Zesde zondag na Pinksteren, 20 juli 2014, Opstandingskerk te Voorburg, 10.00 uur Lezingen: Romeinen 8: 18-25, Matteüs 13: 24-30 Preek van ds. A. Sterrenburg Gemeente van Christus, Wouter, Wilrik, Sharon, Ellemijn, Annelie, Pieter en Reinout, Wat bezielt jullie om belijdenis te doen en om de doop te vragen? Dat is een vraag die misschien deze of gene die uit warme betrokkenheid op jullie hier aanwezig is vanmorgen, zich stelt. Wat is er dan zo bijzonder aan dat christelijk geloof? Dat geloof, dat zegt dat God liefde is en dat Hij alle macht heeft. Zijn jullie niet naïef? Ontbreekt het jullie aan realiteitszin? Want laat ons wel wezen: Wat blijkt er nu van die liefde en grote macht, zeg maar overmacht,- dogmatisch spreken we zelfs van ‘almacht’ - van God in deze wereld? Het kwaad maakt zich breed, toch?! We zijn geschokt door de vele doden die deze week vielen toen een burgervliegtuig boven Oost-Oekraïne in de lucht uit elkaar spatte, vrijwel zeker omdat het geraakt werd door een raket. En de tonelen op de rampplek getuigen ook niet bepaald van een goede mentaliteit. In Gaza en Israël vallen weer doden. Het zijn enkele van de vele voorbeelden. Voor velen is deze wereld eerder een hel, dan een paradijs. Ja, we kunnen het behoorlijk te kwaad hebben met het kwaad. Met wat er mis; met wat er mis is in de kerk, ja ook in de kerk, met wat er mis is in de wereld. Zoals we het te kwaad kunnen hebben met wat er mis is in ons eigen leven. Met wat we zelf verkeerd doen en met wat ons overkomt. Zo, dat je van jezelf kunt schrikken, van wat je zegt of denkt of doet. Zo, dat je terug kunt deinzen voor wat er met jezelf gebeurt, zo wezensvreemd als ziekte zijn kan – “bizar” , zou onze dominee Ton van der Hoeven zeggen – zo wezensvreemd een ongeluk of het gemis van een geliefde. Het kwaad, waarmee wij het te kwaad krijgen in ons éigen leven, laat zich net zomin wegschoffelen als dat in het leven van een ander, net zomin als in de kerk of in de wereld om ons heen. Het is er en je kunt er het hoofd over breken hoe het mogelijk is en waar het vandaan komt. Het is het oude antwoord van het geloof, dat het kwaad van de duivel komt. Ds. Van der Hoeven is erop gepromoveerd in 1998. ‘Het imago van satan’, zo luidt de titel van zijn proefschrift, een cultuur-theologisch onderzoek naar een duivels tegenbeeld, zo luidt de ondertitel. Pas nog zei hij tegen mij: “Ik had er nog een hoofdstuk aan toe moeten voegen: over de kanker”. Ja, we noemen dat kwaad, die vreselijke ziekte ook niet zomaar - alsof het een persoon is -: een sluipmoordenaar. Het kwaad woekert maar voort en dat kan zelfs tot in ons eigen lichaam zijn, zonder dat we het weten. Het overkomt Gods liefste kinderen. Waar is God in dit alles? Waar blijkt zijn macht , zijn liefde? Nogmaals: Wat bezielt jullie vandaag om er openlijk voor uit te komen, dat je gelooft in de God van Jezus. En dat terwijl vrijwel niets erop wijst, dat het wat wordt met dat Koningschap van Hem? Dat er afgerekend zal worden met het kwaad in al zijn gedaanten. Dat het goede het winnen zal. Dat er geen dood, geen rouw, geen pijn meer zal zijn? Het kan toch niet anders, of jullie móeten toch iets hebben gehoord of gezien of beleefd van die andere zijde, van Boven. Anders begrijpen we het niet. En wellicht vertelt de gelijkenis van vanmorgen wat het geheim is van jullie belijden vandaag. Die gelijkenis begint met: het is met het koninkrijk/het koningschap van de hemel als … het gaat dus over hoe God regeert , handelt en wat Hij daarmee beoogt. En dan blijkt het evangelie verre van naïef, maar vol realiteitszin. Waar dat handelen van God met de mensen gestalte krijgt is ook altijd de vijandige mens. Het kan het daglicht niet verdragen wat hij doet. Hij zaait onkruid. Nietswaardige gewassen die voor de oogst geen betekenis hebben en het goede zaad in zijn opgroeien belemmeren of zelfs dreigen te verstikken. Wat een sprekend beeld. Nee, Jezus gaat de vraag naar het vanwaar van het kwaad niet uit de weg. Waar mensen de weg van het Koninkrijk gaan, kunnen ze rekenen op weerstand en vijandschap, zo weet hij aan den lijve. Jij, Pieter vond, dat de gelijkenis prima paste bij deze zondag. Het gaat in de gelijkenis immers over groei en vruchtdragen! Jullie zijn naar dit moment van vandaag toegegroeid. De vrucht die vandaag gezien wordt is dat jullie er persoonlijk en openlijk voor uitkomen, dat je gelooft. Dat je dat ook volhoudt, ook al zijn je vrienden, de meeste mensen om je heen veelal ongelovig. Aan die groei is bijgedragen door je ouders, door leraren, door – als ik naar jullie leeftijd kijk – hier in de Opstandingskerk ds. Frijling en ds. Van der Hoeven. Want het geloof is uit het gehoor. Wij hebben het van horen zeggen. Maar toch ook uit de zichtbare voorbeelden van echt/waarachtig geloof, denk ik. Dat je het van mensen af mocht en mag lezen , dat ze kracht putten uit het geloof. Dat ze eruit en ernaar leven. Oók of misschien juist als ze door een duister dal moeten Pieter, jij ziet jezelf, samen met de anderen van de groep van zeven van vanmorgen – prachtig getal overigens! Het getal van de volheid!- , als een zaad, dat uitgroeit tot een korenaar uit de gelijkenis. Dat is ook de uitleg die Jezus aan de gelijkenis geeft, dat het goede zaad, dat de zaaier zaait, de kinderen van het koninkrijk zijn. Mensen dus. Voor Jezus en zijn leerlingen lag het beeld voor de hand. Het was hun dagelijkse landschap. Als ze zich maar even buiten een stad of dorp begaven dan waren er die velden. Minder massaal dan nu meestal, want bedoeld voor kleinschalig gebruik en bewerkt met eenvoudig gereedschap, met de hand en alleen een os om de ploeg te trekken. Maar als het graan te rijpen stond, wuivend op de akkers, moet ook bij hen de associatie aan een mensenmenigte zijn opgekomen. Jezus ziet die gelijkenis in elk geval: zo’n zacht wuivend veld als een menigte mensen in de zon. Allemaal enkelingen, individuen, maar in zo’n menigte lijkend op elkaar, in een eender streven of een eendere belangstelling, bewogen door een zelfde wind. Een druk bezochte markt, een plein waar iets te beleven valt, een favoriete winkelstraat, een festival, hoe dan ook heel veel mensen samen op de been. Wat een vondst van Jezus, dit beeld. Want wie heeft zich niet eens , al is het maar één keertje , afgevraagd in zo’n situatie, of God nu al die mensen kent? Wie is er nooit eens aan het twijfelen gebracht aan dat geloof, dat God ons kent, stuk voor stuk, juist in zo’n mensenmassa? En als dat wel zo zou zijn, of er voor Hem dan verschil is tussen mensen die Hem óók kennen of niet? Pikt God ons eruit, of gaan wij gewoon op in de massa? En waarom zou God ons er eigenlijk uitpikken? Stel dat het nodig zou zijn? Omdat wij geloven? Wouter, Wilrik, Sharon, Ellemijn, Annelie, Pieter en Reinout, het klinkt heel pretentieus, maar het is inderdaad nodig. God wil jullie nodig hebben. Hij heeft jullie er uit gepikt, uitgekozen, uitverkoren. Samen met al die anderen die Jezus willen navolgen. En wel met het oog op de oogst. God wil rijpend graan. Allemaal mooi, zo opperde jij, Reinout, toen we deze gelijkenis met elkaar bespraken, maar er staat wel nog meer. De gelijkenis is niet af. We moeten nog verder lezen.’ Aan de ene kant is er de bezorgdheid, dat met de kwaden de goeden moeten lijden. De maaiers moeten wachten met het verwijderen van het onkruid. Met het onkruid zou ook het graan worden losgetrokken. Bovendien, zo gemakkelijk te onderscheiden is dat onkruid niet van het graan. De Naardense bijbel vertaalt expres met raaigras. Dat verschilt uiterlijk niet veel van het ‘gewone’ graan. Maar er is ook die andere kant: als het de tijd is van de oogst, dan moet het onkruid wel verbrand worden. De gelijkenis krijgt daarmee ineens een wel heel scherpe kant. Het is dus echt serieus. De kwaadwillige zal geen ruim baan meer hebben. Het zal afgelopen zijn met hem! Maar nu moeten we heel erg oppassen, want voor je het weet gaan we denken dat er een duidelijk zwart wit onderscheid zou zijn tussen good guys en bad guys. Eerder zei ik al dat we het te kwaad kunnen hebben met wat er mis is in ons eigen leven. Met wat we zelf verkeerd doen. Zo, dat je van jezelf kunt schrikken, van wat je zegt of denkt of doet. Met andere woorden: in ieder van ons wordt het goede steeds weer gedwarsboomd door het kwade , dat blijkbaar óók in ons allen schuilt en eveneens in ons om de voorrang strijdt. “Als ik het goede wil doen, is het kwade mij nabij,” zo verzucht de apostel Paulus. Wij mensen zijn niet goed of slecht, maar altijd een mix van beide. En waar wij geneigd zijn tot een definitief oordeel, vroeg of laat, daar blijkt God heel veel geduld te hebben. Omdat Hij ons ziet zoals geen ander, zelfs anders dan wij zelf durven denken. Daarom kómt het belangrijkste van wat deze gelijkenis ons leert mijns insziens nog. Jij, Ellemijn, noemde het als datgene wat jou erin aansprak. Dat God zo’n eindeloos geduld heeft met ons. Dat God wil, - zo zei je het - dat het onkruid óók goede vrucht gaat dragen. In de tweede brief van Petrus lezen we die reden: God is lankmoedig, want Hij wil niet, dat er enigen verloren gaan. Daarmee laten we de gelijkenis wellicht meer zeggen, dan die werkelijk doet. Want in de gelijkenis gaat het duidelijk om het behoud van het goede graan. Maar volgens Noordmans, een belangrijk theoloog uit vroeger dagen, mogen we best los komen van de gelijkenis en verder denken in de geest van het evangelie. Over Jezus schreef hij: “Tussen twee moordenaars staat Hij op het oogstveld Golgotha, maaier en schoof tegelijk. En althans één van de bossen onkruid naast zich weet Hij als schoof in de schuur te dragen. Zo worden de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen openbaar. In Gods koninkrijk is het boze niet zo stabiel en zo wezenlijk als het goede. Wij zijn bestemd om uit de distelen en doornen weer vandaan te komen en met Jezus in het paradijs te zijn.” Prachtig vind ik dat. Jij, Sharon, zag als boodschap van deze gelijkenis, dat het goede het kwade overwint. Hoe raak is dat! Jezus zegt in zijn uitleg, dat de rechtvaardigen in het koninkrijk van hun Vader zullen stralen als de zon. Wat bezielt jullie toch?, was mijn vraag aan het begin. Is het niet deze Jezus, toonbeeld van het genadige geduld van God, de Vader, eindeloos bewogen om wat verloren is, en uit op het behoud niet alleen van ons zelf, maar van allen?! Denk aan die moordenaar aan het kruis; zijn leven was onkruid. Jullie, wij, mogen vol vertrouwen leven vanuit de toekomst, gelovend in de God die ziet en wacht, achter de schermen van ons leven. Een God die ons opwacht ook, in zijn eeuwigheid die onze tijd te boven gaat. Een God die ons zal bergen en bijeen brengen in zijn schuren: wat wij waren en zijn aan goeds en voedzaams in ons leven, de korrels die wij bijdroegen en bijdragen aan leven dat voort kan gaan en toekomst heeft. En Jezus gaat jullie, gaat ons daarbij voor! Amen.