V6 begrippenlijst. BEGRIP A capella: Akkoord: Akkoordfuncties: Chromatische toonladder: Coda: BETEKENIS gezongen zonder instrumentale begeleiding samenklank van drie of meer verschillende tonen akkoorden op de 1e, 4e en 5e toon van een toonladder; 1=tonica, grondtoon (rustpunt), 4=subdominant, 5=dominant begeleidingsfiguur bestaande uit gebroken akkoorden Afwisseling tussen koorgroepen (doorgaans in religieuze muziek) het strijken op een strijkinstrument met de strijkstok solostem met orkestbegeleiding (melodisch, melismatisch, virtuoos, veel begeleiding en met tekstherhalingen) de tonen van een akkoord in een sliert na elkaar spelen de manier waarop elkaar opeenvolgende tonen gespeeld worden. Legato: gebonden, portato: bijna gebonden, staccato: los van elkaar 1 uitvoering (laten klinken zoals het oorspronkelijk geklonken heeft) 2 instrument (kopie of origineel instrument uit die periode) Lied met veel tekst (vaak ook dialogen) ontstaan in de Romantiek. begeleidingsgroepje in de Barok (meestal klavecimbel + cello/contrabas of orgel + fagot), ook wel genoemd becijferde bas (componist voegt cijfers toe aan de basnoten zodat klavecinist weet welke accoorden hij moet slaan) een begeleidingsfiguur van een lang aangehouden samenklank van een kwint in de bas 1. onbegeleide passage in een concert waarin een solist excelleert 2. een aantal akkoorden achter elkaar gespeeld meerdere stemmen zetten na elkaar dezelfde melodie in (polyfone compositievorm) zangerig meerdelig, vocaal-instrumentale compositie, zonder decor, kostuums en meestal een religieuze tekst; minder lang dan een oratorium een hoofdmelodie, meestal in langzame noten, waar tegenstemmen bij zijn gecomponeerd. een reeks variaties boven een ostinate bas gebruik van tonen die niet in de toonladder horen; hierdoor ontstaan veel halve toonsafstanden toonladder van alle 12 tonen uit de westerse muziek(halve toons)afstanden staart van een muziekstuk, het einddeel Complementair ritme: Complementaire melodie Con sordino: het ritme van de ene partij vult dat van de andere aan De melodie van de ene partij vult diet van de andere aan gedempt (met een demper, bij het koper ook wel “gestopt” genoemd) Concert: 1 openbare muziekuitvoering 2 compositie voor een solo-instrument en orkest, meestal drie delen: snel, langzaam, snel compositie uit de barok waarin een groepje instrumenten (concertino) soleert. Door af te wisselen met het orkest ontstaat contrastwerking (meestal drie delen, snel, langzaam, snel). Voorloper van het soloconcert opleidingsinstituut voor jonge musici samenklank die ontspanning geeft (welluidend) van het begin tot aan fine spelen. ($) van het begin tot aan dal segno spelen (∅) Estampie: Middeleeuwen. Danslied. Albertijnse bas: Antifonaal Arco: Aria: Arpeggio: Articulatie: Authentiek: Ballade Basso continuo: Bourdon: Cadens: Canon: Cantabile: Cantate: Cantus firmus: Chaconne: Chromatiek: Concerto grosso: Conservatorium: Consonant: Da capo al fine: Dal segno al fine: Dansvormen: Pavane: Renaissane. Statige dans. Langzaam tempo, 2-delig. Gaillarde: Renaissane. Springdans. Snel tempo. 3-delig. Volgt de pavane op, soms met dezelfde melodie Allemande: Barok: eerste deel van de suite. Matig tempo, 2-delig Bourree: Barok: deel van de suite. Redelijk snel tempo. 2-delig Sarabande: Barok: deel van de suite; Langzaam tempo. 3-delig Gigue: Barok: laatste deel van de suite; Zeer snel tempo, 2-delig 6/8 Menuet: Weense Klassieken. ABA-vorm (B-deel heet het trio) . Vaak het 3e deel van een symfonie; Matig tempo. 3-delig Diatonisch: Dissonant: Dominant: Doorgecomponeerd lied: Doorwerking: Dubbelgrepen: Dubbelkoor: Dynamiek: Dynamische tekens Echodynamiek: Etude: Expositie: Fantasie: Fermate: Frasering: Fuga: G.P.: Gebroken drieklank: Gesammtkunstwerk Glissando: Harmonie: Hemiool: Homofonie: Hymne: Imitatie: Wals: Romantiek. Sneller en zwieriger dan menuet. 3-delig. gebruikmakend van hele- en halve toonsafstanden samenklank die spanning geeft doordat hij “wringt”. Tegengestelde van consonant. vijfde toon van de toonladder. Ook: akkoord op de vijfde trap. lied waarbij steeds nieuwe melodiefragmenten verwerkt worden. uitspinnen, voortborduren op de expositie. techniek waarbij twee tonen tegelijk gespeeld worden op een strijkinstrument muziek voor twee gelijkwaardige koren (of instrumentale groepen)die soms elkaar afwisselen, dan weer samen te horen zijn geluidssterkte pp, p, mp, mf, f, ff, crescendo (<), decrescendo of diminuendo (>), sforzando (sterk inzetten van een toon en meteen daarna zachter. Symbool: fz of sf) men speelt plotseling zachter, als een soort echo. Vorm van terrassendynamiek. oefenstuk het deel waarin de twee thema’s van een sonate voor het eerst klinken. begin van een fuga waarin het thema gespeeld wordt met imitaties. muziekstuk zonder nauw omschreven regels verlenging van noot of rust, net zolang als de dirigent/uitvoerende wil. het dmv. articulatie doen uitkomen van de muzikale zinnen en zinsdelen. Een meerstemmige, imitatorische compositie waar verschillende stemmen na elkaar, volgens een vast patroon inzetten. Als alle stemmen hebben ingezet is de expositie ten einde. Vervolgens doorwerking generale pauze (iedereen heeft rust) tonen van een drieklank na elkaar spelen Romantiek: Totaaltheater waarin opera, dans, decors, techniek, orkest, kostuums alle heel belangrijk zijn. het “glijden” van de ene naar de andere toon (speelmanier bij bv. trombone) samenhangende opeenvolging van accoorden tijdelijke tweedeligheid in een driedelig stuk of omgekeerd meerstemmigheid met een melodie en de rest als begeleiding (ritmisch nagenoeg gelijke stemmen) religieus loflied een compositietechniek waarbij ritmes, motieven of melodische fragmenten van de ene stem vrij kort daarna ( of zelfs overlappend ) in andere stemmen terugkeren Instrumentale kwartetten: Interpretatie: Interval: Intro: Kamermuziek: Klankkleur: Koorstemmen: Koraal: Kunstlied: Legato Leidmotief (leitmotif) Lied ohne worte Liedvormen : Madrigaal: Majeur: Manuaal: Melodie: Mineur: Mis: Modaliteit: Modulatie: Motet: Motief: Motiefverwerking: Muzikale zin: Nationale stijlen combinatie van 4 instrumenten (blokfluitkwartet, strijkkwartet) de manier waarop de kunstenaar gestalte geeft aan de uitvoering afstand tussen twee tonen (prime, secunde, terts, kwart, kwint, sext, septime, octaaf) inleiding van een muziekstuk instrumentale muziek voor twee tot ongeveer tien instrumenten, bedoeld om in niet te grote ruimte uitgevoerd te worden timbre of kleur van een toon; het typisch eigen geluid van een stem of instrument; bv. een trompet klinkt anders dan een viool sopraan, mezzo-sopraan, alt, tenor, bariton, bas geestelijk coupletlied meestal voor zangstem en piano (beroepsmusici); ritmisch en melodisch ingewikkeld; tekst poëtisch Zie Articulatie Muziekfragment dat essentieel is in het stuk. Ontstaat in de Romantiek Orkestwerk: komt vaak terug in verschillende vormen Opera: Is gekoppeld aan een karakter of omgeving (Wagner !) Compositie, vaak voor piano, uit de Romantiek waarin de componist probeert een verhaal te vertellen. Een symfonisch gedicht in kleine bezetting dus. compositie opgebouwd uit muzikale zinnen. Bij voorbeeld: eendelig: A tweedelig: AA of AB driedelig: ABA, AAB of ABC In het Romantische lied kennen we: coupletlied (steeds hetzelfde couplet) gevarieerd coupletlied (ieder couplet is iets anders) Doorgecomponeerd lied (er kan wel herhaling zijn maar ontregelmatig en de melodie ontwikkelt zich duidelijk) vocale compositie, wereldlijke tekst, meestal over liefde en a capella, zowel polyfoon als homofoon grote terts toonladder (toonsoort) toetsenbord van piano, orgel, keyboard, clavecimbel etc. een aantal motieven achter elkaar die samen een geheel vormen kleine terts toonladder (toonsoort) (harmonisch en melodisch mineur) muziek voor godsdienstviering met als vaste gezangen (=ordinatorium) Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus en Agnus Dei) (wisselende gezangen = proprium) middeleeuwse kerktoonladders (majeur, dorisch, phrygisch, lydisch, mixo-lydisch, mineur, locrisch) naar een andere toonsoort overgaan vocale compositie, geestelijke tekst (meestal Latijn), vaak polyfoon kleinst mogelijke muzikale eenheid; een aantal noten die muzikaal gezien bij elkaar horen; een of enkele maten lang motieven kunnen worden herhaald bv. Op andere toonhoogten, ze kunnen worden veranderd door bv. Variatie, motiefsplitsing, motiefkoppeling, verkorting, uitbreiding, vergroting, verkleining van ritme, kreeftengang en omkering muzikale eenheid van vaak 8 maten, meestal te ontleden in voorzin en nazin met aan het eind een muzikale ontspanning. Wordt ook wel aangeduid als periode of volzin In de 19e eeuw maakten veel Europese componisten bewust gebruik van stijlelementen uit hun geboortestreek. We spreken hier van nationale scholen of nationale stijlen. Omkering: Opera: Operette: Opus: Oratorium: Orgelpunt: Orkesten: Orkestlied: Orkestratie: Ostinaat: Ouverture: Overgangsdynamiek: Parallelle (of gelijke) beweging: Parallelle toonladders: bij een interval de onderste toon een octaaf hoger plaatsen of omgekeerd gezongen toneelstuk, decor, kostuums bestaande uit meerdere onderdelen, klassieke serieuze muziek gezongen toneelstuk, decor, kostuums bestaande uit meerdere onderdelen, klassieke lichte muziek, meestal vrolijke, makkelijk te begrijpen teksten werk (opus 34, 34e compositie van betreffende componist) meerdelige vocaal-instrumentale compositie op religieuze tekst een begeleidingsfiguur die bestaat uit een lang aangehouden of steeds herhaalde toon in de bas symfonie-orkest, harmonie-orkest, fanfare, barokorkest, classicistisch orkest, romantisch orkest, modern orkest, strijkorkest lied met orkestbegeleiding 1. de rol die de verschillende instrumenten in een werk krijgen 2. een bestaande compositie omzetten voor orkest voortdurend herhaald ritmisch en/of melodisch motief instrumentaal openingsstuk van cantate, oratorium, opera, musical, operette, passie of suite Italiaanse ouverture: instrumentaal openingsstuk van cantate, oratorium, opera of suite. Later ook zelfstandige compositie (snel, langzaam, snel) Franse ouverture: als Italiaanse ouverture, maar met temposchema: langzaam, snel, langzaam geleidelijke overgang van klanksterkte (crescendo, decrescendo, diminuendo) twee of meer stemmen bewegen zich in dezelfde richting Passacaglia: een majeur- en mineurladder met dezelfde tonen (en dus voortekens), bv. G-majeur en e-mineur. bladmuziek voor de dirigent, waarop alle partijen in een vaste volgorde boven elkaar staan een reeks variaties boven een ostinate bas Passie: oratorium met als tekst het lijdensverhaal van Christus Periodieke zinsbouw: het samenstellen van muzikale zinnen dmv. contrasterende motieven in een symmetrische structuur, bv. 4 maten stijgend, 4 maten dalend, voorzin met drieklanktonen, nazin in secundes piano + strijkkwartet het tokkelen op een strijkinstrument verschillende maatsoorten die tegelijkertijd voorkomen in een muziekstuk verschillende ritmes die tegelijkertijd voorkomen in een muziekstuk (bv. triolen en achtsten) gelijktijdig 2 of meer verschillende toonsoorten gebruiken Zie Articulatie in barokmuziek – inleiding tot suite/ fuga. Vanaf Romantiek een zelfstandig muziekstuk quasi improviserend spelen, als inleiding instrumentale compositie geïnspireerd op een idee buiten de muziek (bv. een verhaal, gedicht, landschap, schilderij, natuur, dier enz.) uitvoering muziek is syllabisch, sobere melodie met kleine intervallen; begeleiding een paar ondersteunende akkoorden op belangrijke woorden. Geen Partituur: Pianokwintet: Pizzicato: Polymetriek: Polyritmiek: Polytonaliteit: Portato Prelude: Preluderen: Programmamuziek: Recital: Recitatief: Register: Reprise Requiem: Responsoriaal Rondo: Samengestelde liedvorm: Sequens: Serenade: Soloconcert: Sonate: Sonatevorm (of hoofdvorm): Sourdine: Staccato Stem: Strijkkwartet: Strijkorkest: Suite: Symfonie: Symfonisch gedicht Syncopisch: Tactus: Tegenbeweging: Tegenmelodie: Tempoaanduidingen: tekstherhalingen. Recitativo secco: als begeleiding slechts continuo, enkele akkoorden Recitativo accompagnato: rijkere begeleiding door orkest, meer melodische zelfstandigheid Sprechgesang: 20e eeuwse toepassing: half praten/half zingen 1.bereik in toonhoogte (klarinet klinkt in het hoge register heel anders dan in de diepte) 2.bepaald timbre (bv. een kerkorgel heeft verschillende registers) herhaling van de expositie na een doorwerking (in de sonatevorm) dodenmis Afwisseling tussen solist en koor (doorgaans in de religieuze muziek) muziekstuk met een steeds terugkerend refrein Frans Rondo: rondo met als vorm ABACADAE enz. Weens Rondo: rondo met als vorm ABACABA compositie waarin grotere delen zelf weer kleinere, afgeronde structuren vertonen. een onmiddellijke trapsgewijze herhaling van een motief op een hogere of lagere toon s’avonds in de openlucht gespeelde ontspanningsmuziek zie concert klassieke sonate is instrumentale compositie (voor één of twee instrumenten) en vier delen – snel, langzaam, iets sneller, snel vorm van het eerste deel van een sonate (vaak ook symfonie en soloconcert) bestaande uit expositie, doorwerking, reprise en twee contrasterende thema’s. Hiervan staat het 2e thema in de dominant of de majeurparallel van de toonsoort van het 1e thema. Demper (term wordt gebruikt bij strijkers, maar koperblazers kunnen ook dempers gebruiken) Zie Articulatie 1 Menselijke stem 2 Als meerdere melodieën tegelijk klinken wordt ieder van deze melodieën een stem genoemd. Eénstemmig kan dus ook instrumentaal zijn. 1. kamermuziekensemble van vier strijkinstrumenten = 1 e viool, 2e viool, altviool en cello 2 .sonate voor strijkkwartet orkest van strijkinstrumenten (violen, altviolen, cello’s en contrabassen) instrumentale compositie bestaande uit tenminste 4 delen, in de barokmuziek een reeks oude dansvormen. Later word de term ook gebruikt voor een aantal instrumentale stukken, bv. uit een opera of ballet Zie ook: dansen compositie voor symfonieorkest bestaande uit vier delen – snel, langzaam, iets sneller, snel. Na de klassieke periode heeft de symfonie niet altijd vier delen, maar vaak drie Instrumentale symfonische compositie uit de Romantiek waarin de componist probeert een verhaal te vertellen. Dit ligt dus dichtbij programmamuziek. ritme dat het gevoel geeft van tegen de maat in (door verschuiving maataccent) pulsbeweging in een muziekstuk (2- of 3-deligheid “voelen”) de ene stem stijgt terwijl de andere daalt een tweede melodie die tegelijkertijd met de eerste te horen is en die niet parallel loopt. Adagio:langzaam Allegro: snel Tempoveranderingen: Terrassendynamiek: Thema met variaties: Thema: Tonica: Toonsoort: Transponeren: Tremolo: Triller: Trio: Triosonate: Tutti: Unisono: Verbindingsboog: Versieringen: Vibrato: Virtuoos: Vocaal: Vocale ensembles: Volkslied: Allegro assai: zeer snel (allegro = snel, assai = zeer) Andante: rustig looptempo (matig tempo) Andantino: iets sneller dan Andante Grave: langzaam Largo: langzaam Lento: langzaam Moderato: matig snel Presto: zeer snel Prestissimo: zo snel mogelijk accelerando (versnellen); ritenuto of ritardando of rallentando (vertragen), a tempo (voorgaande tempo), tempo primo (1e tempo) plotselinge verandering van klanksterkte (tekens pp t/m ff) compositie waarin één thema op verschillende manieren gespeeld wordt (ritmische-, melodische-, tonale en harmonische variatie) zeer herkenbare melodie, langer dan een motief grondtoon, begintoon van de toonladder toonladder (bv. G-majeur of d-mineur) een compositie “omzetten” in een andere toonsoort razendsnel herhalen van dezelfde toon versiering waarbij de hoofdtoon zeer snel wordt afgewisseld met een toon die hoger is (meestal een secunde) 1. combinatie van 3 instrumenten 2. B-gedeelte in een menuet een compositievorm voor twee solo-instrumenten en basso continuo (dus 4 spelers, want bas plus klavecimbel!). meestal 4 delen (volgens de opbouw van de symfonie) allemaal ( in de betekenis van iedereen moet spelen ) meerdere stemmen en/of instrumenten zingen en/of spelen op dezelfde toonhoogte verlenging van een toon door een boog bij twee dezelfde noten omspeling van de hoofdtoon (bv. triller) het regelmatig laten zweven van een toon. Doel: grotere draagkracht en meer expressie. Technisch heel begaafd (b.v. door heel snelle loopjes te spelen) gezongen mannenkoor, vrouwenkoor, gemengd koor, kinderkoor tekst in de volkstaal; mondeling overgeleverd (amateurs); eenvoudige melodie; kleine omvang; gemakkelijk te onthouden