Klik hier - DISK arbeidspastoraat

advertisement
Maatschappelijk verantwoord ondernemen en de relatie tot kerken
Op 6 september jongstleden stond de bijeenkomst van de Diaconale Studiekring in het
teken van de thematiek van ‘Diaconaat/diaconie en ondernemen’. Trinus Hoekstra
hield een inleiding over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en de kerken.
Hieronder treft u een verkorte versie van zijn inleiding aan.
Trinus Hoekstra
In deze inleiding ga ik na een aantal vooropmerkingen vanuit verschillende invalshoeken in
op het fenomeen van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). De invalshoeken
zijn die van ten eerste de stakeholderbenadering. Deze is komen te staan voor de
onderkenning van een brede kring van belanghebbenden bij de onderneming in plaats van
alleen de aandeelhouders. Ten tweede de triple P-benadering, aan de hand waarvan de
integratie van duurzaamheid in MVO heeft plaats gevonden. En ten derde de benadering van
het concept van de drie institutionele sferen van bedrijfsleven, civil society (burgerlijke
samenleving) en overheid. Vervolgens ga ik iets uitvoeriger in op de civil society, ook omdat
de kerken daaronder gerekend kunnen worden. Tot slot ga ik in op de vraag naar de
betrokkenheid van kerk en theologie op MVO als een proces met een open eind.
Mijn inleiding is gebaseerd op een deel van het hoofdstuk Maatschappelijk verantwoord
ondernemen, duurzaamheid en welvaart, dat ik schreef voor het boek Maatschappelijk
verantwoord ondernemen in de polder – MVO in Nederland bezien vanuit de economie en
theologie. Dit boek, dat vorig jaar bij Van Gorcum is verschenen, is gemaakt door een
werkgroep van economen en theologen aan de Radboud Universiteit te Nijmegen.
Vooraf
MVO is vanaf 1995 een niet meer weg te denken trend. De multinationale onderneming Shell
werd toen door de non gouvernementele organisatie (ngo) Greenpeace onder druk gezet om
de Brent Spar, een afgedankt booreiland, niet te laten afzinken. Ineens werd duidelijk dat
ondernemingen, met name door middel van ngo’s die de civil society een stem geven, ter
verantwoording kunnen worden geroepen.
De rol van kerken in relatie tot MVO is beperkt en is ook een andere dan bijvoorbeeld in de
jaren ’70 en ’80, toen de kerken veelal in het kader van de Raad van Kerken in gesprek
gingen met multinationals over politiek-ethische kwesties. MVO lijkt zich tegenwoordig meer
af te spelen in de seculariteit. Te midden van de ngo’s die zich bezig houden met MVO,
bijvoorbeeld in het verband van het MVO Platform, waar ik nog over zal komen te spreken, is
er overigens wel een aantal te noemen die christelijk dan wel kerkelijk georiënteerd zijn.
Denk aan organisaties als CNV Internationaal, Cordaid, Icco en IKV Pax Christi. DISK
Arbeidspastoraat is in 2002 lid geworden van het MVO Platform op uitnodiging van Gemma
Crijns de toenmalige coördinator van het Platform en directeur van het bedrijfsethisch
instituut van Nyenrode. Zij vond het belangrijk dat middels DISK een expliciet kerkelijke stem
in het Platform zou doorklinken. In 2008 heeft de Protestantse Kerk in Nederland zich
middels haar diaconale werkorganisatie Kerk in Actie aangesloten bij het platform.
Terminologie
In de term MVO wil ‘maatschappelijk’ zeggen dat het ondernemen in zijn kernactiviteit in
relatie staat tot het geheel van de maatschappij: economisch, sociaal en ecologisch.
Corporate Social Responsibility (CSR) en MVO worden vaak gebruikt als synonieme termen.
Doorgaans wordt het begrip CSR wel gebruikt om de verantwoordelijkheid van
ondernemingen aan te duiden ten opzichte van de drie genoemde dimensies. Met name
echter in een Amerikaanse context tendeert CSR naar ‘maatschappelijk betrokken
ondernemen’ (MBO), daarbij gaat het dan om ten opzichte van het ondernemen extra
activiteiten, denk bijvoorbeeld aan het Ronald McDonald Huis van McDonald’s en de Bill
Gates Foundation van Microsoft. Volgens critici leidt dit MBO de aandacht teveel af van de
kernactiviteit van ondernemingen.
‘Sociaal ondernemen’ en ‘Ethisch ondernemen’ zijn verwante termen, maar hebben een
relatie tot andere praktijken dan in het geval van ‘MVO’. Bij ‘Sociaal’ en ‘Ethisch’
ondernemen gaat het om ondernemen waarvan de kernactiviteit expliciet gericht is op
sociale dan wel ethische doelstelling. Bij MVO is de doelstelling van het ondernemen niet
expliciet sociaal of ecologisch maar sociaal of ecologisch verantwoord, dat laatste wil zeggen
dat de onderneming zich rekenschap geeft van de sociale en ecologische effecten van haar
kernactiviteit.
Je zou denk ik kunnen zeggen dat via landelijke organen als DISK Arbeidspastoraat en Kerk
in Actie de landelijke kerk betrokken is op een fenomeen als MVO. Kerken zullen zich
plaatselijk en regionaal wellicht eerder met praktijken van sociaal ondernemen bezig houden.
Achtergrond
Op de achtergrond van MVO als maatschappelijk fenomeen moet de rol van een aantal
factoren helder gezien worden: burgers, zowel consumenten als werknemers zijn mondiger
geworden; er is sprake van krachtige ngo’s en daarnaast hoeft de publieke opinie dankzij de
moderne communicatiemiddelen weinig meer te ontgaan. Door deze factoren is het imago
van een onderneming, het beeld dat de samenleving ervan heeft, van groot belang.
Naast deze factoren is het ideologische klimaat de laatste twee decennia drastisch
veranderd. Na het wegvallen van de tegenstelling tussen kapitalisme en communisme, lijkt er
meer ruimte gekomen voor vragen en discussie binnen het kapitalisme zelf. Tegelijkertijd is
met de toegenomen globalisering het besef gegroeid dat de wereld één geheel vormt,
waarvan de delen alleen tot schade van zichzelf de onderlinge afhankelijkheid van elkaar en
van het hen dragende ecosysteem kunnen negeren. De kredietcrisis in 2008 en de daarop
volgende economische crisis hebben daarnaast ook een klimaat bevorderd waarin vragen
worden gearticuleerd bij financieel-economisch rendement als hoogste doel.
Deze veranderingen raken aan een verschuiving in de morele oriëntatie van een collectieve
naar een meer individuele. Zij het dat die laatste gepaard gaat met het ‘tasten’ naar nieuwe
gezamenlijke verbanden. ‘Hoe God verdween uit Jorwerd’ is daarbij een spreekwoordelijke
aanduiding geworden voor de definitieve verdwijning van de kerk als hoedster van de morele
orde en de verdamping van de godsdienst als een religieus-moreel kader dat de
samenleving als collectief overkoepelt. Mensen zijn wat zingeving en politieke oriëntatie
betreft uit de grote ideologieën vandaan gevallen en meer op zichzelf teruggeworpen.
Hiernaast is de rol van de overheid sterk veranderd. Zij heeft zich meer en meer
teruggetrokken, waarbij voor de inrichting van de maatschappij meer verantwoordelijkheid is
komen te liggen bij het maatschappelijk middenveld, de individuele burgers en, getuige een
fenomeen als MVO, bij het bedrijfsleven.
MVO en de stakeholderbenadering
MVO speelt zich altijd af in relatie tot belanghebbenden: stakeholders. Twee grote groepen
van stakeholders kunnen onderscheiden worden: economische en maatschappelijke.
Economische stakeholders zijn al degenen die investeren in het economische verkeer met
de onderneming en die een deel van het risico dragen: managers, medewerkers,
aandeelhouders, consumenten, crediteuren, leveranciers, partners in een joint venture en
concurrenten. Maatschappelijke stakeholders zijn al degenen in de samenleving die
weliswaar niet zakelijk bij de onderneming betrokken zijn, maar die toch op de een of andere
manier een belang hebben bij wat de onderneming doet: toekomstige generaties, de sociale
en ecologische omgeving en de hen representerende ngo’s. De concrete invulling die een
onderneming aan MVO geeft, is altijd een resultante van een afweging tussen de
verantwoordelijkheid voor haar eigen continuïteit en voor haar plichten ten opzichte van de
diverse stakeholders.
De stakeholderbenadering van de onderneming diende zich in de jaren ’80 als alternatief aan
voor de shareholderbenadering, waarin de focus ligt op aandeelhouders. De jaren ’80 waren
de jaren van de vrije filosofisch-ethische discussie over de fundering van de
stakeholderbenadering. Dit nieuwe referentiekader liet het toe om allerlei ethische dilemma’s
en discussies als bedrijfsrelevante kwesties te analyseren en te bespreken. In de jaren ’90
2
werd de stakeholderbenadering geoperationaliseerd met empirisch onderzoek en een
toenemende consultancyactiviteit. Zo kent het op systematische wijze beheren van de relatie
met de belanghebbenden bij de onderneming, door middel van stakeholderanalyse,
gedragscodes, mission statements, vormen van sociale of ethische verslaggeving en
keurmerken, sinds het begin van de jaren ’90 duidelijk een opbloei.
MVO en de triple P-benadering
Onder invloed van de integratie van het begrip duurzaamheid in MVO, is het doel ervan aan
te duiden als het realiseren van een balans van economische, sociale en ecologische
waarden.
Op het moment bestaat er een behoorlijke overeenstemming dat duurzaamheid rust op drie
pijlers: een economische, een sociale en een ecologische. Het fundament voor deze
overeenstemming is in 1987 gelegd door de zogeheten Brundtlandcommissie, de World
Commission on Environment and Development van de Verenigde Naties, die werd
voorgezeten door mevrouw Gro Harlem Brundtland, de toenmalige premier van Noorwegen.
In het rapport Our Common Future komt deze commissie tot de conclusie dat de tot dan toe
gescheiden terreinen van milieu, ontwikkeling en vredesvraagstukken onlosmakelijk met
elkaar verweven zijn en dus ook in samenhang moeten worden gezien en opgelost. Als
oplossingsrichting presenteert men het begrip ‘duurzame ontwikkeling’.
Dit begrip heeft John Elkington vanaf 1997 in belangrijke mate gesystematiseerd en
gepopulariseerd met het triple P-principe. Hij onderstreept met dit begrip dat duurzame
ontwikkeling een gecombineerde aandacht vereist voor profit (de economische dimensie),
people (de sociale dimensie) en planet (de ecologische dimensie). Dit principe van Elkington
benoemt de drie dimensies van duurzaamheid op een overzichtelijke wijze en nodigt uit tot
een visualisering ervan in een driehoek, waarbinnen de drie dimensies weliswaar
onderscheiden maar niet gescheiden worden. Het maakt duurzaamheid zichtbaar als een
spanningsveld van drie samenhangende dimensies.
MVO en de benadering van het concept van de drie institutionele sferen
Ondernemen vindt altijd plaats op het scheidsvlak van de drie coördinatiemechanismen van
concurrentie, gedeelde waarden en normen en wetgeving. Deze coördinatiemechanismen
zijn respectievelijk toe te wijzen aan de instituties van bedrijfsleven, civil society en overheid.
In het debat in Nederland rond MVO is er een zekere consensus gegroeid over de betekenis
van wetgeving voor de ontwikkeling van MVO. Wetgeving wordt slecht in staat geacht om het
bonte terrein van MVO in eenduidige richtlijnen te verwoorden. Maatschappelijke
verantwoordelijkheid immers verschilt per onderneming, afhankelijk van de sector, branche,
omvang, industrie, strategie, locatie en interne cultuur. Daardoor zou een eenduidig verplicht
beleid ten aanzien van MVO moeilijk zijn vorm te geven. Bovendien vreest men bij wetgeving
dat bedrijven zich gaan richten op het voldoen aan minimumeisen en daarmee niet meer
vernieuwend maar conformerend beleid ontwikkelen. Meer ziet men in een faciliterende en
stimulerende rol van de overheid, waarbij proactief ondernemingsbeleid aangemoedigd
wordt.
Het triple P-principe van Elkington gekoppeld aan het concept van de drie institutionele
sferen van bedrijfsleven, civil society en overheid wijst erop dat er drie primaire
verantwoordelijkheden zijn toe te wijzen in de samenleving ten aanzien van: profit (de
verantwoordelijkheid voor economische waarden) aan de markt; people (de
verantwoordelijkheid voor sociale waarden) aan de burgerlijke samenleving en planet (de
verantwoordelijkheid voor publieke goederen, zoals infrastructuur en het natuurlijk leefmilieu)
aan de overheid. In het samenspel - tussen de drie domeinen - gaat iedere primaire
verantwoordelijkheid in een waardedomein gepaard met een gedeelde verantwoordelijkheid
voor de andere waardedomeinen. Vanuit de primaire verantwoordelijkheid in het eigen
domein geldt er een medeverantwoordelijkheid voor het geheel. De stakeholderbenadering,
de triple P-benadering en het concept van de drie institutionele sferen grijpen ten aanzien
van dit geheel naadloos in elkaar. Bij de stakeholderbenadering worden belanghebbenden
onderkend. Bij de triple P-benadering worden de verschillende waardedomeinen onderkend,
3
waar de stakeholders met hun belang op thuisgebracht kunnen worden. In de samenhang
van de waardedomeinen verschijnen de verschillende partijen (bedrijfsleven, civil society en
overheid) als stakeholders van elkaar met het oog op een groter geheel.
MVO en de civil society
Met name de civil society is onder invloed van een groot aantal verschillende ngo’s vanaf de
jaren ’90 een forse en krachtige tegenspeler van het bedrijfsleven geworden. De veelheid in
getal en diversiteit in expertise van de ngo’s verraadt echter behalve hun kracht ook hun
zwakte. De ngo’s verschillen in soorten en maten. Daarnaast leggen ze zich veelal toe op
afzonderlijke issues, bijvoorbeeld het milieu, de belangen van werknemers of aspecten van
de ontwikkelingsproblematiek. Ten gevolge hiervan dreigt de civil society, gemobiliseerd als
deze wordt door afzonderlijke one-issue-ngo’s, te gaan lijden aan fragmentatie. Een initiatief
dat deze dreigende fragmentatie aan de wortel probeert tegen te gaan door de krachten en
benaderingen van ngo’s te bundelen en te coördineren is het eerder genoemde MVO
Platform. Door dit MVO Platform is ook het MVO Referentiekader opgesteld. In dit
referentiekader zijn internationaal breed onderschreven verdragen, richtlijnen en
instrumenten ten aanzien van MVO geïnventariseerd.
Het referentiekader bevordert in de eerste plaats dat ngo’s ten aanzien van MVO één taal
gaan spreken en in de tweede plaats dat ruchtbaarheid wordt gegeven aan een min of meer
internationaal institutioneel kader dat er ten aanzien van MVO al is. Het referentiekader sluit
weliswaar aan bij de visie dat MVO niet met wetgeving kan worden afgedwongen, maar wil
tegelijk bevorderen er met regelgeving die gangbare MVO-praktijken een ondergrens aan
MVO gesteld wordt.
Overigens hebben ondernemingen, ook zij die aan MVO doen, te opereren onder bestaande
marktverhoudingen, waarin de profit-dimensie door middel van de dominante welvaartsmeter
van het bruto binnenlands product (bbp) nu eenmaal een dominante rol speelt. Er worden
weliswaar pogingen ondernomen om andere dan de direct financiële effecten van
bedrijfsactiviteiten te integreren in de verantwoording die ondernemingen afleggen, maar
geen daarvan is algemeen geaccepteerd. De sociale en ecologische gevolgen worden niet of
niet voldoende zichtbaar meegenomen in de beoordeling van de prestaties van de
ondernemingen, waardoor de enige duidelijke meetlat voor de onderneming uiteindelijk de
financiële winstgevendheid blijft.
Toch gaat MVO nu juist over het aandacht hebben voor ook andere dimensies dan alleen
profit. In allerlei praktijken van MVO wordt een evenwicht gezocht in het spanningsveld van
economische, sociale en ecologische waarden. Een evenwicht dat samenhangt met de
reacties en beïnvloedingsmacht van de diverse stakeholders, een evenwicht dat met name
ook samenhangt met de visies op welvaart die er leven in een samenleving. Daarom kan ook
gezegd worden dat het proces van MVO uitdrukking is van de zoektocht van een
samenleving naar het antwoord op de vraag naar wat in economische zin het goede leven
inhoudt, wat welvaart is.
Theologische en kerkelijke betrokkenheid op MVO als een proces met een open eind
Aansluitend bij dit laatste spreekt de theoloog Erik Borgman van een ‘sociale kwestie’ die
ondernemingen door middel van hun praktijken van MVO bij voortduring aan de orde stellen.
De kwestie namelijk van de vraag hoe de economie zo ingericht kan worden dat ze zich richt
op die vraag naar wat het goede leven, naar wat welvaart is. Een kwestie die volgens
Borgman daadwerkelijk ‘sociaal’ is, omdat de samenleving zich rond die kwestie opnieuw
configureert. In de permanentie van die vraagstelling en worsteling is MVO een open proces
met een open eind dat gericht is op de vraag hoe ervoor gezorgd kan worden dat economie
een sociale praktijk is, waarin de wisselwerking met en afhankelijkheid van anderen en het
ecosysteem vorm gegeven wordt.
Een mooie metafoor voor de interne motiverende kracht van MVO als een open en
dynamiserend proces is volgens Borgman een Bijbelpassage uit het 8e hoofdstuk van de
Brief van de apostel Paulus aan de gemeente te Rome: ‘Met reikhalzend verlangen wacht de
schepping (als in barensnood) op het openbaar worden van de kinderen van God’. Dat
4
reikhalzen impliceert een verder kijken dan de gerealiseerde stand van zaken, zonder deze
zaken te willen en te kunnen negeren. Erik Borgman spreekt van zoeken en modderen in
dienst van het goede leven. Het goede leven is volgens Borgman niet anders onder ons
aanwezig dan in dit gemodder en geploeter. Het is het verheven belang van modderen en
ploeteren zelf.
In het licht van deze metafoor ligt de betekenis van de betrokkenheid van kerk en theologie
bij MVO, met het oog op het open houden van het proces van MVO, in het articuleren van
het verlangen naar het goede leven dat in al zijn diversiteit leeft en werkzaam is in dit proces.
Dit verlangen breekt gerealiseerde standen van zaken open en schept ruimte voor het
zoeken naar de beaming van economische activiteiten als ingebed in en begrensd door een
sociale en ecologische context. Deze betrokkenheid betekent het je als kerk committeren
aan een proces, waarin ondernemingen, maatschappelijke organisaties en overheden, al
ploeterend en modderend, het goede leven zoeken.
Dit commitment hebben we bij DISK met het oog op een lokaal kerkelijk niveau hanteerbaar
proberen te maken met het initiatief ‘duurzame kerk’. Bij dit initiatief gaat het om de
uitnodiging om eens te kijken in de spiegel van een onderneming. Hoe ga je als lokale kerk
bij de uitvoering van je kernactiviteit, de verkondiging van het evangelie in woord en daad,
zelf om met de middelen, financiën, grond, gebouwen en menskracht die je ter beschikking
staan? Uit die vraag is de optuiging van de site www.duurzamekerk.nl voortgekomen.
Tot slot een voorbeeld van een kerkelijk commitment aan de zoektocht van MVO op landelijk
kerkelijk niveau: de reeds eerder genoemde aansluiting in 2008 van de diaconale
werkorganisatie Kerk in Actie, van de Protestantse Kerk in Nederland, bij het MVO Platform.
Deze aansluiting was een gevolg van de bespreking in 2005 door de Synode van de
Protestantse Kerk van de Accra-verklaring van de WARC, de World Alliance of Reformed
Churches. De Accra Verklaring vertolkt met name de protestants kerkelijke stem van het
zuidelijk halfrond en laat zich kritisch uit over de richting van de globalisering in het
perspectief van een neoliberaal getoonzette vrije wereldmarkt. In zijn toelichting bij de
aansluiting bij het MVO Platform verwees toenmalig synodevoorzitter Gerrit de Fijter ook
expliciet naar deze verklaring. Volgens De Fijter vraagt deze verklaring naar het verband
tussen geloof en economie in economische participatie. Consumenten, producenten,
werkgevers en werknemers nemen allen deel aan de economie, aan de maatschappelijke
bevrediging van behoeften. Wat voor waarden, wat voor ‘geloof’ komt er over ons wanneer
we deelnemen aan deze economie? Is dat het verlangen naar Gods gerechtigheid en vrede,
of legt een ander verlangen beslag op ons? Op deze wijze wordt volgens De Fijter een
fundamentele geloofsvraag gesteld precies in de economische participatie. Tegelijk moeten
volgens De Fijter in dit verband individuele keuzes begrepen worden binnen een bredere
beweging van ondernemingen, maatschappelijke organisaties en overheden. De reden dat
Kerk in Actie zich aansluit bij het MVO Platform was volgens De Fijter om haar gewicht toe te
voegen aan dit verband van ngo’s, waar vandaan het debat over MVO met overheid en
bedrijfsleven gevoerd wordt.
Trinus Hoekstra, is mededirecteur van Landelijk bureau DISK en projectmanager
Binnenlands Diaconaat bij de Protestantse Kerk in Nederland.
5
Download