Brancherapport Industrie Markt, trends, ontwikkelingen en risico’s Inhoud Industrie3 De markt 3 Feiten en cijfers 5 Verdiepingscijfers over de markt 7 Trends, ontwikkelingen en risico’s 10 Markt en regelgeving 10 Technologie & innovatie 12 Topsectoren - Innovatie 13 Personeel15 Topsectoren beleid - Human capital 16 Duurzaamheid16 Belangrijke organisaties 18 Industrie De markt De sector ‘industrie’ bestaat uit bedrijven, die consumenten-producten maken, zoals voedingsmiddelen-, meubel- en kleding-industrie, consumentenelektronica en bedrijven die grondstoffen of halffabricaten voor het bedrijfsleven produceren, zoals de metaal­producten en aardolie industrie. De verwerkte materialen, stoffen of onderdelen zijn grondstoffen uit de landbouw, bosbouw, visserij en mijnbouw, alsmede (half)fabricaten uit de industrie. Voorbeelden van bedrijven in de branche zijn: –– kleine ambachtelijke bedrijven zoals bakkerijen, kaasmakers, drukkerijen, kleding, houtbewerking, meubelmakers, kleermakers, vervaardiging metalen –– constructiewerken, productie metalen halffabricaten, via verspanende bewerkingen zoals boren, draaien, frezen, zagen, etc. –– grootschalige vervaardiging van producten van metaal, consumentenelektronica, ICT apparatuur, machines, auto’s, etc. –– grootschalige procesindustrieën in zuivel, chemie, farmacie, kunststoffen. Figuur 1. Aantal bedrijven in de industrie verdeeld over subbranches en werknemersklassen (1 januari 2014) Subbranches 1 2 3-5 5-10 10-20 1.825 495 600 850 555 370 840 210 195 245 220 14.255 2.060 1.690 2.050 Textiel- 3.295 440 225 Hout- en bouwmaterialenindustrie 2.465 515 Papier- en grafische industrie 2.270 Meubelindustrie Overige industrie Voeding Voedings Chemie Raffinaderijen en chemie Metaalelektro Metaalektro Overig 20-50 50-100 ≥ 100 Totaal 175 215 5.085 265 145 195 2.315 1.680 1.370 585 490 24.180 200 95 80 25 25 4.385 345 350 195 165 75 55 4.165 575 415 420 260 210 75 90 4.315 5.420 690 375 320 180 110 20 25 7.140 3.355 595 370 300 150 70 30 100 4.970 Totaal Bron: CBS, september 2014 Figuur 1 laat de verdeling van industrie bedrijven zien naar type activiteiten en naar omvang van het aantal werknemers. –– De industrie is een kapitaalintensieve sector, die sterk is gericht op het buitenland. De sector is zeer divers met een groot aantal kleine ambachtelijke bedrijfjes en een aantal zeer grote internationale spelers met veel historie, zoals Philips, Akzo Nobel, DSM, Shell en Campina. –– Wereldwijd is Nederland koploper in sectoren als basischemie, voedingsingrediënten, coatings en high-performance-materialen. –– Het Topsectoren beleid, dat in 2010 is gestart door de Rijksoverheid, geeft een goede stimulans aan innovatie en samenwerking binnen de chemie, elektrotechnische industrie, farmaceutische en voedingsindustrie. –– De sector is sterk georganiseerd. Veel bedrijven in de branche zijn lid van een brancheorganisatie. –– De industrie is meer dan gemiddeld gevoelig voor de stand van de economie en sterk afhankelijk van de ontwikkelingen van de wereldhandel en export. Sinds de sterke omzetdaling in 2009 zijn alle branches weer gegroeid. In 2013 is wel een lichte krimp te zien, maar in het eerste helft van 2014 is weer groei te zien door de 3 Figuur 2. Index omzetontwikkeling bij industrie bedrijven en het bruto binnenlands product (BBP) 130 Index (2010 = 100) 120 110 100 90 80 70 2005 2006 2007 2008 2009 Voedings- en genotmiddelenindustrie Metaalelektro 2010 2011 2012 Raffinaderijen en chemie Overig 2013 2014 2015 BBP Prognose Bron: CBS, CPB, EIM (2015) economische groei. Ondernemers in de sector zijn echter nog wel enigszins behouden met hun vertrouwen. Het producentenvertrouwen is sinds begin 2014 nauwelijks verbeterd. Dit vertaalt zich in een zeer behouden investeringsbereidheid. –– De directe investeringen in het buitenland door de industrie zijn sinds 2005 sterk toegenomen. Uitbesteding van delen productie naar lagelonenlanden wordt regelmatig toegepast, het meeste door de sector chemie. Belangrijkste motief is besparen op de loonkosten. Tussen 2009 en 2011 verplaatste 16% van de industrie bedrijven een bedrijfsactiviteit naar het buitenland, ongeveer 9% verplaatste de productie en ongeveer 10% ondersteunende activiteiten, zoals logistiek of ICT. Relatief is veel naar een ander land in Europa verplaatst. –– Binnen het grootbedrijf, en in mindere mate bij het MKB, wordt sterk gefocust op het verbeteren van de productiviteit met efficiëntere procestechniek en automatisering. Dit gaat ten koste van de werkgelegenheid. Deze productiviteit wordt bewerkstelligd door modernere en slimmere machines en apparatuur. Software en het internet (Het ‘internet der dingen’) worden steeds belangrijker in de bediening, aansturing 4 –– –– –– –– –– en onderhoud van de machines en apparatuur. De opkomst van 3D-printers is een belangrijke kans voor de industrie om de productiekosten beter beheersbaar te houden. Grote technologiebedrijven zoals ASML, Philips, Siemens, HP, Shell en General Electric gebruiken inmiddels al 3-D printers. Zowel veiligheid van de producten, die worden gefabriceerd als veiligheid van het werken met de machines en installaties is een belangrijk onderwerp in de industrie. De volatiliteit in grondstof- en energieprijzen beïnvloedt de marges. Verbruiksprijzen met name in de voedingsmiddelenindustrie en chemie zijn sterk gestegen sinds 2010. In de eerste helft van 2014 lijkt er een lichte daling te zijn. Nieuwe afzetmarkten in opkomende economieën in Afrika, Azië en Centraal- en Oost-Europa en Midden- en Zuid-Amerika zijn belangrijke aanjager voor de export en wereldhandel. Binnen alle branches in de industrie staat het thema duurzaamheid hoog op de agenda, vaak in combinatie met kostenbesparing. Duurzame technologie, ook wel cleantech genoemd, is een groeiende branche. Voorbeelden zijn de vervaardiging van zonnepanelen, windmolens en biobrandstoffen. Figuur 3. Verdeling omzet industrie naar branche 2013 (x € mld.) 29 ; 9% Raffinaderijen en chemie Metaalelektro 72 ; 23% 119 ; 38% Voedings- en genotmiddelenindustrie Overig 95 ; 30% Bron: CBS Feiten en cijfers –– D e sector industrie bestaat uit ruim 56.500 bedrijven. –– In totaal werken er ongeveer 39.000 zelfstandigen in de branche. Deze zijn voornamelijk te vinden onder bedrijven met 1 of 2 werkzame personen. –– De bedrijven met 3 tot 10 werkzame personen vormen met bijna 9.000 bedrijven een aanzienlijke groep. –– Ongeveer 8.300 bedrijven in de industrie hebben 10 of meer werknemers in dienst. –– Grootzakelijke bedrijven (100 of meer werkzame personen) leveren de grootste bijdrage aan de werkgelegenheid in de branche met ongeveer 59% van de banen. In de chemie (68%) en overige industrie is dit aandeel hoger (69%) en in de voeding (57%) en metaalelektro (50%) is dit aandeel lager. MKB bedrijven (tot 100 werkzame personen) zijn goed voor circa 41% van de banen. –– De meeste bedrijven in de branche bevinden zich in de metaalelektro. –– In 2013 telde de branche circa 4.600 bedrijfsoprichtingen. –– De gerealiseerde omzet in 2013 bedroeg circa € 315 miljard. Figuur 2 laat de omzetontwikkeling zien in de industrie in de periode 2005-2013 en de verwachting voor 2014 en 2015, afgezet tegen de economische groei. De branche is flink gevoelig geweest voor de economische crisis. De voedings- en genotsmiddelenindustrie is nog het minst conjunctuurgevoelig. De bedrijfsomzetten zijn aanzienlijk gedaald in 2009. In 2010 en 2011 is er weer sprake van groei, maar in 2012 krimpt de markt weer, met uitzondering van de chemie. 2013 geeft een diffuus beeld. De voedingsmiddelenindustrie en metaalelektro zijn gegroeid, terwijl de chemische sector en de overige sectoren zijn gekrompen. Voor 2014 wordt voor alle branches groei verwacht, met uitzondering van de overige industrie. Voor 2015 wordt ook voor de overige industrie een beperkte groei verwacht. Meer dan de helft van de afzet is afkomstig uit het buitenland. Het meest nog in de chemische sector (64%), gevolgd door de metaalelektro (56%) en de voedings- en genotsmiddelenindustrie (53%) en het minst in de overige industrie (37%). De groei van de metaalelektro komt voornamelijk door de aantrekkende wereldhandel en meer orders vanuit opkomende markten. 5 Figuur 4. Industrie: ontwikkeling aantal oprichtingen en opheffingen 6.000 5.000 5.515 4.980 4.906 4.600 4.250 4.075 4.000 3.330 3.665 3.205 3.955 3.360 2.935 3.000 2.910 3.435 2.000 1.000 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Opheffingen Bron: CBS De vooruitzichten op de belangrijke exportmarkten Duitsland en Engeland zijn goed. Ook de binnenlandse vraag in de bouw en van consumenten trekt naar verwachting voorzichtig aan. In de voedingsmiddelenindustrie profiteert het grootbedrijf van een groeiende vraag op buitenlandse markten. Belangrijkste groei in de voedingsmiddelenindustrie komt uit de groei in export, waarvan een groot deel naar Duitsland. De verwachting is dat de chemische sector zal groeien door het aantrekken van voornamelijk de Duitse en Amerikaanse economie. De Nederlandse chemische industrie kent een sterke positie binnen Europa door het geclusterde karakter en goede logistieke positie (Rotterdam en pijpleidingverbindingen tussen Rotterdam regio, Antwerpen, Limburg en Ruhrgebied). Door de jaren heen geeft de omzet van de sector overige industrie een wisselend beeld te zien. De sector overige industrie is meer dan de rest van de industrie gericht op de binnenlandse markt, en profiteert daarom minder van de groei van de wereldmarkt. Hier komen dan ook veel producten vandaan die sterk conjunctuurgevoelig zijn, en/of met stagnerende markten te maken hebben, zoals reclame-en ander drukwerk, meubels, en luxe en duurzame consumentenproducten. 6 In totaal werd in 2013 circa € 315 miljard omzet gerealiseerd, waarvan het grootste gedeelte voor rekening van raffinaderijen en chemie (€ 119 miljard), gevolgd door de metaalelektro (€ 95 miljard) en de voedings- en genotsmiddelenindustrie (€ 72 miljard). De industrie is een branche met een redelijke bedrijfs­dynamiek. Er zijn relatief een redelijk aantal bedrijfsoprichtingen. In 2009 en 2010 tijdens de kredietcrisis is er weliswaar een kleine dip geweest, maar sinds 2011 ligt het aantal bedrijfsoprichtingen weer op circa 4.600 per jaar. Het aantal bedrijfsopheffingen is sterk gestegen sinds 2011. De industrie behaalde volgens CBS-cijfers tussen 2009 en 2012 gemiddeld een bedrijfsresultaat van circa 5,6%. Dat is lager dan het marktgemiddelde (6,5%). De chemie en metaalelektro behaalden relatief het hoogste bedrijfsresultaat, beide met gemiddeld 7,0%, gevolgd door de voedingsmiddelenindustrie met gemiddeld 6,0%. De overige industrie was het minst winstgevend met een gemiddeld bedrijfsresultaat van 5,2%. Figuur 5. Bedrijfskosten naar kostencategorie vergeleken binnen de sector en met het totale bedrijfsleven Kostencategorie Voedings- en genotmiddelen industrie Raffinaderijen en chemie Metaal­elektro Overige ­industrie Industrie Totale ­bedrijfsleven Inkoop 72,5% 80,9% 58,6% 46,7% 69,2% 68,9% Personeel 11,0% 5,9% 22,5% 31,7% 14,4% 13,9% Huisvesting & energie 2,9% 3,5% 2,9% 5,2% 3,4% 2,5% Apparatuur & inventaris 1,3% 1,1% 2,3% 2,3% 1,6% 0,8% Vervoersmiddelen 0,5% 0,2% 0,8% 1,2% 0,5% 1,9% Verkoop 1,8% 0,6% 1,7% 1,6% 1,3% 1,7% Communicatie 0,1% 0,1% 0,3% 0,4% 0,2% 0,3% Overig 7,5% 5,5% 7,9% 7,1% 6,8% 7,0% Afschrijvingen 2,3% 2,3% 3,1% 3,8% 2,7% 2,9% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: CBS Uit figuur 5 blijkt, dat de twee belangrijkste kostencategorieën inkoop en personeel betreffen. Personeel is relatief het belangrijkst in de metaalelektro en overige industrie. Vergeleken met het totale bedrijfsleven zijn de kosten voor huisvesting en apparatuur en inventaris relatief hoog en de kosten voor vervoersmiddelen relatief laag. Binnen de voedings- en genotsmiddelenindustrie is de inkoop van grondstoffen een relatief belangrijke kostenpost. Binnen raffinaderijen en chemiebedrijven is de inkoop van ruwe olie en andere grondstoffen verreweg het belangrijkste deel van de kosten. Ook de huisvesting is relatief duur. In de metaalelektro wordt relatief het meeste uitgegeven aan personeel, er vindt hier relatief nog veel handmatig werk plaats en de productie is kleinschaliger. De apparatuur die wordt gebruikt is relatief duur. Binnen de overige industrie zijn de personeelskosten relatief het hoogst. Ook wordt relatief veel uitgegeven aan apparatuur en inventaris en vervoersmiddelen. Verdiepingscijfers over de markt De grootste subbranche qua omzet binnen de voedingsen genotsmiddelenindustrie is de branche slachterijen en vleeswarenindustrie. De bewerkingen bestaan uit het slachten van dieren en het verwerken van het vlees tot allerlei vleeswaren. De tweede groep houdt zich onder meer bezig met het conserveren van vlees en vleesproducten en het verpakken in blik. Er geldt strenge wet- en regelgeving op het gebied van diervriendelijk slachten en voedselveiligheid. De branche is onlangs negatief in het nieuws geweest door het gebruik van paardenvlees. De zuivelindustrie is de tweede subbranche qua omzet. De zuivelindustrie produceert een breed assortiment basiszuivelproducten, waarvan de belangrijkste kaas, melkpoeder, gecondenseerde melk en boter zijn. Daarnaast worden er consumptiemelkproducten in allerlei varianten geproduceerd, zoals melk, karnemelk, yoghurt en vla. De vooruitzichten voor de Nederlandse zuivelsector zullen met name erg goed zijn wanneer de huidige melkquotering wordt afgeschaft, wat waarschijnlijk in 2015 zal gebeuren. Productie in Europa wordt nu nog (kunstmatig) beperkt. Boeren in de EU mogen niet meer dan een bepaalde hoeveelheid melk produceren. Wanneer over twee jaar het quotum wordt afgeschaft, ontstaat ruimte om te groeien, te exporteren naar Afrika en Azië en te concurreren met andere landen. De derde branche in omzetvolume is de oliën en vetten­ industrie. Plantaardige olie is de basis voor bijna alle vetten die in de keuken en op brood worden gebruikt. Deze olie komt uit zaden en pitten van verschillende planten, zoals zonnebloemen, soja, raapzaad, maïs en pinda. De zaden, pitten en noten worden in de fabriek gebroken en geplet. De olie wordt uit de zaden gehaald door persen of door extractie. Zo ontstaat ruwe olie. De ruwe olie wordt gezuiverd. De olie gaat in flessen of wordt verder verwerkt tot andere voedingsmiddelen. Een voorbeeld is margarine. 7 Figuur 6. Omzet voedings- en genotsmiddelenindustrie 2012 en 2013 naar subbranche (€ mld.) 101 Slachterijen en vleeswarenindustrie 9,8 105 Zuivelindustrie 9,2 104 Spijsoliën- en vettenindustrie 8,3 109 Diervoederindustrie 8,1 108 Overige voedingsmiddelenindustrie 7,6 103 Groente-, fruitverwerkende industrie 10,0 1082 Cacao- en chocoladewerkindustrie 8,3 4,7 4,3 12 Tabaksindustrie 2,5 2,5 108 Meelindustrie 2,5 2,3 16,0 17,1 20141 Petrochemische industrie 11,0 11,7 8,2 8,0 22 Rubber- en kunststofproductindustrie 8,7 20 Overige chemische industrie 6,6 7,0 21 Farmaceutische industrie 6,3 6,4 203 Verf-, vernis-, en drukinktindustrie 5,0 4,6 4,8 4,8 11 Drankenindustrie 53,5 56,3 19201 Raffinaderijen 20149 Overige organische basischemie 9,0 5,2 4,8 107 Brood- en deegwarenindustrie 102 Visverwerkende industrie 10,7 Figuur 7. Omzet raffinaderijen en chemie 2012 en 2013 naar subbranche (€ mld.) 2015 Kunstmestindustrie 2013 2012 0,9 0,8 19 Overige aardolie-industrie 201 Overige basisindustrie 2,0 2,1 1,9 2,1 0,5 0,6 2013 2012 13,2 14,1 Bron: CBS Bron: CBS De vierde branche is de diervoederindustrie. De branche bestaat uit fabrikanten van mengvoeders, petfood en premixen, van kalvermelkproducenten en van leveranciers van vochtrijke diervoeders. Mengvoeders vormen met 60% het grootste aandeel in de productie, gevolgd door vochtrijke diervoerders met 21%. De verwachting is dat door fusies en samenvoegingen van bedrijven het aantal locaties zal afnemen, met een gelijkblijvende of iets dalende productie. De fabrieken die overblijven worden gemoderniseerd en uitgebreid en het aantal productieuren wordt geoptimaliseerd. Mengvoeders worden veelal lokaal afgezet. Het zijn producten met een relatief lage toegevoegde waarde t.o.v. de grondstofprijs. De productie vindt veelal plaats in de afzetgebieden, zodat transportkosten zo laag mogelijk blijven. Voedselveiligheid, kwaliteit (via Good Manufacturing/Managing Practice of GMP) en duurzaamheid zijn zeer belangrijke thema’s. Het MVO-beleid van de sector berust op vier pijlers: verduurzaming grondstoffen (o.a. certificering van soja en palmolie), milieubewuste productie (o.a. door gebruik van biotechnologie), goed werkgeverschap en gezond en veilig voedsel. De organisatie TrustFeed heeft als kerntaak het verstrekken van garanties en het uitwisselen van feiten en informatie op het gebied van voedselveiligheid. Daarnaast richt zij zich ook op aansprakelijkheidsverzekeringen en -vraagstukken. Verreweg de grootste subbranche qua omzet binnen raffi­naderijen en chemie is de branche raffinaderijen. Ruwe aardolie wordt hier gescheiden in een aantal 8 verschillende bestanddelen (fracties) met oplopend molecuulgewicht. Dit geschiedt door een bijzondere vorm van destillatie, die fractionatie wordt genoemd. Ook worden onzuiverheden uit de aardolie verwijderd. De hierbij ontstane producten kunnen dienen als brandstof (bijv. diesel, benzine), als basisgrondstof (bijv. petrochemie), als smeermiddel of als grondstof (bijv. wegenbouw, dakbedekking). Er zijn in totaal slechts vijf raffinaderijen (BP, ESSO, Kuwait, Shell, Zeeland Refinery) in Nederland actief. Shell en Kuwait Petroleum gaan bezuinigen op hun Nederlandse raffinaderijen. Shell sluit volgend jaar een fabriek voor basisoliën in Pernis omdat de fabriek de concurrentieslag met fabrieken in het Midden-Oosten niet aankan. Kuwait Petroleum gaat bezuinigen op het aantal onderaannemers en zet de bouw van een nieuwe kraker, voor ruwe olie in de ijskast. Oliemaatschappijen met raffinaderijen in Europa kampen met overcapaciteit. De benuttinggraad van de raffinaderijen in Nederland heeft de afgelopen jaren rond de 80% geschommeld. Veiligheid en duurzaamheid zijn zeer belangrijke thema’s in de sector. De tweede subbranche is de petrochemie. De petrochemische industrie houdt zich bezig met de verwerking van aardoliefracties tot diverse chemische producten. Als grondstoffen worden producten van de raffinaderijen gebruikt, zoals benzine, kerosine, stookolie en nafta. Met name de naftafractie vormt de basis van tal van grondstoffen voor chemische producten zoals monomeren voor de kunststofindustrie. Producten uit de petrochemische industrie zijn onder andere: grondstoffen Figuur 8. Omzet metaalelektro 2012 en 2013 naar subbranche (€ mld.) 25,1 24,3 28 Machine-industrie 25 Metaalproductenindustrie 19,8 19,6 26 Elekrtotechnische industrie 13,6 13,6 10,0 9,4 33 Reparatie en installatie van Machines 7,6 8,0 24 Basismetaalindustrie 29 Auto- en aanhangwagenindustrie 6,9 7,5 6,8 6,6 30 Overige transportmiddelenindustrie 27 Elektrische apparatenindustrie 2013 2012 5,2 5,2 Bron: CBS (monomeren) voor de polymeren zoals polyetheen, polypropeen en andere kunststoffen, voor de farmaceutische industrie, voor wasmiddelen, voor kunstvezels en voor synthetisch rubber. De branche is sterk verweven met de raffinaderijen. Er zijn slechts 10 petrochemische bedrijven actief in Nederland en de belangrijkste zijn Shell Chemie met onder meer een vestiging in Moerdijk en ExxonMobil Chemical met een vestiging in Rotterdam. De sector richt zich op het toenemende gebruik van biobrandstoffen en de geleidelijke overschakeling van fossiele op hernieuwbare grondstoffen zonder dat de raffinaderij grote aanpassingen nodig heeft. De derde subbranche betreft de vervaardiging van overige organische basischemicaliën, waaronder verzadigde en onverzadigde cyclische en acyclische koolwaterstoffen, synthetische ethylalcohol, azijnzuur, aldehyden, ketonen, chinonen, aminoverbindingen, synthetische glycerol en bioethanol. Deze branche lijkt veel op de petrochemische industrie. Het verschil is de grondstof. De overige organische chemie gebruikt geen aardolieproducten als grondstof. Het grootste gedeelte van de basis- en petrochemie ligt in de regio Rotterdam (Botlek, Pernis, Moerdijk). Clustering van raffinaderijen en chemische industrie maakt kosten­ verlaging mogelijk, met name clustering aan zee. De Rotterdamse haven is de grootste in Europa en top-10 en investeert stevig in de sector. De raffinage en chemische industrie staan aan de vooravond van een transitie naar meer biobased-productie. Dat is ook nodig om voor te bereiden op het post-aardolietijdperk. De vierde subbranche betreft de rubber- en kunststof­ industrie. De geproduceerde producten zijn zeer divers van autoband tot zeilschip. Bedrijven in de rubber- en kunststofsector leveren een grote variatie aan onderdelen, modules en eindproducten, die onmisbaar zijn voor toepassingen in de industrie en handel, bouwnijverheid, verpakkingsindustrie en consumentenproducten. Belangrijke thema’s zijn een gezond klimaat voor de maakindustrie en stimuleren concurrentiekracht, innovatie (onder meer nanotechnologie) en kennisoverdracht, scholing en vakopleiding, een beter milieu en recycling. De grootste subbranche qua omzet binnen de sector metaalelektro is de machine-industrie. Deze branche is zeer breed en de meeste machinebouwers zijn gespecialiseerd in een bepaalde sector. De branche omvat onder meer de fabricage van motoren en pompen, landbouwmachines en gereedschapswerktuigen. Dit segment heeft het hoogste aandeel in de export van Nederlandse goederen met 25% van de totale exportwaarde van Nederlandse goederen. Machines worden steeds duurzamer en hoogwaardiger, maar tegelijkertijd ook complexer. De machine heeft allerlei specificaties erbij gekregen om de efficiency en effectiviteit te verhogen. Handwerk wordt steeds verder gereduceerd en robotisering neemt toe. Dit vraagt om intelligente software voor de aansturing van de machines, waarbij veel wordt samengewerkt met gespecialiseerde toeleveranciers. Machines zijn steeds meer verbonden met het internet (het ‘internet der dingen’) en de onderlinge verbondenheid in de keten neemt daardoor toe. De tweede subbranche is de metaalproductenindustrie. De bedrijven zijn vaak toeleveranciers, die in opdracht werken, zoals staalbouwconstructiebedrijven, producenten van deuren, ramen, kozijnen of bedrijven die een bepaalde be- of verwerking verrichten met aangeleverde halffabricaten zoals lasinrichtingen, plaatbewerkings­bedrijven en verspaanbedrijven. De branche wordt gekenmerkt door een grote diversiteit aan ondernemingen, zowel qua grootte als qua toegepaste technieken in het productieproces. Veel (kleine) bedrijven uit de metaalproductenindustrie opereren op een lokale/regionale markt. Tijdens een inspectie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in 2011 kwamen veel misstanden aan het licht op het gebied van machineveiligheid en lasrook (bij maar liefst 82% van de bedrijven). Het overgrote deel van de overtredingen had betrekking op het niet afgeschermd zijn van bewegende delen van machines, waardoor degene die er mee werkt gegrepen kan worden, bekneld kan raken en verwondingen kan oplopen. 9 De derde subbranche is de branche elektrotechnische industrie. De branche omvat onder meer de fabricage van elektrocomponenten, computers, communicatieapparaten, consumentenelektronica, meetapparaten en optische instrumenten. De grens tussen ICT-componenten en elektronica vervaagt. Er is integratie met machinebouw en data- en telecom. Het toepassingsgebied is groot en internationaal. Aan de een kant is de branche relatief kleinschalig en aan de andere kant komt een belangrijk deel van de omzet van de multinationals in de branche (bijvoorbeeld Siemens en Philips), waardoor de helft van de brancheomzet wordt gerealiseerd in het buitenland. Een belangrijk thema is ‘smart industries’, waarbij zeer flexibele nieuwe nieuwe productietechnologieën en de verdere integratie van ICT en internet in het hele proces van ontwerpen, fabriceren en distribueren, de industrie radicaal verandert. Nieuwe technologieën als mechatronica, nanotechnologie en microsysteemtechnologie kunnen productinnovatie stimuleren. De vierde subbranche is reparatie en installatie van machines. Voor grootschalig machineonderhoud is de technische dienst van een productiebedrijf meestal te klein. Daarom worden voor grote onderhoudsprojecten meestal externe bedrijven ingezet, die zijn gespecialiseerd in onderhoudstechniek. Daarnaast worden bedrijven uit de machine-industrie ingezet voor het verplaatsen en vervoeren van machines. Hierbij komt ook het aansluiten en inregelen van machines aan de orde. In Nederland zijn specialistische bedrijven die zich richten op deze specifieke tak van de machine-industrie. Trends, ontwikkelingen en risico’s –– D e meest gesloten verzekeringen binnen de branche zijn motorrijtuigen, brand/bedrijfsschade, bedrijfs­ aansprakelijkheid en ziekteverzuim. –– Verzekeringen op het gebied van AOV worden ook vaak gesloten. –– Er zijn meerdere verzekeringen, die specifiek voor de industrie van toepassing zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor verzekeringen op het gebied van Construction All Risk, montage, machinebreuk (in combinatie met bedrijfsschade), werkmaterieel, gereedschap in servicewagens, milieuschade, productaansprakelijkheid (dekking binnen bedrijfsaansprakelijkheid), werf (scheepsbouw) en krediet. –– Verschillende brancheorganisaties bieden mantel­ contracten voor verzekeringen. 10 –– B elangrijke trends en ontwikkelingen bieden aanknopingspunten voor een goed advies met betrekking tot verzekeringsproducten. Die trends en ontwikkelingen en hun uitwerking op bedrijfsrisico’s zijn hieronder in een aantal thema’s bijeengebracht. Markt en regelgeving Trends & ontwikkelingen –– Regelgeving op het gebied van milieu en veiligheid staat bij ieder industrieel bedrijf hoog op de prioriteitenlijst. Naast omgevingsrisico’s, milieueffecten en wet- en regelgeving is ook gezondheid en welzijn van medewerkers van groot belang. Nederlandse bedrijven zijn wettelijk verplicht een veilige werkomgeving en optimale arbeidsomstandigheden te realiseren. Machines en machinelijnen dienen te voldoen aan de Machinerichtlijn. –– De nationale en Europese wet- en regelgeving op het gebied van industriële elektrische veiligheid is de afgelopen jaren sterk veranderd. Wanneer een bedrijf machines ombouwt of samenbouwt en daar alle installatie- en besturingstechniek bij koppelt, neemt het bedrijf juridisch de rol aan van fabrikant. Hierdoor krijgt het bedrijf de aansprakelijkheid voor de verplichte nieuwe CE-markering. –– Bedrijven met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO). Het BRZO is de Nederlandse invulling van een Europese richtlijn. Het BRZO voegt wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsveiligheid, externe veiligheid en rampbestrijding samen. –– Directe investeringen in het buitenland door de industrie zijn sinds 2005 sterk toegenomen (zie figuur 9), het meeste in de voedingsindustrie (jaarlijks gemiddeld met 9,6%). Bedrijven die de productie willen verplaatsen naar lagelonenlanden, krijgt daar in toenemende mate te maken met nieuwe regelgeving op het gebied van milieu en veiligheid. In China gelden bijvoorbeeld strengere regels voor buitenlandse bedrijven dan voor hun Chinese tegenhangers. –– In de industrie wordt steeds meer met certificaten en kwaliteitsgaranties gewerkt. In Europa is het verplicht voor bedrijven die levensmiddelen produceren om een Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP) plan op te stellen en daarnaar te werken. Good Manufacturing/Managing Practice (GMP) wordt met name toegepast in de voedingsmiddelen-, farmaceutische en gezondheidsmiddelenindustrie. De nadruk ligt hier op hygiëne in de productiefase. De normen stellen Figuur 9. Standen van Nederlandse directe investeringen inhet buitenland door de industrie (x € mld ., ultimo jaar) Figuur 9 Standen van Nederlandse directe investeringen in het buitenland door de industrie (x € mld., ultimo jaar) 500 450 400 350 300 250 200 150 100 240 19 35 259 22 41 38 38 287 23 40 49 149 158 175 2005 2006 2007 320 28 44 57 191 378 28 338 28 45 48 419 23 419 25 54 50 80 78 262 267 2011 2012 439 23 59 79 CAGR 7,8% 2,8% 9,6% 73 59 229 206 277 8,1% 50 Raffinaderijen en chemie 2008 2009 2010 Voedings- en genotmiddelenindustrie Metaalelektro 2013 Overig Bron: DNB veelal concrete eisen aan bedrijfsinrichting en werkwijzen. In de farmaceutische industrie is er de Good Distribution Practices-certificering (GDP), die aantoont dat goede distributiepraktijken en productveiligheid en -kwaliteit tijdens distributie behouden blijven. VCA staat voor Veiligheid, Gezondheid en Milieu (VGM) Checklist Aannemers. VCA gecertificeerde bedrijven werken met een VGM beheersysteem dat voldoet aan de ARBO-regels op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu. Er is een VCA Petrochemie en VCU Uitzendbranche. Het VCU-certificaat en SCT-gezondheids- en veiligheidsmanagementcertificaat zijn certificaten voor het leveren van tijdelijke arbeidskrachten voor de (petro)chemische industrie. –– Bedrijven die levensmiddelen maken moet zich houden aan regels voor veiligheid. Deze regels staan in de Warenwet. Deze regelgeving wordt steeds uitgebreider en strikter, onder meer vanwege een toename van Europese wet- en regelgeving. Producenten moeten de risico’s beschrijven in een voedselveiligheidsplan (een HACCP-plan). Er wordt meer toezicht gehouden op de voedselveiligheid in de vleessector. –– In de voedingsmiddelenindustrie is sinds enkele jaren de trend ‘local-for-local’ in opkomst. Local-for-local betekent dat uitsluitend producten geconsumeerd worden, die in de eigen regio zijn geproduceerd. Dit geldt niet alleen voor de directe consumptie, maar ook voor de indirecte. Een voorbeeld is dat zowel het vlees –– –– –– –– van een koe als het voedsel voor de koe en de meststoffen voor het voedsel uit de regio komen. In de voedingsmiddelenindustrie groeit de markt voor contract manufacturing. Dit is het produceren van voedingsmiddelen/dranken in opdracht van A-merk producenten. Het gaat hierbij om het produceren van voedingsmiddelen/dranken in opdracht van A-merk producenten. Het gaat hierbij om het produceren van eindproducten, dus niet halffabricaten. Kleinere A-merk producenten hebben niet de middelen om te investeren in productiemiddelen en richten zich meer op marketing excellence in plaats van operational excellence. Fabrikanten van machines richten zich in toenemende mate op ontwikkeling en engineering van strategische machinedelen, eindassemblage en marketing. Productie van standaardonderdelen wordt uitbesteed en bij complexe onderdelen en besturingssoftware trekt men op met gespecialiseerde toeleveranciers, ook op het gebied van R&D. Voor MKB bedrijven in de metaalindustrie wordt het steeds lastiger om financiering te krijgen. De bank­ wereld is kritischer, er worden meer en zwaardere eisen gesteld die voor met name MKB bedrijven moeilijk zijn in te vullen. In reactie op de economische sancties, die de EU aan Rusland heeft opgelegd vanwege het optreden in Oost-Oekraïne, heeft Rusland sancties ingesteld tegen voedsel- en zuivelproducten uit westerse landen. 11 –– D e verbruiksprijzen van producten in de industrie variëren sterk (zie figuur 10). Verbruiksprijzen met name in de voedingsmiddelenindustrie en chemie zijn sterk gestegen sinds 2010. In de eerste helft van 2014 lijkt er een lichte daling te zijn. Deze volatiliteit van grondstofprijzen heeft een sterke impact op de winstgevendheid. Een groot deel van de kosten bedraagt immers inkoop (zie figuur 5). Risico’s –– Werken met brandbaar, explosief of toxisch materiaal kan aanzienlijke bedrijfsrisico’s opleveren. Voor procesveiligheid en explosieveiligheid zijn verschillende type veiligheidstudies beschikbaar, zoals HAZOP, RI&E, QRA en MRA. Daarnaast is het van belang om veiligheid te borgen in het managementsysteem. Goede preventiemaatregelen en verzekeringen voor brand/ bedrijfsschade, machinebreuk/montage, milieuaansprakelijkheid, (product)aansprakelijkheid, ongevallen en arbeidsongeschiktheid zijn van groot belang. –– Het uitbesteden van delen van de productie naar lageloonlanden brengt transport, voorraad- en productierisico’s met zich mee. Een goede analyse van de nieuwe risico’s kan aantonen of er wijzigingen in de verzekeringen en/of dekkingen noodzakelijk zijn. –– Economische sancties kunnen ertoe leiden, dat er nieuwe betalingsrisico’s ontstaan. Een goede actuele kennis van de sancties is van belang. Daarnaast kan goed creditmanagement en eventueel een kredietverzekering een oplossing bieden. Technologie & innovatie Trends & ontwikkelingen –– De Topsectoren Agri & Food, Chemie, High tech ­systemen & materialen en Life sciences & health vallen onder het Topsectoren beleid van de overheid. In deze Topsectoren werken overheid, bedrijfsleven, universiteiten en onderzoekscentra samen aan kennis en innovatie. De afspraken hierover zijn vastgelegd in zogeheten innovatiecontracten (zie verdiepingsbox). –– Veel grote bedrijven maken gebruik van 3D-technologie voor het printen van onderdelen. –– Nederland kent een relatief hoog aantal patenten per miljoen inwoners. –– Nanotechnologie is een belangrijke nieuwe technologie die binnen de industrie steeds meer wordt toegepast. –– FME, TNO, het ministerie van Economische Zaken, VNO-NCW en de Kamer van Koophandel hebben het gezamenlijke initiatief genomen tot het opstellen van 12 het rapport ‘smart industry’. Zij zien smart industry in Nederland binnen het Topsectoren beleid en de ICT-agenda als een belangrijk crosssectoraal thema. Een smart industry heeft een hoge mate van flexibiliteit in productie in termen van productbehoeftes, volume en timing, efficiency en kosten van grondstoffen. Een smart industry moet in staat zijn om klantbehoeftes af te stemmen en gebruik te maken van de gehele keten om waarde te creëren. Dit moet mogelijk gemaakt worden door een netwerk aanpak en ICT. –– Steeds meer apparaten zijn verbonden met internet. Dit wordt ook wel het ‘internet der dingen’ genoemd. –– In de procesindustrie (voedings- en genotsmiddelen en chemie) wordt door veel bedrijven ‘lean manufacturing’ ingevoerd. Hierbij wordt verspilling zoveel mogelijk gereduceerd. Een professioneel energiezuinig machinepark kan een belangrijke rol innemen in ‘lean manufacturing’. Risico’s –– Innovaties, technologische veranderingen (o.a. nanotechnologie) en nieuwe business modellen, zoals onder meer benoemd in de Topsectoren uitvoerings­agenda, in combinatie met strenge wet- en regelgeving op het gebied van de veiligheid, kunnen nieuwe risico’s met zich meebrengen. Dat kan er toe leiden dat de (dekkingen van) huidige verzekeringen, bijvoorbeeld brand- en aansprakelijkheidsverzekeringen tekortschieten. Door analyse kan worden bepaald welke dekkingen nog van toepassing zijn en welke niet. Daarnaast moet bepaald worden of er nieuwe risico’s zijn ontstaan die niet zijn afgedekt. Hierdoor kan behoefte ontstaan aan meer, uitgebreidere, aanvullende of geheel nieuwe verzekeringen. –– Een goede rechtsbijstandverzekering kan bescherming bieden tegen misbruik van intellectueel eigendom door concurrenten. –– De toename van het gebruik van software zorgt ervoor dat het bedrijfsproces hiervan in toenemende mate afhankelijk wordt. Verzekeringen op het gebied van machinebreuk, computer en elektronica, bedrijfsschade, reconstructie en extra kosten kunnen de risico’s op schade afdekken. –– Goed risicomanagement op het gebied van internet security risico’s wordt steeds belangrijker. Inmiddels zijn specifieke cybercriminaliteit verzekeringen op de markt voor de risico’s van diefstal van gegevens via het internet. Figuur 10. Index ontwikkeling verbruiksprijzen producten industrie 140 130 Index (2010 = 100) 120 110 100 90 80 70 60 2005 2006 2007 10 Voedingsmiddelen 26 Elektronica producten 2008 2009 2010 19 Cokes en aardolieproducten 28 Machines en apparaten 2011 2012 20 Chemische producten C Industriële producten 2013 2014* 25 Metaalwerken Bron: CBS, * o.b.v. eerste 7 maanden Topsectoren - Innovatie In 2010 startte het kabinet met het Topsectoren beleid. Het kabinet wil Topsectoren waarin Nederland wereldwijd uitblinkt, nog sterker maken. Om economisch en maatschappelijk tot de wereldwijde top te blijven behoren, wordt op negen topsectoren gericht. Slimme samenwerking tussen bedrijven, onderzoekers en de overheid staat in beide gevallen centraal. Vier van de negen Topsectoren hebben betrekking op de industrie. 1. Agri & Food De topsector Agri & Food is goed voor bijna 10% van onze nationale inkomsten en werkgelegenheid en nummer 2 exporteur van agrifood producten wereldwijd. Agri & Food omvat alles rond voedsel, zowel de primaire productie als het bewerken, verwerken, vermarkten en de distributie ervan. Bovendien is Nederland wereldwijd belangrijk leverancier van de meest succesvolle en innovatieve Agri & Food-bedrijven en kennisinstellingen. De groei van de wereldbevolking vergroot het belang van de sector, maar stelt deze ook voor grote uitdagingen. Bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid, gezondheid en voedselzekerheid. Belangrijkste thema’s, relevant voor de industrie zijn: –– Minder verliezen. Er gaat bij bedrijven en consumenten nog veel voedsel verloren. Innovaties moeten ervoor zorgen dat de derving in de gehele keten flink wordt terug gedrongen. De in Nederland ontwikkelde kennis zullen ook benut worden in ontwikkelingslanden en opkomende economieën. –– Vrij van fossiele fosfaat en energie. Fossiele fosfaat moet voor 2025 volledig vervangen worden door fosfaat uit organische stromen. Bedrijven implementeren bestaande en nieuwe technologieën om energie-efficiënter te werken en gaan gedeeltelijk of geheel hun eigen energie opwekken. Zo moet 2% energiebesparing per jaar worden gerealiseerd. In 2025 zal naar verwachting een groot deel van de bedrijven netto-producent van energie zijn. –– Wereldleider in eiwittechnologie. Nederland versterkt zijn positie op het gebied van eiwittechnologie. De productie van eiwitten wordt steeds meer gebaseerd op planten, schimmels, micro-organismen, algen en insecten. Hiermee is het mogelijk de CO2-voetafdruk van voedingseiwit te halveren. –– Gezondere producten. Gezondere producten leiden tot gezondere mensen. Nederlandse bedrijven werken hard aan producten die minder zout, suiker of vet bevatten en toch smakelijk zijn. Dit levert een bijdrage aan een hogere kwaliteit van leven en aan een kostenreductie van de (gezondheids) zorg omdat daarmee de opmars van voedingsgerelateerde ziekten als obesitas, hart- en vaatziekten en kanker wordt teruggedrongen. 13 2.Chemie De chemische industrie maakt en bewerkt producten door de chemische samenstelling van bestaande stoffen te veranderen. In de categorieën basischemie, voedingsingrediënten, coatings en high performance materialen behoort Nederland tot de wereldtop. Net als andere sectoren heeft de chemische industrie te maken met schaarsheid van grondstoffen: ze raken op of zijn niet eenvoudig beschikbaar. Er zijn grote veranderingen nodig in energievoorziening, voedselproductie, grondstofgebruik, materialen en productieprocessen. Het is de ambitie van de Topsector Chemie om Nederland vóór 2050 naar een mondiale toppositie te leiden op twee cruciale gebieden: –– Groene en duurzame chemie. Grondstoffen, producten en productieprocessen gebaseerd op biomassa, milieuvriendelijke en schone productieprocessen en duurzaamheid in de bredere zin van people en planet zoals recyclebaarheid, biodiversiteit en de sociale aspecten van productie. –– Slimme materialen en oplossingen: Slimme materialen dragen bij aan meer veiligheid en comfort voor mens en dier. Tegelijkertijd hebben ze een minimale ecologische impact. Het zijn creatieve en innovatieve producten met een hoge toegevoegde waarde. Voorbeelden zijn: materialen voor energieopslag en katalyse, gemaakt uit grondstoffen die ruim voorhanden zijn, lichte, zelfreparerende en zelfreinigende kunststoffen en nieuwe moleculen en devices voor medische toepassingen, ontwikkeld op het raakvlak met de nanotechnologie en de life sciences. 3. High tech systemen & materialen De sector High Tech Systemen en Materialen (HTSM) biedt pragmatische geheeloplossingen voor technologische uitdagingen. Van systeemarchitectuur tot productie. Vaak ook in de cross over van technologieën. De sector omvat een aantal nauw met elkaar verweven maakindustrieën: de machine- en systeemindustrie, automotive, lucht- en ruimtevaart en materialen, inclusief staal. Nederland is wereldleider in het ontwerpen, ontwikkelen en maken van hightech equipment en micro-/nanocomponenten. Karakteristieke eigenschappen zijn: –– zeer intelligent (embedded systemen, software, sensors) –– zeer nauwkeurig (nanoelektronica, high precision manufacturing) –– zeer efficiënt (mechatronica) Kennis op het gebied van materialen speelt hierbij een steeds belangrijker rol. ICT maakt een integraal onderdeel 14 uit van de technologische ontwikkelingen wereldwijd. De topsector high tech is hiermee een belangrijke ‘enabler’ voor vele andere toepassingssectoren, zoals energie, chemie, life sciences en agri&food. Zo levert de topsector een essentiële bijdrage aan oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken op het gebied van gezondheid, mobiliteit, energie, veiligheid en het klimaat. Kernambitie van HTSM is een verdubbeling van de export in 2020. Uitbreiden van de samenwerking tussen bedrijven, onderzoeksorganisaties en overheden is noodzakelijk om de positie van Nederland in de wereldtop voor HTSM te bestendigen. Er zijn maar liefst 17 ‘roadmaps’ op het gebied van innovatie: –– Toepassingen: semiconductor equipment, printing, lighting, solar, health care, security, automotive, aeronautics, space, advanced instrumentation. –– HTSM technologieën: components and circuits, photonics, mechatronics and manufacturing, embedded systems, high-tech materials. –– Cross-topsectorale technologieën: nanotechnologie, ICT. 4. Life sciences & health De vraag naar life sciences & health-producten groeit. Dat komt doordat mensen langer en gezonder leven, bepaalde ziekten vaker voorkomen en door technologische innovaties. Deze innovaties komen bijvoorbeeld voort uit doorbraken in biologisch onderzoek, genomics- en stamcel­ onderzoek. Het Nederlandse onderzoek voor life sciences & health behoort tot de internationale top. De sector beslaat het brede terrein van medische technologie, (bio)farmacie en regeneratieve geneeskunde. De topsector Life Sciences & Health wil in 2025 tot de wereldtop behoren, met een bedrijfsleven dat tot de top 3 snelste groeiers van Europa behoort en dat meer dan 10% van zijn omzet in Research & Development investeert. De Nederlandse thuismarkt kan hierbij als toegangspoort dienen voor snelle en effectieve toepassingen van innovaties, die ook hun weg vinden naar de internationale zorgmarkt. Er zijn tien prioritaire onderwerpen geselecteerd. Dit zijn terreinen waarop publieke en private samenwerking verder wordt gebouwd en nieuwe samenwerkingsvormen tot stand komen. De terreinen zijn: –– Molecular diagnostics. –– Imaging & image guided therapies, bijvoorbeeld voor doelmatige kankerbehandeling. –– Home care & self management voor langere zelfs­ tandigheid en vermindering van ziekenhuisbezoek. –– Regenerative medicines, bijvoorbeeld gericht op hart- of botaandoeningen. –– Pharmacotherapy. –– One health, met bijzondere aandacht voor van dier naar mens overdraagbare ziekten. –– Specialized nutrition, health & disease, gericht op ­preventie van ziekten en de invloed van dieet –– Health Technology Assessment & Quality of Life. –– Enabling technologies & infrastructure. –– Solutions to neglected diseases en armoede gerelateerde ziekten. Personeel Trends & ontwikkelingen –– Het vasthouden en aantrekken van voldoende vakbekwame technici blijft een uitdaging. Een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en een structurele samenwerking tussen bedrijven en onderwijsinstellingen zijn daarbij cruciaal. In het Top­sectorenbeleid wordt hier specifiek aandacht aangegeven (zie verdiepingsbox). –– Door de inzet op productiviteitsverbetering en innovatie verandert de opbouw van het personeelsbestand. Op de hogere niveaus (hbo, wo) neemt de werkgelegenheid toe. In het middensegment verschuift de werkgelegenheid van mbo-niveau 2 naar mbo-niveau 3 en 4. Er blijft werkgelegenheid op de lagere niveaus bestaan omdat een deel van het werk altijd handmatig zal blijven. Met name voor de hogere niveaus wordt krapte op de arbeidsmarkt verwacht. –– Aangezien het herstel van de Nederlandse economie nog maar broos is, nemen veel industriële ondernemers weinig risico en bouwen zij eerst een flexibele schil op, om eventuele onvoorziene schokken op te kunnen vangen. Dit blijkt ook uit de ontwikkeling van het aantal uitzenduren van flexwerkers in de industrie. Sinds februari dit jaar laat deze reeks weer groeicijfers zien. Ongeveer 14% van de werknemers in de industrie heeft een flexibele arbeidsrelatie. Dit is minder dan gemiddeld in Nederland (19%). De verwachting is dat dit aandeel de komende jaren zal toenemen. –– Het ziekteverzuim in de branche is gedaald van 5,2% in 2011 tot 4,9% in 2013. Dit is nog steeds het hoogste percentage verzuim van alle commerciële sectoren. Een reden van de daling kan zijn, dat werknemers gelukkig zijn met het hebben van een baan en zich daardoor minder snel ziek melden. Bij het aantrekken van de economie de komende jaren kan dit percentage weer stijgen. –– S inds 1 januari 2014 is het onderdeel premiedifferentiatie van de wet Beperking Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid Vangnetters (BeZaVa) in werking getreden. Dit betekent dat werkgevers een gedifferentieerde premie betalen voor zieke of arbeidsongeschikte werknemers met een tijdelijk contract (WGA-flex en Ziektwet-flex of ZW-flex). Nu doen ze dat alleen voor werknemers met een vast contract (WGA-vast). In vrijwel alle industrie sectoren stijgen de sectorale gedifferentieerde premies van het UWV in 2015 voor WGA-vast, WGA-flex en ZW-flex. Deze premies worden (deels) gehanteerd voor MKB bedrijven, die via het publieke stelsel verzekerd zijn voor de WGA en ZW-flex. De instroom in de WGA bij grote werkgevers is in een aantal branches sterk toegenomen in 2013: algemene, elektrotechnische, grafische, metaal en techniek, metaal, steen-, cement-, glas-, en keramische, suikerverwerkende, voedings- en zuivelindustrie. Vanaf 2016 worden de WGA-vast en WGA-flex samengevoegd. –– Het aantal zelfstandigen is relatief beperkt in de sector. Wel is het aandeel in de beroepsbevolking tussen 2008 en 2012 gestegen van 5,6% naar 6,7%. Relatief veel zelfstandigen zijn actief in de overige industrie. Risico’s –– De stijging van de instroom in de WGA en een verbetering van de economie, wat kan leiden tot toename van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, zorgen ervoor, dat preventie, re-integratie en goede ziekte­verzuim-, AOV en WIA-verzekeringen toenemen aan belang in de branche. –– Ondernemers zijn wettelijk verplicht om een Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) uit te voeren. –– Er zijn (al dan niet algemeen verbindend verklaarde) cao’s voor: het bakkersbedrijf, de betonproductenindustrie, de baksteenindustrie, de gemaksvoedings­industrie, graanbe- en verwerkende bedrijven, de groenten- en fruitverwerkende industrie, de kalkzandsteen- en cellenbetonindustrie, de kunststof en rubberindustrie, de margarine- en spijsvetindustrie, de metalelektro, metaal en techniek bedrijven, de mode-, interieur-, tapijt- en textielindustrie (MITT), de papierindustrie, de pluimveeverwerkende industrie, de schoen-, leder- en lederwarenindustrie, de schoentechniek en orthopedische techniek, de sigarenindustrie, het slagersbedrijf, de verf- en drukinktindustrie, de vleessector, de vleeswarenindustrie, de zoetwarenindustrie en de zuivelindustrie. Naast de bedrijfstak cao’s hanteren veel grote bedrijven hun eigen cao. 15 –– E r zijn (al dan niet verplichtgestelde) bedrijfstakpensioenfondsen voor: het bakkersbedrijf, de betonproductenindustrie, grafische bedrijven (inclusief kunststof- en rubber- en chemische en farmaceutische industrie), graanbe- en verwerkende bedrijven, groenten- en fruitverwerkende industrie, de houtverwerkende industrie, het levensmiddelenbedrijf, de metaal en techniek, de metaalektro, de meubelindustrie, de baksteenindustrie, vlees, vleeswaren, gemaksvoeding en pluimveevlees (VLEP) en de zoetwarenindustrie. Naast de bedrijfstakpensioenfondsen zijn er een aantal grote ondernemerspensioenfondsen. –– De toename van het aandeel van flexwerkers, stijging van de instroom in de WGA en stijging van de sectorale premies van het UWV, zorgen ervoor, dat de Wet BeZaVa grote impact kan hebben op de kosten. Een goed advies over eigenrisicodragerschap mogelijkheden voor de ZW-flex en WGA is belangrijk. –– Voor zzp’ers is het risico op verlies van inkomen bij arbeidsongeschiktheid en het risico op een pensioengat groot. Een specifiek aanbod voor zzp’ers kan toegevoegde waarde leveren. Daarbij valt te denken aan producten op het gebied van (beroeps)aansprakelijkheid, arbeidsongeschiktheid en (bancaire) lijfrente. Topsectoren beleid - Human capital Bedrijven uit de Nederlandse topsectoren behoren internationaal tot de top. Het vasthouden van die positie vraagt om een goedopgeleide beroepsbevolking, met voldoende vakbekwame technici. Een goede aansluiting tussen onder-wijs en arbeidsmarkt en een structurele samenwerking tussen bedrijven en onderwijsinstellingen zijn daarbij cruciaal. Human capital agenda’s (HCA) In de human capital agenda’s (HCA’s) geven de topsectoren aan hoe vraag en aanbod van goedgeschoolde arbeidskrachten zich de komende jaren ontwikkelen. In de HCA’s doen de topsectoren voorstellen om onderwijs en arbeidsmarkt beter op elkaar te laten aansluiten. Zo investeren de topsectoren in Centra voor Innovatief Vakmanschap in het mbo en Centres of Expertise in het hbo. Dit zijn samenwerkingsverbanden tussen bedrijven en onderwijsinstellingen. De topsectoren gaan ook 1.000 beurzen per jaar uitreiken aan getalenteerde mbo-, hbo- en universitaire studenten. Techniekpact 2020 De topsectoren, werkgevers, werknemers, bedrijfsleven, onderwijs, regio’s en kabinet hebben in 2013 afspraken 16 gemaakt over concrete acties die de tekorten aan goed opgeleid technisch personeel de komende jaren oplost. In het zogeheten Nationaal Techniekpact 2020 staan afspraken over: –– Het structureel opnemen van wetenschap en techniek in het basisonderwijs. –– Een stimuleringsfonds om de samenwerking tussen mbo-scholen en het regionale bedrijfsleven verder aan te jagen. –– Het realiseren van voldoende stage- en werkervaringsplaatsen voor techniekstudenten. –– Via sectorplannen (onderdeel sociaal akkoord) voor technische branches regelen van om- en bijscholing om werknemers te behouden voor technische beroepen. Masterplan Bèta en Technologie De topsectoren hebben in 2012 het Masterplan Bèta en Technologie gepresenteerd. In het Masterplan Bèta en Technologie worden die activiteiten uit de Human Capital Agenda’s op elkaar afgestemd waar brede samenwerking tussen sectoren waardevol is. Het masterplan verbindt de bestaande en nieuwe activiteiten om bèta en techniek te stimuleren en te versterken. De lange-termijn (2025) ambitie is dat 40% van alle afgestudeerden een bèta- en technologische opleiding heeft genoten. Momenteel is dat zo’n 25%. Als onderdeel van deze ambitie stellen de topsectoren zich als doel om gedurende een langere periode minstens 40.000 bèta-technologische mensen per jaar extra aan te trekken. Duurzaamheid Trends & ontwikkelingen –– Een groot aantal branches in de industrie neemt deel aan het convenant ‘Meer jaren afspraken Energie­ verbruik (MJA-E)’. Het energieverbruik van bedrijven wordt geanalyseerd en via een verbeterplan wordt de efficiëntie verhoogd. Er wordt gestreefd om de CO2-uitstoot te reduceren door efficiënte logistiek en productieproces. In de voedingsindustrie wordt onderzocht hoe de methaanuitstoot bij runderen kan wor­den gereduceerd via de voeding. Om de uitstoot van broeikasgassen inzichtelijk te maken wordt gewerkt aan één uniforme methodiek voor de berekening van de zogenaamde ‘carbon footprint’ van diervoeders. –– In de voedingsmiddelen- en chemische industrie worden in de verschillende productiestappen veel chemicaliën gebruikt. In toenemende mate is het gebruik van chemicaliën dan ook onderworpen aan wet- en regelgeving, die is gericht op bescherming van –– –– –– –– mens en milieu. Dit geldt bijvoorbeeld voor de REACH wetgeving in Europa. REACH is een Europese verordening over de productie van en handel in chemische stoffen. Het beschrijft waar bedrijven en overheden zich aan moeten houden. Producenten en importeurs van chemische stoffen moeten alle stoffen registreren die ze produceren of importeren. Deze plicht geldt alleen voor stoffen waarvan minimaal 1000 kilo per jaar wordt geproduceerd of geïmporteerd. Uiterlijk in 2018 moeten alle stoffen geregistreerd staan. Bij de registratie moet de producent of importeur onder meer aangeven of de stof schadelijk is. Ook moet hij vermelden hoe een gebruiker er veilig mee om kan gaan. Op het gebied van milieu gelden meestal de regels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. In sommige gevallen is een aanvullende omgevingsvergunning nodig. Mogelijk moet er jaarlijks gerapporteerd worden over afval, energie- en watergebruik en emissies naar lucht, water en bodem. De omzet van duurzaam voedsel groeide in 2013 met gemiddeld 10,8%, terwijl de totale bestedingen aan voedsel met 0,4% daalden. In de voedingssector is de Alliantie Verduurzaming Voedsel opgericht, een samenwerkingsverband tussen ketenpartners (onder meer het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), de Federatie Nederlandse Levens­middelen­ industrie (FNLI) en de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO)). De ambitie is dat al het voedsel op de Nederlandse markt in 2020 significant duurzamer wordt geproduceerd en gedistribueerd en dat de voedselverspilling significant wordt verminderd. De productie van vlees en zuivel legt een grote druk op milieu en klimaat. Daarom wil de overheid bevorderen dat mensen kiezen voor duurzaam vlees of vleesvervangers. De overheid investeert daarom bijvoorbeeld in onderzoek naar nieuwe eiwitten, zoals ‘planktonburgers’ met eiwit uit algen. Een van de ambities van de topsector chemie is dat Nederland in 2050 bekend staat als hét land van de groene chemie: bijvoorbeeld duurzaam plastic, bio-­ based economy en recycling. Er is al een toename van het aanbod en gebruik van bioplastics waarneembaar. De universiteit van Wageningen speelt samen met het Nederlandse bedrijfsleven in de agro, chemie, papier en energie sectoren een prominente rol in de overgang van een economie, die draait op fossiele grondstoffen naar een economie die draait op biomassa als grondstof. Dit wordt ‘biobased economy (BBE)’ genoemd. In een biobased economy gaat het over het gebruik –– –– –– –– van biomassa voor niet-voedsel toepassingen. Deze toepassingen zijn bijvoorbeeld inhoudsstoffen, chemicaliën, materialen, transportbrandstoffen, elektriciteit en warmte. In de regio Rotterdam is Plant One gevestigd, een testfaciliteit voor duurzame procestechnologie voor onder meer de petrochemische industrie. Het is een initiatief van het Rotterdam Climate Initiative, het Havenbedrijf Rotterdam, Deltalinqs, TNO en de overheid. Plant One vult het gat tussen laboratorium en full scale productie. Stimulering en versnelling van duurzame ontwikkelingen is een nadrukkelijk doel van de initiatief­nemers van Plant One. Nieuwe technologieën voor minder energie- en grondstoffenverbruik of toepassing van schone grondstoffen kunnen door Plant One snel en kosteneffectief op pre-industriële schaal worden bewezen. Ter stimulering van de productie van biobased (hernieuwbare) kunststoffen, wordt in de Green Deal Groencertificaten gewerkt aan een certificeringssysteem. De Federatie Nederlandse Rubber- en Kunst­stoffen Industrie en haar leden werken samen met de Rijksoverheid en Duitsland aan dit systeem, dat vervolgens in EU-verband kan worden ingebracht. Cleantech, technologie voor een schone en duurzame wereld, heeft inmiddels een omvang van € 10 miljard in Nederland en de potentie uit te groeien naar € 30 miljard in 2020. Toepassingen variëren van LED-verlichting tot zonne-energie en van Smart Grids tot en met funderingen van windmolens op zee. De markt voor duurzame energietechnologie groeit wereldwijd met gemiddeld 6% per jaar. Door verschillende ontwikkelingen is de voorzieningszekerheid van grondstoffen onder druk komen te staan en stijgen de prijzen. De wereldbevolking stijgt snel en opkomende economieën kennen een sterke economische groei. Daardoor is sprake van een toename van de wereldwijde middenklasse met een grote vraag naar consumptiegoederen. Er is een maximum aan de natuurlijke beschikbaarheid van grondstoffen. Voor veel grondstoffen geldt dat het maximum nog lang niet bereikt is, maar van andere is bekend dat er maar een beperkte hoeveelheid beschikbaar is (bijvoorbeeld de zeldzame aardmetalen). Sommige grondstoffen zijn nog wel te vinden, maar zijn steeds moeilijker te ontginnen. Er is sprake van toenemende regulering en beperkingen door overheden vanwege de gevolgen voor mens en milieu bij de winning van grondstoffen. Landen bevoordelen de eigen bedrijven bij de stroom 17 van grondstoffen. Er zijn steeds meer onderbrekingen in de leverbaarheid van grondstoffen. De prijsvolatiliteit neemt toe door ondermeer speculatie op de commoditymarkten en politieke instabiliteit in grondstofrijke landen. Tenslotte is er sprake van concentratie van aanbieders in een aantal grondstofmarkten, die daardoor grip hebben op de prijsvorming (oligopolie). –– De Verpakkingenbelasting is eind 2012 komen te vervallen en het Besluit Verpakkingen en papier en karton is het enige wettelijke kader vanaf 2013. Bedrijven zijn verplicht zich aan te sluiten bij het Afvalfonds Ver­pakkingen. Het Afvalfonds betaalt € 160 miljoen per jaar aan de kosten van de gescheiden inzameling en recycling van consumentenverpakkingen bij gemeenten, de kosten van de aanpak van zwerfafval, de promotie van de gescheiden inzameling van bedrijfsverpakkingen en uitvoeringskosten. Daarnaast betaalt het bedrijfsleven een Kennisinstituut Verpakkingen dat voor de komende jaren een ‘verduurzamingsagenda’ gaat opstellen en uitvoeren waarmee de hele verpakkingsketen verduurzaamd wordt. Maatregelen die de bedrijven al hebben toegezegd, zijn: verhogen van het gehalte hergebruikt PET-materiaal in nieuwe flessen, terugdringen PVC gebruik in verpakkingen, afschaffen gratis plastic draagtasjes in supermarkten, minder materiaal gebruiken in kunststofverpakkingen, minder kunststofwikkels gebruiken, onderzoek naar gescheiden inzameling van drankenkartons. Risico’s –– De toenemende wet- en regelgeving op het gebied van duurzaamheid en milieu kunnen ervoor zorgen, dat de aansprakelijkheidsrisico’s toenemen. –– Gebruik van nieuwe productiemethodieken en grondstoffen kunnen ertoe leiden dat de risico’s veranderen. Dat kan er toe leiden dat de (dekkingen van) huidige verzekeringen, bijvoorbeeld brand-/bedrijfsschade-, technische en aansprakelijkheidsverzekeringen tekortschiet. Door analyse kan worden bepaald welke dekkingen nog van toepassing zijn en welke niet. Daarnaast moet bepaald worden of er nieuwe risico’s zijn ontstaan die niet zijn afgedekt. Hierdoor kan behoefte ontstaan aan meer, uitgebreidere, aanvullende of geheel nieuwe verzekeringen. –– Voor fabricage van nieuwe producten, zoals cleantech, zijn nog in beperkte mate de risico’s bekend, vanwege de korte historie. Dit vormt een uitdaging voor de risico-inschatting door verzekeraars. 18 –– O nvoldoende beschikbaarheid van grondstoffen brengt productierisico’s met zich mee. Dit kan ernstige bedrijfsschade tot gevolg hebben. –– Een goede dekking voor het vervoeren van gevaarlijke stoffen en een goede milieu aansprakelijkheidverzekering vormen de eerste stap om beter aan duurzaamheidcriteria te voldoen. Belangrijke organisaties –– C entrale Bond van Meubelfabrikanten (CBM). –– Federatie van Technologiebranches (FHI). Mantelcontracten op het gebied van verzekeringen voor brand, motorrijtuigen, WEGAM, aansprakelijkheid, rechtsbijstand, zakenreis, goederentransport, werkmateriaal, ongevallen, AOV, ziekteverzuim, WIA, zorg, pensioen, overlijdensrisico, ANW-hiaat. –– FME-CWM met 105 aangesloten brancheorganisaties. Mantelcontracten op het gebied van verzekeringen voor krediet. Samenwerking met tussenpersoon op gebied van inzicht in de risico’s, preventietips en beheersmaatregelen en verzekeringsadvies. –– HollandBIO, belangenvereniging voor de Nederlandse biotechnologie-industrie. –– Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen (KVGO). Mantelcontracten op het gebied van verzekeringen voor brand, bedrijfsschade, machinebreuk, computerapparatuur, data, motorrijtuigen, WEGAM, aansprakelijkheid, AOV, ziekteverzuim, WIA, ZW-flex, zorg, pensioen. –– Metaalunie met meer dan 50 branchegroepen. Hebben een eigen verzekeringsdienst MEVAS, die verzekeringen aanbiedt op het gebied van brand, milieuschade, motorrijtuigen, WEGAM, beroeps-, bestuurdersaansprakelijkheid, goed werkgeverschap machinebreuk, montage, CAR (Construction All Risks), computer en elektronica, krediet, rechtsbijstand, zakenreis, garage, goederentransport, gereedschap in servicewagen(s), werk- en landmateriaal, werf, ongevallen, AOV, ziekteverzuim, WIA, zorg, pensioen, overlijdensrisico, ANW-hiaat, privéverzekeringen voor werknemers. –– Nederlandse Vereniging Algemene Toelevering (NEVAT). –– Nefarma, brancheorganisatie van farmaceutische bedrijven. –– Nevedi, brancheorganisatie diervoederindustrie. Mantelcontracten op het gebied van verzekeringen voor brand, motorrijtuigen, WEGAM, aansprakelijkheid, goederentransport, werkmaterieel, rechtsbijstand, ongevallen, AOV, ziekteverzuim, WIA, zorg. –– F ederatie Nederlandse Rubber– en Kunststofindustrie (NRK). Mantelcontracten op het gebied van verzekeringen voor bestuurders- en bedrijfsaansprakelijkheid, WEGAM, motorrijtuigen, werkmaterieel, ongevallen, WIA, ziekteverzuim en zorg. –– Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI). Mantelcontracten op het gebied van verzekeringen voor wagenpark- en zakenreis, en verzekeringsproducten voor personeel, zoals zorgverzekeringen. –– Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie (VNPI). Bron De in dit brancherapport gebruikte informatie is gebaseerd op openbaar beschikbare gegevens zoals van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Kamer van Koophandel (KvK), Economisch Instituut Midden- en Kleinbedrijf (EIM), UWV en brancheorganisaties. 19 Meer informatie? Wilt u meer weten over het Brancherapport Industrie? Neem dan contact op met ons. Wij gaan graag met u in gesprek. Delta Lloyd Spaklerweg 4 A 12.2.12-0115 1096 BA Amsterdam www.deltalloyd.nl Aan deze brochure kunnen geen rechten worden ontleend.