Toetsmateraal periode 7. .De kruisjes hoeven niet, die komen volgend jaar. A capella: Additief ritme Afterbeat: Akkoord: Akkoordfuncties: Albertijnse bas: Antimetrische figuren Arco: Aria: Arpeggio: Arrangement: Articulatie: Atonale muziek: Authentiek: Ballad: Basso continuo: Big Band: Bitonaliteit: Blue note: Blues: Boogie woogie: Bourdon: Break: Bridge: Cadens: Canon: Cantabile: Cantate: Cantus firmus: Chaconne: Chorus: Chromatiek: gezongen zonder instrumentale begeleiding X onregelmatige opeenvolging van 2 –en 3 –delige accenten. het spelen op de 2e en 4e tel in een 4-kwartsmaat (popmuziek) samenklank van drie of meer verschillende tonen X akkoorden op de 1e, 4e en 5e toon van een toonladder; 1=tonica, grondtoon (rustpunt), 4=subdominant, 5=dominant begeleidingsfiguur bestaande uit gebroken akkoorden X duool, triool, kwintool, etc. B.v. 5 even lange noten in de tijd van 4. het strijken op een strijkinstrument met de strijkstok solostem met orkestbegeleiding (melodisch, melismatisch, virtuoos, veel begeleiding en met tekstherhalingen) De tonen van een akkoord in een sliert na elkaar spelen het omzetten van een bestaande compositie voor een andere bezetting. De manier waarop elkaar opeenvolgende tonen gespeeld worden. Legato: gebonden, portato: bijna gebonden, staccato: los van elkaar x Muziek, bewust niet gebaseerd op toonladders of tonicawerking 1 uitvoering (laten klinken zoals het oorspronkelijk geklonken heeft) 2 instrument (kopie of origineel instrument uit die periode) rustige popsong begeleidingsgroepje in de Barok (meestal klavecimbel + cello/contrabas of orgel + fagot), ook wel genoemd becijferde bas (componist voegt cijfers toe aan de basnoten zodat klavecinist weet welke akkoorden hij moet slaan) uitgebreide jazzband (drum, bas, piano, trompetten, saxofoons, trombones) X gelijktijdig twee toonsoorten gebruiken (in een muziekstuk) te laag geïntoneerde toon, meestal de terts droevige liederen van Amerikaanse negers gezongen met gitaarbegeleiding op een vast, meestal 12-matig bluesschema pianostijl uit de jazz; linkerhand speelt voortdurend akkoordbrekingen of toonladderfiguren; rechterhand snelle figuren (is een vorm van bluesmuziek) een begeleidingsfiguur van een lang aangehouden samenklank van tonica en kwint onderbreking in een pop- of jazznummer een combinatie van tekst en muziek in een song. Anders dan couplet en refrein. Komt maar een keer voor. 1. onbegeleide passage in een concert waarin een solist excelleert 2. een aantal akkoorden achter elkaar gespeeld meerdere stemmen zetten na elkaar dezelfde melodie in (polyfone compositievorm) Zangerig meerdelig, vocaal-instrumentale compositie, zonder decor, kostuums en meestal een religieuze tekst; minder lang dan een oratorium een hoofdmelodie, meestal in langzame noten, waar tegenstemmen bij zijn gecomponeerd. een reeks variaties boven een ostinate bas (ook ground of passacaglia) 1.refrein na een voorafgaand verse. 2.het akkoordenschema in zijn geheel. 3.solo ( op een akkoordenschema ) gebruik van tonen die niet in de toonladder horen; hierdoor ontstaan veel halve toonsafstanden Chromatische toonladder: Close harmony: Cluster: Coda: X toonladder van alle 12 tonen uit de westerse muziek(halve toons)afstanden gezongen meestemmige muziek waarbij de tonen zeer dicht bij elkaar liggen X samenklank van dicht bij elkaar liggende tonen (dissonerend) staart van een muziekstuk, het einddeel Combo: Complementair ritme: Con sordino: klein ensemble van 3 tot 6 personen het ritme van de ene partij vult dat van een andere partij aan gedempt (met een demper, bij het koper ook wel “gestopt” genoemd) Concert: 1 openbare muziekuitvoering 2 compositie voor een solo-instrument en orkest, meestal drie delen: snel, langzaam, snel compositie uit de barok waarin een groepje instrumenten (concertino) soleert. Door af te wisselen met het orkest ontstaat contrastwerking (meestal drie delen, snel, langzaam, snel). Voorloper van het soloconcert opleidingsinstituut voor jonge musici samenklank die ontspanning geeft (welluidend) gedeelte tussen het steeds terugkerende hoofdthema elk couplet heeft dezelfde melodie een bestaande song uitgevoerd in een andere sound. van het begin tot aan fine spelen. vanaf het teken tot aan fine spelen Uit de Middeleeuwen moet je kennen: Estampie: een middeleeuws danslied Concerto grosso: Conservatorium: Consonant: Couplet: Coupletlied: Coverversie: Da capo al fine: Dal segno al fine: Dansvormen: Uit de Renaissance moet je kennen: Pavane: statige dans . 2-delig, langzaam Gaillarde: levendige dans. Volgt vaak de pavane op. 3-delig Uit de Barok moet je de volgende dansen uit de baroksuite weten: Allemande, matig tempo, 2-delig Bourree: 2-delig, snel; Sarabande: 3-delig, langzaam Courante: snelle dans 2- of 3-delig, Gavotte: niet al te snel, 2-delig Gigue: laatste deel van de suite.zeer snel, 2-delig 6/8 maat. Uit de Klassieke periode moet je kennen: Menuet: ABA-vorm. Vaak het 3e deel van een symfonie; 3-delig. Uit de Romantiek moet je kennen: Wals: 3-delig, sneller dan menuet Diatonisch: Dirty intonation: Dissonant: Dodecafonie: Internationaal moet je weten: Bolero: Spaanse dans, 3-delig Mazurka: Poolse dans. 3-delig, snel Polonaise: Poolse dans; langzaam tempo en 3-delig Rumba: Cubaanse dans. 2-delig, matig tempo Tango: Argentijnse dans matig tempo, 2-delig gebruikmakend van hele- en halve toonsafstanden klankvervorming (bv. op een elektrische gitaar) samenklank die spanning geeft doordat hij “wringt”. Tegengestelde van consonant. X zie twaalftoonsmuziek Dominant: Doorgecomponeerd lied: Doorwerking: Dubbelgrepen: Dubbelkoor: Dynamiek: Dynamische tekens Echodynamiek: Etude: Expositie: Fade-out: Fantasie: Fermate: Frasering: Fuga: G.P.: Gebroken drieklank: Glissando: Harmonie: Hele-toonstoonladder: Hemiool: Homofonie: Hoofdvorm: Hymne: Imitatie: Instrumentale kwartetten: Interpretatie: Interval: Intro: Kamermuziek: Klankkleur: Koorstemmen: Koraal: Kunstlied: Liedvorm: vijfde toon van de toonladder. Ook: akkoord op de vijfde trap. lied waarbij steeds nieuwe melodiefragmenten verwerkt worden. uitspinnen, voortborduren op de expositie (de twee thema’s van een sonate) techniek waarbij twee tonen tegelijk gespeeld worden op een strijkinstrument muziek voor twee gelijkwaardige koren (of instrumentale groepen)die soms elkaar afwisselen, dan weer samen te horen zijn verschil in geluidssterkte pp, p, mf, f, ff, crescendo, decrescendo, diminuendo, sforzando (sterk inzetten van een toon en meteen daarna zachter) men speelt plotseling zachter, als een soort echo. Vorm van terrassendynamiek. oefenstuk het presenteren van de twee thema’s van een sonate het langzamerhand wegsterven van de muziek. Het is alsof je als het ware de volumeknop zachter draait muziekstuk zonder nauw omschreven regels verlenging van noot of rust. Net zolang als de dirigent aangeeft het dmv. articulatie doen uitkomen van de muzikale zinnen en zinsdelen. Een meerstemmige, imitatorische compositie waar verschillende stemmen na elkaar, volgens een vast patroon inzetten. Als alle stemmen hebben ingezet is de expositie ten einde. Vervolgens doorwerking generale pauze (iedereen heeft rust) tonen van een drieklank na elkaar spelen het “glijden” van de ene naar de andere toon (speelmanier bij bv. trombone) samenhangende opeenvolging van accoorden X toonladder met alleen hele toonsafstanden tijdelijke tweedeligheid in een driedelig stuk of omgekeerd meerstemmigheid met een melodie en de rest als begeleiding (ritmisch nagenoeg gelijke stemmen) vorm van een sonate (vaak ook symfonie en soloconcert) bestaande uit expositie, doorwerking, reprise en twee contrasterende thema’s religieus loflied een compositietechniek waarbij ritmes, motieven of melodische fragmenten van de ene stem vrij kort daarna ( of zelfs overlappend ) in andere stemmen terugkeren combinatie van 4 instrumenten (blokfluitkwartet, strijkkwartet) de manier waarop de kunstenaar gestalte geeft aan de uitvoering afstand tussen twee tonen (prime, secunde, terts, kwart, kwint, sext, septime, octaaf) inleiding van een muziekstuk instrumentale muziek voor twee tot ongeveer tien instrumenten, bedoeld om in niet te grote ruimte uitgevoerd te worden timbre of kleur van een toon; het typisch eigen geluid van een stem of instrument; bv. een trompet klinkt anders dan een viool sopraan, mezzo-sopraan, alt, tenor, bariton, bas geestelijk coupletlied meestal voor zangstem en piano (beroepsmusici); ritmisch en melodisch ingewikkeld; tekst poëtisch compositie opgebouwd uit muzikale zinnen. eendelig: A Madrigaal: Majeur: Mineurparallel (of majeurparallel) Manuaal: Melodie: Mineur: Mis: Modaliteit: Modulatie: Motet: Motief: Motiefverwerking: Musical: Muzikale zin: Omkering: Opera: Operette: Opus: Oratorium: Orgelpunt: Orkesten: Orkestlied: Orkestratie: Ostinaat: Ouverture: tweedelig: AA of AB driedelig: ABA, AAB of ABC heeft ook betrekking op andere muzikale vormen bv. instrumentale en vocale vormen vocale compositie, wereldlijke tekst, meestal over liefde en a capella, zowel polyfoon als homofoon grote terts toonladder (toonsoort ) een majeur- en mineurladder met dezelfde tonen (en dus voortekens), bv. G-majeur en e-mineur. Let op, verwarrend: Spreekt men van een tertsparallel, dan is het b.v. G majeur met E majeur of Es majeur. toetsenbord van piano, orgel, keyboard, clavecimbel etc. een aantal motieven achter elkaar die samen een geheel vormen kleine terts toonladder (toonsoort) (harmonisch en melodisch mineur) muziek voor godsdienstviering met als vaste gezangen (=ordinatorium) Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus en Agnus Dei) (wisselende gezangen = proprium) middeleeuwse kerktoonladders (majeur, dorisch, phrygisch, lydisch, mixo-lydisch, mineur, locrisch) naar een andere toonsoort overgaan vocale compositie, geestelijke tekst (meestal Latijn), vaak polyfoon kleinst mogelijke muzikale eenheid; een aantal noten die muzikaal gezien bij elkaar horen; een of enkele maten lang motieven kunnen worden herhaald bv. Op andere toonhoogten, ze kunnen worden veranderd door bv. Variatie, motiefsplitsing, motiefkoppeling, verkorting, uitbreiding, vergroting, verkleining van ritme, kreeftengang en omkering gezongen toneelstuk met decor, kostuums en veel pop-, dans- en showelementen muzikale eenheid van vaak 8 maten, meestal te ontleden in voorzin en nazin met aan het eind een muzikale ontspanning. Wordt ook wel aangeduid als periode of volzin bij een interval de onderste toon een octaaf hoger plaatsen of omgekeerd gezongen toneelstuk, decor, kostuums bestaande uit meerdere onderdelen, klassieke serieuze muziek gezongen toneelstuk, decor, kostuums bestaande uit meerdere onderdelen, klassieke lichte muziek, meestal vrolijke, makkelijk te begrijpen teksten werk (opus 34, 34e compositie van betreffende componist) meerdelige vocaal-instrumentale compositie op religieuze tekst een begeleidingsfiguur die bestaat uit een lang aangehouden of steeds herhaalde toon in de bas symfonie-orkest, harmonie-orkest, fanfare, barokorkest, classicistisch orkest, romantisch orkest, modern orkest, strijkorkest lied met orkestbegeleiding 1. de rol die de verschillende instrumenten in een werk krijgen 2. een bestaande compositie omzetten voor orkest voortdurend herhaald ritmisch en/of melodisch motief instrumentaal openingsstuk van cantate, oratorium, opera, musical, operette, passie of suite Italiaanse ouverture: instrumentaal openingsstuk van cantate, oratorium, opera of suite. Later ook zelfstandige compositie (snel, langzaam, snel) Franse ouverture: als Italiaanse ouverture, maar met temposchema: langzaam, snel, langzaam Overgangsdynamiek: Parallelle (of gelijke) beweging: Partituur: geleidelijke overgang van klanksterkte (crescendo, decrescendo, diminuendo) twee of meer stemmen bewegen zich in dezelfde richting Passacaglia: bladmuziek voor de dirigent, waarop alle partijen in een vaste volgorde boven elkaar staan een reeks variaties boven een ostinate bas Passie: oratorium met als tekst het lijdensverhaal van Christus Pentatoniek: Periodieke zinsbouw: toonladder bestaande uit 5 tonen (b.v. blues –of Chinese toonladder) het samenstellen van muzikale zinnen dmv. contrasterende motieven in een symmetrische structuur, bv. 4 maten stijgend, 4 maten dalend, voorzin met drieklanktonen, nazin in secundes piano + strijkkwartet het tokkelen op een strijkinstrument meerstemmigheid waarbij alle stemmen een zelfstandige melodische betekenis hebben (vaak inzetten na elkaar) verschillende maatsoorten die tegelijkertijd voorkomen in een muziekstuk verschillende ritmes die tegelijkertijd voorkomen in een muziekstuk (bv. triolen en achtsten) gelijktijdig 2 of meer verschillende toonsoorten gebruiken in barokmuziek – inleiding tot suite/ fuga. Vanaf Romantiek een zelfstandig muziekstuk quasi improviserend spelen, als inleiding instrumentale compositie geïnspireerd op een idee buiten de muziek (bv. een verhaal, gedicht, landschap, schilderij, natuur, dier enz.) lied waarin de onvrede met (wan)toestanden tot uitdrukking komt het spreken van teksten op een ritmische ondergrond uitvoering muziek is syllabisch, sobere melodie met kleine intervallen; begeleiding een paar ondersteunende akkoorden op belangrijke woorden. Geen tekstherhalingen. Recitativo secco: als begeleiding slechts continuo, enkele akkoorden Recitativo accompagnato: rijkere begeleiding door orkest, meer melodische zelfstandigheid Sprechgesang: 20e eeuwse toepassing: half praten/half zingen telkens herhaald herkenbaar hoofdthema met meestal dezelfde tekst 1.bereik in toonhoogte (klarinet klinkt in het hoge register heel anders dan in de diepte) 2.bepaald timbre (bv. een kerkorgel heeft verschillende registers) herhaling van de expositie na een doorwerking (in de sonatevorm) dodenmis korte frase of motief dat een aantal keren herhaald wordt (jazz- en popmuziek) herhaling van een bepaald patroon met wisselende toonlengten een triller op een trom muziekstuk met een steeds terugkerend refrein Frans Rondo: rondo met als vorm ABACADAE enz. Weens Rondo: rondo met als vorm ABACABA compositie waarin grotere delen zelf weer kleinere, afgeronde structuren vertonen. een manier van instrumentaal zingen op betekenisloze lettergrepen. een onmiddellijke trapsgewijze herhaling van een motief op een hogere of lagere toon Pianokwintet: Pizzicato: Polyfonie: Polymetriek: Polyritmiek: Polytonaliteit: Prelude: Preluderen: Programmamuziek: Protestlied: Rappen: Recital: Recitatief: Refrein: Register: Reprise Requiem: Riff: Ritme: Roffel: Rondo: Samengestelde liedvorm: Scat vocal: Sequens: Serenade: Seriële muziek Soloconcert: Sonate: Sonatevorm: Song: Soundtrack: Sourdino: Stem: Strijkkwartet: Strijkorkest: s’avonds in de openlucht gespeelde ontspanningsmuziek X muziek die gestructureerd is op series (bv dynamiek of ritme. Dodecafonie is ook een vorm van seriële muziek) zie concert klassieke sonate is instrumentale compositie (voor één of twee instrumenten) en vier delen – snel, langzaam, iets sneller, snel vorm van het eerste deel van een sonate (vaak ook symfonie en soloconcert) bestaande uit expositie, doorwerking, reprise en twee contrasterende thema’s engels woord voor lied, meestal gebruikt in de betekenis als amusementslied. kenmerken: vaak 32 maten en vorm AABA filmmuziek zie con sordino 1 Menselijke stem 2 Als meerdere melodieën tegelijk klinken wordt ieder van deze melodieën een stem genoemd. 1. kamermuziekensemble van vier strijkinstrumenten = 1 e viool, 2e viool, altviool en cello 2 .sonate voor strijkkwartet orkest van strijkinstrumenten (violen, altviolen, celli en contrabassen) Suite: instrumentale compositie bestaande uit tenminste 4 delen, in de barokmuziek een reeks oude dansvormen. Later word de term ook gebruikt voor een aantal instrumentale stukken, bv. uit een opera of ballet Symfonie: compositie voor symfonie, of philharmonisch, bestaande uit vier delen – snel, langzaam, iets sneller, snel. Na de klassieke periode heeft de symfonie niet altijd vier delen, maar vaak drie Syncopisch: ritme dat het gevoel geeft van tegen de maat in (door verschuiving maataccent) Tactus: pulsbeweging in een muziekstuk (2- of 3-deligheid “voelen”) Tegenbeweging: de ene stem stijgt terwijl de andere daalt Tegenmelodie: een tweede melodie die tegelijkertijd met de eerste te horen is Tempo: snelheid van een muziekstuk Tempoaanduidingen: Adagio:langzaam Allegro: snel Allegro assai: zeer snel (allegro = snel, assai = zeer) Andante: rustig looptempo (matig tempo) Andantino: iets sneller dan Andante Grave: langzaam Largo: langzaam Lento: langzaam Moderato: matig snel Presto: zeer snel Prestissimo: zo snel mogelijk accelerando (versnellen); ritenuto, ritardando, rallentando (vertragen), a tempo (voorgaande tempo), tempo primo (1e tempo) plotselinge verandering van klanksterkte (tekens pp t/m ff) Tempoveranderingen: Terrassendynamiek: Thema met variaties: Thema: Tonica: Toonsoort: Transponeren: Tremolo: Triller: Trio: Triosonate: Tutti: Twaalftoonsmuziek: Unisono: Verbindingsboog: Verse: Versieringen: Vibrato: Virtuoos: Vocaal: Vocale ensembles: Volkslied: Walking bass: compositie waarin één thema op verschillende manieren gespeeld wordt (ritmische-, melodische-, tonale en harmonische variatie) zeer herkenbare melodie, langer dan een motief grondtoon, begintoon van de toonladder toonladder (bv. G-majeur of d-mineur) een compositie “omzetten” in een andere toonsoort razendsnel herhalen van dezelfde toon versiering waarbij de hoofdtoon zeer snel wordt afgewisseld met een toon die hoger is (meestal een secunde) combinatie van 3 instrumenten een compositievorm voor twee solo-instrumenten en basso continuo (dus 4 spelers!). meestal 4 delen (volgens de opbouw van de symfonie) allemaal ( in de betekenis van iedereen moet spelen ) X manier van componeren uit de moderne tijd waarbij alle twaalf tonen even belangrijk zijn en in een bepaalde volgorde achter elkaar worden gezet (dodecafonie) meerdere stemmen en/of instrumenten zingen en/of spelen op dezelfde toonhoogte verlenging van een toon door een boog bij twee dezelfde noten synoniem voor couplet. In de lichte muziek ook aanduiding voor wat aan een chorus voorafgaat omspeling van de hoofdtoon (bv. triller) het laten beven (zweven) van een toon zeer veel snelle noten gezongen muziek (met eventueel begeleiding) mannenkoor, vrouwenkoor, gemengd koor, kinderkoor tekst in de volkstaal; mondeling overgeleverd (amateurs); eenvoudige melodie; kleine omvang; gemakkelijk te onthouden iedere tel speelt de bas een toon en “loopt” a.h.w. door het stuk (pop- en jazzmuziek)