Hoofdstuk 6

advertisement
Hoofdstuk 6: Overheid
allocatieve functie van de overheid:
Door haar optreden direct en indirect de allocatie van goederen
en productiefactoren beïnvloeden. Dit wordt gemotiveerd uit de
gedachte dat de markt niet perfect werkt (marktfaling) en dat
derhalve correctie en aanvulling noodzakelijk zijn.
herverdelingsfunctie van de
overheid:
Een wijziging aanbrengen in de inkomens- en
vermogensverdeling, die spontaan uit de werking van de vrije
markt resulteert
stabilisatiefunctie van de overheid:
Manipuleren van de budgettaire stromen en/of de
geldhoeveelheid evenals interventies in de prijs- en
inkomensvorming teneinde ongewilde schommelingen in de
economische activiteit te voorkomen of te compenseren
marktfaling:
Visie dat de markt niet perfect werkt
Overheidsfaling of interventiefaling:
visie dat de overheid niet perfect werkt
public choice-theorie:
Gaat ervan uit dat het politieke leven, zoals veel
maatschappelijke relaties, gekenmerkt wordt door ruil maw ook
in het politieke leven wordt er een onderscheid gemaakt tussen
vraag en aanbod. Het marktmodel staat centraal
representatieve democratie:
Burgers worden vertegenwoordigd door politici, die als een soort
makelaars fungeren.
* formuleren voorkeuren vd burgers in concrete voorstellen
* wegen tegengestelde belangen af
* beslissen onder elkaar door onderhandeling en stemming
referendumdemocratie:
Kiezers nemen rechtstreeks beslissingen op politiek vlak zonder
tussenkomst van vertegenwoordigers
1
Condorcet-stemmingen:
stemparadox van Arrox:
Kiezers moeten over alternatieven stemmen, waarbij telkens het
winnende alternatief tegen een volgend nog niet beoordeeld
voorstel uitkomt.
Vb. kiezen tussen A en B -> dan kiezen tss A en C
* individuele keuze is vrij
* als iedere kiezer een bepaalde mogelijkheid boven een
ander verkiest, moet dit ook tot uiting komen in het
resultaat vd stemming
* de keuze tussen de eerste (twee) alternatieven mag niet
beïnvloed worden door een derde mogelijkheid
* kiezers beschikken soeverein. Ze moeten geen rekening
houden met het algemeen belang
* hoe groter het aantal personen is dat deelneemt aan een
Condorcet-stemming, en hoe meer aantal mogelijkheden
er zijn hoe groter het gevaar is dat er geen uitslag is of
dat de uitslag slechts toevallig is
*volgorde van de mogelijkheden kan bepalend zijn voor
de uitslag
Illustreert de relativiteit van sommige democratische
beslissingen
pressiegroep:
belangengroep die de politieke besluitvorming probeert te
beïnvloeden in het voordeel van dat groepsbelang
belangengroep:
organisatie van mensen met een gemeenschappelijk belang
theorie van de mediaankiezer:
in een 2 partijenstelsel leveren beide partijen slag om
meerderheid en
formuleren hun programma zo veel mogelijk volgens de wensen
van de mediaankiezer
stemmenhandeling:
= logrolling
Dat is als politieke partij 1 wil dat voorstel A bvb aangenomen
wordt, waar politieke partij 2 eigenlijk onverschillig tegenover
staat. Partij 2 daarentegen wil dat voorstel B bvb niet
aangenomen wordt en tegenover dit voorstel staat partij 1
onverschillig.
Partij 2 zal mee met partij 1 voor voorstel A stemmen en in ruil
zal partij 1 mee met partij 2 tegen voorstel B stemmen.
carrièristen:
uitsluitend het eigen belang telt. Wordt verder onderverdeeld:
* strevers: Proberen vanuit hun functie meer macht, inkomen of
prestige te verkrijgen
* conservatieve ambtenaren: Zijn erop uit hun bestaande
voorrechten, inkomen en macht veilig te stellen
2
paternalisten:
Proberen aan de samenleving hun eigen preferenties op te leggen
collectieve voorzieningen:
overheid biedt bijna gratis goederen en dienstverlening aan. Alle
burgers dienen te betalen voor het totale pakket van collectieve
voorziening ongeacht of zij deze consumeren of niet.
Verscheidene personen knn hiervan tegelijkertijd genieten.
zuiver collectieve voorzieningen:
wnr de financiering vh goed volledig op openbare middelen
steunt, en het goed / dienst dus volkomen gratis ter beschikking
staat.
Vb. rechtspraak, dijken, secundaire wegen, lager onderwijs
quasi-collectieve voorzieningen:
Wnr de overheid bijstaat vr de financiering. Gebruikers zijn
verplicht een zekere bijdrage in de financiering van de betrokken
voorziening te doen
Vb. universitair onderwijs
semi-collectieve voorziening:
Allocatie van goederen en diensten gebeurt wel door de macht,
maar de betrokken instellingen krijgen een aanzienlijke subsidie
met de bedoeling het hen mogelijk te maken beneden kostprijs te
verkopen en dus consumptie te stimuleren.
ondeelbaarheid van het aanbod:
Het goed is technisch niet in afzonderlijk verkoopbare eenheden
te splitsen. Productiekosten zijn dus ook niet toerekenbaar aan
individuele consumenten.
Vb. park, straat
De consumptie vd ene persoon vermindert de
consumptiemogelijkheden vd andere persoon niet
Zodra het betrokken goed ter beschikking staat, kan men
niemand de consumptie ontzeggen
Kosten om vraag en aanbod met elkaar in overeenstemming te
brengen en een prijs te bepalen
toont de bijdrage van een overheidsproject aan. Baten en kosten
van overheidshandelen worden weergegeven en in geld
uitgedrukt, teneinde hun vergelijking mogelijk te maken
Reële tijdsvoorkeur (reële munt van volgend jaar afgewogen
tegen reële munt van nu)
Nominale tijdsvoorkeur (nominale munt van volgend jaar
afgewogen tegen nominale
munt van nu
Overheidsoptreden is verantwoord als er enkel begunstigden en
geen benadeelden zijn
Overheidsoptreden is verantwoord indien het totale monetaire
voordeel van de begunstigden het totaal monetaire nadeel van de
Non-rivaliteit
Non-exlusiviteit
markttransactiekosten:
sociale kosten-batenanalyse:
reële discontovoet:
Nominale discontovoet
Pareto-criterium:
Kaldor-Hicks-compensatiecriterium:
3
meervoudige criteria-analyse:
kosteneffectiviteitanalyse:
Begroting
begrotingskrediet:
Algemene Rekening van de Staat:
annaliteit:
universaliteit:
niet-affectatie:
earmarking:
Debudgetteren
specialiteit:
voorlopige kredieten:
lopende ontvangsten:
lopende uitgaven:
kapitaalsontvangsten:
kapitaaluitgaven:
vastlegging:
vereffening:
benadeelden overtreft
Effecten niet in een gemeenschappelijke noemer uitgedrukt,
maar elk volgens hun eigen maatstaf gemeten
Gaat na hoe een bepaalde overheidsdoelstelling op de
goedkoopste manier kan gerealiseerd worden
Systematisch overzicht van toekomstige en geschatte uitgaven
en inkomsten van de staat gedurende bepaalde periode (op basis
hiervan zal de wetgevende macht aan de uitvoerende macht
toelating geven om de inkomsten en uitgaven te verrichten
De voor een bepaalde taak in de begroting toegewezen gelden
Weergave ex post van overheidsinkomen en uitgaven
Begroting heeft betrekking op één kalenderjaar.
Alle uitgaven en ontvangsten van de staat moeten in de
begroting worden opgenomen.
Een specifieke ontvangst mag niet dienen tot het dekken van een
specifieke uitgave; alle ontvangsten moeten worden
gecentraliseerd worden in 1 kas, die dan voor alle uitgaven moet
instaan (gezamenlijke uitgaven worden gefinancierd door
gezamenlijke inkomsten)
Bepaalde begrotingsfondsen worden voor specifieke uitgaven
aangewend
Dikwijls worden er verbintenissen aangegaan die niet in de
begroting van dat jaar zijn ingeschreven. De uitgaven worden
eerst door andere instellingen betaald, maar de terugbetaling van
de leningen (+ interest) komen op begroting
Alle ontvangsten en alle uitgaven in de begroting worden
gespecificeerd, programma per programma. Programma wordt
onderverdeeld in basisallocaties
Kredieten die worden toegekend omdat de begroting nog niet
gestemd is (ook voorlopige twaalfden genoemd)
Hebben geen vermogensvermindering in particuliere sector tot
gevolg
Vb. indirecte belastingen, heffingen,…
Brengen geen vermogenstoename van de overheid teweeg
Vb. lonen, sociale kosten, …
Bevatten vermogensheffingen, plus niet-fiscale
kapitaalontvangsten (=o.a. verkoop van onroerende
overheidsbezittingen)
Vergroten vermogen van overheid
Vb. bruggen, wegen
(eerste fase vd uitgavencyclus)
Voor de staat ontstaat er nu de verplichting de betrokken
bedragen te betalen
(tweede fase vd uitgavencyclus)
4
ordonnancering:
betaling:
Rekenwet:
bijkredieten:
Heffingen:
belastingen:
profijtbeginsel:
contributies:
retributies:
draagkrachtbeginsel:
lump-sum -heffingen:
Tiebout-hypothese:
monetaire financiering van het
overheidsdeficit:
Netto te financieren saldo
Bruto te financieren saldo
verdringingseffect:
rentesneeuwbal:
Onderzoek naar het bestaan, de grootte, wettelijkheid van de
schuld en erkennen van die schuld in hoofde van de staat
(derde fase vd uitgavencyclus)
Bevel tot betalen
(laatste fase vd uitgavencyclus)
Door de rekenplichtige op bevel van Ministerie van Financiën
Legt de finale resultaten van een begrotingsjaar vast
Aanpassingen op einde van het jaar omdat geraamde en
werkelijke uitgaven en ontvangsten niet overeenkomen
Door gebruik te maken van haar politieke en / of haar
economische macht, vraagt zij van de particuliere huishoudingen
geldsommen of goederen volgens algemene door haar
opgestelde normen
Heffingen waarbij er geen band bestaat tussen de mate waarin de
betrokken huishouding van de dienstverlening van de overheid
gebruik maakt en het te betalen bedrag. Maatstaf houdt rekening
met andere variabelen (gezinsgrootte…)
De kosten van de overheidsdiensten worden toegerekend naar de
gebruikers ervan.
Globale omslagen van de kosten van bepaalde
overheidsvoorzieningen onder de gebruikers ervan
Gelijken het best op prijzen, ze impliceren een zekere
differentiatie van het gevraagde tarief
Benodigde belastingsontvangsten moeten tussen de
belastingbetalers verdeeld worden volgens hun financiële
draagkracht, los vd intensiteit vh gebruik vd voorzieningen
Wanneer heffing geen enkel verband houdt met economische
variabelen. De getaxeerde huishouding kan door
gedragsverandering de heffinglast niet verkleinen
Mensen stemmen met hun voeten: d.w.z. zij verhuizen naar die
regio´s waar de desbetreffende overheid volgens hen een
aantrekkelijkere mix tussen collectieve voorzieningen en
belastingen kan aanbieden.
Wanneer het aangaan van overheidsleningen leidt tot
geldschepping
Overheidsinkomsten – overheidsuitgaven
 geeft nieuwe financieringsbehoefte op buitenlandse en
binnenlandse markten aan
Netto te financieren saldo + aflossingen + terugbetalingen
 geeft de werkelijke financieringsbehoefte (= totale bedrag dat
overheid dat jaar op vermogensmarkt moet lenen) aan
Wnr hoge interestlasten een groot gedeelte van de overige
staatsuitgaven verdringen
Interestlasten op uitgaande schuld stijgen sterker dan
5
belastingsopbrengsten, waardoor overheidsschuld haar eigen
groei genereert.
Hoofdstuk 7: Markten van goederen en diensten
Markt:
Marktorganisatie:
open ruil:
Naturamarkt:
Beurs:
Veiling:
Aanbesteding:
Inschrijving:
gesloten ruil:
Ruilsysteem waarbij vragers en aanbieders met elkaar negotiëren
over de prijs en de te verhandelen hoeveelheden
Betrekking op de technisch-institutionele aspecten vh
marktgebeuren
Bij de ruiltransactie is altijd interferentie van derden mogelijk.
Meest eenvoudige vorm van marktorganisatie. Vragers,
aanbieders en producenten zijn fysiek aanwezig bij het
ruilgebeuren. Er wordt ter plekke onderhandeld, als er een
akkoord is verklaard worden de betrokken goederen
onmiddellijk meegenomen.
Gereglementeerde markt van goederen, gekenmerkt door
uniformiteit
Prijsvormingtechniek: - prijs afslag: de veilingmeester vertrekt
van een hoge prijs die hij achtereenvolgens verlaagt
-prijsopbod: de veilingmeester vertrekt
van een lage prijs die hij achtereenvolgens verhoogt tot er geen
vragers meer zijn
De aanbieders zijn verplicht hun verkoopprijs onafhankelijk van
elkaar aan de vrager mee te delen. Vindt plaats wnr vrager zich
in een sterke onderhandelingspositie bevindt
De vragers zijn verplicht onafhankelijk van elkaar aan de
aanbieder mee te delen hoeveel zij bereid zijn te betalen. Vindt
plaats wnr de aanbieder dus in een sterke onderhandelingspositie
bevindt
Bij de ruiltransactie is de interferentie van derden niet mogelijk
zelfstandige handel:
Ondernemingen die OF groothandelsfunctie OF de
detailhandelsfunctie vervullen
-groothandel (grossier) koopt producten aan in grote
hoeveelheden en levert ze aan detaillisten
-detaillist richt zich onmiddellijk op de verbruikers
* gespecialiseerde detailhandel (kaas, wijn)
* niet-gespecialiseerde detailhandel (levensmiddelen,
dagelijkse gebruiksgoederen)
*ambachtelijke detailhandel (maakt en verwerkt zelf een
gedeelte van zijn koopwaar of biedt een dienst aan)
geïntegreerde distributie:
Ondernemingen die een groot- EN detailhandelsfunctie
6
geassocieerde handel:
vervullen.
-Warenhuizen (uitgebreid assortiment, vrije toegang, vaste en
publiek gemaakte prijzen…)
-volkswarenhuizen(eerder gericht op massaklanten met lager
inkomen)
-filiaalbedrijven (ondernemingen die gespecialiseerd zijn in
bepaalde branche)
-verbruikerscoöperaties (groepering van verbruikers met
bedoeling buiten gevestigde handel om veelgevraagde goederen
goedkoper aan te schaffen)
Alle samenwerkingsvormen van handelaars
- Inkoopcombinaties: gesticht door detaillisten en
groothandelaars met de bedoeling gezamenlijk inkopen
te doen
- vrijwillige filiaalbedrijven: groothandelaar werkt samen
met cliënteel uit detailhandel
- franchising: contractuele verbintenis tussen
franchisegever en -nemer
- middenstandswarenhuizen: wnr onafhankelijke
winkeliers uit verschillende branches onder een dak
gehuisvest zijn met de bedoeling “one stop shopping”
mogelijk te maken
contante transacties:
tijdtransacties:
Prijs wordt bepaald en goed wordt direct geleverd
Koper en verkoper gaan akkoord uitvoering van de transactie in
de tijd te verschuiven. Prijs en de te verhandelen hoeveelheid
worden op het ogenblok vastgelegd maar uitvoering ervan
gebeurt slechts na afloop van bepaalde periode
termijntransacties:
Zelfde als tijdtransacties, alleen is het hier niet echt de bedoeling
de transactie effectief uit te voeren.
Het prijsverschil berekenen na 2 tegengestelde transacties
liquideren:
hedging:
Neutraliseren
Heeft als doel het prijsrisico op de contantmarkt te vervangen
door het risico ten aanzien van de veranderingen in het verschil
tussen termijn- en contantprijzen op een bepaald ogenblik
Speculatie:
short hedge:
Uit prijsrisico voordeel proberen halen
Producenten vrezen prijsdaling en gaan dus op termijnmarkt
verkopen en vervolgens aankopen
long hedge:
Aankopers vrezen prijsstijging en gaan dus op de termijnmarkt
eerst aankopen en dan verkopen
arbitrage:
Er wordt op de duurste markt verkocht en op de goedkoopste
7
aangekocht
Basis:
opties:
Prijsverschil op een bepaal ogenblik
Geven aan de houder ervan het recht om een bepaald financieel
activum te kopen (call optie) of te verkopen (put optie) tegen een
vooraf bepaalde prijs (uitoefenprijs)
prijszetting (price making):
Situaties waarbij de individuele marktpartijen zelf prijs en
andere (ver)koopvoorwaarden kunnen vastleggen
prijsneming (price taking):
Situaties waarbij de prijs resulteert uit het gedrag van alle
marktpartijen samen zonder dat één enkele partij alleen de prijs
kan bepalen
Wrn er laar één aanbieder en één vrager op de markt zijn om te
onderhandelen over de voorwaarden van de ruiltransactie
(De eerste en meest bestudeerde marktvorm)
* Zeer groot aantal aanbieders en vragers (polypsonie en
polypolie)
* Vrije toetreding op de markt
* Afwezigheid van positieve interne schaaleconomieën
* Volkomenheid van de markt = alle goederen worden tegen
dezelfde prijs verhandeld
Bilateraal monopolie:
volkomen concurrentie:
Wet van Davenant-King:
spinnenwebtheorema:
Wnr een te groot aanbod van goederen negatieve gevolgen
teweegbrengt
Vb. zeer goede oogst kan voor producenten catastrofale
gevolgen hebben
(zie grafiek)
Markten waar het aanbod op korte termijn onelastisch is worden
vaak gekenmerkt door grote cyclische prijsbewegingen waarbij
de prijzen zich moeilijk op een evenwichtsniveau stabiliseren
x-efficiëntie of
producentenefficiëntie:
De maximale technische efficiëntie die aan de dag moet gelegd
worden om te overleven op de markt
Monopolie
Natuurlijke monopolie
Er is slechts één aanbieder op de markt
Ontstaat wnr de kostencurves van potentiële ondernemingen op
een bepaalde markt meebrengen dat het minimum vd
gemiddelde kostencurve overeenkomt met een
productiehoeveelheid die groter is dan of gelijk aan de totale
marktomvang bij een prijs gelijk aan die minimale gemiddelde
kosten
Punt op vraagcurve bij monopolie waar de hoeveelheid voor
verkoop optimaal is
punt van Cournot:
prijsdifferentiatie:
Wanneer aan consumenten van een zelfde product een
8
verschillende prijs wordt gevraagd omdat de kosten om het
product te verschaffen verschillend zijn
peak-load-pricing:
Tijdens piekuren wordt een hoger tarief aangerekend dan in de
daluren.
prijsdiscriminatie:
Wanneer prijsverschillen niet ingegeven zijn door
kostenverschillen (sociale en economische motieven)
Sector telt breed beschouwd veel aanbieders, maar is wel
gekenmerkt door een zodanige mate van productdifferentiatie,
dat iedere aanbieder zich binnen zekere grenzen een eigen markt
heeft geschapen.
Gekenmerkt door een klein aantal aanbieders, waardoor de
feitelijke onderlinge relaties tussen hun gedragingen van groot
belang zijn
monopolistische concurrentie:
oligopolie:
kartel:
umbrella pricing:
barometric-price-leadership:
Samenwerking onder vorm van een akkoord om de concurrentie
te beperken.
Bv. Productiekartels, prijskartels, afzetkartels, conditiekartels,
rationalisatiekartels
Prijsleiderschap van een dominante onderneming.
Zij kan door lage prijzen andere doodconcurreren. Daarom
leggen deze zich neer bij de prijsbepaling van deze dominante
onderneming
Eén onderneming dient als barometer voor de prijsbepaling.
mark-up pricing:
De oligopolisten calculeren hun gemiddelde kosten bij een
bevredigende capaciteitsbezetting (tussen 2/3 en ¾) en
berekenen op basis daarvan hun prijs door een
vaste opslag aan te rekenen die niet-toerekenbare kosten en
nagestreefde winst vertegenwoordigt.
penetratieprijspolitiek:
Voldoende lage prijzen om de ruimst mogelijke penetratie
(aantal gezinnen dat gebruikt) te bereiken
afroomprijspolitiek:
Nieuwe product eerst in dure versie en als markt verzadigd is,
introduceert hij een
goedkope variant
verticale prijsbinding:
Producent en niet de detaillist stellen de voor alle consumenten
geldende verkoopprijs vast.
margeconcurrentie:
Concurrentie tussen producenten verplaatst zich van consument
naar detaillist.
algemeen evenwicht:
Evenwicht van de verschillende markten van goederen,
9
halfafgewerkte producten, grondstoffen en productiefactoren kan
door onderlinge samenhang van prijzen en verkochte
hoeveelheden een algemeen evenwicht in de volkshuishouding
tot stand brengen.
labiel marktevenwicht:
Zodra de markt uit dit evenwicht geraakt kan de spontane
marktwerking er niet meer voor zorgen dat de sector opnieuw in
het evenwichtpunt belandt.
stabiel marktevenwicht:
Door marktwerking komt t wel terug in evenwicht
horizontale overeenkomsten:
Afgesloten tussen concurrenten
verticale overeenkomsten:
Afgesloten tussen ondernemingen in verschillende stadia van de
bedrijfskolom van een product
alleenverkoopovereenkomsten:
De leverancier belooft in een bepaalde regio slecht bij één
leverancier te leveren
exclusieve overeenkomsten:
Men belooft slecht bij één leverancier aan te kopen
selectieve distributiesystemen:
de minimisregel:
Leveranciers beperken de verkoop van hun producten tot
verkooppunten die aan zekere criteria voldoen.
Mededingingsregels
marktinterventie:
De overheid stuurt direct de werking van de markt bij.
directe prijsinterventie:
De overheid dicteert, tegen marktvoorwaarden in, rechtstreeks
de prijs die zij met controle en bestraffing probeert te doen
handhaven.
indirecte prijsinterventie:
De overheid grijpt in op het particuliere vraag- en/of aanbod of
treedt zelf als marktpartij op teneinde de marktprijzen indirect te
beïnvloeden.
plafondprijs:
bodemprijs:
Prijsmaximum opgelegd door overheid
Prijsminimum opgelegd door overheid
deficiency-payments:
Subsidies betalen om de inkomens van de betrokken
producenten te beschermen
deregulering:
Vereenvoudigen, meer marktconform maken of zelfs afschaffen
van reglementeringen
10
Hoofdstuk 8: Markten van productiefactoren
functionele inkomensverdeling:
Prijsbepaling van de productiefactoren
categoriale of macro-economische:
Verdeling van het nationaal inkomen over de productiefactoren
= respectievelijke loonsom, interestsom, winstsom, …
Nationaal inkomen
Verdeling van het nationaal inkomen over de verschillende leden
van de samenleving
personele inkomensverdeling:
economische rente:
rent seeking:
Verschil tussen de factorbeloning en de opportuniteitskosten;
Wat de productiefactor meer verdient dan minimum inkomen
Zie blad
Wanneer economische rente het gevolg is van succesvolle
inspanningen van individuen
om de sociale en politieke instituties in hun voordeel te
beïnvloeden
rekruteringsbevolking:
15- tot 65-jarigen die in aanmerking komen voor economische
activiteit
tewerkgestelde beroepsbevolking:
Som van de binnenlandse werkgelegenheid en het saldo van de
grensarbeid
totale beroepsbevolking:
Tewerkgestelde en werkloze beroepsbevolking
burgerlijke beroepsbevolking:
Totale beroepsbevolking gewapende macht
participatiegraad:
Verhouding van de totale beroepsbevolking van een bepaalde
leeftijdsgroep op rekruteringsbevolking van die groep
werkloosheid:
EU-definitie: Geregistreerde personen zonder werk, die werk
zoeken en onmiddellijk beschikbaar zijn
Meet de theoretische kans van een werkloze uit een bepaalde
groep om na 1 jaar werk te vinden
Het netto inkomen bij wel werken bij laaggeschoolden is niet
veel meer dan de werkloosheidsuitkering bij niet werken dus er
is weinig motivatie om te gaan werken
Overheid neemt allerlei maatregelen om de werkloosheidsval te
verkleinen
(Search unemployment)Werkloosheid die werknemers hebben
omdat ze na het verliezen van een job tijd nodig hebben om een
nieuwe job te vinden
uitstroompercentage:
werkloosheidsval:
Actieve welvaartsstaat:
frictiewerkloosheid:
binnenfrictie:
Binnen een beroepsgroep zijn er vacatures en werklozen
11
tussenfrictie:
Vacatures in ene beroepsgroep staan tegenover werklozen in
andere beroepsgroep
structurele werkloosheid:
Omdat de samenstelling van de arbeidsvraag kwalitatief
verschilt van de samenstelling van het arbeidsaanbod
Keynesiaanse of conjuncturele
werklozen:
klassieke werkloosheid:
Door gebrek aan macro-economische vraag
natuurlijke werkloosheid:
Werkloosheid waarbij keynesiaanse werkloosheid volledig weg
is. De resterende werkloosheid is dan te verklaren door de
frictiewerkloosheid en de structurele werkloosheid.
technische werkloosheid:
Arbeiders verliezen werk om technische redenen
Vb. brand in de fabriek
Wanneer in een bepaalde sector te veel werkende mensen zijn
tov de te verrichten taken
Komt voor wanneer werkzoekende werklozen bereid zijn arbeid
te verrichten tegen het op dat ogenblik aangeboden loon of zelfs
tegen een lager loon
verborgen werkloosheid:
onvrijwillige werkloosheid:
Een normale bezetting van een te kleine kapitaalgoederenvoorraad
arbeidmarktsegmentatie:
Bestaan van deelmarkten
Vb. dubbele arbeidsmarkt
theorie van de dubbele arbeidsmarkt: Arbeidsmarkt bestaat uit een primaire markt met goedbetaalde,
rechtszekere, stabiele, aantrekkelijke banen en een secundaire
markt met juist tegenovergestelde karakteristieken  grote
loonverschillen
collectieve onderhandelingen:
Werknemers onderhandelen niet individueel met werkgevers
over omvang van loon maar via vakbonden en patronaat.
closed shop bepalingen:
Alleen arbeiders aangesloten bij vakbonden kunnen voor
tewerkstelling in aanmerking komen. Vakbonden:
* onderhandelen rechtstreeks over arbeidsvoorwaarden met
werkgevers
* treffen onrechtstreeks maatregelen die
-arbeid schaarser maken dr arbeidsaanbod te
verkleinen (dr bv. Vervroegd pensioen)
-arbeidsvraag vergroten (dr bv. Verplichte
aanwerving van jongeren)
Vakbonden houden zich vooral met de belangen van de
werkenden (insiders) bezig. Met werklozen die gebaat zouden
zijn met een lager loon, houden ze geen rekening (outsiders)
insider/outsider theorie:
12
inkomensbeleid:
centrale loonnorm:
Primaire loondrift:
Overheid kan rechtstreeks in de loonvorming van bepaalde
categorieën van arbeid tussenkomen door minima op te leggen
of tewerkstelling van bepaalde groepen verplicht te maken.
Legt maximale ruimte voor reële loonstijging vast om
prijsstijgingen te vermijden
Werkgevers en werknemers slagen erin de maxima te omzeilen
(bv. Door aankoopbons, gratis tanken) en zo hun relatieve
loonpositie te verbeteren.
secundaire loondrift:
Arbeiders uit zwakke sectoren maken van gunstige
gelegenheden gebruik om de loonpariteiten van voor de primaire
loondrift te herstellen.
C.A.O. s:
Loonvorming in overleg tussen vakbonden en patronaat waarbij
akkoorden op verschillende niveaus tot stand komen:
interprofessioneel, professioneel (sectoraal), subsectoren,
ondernemingsvlak
theorie van de laffercurve:
aanbodeconomie:
vermogensmarkt:
geldmarkt:
Totale belastingsopbrengst hangt af van belastingtarief
Zie grafiek blad
Ontvangen hoeveelheid geld
Nominale inkomen gecorrigeerd voor veranderingen in
levensduurte
Lonen proberen aanpassen aan prijsbeweging
Vakbonden en patronaat ramen gezamenlijk toekomstige inflatie
en houden er rekening mee id loonovereenkomst
Lonen worden volgens een of ander formule aangepast aan
voorbije prijsstijgingen
Aanbod creëert de macro-economische vraag, niet andersom.
Ter beschikking stellen van vermogen aan andere huishoudingen
Vermogen voor korte periode (1 jaar) uitgeleend
Kapitaalmarkt:
hot money :
Vermogen voor lange periode (meer dan 1 jaar) uitgeleend
Kapitaalsinvoer geldt voor korte termijn
oppotting:
Gelden worden liquide gehouden en komen dus niet in
aanmerking voor uitlening
Crowding-out:
Verdringen van private investeringen via intereststijging door
overheiduitgaven
Zie grafieken blad
Nominale interestvoet = reële interestvoet + verwachte
inflatiegraad
Wnr interest op lange termijn financiële activa lager is dan die
op korte termijn beleggingen
Nominale inkomen:
Reële inkomen:
Indexering:
Voorindexering:
Na-indexering:
Fisher-formule:
Inverse intereststructuur:
Syndiceren:
13
Onmiddellijk rendement:
Actuarieel rendement:
Claims:
scripts
Effectenbeurs:
Groeiaandelen:
Cyclische aandelen:
Rendementsaandelen:
Winst:
Super- of overwinst:
Differentiële-grondrente-theorie:
Common property goederen:
Hotelling-hypothese:
Primaire inkomensverdeling:
= jaarlijks uitgekeerde interestbedrag * 100
Kostprijs (*)
(*) kostprijs = koers * aanschafkosten
Berekende interne interest, die de actuele waarde van alle
toekomstige ontvangsten uit een obligatie gelijk maakt aan haar
kostprijs
Inschrijving- of intekenrechten
Claims na inschrijvingsperiode
Gereglementeerde secundaire markt waarop effecten (vooral
aandelen) worden verhandeld door specialisten in opdracht van
anderen of voor eigen rekening. Zij centraliseren koop- of
verkooporders en brengen daardoor markt tot stand waarin
koersen schommelen naargelang vraag en aanbod
Kernmerken zich door een aanhoudende groei van winst per
aandeel.
Koersen lopen vooruit op beweging vd conjunctuurgevoelige
sectoren en leveren wisselende winst per aandeel op
Keren relatief hoog rendement uit en kennen een vrij stabiel
koersverloop (bv omdat betrokken onderneming een monopolie
positie inneemt)
-Wat er overblijft nadat ondernemer productiefactoren heeft
vergoed
-dient gedeeltelijk als vergoeding voor inbreng van risicodragend kapitaal, gedeeltelijk als vergoeding voor
ondernemersfunctie en daarbij komend ondernemersrisico
Wnr winst de normale beloning voor risicodragend kapitaal
overtreft
(arbeid en kapitaal krijgen overal dezelfde vergoeding)
= marginale geldproduct op de meer productieve gronden –
marginale kosten van arbeid en kapitaal
- wordt ontvangen door eigenaars vd meer productieve
gronden
zie grafiek boek p. 428-430
Bepaalde gedeelten vd natuur die nt onder het stelsel vd private
eigendom vallen, waardoor hun allocatie nt dr de markt kan
gebeuren. Hoewel ze schaars zijn, is het gebruik ervan gratis
In een goed werkend marktmechanisme is het
prijsstijgingspercentage van nt-hernieuwbare natuurlijke rijkdom
gelijk ad interestvoet
Men groepeert in hoofde van een bepaalde persoon de diverse
functionele inkomens (= lonen, interesten, pachten, dividenden)
die hij voor het ter beschikking stellen van zijn productiefactoren
(arbeid, kapitaal, bodem) verkrijgt
 productieve inkomens vóór taxatie en afhouding sociale
zekerheid
14
Secundaire inkomensverdeling:
Tertiare inkomensverdeling:
Kapitalisatieprincipe:
Repartitiebeginsel:
Sociale zekerheid:
Horizontale verdeling:
Verticale verdeling:
Matteüseffect:
Progressieve inkomensverdeling:
Lorenz-curve:
Gini-coëfficiënt:
Normatieve welvaartstheorie:
Men vergelijkt beschikbare gezinsinkomens a herverdeling vd
overheid
 gebeurt via RSZ en via het moduleren van belastingen en
uitgaven vd staat
Wnr men naast secundaire verdeling ook rekening houdt met
differentiële mate waarin personen van collectieve
voorzieningen genieten
Pensioenstelsel waarbij bedragen betaald gedurende loopbaan
worden gestort in een fonds, dat belegd wordt en waaruit later
het pensioen wordt gefinancierd
Pensioenstelsel waarbij de jaarlijkse bedragen vd actieven
dienen om de pensioenen van dat jaar te betalen
Omvat het stelsel v kinderbijslag, ziekteverzekering,
werkloosheidvergoeding, de kas van weduwen en wezen en de
pensioenstelsels (behalve voor overheidspersoneel)
-combinatie van verplicht collectief verzekeringssysteem met
herverdelingsmechanisme
Van kinderlozen  kinderrijken
Van actieven  werklozen
Van gezonden  zieken
Rijkeren profiteren van RSZ terwijl de echt behoeftigen dppr de
gaten vd mand vallen
Verdeling via belastingstelsel
Het belastingtarief neemt toe volgens hoogt van belastbaar
inkomen
De verhouding vd oppervlakte tss lorenz-curve en diagonaal op
oppervlakte vd driehoek OTZ´
Om groepswelvaart te maximaliseren moet het inkomen
herverdeeld worden zolang dr de overheveling het additionele
nut dat gecreëerd wordt bij de ontvangers, de groepswelvaart
meer verhoogt dan het nutverlies bij degenen die de transfer
moeten financieren de groepswelvaart vermindert
Total allowance catch:
15
Hoofdstuk 9: Internationale economische betrekkingen
Interindustriele handel:
Wnr landen producten ruilen die behoren tot een verschillende
industrietak
Vb. VS stuurt computers naar Singapore en Singapore
exporteert textiel nr de VS
Intra-industriele handel:
Wnr landen producten ruilen die tot dezelfde industrietak
behoren
vb. Duitsland exporteerde auto’s naar Frankrijk, die auto’s
terug exporteert
Verhouding vd hoeveelheid beschikbare kapitaal op de
hoeveelheid beschikbare arbeid (kapitaal/arbeid ratio)
- land is relatief kapitaalovervloedig: wnr verhouding vh
land hoger is dan de verhouding ve ander land
Wnr ongeacht de verhouding arbeidsvergoeding /
kapitaalsbeloning het bepaalde product telkens op
kapitaalintensievere manier wordt geproduceerd dan het
andere
Bezitters vd overvloedige productiefactor gaan er na
internationale handel in welvaart op vooruit (ongeacht hun
bestedingspatroon); terwijl bezitters vd schaarse
productiefactor (ongeacht hun bestedingspatroon) hun
welvaart zien achteruit gaan
Wnr de concurrentie in een land onafhankelijk is vd
concurrentie ve ander land. Concurrentie en competitief
voordeel worden door land per land bepaald
Wnr de competitieve positie ve onderneming in een land een
invloed heeft op, en wordt beïnvloed door haar competitieve
positie in een ander land
Geeft het verband weer tussen vier belangrijke determinanten
ve nationaal competitief voordeel
 zie blad
Geeft de evolutie weer vd internationale ruilverhouding weer
ve land
Verhouding vd geëxporteerde op de geïmporteerde
hoeveelheden gedurende een bepaalde periode
 geeft dus een beeld vh aantal eenheden exportgoederen dat
het land moet afstaan om een eenheid import te bekomen
(stijging vd ruilvoet -> verslechtering vd ruilvoorwaarden)
De in een indexcijfer utgedrukte verhouding vh indexcijfer vd
invoerprijzen op dat vd uitvoerprijzen (of omgekeerd)
(stijging vd ruilvoet -> verbetering vd ruilvoorwaarden)
Een totaal beeld wordt opgehangen vd relatieve score van
verschillende landen ten aanzien van vele factoren die de
competitiviteit bepalen
Relatieve factorbegiftiging:
Relatieve factor intensiviteit:
Stolper-Samuelson theorema:
Multidomestic industries:
Global industries:
Ruit van Porter:
Internationale ruilvoet:
Bruto ruilvoet:
Netto ruilvoet:
Globale competitiviteitsindex:
16
Delphi-methode:
Is gebaseerd op een gestructureerd proces voor het verzamelen
van kennis bij en groep van experts dmv een aantal enquêtes
afgewisseld met feedback naar die experts. De enquête is
bedoeld als aanvulling op de statistische gegevens.
(maw. niet alleen de competitiviteit ve land wordt gemeten,
maar er wordt ook nagegaan hoe die ervaren wordt door
mensen die dagelijks concurreren met buitenlandse
ondernemingen. )
Opvoedend protectionisme:
(Infant industry targeting)
Wnr de beginnende nijverheden tijdelijk bescherming van hun
binnenlandse markt behoeven om hen toe te laten op
voldoende grote schaal te produceren en zo hun gemiddelde
productiekosten op een concurrentieel niveau te brengen
Exportgeleide groei op gans brengen door belovende
industrietakken via bescherming tot ontwikkeling te brengen
en daarmee de wereldmarkt veroveren
Wnr regeringen proberen door handelspolitieke maatregelen de
eigen industrie ten opzichte van buitenlandse rivalen te
beschermen
Hebben tot doel dmv een uitvoer- of invoerheffing de prijs vd
uit- of ingevoerde producten kunstmatig te verhogen
De kosten die gemaakt werden tijdens het productieproces
(materialen, processen,…)
Kosten die gemaakt worden tijdens het consumeren vh product
(bv. Vervoerskosten, inpakken, …)
Positief ruilvoeteffect  daling vd invoerprijzen
Negatiefruilvoeteffect  stijging vd invoerprijzen
Een vast bedrag per ingevoerde eenheid
Een procent op de ingevoerde waarde
Het percentage vd invoerbelasting op de prijs vh ingevoerde
product
Heeft betrekking op de toename vd toegevoegde waarde als
gevolg vh feit dat de belasting op de invoer van eindproducten
zwaarder is dan de belasting op de invoer van halffabrikaten
Zie blad
kan je afleiden uit de bijhorende grafieken (verlies aan
consumentensurplus door protectionisme die slechts ten dele
naar toename producentensurplus gaat).
gaan nog een stuk verder, immers door de protectionistische
maatregelen wordt X-inefficiënt gewerkt (er is immers slechts
beperkte concurrentie van het buitenland door de
invoerheffing).
Industry targeting:
Protectionsime:
Tarifaire handelsbelemmeringen:
Productiekost:
Consumptiekost:
Ruilvoeteffect:
Nominale rechten:
Ad valoremrechte:
Nominale protectie:
Effectieve protectie:
Niet-tarifaire handelsbelemmeringen:
Statische welvaartsverliezen van
protectie:
Dynamische welvaartsverliezen van
protectie:
Autonome transacties:
Vloeien uit het autonome handels- en betalingsverkeer voort
17
Compenserende transacties:
Internationale monetaire reserves:
Basisbalans:
Kasbalans:
vlottende of zwevende wisselkoersen:
depreciatie van een munt:
appreciatie van de munt:
J-Curve-effect:
Begeleid zwevende wisselkoersen:
Vaste wisselkoersen:
Wisselkoersopties:
Hedgingoperatie:
Bodemkoers:
Plafondkoers:
Devaluatie:
Revaluatie:
Pariteit:
Veelvuldige wisselkoersen:
Bandbreedte:
Gouden standaard:
Goudwisselstandaard:
Hebben tot doel de autonome transacties te financieren
Omvatten de vermogensbestanddelen waarover de monetaire
overheden beschikken om betalingsbalansdeficits te regelen of
op de wisselmarkt te interveniëren.
Betreft het saldo vd lopende rekening + saldo vd
kapitaalverrichtingen op lange termijn
Het kapitaalverkeer op korte termijn en veranderingen in de
monetaire goud- en deviezenvoorraad
Wanneer het spel van vraag en aanbod op de wisselmarkt in
alle vrijheid het koersniveau bepaalt. De monetaire overheden
interveniëren daarin dan niet door aankoop of verkoop van
monetaire reserves
Wanneer de vraag naar buitenlandse valuta het aanbod
overtreft en daardoor de eigen munt ten opzichte van
buitenlandse munten in waarde vermindert
De eigen munt neemt tov de buitenlandse munten in waarde
toe, de wisselkoersen vd valuta dalen
Na depreciatie vd eigen munt verslechtert de handelsbalans
alvorens te verbeteren, doordat de daling vd ingevoerde
hoeveelheid en de stijging vd export slechts later optreedt
= managed / dirty floating
Wnr de monetaire autoriteiten actief op wisselmarkt ten einde
ongewenst de koersschommelingen tegenwerkt door aan- of
verkoop van valuta
Wnr de koper tegen betaling het recht verwerft om later een
hoeveelheid munt tegen een nu bepaalde prijs te kopen of te
verkopen
Wnr men termijnverkopen of termijnaankopen sluit om zich
tegen negatieve toekomstige wisselkoersontwikkelingen in te
dekken
De laagste vooraf bepaalde en aangekondigde waarde
De hoogste vooraf bepaalde en aangekondigde waarde
Officiële waardevermindering
Officiële waardevermeerdering
Officiële waardeverhouding
Wnr de monetaire autoriteiten verschillende wisselkoersen
vaststellen
Plafondkoers + bodemkoers
 de munten vd deelnemende landen hadden een pariteit
in goud en derhalve ook een onderlinge pariteit
 er waren aanvankelijk alleen gouden munten in
omloop, later ook papieren geld
 de internationale goudbewegingen geschieden vrij
De dekking vh binnenlandse papiergeld werd verzekerd door
goud
18
Goudinvoerpunt:
Wnr buitenlandse valuta zeer goedkoop werd
Gouduitvoerpunt:
Wnr de prijs vd buitenlandse valuta op de wisselmarkt zijn
goud pariteit overschrijdt, de munt werd dus minder waard
WHO; World Trade Organisation (WTO)
 legaal echte, permanente instelling met permanente en
volledige engagementen vd leden
 de regels vd WHO hebben naast op goederen ook
betrekking op handel in diensten en op met handel
verbondenaspecten van intellectuele eigendom
 met de WHO is grotendeels een einde gekomen aan de
praktijk van de codes, die alleen geldig waren voor de
ondertekende landen. Voortaan gelden nagenoeg alle
bepalingen voor alle landen
 de principes die geldig zijn voor de handel in
industriële producten gelden ook op de handel in
landbouwproducten, textiel, confectie en diensten
 de geschillenregeling voorzien in WHO is sneller,
automatisch en minder gevoelig aan nationale blokkage
dan deze die gold in GATT-regeling
Wnr lidstaten bepaalde regels niet moeten naleven doordat
deze in strijd zijn met interne wetten die bestonden op het
moment van hun toetreding
De handelsvoordelen, die de lidstaten toekennen aan andere
lidstaten, worden automatisch uitgebreid tot alle andere leden
vd WHO
Stelt dat producten uit andere partnerlanden op het
grondgebied ve lidstaat geen minder gunstige behandeling
mogen krijgen dan deze die aan gelijke producten van
nationale oorsprong wordt toegekend
Het verkopen van goederen in het buitenland tegen een prijs
lager dan de ‘normale’ waarde (meestal de vergelijkbare prijs
op de binnenlandse markt vh exporterende land)
Wnr men via de procedure gn akkoord bereikt en stelt men
aanzienlijke schade vast dankzij het dumpen, kan de WHO een
land machtigen tot het instellen van anti-dumpingrechten (deze
gelden in principe 5 jaar)
Subsidies die alleen beschikbaar zijn voor een onderneming of
industrietak of voor een groep van ondernemingen of
industrietakken die vallen onder de jurisdictie vd autoriteit die
de subsidie toekent
Invoerrecht als tegenmaatregel voor verboden subsidies als
deze niet afgeschaft worden
Het betreft unilaterale voordelen die de ontwikkelde landen
aan de minder ontwikkelde landen toekennen
Bestaat uit de volgende instellingen:
Wereldhandelsorganisatie:
Grandfatherclause:
Meestbegunstigingsclausule:
Clausule van nationale handeling:
Dumping:
Anti-dumpingrechten:
Specifieke subsidies:
Retorsierechten:
Enabling clause
Wereldbank:
19

Internationale arbeidsorganisatie
wisselmarkt:
wisselkoers:
cliëntenmarkt:
interbankenmarkt:
valutaswap:
driehoeksarbitrage:
convertibele valuta
zachte valuta
De International Bank for Reconstruction and
Development (IBRD)
 International Finance Corporation (IFC)
 International Development Association (IDA)
 Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA)
 de instellingen vd wereldbank vergemakkelijken de
internationale kapitaalmobiliteit naar de minder ontwikkelde
landen
Gaat uit van 4 basisprincipes:
 arbeid is geen koopwaar
 de vrijheid van expressie en vereniging is essentieel
voor de sociale vooruitgang
 armoede betekent overal een gevaar voor welvaart
 alle mensen hebben ongeacht hun ras,
geloofsovertuiging of geslacht het recht om materiele
welvaart of hun geestelijke welzijn na te streven in
voorwaarden van vrijheid en waardigheid,
economische zekerheid en gelijke kansen
 Internationale arbeidsorganisatie streeft naar een
verbetering van de werk- en leefomstandigheden
 Binnen het ILO zijn 3 belangrijke organen actief:
 International Labour Conference: biedt internationaal
forum aan voor het discussiëren over sociale
problemen en internationale arbeidsvoorwaarden
 Governing Body: stuurt ILO tussen de conferenties
 International Labour Office: permanent secretariaat,
operatoneel hoofdkwartier, het onderzoekscentrum en
publicatiebureau
Er worden valuta aangeboden en gevraagd.
Prijs waartegen de valuta verhandeld worden
Private personen kopen en verkopen internationale deviezen
met banken als tegenpartij
Banken wisselen internationale deviezen van verscheidene
landen uit.
(Combinatie van contante en termijntransactie)
Houdt een aankoop (verkoop) op de contantmarkt in met
terzelfder tijd de tegenovergestelde verrichting op de
termijnmarkt
Op goedkoopste markten munten kopen en die na omzetting in
één munt op de duurste markten verkopen
= harde valuta (hard currency):
Kunnen elk moment omgewisseld worden zonder controle van
de monetaire autoriteiten op het gebruik ervan
(soft currency):
20
sleutelvaluta:
muntzone:
effectieve wisselkoers:
Nominale effectieve wisselkoers:
Reële effectieve wisselkoers:
Betalingsbalans:
Lopende rekening:
Goederen- of handelsbalans:
Actieve handelsbalans:
Passieve handelsbalans:
Dekkingscoefficient:
Dienstenbalans:
Inkomensbalans:
Overdrachtenbalans:
Kapitaalrekening:
Financiële rekening:
Directe investering:
Wanneer convertibiliteit beperkt is
Worden in de wereldhandel op grote schaal gebruikt, daarom
houden landen ze gaarne in hun reservevoorraad aan (pond,
euro, dollar, yen, …)
Een gebied waarbinnen één enkele munt als reken- en
ruilmiddel wordt gebruikt of waarin verscheidene munten
circuleren die elk min of meer vastgebonden zijn aan dezelfde
referentiemunt en samen zweven tov de wereld
Een gewogen gemiddelde vd waarden vd munt ve bepaald
land, uitgedrukt in munten van zijn belangrijkste
handelspartners berekend als indexcijfer ten opzichte van
bepaalde basisperiode
Geeft een beeld van de waarde-evolutie ve munt ve land tov
het geheel van zijn handelspartners
Nominale effectieve wisselkoers * verhouding vh prijspeil vh
betrokken land en dat van zijn handelspartner
Geeft een systematisch overzicht vd economische transacties
tss ingezetenen en nt-ingezetenen vd land gedurende bepaalde
periode (meestal 1 jaar)
Zie blad
Bevat alle verrichtingen die in de productie-, bestedings- of
inkomenssfeer vd economische activiteit liggen (komt in
principe overeen met de rekening Buitenland vd Nationale
Rekeningen)
Hier worden import (-) en export (+) van goederen genoteerd
Wnr export > import
Wnr export < import
Verhouding van export op import
Hier worden de internationale transacties genoteerd
 export  +
 import  Omvat alle betaalde en ontvangen vergoedingen voor het ter
beschikking stellen van de productiefactoren van buitenlanders
in het eigen land (-) en van ingezetenen in het buitenland (+)
Heeft betrekking op tegenboekingen van
eigendomsveranderingen, die plaatgrijpen tss ingezetenen en
nt-ingezetenen met betrekking op reële of financiële activa
Betreft kapitaaloverdrachten en de verwerving/verkoop van
niet-geproduceerde, niet-financiële activa
Vb. immateriële goederen zoals patenten, leasingen, …
Omvat de directe investeringen, de portefeuillebeleggingen,
andere investeringen en reserves
Brengt met zich mee dat de ingezetene van een bepaalde
economie een blijven belang wenst in een andere economie
21
Portefeuille belegging:
‘andere beleggingen’
Internationale monetaire reserves:
Kapitaal import:
Kapitaal export:
Kapitaalwederinvoer:
Kapitaalwederexport
Internationale vermogensstaat:
Debiteurland
Crediteurland
“regels van het spel”
Bretton Woodssysteem:
Tunnelakkoord:
Europees Monetair Systeem (EMS):
Internationaal Muntfonds (IMF):
Bv. Onder vorm van aandelenkapitaal, …
Omvatten naast aandelen en obligaties ook
geldmarktinstrumenten en afgeleide producten, die financiële
claims of verrichtingen doen ontstaan
Omvat alle financiële transacties die niet in een andere
categorie vd financiële rekening ander te brengen zijn
Bv. Handelskredieten, spaar- en termijndeposito’s
De financiële activa die ter beschikking en onder controle
staan van de monetaire overheden, o.a. voor de financiering
van onevenwichtigheden op de betalingsbalans
Vb. monetaire goudvoorraad, ….
Wnr buitenlanders vermogensactiva verwerven aan eigen
ingezetenen (de vraag naar eigen munt stijgt)
Betreft onder meer de aanschaf van onroerende goederen, het
beleggen in obligaties, aandelen, het aanhouden van
buitenlandse zich- en termijnrekeningen en het verlenen van
handelskredieten
Wnr eigen ingezetenen het vroeger geëxporteerde kapitaal
door verkoop van de desbetreffende vermogensbestanddelen
aan nt-ingezetenen weer naar het eigen land repatriëren
(plusteken)
Wnr buitenlandse ingezetenen de vroeger van eigen
ingezetenen verworven vermogensbestanddelen opnieuw aan
eigen ingezetenen afstaan (minteken)
 actief: overzicht vd bezittingen en vorderingen vd eigen
ingezetenen in en op het buitenland
passief: buitenlandse bezittingen in het eigen land en de
schulden vd eigen ingezetenen aan buitenland
Actief < passief
Actief > passief
Afvloeiing van reserves  daling geldvoorraad
Stijging van reserves  stijging geldvoorraad
De deelnemende landen stelden voor hun eigen munt een
officiële pariteit vast tov goud. Hierdoor werden ook de
onderlinge pariteiten vastgelegd. De dollar wordt als
interventiemunt aanvaard: deelnemers verbonden zich ertoe op
interventiemarges van 1% boven en onder de dollarpariteit van
hun munt te interveniëren in dollars
De dollar werd gedevalueerd. Er werd opnieuw naar een
systeem van vastgebonden wisselkoersen overgeschakeld
Bestond oorspronkelijk uit 11 lidstaten: België, Duitsland,
Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk,
Portugal en Spanje
Drievoudige functie:
 toezicht op de werking vh wisselkoerssysteem
22


Quota:
Trekkingsrechten:
Reservetranche:
Krediettranche:
Conditionality:
Speciaal trekkingsrecht (SDR):
Regionale economische integratie:
Sectorale integratie:
Vijhandelszone:
Tariefunctie:
Douane-unie:
Gemeenschappelijke markt:
Economische en monetaire unie
Handelscreatie:
Handelsverlegging:
Europese vrijhandelsassociatie:
Europese Unie (EU):
Europese Commissie:
hulpverlening in geval van betalingsbalansdeficit
toezicht op de lidstaten
Bijdragen (vd lidstaten)
Eerste kredietmodaliteit
= het bedrag waarmee het quotum ve lidstaat vd IMFbezittingen aan eigen munt vh overtreft, nadat men de
bezittingen aan munten vh opvragende land die het gevolg zijn
vh gebruik van IMF-kredieten door het betrokken land er heeft
van afgetrokken
Kredietfaciliteiten bovenop de reservetranches
Voorwaarden voor het gebruik van krediettranches
(special drawing rights)
Vormt een rekeneenheid voor de boekhouding vh Fonds en
voor een aantal internationale en regionale organisaties
(euro 29%, Japanse yen 15%, pond sterling 11%, VS-dollar
45%)
Wnr een beperkte groep landen overgaan tot een grotere
vrijmaking vd onderlinge economische relaties dan tov de
overige landen het geval is, zodat zij vd voordelen ve grotere
economische markt knn genieten
De betrokken samenwerkingsvormen hebben alleen betrekking
op één of enkele sectoren
douanetarieven worden afgeschaft
douanewetgeving wordt geharmoniseerd
MAAR enkel voor betrokken landen
douanetarieven worden afgeschaft
douanewetgeving wordt geharmoniseerd
OOK tov derde landen
douanetarieven worden afgeschaft
douanewetgeving wordt geharmoniseerd
 indirecte belastingen worden geharmomiseerd
OOK tov derde landen
Alle maatregelen die het vrije verkeer van goederen, diensten
en productiefactoren beletten worden afgeschaft.
douanetarieven worden afgeschaft
douanewetgeving wordt geharmoniseerd
 macro-economisch beleid vd lidstaten wordt onderling op
elkaar afgestemd
 muntstelsels worden geharmoniseerd
IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein
Politieke, economische en monetaire unie
 legt de Raad voorstellen en ontwerpen voor
 ziet toe op de toepassing en naleving vd
23
Raad van de Europese Unie:
oprichtingsverdragen
lidstaten worden er vertegenwoordigd via de bevoegde
ministers. Bepaalt de Europese wetgeving.
Europees Parlement:
controlerende en adviserende functie aan de Raad en de
Commissie
Europese Raad:
Staatshoofden en regeringsleiders, de voorzitter vd Commissie
bijgestaan door de ministers van Buitenlandse Zaken en een
commissielid
Zorgt voor het handhaven vh recht bij de uitleg en toepassing
vd gemeenschapsverdragen en de door de Raad en Commissie
vastgestelde wetgeving
wettelijke maatregel die direct bindend en toepasbaar is voor
de lidstaten
Wettelijke maatregel die alleen binden is wat doelstellingen
betreft, de lidstaten mogen vrij hun middelen daartoe kiezen
Wettelijke maatregel die alleen bindend is tov specifieke erin
vermelde natuurlijke of juridische personen
de Europese instellingen treden pas op wanneer zij door hun
actie een duidelijke meerwaarde ten opzichte vd nationale of
regionale bestuursniveaus kunnen bereiken
Hof van Justitie:
Verordeningen
Richtlijnen
Beslissingen
Subsidiariteitsbeginsel:
Institutionele concurrentie:
Eigen middelen vd EU:
Verplichte uitgaven:
Niet-verplichte uitgaven:
Cohesiebeleid:
Structuurfondsen:
Cohesiefonds:
Europees munt Systeem (EMS):
Landbouwheffingen en bijdragen voor suiker en isoglucose,
evenals in- en uitvoerheffingen die op grond vh
gemeenschappelijk douanetarief van toepassing zijn op het
handelsverkeer met landen buiten EU – 25% inningkosten
voor lidstaten
uitgaven die voortvloeien uit de Europese verdragen of op
grond daarvan genomen besluiten.
parlement heeft het laatste woord
 ≠ in welvaart tss regio’s verminderen
 werkgelegenheid verbeteren vd diverse Europese regio’s
 milieu beschermen en verbeteren
zodat alle burgers kunnen profiteren vd voordelen vd
gemeenschappelijke muntunie
fonds voor regio’s. bestaat uit:
 Sociaal Fonds  arbeidsmarktproblemen
 Oriëntatie vh Landbouwfonds  financiert
structuurmaatregelen
Draagt bij tot financiering van projecten in lidstaten waar het
BNP per hoofd minder dan 90% vh gemiddelde vd Unie
Bv Griekenland
doel: in Europa een stabiele monetaire zone tot stand brengen
24
European Currency Unit (ECU):
Convergentiecriteria:
De Eurosysteem:
Lomé-akkorden:
Europese akkoorden:
Kopenhagen-criteria:
Acquis communautaire:
gebaseerd op prijsstabiliteit en wisselkoersstabiliteit
Korfmunt waartegen de pariteiten vd andere munten op
werden gebasseerd
aan voldoen om te kunnen toetreden tot de muntuniebetrekking
op inflatie, het houdbare karakter vd overheidsfinanciën, de
stabiliteit vd wisselkoers en de rentetarieven op lange termijn
De euro wordt definitief als munteenheid ingevoerd en de
munten vd deelnemende landen worden tijdelijk nt-decimale
onderverdelingen vd euro
bevat akkoord van niet wederkerige vrije toegang voor
industriële producten en voor landbouwproducten en financiële
hulp, onder de vorm van goedkope leningen en giften
associatieakkoorden; doel: in een zekere periode een
vrijhandelszone creëren tss EU en de betrokken landen op
basis van wederkerigheid, op een asymmetrische manier
toegepast; omvatten ook een politieke dialoog, harmonisatie
van wetgevingen , industriële samenwerking en samenwerking
op het vlak van milieu, transport, en douane
aan welke voorwaarden landen moeten voldoen om toe te
treden tot de EU
als lid moet je alles aanvaarden
Hoofdstuk 10: Macro-economische ontwikkelingen
Exogene factoren:
Seizoenschommelingen:
Trend:
Conjunctuur:
Ze ontstaan niet uit de macro-economische activiteit, maar
beïnvloeden ze wel doorheen de tijd. Vb. oorlog, rampen,…
Verloop van de economie
Economische groei:
Een aanhoudende stijging van het (netto) reëel nationaal
product (of inkomen) per inwoner.
Kondratiff-cyclus:
Lange –termijnevolutie wordt door golfpatronen gekenmerkt.
Langdurige perioden van sterke groei worden daarbij
afgewisseld met perioden van zwakke activiteit.
Feitelijk BNP:
Potentieel BNP:
= full employment product
25
Geeft de omvang aan van de reële productie die een
volkshuishouding zou kunnen realiseren bij volledig gebruik
van haar productiefactoren op een normale gebruiksintensiteit.
BNP-gap:
Afwijking (in % uitgedrukt) van het werkelijke BNP tov het
potentiële.
Conjunctuurcyclus:
Golfpatroon van expansie (hoogconjunctuur, herstel) en
contractie (recessie, laag-conjunctuur) van het werkelijke BNP
rondom zijn potentiële waarde.
Crisis:
Depressie:
Boom:
Leads
De omslag van hoogconjunctuur (boom) naar recessie.
Langdurige recessie
Lags:
Inflatie:
Breukpunten in tijdreeksen van economische variabelen
kunnen achternahinken
Een aanhoudende stijging van het algemeen prijspeil.
Deflatie:
Een daling van het algemeen prijspeil.
Okun-relatie:
Legt het kwantitatieve macro-economische verband tussen de
relatieve wijzigingen in het reële BNP en de wijzigingen in het
werkloosheidscijfer.
Zij geeft weer hoeveel procent toename van het reële BNP
nodig is om een stijging van de werkloosheid te beletten.
Macro-economisch
bestedingsevenwicht:
Wanneer macro-economische vraag en macro-economisch
aanbod aan elkaar gelijk zijn.
Macro-economische vraag:
Deze wordt gevormd door de som van de macro-economische
bestedingscomponenten: gezins- en overheidsconsumptie,
bedrijfs- en overheidsinvesteringen en nettobestedingen ivm
het buitenland
Het aanbod schept macro-economisch zijn eigen vraag; een
goed werkend prijsmechanisme voorkomt sectorale
onevenwichten van vraag en aanbod.
Wet van Say:
Breukpunten in tijdreeksen van economische variabelen
kunnen systematisch voorlopen.
Direct transmissiemechanisme:
Een gestegen geldvoorraad impliceert grotere kasvoorraden.
Willen de economische huishoudingen zich van de overtollige
kasvoorraden ontdoen, dan doen zij extra bestedingen.
Indirect transmissiemechanisme:
Ongewilde wijzigingen in de kasvoorraad zet economische
huishoudingen er toe aan meer geld op de financiële markt aan
26
te bieden en men zo via interestdaling invloed uitoefent op de
met leningen gefinancierde bestedingscomponenten.
Macro-economisch aanbod:
Marginal efficiency of capital
Bestedingslekken
Bestedingsinjecties
Ontstaat uit de complexe interactie van goederenmarkten en
markten van pf.
Marginale efficiëntie van het kapitaal, die de verwachte
opbrengsten van een investeringsproject over zijn gehele
levensduur vergelijkt met de kosten.
(import en sparen) veronderstelt geld dat uit de kringloop
wegvloeit.
(export en investeringen) veronderstelt geld dat de kringloop
binnenvloeit.
Multiplicator:
Een toename van de autonome bestedingen leidt tot een
stijging van het inkomen, die een veelvoud is van de toename
van de betrokken bestedingscomponent. Dit noemt men de
multiplicator.
Spaarparadox:
In het keynesiaanse model werken besparingen nefast. De MElekkencurve wordt immers steiler, de curve van de
voorgenomen bestedingen vlakker, waardoor het nationaal
inkomen daalt en de multiplicatoren lager uitvallen.
Liquiditeitsval:
In economische depressie kan het voorkomen dat de
interestvoet dermate daalt dat de mensen hun vertrouwen in
beleggingen in staatsobligaties verliezen en hun vraag naar
geld oneindig groot wordt.
Dalende prijzen verhogen tijdens de depressie de reële waarde
van de kasvoorraden en stimuleren aldus de ME-vraag, zodat
ze op die manier de tewerkstellingen weer op niveau kunnen
brengen.
Pigou-effect:
Postkeynesianen:
Neo_keynesianen:
Q_Factor:
Knelpunteninflatie:
Recessiegap:
blijven in de zuiver keynesiaanse traditie.
streven een synthese na tussen het keynesianisme en het
neoklassieke gedachtegoed.
Relatie tussen de marktwaarde van het bestaande kapitaal en
de vervangingswaarde van het bestaan kapitaal.
Op sommige markten van producten en pf treden reeds
spanningen op, nog vóór het potentiële BNP is bereikt. Vanuit
die knelpunten zal de inflatie zich over de hele economie
verbreiden, naarmate de economische activiteit tot dichter bij
het full-employmentniveau wordt opgevoerd.
een daling van de ME-vraag leidt op korte termijn tot een
afname van het nationaal inkomen en het ME-p-peil en een
stijging van de werkloosheid.
27
Inflatiegap:
een toename van de ME-vraag leidt op kt alleen tot een
stijging van de economische activiteit en een daling van de
werkloosheid.
Phillips-curve:
Deze curve impliceert dat lage werkloosheid samengaat met
hoge loonstijging en omgekeerd.
Macro-economisch
aanpassingsmechanisme:
Oorspronkelijke Phillipscurve:
Zelfcorrigerend mechanisme
Afgeleide Phillipscurve:
legt het verband tss het werkloosheidspercentage en de stijging
van het algemeen prijspeil.
Perioden van stijgende werkloosheid gaan gepaard met een
(nauwelijks verzwakkend) hoog inflatieritme. (-> einde van de
Phillips-gedachte)
Stagflatie:
legt het verband tss het werkloosheidspercentage en de
procentuele loonstijging.
Theorie vd adaptieve verwachtingen:
Bij langdurige inflatie houden economische huishoudingen
rekening met een zekere inflatieverwachting. Die
inflatieverwachting bouwen ze op adhv hun ervaringen uit het
verleden, waarbij de inflatiecijfers van de jongste perioden het
meeste doorwegen.
Theorie vd rationele verwachtingen:
Deze gaat ervan uit dat economische huishoudingen leren uit
hun foute verwachtingen en derhalve steeds accurater hun
anticipaties kunnen opbouwen op basis van beleidsdaden van
de overheid. Na verloop van tijd verdwijnt hun geldillusie
derhalve volledig en bestaat er dan ook geen kt-trade-off meer
tussen inflatie en werkloosheid
Dit steunt op een vaste verhouding ts de lopende productie en
de kapitaalgoederenvoorraad.
Accelerator:
Multiplicator-acceleratormechanisme:
Politieke conjunctuurmanipulatie:
Blz. 574 (nen helen uitleg) en blz. 580
conjunctuurgolven
Patronen van cumulatieve bewegingen die uiteindelijk zichzelf
ombuigen.
Accomoderend bestedingsbeleid:
bestedingsbeleid probeert via ME vraagstimulering negatieve
aanbodschokken te compenseren
bekrachtigt positieve vraagschokken teneinde de economie
blijvend boven het full employement-niveau te tillen.
Prijsstabiliteit, volledige werkgelegenheid en een evenwichtige
structuur van de betalingsbalans.
Dit zijn de drie overheidsdoelstellingen inzake hun
Validerend bestedingsbeleid:
‘magische driehoek’:
28
Begrotingsbeleid:
Klassieke begrotingsregel:
Automatische stabilisatoren:
Procyclisch beleid:
Discretionair beleid:
Cyclische begroting:
Balanced budget multiplier:
Full-employment-budget:
Monetair beleid:
Kredietpolitiek:
Discontopolitiek:
Open-marktbeleid:
Directe regulering:
Beggar-thy-neighbour policy:
stabilisatiebeleid.
De invloed van de overheid is zo groot, dat zowel het niveau als
de veranderingen van haar ontvangsten en uitgaven de totale
bestedingen sterk beïnvloeden en dus aangewend kunnen
worden om de economische activiteit te wijzigen
De overheid zal bij hoogconjunctuur de belastingen verlagen of
de uitgaven versterken en bij laagconjunctuur, net het
tegenovergestelde doen
Inkomens- en uitgavenstromen van de overheid als
stabilisatoren voor het ME- conjunctuurverloop
De automatische stabilisatie verhinderen door bij
laagconjunctuur de belastingtarieven te verhogen en de
uitgaven af te remmen, en omgekeerd bij hoogconjunctuur
= anticyclisch beleid
De overheid geeft bij laagconjunctuur de bestedingen een extra
stimulans door via additionele uitgaven of belastingverlagingen
haar deficit te accentueren bovenop de werking van de
automatische stabilisatoren
Het totaal van de tijdens de goede jaren opgestapelde
surplussen moet opwegen tegen de tijdens de slechte jaren
geaccumuleerde deficits
De verhouding van de wijziging van het nationaal inkomen op
de met belastingsgelden gefinancierde toename van de
overheidsuitgaven die die wijziging in het nationaal inkomen
veroorzaakte
Dit laat toe te bepalen in welke mate het overheidssaldo aan
discretionair beleid te wijten is.
Het doelbewust door de overheid beïnvloeden van de
binnenlandse geldhoeveelheid en eventueel het interest
percentage in het kader van stabilisatiepolitiek
In het geldstelsel fungeert de centrale bank voor de particuliere
banken als lener in laatste instantie.
Zij vervult die functie door het manipuleren van de
discontovoet en de overige voorwaarden waartegen zij
financiële activa van de private banken hermobiliseerde.
In het geldstelsel fungeert de centrale bank voor de particuliere
banken als lener in laatste instantie.
Zij vervult die functie door het manipuleren van de
discontovoet en de overige voorwaarden waartegen zij
financiële activa van de private banken hermobiliseerde.
De monetaire autoriteiten verkopen en kopen handelspapier met
de bedoeling de geldhoeveelheid in te krimpen of te stimuleren
Aan bepaalde soorten kredieten worden kwantitatieve limieten
gesteld
Binnenlandse problemen worden op het buitenland
afgewenteld.
29
Ricardo-equivalentie:
Embodied technological change:
Stationaire staat:
Duurzame ontwikkeling
Kringloopeconomie:
Zwakke duurzaamheid:
Eenzijdige verklaringen:
Vrijwillige overeenkomsten:
Convenanten:
De mensen weten dat de overheidsschulden van vandaag, de
belastingen van morgen zijn. Ze gaan de extra inkomsten nu
dus al sparen voor die toekomstige belastingen
is wanneer de innovatie tot uitdrukking komt in fysieke
kapitaalgoederen.
Door hogere landbouwprijzen en hogere landrente, moeten de
ondernemingen hogere lonen uitbetalen, waardoor hun winsten
dalen en er uiteindelijk geen prikkel meer overblijft tot
investeren. Zo komt men terecht in een stationaire staat
Een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige
generaties zonder daarmee voor toekomstige de mogelijkheid in
gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
Er worden uit de natuur geen nieuwe grondstoffen en energie
opgenomen, omdat zij de voor de economische activiteit
benodigde inputs uit haar afvalstoffen regenereert
Sterke duurzaamheid impliceert dat men toelaat het ene soort
kapitaal door het andere kan substitueren.
Bij zwakke duurzaamheid laat men dit niet toe.
Programma’s opgezet door de ondernemingen zelf en ter kennis
gebracht aan de belanghebbende partijen
De vervuilers bepalen vrij of ze al dan niet tot dergelijke
schema’s zullen toetreden
Contracten tussen de openbare autoriteiten en de industrie. Zij
bevatten een doelstelling en een tijdschema om die
doelstellingen te behalen.
30
Download