Spiritual But Not Religious Eind november 2014 was ik aanwezig op de jaarlijkse conferentie van de American Academy of Religion, die dit keer in San Diego werd gehouden. Op deze conferentie, waar zo’n tienduizend theologen en religiewetenschappers voor enkele dagen bij elkaar komen, wordt steeds duidelijk wat de trends zijn en welke onderwerpen populair zijn. Dit keer werd mijn aandacht getrokken door enkele panelpresentaties en nieuwe boeken over een verschijnsel dat in de VS sterk groeiende is: de opkomst van de Spiritual But Not Religious (SBNR). Steeds meer Amerikaanse zoekers herkennen zich in de beschrijving van de SBNR: wel bezig met spiritualiteit, maar geen belangstelling voor (georganiseerde) religie. Wel bezig met een zoektocht naar transcendentie, maar die zoektocht is vooral naar een horizontale transcendentie: het verruimen van je bewustzijn, het gaan voorbij je grenzen, het vergroten van je wereld. De verticale transcendentie, die uitgaat van een goddelijke of spirituele werkelijkheid die hoger is dan onze alledaagse werkelijkheid, heeft afgedaan. De voornaamste bron van zingeving ligt niet in een of andere hogere werkelijkheid, maar ligt diep in jezelf verborgen. Diep in ons liggen spirituele krachtbronnen verborgen die we door middel van spirituele praktijken kunnen aanboren. Wat mij zo opvalt is dat uit interviews met SBNRs blijkt dat zo velen van hen zich aangetrokken voelen tot het boeddhisme. Ze ervaren het boeddhisme als niet-autoritair (geen spirituele autoriteiten die je vertellen wat je wel en niet moet doen of geloven), als egalitair (we zijn allemaal gelijk en hebben allemaal onze eigen bron van waarheid), als gericht op het individu (je moet bij jezelf te rade gaan en het niet buiten jezelf zoeken), en als een vorm van horizontale, geen verticale transcendentie (boeddhisme helpt je om in je dagelijks leven meer mindful en compassievol te zijn). Ik vind dat een interessante ontwikkeling. Voor mij persoonlijk heeft het boeddhisme meer het karakter van SAAR (Spiritual And Also Religious). Naast de diepe spiritualiteit die in het boeddhisme te vinden is, vind ik dat het boeddhisme ook een aantal van de beste kwaliteiten van religie in zich verenigt. Juist het besef dat je niet alles uit jezelf kunt en hoeft te halen, de mogelijkheid om je af te stemmen op bronnen van zingeving die buiten jezelf liggen, het idee dat waarheid niet van mij is, het idee dat ik compassie niet kan ontwikkelen, maar dat ik me hooguit kan leegmaken zodat compassie in mij werkzaam word – al die ideeën vind ik een heel behulpzaam tegenwicht tegen een westers individualisme dat te ver doorslaat. In de onlangs verschenen bundel De spiritualiteit van Meister Eckhart staan verschillende artikelen waarin de parallellen tussen de dominicaanse mysticus Meister Eckhart (1260-1327) en het Mahayana-boeddhisme aan de orde komen. Ik vind het lezen van Meister Eckhart een heel goed middel om juist die religieuze aspecten van het boeddhisme ook goed in het oog te houden. Eckhart spreekt op een prachtige wijze over de verticale transcendentie van God, die zo verre boven taal en denken uitstijgt dat we maar het beste over hem kunnen zwijgen. Net zo sprak de Boeddha over nirvana als het ultieme ongeborene, het ongeconditioneerde, het doodloze – maar vaker nog zweeg hij er eenvoudigweg over, als iets dat zelfs voorbij onze diepste religieuze ervaring ligt. Wellicht dat de ultieme boeddhist geen SBNR is, ook geen SAAR, maar ten diepste een SAY NO MORE (Spiritual And Yet Not Only My Own Religious Experience) …