Brancherapport Industrie

advertisement
Brancherapport
Industrie
Markt, trends, ontwikkelingen
en risico’s
Inhoud
Industrie3
De markt
3
Feiten en cijfers
5
Verdiepingscijfers over de markt
7
Trends, ontwikkelingen en risico’s
10
Markt en regelgeving
10
Technologie & innovatie
12
Topsectoren - Innovatie
13
Personeel15
Topsectoren beleid - Human capital
16
Duurzaamheid16
Belangrijke organisaties
18
Industrie
De markt
De sector ‘industrie’ bestaat uit bedrijven, die consumenten-producten maken, zoals voedingsmiddelen-,
meubel- en kleding-industrie, consumentenelektronica
en bedrijven die grondstoffen of halffabricaten voor het
bedrijfsleven produceren, zoals de metaal­producten en
aardolie industrie. De verwerkte materialen, stoffen of
onderdelen zijn grondstoffen uit de landbouw, bosbouw,
visserij en mijnbouw, alsmede (half)fabricaten uit de
industrie. Voorbeelden van bedrijven in de branche zijn:
–– kleine ambachtelijke bedrijven zoals bakkerijen,
kaasmakers, drukkerijen, kleding, houtbewerking,
meubelmakers, kleermakers, vervaardiging metalen
–– constructiewerken, productie metalen halffabricaten,
via verspanende bewerkingen zoals boren, draaien,
frezen, zagen, etc.
–– grootschalige vervaardiging van producten van metaal,
consumentenelektronica, ICT apparatuur, machines,
auto’s, etc.
–– grootschalige procesindustrieën in zuivel, chemie,
farmacie, kunststoffen.
Figuur 1. Aantal bedrijven in de industrie verdeeld over subbranches en werknemersklassen (1 januari 2014)
Subbranches
1
2
3-5
5-10
10-20
1.825
495
600
850
555
370
840
210
195
245
220
14.255
2.060
1.690
2.050
Textiel-
3.295
440
225
Hout- en bouwmaterialenindustrie
2.465
515
Papier- en grafische industrie
2.270
Meubelindustrie
Overige industrie
Voeding
Voedings
Chemie
Raffinaderijen en chemie
Metaalelektro
Metaalektro
Overig
20-50 50-100
≥ 100
Totaal
175
215
5.085
265
145
195
2.315
1.680
1.370
585
490 24.180
200
95
80
25
25
4.385
345
350
195
165
75
55
4.165
575
415
420
260
210
75
90
4.315
5.420
690
375
320
180
110
20
25
7.140
3.355
595
370
300
150
70
30
100
4.970
Totaal
Bron: CBS, september 2014
Figuur 1 laat de verdeling van industrie bedrijven zien
naar type activiteiten en naar omvang van het aantal
werknemers.
–– De industrie is een kapitaalintensieve sector, die sterk is
gericht op het buitenland. De sector is zeer divers met
een groot aantal kleine ambachtelijke bedrijfjes en een
aantal zeer grote internationale spelers met veel
historie, zoals Philips, Akzo Nobel, DSM, Shell en
Campina.
–– Wereldwijd is Nederland koploper in sectoren als
basischemie, voedingsingrediënten, coatings en
high-performance-materialen.
–– Het Topsectoren beleid, dat in 2010 is gestart door de
Rijksoverheid, geeft een goede stimulans aan innovatie
en samenwerking binnen de chemie, elektrotechnische
industrie, farmaceutische en voedingsindustrie.
–– De sector is sterk georganiseerd. Veel bedrijven in de
branche zijn lid van een brancheorganisatie.
–– De industrie is meer dan gemiddeld gevoelig voor de
stand van de economie en sterk afhankelijk van de
ontwikkelingen van de wereldhandel en export. Sinds
de sterke omzetdaling in 2009 zijn alle branches weer
gegroeid. In 2013 is wel een lichte krimp te zien, maar
in het eerste helft van 2014 is weer groei te zien door de
3
Figuur 2. Index omzetontwikkeling bij industrie bedrijven en het bruto binnenlands product (BBP)
130
Index (2010 = 100)
120
110
100
90
80
70
2005
2006
2007
2008
2009
Voedings- en genotmiddelenindustrie
Metaalelektro
2010
2011
2012
Raffinaderijen en chemie
Overig
2013
2014
2015
BBP
Prognose
Bron: CBS, CPB, EIM (2015)
economische groei. Ondernemers in de sector zijn
echter nog wel enigszins behouden met hun vertrouwen. Het producentenvertrouwen is sinds begin 2014
nauwelijks verbeterd. Dit vertaalt zich in een zeer
behouden investeringsbereidheid.
–– De directe investeringen in het buitenland door de
industrie zijn sinds 2005 sterk toegenomen.
Uitbesteding van delen productie naar lagelonenlanden
wordt regelmatig toegepast, het meeste door de sector
chemie. Belangrijkste motief is besparen op de loonkosten. Tussen 2009 en 2011 verplaatste 16% van de
industrie bedrijven een bedrijfsactiviteit naar het
buitenland, ongeveer 9% verplaatste de productie en
ongeveer 10% ondersteunende activiteiten, zoals
logistiek of ICT. Relatief is veel naar een ander land in
Europa verplaatst.
–– Binnen het grootbedrijf, en in mindere mate bij het
MKB, wordt sterk gefocust op het verbeteren van de
productiviteit met efficiëntere procestechniek en
automatisering. Dit gaat ten koste van de werkgelegenheid. Deze productiviteit wordt bewerkstelligd door
modernere en slimmere machines en apparatuur.
Software en het internet (Het ‘internet der dingen’)
worden steeds belangrijker in de bediening, aansturing
4
––
––
––
––
––
en onderhoud van de machines en apparatuur.
De opkomst van 3D-printers is een belangrijke kans
voor de industrie om de productiekosten beter beheersbaar te houden. Grote technologiebedrijven zoals
ASML, Philips, Siemens, HP, Shell en General Electric
gebruiken inmiddels al 3-D printers.
Zowel veiligheid van de producten, die worden gefabriceerd als veiligheid van het werken met de machines en
installaties is een belangrijk onderwerp in de industrie.
De volatiliteit in grondstof- en energieprijzen beïnvloedt
de marges. Verbruiksprijzen met name in de voedingsmiddelenindustrie en chemie zijn sterk gestegen sinds
2010. In de eerste helft van 2014 lijkt er een lichte
daling te zijn.
Nieuwe afzetmarkten in opkomende economieën in
Afrika, Azië en Centraal- en Oost-Europa en Midden- en
Zuid-Amerika zijn belangrijke aanjager voor de export
en wereldhandel.
Binnen alle branches in de industrie staat het thema
duurzaamheid hoog op de agenda, vaak in combinatie
met kostenbesparing. Duurzame technologie, ook wel
cleantech genoemd, is een groeiende branche.
Voorbeelden zijn de vervaardiging van zonnepanelen,
windmolens en biobrandstoffen.
Figuur 3. Verdeling omzet industrie naar branche 2013 (x € mld.)
29 ; 9%
Raffinaderijen en chemie
Metaalelektro
72 ; 23%
119 ; 38%
Voedings- en genotmiddelenindustrie
Overig
95 ; 30%
Bron: CBS
Feiten en cijfers
–– D
e sector industrie bestaat uit ruim 56.500 bedrijven.
–– In totaal werken er ongeveer 39.000 zelfstandigen in de
branche. Deze zijn voornamelijk te vinden onder
bedrijven met 1 of 2 werkzame personen.
–– De bedrijven met 3 tot 10 werkzame personen vormen
met bijna 9.000 bedrijven een aanzienlijke groep.
–– Ongeveer 8.300 bedrijven in de industrie hebben 10 of
meer werknemers in dienst.
–– Grootzakelijke bedrijven (100 of meer werkzame
personen) leveren de grootste bijdrage aan de werkgelegenheid in de branche met ongeveer 59% van de banen.
In de chemie (68%) en overige industrie is dit aandeel
hoger (69%) en in de voeding (57%) en metaalelektro
(50%) is dit aandeel lager. MKB bedrijven (tot 100 werkzame personen) zijn goed voor circa 41% van de banen.
–– De meeste bedrijven in de branche bevinden zich in de
metaalelektro.
–– In 2013 telde de branche circa 4.600 bedrijfsoprichtingen.
–– De gerealiseerde omzet in 2013 bedroeg circa
€ 315 miljard.
Figuur 2 laat de omzetontwikkeling zien in de industrie
in de periode 2005-2013 en de verwachting voor 2014 en
2015, afgezet tegen de economische groei.
De branche is flink gevoelig geweest voor de economische
crisis. De voedings- en genotsmiddelenindustrie is nog
het minst conjunctuurgevoelig. De bedrijfsomzetten zijn
aanzienlijk gedaald in 2009. In 2010 en 2011 is er weer
sprake van groei, maar in 2012 krimpt de markt weer, met
uitzondering van de chemie. 2013 geeft een diffuus beeld.
De voedingsmiddelenindustrie en metaalelektro zijn
gegroeid, terwijl de chemische sector en de overige
sectoren zijn gekrompen. Voor 2014 wordt voor alle
branches groei verwacht, met uitzondering van de overige
industrie. Voor 2015 wordt ook voor de overige industrie
een beperkte groei verwacht.
Meer dan de helft van de afzet is afkomstig uit het buitenland. Het meest nog in de chemische sector (64%),
gevolgd door de metaalelektro (56%) en de voedings- en
genotsmiddelenindustrie (53%) en het minst in de overige
industrie (37%). De groei van de metaalelektro komt
voornamelijk door de aantrekkende wereldhandel en meer
orders vanuit opkomende markten.
5
Figuur 4. Industrie: ontwikkeling aantal oprichtingen en opheffingen
6.000
5.000
5.515
4.980
4.906
4.600
4.250
4.075
4.000
3.330
3.665
3.205
3.955
3.360
2.935
3.000
2.910
3.435
2.000
1.000
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Opheffingen
Bron: CBS
De vooruitzichten op de belangrijke exportmarkten
Duitsland en Engeland zijn goed. Ook de binnenlandse
vraag in de bouw en van consumenten trekt naar verwachting voorzichtig aan. In de voedingsmiddelenindustrie
profiteert het grootbedrijf van een groeiende vraag op
buitenlandse markten. Belangrijkste groei in de voedingsmiddelenindustrie komt uit de groei in export, waarvan
een groot deel naar Duitsland. De verwachting is dat
de chemische sector zal groeien door het aantrekken
van voornamelijk de Duitse en Amerikaanse economie.
De Nederlandse chemische industrie kent een sterke
positie binnen Europa door het geclusterde karakter en
goede logistieke positie (Rotterdam en pijpleidingverbindingen tussen Rotterdam regio, Antwerpen, Limburg en
Ruhrgebied). Door de jaren heen geeft de omzet van de
sector overige industrie een wisselend beeld te zien.
De sector overige industrie is meer dan de rest van de
industrie gericht op de binnenlandse markt, en profiteert daarom minder van de groei van de wereldmarkt.
Hier komen dan ook veel producten vandaan die sterk
conjunctuurgevoelig zijn, en/of met stagnerende markten
te maken hebben, zoals reclame-en ander drukwerk,
meubels, en luxe en duurzame consumentenproducten.
6
In totaal werd in 2013 circa € 315 miljard omzet gerealiseerd, waarvan het grootste gedeelte voor rekening van
raffinaderijen en chemie (€ 119 miljard), gevolgd door de
metaalelektro (€ 95 miljard) en de voedings- en genotsmiddelenindustrie (€ 72 miljard).
De industrie is een branche met een redelijke bedrijfs­dynamiek. Er zijn relatief een redelijk aantal bedrijfsoprichtingen. In 2009 en 2010 tijdens de kredietcrisis is er
weliswaar een kleine dip geweest, maar sinds 2011 ligt het
aantal bedrijfsoprichtingen weer op circa 4.600 per jaar.
Het aantal bedrijfsopheffingen is sterk gestegen sinds 2011.
De industrie behaalde volgens CBS-cijfers tussen 2009
en 2012 gemiddeld een bedrijfsresultaat van circa 5,6%.
Dat is lager dan het marktgemiddelde (6,5%). De chemie
en metaalelektro behaalden relatief het hoogste bedrijfsresultaat, beide met gemiddeld 7,0%, gevolgd door de
voedingsmiddelenindustrie met gemiddeld 6,0%.
De overige industrie was het minst winstgevend met een
gemiddeld bedrijfsresultaat van 5,2%.
Figuur 5. Bedrijfskosten naar kostencategorie vergeleken binnen de sector en met het totale bedrijfsleven
Kostencategorie
Voedings- en
genotmiddelen
industrie
Raffinaderijen
en chemie
Metaal­elektro
Overige
­industrie
Industrie
Totale
­bedrijfsleven
Inkoop
72,5%
80,9%
58,6%
46,7%
69,2%
68,9%
Personeel
11,0%
5,9%
22,5%
31,7%
14,4%
13,9%
Huisvesting & energie
2,9%
3,5%
2,9%
5,2%
3,4%
2,5%
Apparatuur & inventaris
1,3%
1,1%
2,3%
2,3%
1,6%
0,8%
Vervoersmiddelen
0,5%
0,2%
0,8%
1,2%
0,5%
1,9%
Verkoop
1,8%
0,6%
1,7%
1,6%
1,3%
1,7%
Communicatie
0,1%
0,1%
0,3%
0,4%
0,2%
0,3%
Overig
7,5%
5,5%
7,9%
7,1%
6,8%
7,0%
Afschrijvingen
2,3%
2,3%
3,1%
3,8%
2,7%
2,9%
Totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Bron: CBS
Uit figuur 5 blijkt, dat de twee belangrijkste kostencategorieën inkoop en personeel betreffen. Personeel is relatief
het belangrijkst in de metaalelektro en overige industrie.
Vergeleken met het totale bedrijfsleven zijn de kosten voor
huisvesting en apparatuur en inventaris relatief hoog en
de kosten voor vervoersmiddelen relatief laag. Binnen de
voedings- en genotsmiddelenindustrie is de inkoop van
grondstoffen een relatief belangrijke kostenpost. Binnen
raffinaderijen en chemiebedrijven is de inkoop van ruwe
olie en andere grondstoffen verreweg het belangrijkste deel
van de kosten. Ook de huisvesting is relatief duur.
In de metaalelektro wordt relatief het meeste uitgegeven
aan personeel, er vindt hier relatief nog veel handmatig
werk plaats en de productie is kleinschaliger. De apparatuur die wordt gebruikt is relatief duur. Binnen de overige
industrie zijn de personeelskosten relatief het hoogst.
Ook wordt relatief veel uitgegeven aan apparatuur en
inventaris en vervoersmiddelen.
Verdiepingscijfers over de markt
De grootste subbranche qua omzet binnen de voedingsen genotsmiddelenindustrie is de branche slachterijen
en vleeswarenindustrie. De bewerkingen bestaan uit
het slachten van dieren en het verwerken van het vlees
tot allerlei vleeswaren. De tweede groep houdt zich onder
meer bezig met het conserveren van vlees en vleesproducten en het verpakken in blik. Er geldt strenge wet- en
regelgeving op het gebied van diervriendelijk slachten en
voedselveiligheid. De branche is onlangs negatief in het
nieuws geweest door het gebruik van paardenvlees.
De zuivelindustrie is de tweede subbranche qua omzet.
De zuivelindustrie produceert een breed assortiment
basiszuivelproducten, waarvan de belangrijkste kaas,
melkpoeder, gecondenseerde melk en boter zijn. Daarnaast
worden er consumptiemelkproducten in allerlei varianten
geproduceerd, zoals melk, karnemelk, yoghurt en vla.
De vooruitzichten voor de Nederlandse zuivelsector zullen
met name erg goed zijn wanneer de huidige melkquotering
wordt afgeschaft, wat waarschijnlijk in 2015 zal gebeuren.
Productie in Europa wordt nu nog (kunstmatig) beperkt.
Boeren in de EU mogen niet meer dan een bepaalde
hoeveelheid melk produceren. Wanneer over twee jaar het
quotum wordt afgeschaft, ontstaat ruimte om te groeien,
te exporteren naar Afrika en Azië en te concurreren met
andere landen.
De derde branche in omzetvolume is de oliën en vetten­
industrie. Plantaardige olie is de basis voor bijna alle
vetten die in de keuken en op brood worden gebruikt.
Deze olie komt uit zaden en pitten van verschillende
planten, zoals zonnebloemen, soja, raapzaad, maïs en
pinda. De zaden, pitten en noten worden in de fabriek
gebroken en geplet. De olie wordt uit de zaden gehaald
door persen of door extractie. Zo ontstaat ruwe olie. De
ruwe olie wordt gezuiverd. De olie gaat in flessen of wordt
verder verwerkt tot andere voedingsmiddelen. Een voorbeeld is margarine.
7
Figuur 6. Omzet voedings- en genotsmiddelenindustrie
2012 en 2013 naar subbranche (€ mld.)
101 Slachterijen en
vleeswarenindustrie
9,8
105 Zuivelindustrie
9,2
104 Spijsoliën- en vettenindustrie
8,3
109 Diervoederindustrie
8,1
108 Overige voedingsmiddelenindustrie
7,6
103 Groente-, fruitverwerkende
industrie
10,0
1082 Cacao- en chocoladewerkindustrie
8,3
4,7
4,3
12 Tabaksindustrie
2,5
2,5
108 Meelindustrie
2,5
2,3
16,0
17,1
20141 Petrochemische
industrie
11,0
11,7
8,2
8,0
22 Rubber- en kunststofproductindustrie
8,7
20 Overige chemische
industrie
6,6
7,0
21 Farmaceutische industrie
6,3
6,4
203 Verf-, vernis-, en
drukinktindustrie
5,0
4,6
4,8
4,8
11 Drankenindustrie
53,5
56,3
19201 Raffinaderijen
20149 Overige organische
basischemie
9,0
5,2
4,8
107 Brood- en deegwarenindustrie
102 Visverwerkende industrie
10,7
Figuur 7. Omzet raffinaderijen en chemie 2012 en 2013
naar subbranche (€ mld.)
2015 Kunstmestindustrie
2013
2012
0,9
0,8
19 Overige aardolie-industrie
201 Overige basisindustrie
2,0
2,1
1,9
2,1
0,5
0,6
2013
2012
13,2
14,1
Bron: CBS
Bron: CBS
De vierde branche is de diervoederindustrie. De branche
bestaat uit fabrikanten van mengvoeders, petfood en
premixen, van kalvermelkproducenten en van leveranciers van vochtrijke diervoeders. Mengvoeders vormen
met 60% het grootste aandeel in de productie, gevolgd
door vochtrijke diervoerders met 21%. De verwachting
is dat door fusies en samenvoegingen van bedrijven het
aantal locaties zal afnemen, met een gelijkblijvende of iets
dalende productie. De fabrieken die overblijven worden
gemoderniseerd en uitgebreid en het aantal productieuren wordt geoptimaliseerd. Mengvoeders worden veelal
lokaal afgezet. Het zijn producten met een relatief lage
toegevoegde waarde t.o.v. de grondstofprijs. De productie
vindt veelal plaats in de afzetgebieden, zodat transportkosten zo laag mogelijk blijven. Voedselveiligheid,
kwaliteit (via Good Manufacturing/Managing Practice
of GMP) en duurzaamheid zijn zeer belangrijke thema’s.
Het MVO-beleid van de sector berust op vier pijlers:
verduurzaming grondstoffen (o.a. certificering van soja en
palmolie), milieubewuste productie (o.a. door gebruik van
biotechnologie), goed werkgeverschap en gezond en veilig
voedsel. De organisatie TrustFeed heeft als kerntaak het
verstrekken van garanties en het uitwisselen van feiten en
informatie op het gebied van voedselveiligheid. Daarnaast
richt zij zich ook op aansprakelijkheidsverzekeringen en
-vraagstukken.
Verreweg de grootste subbranche qua omzet binnen
raffi­naderijen en chemie is de branche raffinaderijen.
Ruwe aardolie wordt hier gescheiden in een aantal
8
verschillende bestanddelen (fracties) met oplopend molecuulgewicht. Dit geschiedt door een bijzondere vorm van
destillatie, die fractionatie wordt genoemd. Ook worden
onzuiverheden uit de aardolie verwijderd. De hierbij
ontstane producten kunnen dienen als brandstof (bijv.
diesel, benzine), als basisgrondstof (bijv. petrochemie), als
smeermiddel of als grondstof (bijv. wegenbouw, dakbedekking). Er zijn in totaal slechts vijf raffinaderijen (BP, ESSO,
Kuwait, Shell, Zeeland Refinery) in Nederland actief. Shell
en Kuwait Petroleum gaan bezuinigen op hun Nederlandse
raffinaderijen. Shell sluit volgend jaar een fabriek voor
basisoliën in Pernis omdat de fabriek de concurrentieslag
met fabrieken in het Midden-Oosten niet aankan. Kuwait
Petroleum gaat bezuinigen op het aantal onderaannemers
en zet de bouw van een nieuwe kraker, voor ruwe olie in de
ijskast. Oliemaatschappijen met raffinaderijen in Europa
kampen met overcapaciteit. De benuttinggraad van de
raffinaderijen in Nederland heeft de afgelopen jaren rond
de 80% geschommeld. Veiligheid en duurzaamheid zijn
zeer belangrijke thema’s in de sector.
De tweede subbranche is de petrochemie. De petrochemische industrie houdt zich bezig met de verwerking
van aardoliefracties tot diverse chemische producten.
Als grondstoffen worden producten van de raffinaderijen
gebruikt, zoals benzine, kerosine, stookolie en nafta.
Met name de naftafractie vormt de basis van tal van
grondstoffen voor chemische producten zoals monomeren voor de kunststofindustrie. Producten uit de
petrochemische industrie zijn onder andere: grondstoffen
Figuur 8. Omzet metaalelektro 2012 en 2013
naar subbranche (€ mld.)
25,1
24,3
28 Machine-industrie
25 Metaalproductenindustrie
19,8
19,6
26 Elekrtotechnische
industrie
13,6
13,6
10,0
9,4
33 Reparatie en installatie
van Machines
7,6
8,0
24 Basismetaalindustrie
29 Auto- en aanhangwagenindustrie
6,9
7,5
6,8
6,6
30 Overige transportmiddelenindustrie
27 Elektrische apparatenindustrie
2013
2012
5,2
5,2
Bron: CBS
(monomeren) voor de polymeren zoals polyetheen, polypropeen en andere kunststoffen, voor de farmaceutische
industrie, voor wasmiddelen, voor kunstvezels en voor
synthetisch rubber.
De branche is sterk verweven met de raffinaderijen.
Er zijn slechts 10 petrochemische bedrijven actief in
Nederland en de belangrijkste zijn Shell Chemie met onder
meer een vestiging in Moerdijk en ExxonMobil Chemical
met een vestiging in Rotterdam. De sector richt zich op het
toenemende gebruik van biobrandstoffen en de geleidelijke
overschakeling van fossiele op hernieuwbare grondstoffen
zonder dat de raffinaderij grote aanpassingen nodig heeft.
De derde subbranche betreft de vervaardiging van overige
organische basischemicaliën, waaronder verzadigde en
onverzadigde cyclische en acyclische koolwaterstoffen,
synthetische ethylalcohol, azijnzuur, aldehyden, ketonen,
chinonen, aminoverbindingen, synthetische glycerol en
bioethanol. Deze branche lijkt veel op de petrochemische
industrie. Het verschil is de grondstof.
De overige organische chemie gebruikt geen aardolieproducten als grondstof.
Het grootste gedeelte van de basis- en petrochemie ligt in
de regio Rotterdam (Botlek, Pernis, Moerdijk). Clustering
van raffinaderijen en chemische industrie maakt kosten­
verlaging mogelijk, met name clustering aan zee. De
Rotterdamse haven is de grootste in Europa en top-10 en
investeert stevig in de sector. De raffinage en chemische
industrie staan aan de vooravond van een transitie naar
meer biobased-productie. Dat is ook nodig om voor te
bereiden op het post-aardolietijdperk.
De vierde subbranche betreft de rubber- en kunststof­
industrie. De geproduceerde producten zijn zeer divers
van autoband tot zeilschip. Bedrijven in de rubber- en
kunststofsector leveren een grote variatie aan onderdelen, modules en eindproducten, die onmisbaar zijn
voor toepassingen in de industrie en handel, bouwnijverheid, verpakkingsindustrie en consumentenproducten.
Belangrijke thema’s zijn een gezond klimaat voor de
maakindustrie en stimuleren concurrentiekracht, innovatie
(onder meer nanotechnologie) en kennisoverdracht,
scholing en vakopleiding, een beter milieu en recycling.
De grootste subbranche qua omzet binnen de sector
metaalelektro is de machine-industrie. Deze branche is
zeer breed en de meeste machinebouwers zijn gespecialiseerd in een bepaalde sector. De branche omvat onder
meer de fabricage van motoren en pompen, landbouwmachines en gereedschapswerktuigen. Dit segment heeft het
hoogste aandeel in de export van Nederlandse goederen
met 25% van de totale exportwaarde van Nederlandse
goederen. Machines worden steeds duurzamer en hoogwaardiger, maar tegelijkertijd ook complexer. De machine
heeft allerlei specificaties erbij gekregen om de efficiency
en effectiviteit te verhogen. Handwerk wordt steeds verder
gereduceerd en robotisering neemt toe. Dit vraagt om
intelligente software voor de aansturing van de machines,
waarbij veel wordt samengewerkt met gespecialiseerde
toeleveranciers. Machines zijn steeds meer verbonden met
het internet (het ‘internet der dingen’) en de onderlinge
verbondenheid in de keten neemt daardoor toe.
De tweede subbranche is de metaalproductenindustrie.
De bedrijven zijn vaak toeleveranciers, die in opdracht
werken, zoals staalbouwconstructiebedrijven, producenten
van deuren, ramen, kozijnen of bedrijven die een bepaalde
be- of verwerking verrichten met aangeleverde halffabricaten zoals lasinrichtingen, plaatbewerkings­bedrijven en
verspaanbedrijven. De branche wordt gekenmerkt door een
grote diversiteit aan ondernemingen, zowel qua grootte
als qua toegepaste technieken in het productieproces.
Veel (kleine) bedrijven uit de metaalproductenindustrie opereren op een lokale/regionale markt. Tijdens
een inspectie van het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid in 2011 kwamen veel misstanden aan het
licht op het gebied van machineveiligheid en lasrook (bij
maar liefst 82% van de bedrijven). Het overgrote deel van
de overtredingen had betrekking op het niet afgeschermd
zijn van bewegende delen van machines, waardoor degene
die er mee werkt gegrepen kan worden, bekneld kan raken
en verwondingen kan oplopen.
9
De derde subbranche is de branche elektrotechnische
industrie. De branche omvat onder meer de fabricage van
elektrocomponenten, computers, communicatieapparaten,
consumentenelektronica, meetapparaten en optische
instrumenten.
De grens tussen ICT-componenten en elektronica vervaagt.
Er is integratie met machinebouw en data- en telecom.
Het toepassingsgebied is groot en internationaal. Aan de
een kant is de branche relatief kleinschalig en aan de
andere kant komt een belangrijk deel van de omzet van
de multinationals in de branche (bijvoorbeeld Siemens en
Philips), waardoor de helft van de brancheomzet wordt
gerealiseerd in het buitenland. Een belangrijk thema is
‘smart industries’, waarbij zeer flexibele nieuwe nieuwe
productietechnologieën en de verdere integratie van
ICT en internet in het hele proces van ontwerpen, fabriceren en distribueren, de industrie radicaal verandert.
Nieuwe technologieën als mechatronica, nanotechnologie
en microsysteemtechnologie kunnen productinnovatie
stimuleren.
De vierde subbranche is reparatie en installatie van
machines. Voor grootschalig machineonderhoud is de
technische dienst van een productiebedrijf meestal te
klein. Daarom worden voor grote onderhoudsprojecten
meestal externe bedrijven ingezet, die zijn gespecialiseerd
in onderhoudstechniek. Daarnaast worden bedrijven uit
de machine-industrie ingezet voor het verplaatsen en
vervoeren van machines. Hierbij komt ook het aansluiten
en inregelen van machines aan de orde. In Nederland zijn
specialistische bedrijven die zich richten op deze specifieke
tak van de machine-industrie.
Trends, ontwikkelingen en risico’s
–– D
e meest gesloten verzekeringen binnen de branche
zijn motorrijtuigen, brand/bedrijfsschade, bedrijfs­
aansprakelijkheid en ziekteverzuim.
–– Verzekeringen op het gebied van AOV worden ook
vaak gesloten.
–– Er zijn meerdere verzekeringen, die specifiek voor de
industrie van toepassing zijn. Dit geldt bijvoorbeeld
voor verzekeringen op het gebied van Construction All
Risk, montage, machinebreuk (in combinatie met
bedrijfsschade), werkmaterieel, gereedschap in servicewagens, milieuschade, productaansprakelijkheid
(dekking binnen bedrijfsaansprakelijkheid), werf
(scheepsbouw) en krediet.
–– Verschillende brancheorganisaties bieden mantel­
contracten voor verzekeringen.
10
–– B
elangrijke trends en ontwikkelingen bieden aanknopingspunten voor een goed advies met betrekking tot
verzekeringsproducten. Die trends en ontwikkelingen
en hun uitwerking op bedrijfsrisico’s zijn hieronder in
een aantal thema’s bijeengebracht.
Markt en regelgeving
Trends & ontwikkelingen
–– Regelgeving op het gebied van milieu en veiligheid staat
bij ieder industrieel bedrijf hoog op de prioriteitenlijst.
Naast omgevingsrisico’s, milieueffecten en wet- en
regelgeving is ook gezondheid en welzijn van medewerkers van groot belang. Nederlandse bedrijven zijn
wettelijk verplicht een veilige werkomgeving en optimale arbeidsomstandigheden te realiseren. Machines
en machinelijnen dienen te voldoen aan de
Machinerichtlijn.
–– De nationale en Europese wet- en regelgeving op het
gebied van industriële elektrische veiligheid is de
afgelopen jaren sterk veranderd. Wanneer een bedrijf
machines ombouwt of samenbouwt en daar alle
installatie- en besturingstechniek bij koppelt, neemt het
bedrijf juridisch de rol aan van fabrikant.
Hierdoor krijgt het bedrijf de aansprakelijkheid voor de
verplichte nieuwe CE-markering.
–– Bedrijven met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen
vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen
(BRZO). Het BRZO is de Nederlandse invulling van een
Europese richtlijn. Het BRZO voegt wet- en regelgeving
op het gebied van arbeidsveiligheid, externe veiligheid
en rampbestrijding samen.
–– Directe investeringen in het buitenland door de industrie zijn sinds 2005 sterk toegenomen (zie figuur 9),
het meeste in de voedingsindustrie (jaarlijks gemiddeld
met 9,6%). Bedrijven die de productie willen
verplaatsen naar lagelonenlanden, krijgt daar in
toenemende mate te maken met nieuwe regelgeving op
het gebied van milieu en veiligheid. In China gelden
bijvoorbeeld strengere regels voor buitenlandse
bedrijven dan voor hun Chinese tegenhangers.
–– In de industrie wordt steeds meer met certificaten en
kwaliteitsgaranties gewerkt. In Europa is het verplicht
voor bedrijven die levensmiddelen produceren om een
Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP)
plan op te stellen en daarnaar te werken. Good
Manufacturing/Managing Practice (GMP) wordt met
name toegepast in de voedingsmiddelen-, farmaceutische en gezondheidsmiddelenindustrie. De nadruk ligt
hier op hygiëne in de productiefase. De normen stellen
Figuur 9. Standen van Nederlandse directe investeringen inhet buitenland door de industrie (x € mld ., ultimo jaar)
Figuur 9 Standen van Nederlandse directe investeringen in het buitenland door de industrie (x € mld., ultimo jaar)
500
450
400
350
300
250
200
150
100
240
19
35
259
22
41
38
38
287
23
40
49
149
158
175
2005
2006
2007
320
28
44
57
191
378
28
338
28
45
48
419
23
419
25
54
50
80
78
262
267
2011
2012
439
23
59
79
CAGR
7,8%
2,8%
9,6%
73
59
229
206
277
8,1%
50
Raffinaderijen en chemie
2008
2009
2010
Voedings- en genotmiddelenindustrie
Metaalelektro
2013
Overig
Bron: DNB
veelal concrete eisen aan bedrijfsinrichting en werkwijzen. In de farmaceutische industrie is er de Good
Distribution Practices-certificering (GDP), die aantoont
dat goede distributiepraktijken en productveiligheid en
-kwaliteit tijdens distributie behouden blijven. VCA
staat voor Veiligheid, Gezondheid en Milieu (VGM)
Checklist Aannemers. VCA gecertificeerde bedrijven
werken met een VGM beheersysteem dat voldoet aan de
ARBO-regels op het gebied van veiligheid, gezondheid
en milieu. Er is een VCA Petrochemie en VCU Uitzendbranche. Het VCU-certificaat en SCT-gezondheids- en
veiligheidsmanagementcertificaat zijn certificaten voor
het leveren van tijdelijke arbeidskrachten voor de
(petro)chemische industrie.
–– Bedrijven die levensmiddelen maken moet zich houden
aan regels voor veiligheid. Deze regels staan in de
Warenwet. Deze regelgeving wordt steeds uitgebreider
en strikter, onder meer vanwege een toename van
Europese wet- en regelgeving. Producenten moeten de
risico’s beschrijven in een voedselveiligheidsplan (een
HACCP-plan). Er wordt meer toezicht gehouden op de
voedselveiligheid in de vleessector.
–– In de voedingsmiddelenindustrie is sinds enkele jaren
de trend ‘local-for-local’ in opkomst. Local-for-local
betekent dat uitsluitend producten geconsumeerd
worden, die in de eigen regio zijn geproduceerd. Dit
geldt niet alleen voor de directe consumptie, maar ook
voor de indirecte. Een voorbeeld is dat zowel het vlees
––
––
––
––
van een koe als het voedsel voor de koe en de meststoffen voor het voedsel uit de regio komen.
In de voedingsmiddelenindustrie groeit de markt voor
contract manufacturing. Dit is het produceren van
voedingsmiddelen/dranken in opdracht van A-merk
producenten. Het gaat hierbij om het produceren van
voedingsmiddelen/dranken in opdracht van A-merk
producenten. Het gaat hierbij om het produceren van
eindproducten, dus niet halffabricaten. Kleinere A-merk
producenten hebben niet de middelen om te investeren
in productiemiddelen en richten zich meer op marketing excellence in plaats van operational excellence.
Fabrikanten van machines richten zich in toenemende
mate op ontwikkeling en engineering van strategische
machinedelen, eindassemblage en marketing. Productie
van standaardonderdelen wordt uitbesteed en bij
complexe onderdelen en besturingssoftware trekt men
op met gespecialiseerde toeleveranciers, ook op het
gebied van R&D.
Voor MKB bedrijven in de metaalindustrie wordt het
steeds lastiger om financiering te krijgen. De bank­
wereld is kritischer, er worden meer en zwaardere eisen
gesteld die voor met name MKB bedrijven moeilijk zijn
in te vullen.
In reactie op de economische sancties, die de EU aan
Rusland heeft opgelegd vanwege het optreden in
Oost-Oekraïne, heeft Rusland sancties ingesteld tegen
voedsel- en zuivelproducten uit westerse landen.
11
–– D
e verbruiksprijzen van producten in de industrie
variëren sterk (zie figuur 10). Verbruiksprijzen met
name in de voedingsmiddelenindustrie en chemie zijn
sterk gestegen sinds 2010. In de eerste helft van 2014
lijkt er een lichte daling te zijn. Deze volatiliteit van
grondstofprijzen heeft een sterke impact op de winstgevendheid. Een groot deel van de kosten bedraagt
immers inkoop (zie figuur 5).
Risico’s
–– Werken met brandbaar, explosief of toxisch materiaal
kan aanzienlijke bedrijfsrisico’s opleveren. Voor procesveiligheid en explosieveiligheid zijn verschillende type
veiligheidstudies beschikbaar, zoals HAZOP, RI&E, QRA
en MRA. Daarnaast is het van belang om veiligheid te
borgen in het managementsysteem. Goede preventiemaatregelen en verzekeringen voor brand/
bedrijfsschade, machinebreuk/montage, milieuaansprakelijkheid, (product)aansprakelijkheid, ongevallen
en arbeidsongeschiktheid zijn van groot belang.
–– Het uitbesteden van delen van de productie naar
lageloonlanden brengt transport, voorraad- en productierisico’s met zich mee. Een goede analyse van de
nieuwe risico’s kan aantonen of er wijzigingen in de
verzekeringen en/of dekkingen noodzakelijk zijn.
–– Economische sancties kunnen ertoe leiden, dat er
nieuwe betalingsrisico’s ontstaan. Een goede actuele
kennis van de sancties is van belang. Daarnaast kan
goed creditmanagement en eventueel een kredietverzekering een oplossing bieden.
Technologie & innovatie
Trends & ontwikkelingen
–– De Topsectoren Agri & Food, Chemie, High tech
­systemen & materialen en Life sciences & health vallen
onder het Topsectoren beleid van de overheid. In deze
Topsectoren werken overheid, bedrijfsleven, universiteiten en onderzoekscentra samen aan kennis en
innovatie. De afspraken hierover zijn vastgelegd in
zogeheten innovatiecontracten (zie verdiepingsbox).
–– Veel grote bedrijven maken gebruik van 3D-technologie
voor het printen van onderdelen.
–– Nederland kent een relatief hoog aantal patenten per
miljoen inwoners.
–– Nanotechnologie is een belangrijke nieuwe technologie
die binnen de industrie steeds meer wordt toegepast.
–– FME, TNO, het ministerie van Economische Zaken,
VNO-NCW en de Kamer van Koophandel hebben het
gezamenlijke initiatief genomen tot het opstellen van
12
het rapport ‘smart industry’. Zij zien smart industry in
Nederland binnen het Topsectoren beleid en de
ICT-agenda als een belangrijk crosssectoraal thema.
Een smart industry heeft een hoge mate van flexibiliteit
in productie in termen van productbehoeftes, volume
en timing, efficiency en kosten van grondstoffen.
Een smart industry moet in staat zijn om klantbehoeftes
af te stemmen en gebruik te maken van de gehele keten
om waarde te creëren. Dit moet mogelijk gemaakt
worden door een netwerk aanpak en ICT.
–– Steeds meer apparaten zijn verbonden met internet.
Dit wordt ook wel het ‘internet der dingen’ genoemd.
–– In de procesindustrie (voedings- en genotsmiddelen en
chemie) wordt door veel bedrijven ‘lean manufacturing’
ingevoerd. Hierbij wordt verspilling zoveel mogelijk
gereduceerd. Een professioneel energiezuinig machinepark kan een belangrijke rol innemen in ‘lean
manufacturing’.
Risico’s
–– Innovaties, technologische veranderingen (o.a. nanotechnologie) en nieuwe business modellen, zoals onder
meer benoemd in de Topsectoren uitvoerings­agenda, in
combinatie met strenge wet- en regelgeving op het
gebied van de veiligheid, kunnen nieuwe risico’s met
zich meebrengen. Dat kan er toe leiden dat de
(dekkingen van) huidige verzekeringen, bijvoorbeeld
brand- en aansprakelijkheidsverzekeringen tekortschieten. Door analyse kan worden bepaald welke
dekkingen nog van toepassing zijn en welke niet.
Daarnaast moet bepaald worden of er nieuwe risico’s
zijn ontstaan die niet zijn afgedekt. Hierdoor kan
behoefte ontstaan aan meer, uitgebreidere, aanvullende
of geheel nieuwe verzekeringen.
–– Een goede rechtsbijstandverzekering kan bescherming
bieden tegen misbruik van intellectueel eigendom door
concurrenten.
–– De toename van het gebruik van software zorgt ervoor
dat het bedrijfsproces hiervan in toenemende mate
afhankelijk wordt. Verzekeringen op het gebied van
machinebreuk, computer en elektronica, bedrijfsschade, reconstructie en extra kosten kunnen de risico’s
op schade afdekken.
–– Goed risicomanagement op het gebied van internet
security risico’s wordt steeds belangrijker. Inmiddels
zijn specifieke cybercriminaliteit verzekeringen op de
markt voor de risico’s van diefstal van gegevens via het
internet.
Figuur 10. Index ontwikkeling verbruiksprijzen producten industrie
140
130
Index (2010 = 100)
120
110
100
90
80
70
60
2005
2006
2007
10 Voedingsmiddelen
26 Elektronica producten
2008
2009
2010
19 Cokes en aardolieproducten
28 Machines en apparaten
2011
2012
20 Chemische producten
C Industriële producten
2013
2014*
25 Metaalwerken
Bron: CBS, * o.b.v. eerste 7 maanden
Topsectoren - Innovatie
In 2010 startte het kabinet met het Topsectoren beleid.
Het kabinet wil Topsectoren waarin Nederland wereldwijd
uitblinkt, nog sterker maken. Om economisch en maatschappelijk tot de wereldwijde top te blijven behoren,
wordt op negen topsectoren gericht. Slimme samenwerking tussen bedrijven, onderzoekers en de overheid staat
in beide gevallen centraal. Vier van de negen Topsectoren
hebben betrekking op de industrie.
1. Agri & Food
De topsector Agri & Food is goed voor bijna 10% van onze
nationale inkomsten en werkgelegenheid en nummer 2
exporteur van agrifood producten wereldwijd. Agri & Food
omvat alles rond voedsel, zowel de primaire productie als
het bewerken, verwerken, vermarkten en de distributie
ervan. Bovendien is Nederland wereldwijd belangrijk
leverancier van de meest succesvolle en innovatieve Agri
& Food-bedrijven en kennisinstellingen. De groei van de
wereldbevolking vergroot het belang van de sector, maar
stelt deze ook voor grote uitdagingen. Bijvoorbeeld op het
gebied van duurzaamheid, gezondheid en voedselzekerheid. Belangrijkste thema’s, relevant voor de industrie zijn:
–– Minder verliezen. Er gaat bij bedrijven en consumenten nog veel voedsel verloren. Innovaties moeten
ervoor zorgen dat de derving in de gehele keten flink
wordt terug gedrongen. De in Nederland ontwikkelde
kennis zullen ook benut worden in ontwikkelingslanden
en opkomende economieën.
–– Vrij van fossiele fosfaat en energie. Fossiele fosfaat
moet voor 2025 volledig vervangen worden door fosfaat
uit organische stromen. Bedrijven implementeren
bestaande en nieuwe technologieën om energie-efficiënter te werken en gaan gedeeltelijk of geheel hun eigen
energie opwekken. Zo moet 2% energiebesparing per
jaar worden gerealiseerd. In 2025 zal naar verwachting
een groot deel van de bedrijven netto-producent van
energie zijn.
–– Wereldleider in eiwittechnologie. Nederland versterkt
zijn positie op het gebied van eiwittechnologie. De
productie van eiwitten wordt steeds meer gebaseerd op
planten, schimmels, micro-organismen, algen en
insecten. Hiermee is het mogelijk de CO2-voetafdruk
van voedingseiwit te halveren.
–– Gezondere producten. Gezondere producten leiden tot
gezondere mensen. Nederlandse bedrijven werken hard
aan producten die minder zout, suiker of vet bevatten
en toch smakelijk zijn. Dit levert een bijdrage aan een
hogere kwaliteit van leven en aan een kostenreductie
van de (gezondheids) zorg omdat daarmee de opmars
van voedingsgerelateerde ziekten als obesitas, hart- en
vaatziekten en kanker wordt teruggedrongen.
13
2.Chemie
De chemische industrie maakt en bewerkt producten
door de chemische samenstelling van bestaande stoffen te
veranderen. In de categorieën basischemie, voedingsingrediënten, coatings en high performance materialen behoort
Nederland tot de wereldtop. Net als andere sectoren
heeft de chemische industrie te maken met schaarsheid
van grondstoffen: ze raken op of zijn niet eenvoudig
beschikbaar. Er zijn grote veranderingen nodig in energievoorziening, voedselproductie, grondstofgebruik,
materialen en productieprocessen. Het is de ambitie van
de Topsector Chemie om Nederland vóór 2050 naar een
mondiale toppositie te leiden op twee cruciale gebieden:
–– Groene en duurzame chemie. Grondstoffen,
producten en productieprocessen gebaseerd op
biomassa, milieuvriendelijke en schone productieprocessen en duurzaamheid in de bredere zin van people
en planet zoals recyclebaarheid, biodiversiteit en de
sociale aspecten van productie.
–– Slimme materialen en oplossingen: Slimme materialen dragen bij aan meer veiligheid en comfort voor
mens en dier. Tegelijkertijd hebben ze een minimale
ecologische impact. Het zijn creatieve en innovatieve
producten met een hoge toegevoegde waarde.
Voorbeelden zijn: materialen voor energieopslag en
katalyse, gemaakt uit grondstoffen die ruim voorhanden zijn, lichte, zelfreparerende en zelfreinigende
kunststoffen en nieuwe moleculen en devices voor
medische toepassingen, ontwikkeld op het raakvlak met
de nanotechnologie en de life sciences.
3. High tech systemen & materialen
De sector High Tech Systemen en Materialen (HTSM)
biedt pragmatische geheeloplossingen voor technologische
uitdagingen. Van systeemarchitectuur tot productie. Vaak
ook in de cross over van technologieën. De sector omvat
een aantal nauw met elkaar verweven maakindustrieën:
de machine- en systeemindustrie, automotive, lucht- en
ruimtevaart en materialen, inclusief staal. Nederland is
wereldleider in het ontwerpen, ontwikkelen en maken
van hightech equipment en micro-/nanocomponenten.
Karakteristieke eigenschappen zijn:
–– zeer intelligent (embedded systemen, software, sensors)
–– zeer nauwkeurig (nanoelektronica, high precision
manufacturing)
–– zeer efficiënt (mechatronica)
Kennis op het gebied van materialen speelt hierbij een
steeds belangrijker rol. ICT maakt een integraal onderdeel
14
uit van de technologische ontwikkelingen wereldwijd.
De topsector high tech is hiermee een belangrijke ‘enabler’
voor vele andere toepassingssectoren, zoals energie,
chemie, life sciences en agri&food. Zo levert de topsector
een essentiële bijdrage aan oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken op het gebied van gezondheid,
mobiliteit, energie, veiligheid en het klimaat.
Kernambitie van HTSM is een verdubbeling van de export
in 2020. Uitbreiden van de samenwerking tussen bedrijven,
onderzoeksorganisaties en overheden is noodzakelijk om
de positie van Nederland in de wereldtop voor HTSM te
bestendigen. Er zijn maar liefst 17 ‘roadmaps’ op het gebied
van innovatie:
–– Toepassingen: semiconductor equipment, printing,
lighting, solar, health care, security, automotive,
aeronautics, space, advanced instrumentation.
–– HTSM technologieën: components and circuits,
photonics, mechatronics and manufacturing, embedded
systems, high-tech materials.
–– Cross-topsectorale technologieën: nanotechnologie,
ICT.
4. Life sciences & health
De vraag naar life sciences & health-producten groeit.
Dat komt doordat mensen langer en gezonder leven,
bepaalde ziekten vaker voorkomen en door technologische
innovaties. Deze innovaties komen bijvoorbeeld voort uit
doorbraken in biologisch onderzoek, genomics- en stamcel­
onderzoek. Het Nederlandse onderzoek voor life sciences &
health behoort tot de internationale top. De sector beslaat
het brede terrein van medische technologie, (bio)farmacie
en regeneratieve geneeskunde.
De topsector Life Sciences & Health wil in 2025 tot de
wereldtop behoren, met een bedrijfsleven dat tot de top 3
snelste groeiers van Europa behoort en dat meer dan 10%
van zijn omzet in Research & Development investeert.
De Nederlandse thuismarkt kan hierbij als toegangspoort
dienen voor snelle en effectieve toepassingen van innovaties, die ook hun weg vinden naar de internationale
zorgmarkt.
Er zijn tien prioritaire onderwerpen geselecteerd. Dit zijn
terreinen waarop publieke en private samenwerking verder
wordt gebouwd en nieuwe samenwerkingsvormen tot
stand komen. De terreinen zijn:
–– Molecular diagnostics.
–– Imaging & image guided therapies, bijvoorbeeld voor
doelmatige kankerbehandeling.
–– Home care & self management voor langere zelfs­
tandigheid en vermindering van ziekenhuisbezoek.
–– Regenerative medicines, bijvoorbeeld gericht op hart- of
botaandoeningen.
–– Pharmacotherapy.
–– One health, met bijzondere aandacht voor van dier naar
mens overdraagbare ziekten.
–– Specialized nutrition, health & disease, gericht op
­preventie van ziekten en de invloed van dieet
–– Health Technology Assessment & Quality of Life.
–– Enabling technologies & infrastructure.
–– Solutions to neglected diseases en armoede gerelateerde ziekten.
Personeel
Trends & ontwikkelingen
–– Het vasthouden en aantrekken van voldoende vakbekwame technici blijft een uitdaging. Een goede
aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en een
structurele samenwerking tussen bedrijven en onderwijsinstellingen zijn daarbij cruciaal.
In het Top­sectorenbeleid wordt hier specifiek aandacht
aangegeven (zie verdiepingsbox).
–– Door de inzet op productiviteitsverbetering en innovatie
verandert de opbouw van het personeelsbestand. Op de
hogere niveaus (hbo, wo) neemt de werkgelegenheid
toe. In het middensegment verschuift de werkgelegenheid van mbo-niveau 2 naar mbo-niveau 3 en 4. Er blijft
werkgelegenheid op de lagere niveaus bestaan omdat
een deel van het werk altijd handmatig zal blijven.
Met name voor de hogere niveaus wordt krapte op de
arbeidsmarkt verwacht.
–– Aangezien het herstel van de Nederlandse economie
nog maar broos is, nemen veel industriële ondernemers
weinig risico en bouwen zij eerst een flexibele schil op,
om eventuele onvoorziene schokken op te kunnen
vangen. Dit blijkt ook uit de ontwikkeling van het aantal
uitzenduren van flexwerkers in de industrie.
Sinds februari dit jaar laat deze reeks weer groeicijfers
zien. Ongeveer 14% van de werknemers in de industrie
heeft een flexibele arbeidsrelatie. Dit is minder dan
gemiddeld in Nederland (19%). De verwachting is dat
dit aandeel de komende jaren zal toenemen.
–– Het ziekteverzuim in de branche is gedaald van 5,2% in
2011 tot 4,9% in 2013. Dit is nog steeds het hoogste
percentage verzuim van alle commerciële sectoren.
Een reden van de daling kan zijn, dat werknemers
gelukkig zijn met het hebben van een baan en zich
daardoor minder snel ziek melden. Bij het aantrekken
van de economie de komende jaren kan dit percentage
weer stijgen.
–– S
inds 1 januari 2014 is het onderdeel premiedifferentiatie van de wet Beperking Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid Vangnetters (BeZaVa) in werking
getreden. Dit betekent dat werkgevers een gedifferentieerde premie betalen voor zieke of arbeidsongeschikte
werknemers met een tijdelijk contract (WGA-flex en
Ziektwet-flex of ZW-flex). Nu doen ze dat alleen voor
werknemers met een vast contract (WGA-vast).
In vrijwel alle industrie sectoren stijgen de sectorale
gedifferentieerde premies van het UWV in 2015 voor
WGA-vast, WGA-flex en ZW-flex. Deze premies worden
(deels) gehanteerd voor MKB bedrijven, die via het
publieke stelsel verzekerd zijn voor de WGA en ZW-flex.
De instroom in de WGA bij grote werkgevers is in een
aantal branches sterk toegenomen in 2013: algemene,
elektrotechnische, grafische, metaal en techniek,
metaal, steen-, cement-, glas-, en keramische, suikerverwerkende, voedings- en zuivelindustrie. Vanaf 2016
worden de WGA-vast en WGA-flex samengevoegd.
–– Het aantal zelfstandigen is relatief beperkt in de sector.
Wel is het aandeel in de beroepsbevolking tussen 2008
en 2012 gestegen van 5,6% naar 6,7%. Relatief veel
zelfstandigen zijn actief in de overige industrie.
Risico’s
–– De stijging van de instroom in de WGA en een verbetering van de economie, wat kan leiden tot toename van
ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, zorgen ervoor,
dat preventie, re-integratie en goede ziekte­verzuim-,
AOV en WIA-verzekeringen toenemen aan belang in de
branche.
–– Ondernemers zijn wettelijk verplicht om een Risico
Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) uit te voeren.
–– Er zijn (al dan niet algemeen verbindend verklaarde)
cao’s voor: het bakkersbedrijf, de betonproductenindustrie, de baksteenindustrie, de gemaksvoedings­industrie,
graanbe- en verwerkende bedrijven, de groenten- en
fruitverwerkende industrie, de kalkzandsteen- en
cellenbetonindustrie, de kunststof en rubberindustrie,
de margarine- en spijsvetindustrie, de metalelektro,
metaal en techniek bedrijven, de mode-, interieur-,
tapijt- en textielindustrie (MITT), de papierindustrie, de
pluimveeverwerkende industrie, de schoen-, leder- en
lederwarenindustrie, de schoentechniek en orthopedische techniek, de sigarenindustrie, het slagersbedrijf,
de verf- en drukinktindustrie, de vleessector, de vleeswarenindustrie, de zoetwarenindustrie en de
zuivelindustrie. Naast de bedrijfstak cao’s hanteren veel
grote bedrijven hun eigen cao.
15
–– E
r zijn (al dan niet verplichtgestelde) bedrijfstakpensioenfondsen voor: het bakkersbedrijf, de betonproductenindustrie, grafische bedrijven (inclusief
kunststof- en rubber- en chemische en farmaceutische
industrie), graanbe- en verwerkende bedrijven,
groenten- en fruitverwerkende industrie, de houtverwerkende industrie, het levensmiddelenbedrijf, de
metaal en techniek, de metaalektro, de meubelindustrie, de baksteenindustrie, vlees, vleeswaren,
gemaksvoeding en pluimveevlees (VLEP) en de zoetwarenindustrie. Naast de bedrijfstakpensioenfondsen zijn
er een aantal grote ondernemerspensioenfondsen.
–– De toename van het aandeel van flexwerkers, stijging
van de instroom in de WGA en stijging van de sectorale
premies van het UWV, zorgen ervoor, dat de Wet
BeZaVa grote impact kan hebben op de kosten. Een
goed advies over eigenrisicodragerschap mogelijkheden
voor de ZW-flex en WGA is belangrijk.
–– Voor zzp’ers is het risico op verlies van inkomen bij
arbeidsongeschiktheid en het risico op een pensioengat
groot. Een specifiek aanbod voor zzp’ers kan toegevoegde waarde leveren. Daarbij valt te denken aan
producten op het gebied van (beroeps)aansprakelijkheid, arbeidsongeschiktheid en (bancaire) lijfrente.
Topsectoren beleid - Human capital
Bedrijven uit de Nederlandse topsectoren behoren internationaal tot de top. Het vasthouden van die positie vraagt
om een goedopgeleide beroepsbevolking, met voldoende
vakbekwame technici. Een goede aansluiting tussen
onder-wijs en arbeidsmarkt en een structurele samenwerking tussen bedrijven en onderwijsinstellingen zijn
daarbij cruciaal.
Human capital agenda’s (HCA)
In de human capital agenda’s (HCA’s) geven de topsectoren
aan hoe vraag en aanbod van goedgeschoolde arbeidskrachten zich de komende jaren ontwikkelen. In de HCA’s
doen de topsectoren voorstellen om onderwijs en arbeidsmarkt beter op elkaar te laten aansluiten. Zo investeren de
topsectoren in Centra voor Innovatief Vakmanschap in het
mbo en Centres of Expertise in het hbo. Dit zijn samenwerkingsverbanden tussen bedrijven en onderwijsinstellingen.
De topsectoren gaan ook 1.000 beurzen per jaar uitreiken
aan getalenteerde mbo-, hbo- en universitaire studenten.
Techniekpact 2020
De topsectoren, werkgevers, werknemers, bedrijfsleven,
onderwijs, regio’s en kabinet hebben in 2013 afspraken
16
gemaakt over concrete acties die de tekorten aan goed
opgeleid technisch personeel de komende jaren oplost.
In het zogeheten Nationaal Techniekpact 2020 staan
afspraken over:
–– Het structureel opnemen van wetenschap en techniek
in het basisonderwijs.
–– Een stimuleringsfonds om de samenwerking tussen
mbo-scholen en het regionale bedrijfsleven verder aan
te jagen.
–– Het realiseren van voldoende stage- en werkervaringsplaatsen voor techniekstudenten.
–– Via sectorplannen (onderdeel sociaal akkoord) voor
technische branches regelen van om- en bijscholing om
werknemers te behouden voor technische beroepen.
Masterplan Bèta en Technologie
De topsectoren hebben in 2012 het Masterplan Bèta en
Technologie gepresenteerd. In het Masterplan Bèta en
Technologie worden die activiteiten uit de Human Capital
Agenda’s op elkaar afgestemd waar brede samenwerking
tussen sectoren waardevol is. Het masterplan verbindt
de bestaande en nieuwe activiteiten om bèta en techniek
te stimuleren en te versterken. De lange-termijn (2025)
ambitie is dat 40% van alle afgestudeerden een bèta- en
technologische opleiding heeft genoten. Momenteel is dat
zo’n 25%. Als onderdeel van deze ambitie stellen de topsectoren zich als doel om gedurende een langere periode
minstens 40.000 bèta-technologische mensen per jaar
extra aan te trekken.
Duurzaamheid
Trends & ontwikkelingen
–– Een groot aantal branches in de industrie neemt deel
aan het convenant ‘Meer jaren afspraken Energie­
verbruik (MJA-E)’. Het energieverbruik van bedrijven
wordt geanalyseerd en via een verbeterplan wordt de
efficiëntie verhoogd. Er wordt gestreefd om de
CO2-uitstoot te reduceren door efficiënte logistiek en
productieproces. In de voedingsindustrie wordt onderzocht hoe de methaanuitstoot bij runderen kan wor­den
gereduceerd via de voeding. Om de uitstoot van broeikasgassen inzichtelijk te maken wordt gewerkt aan één
uniforme methodiek voor de berekening van de zogenaamde ‘carbon footprint’ van diervoeders.
–– In de voedingsmiddelen- en chemische industrie
worden in de verschillende productiestappen veel
chemicaliën gebruikt. In toenemende mate is het
gebruik van chemicaliën dan ook onderworpen aan
wet- en regelgeving, die is gericht op bescherming van
––
––
––
––
mens en milieu. Dit geldt bijvoorbeeld voor de REACH
wetgeving in Europa. REACH is een Europese verordening over de productie van en handel in chemische
stoffen. Het beschrijft waar bedrijven en overheden zich
aan moeten houden. Producenten en importeurs van
chemische stoffen moeten alle stoffen registreren die ze
produceren of importeren. Deze plicht geldt alleen voor
stoffen waarvan minimaal 1000 kilo per jaar wordt
geproduceerd of geïmporteerd. Uiterlijk in 2018 moeten
alle stoffen geregistreerd staan. Bij de registratie moet
de producent of importeur onder meer aangeven of de
stof schadelijk is. Ook moet hij vermelden hoe een
gebruiker er veilig mee om kan gaan.
Op het gebied van milieu gelden meestal de regels uit
het Activiteitenbesluit milieubeheer. In sommige
gevallen is een aanvullende omgevingsvergunning
nodig. Mogelijk moet er jaarlijks gerapporteerd worden
over afval, energie- en watergebruik en emissies naar
lucht, water en bodem.
De omzet van duurzaam voedsel groeide in 2013 met
gemiddeld 10,8%, terwijl de totale bestedingen aan
voedsel met 0,4% daalden. In de voedingssector is de
Alliantie Verduurzaming Voedsel opgericht, een
samenwerkingsverband tussen ketenpartners (onder
meer het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel
(CBL), de Federatie Nederlandse Levens­middelen­
industrie (FNLI) en de Land- en Tuinbouworganisatie
(LTO)). De ambitie is dat al het voedsel op de
Nederlandse markt in 2020 significant duurzamer
wordt geproduceerd en gedistribueerd en dat de
voedselverspilling significant wordt verminderd.
De productie van vlees en zuivel legt een grote druk op
milieu en klimaat. Daarom wil de overheid bevorderen
dat mensen kiezen voor duurzaam vlees of vleesvervangers. De overheid investeert daarom bijvoorbeeld in
onderzoek naar nieuwe eiwitten, zoals ‘planktonburgers’ met eiwit uit algen.
Een van de ambities van de topsector chemie is dat
Nederland in 2050 bekend staat als hét land van de
groene chemie: bijvoorbeeld duurzaam plastic, bio-­
based economy en recycling. Er is al een toename van
het aanbod en gebruik van bioplastics waarneembaar.
De universiteit van Wageningen speelt samen met het
Nederlandse bedrijfsleven in de agro, chemie, papier en
energie sectoren een prominente rol in de overgang van
een economie, die draait op fossiele grondstoffen naar
een economie die draait op biomassa als grondstof.
Dit wordt ‘biobased economy (BBE)’ genoemd.
In een biobased economy gaat het over het gebruik
––
––
––
––
van biomassa voor niet-voedsel toepassingen.
Deze toepassingen zijn bijvoorbeeld inhoudsstoffen,
chemicaliën, materialen, transportbrandstoffen,
elektriciteit en warmte.
In de regio Rotterdam is Plant One gevestigd, een
testfaciliteit voor duurzame procestechnologie voor
onder meer de petrochemische industrie. Het is een
initiatief van het Rotterdam Climate Initiative, het
Havenbedrijf Rotterdam, Deltalinqs, TNO en de overheid. Plant One vult het gat tussen laboratorium en full
scale productie. Stimulering en versnelling van duurzame ontwikkelingen is een nadrukkelijk doel van de
initiatief­nemers van Plant One. Nieuwe technologieën
voor minder energie- en grondstoffenverbruik of
toepassing van schone grondstoffen kunnen door
Plant One snel en kosteneffectief op pre-industriële
schaal worden bewezen.
Ter stimulering van de productie van biobased
(hernieuwbare) kunststoffen, wordt in de Green Deal
Groencertificaten gewerkt aan een certificeringssysteem. De Federatie Nederlandse Rubber- en
Kunst­stoffen Industrie en haar leden werken samen met
de Rijksoverheid en Duitsland aan dit systeem, dat
vervolgens in EU-verband kan worden ingebracht.
Cleantech, technologie voor een schone en duurzame
wereld, heeft inmiddels een omvang van € 10 miljard in
Nederland en de potentie uit te groeien naar
€ 30 miljard in 2020. Toepassingen variëren van
LED-verlichting tot zonne-energie en van Smart Grids
tot en met funderingen van windmolens op zee.
De markt voor duurzame energietechnologie groeit
wereldwijd met gemiddeld 6% per jaar.
Door verschillende ontwikkelingen is de voorzieningszekerheid van grondstoffen onder druk komen te staan
en stijgen de prijzen. De wereldbevolking stijgt snel en
opkomende economieën kennen een sterke economische groei. Daardoor is sprake van een toename van de
wereldwijde middenklasse met een grote vraag naar
consumptiegoederen. Er is een maximum aan de
natuurlijke beschikbaarheid van grondstoffen. Voor veel
grondstoffen geldt dat het maximum nog lang niet
bereikt is, maar van andere is bekend dat er maar een
beperkte hoeveelheid beschikbaar is (bijvoorbeeld de
zeldzame aardmetalen). Sommige grondstoffen zijn
nog wel te vinden, maar zijn steeds moeilijker te
ontginnen. Er is sprake van toenemende regulering en
beperkingen door overheden vanwege de gevolgen voor
mens en milieu bij de winning van grondstoffen.
Landen bevoordelen de eigen bedrijven bij de stroom
17
van grondstoffen. Er zijn steeds meer onderbrekingen in
de leverbaarheid van grondstoffen. De prijsvolatiliteit
neemt toe door ondermeer speculatie op de commoditymarkten en politieke instabiliteit in grondstofrijke
landen. Tenslotte is er sprake van concentratie van
aanbieders in een aantal grondstofmarkten, die daardoor grip hebben op de prijsvorming (oligopolie).
–– De Verpakkingenbelasting is eind 2012 komen te
vervallen en het Besluit Verpakkingen en papier en
karton is het enige wettelijke kader vanaf 2013.
Bedrijven zijn verplicht zich aan te sluiten bij het
Afvalfonds Ver­pakkingen. Het Afvalfonds betaalt
€ 160 miljoen per jaar aan de kosten van de gescheiden
inzameling en recycling van consumentenverpakkingen
bij gemeenten, de kosten van de aanpak van zwerfafval,
de promotie van de gescheiden inzameling van bedrijfsverpakkingen en uitvoeringskosten. Daarnaast betaalt
het bedrijfsleven een Kennisinstituut Verpakkingen dat
voor de komende jaren een ‘verduurzamingsagenda’
gaat opstellen en uitvoeren waarmee de hele verpakkingsketen verduurzaamd wordt. Maatregelen die de
bedrijven al hebben toegezegd, zijn: verhogen van het
gehalte hergebruikt PET-materiaal in nieuwe flessen,
terugdringen PVC gebruik in verpakkingen, afschaffen
gratis plastic draagtasjes in supermarkten, minder
materiaal gebruiken in kunststofverpakkingen, minder
kunststofwikkels gebruiken, onderzoek naar gescheiden
inzameling van drankenkartons.
Risico’s
–– De toenemende wet- en regelgeving op het gebied van
duurzaamheid en milieu kunnen ervoor zorgen, dat de
aansprakelijkheidsrisico’s toenemen.
–– Gebruik van nieuwe productiemethodieken en grondstoffen kunnen ertoe leiden dat de risico’s veranderen.
Dat kan er toe leiden dat de (dekkingen van) huidige
verzekeringen, bijvoorbeeld brand-/bedrijfsschade-,
technische en aansprakelijkheidsverzekeringen tekortschiet. Door analyse kan worden bepaald welke
dekkingen nog van toepassing zijn en welke niet.
Daarnaast moet bepaald worden of er nieuwe risico’s
zijn ontstaan die niet zijn afgedekt. Hierdoor kan
behoefte ontstaan aan meer, uitgebreidere, aanvullende
of geheel nieuwe verzekeringen.
–– Voor fabricage van nieuwe producten, zoals cleantech,
zijn nog in beperkte mate de risico’s bekend, vanwege
de korte historie. Dit vormt een uitdaging voor de
risico-inschatting door verzekeraars.
18
–– O
nvoldoende beschikbaarheid van grondstoffen brengt
productierisico’s met zich mee. Dit kan ernstige bedrijfsschade tot gevolg hebben.
–– Een goede dekking voor het vervoeren van gevaarlijke
stoffen en een goede milieu aansprakelijkheidverzekering vormen de eerste stap om beter aan duurzaamheidcriteria te voldoen.
Belangrijke organisaties
–– C
entrale Bond van Meubelfabrikanten (CBM).
–– Federatie van Technologiebranches (FHI).
Mantelcontracten op het gebied van verzekeringen voor
brand, motorrijtuigen, WEGAM, aansprakelijkheid,
rechtsbijstand, zakenreis, goederentransport, werkmateriaal, ongevallen, AOV, ziekteverzuim, WIA, zorg,
pensioen, overlijdensrisico, ANW-hiaat.
–– FME-CWM met 105 aangesloten brancheorganisaties.
Mantelcontracten op het gebied van verzekeringen voor
krediet. Samenwerking met tussenpersoon op gebied
van inzicht in de risico’s, preventietips en beheersmaatregelen en verzekeringsadvies.
–– HollandBIO, belangenvereniging voor de Nederlandse
biotechnologie-industrie.
–– Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen
(KVGO). Mantelcontracten op het gebied van verzekeringen voor brand, bedrijfsschade, machinebreuk,
computerapparatuur, data, motorrijtuigen, WEGAM,
aansprakelijkheid, AOV, ziekteverzuim, WIA, ZW-flex,
zorg, pensioen.
–– Metaalunie met meer dan 50 branchegroepen. Hebben
een eigen verzekeringsdienst MEVAS, die verzekeringen
aanbiedt op het gebied van brand, milieuschade,
motorrijtuigen, WEGAM, beroeps-, bestuurdersaansprakelijkheid, goed werkgeverschap machinebreuk,
montage, CAR (Construction All Risks), computer en
elektronica, krediet, rechtsbijstand, zakenreis, garage,
goederentransport, gereedschap in servicewagen(s),
werk- en landmateriaal, werf, ongevallen, AOV, ziekteverzuim, WIA, zorg, pensioen, overlijdensrisico,
ANW-hiaat, privéverzekeringen voor werknemers.
–– Nederlandse Vereniging Algemene Toelevering
(NEVAT).
–– Nefarma, brancheorganisatie van farmaceutische
bedrijven.
–– Nevedi, brancheorganisatie diervoederindustrie.
Mantelcontracten op het gebied van verzekeringen voor
brand, motorrijtuigen, WEGAM, aansprakelijkheid,
goederentransport, werkmaterieel, rechtsbijstand,
ongevallen, AOV, ziekteverzuim, WIA, zorg.
–– F
ederatie Nederlandse Rubber– en Kunststofindustrie
(NRK). Mantelcontracten op het gebied van verzekeringen voor bestuurders- en bedrijfsaansprakelijkheid,
WEGAM, motorrijtuigen, werkmaterieel, ongevallen,
WIA, ziekteverzuim en zorg.
–– Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie
(VNCI). Mantelcontracten op het gebied van verzekeringen voor wagenpark- en zakenreis, en
verzekeringsproducten voor personeel, zoals
zorgverzekeringen.
–– Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie (VNPI).
Bron
De in dit brancherapport gebruikte informatie is gebaseerd
op openbaar beschikbare gegevens zoals van het Centraal
Bureau voor de Statistiek (CBS), Kamer van Koophandel
(KvK), Economisch Instituut Midden- en Kleinbedrijf
(EIM), UWV en brancheorganisaties.
19
Meer informatie?
Wilt u meer weten over het Brancherapport Industrie?
Neem dan contact op met ons. Wij gaan graag met u
in gesprek.
Delta Lloyd
Spaklerweg 4
A 12.2.12-0115
1096 BA Amsterdam
www.deltalloyd.nl
Aan deze brochure kunnen geen rechten worden ontleend.
Download