voorzitter de domeindirecteur adviseren de klacht niet ontvankelijk te verklaren. Nadat de klacht aan de klachtencommissie is overgedragen, geeft de klachtencommissie binnen zes weken na ontvangst van de klacht een advies over de klacht. Deze termijn kan eenmaal met vier weken worden verlengd. Indien verlenging in de maanden juli of augustus geschiedt, bedraagt de verlenging ten hoogste acht weken. De klachtencommissie behandelt de klacht conform het Reglement van orde Klachtencommissie. Het advies van de commissie kan inhouden (1) Niet-ontvankelijkheid van de klacht; (2) Gegrondverklaring van de klacht; (3) Ongegrondverklaring van de klacht. Indien de klacht gegrond wordt verklaard geeft de commissie aan de domeindirecteur een advies over de afhandeling van de klacht. De domeindirecteur neemt binnen twee weken na het advies van de klachtencommissie een besluit met betrekking tot de afhandeling van de klacht. Indien de domeindirecteur bij de afhandeling van de klacht van het advies afwijkt, motiveert de domeindirecteur de afwijking. Artikel 4 - Voorlopige voorziening 1. De student kan de klachtencommissie verzoeken om een voorlopige voorziening, indien er een spoedeisend belang is voor het treffen van een voorziening. 2. De voorzitter van de klachtencommissie neemt daarover binnen drie dagen een besluit, gehoord de klager en het desbetreffende personeelslid en/of orgaan. 3. Tegen het besluit van de voorzitter staat geen beroep open. Artikel 5 - Beroep Tegen het advies van de klachtencommissie ex artikel 3 lid 5 van dit reglement en/of tegen het besluit van de domeindirecteur ex artikel 3.7 van dit reglement is geen beroep mogelijk. Artikel 6 - Slotbepaling 1. Deze klachtenregeling gaat in per 1 september 2015 en is door het College van Bestuur vastgesteld d.d. 14 april 2015 na verkregen goedkeuring van de CMR d.d. 13 april 2015. 2. Deze klachtenregeling komt in de plaats van de eerder vastgestelde klachtenregeling. 3. Dit reglement maakt deel uit van, en wordt gepubliceerd in het Studentenstatuut Opleidingsdeel. 41 DEEL 5 BIJLAGE Bijlage 1 Ad SWZ-eindkwalificaties Segment 1: Hulpverlening aan en ten behoeve van cliënten 1. Versterken van de cliënt Werkt vanuit een visie op volwaardig burgerschap aan het vergroten en in stand houden van de competenties van de cliënt en doet daarbij altijd een beroep op de eigen kracht van de cliënt en het cliëntsysteem. Stuurt aan op betrokkenheid en participatie en neemt alleen de regie over in situaties waar dat (tijdelijk) niet anders kan. 2. Benutten van de context Versterkt de eigen kracht en zelfregie van de cliënt en het cliëntsysteem. Overziet het formele en informele netwerk en maakt hier binnen de beschikbare mogelijkheden effectief gebruik van om maatschappelijk participatie te realiseren op de drie leefgebieden: wonen, werken/dagbesteding en zingeving. 3. Hanteren van de relatie Bouwt vanuit oprechte betrokkenheid en een open en respectvolle houding een vertrouwensrelatie op en draagt er zorg voor door dat de behoefte van de cliënt en/of het cliëntsysteem helder wordt. Zet communicatieve vaardigheden in om binnen deze relatie om te gaan met tegenstrijdige belangen. 4. Methodisch hulpverlenen Verheldert vragen en behoeften van de cliënt en het cliëntsysteem. Vertaalt dit zelfstandig binnen de cyclus van methodisch handelen en neemt het zelfbeschikkingsrecht van de cliënt en het cliëntsysteem als uitgangspunt. 5. Ontwerpen van programma’s Stimuleert de cliënt en het cliëntsysteem om zelf oplossingen te bedenken die leiden tot de voor hen gewenste situatie. Biedt, binnen de beschikbare beleidsmatige en financiële kaders, begeleiding bij het realiseren van een ondersteuningsaanbod, dat recht doet aan de wensen en behoeften van de cliënt en het cliëntsysteem. 6. Verantwoorden van handelen Is aanspreekbaar op het eigen beroepsmatig handelen en de gevolgen daarvan voor het realiseren van de doelen van de cliënt. Kan daarbij te allen tijde verantwoording afleggen tegenover cliënten, hun wettelijk vertegenwoordigers, financiers, en andere betrokkenen. Segment 2: Het werken binnen en vanuit een hulpverleningsorganisatie 7. Professioneel samenwerken Werkt samen binnen interdisciplinaire samenwerkingsverbanden en versterkt netwerken met als doel de sociaal maatschappelijke participatie van de cliënt en het cliëntsysteem te ondersteunen en te realiseren. Maakt verbinding door verantwoordelijkheden te delen, gebruik te maken van deskundigheid van anderen en eigen deskundigheid over te dragen. 8. Sturen 42 Stuurt aan op betrokkenheid en participatie van de cliënt en het cliëntsysteem. Coördineert de organisatie van hulpverlening en begeleiding rondom de cliënt en ondersteunt daarbij collega’s, stagiaires, vrijwilligers en mantelzorgers waarmee wordt samengewerkt in het kader van de beroepsuitoefening. 9. Signaleren en initiëren Herkent signalen van crisissituaties en reageert adequaat hierop. Werkt preventief door vroegtijdige signalering van probleem veroorzakende en probleem versterkende factoren op het gebied van sociaal maatschappelijke participatie en brengt deze onder de aandacht bij betrokkenen en belanghebbenden waardoor zwaardere zorg voorkomen kan worden. 10. Innoveren Bedenkt creatieve oplossingen en anticipeert op veranderingen binnen de eigen werksituatie en draagt daarmee bij aan het realiseren van de doelstellingen van maatschappelijke participatie zoals die verwoord zijn in de wet en regelgeving. 11. Organiseren en beheren Levert zelfstandig en verantwoordelijk een bijdrage aan één of meerdere organisatie-, en beheer taken. Segment 3: Het werken aan professionalisering 12. Kritisch reflecteren Reflecteert kritisch op eigen beroepsmatig handelen, leert van ervaringen en deelt deze met collega’s en partijen waarmee wordt samengewerkt. 13. Onderzoeken Heeft een onderzoekende houding en neemt zelfstandig initiatief tot het verzamelen van informatie die bijdraagt aan effectieve ondersteuning en begeleiding van de cliënt en/of het netwerk van de cliënt. 14. Profileren en legitimeren Benut professionele ruimte en is ondernemend. Levert een professionele bijdrage aan interdisciplinaire samenwerkingsverbanden binnen en buiten de eigen werkplek en bewaakt de belangen van de cliënt en/of het cliëntsysteem. 15. Professionaliseren Zet leervaardigheden en een ontwikkeling gerichte attitude in om zelfstandig sturing te geven aan de eigen loopbaan. 43