Samenvatting Media, subcultuur & samenleving CWB2006 Januari 2007 Docenten: E. Hijmans & F. Wester 1 College 1: Introductie & achtergrond artikel ...................................................................... 3 Reijnders (2006): Holland op de helling. Deel 1; televisieamusement en volkscultuur. Ritueel Vermaak 3 College 2: Cultuur, De dialektiek tussen individu en samenleving ..................................... 8 J. Tennekes (1990) “De onbekende dimensie” ...................................................................... 8 College 3: Gemeenschap en (nieuwe) media ................................................................... 12 Evans, K. (2004): Maintaining community in the information age. ................................ 12 Hollander, Stappers & Jankowski (2002): Community media and community communication 21 Jankowski (2002): Creating Community with Media: History, Theories and Scientific Investigations 23 College 5: Socialisatie en Identiteit: beding aan gedeelde betekenissen ......................... 27 Berger, P., & Berger, B., (1972), Hoe wordt men lid van de maatschappij? Socialisatie. .... 27 Milkie, M. A (1994): Social world approach to cultural studies ........................................... 30 College 6: Representatie: Minderheden in de media, publieke opinie ............................ 31 De Swert (2001): Tussen vergeetput en schandaal: strategieën tegen extreem rechts in drie Vlaamse kranten ........................................................................................................... 31 Van Donselaar (1998): Monitor racisme en extreem rechts ............................................... 35 College 7: Participatie: Publieke sfeer .............................................................................. 38 Van de Steeg, M. (2002) Rethinking the Conditions for a Public Sphere in the Earopean Union .................................................................................................................................... 38 Couldry, N. (2006) Culture and citizenship .......................................................................... 41 College 9: Subculturele identiteit: Media als symbolische hulpbron ............................... 43 Correll, S. (1995).The ethnography of an electronic bar, The Lesbian Cafe. Journal of Contemporary Ethnography................................................................................................. 43 Simons, N. (2006). Skater of Faker? Een kwalitatieve casestudy naar de rol van media in de subculturele identiteitsconstructie van skaters. .................................................................. 47 College 10: Media als forum 1: Cohesie & Moraal ............................................................. 51 Ferris (2004): Transmitting ideal: constructing self en moral discours on loveline ............. 51 Reijnders (2005): Rechercheur van het volk ........................................................................ 53 College 11: Forum 2: Cohesie en de scheiding publiek-privé in talkshows ........................ 55 Illouz (1999): The shadowy realm of the interior ................................................................ 55 Priest & Dominick (1994) Pulp Pulpits: self disclosure on Donahue .................................... 59 College 12: Mediaproductie: institutionele praktijk en publieke opinie ............................ 61 Liesbeth Hermans (2004): ‘Occupational practices of Dutch journalists in a television newsroom’............................................................................................................................ 61 Peter L.M Vasterman: ‘Media-Hype, Self-Reinforcing News Waves, Journalistic Standards and the Construction of Social Problems’ ............................................................................ 63 2 College 1: Introductie & achtergrond artikel Reijnders (2006): Holland op de helling. Deel 1; televisieamusement en volkscultuur. Ritueel Vermaak Met vergelijking tussen televisieamusement en volkscultuur worden verschillende wetenschappelijke terreinen betreed. De meest relevante vakgebieden zijn mediastudies en etnologie. Het onderzoek naar televisieamusement en volkscultuur heeft eens sterk interdisciplinair karakter gekregen dat eenzijdige disciplinegebonden benaderingen niet langer voldoen. In dit artikel wordt het raakvlak tussen televisieamusement en volkscultuur op twee niveaus onderzocht: narratief en ritueel. Mediastudies en etnologie James Carey maakte een onderscheid tussen twee vormen van communicatie. Enerzijds kon het worden opgevat als een vorm van transport. Communicatie betreft het versturen van een boodschap, het overdragen van informatie van punt A naar B. Anderzijds bestaat er een rituele visie, deze zoekt de betekenis van communicatie niet in de precieze berichtgeving, maar in het netwerk waarin het circuleert. Volgens Cary ligt de ware betekenis van communicatie in het construeren, onthouden en bevestigen van gedeelde leefwerelden (the maintenance of society in time). Door contact te houden wordt er een symbolische orde geschapen en het fundament gelegd voor een gedeelde cultuur. Ook in latere studies gaat het grotendeels hier om. Hoewel er niet altijd gesproken wordt over de rituele betekenis van televisiecultuur, houdt de hoofdmoot binnen mediastudies zich wek degelijk bezig met de wijze waarop bepaalde leefwerelden worden geconstrueerd of gerepresenteerd op televisie, en die deze representatie vervolgens wordt toegeëigend door het publiek. De geschiedenis van de etnologie reikt tenminste terug tot de periode van de romantiek. Men was van mening dat er onder de plattelandsbevolking een authentieke volksaard kon worden aangetroffen. Deze volkscultuur werd gecontrasteerd als enerzijds de meer internationale en gecultiveerde cultuur van elite, en anderzijds de volksvreemde en ontwortelde massacultuur van de snelgroeiende stadsbevolking. Feesten en ander vormen van vermaak namen in deze volkskundige werken al meteen een belangrijke rol. De volksvermaken is vooral de open benadering van volkscultuur. Jan ter Gouw probeerde oude cultuurverschijnselen en eigentijdse vermaakvormen in zijn analyse te betrekken. In tegenstelling tot zijn tijdsgenoten hanteerde hij een waardevrije blik (geen goed of fout). Vermaak bleef ook in latere werken een van de vaste thema`s uitmaken. De moderne etnologie onderscheidt zich van de traditionele verandering op een aantal essentiële punten. De focus ligt nu juist op groepsgebonden culturen binnen een historische ontwikkelingsperspectief, waarbij de term volkscultuur alleen referentieel wordt gebruikt als verwijzing naar een verzameling groepsculturen. Groepsculturen worden hierbij opgevat als gedeelde gedragsrepertoires tussen individuen die zich onderling verbonden voelen. De aandacht ligt niet alleen meer op de vorm, maar op de functie en betekenis van bepaalde rituelen en feesten. Zij worden niet afgedaan als goed of slecht, mooi of lelijk, maar worden beschouwd vanuit de normen, waarden en behoeftes zoals die gelden binnen een betrokken groep. In eerste instantie waren volkskundige namelijk uitgesproken negatief over de rol van massamedia. Deze werd beschouwd als een vervuilende of mogelijk zelfs een 3 corrumperende factor voor de per definitie op orale communicatie geschoeide volkscultuur. Inmiddels kan er gesproken worden van een groeiend aantal etnografische studies waarin de massamedia in mindere of meerdere mate een rol spelen. De moderne etnologie lijkt zich steeds opener te stellen, waarbij de traditionele grens met andere cultuurwetenschappen, zoals mediastudies, in hoge mate aan het vervangen is. Narratieve In veel onderzoeken is gezocht naar de overeenkomsten tussen volkscultuur en televisieamusement. De overeenkomsten waren met name duidelijk zichtbaar in de inhoudelijke overeenkomsten tussen beide cultuurvormen. Een deel van deze studies was uitgesproken negatief over de gevonden overeenkomsten. De cultiverende rol van televisie zou leiden tot een eenvormigheid van de cultuur. De volkscultuur wordt geïdealiseerd als een organische cultuurvorm, geworteld in een lokale eigenheid en gecontrasteerd met het internationale karakter van een vervreemde en gecorrumpeerde massacultuur( sprookjes waren gevarieerd maar massamedia ‘Disney’ beperkt het tot een versie). Daar lijnrecht tegenover staat onderzoekers die de massacultuur vieren als een moderne vorm van volkscultuur. Een van de bekendste protagonisten van deze stroming is de Amerikaanse wetenschapper Harold Schechter. In verschillende cases beschrijft hij verschijningen van tijdsloze archentypen en mythen in films zoals starwars (jonge in gevecht met zijn vader), Rambo (een individu tegen het kwaad), The silence of the lambs (heldin tegen de onderwereld). Schechter stelt dat door populaire films en televisieprogramma door eeuwige narratieve thema`s en motieven te herhalen, inspelen op bepaalde essenties, universele behoeftes van de mens. Later geeft hij nog een aan dat populaire cultuur als functie heeft om de ‘socially unacceptable craving of this hidden primitive part of oursleves’ te bevredigen. In de meeste studies wordt niet langer uit gegaan van een statische, eeuwige continuïteit met het verleden, noch van een universele behoeften onder mensheid. Het kan zijn dat bepaalde narratieve structuren over lange periodes actueel blijven. Het is ook de vraag of de betekenis van deze verschijnselen dan ook hetzelfde blijft, of dat deze verandert met de sociale, geografische en temporele context van het verschijnsel (narratieve structuren en de constante). Door te stellen dat de populaire cultuur de eigentijdse variant is van een traditionele, premoderne volkscultuur lijkt Schechter te impliceren dat er inde huidige tijd geen volkscultuur meer zou bestaan. Deze is echter springlevend. Door de komst van internet en andere moderne media ontstaat er steeds meer groepsgebonden gedragingen en cultuuruitingen. Daarnaast wordt er nog volop aan face-to-face contact gedaan, wat een traditionele opvatting is van volkscultuur. Het volkscultuur heeft een adaptief en dynamsch karkater gekregen. Dit houdt in dat het zich aanpast aan de gedragingen, behoeftes dromen en angsten naar gelang van de omstandigheden. Ook de introductie en de verspreiding van moderne massamedia kan gezien worden als een dergelijke omstandigheid die geleid heeft tot het ontstaan van nieuwe vormen van volkscultuur (urban legends). Samengevat blijkt er sprake te zijn van een actieve, wederzijdse uitwisseling van narratieve structuren van televisieamusement en volkscultuur. Beide cultuurvormen maken gebruik van hetzelfde ‘vat’ aan narratieve thema`s en motieven. Dit van is niet statisch en verwijst evenmin naar een tijdloze oerbron, maar kent een eigen historische dynamiek. Er is sprake van een constante culturele transformatie. Uit elke periode wordt er een specifieke selectie uit het vat gemaakt. Uit deze unieke combinatie ontstaan weer nieuwe thema`s en motieven. 4 Rituele analogieën Volgens Dayan en Katz gaat het om de wijze waarop televisiecultuur is gerelateerd aan rituelen, gedragingen en gewoontes binnen een bredere culturele context. Deze onderzoeksopzet kan worden opgesplitst in twee stromingen: studies naar de overname van historische rituelen door de televisie en studie naar de interferentie tussen rituelen op televisie en rituelen in het contemporaine, allerdaagse leven. De hele rituele structuur van de ceremonie is aangepast aan de eisen van het medium. Daarnaast trekken media evenementen een massaal televisiepubliek, qua grote onvergelijkbaar met niet-mediale publieken. Net als belangrijk (religieuze) ceremonieën uit het verleden, vormen media evenementen een feestelijke onderbreking van de dagelijkse routine en bieden zij het publiek de mogelijkheid om onderdeel te worden van een groter geheel. Door naar media evenementen op televisie te kijken voelen mensen zich betrokken bij een collectief en worden er bepaalde gemeenschappelijke waarden gevierd. Dayan en Katz onderscheiden vier fases bij het onderhandelingsproces tussen organisatie van het evenement, betrokken omroep en het kijkerspubliek. Scipting (opzet zoals ze graag zien gebeuren), Negotiation (onderhandelingen over belangengroepen), Preformance (het evenement zelf) en Festive viewing (receptie van het media evenement door het publiek). Echter in dit onderzoek naar televisieamusement en volkscultuur past dit nauwelijks omdat Dayan en Katz onder media evenementen grote, door publieke organisaties opgezette ceremoniële evenementen verstaan, die nadrukkelijk buiten de orde van de dag vallen. Veel televisie amusement valt hier niet onder. James Cary wijst er op dat lang niet alle rituelen een bindende funtie of uitwerking hoeven te hebben voor de hele groep. Veel rituelen zij juist op het verstoten of zwart maken van bepaalde groepen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de openbare rechtzaken of hoorzittingen tegen Sadam Hoessein . Media evenementen vieren geen gedeelde waarden en ondersteunen geen bestaande maatschappelijke eenheid, maar construeren een bepaalde visie op de maatschappij zoals die volgends de organisatoren zou moeten zijn. De omroepen hebben hierbij een sturende rol: door te doen als of zij spreken namens een sociaal centrum, proberen omroepen hun eigen machtspositie te versterken en tegelijkertijd te verhullen. Concluderend blijkt media evenementen geen panklare theorie te bieden voor de verglijking tussen televisieamusement en volkscultuur. Door zich te beperken tot de grote ceremoniële televisieprogramma`s hebben Dayan en Katz geen oog voor de betekenis van meer officieuze ‘lage’ en alledaagse televisieamusement. Het meest noemenswaardig is de aandacht die werkt spreekt voor een procesmatige benadering van de rituele dimensie van televisie. Elisabeth Bird wijst op de gelijkenis tussen moderne mediaschandalen en de rol van verhalenvertellers en marktzangers. Op vergelijkbare wijze stelt Fiske dat rituele functie van de quiz geworteld is in de traditionele volksfeesten en volksspelen. Aldus weet de televisie een vergelijkbare rituele functie te vervullen als populair vermaak uit het verleden (freakshows, kermis, verhalen vertellers). Eigentijdse televisie rituelen De televisie is in de overgrote meerderheid van woonkamers centraal aanwezig, ook de inhoud van televisie programma`s reflecteert een focus op het alledaagse en huiselijk bestaan (soaps en sitcoms). Ook quizen, spelletjesprogramma`s en reality tv shows zijn veelal gecentreerd rondom de gewone herkenbare mens. Films zijn onbereikbaar terwijl de televisie vooral een ons-kent-ons sfeer heerst. Enerzijds maken zij deel uit van een alledaags leven, anderzijds geven zij ook vorm aan deze context. De uitzendingschema`s spelen hierbij 5 een belangrijke rol. Door een vast schema te hanteren hopen omroepen een vast kijkpatroon bij de kijkers te kweken en zo de kijkers bij een omroep te houden. Televisie vervult niet alleen een rituele functie op het niveau van tijd, maar ook het niveau van ruimte. Door een nationaal publiek aan te spreken, en door belangrijk gebeurtenissen te begeleiden en te becommentariëren, zou de televisie een nationale eenheid stimuleren en kunnen bijdragen van nationaliteit. Een belangrijk deel van de onderzoek naar rituele functie van televisie voor het alledaagse leven is gebaseerd op analyses van nieuwsuitzendingen. Elke avond om 20:00 uur, traditie. Tevens is nieuws een belangrijke genre waarin de werkelijkheid gepresenteerd wordt. Journalisten die worden gezien als de storytellers. Nieuwsprogramma`s ontleden hun populariteit niet zo zeer aan hun functie als transmissie kanaal, maar aan de wijze waarop zij de ‘gevaarlijke’ buitenwereld duiden, verklaren en indelen in herkenbare categorieën moderne bezweringsritueel. Een interessant sub-genre is mediaschandalen ,zij verspreiden niet alleen informatie of geruchten over bepaalde personen, maar vormen op dieper liggend niveau ook een ‘moreel drama’. De vertolken en stimuleren de angsten en verlangens van een bepaalde maatschappij, aldus Bird. Het onderzoek naar de rituele funtie van televisie voor het alledaagse leven heeft zich beperkt tot het nieuwsgenre, waardoor amusementsgenre buiten beschouwing is gebleven. Dit is opvallend. Niet alleen maakt het amusementsgenre een groot deel van de televisiecultuur uit, zij lijkt op jet eerste gezicht ook een rijke bron aan potentiële rituelen op te leveren, gerelateerd aan de thema`s feest en ritueel. Fiske heeft wel onderzoek gedaan naar het format quiz op ritueel niveau geïnterpreteerd kan worden als verbeelding van de kapitalistische samenleving. Rituelen onder kijkers Er heeft in de laatste decennia een belangrijke paradigma wisseling plaatsgevonden. De massamedia zouden een bepaalde ‘boodschap’ uitdragen, die vervolgens werd overgenomen door de consument (Reuze injectienaald theorie) De wijze waarop mensen op actieve wijze van media gebruik maken. Zij zijn geen willoze consumenten; zij maken specifieke selectie uit het media aanbod, uitgaande van bepaalde individuele behoeftes en interesses. Hierbij passen twee processen: encoding en decoding. Een bepaald medium product wordt tot stand gebracht (encoding) vervolgens impliceert het publiek ditzelfde mediaproduct op eigenwijze (decoding). Deze interpretatie kan vervolgens op drie verschillende verwachtingen: Prefferredreading(overeenstemming met de boodschap), negotiated reading(gedeeltelijke overeenstemming met de boodschap) en oppositiional reading( verzet zich tegen de boodschap). De rol van het publiek in de consumptie van cultuurproducten is verder getheoretiseerd aan de hand van het concept toe-eigening. De consument is geen passieve willoze ontvanger, maar een actieve producent. Hierbij zullen heel andere aspecten en rol spelen zoals culturele achtergronden, diens wereld beeld en zijn sociale behoeftes. Televisie is als geen ander geschikt medium voor processen van toeeigenen door het publiek. En speelt een belangrijke rol bij het ontdekken van patronen in televisierituelen (vrouwen passen hun huishoudelijke klussen aan rondom de uitzendtijden van soaps, samen kijken naar rtl-boulevard, krant lezen om je af te zonderen, elke zondag avond studiosport kijken). Daarnaast zijn er ook wekelijkse, maandelijkse of jaarlijkse televisierituelen (nieuwjaarsconferences, horror met halloween ect.) Dit beperkt zich echter niet tot de woonkamer. Ook buitenshuis vormen televisie-uitzendingen geregeld aanleiding tot verrichten van bepaalde rituelen (praten op werk of op school over programma`s om dit bevestigt sociale banden of vergelijking van televisie naar eigen werk). 6 Media-pelgrimstochten vormt de televisie niet het referentiekader, maar het eigenlijke doel(Vb bezoek aan Graceland of aan tv studio`s). Fans De meest uitgesproken vorm van geritualiseerd mediagebruik buitenhuis is: fangedrag. Media vormen op talloze plaatsen in de wereld een aanleiding tot de creatie van nieuwe gemeenschappen (internet, fanclubs, discussiegroepen ect.). Fans vormen een alternatieve gemeenschappen die tv programma`s gebruiken om zo een eigen, creatieve wereld te scheppen. Zij zijn het ultieme voorbeeld van het actief toe-eigenen. Filking is een voorbeeld hiervan fans die samen komen om liedjes voor te dragen het uitwisselen van varianten. Ze hebben gemeen dat ze verwijzen naar een bekende series, films of boeken. Het is een duidelijk voorbeeld van geritualiseerd mediagebruik. Ze zijn een moderne vorm van volkszang met alle positieve associaties die daarbij horen: een communaal, utopisch samenzijn, ontsnapping aan het commerciële systeem. Alleen is er binnen de fancultuur sprake van interne machtstructuur en sprake van kapitalisme. De fans zijn consumenten en zij maken deel uit van een gewilde marketing niche (subcultuur). Artikel sluit af met een samenvatting die je teven kan bestuderen. Daarnaast hadden we een oprdacht bij dit artikel gekregen en dit zijn de richtantwoorden: Richtantwoord: 1. in col 1: Toe-eigening van betekenis door actieve ontvanger (en/decoding): 3 lezingen. De betekenis is onafhankelijk van de intenties van de zender. Het is niet een synoniem voor ritueel .Het kan gaan om een gewoonte (n.l. mediagebruik) maar niet de gewoonte wordt toe-geigend of verinnerlijkt, maar de betekenis! Ook gaat het niet om representatie. Of vooringenomen beelden. 2. Hoe komen betekenissen tot stand in groepsgesprekken= d.w.z.als onderhandeling in informele gesprekken. Letterlijk: d.m.v toe-geeigende boodschappen. Appropriation betekent ‘in bezit nemen’, tot je nemen, ontvangen, en er iets meer mee doen. Context en het collectieve karakter is bij Milkie van groot belang (titel: social World).Het is uitgebreider en specifieker, meer compleet dan het actieve ontvangen sec, het is een duidelijker invulling, maar niet onverenigbaar. Wat de jongens als groep produceren aan betekenis vat Milkie samen als: Interpretatieve reproductie van genderideologie. (let op de betekenis van interpretatief! Staat tegenover ‘Blinde herhaling’(col 2). Het is niet onjuist om mediagebruik hier als ritueel te zien, maar dat valt strikt genomen buiten de betekenis van appropriation. Het gaat er niet om dat betekenissen willekeurig kunnen worden toegekend, of dat iedereen er zelf iets van maakt: het gaat primair om de groep. Het gaat al helemaal niet om jongens die blindelings betekenissen overnemen, zelfs al kennen ze zinnen uit hun hoofd: deze zijn zorgvuldig geselecteerd en worden strategisch ingezet in de onderhandeling. 3. Baran en Davis: geven de meeste aanwijzingen voor Cultural studies / neo-marxisme (zie de titel). Mediawerking is indirect en nooit direct, auteur zegt: diffuus! (media werken samen met andere (groeps)factoren). Media zijn het voertuig van genderrepoductie; ideologie, reproductie en onderhandeling zijn centrale begrippen van Cultural studies. Auteur zelf is niet helmaal duidelijk: en/decoding is niet echt herkenbaar, receptie onderzoek komt dichtbij evenals discourseanalyse als de analyse van taalgebruik. 7 In de 2e plaats is het begin van Agenda Setting herkenbaar: media als overbrengers van ideeen waarover gesproken en gedacht wordt, ze zeggen niet WAT mensen moeten denken maar WAAROVER. Alle antwoorden waarin van direct effect sprake is zijn fout. Zorgvuldig al het materiaal lezen en in je antwoord betrekken (niet selectief dus) maakt duidelijk dat er geen reuzeinjectienaald of two step flow aan de hand kan zijn. Social cognition effect is ook een direct effect leertheorie. Causale relatie tussen inhoud media en gedrag (hooguit verbaal gedrag) is niet een uitkomst van het onderzoek, jongens vertonen geen blind reagerende stimulus-response reactie, maar onderhandelen over hun status-positie. Cult. Indicatoren/cultivatie is qua achtergrond en perspectief op media in de richting, maar om te zeggen dat de tvwerkelijkheid is overgenomen moet aan veel condities zijn voldaan, (o.a. veelkijken) en zijn er meer complexe meetmethoden vereist. Bovendien is inhoudsanalyse een noodzakelijk onderdeel om te kunnen constateren dat er zoiets is als overname. Kortom: kijk naar de achtergrond van de auteur, de titels en subtitels en kijk naar de gevolgde methoden! College 2: Cultuur, De dialektiek tussen individu en samenleving J. Tennekes (1990) “De onbekende dimensie” Mijn excuses voor de lastige samenvatting. Ik heb geprobeerd er het beste van te maken, maar de tekst (vooral hoofdstuk 2 en 3) is erg moeilijk. De voorbeelden maken de theorie iets makkelijker te begrijpen, dus ik zou je aanraden om deze nog een keer te lezen. Ook is elk hoofdstuk samengevat, dus dat zou je erbij kunnen gebruiken. Ik heb het idee dat de aantekeningen bij college 2 makkelijker te begrijpen zijn, maar wel verklaren waar de tekst over gaat, dus dat is ook nog een tip. Hoofdstuk 1 – Cultuur als alledaagse werkelijkheid Mensen stellen vaak dat de Nederlandse cultuur geen rol speelt in hun leven en dat ze daarom die cultuur niet erg interessant vinden. Ze realiseren zich niet dat het in cultuur veelal gaat om de meest gewone en alledaagse zaken. Cultuur: een samenhangend geheel van betekenissen dat de mens oriënteert op de werkelijkheid waarin hij leeft, en hem inzicht geeft in de dingen waar het in het leven om gaat, en in de normen en waarden die zijn leven richting dienen te geven. Drie gezichtspunten van cultuur: 1. De cultuur is een menselijk product: De mens staat open voor allerlei alternatieven om zijn leven in te richten. Cultuur is het resultaat van historische processen waarin de menselijke creativiteit een rol speelt. 2. De cultuur is een objectieve werkelijkheid buiten ons: We kunnen de wereld waarin we geboren worden niet kiezen. 3. De cultuur is een subjectieve werkelijkheid in ons: We kunnen alleen maar mens worden door ons de cultuur waarin we geboren zijn, eigen te maken. 8 Dialectisch proces = de mens creëert een werkelijkheid die een geheel eigen leven gaat leiden en op haar beurt de mens maakt tot wat hij is. De hele persoonlijke ontdekkingstocht is het spoor waarin de cultuur zich in ons en door middel van ons, verder ontwikkelt. Voorbeeld: Man en vrouw hebben slechte relaties, proberen dit op te lossen, lukt niet en ze scheiden Gezichtspunt 1: Het echtpaar creëert steeds feiten over het traditionele huwelijk. Externalisatie = Het feit dat de mens in zijn handelen feiten creëert. De mens creëert een nieuw gedrag. Gezichtspunt 2: Het echtpaar zoekt informatie (boeken, tv-programma’s) over huwelijksproblemen. De feiten die een mens stelt, gaan deel uitmaken van structuren en processen waar hij zelf geen vat meer op heeft. 9 Objectivering = Het proces waarbij ideeën van individuen uitlopen op een ‘trend’ met een eigen dynamiek. Bijvoorbeeld: een auteur schrijft een boek dat verrassend een groot succes is. Maar ook onze eigen woorden en daden gaan een eigen leven leiden. Dit merk je bv. als iemand jouw woorden heel ander opvat dan bedoeld was. We spelen allemaal onze partij mee in processen waar we geen greep op hebben en die vaak een heel andere kant opgaan dan we eigenlijk willen. Gezichtspunt 3: Het echtpaar wordt zich bewust van hoe zich eigenlijk zijn en hoe ze het huwelijk zien. Internalisatie = Het persoonlijk eigen maken van de inzichten waarmee men in aanraking komt. Bijvoorbeeld: verandering van het modebeeld. Bewustwordingsprocessen zijn een essentiële factor in de dynamiek van cultuurverandering. Hoofdstuk 2 – Culturele systemen 1. Cultuur als kennis Cultuur is het geheel aan kennis dat een mens zich eigen moet maken wil hij in de situatie waarin hij wordt geplaatst, adequaat functioneren. ‘Hoe’ : Kennis die betrekking heeft op de vanzelfsprekende alledaagse werkelijkheid. De mens ‘weet’ hoe men zich in welke situatie moet gedragen. ‘Waarom’ : Ideeen en voorstellingen over de samenhang van al deze vanzelfsprekende dingen voor adequaat gedrag. De mens wil weten waarom dingen zijn zoals ze zijn of gebeuren zoals ze gebeuren. Deze kennis is vaak voorbehouden aan deskundigen. 2. De interne samenhang van cultuur Cultuur is een samenhangend geheel van betekenissen of kennis. Hoe hangen die betekenissen dan samen? Een cultureel systeem heeft een interne logica. Aanvankelijk werd er gesproken over patronen: culturele elementen kunnen worden begrepen vanuit de totale culturele context waarin ze staan. Later kwam het structuralisme op: regels geven aan hoe de elementen van het systeem ten opzichte van elkaar verhouden en op welke wijze ze tot zinvolle gehelen kunnen worden gecombineerd. 3. Intentional meaning vs. Implicational meaning De betekenis van menselijk gedrag valt niet samen met wat mensen bewust bedoelen (de intentional meaning). Deze betekenis dient bestudeert te worden binnen de bovenpersoonlijke context van de desbetreffende culturele systemen (implicational meaning). 4. Cultuur en handelen Cultuur is, naast een bovenpersoonlijk systeem, ook een menselijk product. Het is kennis die mensen zich in de loop van hun leven eigen maken (internalisering) en die ze als zinvol, bruikbaar en betrouwbaar in hun handelen uitdragen (externalisering). De mens maakt de cultuur en de cultuur heeft weer invloed op het menselijk handelen een wisselwerking. Cultuur als levensontwerp: Cultuur informeert de mens niet alleen over de werkelijkheid waarin hij leeft, ze programmeert ook de wijze waarop die informatie in het menselijk gedrag wordt verwerkt. 10 Cultuur is een model van de werkelijkheid (een geheel van interpretatiekaders met behulp waarvan de mens zich kan oriënteren in de situatie waarin hij zich bevindt) en een model voor de werkelijkheid (een geheel van instructies en aanwijzingen voor juist, adequaat en effectief menselijk handelen). Ons handelen is cultuurgeprogrammeerd omdat we de cultuur waarin we geboren zijn eigen hebben gemaakt. Hoofdstuk 3 – Culturele processen Mensen hoeven in een gesprek niet alles aan elkaar uit te leggen. Doordat ze in dezelfde leefwereld leven, begrijpen ze elkaar. Er ontstaat overeenstemming over wat voor hen als werkelijkheid geldt. Cultuurverandering is een steeds voorgaand proces. Er komen steeds nieuwe dingen bij terwijl andere elementen van de bestaande cultuur naar de achtergrond verdwijnen omdat mensen er steeds minder gebruik van maken. Belangrijke impuls tot veranderingen: 1. Er bestaat meestal een spanning tussen de informatie die in een cultureel systeem voorradig is en de werkelijkheid waarop deze betrekking heeft. Veel veranderingsprocessen vinden hun oorsprong in het feit dat in het denken en handelen van mensen steeds weer een afstemming plaatsvindt van de culturele modellen op de feitelijke situatie en op de ervaring die mensen daarmee opgedaan hebben. 2. Er zijn vaak spanningen en contradicties binnen de culturele modellen die de mens ter beschikking staan. 3. De actoren worden in bepaalde situaties soms geconfronteerd met verschillende, concurrerende culturele werkelijkheidsmodellen. Mensen doen ontdekkingen wanneer ze de oude vertrouwde interpretatiekaders en gedragsregels meer of minder kritisch op hun bruikbaarheid bezien en zich gaan afvragen of de situatie ook anders gezien kan worden. 11 College 3: Gemeenschap en (nieuwe) media Evans, K. (2004): Maintaining community in the information age. 1- Globalisatie, technologie en gemeenschap In de discussie t.a.v. de invloed van informatietechnologie op gemeenschappen zijn twee thema’s (probleemstellingen) aan de orde: - Westerse gemeenschappen zijn collectief in een crisis: de toenemende afhankelijkheid van technologie heeft onze gezamenlijke denkwijze veranderd evenals onze wijze van denken. Beide gaan ten koste van traditionele relaties. - Ook vindt er individualisering plaats n.a.v. de snelle opname van technologie in het alledaagse leven. Persoonlijke contacten worden selectiever omdat men vanuit het individu contacten zoekt. Door de afname van de sociale contacten wordt ieder individu afgeschermd van het delen van sociale waarden binnen een gemeenschap. In het artikel wordt uitgegaan van het feit dat de maatschappij sleuteltransformaties ondergaat. Er vindt een afname van sociale relaties en een materialisering van de maatschappij plaats. Crisis in de gemeenschap In de sociologie gaat men in op het verdwijnen van gemeenschappen maar wordt het ontstaan van nieuwe gemeenschappen genegeerd. De opkomst van het Internet en cyberspace biedt mogelijkheden tot nieuwe vormen van gemeenschap. Hoe gemeenschappen verloren gaan Het verloren gaan van gemeenschappen is te wijten aan veranderende economische- en arbeidsomstandigheden a.g.v. industrialisatie en daarop volgende deïndustrialisatie. De uitbesteding van werk aan andere landen en het terugtrekken van de overheid t.o.v. de opvang van werklozen heeft gezorgd voor een werkloosheid met grote gevolgen. Veel van de voormalig werknemers kan niet aansluiten bij de arbeidsmarkt door een tekort aan scholing. Hierdoor ontstaat een ‘doe-het-zelf-maatschappij’ waarin individuen oplossingen zoeken voor collectieve problemen. Hoe gemeenschappen kunnen ontstaan Via de cyberspace wordt een weg gezocht waardoor de versplinterde maatschappij zich weer kan herenigen in de virtuele gemeenschappen. De opkomst van het informatietijdperk Het informatietijdperk is in de laatste veertig jaar ontstaan door de wereldwijde opkomst van computer en digitale techniek. De opkomst van de computer heeft veel veranderd in het leven: - Toepassing in de dagelijkse praktijk (wasmachines e.d.) - Grote toename aan beschikbaarheid van kennis (dataopslag) - Vergemakkelijking van moeilijke taken (verwerking gegevens) Door de komst van de computer wordt ook meer verwacht van werknemers (gevolg is stress). 12 Neo-liberalisme en de informatiegemeenschap Het ontstaan van de informatiegemeenschap werd in de jaren ’90 in de US en GrootBrittannië gekoppeld aan het neo-liberalisme. Men was er van overtuigd dat een verbetering van de economische status door technologische ontwikkeling zou doorwerken naar de minder bedeelden en dat daardoor de overheid geen geld hoefde te besteden aan deze bevolkingsgroep. Bij een falend economische beleid zou de technologie en innovatie zorgen voor een revival. Productie zou plaatsvinden in de ‘goedkope’ landen en innovaties zouden in de Westerse landen ontwikkeld worden. De ontwikkelende natuur van de informatiegemeenschap De eerste theoretici (o.a. Bell) waren van mening dat de informatiegemeenschap mogelijkheden bood om de grote aanwezige kennis te ordenen, analyseren en verwerken naar productie. De economie zou verbeteren omdat het industriële tijdperk achtergelaten werd en het informatietijdperk meer opkwam waarin technici meer economisch en industriële macht toebedeeld zouden krijgen. Het informatietijdperk zou zowel economisch als sociaal een ‘boost’ geven aan de maatschappij. Men was van mening dat als iedereen kennis kon bezitten (d.m.v. de computer bijvoorbeeld), iedereen zich ook zelfstandig optimaal kon ontwikkelen en de klassen in de maatschappij zouden verdwijnen. Dit bleek echter te optimistisch. De computer nam ook een belangrijke plaats in bij normale huishoudens en leven werd omschreven als ‘being digital’. Negroponte ziet in de toekomst grote mogelijkheden in het transport van informatie middels chips waar Kelly van mening is dat machines en mensen steeds meer gaan integreren. Waar vroegere theoretici in het informatietijdperk een vervanging zagen voor sociale rollen zijn huidige theoretici alleen van mening dat het een effect heeft op de huidige sociale rollen. Technologie wordt door velen verkeerd begrepen: men gaat er vanuit dat als iets technologisch mogelijk is, het ook zal werken. Hierbij wordt de sociale context waarbinnen een technologische ontwikkeling plaatsvindt niet meegenomen (de opkomst van de minidisc die flopt omdat mensen er geen vertrouwen in hebben). Informatiegemeenschap: de opkomst van een nieuw tijdperk? Door de snelle opkomst van computers buiten de wereld van productie en commercie wordt gesproken van een ‘IT-revolutie’. De technologische ontwikkelingen worden gezien als sociale ‘levellers’ die éénieder, die zijn kennis en intelligentie goed toepast, in staat stelt er geld mee te verdienen. ‘Geërfde voordelen’ worden hierdoor in zekere mate uitgesloten. Dit sluit aan bij de neo-liberale gedachten die de verantwoordelijkheid voor succes bij het individu zoeken. Een nieuwe economie? De ontwikkeling van een nieuwe economische sector wordt toegeschreven aan het informatietijdperk die geplaatst kan worden in drie golven: de agricultuur, de industrialisatie en het ontstaan van het informatietijdperk. Het informatietijdperk zorgt voor het verdwijnen van eentonig lopendebandwerk en een vermenselijking van het werk. Het werk wordt meer holistisch en eenieder krijgt de ruimte zijn eigen mentale capaciteiten te ontwikkelen. Door de meer intellectuele waarde van werk krijgen meer groepen, zoals vrouwen en fysiek minder bedeelden, de ruimte om zich op de arbeidsmarkt neer te zetten. Productiewerkers 13 leren ook verder kijken dan de handeling die zij enkel hoeven uit te voeren: inzicht in het gehele proces. In tegenstrijd met de optimistische ideeën van de eerste theoretici heeft het informatietijdperk weinig invloed gehad op de mogelijkheden op de arbeidsmarkt voor vrouwen: zij krijgen minder betaald. Een nieuwe democratie? Doordat werknemers beter geïnformeerd raken worden hun besluiten rationeler en worden zij ‘serieuzer’ genomen door werkgevers en verbeteren de arbeidsrelaties. Er is sprake van een maatschappij waarin alle mensen participeren en politiek een belangrijk agendapunt is. Doordat de taken minder gecentraliseerd worden kunnen werknemers hun capaciteiten ten volledig benutten. Het laten gaan van hiërarchie leidt tot zelfstandigheid in het werk wat zich in veel gevallen in grote mate verhoudt tot de wijze waarop de maatschappij opereert. Het informatietijdperk leidt evenwel tot een globalisatie waarin mogelijkerwijs culturele verschillen verdwijnen, grenzen verdwijnen en nationale overheden verdwijnen. De val van de Berlijnse muur stond symbool voor de vervaging van grenzen en de kracht (een vereniging) van mensen. Samen stond ieder ‘nietszeggend’ individu sterk. Internet speelde hier een belangrijke rol in. Een nieuwe cultuur? Technologie had een invloed op de economische, politieke en sociale structuur Op sociaal gebied worden individuen niet alleen als producent maar ook als consument van informatie benaderd. De consument individualiseert en ook aankopen dienen aan het de behoeften van het individu te voldoen. De identiteit van de consument wordt bepaald door de wijze waarop de consument inkopen doet (kleding bepalen het beeld dat anderen hebben, welke vakantie?). ‘Being digital’ heeft ook de status gekregen voor mensen om hun identiteit aan te verlenen en het wordt steeds beter betaalbaar. Walkmans, telefoons en computers zorgen voor een status en zijn daardoor steeds gewilder. Cybergemeenschappen zijn voor de inwoners even echt als de daadwerkelijke wereld. Vragen stellen bij de invloed van informatie op de gemeenschap Critici zijn het niet eens met de zogenaamde invloed van informatie op de gemeenschap. In hun ogen blijven hiërarchieën bestaan. Een voorbeeld hiervan is de media waarin journalisten, die over alle mogelijke informatie beschikken, zich moeten schikken naar de wensen van de bazen die de media bezitten. In hun ogen versterken nieuwe werkwijzen juist de traditionele structuren: mensen doen nog steeds lopendebandwerk en er is zelfs eerder sprake van superindustrialisatie. De werkplaatsen hebben meer autonomie gegeven aan hun (voornamelijk de modale) arbeiders maar anderzijds is veel kantoorwerk geautomatiseerd. Arbeiders die niet meekunnen in de opkomst van de informatietechnologie worden gedevalueerd tot ‘werkers’. Men dient sceptisch te blijven t.o.v. de veranderingen die mogelijk plaatsvinden in de hiërarchie: de vroegere ‘bazen’ blijven gewoon op hun plaats zitten ondanks de technologische ontwikkelingen. Het verwerken van informatie tot kennis is een proces waarbij informatie verloren gaat. Informatie kan dan ook niet gelijk gesteld worden aan kennis. Mensen maken keuzes in het omzetten van informatie in kennis waarbij situationele context een belangrijke rol speelt. 14 Het geeft ieder individu meer inzicht in de situatie waarin zij zich bevinden op een bepaald moment. Bij de computerdata wordt ‘blind’ opgeslagen en vindt er weinig filtering plaats van relevante contextuele informatie. Informatie is in deze context dan ook van veel minder belang dan kennis. Als het inderdaad waar is dat de informatietechnologie heeft gezorgd voor een veel grotere datastroom, hoeft dit niet direct te leiden tot een verandering van de gemeenschap. Desalniettemin kan gesteld worden dat informatietechnologie heeft gezorgd voor levensverbeterende veranderingen en je rijkheid aan informatie bepaalt je status. Technologie en gemeenschap Door onderzoek dat uitgevoerd is in de afgelopen veertig jaar kan nu de impact van informatietechnologieën uitvoering bediscussieerd worden in bv. politieke en mediageoriënteerde kringen. Het idee van een ‘informatiegemeenschap’ is echter al algemeen geaccepteerd en geïntegreerd in de samenleving. De technologische ontwikkelingen hebben echter ook negatieve gevolgen waaronder het besparen op de ondersteunende overheidsdiensten waar het toegenomen aandeel in de commercie en het leger tegenover staan. Het gevaar van monopolieposities in de technologieontwikkelingen (Microsoft) is dat deze ontwikkelingen niet altijd ten goede komen van de maatschappij maar voor eigen gewin ontwikkeld worden. Hierdoor moet de ‘gewone consument’ zich aanpassen aan de wil van bedrijven om deel uit te blijven maken van de moderne maatschappij. Technologie als redder Technologie wordt door sommigen gezien als redder van de economie, maatschappij en gemeenschap. Dit was onder andere gebaseerd op de economische verbeteringen na de economische crisis in de jaren ’70. Men liet de kracht van ‘het volk’ varen en weet alles aan de kracht van technologie. Technologie wordt door hen ook gezien als een vooruitgang voor het volk waar echter uit ander onderzoek blijkt dat het voor velen nog een warrige toevoeging aan hun leven is. Men moet meegaan in de ontwikkelingen om te kunnen profiteren van de technologieën en alles te ervaren wat de wereld te bieden heeft. 2- De invloed van informatie- en communicatietechnologieën op het sociale leven In het onderzoek wordt gekeken naar ICT en diens potentieel om gemeenschappen te bouwen. Globalisatie: het informatietijdperk? Het Westen heeft zich, onder andere middels ICT, economisch en cultureel verbonden aan de rest van de wereld. Vooral in de laatste twintig jaar heeft een snelle globalisatie plaatsgevonden die duidelijk ondersteund werd door de ICT. In de 20 e eeuw is een uit een netwerk bestaand, onderling afhankelijke economie ontstaan waarin bedrijven hun markten kunnen vergroten en goedkope bronnen ergens anders kunnen benutten. ICT en de krachten van globalisatie De technologieën stellen bedrijven in de gelegenheid om de globale markt aan te pakken als zij in staat zijn zich aan te passen aan de verschillende economische systemen in de wereld. 15 Ook een andere invulling van de ‘zakelijke cultuur’ was vereist in de ontwikkeling van een meer gedecentraliseerde wijze van werken. De nieuwe invulling van de ‘werkplaatsen’ heeft geleid tot betere relaties in en buiten het werk, een verbetering van de werkomstandigheden, verbetering van de communicatie en het leven van werknemers in het algemeen. De verandering van de economie door globalisering wordt niet meer betwijfeld maar de gevolgen wel. De verhouding tussen werknemers en werkgevers is weinig veranderd. Werknemers zijn, door de veranderingen maar het aanblijven van traditionele regelgeving, onzekerder geworden over hun werk. Door de globalisering worden vanuit allerlei landen producten gehaald en werken sommige arbeiders onder de omstandigheden van slavernij. Ondanks het feit dat de arbeiders, die goed met de technologieën om kunnen gaan, er op vooruit gegaan zijn wat betreft werkgelegenheid hebben zij wel een grotere arbeidsonzekerheid gekregen en speelt stress hen vaak parten. Het Internet en nationale grenzen Door de komst van het Internet is men in staat de nationale grenzen te doen verdwijnen en gemeenschappen op te bouwen middels gedeelde interessen. Het Internet biedt individuen ook de gelegenheid zich aan te sluiten bij groeperingen om op deze manier macht te kunnen uitoefenen op gezaghebbende personen. Ondanks het feit dat mensen gemeenschappen creëren op het Internet kunnen deze niet vergeleken worden met échte gemeenschappen. Het Internet en stedelijke ruimte Het Internet stelt werknemers in de gelegenheid om thuis hun werk uit te voeren en daarmee ruimte in de stad te besparen (telewerken). Steden voelen echter de behoefte om hun status uit te stralen door grote bedrijven naar hun stad te halen en hen grote gebouwen te laten plaatsen. Toch worden in verscheidene gemeenschappen aangetrokken door de voordelen van de niet-fysieke bedrijfsvoering. Sociale relaties en het Internet Het Internet zou ten eerste een direct effect hebben op het contact van een individu met anderen en de motivatie om contact te zoeken met anderen. Ten tweede zou technologie een effect hebben op de ‘collectieve wereld’ (dus niet op basis van effect op meerdere individuen). Op het Internet surfen individualiseert het individu maar zorgt voor een toename van het aantal gemeenschappen ‘in de wereld’. De invloed van de computer op veranderende sociale relaties is het meest bediscussieerde onderwerp m.b.t. technologie van de laatste jaren. Ideeën kunnen door de klik op een muis verspreid worden over de wereld en door grote collaboratie zal kennis spoedig wereldwijd verspreid zijn, zonder enige interventie van grenzen. De globalisatie van communicatie Door de komst van het Internet is de mogelijkheid ontstaan voor groepen om uit te komen voor hun mening d.m.v. één klik. Mensen kunnen over de gehele wereld met elkaar communiceren alsof zij in dezelfde ruimte zijn. De kracht van verbinding 16 Door het Internet staan vele verbindingen die individuen en groepen met elkaar verbinden. De snelle ontwikkeling van de netwerken heeft veel invloed op de interpersoonlijke globale relaties die ontstaan zijn over de wereld. Het Internet blijkt voor de ‘reguliere gebruiker’ geen manier te zijn om globale relaties op te bouwen maar eerder een wijze van communiceren met naasten. Ook wordt geconstateerd dat mensen overeenkomsten zoeken op het Internet in plaats van verschillen. Het is enkel een toevoeging op hun, al bestaande, netwerk. Specialisatie in Internetrelaties Door contact met anderen met gedeelde interessen ontwikkelen personen zich in rollen: zij delen kennis over bepaalde zaken en specialiseren zich op één gebied. Volgens Wellman zijn deze contacten vaak meer waard omdat de verplichte gesprekken achterwege gelaten kunnen worden. Daarentegen kan wel gesteld worden dat veel gesprekken redelijk inhoudsloos zijn; e-mail worden daarentegen wel efficiënter benut. Doordat niet iedereen continu achter het Internet zit, neemt daardoor de aard van het netwerk af. Het is heel erg afhankelijk van de mate van kennis van de gebruiker of gemeenschappen op het Internet gevonden en benut worden. Het idee van het vinden van een partner met gedeelde interessen voor het leven is erg aanlokkelijk voor Internetgebruikers. Virtuele gemeenschappen geven de leden meer ruimte om te bewegen en autonomie: zij kunnen zelf bepalen wanneer zij er deel van uit willen maken en welke rol zij willen vervullen. Het Internet heeft vele keerzijdes en is dan ook zeker niet alleen positief. Hoe anders is het Internet? Het Internet biedt een snellere manier van communicatie en meer flexibiliteit aan de gebruiker. De sociale relaties die opgebouwd worden via het Internet verschillen in grote mate van de échte sociale relaties. Bij Internetrelaties begint iedereen blanco (waarin uiterlijke vooroordelen geen rol spelen) en kun je een status ontwikkelen door kennis over een bepaald onderwerp. Alleen geslacht lijkt een rol te spelen voor Internetgebruikers. Voor velen is de cyberspace een manier om te ontsnappen aan de hedendaagse werkelijkheid waarin gewelddadigheid en allerlei andere negatieve zaken de privé-sfeer bedreigen. Ook is uitsluiting op basis van vooroordelen in cyberspace veel minder van toepassing. Ook biedt de cyberspace de mogelijkheid om kennis uit te breiden wat men met één-op-één conversaties veel minder gemakkelijk bewerkstelligd krijgt. Als leden, van een gemeenschap in de cyberspace, besluiten om wel deel te nemen aan een gemeenschap zijn zij in staat om, voor een mogelijke ontmoeting met andere leden, vooroordelen tegengesproken te hebben. Dit kan volgens Wellman leiden tot een betere samenleving. Dit wordt tegengesproken door Bourdieu die opteert dat er ook een onzichtbare klassenindeling plaatsvindt die niets met het uiterlijk te maken heeft. Ook Spender is van mening dat de technologie veel nadelen brengt voor vrouwen. Tegencultuur en ICT Door ICT ontstaat een tegencultuur waarin het individu niet meer afhankelijk is van wat de mediabazen willen uitzenden maar zelf bepalen wat zijn willen zien/doen m.b.v. Internet. Men kan d.m.v. het Internet een tegencultuur bieden voor de massale media die uitgezonden worden. Ongeacht de benadering zijn alle participanten in de discussie over de rol van Internet het er over eens dat Internet de ruimte biedt voor nieuwe vormen van communicatie. In dit onderzoek komt naar voren dat Internet echter niet veel gebruikt 17 wordt voor innovatieve wijzen van communicatie maar een toevoeging is op al bestaande contacten. De democratische mogelijkheden van cyberspace Het Internet biedt een politiek forum waar eenieder achtergrondinformatie kan ophalen en kan discussiëren over politieke zaken. Ook zijn politiek geïnteresseerden gemakkelijker bereikbaar. Het Internet, blijkt uit onderzoeken, wordt meer benut voor het gebruik van fora en dergelijke dan het spelen van spelletjes en bekijken van films. De jongere generatie lijkt echter cyberspace wél meer te gebruiken als nieuwe vorm van communicatie wat de theorie over afnemende sociale relaties tegenspreekt. Informerende politieke agenda’s Veel mensen benutten het Internet als eerste informatiebron. Het feit dat het vol staat met onzin zorgt ervoor dat veel informatie niet opgenomen wordt zoals het door de ‘plaatser’ bedoeld is en ongebruikt blijft. Dominante ideologieën in cyberspace Veel dominante ideologieën in de werkelijkheid komen ook in de virtuele werkelijkheid voor en machtsgroepen proberen dan ook hier te zorgen voor een goede basis voor hun ideeën. Hierdoor ontstaat een directe parallel met de werkelijkheid waarin oneffenheden behouden blijven en het ontwikkelen van een eigen mening door burgers tegengegaan wordt. Het nadeel van Internet is dat de producent van een website kan bepalen waar over gediscussieerd wordt. Men zet steeds meer vraagtekens bij de accuraatheid van de informatie op het Internet. Vrije meningsuiting op het Internet Omdat eenieder in staat is tot het opzetten van een website en ieder geschreven bericht door een groot publiek gelezen kan worden wordt gezegd dat de vrijheid van meningsuiting vergroot is. Daarbij kan ieder persoon, ongeacht de woonplaats, deelnemen aan fora die in andere gevallen over het land verspreid gevoerd worden. Ook antidemocratische (bv. rechtse) groeperingen vinden echter hun weg op het Internet en proberen jongeren naar hun beweging te trekken d.m.v. bijvoorbeeld racistische computerspelletjes. Uit onderzoek blijkt dat het Internet een reflectie is van de werkelijkheid: aan de oppervlakte kan eenieder zeggen wat hij wil maar als er verder gezocht wordt, wordt er veel misbruik gemaakt van de vrijheid van het Internet. Het Internet kan dan ook niet de échte werkelijkheid vervangen. 3- Van globalisering naar lokalisering: het creëren van ruimte voor gemeenschappen op het Internet Tot nu toe is de informatiegemeenschap enkel abstract omschreven en heeft het enkel een bevestiging van bestaande structuren tot doel gehad en werpt het vragen op over de mogelijke sociale relaties die in de toekomst ontstaan. Gemeenschap in cyberspace In tegenstelling tot het gebruik van andere media zijn Internetgebruikers in staat tot het zelfstandig creëren van een gemeenschap waarbinnen zijn zelf bepalen in welke mate zij 18 geëngageerd zijn. Dit kan echter verschillen per site: de mate van toegang en participatie wordt bepaald door de eigenaar van de website. Virtuele gemeenschappen Het is tegenwoordig niet verstandig om geen deel uit te maken van de virtuele gemeenschappen omdat dit tot uitsluiting kan leiden. Veel ideeën die heersen over virtuele gemeenschappen zijn echter geponeerd in de tijd dat het Internetgebruik nog niet zo massaal was en deze dienen eigenlijk herzien te worden. Wat betekent gemeenschap? De omschrijving van ‘gemeenschap’ leidt tot veel misverstanden. Er zijn drie soorten gemeenschap op basis van gedeelde territoria, karakteristieken en/of interesse. Deze lopen door elkaar heen. Het wordt doorgaans positief benaderd en ICT kan een bijdrage leveren aan gemeenschappen. Gemeenschappen als de plaats van sociale veranderingen Gemeenschappen worden vaak geassocieerd met minderbedeelde groeperingen. Hier wordt dan ook ondersteuning en ontwikkeling in gezocht vanuit de regering. In de neoliberale benadering wordt echter gestreefd naar een goede invulling van het leven door het individu. De vasthoudendheid van gemeenschap Er wordt gesteld dat het Internet kan bijdragen aan de opbouw van gemeenschappen. Dit wordt van bovenaf opgelegd en heeft de schijn van sociale structurering. Deze burgers vinden weinig échte steun in hun omgeving en zoeken dit eerder via het Internet. Verkoop de droom: gebruik ICT om iets te veranderen Men streeft er, zoals eerder gezegd, naar om ICT te gebruiken om de minderbedeelde gemeenschappen van meer kennis van ICT te voorzien zodat zij zelfverzekerder worden en een nieuwe toekomst zien. Uit het onderzoek blijkt dat enkel en alleen de motivatie van de burgers van invloed is op de mate waarin zij vooruitgang boeken. Het burgermodel van technologische applicatie Vanaf de jaren ’90 werden de mogelijkheden van technologieën pas ingezien. Het verspreidde zich vanuit de USA en het heeft voor veel landen het inzicht gecreëerd dat het mogelijkheden biedt voor de economie. Het promoten van de informatiegemeenschap in Engeland Ook in Engeland werd het Internet goed en wel geïntroduceerd en benut sinds 1994 vanuit de overheid. Idealen werden gepromoot via het Internet middels ‘e-government’. Wat technologie betreft was men van mening dat de overheid voorganger moest zijn in het benutten van de mogelijkheden op het gebied van technologie, economie, de arbeidsmarkt en communicatie (inlichten van het volk). 19 Beleidsmakers als ICT-enthousiastelingen Beleidsmakers zien grote mogelijkheden in het informeren van de bevolking middels ICT en promoten het dan ook. Als zij de bevolking zo ver krijgen dat zij de technologieën integreren in hun alledaagse leven, kan de regering hen in- en voorlichten middels dit medium. ICT gebruiken voor hulp aan gemeenschappen Vooral achtergestelde gemeenschappen blijken erg gebaat te zijn bij het leren kennen van ICT. Het is echter zo dat gemeenschappen die in de tijd achtergesteld geraakt zijn dit voornamelijk een keuze lijkt: mensen interesseren en verdiepen zich niet genoeg in het Internet en vinden het niet nodig. Promoten van gebruik van ICT in gemeenschappen Omdat men vanuit de overheid bang is dat men verder achtergesteld raakt naarmate men langer uitgesloten is van ICT probeert de overheid ICT veelvuldig te promoten. In de ‘digitale stad’ is men in staat om informatie te achterhalen die zijn/haar omgeving aangaat. In de ‘virtuele gemeenschap’ vindt men mensen met gedeelde karakteristieken en/of interessen. De ‘gemeenschapsfaciliteiten’ brengen mensen in de gelegenheid om programma’s en hulpmiddelen te achterhalen zodat zij voldoende uitgerust zijn om goed uit de voeten te kunnen op het Internet. Bij het ‘informatiepunt’ wordt informatie verschaft over omgevingen en dergelijke. ICT voor iedereen? Het is de vraag of ICT ook echt nut heeft voor iedereen en een bijdrage leeft aan de gemeenschap. Uit het artikel blijkt in ieder geval dat cyberspace zich nog niet heeft ontwikkeld als een beter en democratischer medium als vele enthousiastelingen over technologie ons willen doen geloven. 20 Hollander, Stappers & Jankowski (2002): communication Community media and community Introductie De opkomst van electronische media in de jaren ’70 heeft de bestudering van communicatie in de gemeenschap (voornamelijk het sociale aspect) weer onder de aandacht gebracht. Hierbij werd de structuur van communicatie in een sociale setting nader bekeken wat directe invloed had op de traditionele bestudering van massacommunicatie. Hierbij kwamen twee problemen bovendrijven: de interpersoonlijke communicatie al dan niet via media en het feit dat deelnemers aan communicatie zich in hetzelfde sociale systeem bevinden. Hierbij wordt de vraag gesteld of publiek zich ontwikkeld als reactie op mediaberichten of bestaat dit publiek al op basis van gedeelde interessen? Het concept van massacommunicatie Berelson bracht structuur in het onderzoek naar massacommunicatie maar negeerde de invloed van interpersoonlijke communicatie (two-step-flowhypothese). Communicatie bleek een interactief twee-dimensionaal proces te omvatten waarin zowel een zender- als ontvangerrol vervuld werd. De Reuzeinjectienaaldtheorie was hiermee verworpen. Als gevolg hiervan werd massacommunicatie ook niet meer als instrument van invloed gezien maar als een, op een sociale omgeving invloed hebbende, factor. Mensen bleken te handelen vanuit eigen motieven en op zoek te zijn naar een bevredigende betekenisconstructie. Massacommunicatie als openbare communicatie Massacommunicatie houdt het openbaar en beschikbaar maken van informatie voor iedereen in waarbij de ‘massa’ afhankelijk is van het aantal personen die de informatie verwerkt. Massamedia spelen weliswaar een belangrijke rol in het openbaar maken van informatie maar zijn niet essentieel (denk aan verspreiding geruchten). Massacommunicatie sluit niemand buiten en is niet afhankelijk van massamedia. Communicatie binnen een gemeenschap is een vorm van openbare communicatie op kleinere schaal waarin een publiek gegenereerd wordt binnen de context van een specifieke gemeenschap. De informatie die verspreid wordt is voor een beperkte doelgroep met gedeelde interessen en betekenisgeving. Media in de gemeenschap en massamedia Het verschil tussen beiden is niet alleen te bepalen op basis van grootte of gebruikte communicatietechniek. De media als zuilen voor de democratie werden in de jaren ’60 in twijfel getrokken omdat zij uitgingen van een bepaalde mate van vertrouwen in de media. Hierdoor kwam participatie in de democratie naar voren waarbij mensen via allerlei wegen informatie wilden vergaren over de politiek en voor hen relevante onderwerpen. Gemeenschapsmedia zijn ondertussen belangrijke elementen geworden in de locale gemeenschappen. Conceptualisatie van gemeenschapscommunicatie De conceptualisatie heeft zich tot op heden enkel gericht op grootte en type. Er zijn vele vormen van gemeenschapscommunicatie zoals bij bijeenkomsten, posters en graffiti. Tot op 21 heden is gemeenschapscommunicatie-onderzoek beperkt gebleven tot gerichte communicatie op het locale niveau. Er kunnen verschillen in gemeenschapsstructuren geconstateerd worden op basis van variatie en relevantie van communicatieve kwesties. Conclusie Massacommunicatie wordt doorgaans gezien als een activiteit waarin een klein aantal professionele zenders boodschappen verzenden naar de massa die geacht worden beïnvloed te worden door deze boodschappen. Velen zijn hier nog steeds van overtuigd en er kan wel geconstateerd worden dat openbare communicatie een proces is waarin zowel zenders als ontvangers deelnemen hieraan op basis van hun verschillende motieven. Het is een proces dat niet in een geïsoleerde omgeving gebeurd maar in een sociale context plaatsvindt. Wel dient geconstateerd te worden dat de Reuze-injectienaaldtheorie achterhaald is. 22 Jankowski (2002): Creating Community with Media: History, Theories and Scientific Investigations De aanwezigheid van zowel nieuwe als oude media heeft veel invloed gehad op de vorming van gemeenschappen binnen de huidige cultuur. Met name de komst van radio werd dit duidelijk zichtbaar en bij de ontwikkeling van de televisie was het prominent aanwezig. Dit kwam onder andere door de ontwikkelingen binnen de radio en televisie. Die zich steeds meer gingen oriënteren op gemeenschappelijke programma`s. Door de komst van virtuele gemeenschappen op het internet is het nu niet meer weg te denken binnen de huidige maatschappij. In dit artikel wordt er dus op zoek gegaan naar de relaties tussen (nieuwe) media en gemeenschappen. In het artikel worden verschillende historische periodes (Waves of Community and Media studies) besproken. Per periode wordt het type media besproken en welke invloed het had bij het vormen van verschillende gemeenschappen binnen de samenleving. First Wave (1920-1930 printmedia) Bij de eerste golf werd er gekeken naar de invloed van het lezen van de krant op het vormen van gemeenschappen. Dit werd met name door de Chicago School gedaan rond 1920 and 1930. Een van deze onderzoeken wijs uit dat mensen in de stad meer geïnteresseerd waren in nieuwsthema`s buiten hun regio of gebied, terwijl mensen van het platteland of uit dorpen veel meer geïnteresseerd waren binnen de gemeenschap. Het mediagebruik was dus een weerspiegeling van individuele trekken. In 1985 is er door Stamm een onderzoek gedaan naar de relatie tussen media en gemeenschappen. Hij heeft een model ontwikkeld waarin gemeenschapsbanden kunnen worden gezien als voorlopers op het mediagebruik. Eveneens beweerd hij dat individuele trekken (zoals lengte van verblijf, lid van locale organisaties) invloed uitoefenen op het leespubliek. Hij geeft aan dat het media gebruik (kranten lezen) een duidelijke bijdrage levert bij het creëren van een gemeenschap. Second Wave (1970 Radio en TV) De komst van video en kabeltelevisie kan gezien worden als een uitbreiding van de print technologie. Deze ontwikkelingen zorgden voor een geografische en ruimtelijke verspreiding van gemeenschapsinitiatieven en acties. Tevens nam de diversiteit van media steeds toe. Eigen groepen ontwikkelde zelf kranten, tijdschriften en programma`s door zich te onderscheiden van de grote ‘broadcasters.’ Het is een gemeenschap die zich serieus en professioneel inzet bij het produceren van hun ideeën. De motivatie/drang om zich te uiten wordt regelmatig door de initiatiefnemers van de gemeenschapsmedia onderschat. Hierdoor werd het moeilijker om het gewenst of noodzakelijk niveau te bereiken met als gevolg dat, de formatie van een professionele organisatorische belangrijker werd dan de oorspronkelijke gemeenschapgeoriënteerde doelen. 23 Third Wave (2000 Internet) Het is moeilijk om een precies moment aan te geven wanneer er gesproken kan dat het internet tijdperk is begonnen. In de literatuur worden verschillende gebeurtenissen gebruikt om dit aan te duiden (de mogelijkheid om internet na te sporen op informatie rond 1996 en de vorming van Association of Internet Researchers 2000). Internet ontwikkeld zich razend snel en allerlei grote academische tijdschriften zijn of worden op het internet gepubliceerd. De ontwikkeling van netwerk binnen deze branche gaat razend snel en er zijn in de literatuur dan ook verschillende termen voor (Public Education networks, Community information networks of community informarics). Daarnaast wordt er vanuit de branche zelf veel aandacht besteed aan gemeenschappen en nieuwe media. Conclusie, nieuwe media en gemeenschappen een thema dat veel in beweging is. Veranderingen van het begrip Gemeenschap (community) In de literatuur zijn er totaal meer dan 94 definities gevonden van het begrip gemeenschap. Het wetenschappelijk sociologische woordenboek definieert het als volgt: one of the more elusive an vague in sociology and by now largely without specific meaning (een van de onvatbaardere en vage termen in de sociologie, zonder specifieke betekenis. Gemeenschap is een populair begrip die tegen dit commentaar wel is opgewassen. Er is juist nieuw leven in de brouwerij komen door komst van virtuele gemeenschappen in cyberspace. Door deze ontwikkelingen mag er gezegd worden dat studies rondom gemeenschappen erg in trek is bij de sociologische wetenschappers. Gemeinschaf en Gesellschaft De ontwikkelingen rondom het begrip gemeenschap beginnen rondom met de socioloog Tonnies. Hij maakte een onderscheiding tussen Gemeinschaft en Gesellschaft. Gemeinschaft gaat over hechte relatie tussen leden binnen de gemeenschap. Iedere persoon weet van zichzelf wat hij moet doen en wat er van hem verwacht wordt. Binnen de gemeenschap heerste een homogeniteit en was er conservatieve (door de kerk). Gesellschaft duidt een individualisering aan. Mensen hebben alleen nog maar op basis van een contract een gemeenschap. Dit had met name met de komst van de industrialisatie te maken. In plaats van een hechte en gesloten gemeenschap ontstonden er gemeenschappen die gebaseerd waren op werk. Daarnaast wordt er door verschillende onderzoekers de kracht van de plaats/woonomgeving aangekaart. Waar we wonen/leven heeft invloed op hoe we wonen/leven. Social Ties (sociale netwerken/banden) Er zijn verschillende voorstellen gedaan om te onderzoeken wat er nu precies verstaan kan worden onder gemeenschap en hoe dit te meten is. Een van de belangrijkste is door te kijken naar de onderlinge relaties tussen het individu, groepen en instanties(sociale netwerken/banden). Dit geeft onderzoekers de mogelijkheid om te term gemeenschap even los te laten. Deze benadering geeft de gelegenheid om kenmerken te beschouwen als het lot en strakheid van relaties, de graad van heterogeniteit onder eenheden binnen een netwerk en de impact van posities en relaties op het individu. Het gaat hierbij dus om de onderlinge bindingen tussen de personen binnen een gemeenschap en in hoeverre deze rolverdeling invloed heeft op de gemeenschap 24 Virtual Community Een van de benlangrijkste personen, als het gaat om gemeenschappen binnen cyberspace, is Rheingold. Hij geeft aan dat mensen in deze virtuele gemeenschappen doormiddel van woorden op een beeldscherm.) zichzelf kunnen uiten (kennis uitwisselen, flirten, verliefd worden, emoties tonen ect. Je kunt in principe alles doen wat je in het echte leven ook kan doen, alleen nu grenzeloos. Aan de ene kant is de virtuele gemeenschap een toevoeging aan het leven, maar aan de andere kant is hij onzeker wat betreft of de inspanningen die verricht worden te danken is aan deze virtuele gemeenschappen. Onderzoekers hebben sterk het gevoel/vermoeden dat er nieuwe gemeenschappen ontstaan samen met het ontstaan van nieuwe forums/discussiegroepen op het internet. Deze worden door onderzoekers als geschikt bevonden voor mensen die face-to-face communiceren zonder daarbij wezenlijk aanwezig te zijn. De functie is dan mensen met dezelfde interesses op een bepaald gebied dichter bij elkaar brengen. In tegenstelling tot een echt gemeenschap is virtuele gemeenschap makkelijke binnen te dringen en ook makkelijker om weer weg te gaan. De standvastigheid van zo`n gemeenschap is dus vele malen minder. Van Dijk beschrijft Virtual Gemeenschappen als volgt: het is een vorm van gemeenschap die niet gebonden is aan een specifieke plaat of tijd, maar gebaseerd is op gedeelde interesses in een bepaald onderwerp. Van Dijk geeft vier kenmerken die bij alle gemeenschappen voorkomen: having members, a social organization, language and patterns of interaction an a cultural and common identity (zie tabel 2.1 blz 40) Deze kenmerken worden vervolgens gebruikt om het virtuele gemeenschappen te vergelijken met ‘real life’ of ook wel ‘organische’ gemeenschappen genoemd. In de tabel staat een overzicht van de verschillen tussen de virtuele en organische gemeenschappen. Echter klopt dit niet helemaal, want er zijn genoeg virtuele gemeenschappen waarbij de leden onderling erg close met elkaar zijn verbonden. Uit zijn onderzoek komt naar voren dat virtuele gemeenschappen kunnen uiteindelijk een aanvulling zijn op de organische gemeenschappen, maar ze kunnen deze niet/nooit vervangen. Baym heeft onderzoek gedaan naar de motivatie van individuele om lid te worden van een (online) virtuele gemeenschap. Zij geeft aan dat vijf reeds bestaande kenmerken hier een rol bij spelen bij het ontstaan van online gemeenschappen (emergment model of online communities): Uiterlijke context, tijdelijke structuur, systeeminfrastructuur, groepsdoelen en kenmerken van deelnemers(zie tabel 2.2 blz 41). Dit model is ontwikkeld voor als leidraad voor het begrijpen hoe online gemeenschappen zich vormen. Hoewel iedere gemeenschap uniek is dit model kan gezien worden als ‘guideline’ voor het verglijken van online gemeenschappen. Uit ander onderzoek komt naar voren dat de leden van de gemeenschap middels taal grenzen bepalen om zo leden en niet leden te onderscheiden. Het artikel geeft een illustratie van recent werk rondom gemeenschap en nieuwe media. Daarin worden drie onderzoeksgebieden onderscheiden: Small-scale Election Media, Physically Based Virtual Communities en Internet and Public Discusions Small-scale Election Media (kleinschalige verkiezings media) Dit is een vorm van media (voornamelijk radio) op kleine schaal binnen een bepaalde gemeenschap. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de kracht van deze media niet onderschat moet worden en dat het wel degelijk invloed uitoefent bij het vormen van een publieke sfeer. De kracht van kleinschalige media zit hem in de bereikbaarheid. Al groepen 25 leveren een bijdrage aan het professionaliseren, populairder maken en commercialiseren van de radio. Physically Based Virtual Communities In de literatuur onderscheiden zich twee soorten van vitaliteit, gebonden aan een specifieke plaats en zonder binding aan een specifieke plaats. In het artikel worden allerlei voorbeelden gegeven van Virtuele gemeenschappen. De belangrijkste daarvan is Netvill die bewoners van een buitenwijk in Toronto de gelegenheid geeft om met elkaar een virtuele gemeenschap te vormen. Zowel online als offline ontstaat er een gemeenschap, beide gemeenschappen hebben sterke en minder sterke banden. Wat op valt is dat de er meer van de virtuele gemeenschap gebruikt wordt als er binnen de gemeenschap sprak is van ‘social action’(problemen met de ontwikkelaar of het onverwacht stop zetten van het netwerk. Door deze gebeurtenissen werden de banden verstevigd binnen de gemeenschap. Internet and Public Discusions De invloed van media op de publieke sfeer is al jaren lang een van de belangrijkste onderwerpen binnen de communicatie wetenschap. Ook op internet vormen zich allerlei discussie forums met name politieke-, socialistische- en culturele onderwerpen. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat deze ‘Internet-based’ discussies zeker een bijdrage leveren bij het vorming van de Publieke sfeer. Echter de eigenlijke graad van betrokkenheid is minuscuul en levert nauwelijks een bijdrage aan het onderwerp. De rest van het artikel gaan over verschillende soorten van onderzoeksmethodes die zijn toegepast bij constateren van gemeenschappen middels media. Hierbij zijn echter de nieuwe media niet betrokken. Het belangrijkste hiervan is de nieuwe versie van het model van Jankowiski door Hollander. Hij heeft de Digital Community Network toegevoegd. Ik verwijs hierbij naar Figuur 2.1 blz 44 Sleutelbegrippen Het thema van dit artikel gaat over Gemeenschap en dan met name gericht op nieuwe media. De komst van internet heeft veel invloed gehad op de vorming van gemeenschappen (virtuele communities). Door de komst hiervan zijn er bijna geen grenzen meer. Mensen met de zelfde interesse kunnen elkaar vinden op het internet en via cyberspace ideeën uitwisselen, discussieeren over onderwerpen, maar ook gevoelens uitwisselen en zelfs verliefd worden. In tegenstelling tot ‘real life’ zijn virtuele gemeenschappen veel makkelijker om binnen te dringen vanwege hun anonimiteit. Dit maakt het voor mensen gemakkelijker om contacten te leggen, maar de keerzijde van de medaille is dat het contact makkelijker verdwijnt. De onderlinge banden zijn minder sterk dan het echte leven. De virtuele gemeenschappen vormen een aanvulling op de echte gemeenschappen, maar deze zullen zij nooit vervangen. 26 College 5: Socialisatie en Identiteit: beding aan gedeelde betekenissen Berger, P., & Berger, B., (1972), Hoe wordt men lid van de maatschappij? Socialisatie. Probleemstelling Hoe wordt men lid van de maatschappij? Resultaten We beginnen allemaal met geboren worden. De eerste bestaanstoestand met de maatschappij die ervaren wordt is die van een zuigeling. Dit brengt een bepaalde relatie tot het eigen mee. Het geboren worden betekend een wereld binnengaan met een eindeloze rijkdom aan ervaringen. Een belangrijk deel van deze ervaringen is niet- sociaal. De zuigeling interacteert niet alleen met zijn eigen lichaam en met zijn fysieke omgeving, maar ook met de andere menselijke wezens. De sociale ervaring is geen geïsoleerde categorie. Bij vrijwel elk aspect van de wereld van de zuigeling zijn andere menselijke wezens betrokken. Het zijn de anderen die de patronen weven waarmee de wereld word ervaren. Alleen door middel van deze patronen is het organisme in staat een stabiele relatie op te bouwen met de wereld rondom. Dezelfde patronen dringen ook in het organisme door, zij beïnvloeden de manier waarop het functioneert (denk aan het rooster van de voeding van een baby). Later wordt een kind zich bewust van het feit dat de micro- wereld zijn achtergrond vindt in een oneindig veel grotere macro- wereld. Deze onzichtbare macro- wereld die aan hem onbekend is heeft vrijwel al zijn ervaringen in zijn micro- wereld gevormd en van te voren gedefinieerd. De micro- werelden die zuigelingen ervaren verschillen van elkaar voor zover zij in verschillende macro- werelden ingebed zijn. De vroegste kindertijd, de latere kindertijd en de jongelingsjaren worden ervaren op een manier die relatief is ten aanzien van de plaats in het grotere geheel van de maatschappij. Tussen maatschappij zijn er verschillen in voedingsgewoontes. Bij opleggen van sociale patronen op het gebied van het fysiologisch functioneren van het organisme kennen de primitieve maatschappijen weinig problemen. Socialisatie is het opleggen van sociale patronen aan het gedrag. Een deze patronen hebben gevolgen voor de fysiologische processen van het organisme. Kinderen zijn niet alleen afhankelijk van de individuele eigenaardigheden van de volwassenen die de verantwoordelijkheid van het kind dragen, maar ook van de verschillende sociale groeperingen waartoe deze volwassenen behoren. Het absolute karakter waarmee de patronen van een maatschappij op het kind afkomen is gebaseerd op 2 feiten: de grote overmacht van de volwassenen en de onbekendheid van het kind met alternatieve patronen. Socialisatie kan worden gezien als het opleggen van beheersing van buiten af, gesteund door beloningen en straf. Maar ook als een inwijdingsproces waardoor het kind in staat wordt gesteld zicht te ontwikkelen en uit te groeien in een wereld die voor hem gereed ligt. De sociale wereld van zijn ouders komt eerst op het kind af als een buiten hem liggende, zeer machtige en mysterieuze werkelijkheid. Het kind treedt er in binnen en wordt langzamerhand in staat eraan deel te nemen. Het wordt zijn wereld. 27 De voornaamste drager van de socialisatie is de taal. Het is door de taal dat het kind sociaal erkende zingeving leert overdragen en vasthouden. Hij ontwikkelt daardoor het vermogen abstract te denken, het geen inhoudt dat zijn geest zich buiten en boven de directe situatie kan gaan bewegen, de mogelijkheid tot reflectie. Door deze toenemende reflectie beschouwelijkheid wordt het kind zich bewust van zichzelf als een ‘zelf’. Het kind wordt gevormd door de maatschappij, op een zodanige manier gemodelleerd dat hij een erkend en actief deelnemend lid kan worden. Socialisatie is een wederkerig proces; niet alleen de gesocialiseerde, maar ook de socialiseerders worden beïnvloed. Het vermogen om zelfstandig effect te hebben op de wereld en op de mensen die bevolken dat evenredig toeneemt met zijn vermogen de taal te hanteren wordt het vermogen van het kind tot wederkerigheid genoemd (het tegen spreken). Daarmee samenhangend is het belangrijk te erkennen dat er grenzen zijn aan de socialisatie. Deze grenzen zijn niet precies aan te geven. Het fundamentele mechanisme is een proces van interacteren en identificeren met anderen. Er wordt een essentiële stap gezet wanneer het kind leert om de houding van de ander in te nemen. Deze specifieke fase is geslaagd wanneer het kind heeft geleerd dezelfde houding tegenover zichzelf aan te nemen. De socialisatie verloopt voortdurend in interactie met anderen. Maar niet alle anderen die het kind ontmoet zijn gelijkelijk belangrijk in dit proces. Sommige zijn duidelijk van centraal belang, significante anderen. Hiermee interacteert het kind het meest mee, heeft hij een belangrijke emotionele relatie zijn de houdingen en rollen in zijn situatie het meest wezenlijk. Zij maken de sociale wereld van het kind uit. Het kind begint later te begrijpen dat deze bijzondere houding en rollen verwijzen naar een veel algemenere werkelijkheid. Het kind leert zich niet alleen aan specifieke significante anderen te relateren, maar ook aan gegeneraliseerde anderen die de maatschappij in het algemeen voorstelt, ook wel verschaffers van achtergrondgeluiden. Dit is eenvoudig door de taal. De specifieke geboden en verboden van individuen anderen zijn algemene normen geworden. De sociale wereld met zijn veelheid aan betekenissen wordt verinnerlijkt in het eigen bewustzijn van het kind, ook wel internalisering. In een ingewikkeld proces van wederkerigheid en reflectie wordt een zekere symmetrie opgebouwd tussen de innerlijke wereld en de sociale wereld waarin hij gesocialiseerd wordt, het geweten. Internalisering stelt niet alleen het individu in staat te participeren aan de wereld rondom, het maakt het hem ook mogelijk een rijk, eigen innerlijk leven te hebben. Alleen via anderen kunnen wij ertoe komen onszelf te ontdekken. Er is een zekere parallelliteit tussen biologische groeiprocessen en socialisatie. De groei van organisme stelt grenzen aan de socialisatie. Er zijn veel verschillende manieren om een structuur aan te wijzen in de kindertijd, niet alleen in termen van zijn duur, maar ook in termen van zijn karakteristieken. De moderne structuur van de kindertijd vindt niet alleen zijn uitdrukking in ontelbaar veel overtuigingen en waarden ten aanzien van kinderen, maar ook in onze wetgeving. Het soort kindertijd is per maatschappij verschillend, in de westerse samenleving is het veiliger en gelukkiger dan hij ooit was. Dit heeft gevolgen voor de maatschappij en zelfs in de politieke sfeer. 28 De maatschappij construeert ook bepaalde typen van het ‘zelf’. Het ‘ik’ vertegenwoordigt het voortdurende spontane zelfbesef dat wij allen hebben. Het ‘mij’ vertegenwoordigt dat deel van het zelf dat gevormd en gemodelleerd is door de maatschappij. Deze 2 aspecten kunnen met elkaar in gesprek komen. Het gesocialiseerde deel van het zelf wordt in de regel de identiteit genoemd. Identiteit is een product van op elkaar inspelende identificatie en zelfidentificatie. Wie niet tegen de waarden en de daarmee bedoel eindentiteit op kan leven wordt scherp gesanctioneerd. Socialisatie is nooit afgelopen. Wel neemt de intensiteit en reikwijdte van de socialisatie na de vroege kindertijd af. Met primaire socialisatie bedoelt mens het oorspronkelijke proces waardoor het kind een werkend lid van een maatschappij wordt. Met secundaire socialisatie bedoelt men alle latere processen waardoor een individu ingevoerd raakt in een specifieke sociale wereld. Alle socialisatieprocessen verlopen in persoonlijke ‘face to face’ interactie met andere mensen. De houdingen die het individu tijdens de socialisatie aanleert, hebben in de regel betrekking op veelomvattende stelsels van zingeving en waarden die ver buiten zijn directe situatie reiken. Socialisatie verbindt micro- wereld met macro- wereld. Eerst stelt de socialisatie het individu in staat een relatie te leggen met specifieke andere individuen, daarna geeft zij hem de gelegenheid een relatie te leggen met het gehele universum. Hoofdbegrippen Socialisatie; Om deel te kunnen nemen aan een maatschappij, een gemeenschap moet een individu zich eerst socialiseren. Dit kan door het beheersen van de taal en door de gedraging, waarden en normen van de leden over te nemen. Wanneer dit overeenkomt tussen de leden van gemeenschap dan zal er een positieve publieke sfeer zijn. De waarden en normen behoren tot de heersende moraal in de maatschappij. Soms wordt zelfs in de politieke sfeer bepaald waaruit het publieke moraal hoort te bestaan. Methode De methode wordt niet weer gegeven in het artikel. 29 Milkie, M. A (1994): Social world approach to cultural studies Probleemstelling Allereerst wordt op basis van sociologisch onderzoek op drie gebied van culturele studies (de productie van symbolen in culturele industrieën zoals televisie netwerken, de analyse van media inhoud en individuele interpretaties van media beelden) en het vierde belangrijke punt (de sociale wereld van media) bediscussieert. Vervolgens wordt er gekeken naar hoe sekse media beelden achten als agent van socialisatie. Door een interpreventieve reproductieanalyse van een volwassen sociale wereld, wordt bewijs geleverd voor de rol van de media in de sociale productie en de reproductie van geslacht. Resultaten De stijl van het verhandelen dient het volgende op te bouwen: cohesie, solidariteit en een sterke groepsvriendschap. Door herhaling, verlenging en het benadrukken van bijzondere aspecten van routines kunnen bepaalde betekenissen krachtiger gemaakt worden die binnen de peer cultuur belangrijk zijn. 4 onderwerpen domineerde: seksualiteit (voornamelijk agressieve seksualiteit,18 respondenten), lichamelijke functies (10 respondenten), geweld (8 respondenten) en drugs en alcohol gebruik (4 respondenten). Centraal in de analyse van de reproductie van de mannelijke rol zijn de thema’s agressie, inclusief agressieve seksualiteit en geweld. Deze thema’s functioneren als een belangrijk punt van peer cultuur en was een teller voor de succesvolle zelfpresentatie in het bereiken van bekwaamheid, het demonstreren dat ze echt mannen waren. Drugs gebruik en lichamelijke functies, werden toegewezen van de media door de jongens. Deze activiteiten werden uitgevoerd door mannelijke media karakters, maar zijn niet zo dicht gebonden aan de mannelijke rol. Ook al hebben ze interesse ze maken er zelf geen gebruik van. Dat zij zo selecteerden en waarnamen is toe te schrijven aan bepaalde factoren: de puberende leeftijdsgroep kan extra geïnteresseerd zijn in hun aandacht aan dat onderwerp en de afwijkende aard van het veel praten over geslacht, geweld, de drugs en de lichamelijke functies zijn een belangrijke factor in zijn opneming in een peer groep. De jongens reproduceren hoge stereotypen en negatieve aspecten van de mannelijke rol. Ze identificeren zich expliciet met deze volwassen mannelijke rol en ze zijn zich ervan bewust dat ze in de toekomst deze rol vervullen, vooral de agressieve en seksuele rollen. Ze reproduceren de traditionele mannelijke rollen en de ideologie van agressiviteit. De jongens voegen stereotiepe begrippen van geslacht toe aan die al in de media bestaan. Zoals zij gemakkelijk extra stereotypische begrippen op vrouwen in de media toepassen, zo kunnen en passen zij stereotypische begrippen toe op vrouwen in hun sociale netwerken. Het effect van media kan worden gezien als een collectieve productie en reproductie van ideologie die van media symbolen wordt getrokken, met de interpretatie die buiten de individuele media interacteert. Hoofdbegrippen Socialistische rollen; 30 Mensen worden opgegroeid volgens bepaalde ideeën. Ideeën die heersen in de maatschappij waarin ze opgegroeid worden, de publieke sfeer waarin ze zich bevinden met morrelen die heersen. Op basis hiervan handelen mensen, in dit geval de jongens die zijn onderzocht. Methode Etnografisch onderzoek van peer groepen op een middelbare school in het schooljaar 19821983. Zij werden geobserveerd naar aanleiding van het zien van verschillende films. College 6: Representatie: Minderheden in de media, publieke opinie De Swert (2001): Tussen vergeetput en schandaal: strategieën tegen extreem rechts in drie Vlaamse kranten Auteur : Knut de Swert Jaar : april 2001 Probleemstelling / Onderzoeksvraag 1. Extreem Rechts (partij) wordt gediscrimineerd in de politieke berichtgeving van de Vlaamse kranten en worden negatiever behandeld dan andere partijen. (volgens extreem rechts zelf) 2. Extreem Rechts (ER) heeft een te ruime toegang tot de media en wordt nauwelijks bekritiseerd. (volgens de anti-extreem rechtse partijen) Welke strategieën zijn er tegen ER tegen en de rol van de media? Resultaten Aanleiding Opkomst van ER wordt gezien als een gevaar voor de democratie. De media voelen zich ook enigszins verantwoordelijk voor de opgang van ER, Het Vlaams Blok. De pers speelt een rol m.b.t. de beeldvorming van ER. In de literatuur is men het erover eens, de media kan een belangrijke invloed uitoefenen op de eindscore van een politieke partij tijdens verkiezingen (electoraal suc6). Een politieke partij heeft de media nodig om zichzelf te kunnen verkopen aan het publiek, want ‘onbekend’ maakt ‘onbemind’. Media kan gezien worden als een “vierde macht” => d.w.z. de invloed op de politieke agendasetting, de stijl van politici, mobiliseringsprocessen en het electoraal succes. De impact van kranten op het electoraal gedrag van lezer si aantoonbaar, maar is niet voor elke partij even significant (in NL: CDA is nauwelijks gevoelig voor neg. berichtgeving, PvdA juist wel) Wat is de rol van de media hierin? 1) Enerzijds zegt men dat de berichtgeving een afspiegeling moet zijn van de maatschappij waarin verschillende politieke en ideologische strekkingen aan bod komen, zoals die ook in de politiek voorkomen. Dit noemt men de afspiegelingstheorie. ER zou dus volgens deze theorie ook de aandacht moeten krijgen die het verdient op basis van de maatschappelijke draagvlak. 31 2) Anderzijds (voorstanders van het bestrijden van ER in de media) zegt men: de pers is verantwoordelijk voor de bescherming van de democratie. Vandaar dus dat strategieën tegen ER gebaseerd zijn op het uitgangspunt hebben dat ER en haar standpunten een bedreiging vormen voor de democratie. Strategieën om ER tegen te gaan Er zijn 2 strategieën voor het bestrijden van ER: negatie en confrontatie (kunnen gezien worden als 2 code’s) Confrontatie bestaat uit 4 onderdelen: 1) Isolatie (afspraken tegen samenwerking met ER, cordon sanitaire) 2) Discussie 3) Actie (manifestaties) 4) Ontmaskeringsstrategieën (het achterliggende, radicale gezicht van ER tonen) Kritiek op negatie-strategie Het falen van de negatie-strategie is te wijten aan het feit dat niet iedereen consequent de strategie hanteert. De strategie zorgt er voor dat ER in een slachtofferrol geduwd wordt, de partij kan dan een ‘underdog’-rol spelen en sympathie kweken bij bepaalde kiezers. Tevens door het negeren van ER verdwijnt ook de mogelijkheid om in de pers aan te tonen hoe gevaarlijk en legitiem ER is voor een democratie. Dus: ER moet kritisch benaderd worden, zodat de partij niet als ‘normaal’ beschouwd wordt. Hoe komt het dat ER (Het Vlaams Blok (HVB)) succesvol is? doordat ER genegeerd wordt kan het een ‘underdog’-rol spelen => sympathie kweken. Maar ook, Het Vlaams Blok kiest zijn eigen thema’s, niet de andere partijen. Dit creëert dat HVB ‘de stem van de burger vertolkt’, maar wat eigenlijk in werkelijkheid niet is. Kiezers ervaren weer problemen en partijen slagen erin om één van deze thema’s belangrijk te maken en electoraal te verzilveren. HVB slaag daarin beter in dan andere partijen. Aandachtspunten m.b.t. berichtgeving om ER te bestrijden ER niet benaderen als een normale democratische partij Inzicht geven in het ER, zonder de partij in een ‘underdog’-rol te duwen Niet ER als protestpartij laten kenmerken ERse woordvoerders niet teveel aan het woord laten komen Allochtonen voldoende ruimte geven om zich te verdedigen Controleren dat gevestigde partijen niet richting ER gaan Niet teveel foto’s van ERse personen Geen ERse lezersbrieven Geen ER in hoofdartikel Geen ER in koppen van artikelen ERse standpunten omkaderen Niet iedere redactie/ journalist houdt zich aan deze punten, Waarom niet? Er zijn 3 redenen waarom redacties/ journalisten zich niet aan de punten houden: 32 1) redacties/ journalisten zelf hebben verschillende opvattingen, niet iedereen is het eens over de te volgen strategieën. 2) Het bestrijden van ER is niet altijd prioriteit voor sommige kranten, maar is een secundair objectief, ondergeschikt aan ideologische doelen van de krant. 3) de nieuws- en sensatiewaarde van ER. Het belang van nieuwswaarde kan heel groot zijn, gezien het commerciële winst-denken van sommige kranten. ER krijgt gewoon een grote nieuwswaarde, of je er nu voor of tegen bent. 33 Conclusies m.b.t. de 2 hypothesen Door de weeks (niet in de verkiezingsperiode) wordt ER bijna genegeerd en is er weinig aandacht voor, kranten hebben een neutrale houding t.o.v. ER. Er worden weinig vermeldingen gedaan van ER. In de verkiezingsperiode is de aandacht voor ER verdrievoudigt in alle kranten. Kwaliteitskranten zijn erg negatief en erg kritisch over ER. Populaire kranten blijven neutraal tot positief (deze kranten hebben andere ideologische prioriteiten dan het bestrijden van ER. Zie punt 2 en 3 hierboven) Hoofdbegrippen artikel (met relatie tot Media, (sub)cultuur en gemeenschap) Beeldvorming! Cultuur! Cultuur als systeem: legitimatie (= toekennen dat t wettelijk is, dat het mag) plausibiliteit (= dat het geloofwaardig klinkt) => journalistiek is een institutie met een waakhondfunctie (beschermen van de democratie en afspiegeling van maatschappij geven) => representatie als niet-neutraal gegeven. Media objectiveren bepaalde betekenissen (zorgt voor een bepaalde beeldvorming van een politieke partij): deze worden door het publiek opgenomen en kunnen leiden tot electoraal succes. Cultuur als proces: een nieuw probleem vraagt om nieuwe oplossingen (code) Cultuur in onderhandeling: strategieën om democratie te beschermen, aandachtspunten om ER te bestrijden. Gemeenschap: symbolische grenzen => wij / zij. (Wij, van ER, zijn tegen zij, de allochtonen) Kan ook genoemd worden als: cultuur als in- en uitlsuiting. Codering: 2 codes nl. negatie en confrontatie. Deze vorm van coderen gaat over het vermelden van ER (de manier waarop) en de waardering van ER in de kranten. 34 Van Donselaar (1998): Monitor racisme en extreem rechts (begrippen colleges: Representatie, publieke opinie) Media vormen een belangrijke en onderbelichte factor bij het doorgronden van de verschijnselen extreem rechts, racistisch en extreem-rechts geweld. Zowel de opkomst als ook de neergang van extreem-rechtse partijen worden in niet onbelangrijke mate beïnvloed door de nieuwsmedia. (via stimulerende en remmende effecten) Vraagstelling De relatie tussen de media en racisme en extreem-rechts is complex en bestaat uit een scala van uiteenlopende en soms zelfs tegenstrijdige effecten en mechanismen. Het bestaan en functioneren van extreem-rechtse, maar ook van racistische organisaties is onlosmakelijk verbonden met het beeld dat de buitenwereld (van justitie tot potentiële aanhangers) zich van hen vormt. Doelstelling van deze editie van de monitor: Hoe en met welke gevolgen komt de beeldvorming over racisme en extreem-rechts in de media tot stand en in hoeverre kan dit proces worden beïnvloed? De te onderzoek effecten en mechanismen kunnen onderscheiden worden in enerzijds bevorderende/stimulerende invloeden en anderzijds belemmerende/remmende invloeden. Dit leidt tot de volgende vraagstelling: Welke remmende en stimulerende effecten hebben media op racisme en rechtsextremisme? Deze studie heeft in haar geheel een explorerend karakter. Dit geldt echter in sterkere mate voor het ‘nieuwe’ medium internet, dan voor de traditionele media. Uit voorgaande studies kan worden afgeleid dat de rol van de nieuwsmedia bij racistisch geweld een factor van betekenis is. Van allerlei aspecten van racistisch geweld weet men inmiddels meer, maar de relatie tussen racistisch geweld en de media is voor een belangrijk deel nog onbekend terrein. In het buitenland is specifiek aan deze relatie aandacht besteed door Bjorgo. In zijn studie brengt hij in kaart welke effecten publiciteit kan hebben op racistisch geweld en racistische en extreem-rechtse groeperingen in Scandinavië. Deze effecten verdeelt hij weer verder onder in effecten die een stimulerende (aggravating) en effecten die een remmende (restraining) werking hebben. Zijn typologie bevat vijf stimulerende en vier remmende effecten. Bjorgo richt zich hoofdzakelijk op racistisch geweld gericht tegen migranten en asielzoekers. Deze studie (Van Donselaar) richt zich echter ook op geweld met een extreem-rechts karakter maar gericht tegen niet-allochtone doelwitten. Hierdoor heeft Van Donselaar de typologie van Bjorgo enigszins verfijnd om deze toe te kunnen passen op deze huidige studie. 35 De aangepaste typologie: Media-effecten op racistische en extreem rechts geweld Stimulerende effecten: imitatie beloning anticipatie rekrutering versterking wij-gevoel versterking angstgevoelens Remmende effeten: sociale sanctie interne ontmaskering externe ontmaskering mobilisatie van de politiek massamobilisatie mobilisatie voor opsporing educatie In hoeverre onderkennen journalisten (18) de effecten uit de (aangepaste) typologie van Bjorgo en in hoeverre houden zij hier rekening mee bij hun werkzaamheden? De meeste journalisten onderkennen dat publiciteit over racistisch en extreem-rechts geweld zowel stimulerende als ook remmende effecten kunnen hebben. Op basis van de antwoorden van de journalisten blijkt het zinvol, naast de indeling van de verschillende effecten in stimulerende en remmende, ook een onderverdeling te maken in bedoelde en onbedoelde effecten. Alle racistische en extreem rechts geweld stimulerende effecten worden door de journalisten als onbedoelde neveneffecten beschouwd van publiciteit. Een onbedoeld effect, die de journalisten in de aangepaste typologie van Bjorgo gemist hadden, was het underdogeffect. Het ‘underdogeffect’ kan met name optreden wanneer er sprake is van misinterpretatie van geweldaanslagen. Bij zo’n misinterpretatie gaat het erom dat de media een aanslag verkeerd interpreteren en ten onrechte toeschrijven aan ‘extreem-rechts’. Dit kan als een boemerang werken, waardoor het publiek sympathie krijgt voor dergelijke extreem-rechtse organisaties en wordt het vertrouwen in de media geschaad. Wanneer men de meningen van de journalisten over alle verschillende effecten bekijkt, dan is te zien dat bepaalde effecten belangrijker worden geacht om rekening mee te houden dan andere. Voorop staat dat de journalist moet berichtgeven. Geen aandacht besteden aan racistisch en extreem-rechts geweld om op die manier geweld stimulerende effecten te vermijden, is taboe. 36 Naast een aantal bedoelde effecten, zijn de meeste effecten onbedoeld. Enkele van die onbedoelde effecten worden door de journalisten in die zin serieus genomen, dat men ze door extra voorzichtigheid bij de berichtgeving zoveel mogelijk poogt tegen te gaan. Journalisten houden bij hun werkzaamheden met de volgende (bedoelde en onbedoelde, stimulerende en remmende) effecten rekening: het mobilisatie van de politiek effect (indirect) het massamobilisatie-effect het beloningseffect de versterking van het angstgevoel effect het underdogeffect (Zie pag 35 voor schema) 37 College 7: Participatie: Publieke sfeer De volgende 2 artikelen gaan over de Publieke sfeer (Fred Wester) Wat is de publieke sfeer? Onder publieke sfeer - een concept oorspronkelijk geïntroduceerd door de Duitse filosoof Jurgen Habermas - wordt meestal verstaan de gerede discussie die een samenleving met zichzelf heeft op basis van onderwerpen en opvattingen die iedere burger in de maatschappij aan gaan. In een snel individualiserende samenleving komt dit idee van een gemeenschappelijke publieke sfeer steeds meer in het gedrang. En dat roept vragen op over de rol van vooral de nieuwsmedia. Wat zijn bijvoorbeeld de gevolgen voor de effectiviteit van televisiejournalistiek, van de schrijvende journalistiek en van andere traditionele manieren van informatieoverdracht? Welke rol speelt journalistiek in de samenleving en vooral op internet, waar iedereen door elkaar lijkt te praten? Van de Steeg, M. (2002) Rethinking the Conditions for a Public Sphere in the Earopean Union De 5 hoofdbegrippen van deze cursus: - Identiteit - Socialisatie - Participatie - Cultuur - Gemeenschap Hoofdzaken: - De probleemstelling en - De hoofdbegrippen van het artikel en de aansluiting bij de cursus en de centrale begrippen van de cursus Het onderwerp van dit artikel is de Publieke sfeer in de Europese Unie zoals deze wordt ondersteund door de massamedia. De vraag waar het om gaat is of er een publieke sfeer kan ontstaan in Europa (dus door de landgrenzen (state’s borders) heen). Over het algemeen, worden er vraagtekens gezet bij het mogelijke bestaan van een Europese publieke sfeer en worden de vooruitzichten voor actief burgerschap en democratie buiten de landsgrenzen die momenteel de Europese Unie vormen negatief beoordeeld. Bij een overkoepelende publieke sfeer in de EU spellen dus een aantal factoren (begrippen) een rol : 1. The media system (het media systeem) 2. Common language (taal) 3. Shared culture and a collective identity (zie zinnige details) 1. Het mediasysteem speelt een grote rol, aangezien de publieke sfeer en media vaak worden gelijkgesteld. Van de Steeg zegt echter dat dit twee verschillende, maar aan elkaar gerelateerde begrippen zijn. Het media systeem is van cruciaal belang voor de publieke sfeer en daarom kunnen ze juist niet gelijkgesteld worden aan elkaar. Het mediasysteem is een hulpmiddel voor de publieke sfeer. 38 2. Language (taal). De verschillende talen in de Europese Unie wordt vaak gezien als het grootste obstakel voor een Europese publieke sfeer. Van de Steeg zet uiteen dat er hier 3 soorten argumenten voor worden gebruikt. Ten eerste zouden verschillende talen voor een verschillende kijk op de wereld zorgen. Door taal zien en begrijpen mensen de wereld op een bepaalde manier, in een context die ze zich eigen hebben gemaakt. Zo heeft het ene land meer uitdrukkingen voor één bepaalde term (Italianen bijvoorbeeld voor het woord ‘blauw’) , terwijl een ander land maar één begrip heeft voor dit woord. Tevens kunnen verschillende landen verschillende betekenissen toekennen aan een begrip. Dit kan wat misverstanden veroorzaken, maar volgens van de Steeg gaat het te ver om hieruit te concluderen dat er mensen hierdoor niet met elkaar zullen communiceren. Mensen met verschillende achtergronden zullen er wat meer moeite voor doen, maar dit zal hun niet weerhouden om met elkaar te communiceren. Ten tweede wordt taal vaak gelijkgesteld met communicatie. Door de verschillende talen zouden de burgers van de EU niet met elkaar kunnen communiceren. Dit zou betekenen dat één van de basisvoorwaarden voor democratie niet vervuld zou kunnen worden. Maar om in staat te zijn om met anderen te praten hoeft niet persé te betekenen dat het om dezelfde taal gaat. Voor een bemiddelde publieke sfeer zijn taal en communicatie niet hetzelfde. Je kunt je eigen taal spreken en toch met elkaar communiceren, aangezien de media de mediator tussen de actoren is. Communicatie is belangrijk, niet de taal. Op de manier waarop de media het nieuws brengt, communicatie kan plaatsvinden zonder taalgrens. Ten derde is er geen taal die wordt gesproken door elke burger van de EU. Grimm zegt dat een journalist zijn eigen taal als dat wel zo was zou kunnen spreken en dan zou hij er zeker van zijn dat iedereen hem zou begrijpen of dat er een één taal zou moeten worden gesproken door heel Europa. Van de Steeg reageert hierop met de conclusie dat iedereen dan dus dezelfde taal moeten spreken en begrijpen en nog belangrijker is dat het suggereert dat om een publieke sfeer te creëren iedereen in staat moet zijn met onze taalvaardigheden dezelfde media te lezen en te kijken. Ze concludeert vervolgens dat als in de nationale publieke sfeer niet van de burgers wordt gevraagd om allemaal dezelfde media te gebruiken dit ook niet gevraagd kan worden voor een Europese publieke sfeer. Figuur 1 en 2 uit het artikel worden verworpen, omdat het niet logisch is dat uit 15 gescheiden, geïsoleerde ellipsen een overkoepelende Europese Unie ellips ontstaat. Uiteindelijk komt hier figuur 6 (p. 516) voor in de plaats. Resultaten van het onderzoek: - Overlap in inhoud en in participanten - Europese Unie - Publieke Sfeer is zeer complex verschijnsel (zie figuur 6) Conclusie: Hier haalt Van de Steeg Schlesinger en Grimm aan. Ze verwerpt Schlesingers idee dat we pas een EU-formatie kunnen hebben met een publieke opinie als we allemaal dezelfde nieuwsagenda hebben in verschillende talen en we burgers hebben die hun burgerschap op EU-niveau definiëren. Volgens Van de Steeg is de kans groter dat als aan beide voorwaarden is voldaan dat dat leidt tot een uit elkaar gevallen ‘domestication’ in nationaliteit en taal dan dat het leidt tot een gezamenlijk Europees vooruitzicht. Ze is het niet eens met het feit dat volgens Schlesinger en Grimm nogal wat (in haar ogen onwaarschijnlijke) veranderingen 39 moeten plaatsvinden, voordat we überhaupt kunnen gaan nadenken over een EU publieke sfeer. Ook het standpunt Grimm die zegt dat we een gezamenlijke media nodig hebben verwerpt ze. Ze wil met dit stuk duidelijk maken dat door te focussen op de publieke discussie die is ontwikkeld in de media, we kunnen leren over het karakter van de publieke sfeer in Europa met al zijn verscheidenheid en dynamiek. Vanuit dit standpunt, wordt het mogelijk om je voor te stellen dat, ook al is er nog een lange lijst van voorwaarden waar nog niet aan is voldaan, dat wat alleen de publieke opinie op nationaal niveau lijkt tegelijkertijd ook publieke opinie op EU niveau voortbrengt. Van de Steeg: Publieke sfeer: • Niet homogeen • Discussie centraal • Discussieforum= medium • Overlap verschillende media • Contacten tussen participanten Zinnige details: - Specifiek behandelde begrippen: 3. Shared culture en shared identity zijn helemaal niet noodzakelijk. Ook in Nederland zijn er subculturen. We hoeven niet allemaal dezelfde mening te hebben. Auteurs die een bredere definitie gebruiken van ‘identiteit’ ,(= één van de hoofdbegrippen van de cursus!) namelijk als ‘verscheidene voorwerpen/objecten waarmee de burger zich kan identificeren’ , dus identiteit als een serie van identiteiten die naast elkaar kunnen bestaan, zijn ook degene die zeggen dat democratie gaat over burgers die het democratie proces organiseren en dat een gevoel van gemeenschap wordt ontwikkeld in het democratie proces door burgers die zich ook als burgers gedragen. 40 Couldry, N. (2006) Culture and citizenship De 5 hoofdbegrippen van deze cursus: - Identiteit - Socialisatie - Participatie - Cultuur - Gemeenschap Hoofdzaken: - De probleemstelling en - De hoofdbegrippen van het artikel en de aansluiting bij de cursus en de centrale begrippen van de cursus Dit artikel gaat over het ‘cultural citizenship’. Onder citizenship wordt burgerschap verstaan. Hierbij gaat het om de rechten, maar ook de plichten van de burgers. Het gaat erom wat we als burgers allemaal (behoren te) doen om fatsoenlijke burgers te zijn. In plaats van denken dat we denken te weten wat ‘cultural citizenship’ inhoudt, moet er meer onderzoek worden gedaan naar wat die ‘cultuur’ dan inhoudt. Wat is cultuur? Het artikel wordt bekeken uit de hoek van de Cultural studies. Aan de hand van dagboeken is gekeken wat mensen belangrijke onderwerpen vonden op een dag. - Resultaten van het onderzoek: Er is een disconnectie tussen burger en citizenship. De publieke sfeer ligt bij sommige mensen ver weg, bij anderen niet. Aansluiting van publieke sfeer bij dagelijks leven geldt niet voor alle groeperingen. Het artikel laat voorbeelden zien van een versplinterde wereld waar mensen zich verbinden of niet verbinden met de publieke sfeer door de media die zij gebruiken (media consumption). Als wordt gekeken naar die versplinterde wereld maken we onderscheid tussen discussies en handelen. Al zou publieke connectie bestaan (verbinding tussen individu en publieke sfeer), dan heeft het individu (burger) een forum nodig om over onderwerpen te praten. Mensen moeten het belang inzien van de informatie die de media geven en hun private situatie. Het artikel gaat over connectie met de publieke sfeer (public connection). In hoeverre vinden mensen het belangrijk hoe het met de wijde omgeving (heel Nederland) gaat. Ook al vinden mensen dat belangrijk, dan hebben ze nog steeds een plek nodig om over die onderwerpen te praten. Als dat forum er is niet is hebben ze een sociaal steunpunt (status) nodig die de betekenis van de media onderschrijft die ze met de publieke sfeer verbindt. (Social opportunities for talk about public issues) Couldry onderstreept dat het van belang is om de media te gebruiken om met de media in contact te blijven. Je moet om je heen kijken, je zit niet alleen. De media moeten daarbij 41 helpen. Niet iedereen heeft dezelfde mogelijkheden om van de media gebruik te maken. Dus niet iedereen kan (voldoende) kennis hebben. Via media komt allemaal informatie uit de publieke sfeer. De burgers moeten het belang zien van wat de media hen voor informatie verschaft/laat horen over de publieke sfeer. Mensen vinden het echter belangrijker om over onderwerpen als sport, nummer 1 hits, celebraties en reality TV te praten. Uit de dagboeken bleek dat mensen de nieuwsonderwerpen (verre rampen, politiek etc). soms te verschrikkelijk vonden en ze zich er vanaf gingen keren. Mensen durfden niet meer naar het nieuws te luisteren. Daarnaast houden mensen zich meer bezig met hun private omgeving. Ze vinden het nieuws niet belangrijk genoeg en luisteren er niet meer naar (drawing back from the news) De werking van de publieke sfeer is dus niet vanzelfsprekend. Zinnige details: - Specifiek behandelde begrippen/keywords: Citizenship – Cultural Studies – Culture – Media consumption – Public connection Tevens gaat dit artikel deels over participatie; door het ontbreken van een forumfunctie is participatie lastig. 42 College 9: Subculturele identiteit: Media als symbolische hulpbron Correll, S. (1995).The ethnography of an electronic bar, The Lesbian Cafe. Journal of Contemporary Ethnography Hoorcollege 9, (zie ook sheets college 7, 12 december 2006. Subculturele identiteit: media als symbolische hulpbron) Het artikel beschrijft een elektronisch (virtueel) lesbisch café (the Lesbian Cafe). Onderzocht wordt hoe een gemeenschap gecreëerd en in stand gehouden wordt d.m.v. interacties via de computer. Daarnaast wil men vaststellen welke functies het heeft. Sociologische studies maken onderscheid tussen community en the community. Bernard (1973) onderscheid 3 kenmerken om van een community te spreken: plaatsgebonden (locale), gemeenschappelijke verbindingen en sociale interacties. The community kenmerkt zich door een hoge graad van persoonlijke intimiteit, morele verbintenissen en sociale cohesie. Het symbolisch interactionisme (zie college 4, 28 november) en etnografische perspectieven zijn gebruikt om het onderzoek vorm te geven. Vooral onderzoeken van Goffman en Garfinkel zijn gebruikt bij de beschrijving van hoe gemeenschappen gecreëerd en elektronisch onderhouden worden. Goffman: The Presentation of Self in Everyday Life (1959): definitie van de situatie Individuen presenteren zichzelf met bepaalde kenmerken d.m.v. een “front”. Het front laat hun identiteit zien en de waarden in hun maatschappij en gemeenschap. Samenwerking (“team”) wordt gebruikt om individuen te beschrijven die samenwerken om een eigen definitie van de situatie te ontwerpen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen “front region” (definitie van de situatie, presentatie tegenover het publiek) en “back region” (teamleden relaxen, informeel gedrag, solidariteit). Taal en interactie (symbolisch interactionisme) zijn belangrijk om de gecreëerde gemeenschap in stand te houden. Taal is belangrijk bij de relaties, gedeelde betekenissen en cultuur. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van geheimtaal. Conversatie houdt het wereldbeeld in stand en creëert overeenstemming in gedeelde werkelijkheid. Zonder taal(tekens) zou de gemeenschap instorten. (Zie ook de sheets) The Lesbian Cafe is een vertaling van de echte werkelijkheid naar een gedeelde fantasie van frame (alledaagse werkelijkheid) naar key (de fantasie). Hoe groepsleden de werkelijkheid delen staat voorop bij de etnomethodologie de manier waarop tot werkelijkheid wordt gekomen. (Garfinkel, 1967) Hoe mensen samen een reëel voelende werkelijkheid scheppen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen 4 soorten deelnemers aan het Lesbian Cafe en zijn herkenbaar aan het taalgebruik en de kennis van de regels. Regulars: makkelijke conversatiestijl, kennen normen 43 Newbies: onhandige conversatiestijl, per ongeluk terechtgekomen in het café, onzeker Lurkers: praten weinig, maar observeren eerst de activiteiten Bashers: vijandige stijl van communicatie, vallen lesbische klanten lastig 44 Een elektronische gemeenschap wordt gecreëerd door verbale beschrijvingen van de ruimte die leden kunnen herkennen en waar ze naar op zoek zijn (wat voor ruimte en hoe ziet deze eruit?). Het is belangrijk dat leden de gemeenschappelijke realiteit kunnen herkennen. Van invloed op de creatie zijn het medium (de computer) en de ervaringen die leden kennen uit de echte bar. Communities hebben een positief effect op het zelfbeeld van iemand. Elektronische communities kunnen gecreëerd worden voor mensen die niet de mogelijkheid hebben deel te nemen aan de geografische gemeenschap. Het onderzoek laat zien wat Goffman al aangaf: leden doen in de virtuele gemeenschap wat zij in het dagelijks leven doen. De virtuele gemeenschap lijkt op real life. Iedereen weet dat het café fantasie is, maar de echte werkelijkheid dringt door. Dit komt door echte relaties, emoties en gevolgen door de definitie van de situatie. De functie van het Lesbian Cafe is dienen als een lesbische gemeenschap voor mensen die behoefte hebben aan een gemeenschap in hun omgeving of mensen die om bepaalde redenen niet kunnen deelnemen aan geografische gemeenschappen. The Lesbian Cafe dient als een veilige wijkplaats (surrogaat familie) en een ontmoetingsplek/ informatiecentrum. Het onderzoek liet zien dat een plaatselijke noodzaak niet beperkt is tot een specifiek geografische locatie, maar dat deze ook in ‘cyberspace’ kan worden gecreëerd. Hoofdbegrippen uit het artikel Front region en Back region Team Definitie van de situatie Aansluiting bij de cursus (centrale begrippen) Gemeenschap/ community (Incl. gedeelde realiteit) The lesbian cafe is een virtuele community, er worden ervaringen uitgewisseld en een ‘wij-gevoel’ gecreëerd. Er is binding met anderen (cohesie). (Sub)cultuur: real life en lesbisch De bezoeker neemt deel aan een bepaalde cultuur binnen de community, er wordt van alles gedeeld met elkaar. Men leert er zichzelf en de wereld te begrijpen. Er is hier sprake van een cultuur binnen een cultuur (subcultuur). De subcultuur in het onderzoek is een lesbisch café op internet waar ook bepaalde normen, waarden en regels gelden. (de cultuur is het alledaagse leven) Identiteit: 3 manieren van identiteit: als deelnemer Lesbian Cafe, lesbische vrouw en individu Door the Lesbian Cafe wordt een individuele identiteit gecreëerd en komt de persoon achter haar identiteit. Socialisatie: (incl roltaking) Het bezoeken van the Lesbian Cafe is een vorm van socialisatie; er wordt bepaald gedrag opgelegd. 45 Representatie: 2 van manieren representatie: virtuele realiteit en presentatie van het zelf/groep Participatie De deelname aan het Lesbian Cafe is een vorm van participatie Rituelen/ rituele communicatie/ cohesie Voor veel bezoekers is het bezoeken van the Lesbian Cafe een ritueel; iedere keer gaat men kijken, er zijn zelfs bezoekers die er hun dag beginnen. 46 Simons, N. (2006). Skater of Faker? Een kwalitatieve casestudy naar de rol van media in de subculturele identiteitsconstructie van skaters. Met dit onderzoek wil men een bijdrage leveren aan de wetenschap door op zoek te gaan naar de rol van de media in de subculturele identiteitsvorming van skaters. Hiervoor worden de verschillende pijlers van de skate-identiteit geanalyseerd en wordt gekeken wat de rol van de media is in het proces van subculturele identiteitsconstructie bij skaters. Subcultuur (Thornton): een groep mensen die iets gemeen hebben met elkaar waardoor ze te onderscheiden zijn van andere sociale groepen. ‘Sub’ sociale groep ondergeschikt aan de massacultuur; subculturen worden gezien als afwijkend en als sociale groepen laag op de sociale ladder. Kenmerken van een subcultuur: - Geen familiale verwantschap (zoals bij een gemeenschap) - Leden zijn zich bewust van de subcultuur waar ze deel van uitmaken: onderscheid tussen insiders en outsiders. Om lid te zijn verdien je respect van insiders en elk lid heeft een bepaalde status. - Bewust ‘anders zijn’ van invloed op de identiteit Subculturele studies begonnen in de Chicago School of Sociology. Subcultuur wordt hierin gedefinieerd als levenswijze met bepaalde normen en waarden die afwijken van het dominante normen- en waardenpatroon. Daarnaast vormt het een collectieve oplossing voor het statusprobleem dor het bieden van statuscriteria (standaarden/ normen om andere leden te evalueren op authenticiteit (Cohen). Als reactie op de visie van de Chicago School ontwikkelde zich de Cultural Studies als onderzoekstraditie; Centre for Contemporary Cultural Studies (CCCS). Kenmerkend voor het CCCS is de kritische houding ten opzichte van traditionele sociologische jeugdtheorieën van de Chicago School, waarin het ontstaan van een jeugdcultuur werd gekoppeld aan een nivellering van klassenverschillen (Abma). Subculturele identiteitsvorming vindt plaats in een context van verzet tegen onderdrukking en tegenstrijdigheden. Onderzoekers van het CCCS benadrukken vooral de culturele aspecten van de jongerensubculturen: het creëren van een eigen subculturele identiteit door nieuwe betekenissen aan dingen toe te schrijven (Gelder). Vanaf het moment dat subculturele stijlen worden opgepikt door de massamedia, verliest de subcultuur zijn authenticiteit (Hebdige). Na kritiek op zowel de Chicago School en het CCCS ontstond de post-CCCS traditie. Hierbij staat de afwijzing van de notie ‘subculturele weerstand’ en het afzwakken van de notie ten voordele van een model waarin subculturen worden opgevat als afhankelijk en coöperatief met de oudercultuur en de commerciële massacultuur. Onderzoekers hebben oog voor de diversiteit, variëteit en heterogeniteit van subculturen. 47 De post-CCCS vormt het theoretisch raamwerk van dit onderzoek. Media vormen een symbolische bron voor jongeren waaruit ze inspiratie kunnen halen voor de constructie van een eigen identiteit. Door middel van preferred reading (voorkeursinterpretatie) (decoding model ) worden betekenissen van boodschappen geherinterpreteerd/ getransformeerd in de functie van hun subculturele context. Thornton maakt onderscheid tussen media in subculturen (subculturele media) bestaande uit nichemedia (gespecialiseerde magazines) en micromedia (mond-tot-mondreclame, fanzines en flyers). Nichemedia: spelen een centrale rol in de creatie en evolutie van de subculturen. Nichemedia is belangrijk voor de verspreiding van informatie over activiteiten naar hun leden, voor de creatie en circulatie van de subculturele symbolen en ze dragen bij tot de betekenis van subcultureel kapitaal (Thornton). Micromedia: belangrijk onderdeel voor netwerking waardoor subculturele individuen worden verbonden tot een duidelijk omlijnde groep met een eigen identiteit. Beide media spelen een voorname rol in de subculturele identiteitsconstructie. Media is een symbolische bron om een eigen identiteit te bricoleren. Via de symbolische betekenis die jongeren aan producten toeschrijven beïnvloeden de media op een indirecte manier de identiteitsconstructie van jongeren. De functie van symbolische betekenis werkt in twee richtingen: 1) het gaat om een sociaal-symbolisme om de sociale wereld te construeren en 2) om het zelf-symbolisme om een eigen identiteit te construeren. Hoe een symbolische betekenis wordt geïnterpreteerd hangt af van de ‘advertising literacy’ van de consument (Elliot & Wattanasuwan). De capaciteit om media en reclame juist te interpreteren is bij jongeren een belangrijke factor om sociale groepen tegenover elkaar te positioneren en hun identiteit binnen deze sociale groepen te bepalen. Pijlers van subculturele identiteit: Vaardigheden (Wheaton &Beal): het hebben van vaardigheden is een belangrijke bouwsteen in de subculturele identiteit. Skateboarden is een duidelijk zichtbaar element van de skateidentiteit. Tricks en stijl bepalen de identiteit en de status van de skater. Vooral de skatestijl waartoe men behoort speelt een belangrijke rol in de profilering van de skater. Elke skater heeft een eigen imago, dat via nichemedia verspreid wordt. Subcultureel kapitaal werd door Thornton ontwikkeld om de hiërarchie binnen een subcultuur te verklaren. Ze gaat verder op de 3 vormen van kapitaal; economisch, cultureel en sociaal kapitaal van Bourdieu. Subcultureel kapitaal kan geobjectiveerd (bezitten van juiste kleding/ kapsel/ accessoires) of belichaamd (beschikken over juiste kennis/ laatste subculturele nieuwtjes) worden. 48 Een verschil tussen het subcultureel kapitaal van Thornton en het cultureel kapitaal van Bourdieu is dat media een belangrijke rol speelt bij de verspreiding en circulatie van subcultureel kapitaal. Het belichaamd subcultureel kapitaal bestaat vooral uit insiderkennis (verkregen via nichemedia en sociale netwerken) over skatemerken. Het subcultureel kapitaal wordt geobjectiveerd door het dragen van bepaalde merken en het gebruiken van specifiek materiaal. 49 Authenticiteit is belangrijk voor de interne statushiërarchieën in een subcultuur. Participatie aan een subcultuur wordt gezien als een soort van innerlijk ‘zelf’ dat ontstaat en in stand gehouden wordt door subculturele betrokkenheid en dat wordt geconstitueerd in relatie tot de ‘inauthenticiteit’ van anderen (Weaton & Beal). Binnen de subcultuur is er sprake van hiërarchie gebaseerd op status. Authenticiteit en status worden beïnvloed door factoren als gender, klasse, attitude, vaardigheden en toewijding. Het interne criterium, het hebben van een skatementaliteit, wordt door het commerciële succes van het skaten steeds belangrijker. Het externe criterium waarop skaters de mate van authenticiteit beoordelen zijn de skatemerken die men draagt. De subcultuur van skateboarden is een levenswijze, een attitude, een manier van ‘zijn’. Skaters hebben door de informele sfeer meer vrijheid om zichzelf te verkennen en uit te drukken. Verder staat individualisme centraal; geen vaste regels, training en competitie, het individu wordt aangemoedigd een eigen persoonlijke stijl van skaten te ontwikkelen. Door de nadruk op individuele expressie wordt skaten vaak eerder beschouwd als ‘play’; er is geen specifiek doel, geen eindpunt, geen winnaar/ verliezer, geen opgelegde regels zoals dat wel is met ‘sport’ (‘game’). Hoofdbegrippen uit het artikel Vaardigheden Subcultureel kapitaal Authenticiteit Niche media, micromedia skate-identiteit Aansluiting bij de cursus (centrale begrippen) Cohesie Deel uitmaken van een subcultuur, hierbij is er binding met anderen. Ritueel De skateboardcultuur is een ritueel. Het is een expressie/ representatie van gedeelde opvattingen (de skateboardcultuur) Gemeenschap De skateboardsubcultuur is een vorm van gemeenschap Subcultuur Er is sprake van de skateboardsubcultuur Identiteit Door deel te nemen aan de skateboardsubcultuur wordt een eigen identiteit gecreëerd. Socialisatie Er is sprake van socialisatie; binnen de subcultuur bestaan bepaalde normen en waarden die afwijken van de dominante cultuur Participatie Er is sprake van participatie aan een subcultuur Representatie Er is sprake van representatie van de skateboardcultuur. Daarnaast doen mensen steeds vaker een beroep op representatie in de media voor de constructie van hun eigen identiteit. 50 College 10: Media als forum 1: Cohesie & Moraal Ferris (2004): Transmitting ideal: constructing self en moral discours on loveline Auteur: Onderzoek; Kerry O. Ferris Het analyseren van `moral discours gesprekken` tussen loveline bellers en de programmamakers. Discours: Spreken als geheel, taalgebruik Moral discours: Bespreken wat goed en slecht is Loveline is van oorsprong een radioprogramma, waar mensen hun hart uit kunnen storten over een probleem dat zij hebben die betrekking hebben op de identiteit. Het programma heeft een dubbel karakter; eerst entertainment door grappen te maken over het probleem en daarna een serieus advies aan de beller door een doktor. Het programma heeft een vast patroon; 1. Humoristische vernedering van de beller Mensen zijn bereid om voor schut te staan, om vervolgens een advies te krijgen. Ze brengen hun probleem in de publieke sfeer. Deze behoefte vloeit waarschijnlijk voort uit het feit dat men niet meer op de traditionele manier hun hart uitstort (kerk).Wat apart is, in vergelijking met andere fora, dat gewone mensen in de schijnwerpers kunnen staan. Ze krijgen hulp, aandacht en bekendheid. De vernedering draagt bij aan het geheel van het morele gesprek. 2. Het geven van een therapeutisch advies Onderwerpen zijn morele kwesties, vaak controversieel. Het gaat om persoonlijke zaken die spelen in de moderne maatschappij. Loveline probeert met het advies een concept te bouwen waarmee zij onderscheid maken in goed en slecht. Ze vormen een soort rolmodel te vormen wat een goede mens is. De adviesfunctie maakt duidelijk wat de centrale waarden zijn. Hoe men moet leven. De ideale persoon heeft zelfkennis, eigenwaarde en is zelfstandig. 3. Symbolische transformatie De bellers en luisteraars kunnen zichzelf verbeteren, veranderen > maakbare mens. Het zijn actieve ontvangers. Het programma is een ritueel (er vindt een symbolische omvorming plaats) Er zijn verschillende manieren voor deze verandering - Er wordt verteld wat, waarom en hoe ze moeten veranderen. (heropvoeding zodat deze past in de cultuur) - Laten de beller zelf inzien waarom een verandering beter is - Bekende persoon als voorbeeld gebruiken De beller ondergaat een publieke bekering na advies van de zedenpreker (socialisatie) Het programma is tegelijk intiem en anoniem > iedereen geniet mee, maar weet niet of de beller wat met het advies doet 51 Luisteraars zijn vaak jongvolwassenen in dezelfde levensfase. Zij krijgen dezelfde berichten/lessen. Ze krijgen dezelfde kennis. Deze mix zorgt voor verbinding van de luisteraars( Cohesie). Uniek is dat afstand en intimiteit met elkaar verbonden worden. Het gaat in tegen de algemene gedachte dat persoonlijke dingen niet in het openbaar verteld worden. Doordat deze generatie massamedia gewend zijn, zoeken ze eerder dit als uitvlucht. Loveline is een cultureel kruispunt. De gedachte dat de goede persoon in jezelf bestaat en dat je jezelf kan veranderen en verbeteren is een moderne gedachte . De maakbare persoon (pastiche persoonlijkheid) in de postmoderne tijd haalt stukjes identiteit uit verschillende bronnen, de nieuwe technologie helpt daarbij Herhaling > boodschap blijft hetzelfde. Het bereik is zonder grenzen> draagt bij aan reproductie en een gedeeld ideaalbeeld. De media is de spiegel voor de gemeenschap Relatie met cursus; zie sheets 52 Reijnders (2005): Rechercheur van het volk Auteur: Stijn Reijnders Onderzoek; Relatie tussen televisiecultuur en volkscultuur Hoofdvraag; Welke positie neemt de hedendaage televisie-entertainment in binnen de cultuurhistorische context van het Nederlandse volksvermaak. Deelvragen - welke misdaden worden geselecteerd - op wat voor wijze worden de betrokkenen neergezet - welke moraal spreekt hieruit - wat is de rol van de presentator Deze inhoudsanalyse wordt gespiegeld aan kennis over het historische volksvermaak en wilt daarmee de televisiecultuur in de juiste context terugplaatsen. Samenvatting; Peter R de Vries heeft veel kritiek gekregen met zijn onderzoeksjournalistiek. Hij wordt gezien als bedreiging voor de morele orde en als een vertegenwoordiger van de vercommercialiseerde televisiecultuur. Amusementsprogramma’s zouden verantwoordelijk zijn voor het culturele en morele verval van de samenleving > (ook wel endemollisering genoemd). Toch is deze vorm van volksvermaak geen nieuw verschijnsel. Het sluit juist aan bij bestaande traditie en moraal binnen de geschiedenis van volkscultuur. Aandacht voor misdaad als vermaakthema is niet nieuw; de basis hiervan is de openbare terechtstelling. Het ritueel bestraffen van afwijkend gedrag was een jaarlijks feest. Daarna waren er rituele vormen als; - Moordliederen; marktzanger die informatie verschafte over waargebeurde misdaden - Gruwelkamer: Spookhuis op een kermis, met uitbeeldingen van echte misdaden - Kijkkasten; Uitbeelding van moorden, ook op de kermis - Misdaadverslaggeving; In kranten met een sensationele insteek Sommige moorden wisten op deze manier nationale bekendheid te krijgen (kop van jut) Er ontstonden zo gedeelde culturele codes, thema`s en stereotypen die samen een vermaakscultuur creëerden rondom waargebeurde verhalen. Uitkomsten; Overeenkomsten Peter R de Vries en vroegere rituelen; - Voorkeur voor bepaald type misdaad: schokkende geweldsdelicten, met name bekenden. Leidt tot morele verontwaardiging. - Een vaste narratieve structuur: oproep, samenvatting, chronologische weergave, korte moraal. De afwezigheid van het slotakkoord (de bestraffing) wordt met klem benadrukt - Zo reëel mogelijk beeld van de werkelijkheid (waargebeurd) 53 Ze gebruiken dezelfde stijl; melodrama > krachtige stereotypering, overdreven presentatie. (beïnvloeding van de identiteit) - onschuldig slachtoffer (vaak vrouwelijk); gegevens die dit beeld schaden worden bewust niet of later vermeld - Aandacht besteden aan het verdriet van de nabestaanden > moet het verdriet van de gemeenschap een gezicht geven - Beestachtige moordenaar. Beschrijving van het misdadige karakter van een moordenaar (animalisering). Dit is een vorm van ontering van de Moordenaar> de Vries gaat hier ver in. - De misdaad plaatst de wereld tijdelijk op zijn kop: pas met de arrestatie kan de gemeenschap de morele orde herstellen Verschillen: Peter R wijdt vaak meerdere programma`s aan 1 zaak De vries maakt gebruik van meerdere stereotypen uit verschillende nieuwe media (symbolische interactie); - sherlock Holmes (Engelse stijl): probeert over te komen als rechercheur - Hard boiled detective (US stijl): confrontatie met dader en justitie. - Superheld: laatste strohalm voor wanhopigen, held van het volk In het programma van de vries zien we het falen van de politie en justitie. Hij komt zelf in actie > sluit aan op het moraal van de volkscultuur. De vries krijgt het imago van een redder. Antwoord hoofdvraag; In de oude en nieuwe media worden de moorden op dezelfde wijze verteld met dezelfde hoofdrolspelers (gedeelde culturele registers). Er is sprake van een vermaakrepertoire, dat allang bestaat, maar wordt aangepast en gebruikt door de Vries. Collegevraag; wat heeft Peter R de Vries met Cohesie te maken: - Verstoring van de samenleving door een misdaad > peter zorgt voor ritueel herstel van de misdaad. 54 College 11: Forum 2: Cohesie en de scheiding publiek-privé in talkshows Illouz (1999): The shadowy realm of the interior Aanleiding: Er wordt steeds meer publiekelijk gediscussieerd over de betekenis van talkshows. De talkshow is volgens critici sensationalistisch, schokkerend, zonder enig belang en immoreel (niet zedelijk). Illouz stelt daar tegenover dat de talkshow juist wel moreel is, en daarom van belang voor hedendaagse ontwikkelingen. Ze beargumenteert dat de culturele aantrekkelijkheid van talkshows bestaat vanwege het feit dat ze bijdragen aan de intense transformaties van de familie in de late moderne tijd en dat deze talkshows een informele gerechtzaal in scène zet om te berechten tussen strijden die in toenemende mate deel uit maken van het hedendaagse dagelijkse leven, overgewicht, misbruik enz. De late moderniteit kenmerkt zich door, chaos, individuele identiteit en reflexiviteit. De waarden en normen liggen niet vast, waardoor identiteit een probleem vormt. Talkshows vervangen en veranderen de symbolische grenzen tussen sociale ruimtes (publiek-privaat, thuis-werk) en de sociale groepen (ouders-kinderen, man- vrouw, experts-nonexperts). Volgens haar heeft de aanval op de talkshows iets te maken met deze culturele aantrekkingskracht en dat kan verklaard worden door het onderzoeken van de betekenis van talkshows. Doelstelling: Deze studie tracht de culturele en sociale context die in talkshows naar voren komen weer te geven en de betekenis van dergelijke shows in deze contexten. In het artikel wordt de opkomst en inhoud van het genre ‘talkshow’ uit de doeken gedaan vanuit een theoretisch perspectief op moderniseringsprocessen (veranderingen in de tijd). Vraagstellingen: Hoofdvraag: Wat kan The Oprah Winfrey Show ons vertellen over de hedendaagse US cultuur? Deelvragen: 1. Waar gaan talkshows over? 2. Wat maakt talkshows zulke populaire culturele vormen? 3. Welk segment van de hedendaagse verbeelding omvatten de talkshows? 4. Wat zorgt voor de discussie vanuit de elite met betrekking tot de aantasting van de culturele waarden? Hoofdbegrippen en aansluiting bij de cursus: Discussie: Er wordt in talkshows gediscussieerd over problemen van de gewonen mensen in het dagelijkse leven. Deze discussie kan als middel en doel gezien worden, zoals verzoening en begrip kweken. Emoties: Emoties en persoonlijke relaties zijn erg belangrijk voor het ontwikkelen van een identiteit in de moderne tijd, waarin normen en waarden niet vast liggen (gebrek aan moreel fundament). Middels emoties kan over problemen gepraat en gediscussieerd (taal) worden. 55 Individualisering: Identiteit is een probleem. Mensen moeten zelf nadenken om te weten wie ze zijn, hoe hun toekomst eruit gaat zien en wat goed en slecht is. Ze zijn als het ware zoekende en talkshows helpen hierbij. Late moderniteit: Deze tijd kenmerkt zich door chaos, multipliciteit van moraliteiten, individuele identiteit, reflexiviteit, relaties als ambigu verschijnsel en constructie. Liberalisme: Dit betreft de vrijheid van meningsuiting en gelijkheid. Privé: Privé aangelegenheden. Publieke sfeer: Zaken van algemeen belang die in de openbaarheid worden gebracht, waardoor een publieke opinie tot stand komt. Iedereen heeft toegang. Zelf: De eigen persoon, identiteit. Talk show: Shows waarin allerlei privé aangelegenheden in de openbaarheid gebracht worden (publiek sfeer). Resultaten: Het onderzoek is gebaseerd op een steekproef van 100 shows die bekeken en opgenomen zijn. Deze verschillende talkshows gebruiken dezelfde culturele invalshoek om zich te richten tot vragen over de personen zelf (selfhood) en persoonlijke relaties in de late moderne tijd. Talkshows kunnen gezien worden als een parasociaal medium, waarin mensen uitgenodigd en aangetrokken worden en daardoor een intimiteit op afstand wordt gecreëerd. Het meest belangrijkste aspect hierbij is taal en dan met name de dagelijkse informele gesprekken. De toespraken ontstaan vanuit het dagelijkse leven en sluiten er altijd op aan en trachten dit leven te veranderen. Vanuit deze verandering kan gezegd worden dat talkshows ook een uitvoerend en therapeutisch karakter (oplossingen) hebben. Het dagelijkse leven, en daarmee de talkshow, is van doorslaggevend belang voor de vorming van een identiteit en een eigen persoon. De deelnemers (slachtoffers) aan talkshows zijn bijna altijd mensen die worstelen met problemen die betrekking hebben op identiteit, relaties, misbruik en zelfbeheersing. Het gaat niet over ‘the American dream’ en Illouz is van mening dat deze toonbeelden van schaamtevolle geheimen van slachtoffers niet sensationalistisch is. Er worden namelijk gewone problemen van gewone mensen, die deel uit maken van het dagelijkse leven, openbaar gemaakt. De privé sfeer gaat over in een publieke sfeer. Het succes van Oprah Winfrey is te danken aan haar charismatische kracht. Met haar optreden staat zij niet boven het dagelijkse leven, maar er midden in. Dit vanwege onthullingen over haar eigen seksuele misbruik, eetproblemen en gewelddadige relaties. Niet alleen de problemen uit het alledaagse leven van gasten komen naar voren, maar ook haar eigen privé leven. Dit betekent dat Oprah Winfrey geen nieuwe versie is van ‘the American dream’. Haar persoon als ster komt overeen met haar persoon in het dagelijkse leven. De privé sfeer kan gezien worden als ‘shadowy realm of the interior’ en staat volgens sommigen in strijd met de publieke sfeer. Talkshows sluiten hier niet bij aan en belichten juist deze privé sfeer dat vol zit met conflicten en strijden. Critici vinden talkshows een vervuiling van de publieke sfeer, omdat privé aangelegenheden openbaar worden gemaakt. Talkshows gaan niet alleen in op de grenzen tussen moreel en immoreel, maar zetten tevens een discussie op gang over de geldigheid van bepaalde normen en definities. Er wordt namelijk gepraat over de redenen waarom mensen immoreel en afwijkend gedrag vertonen (rechtvaardiging), zodat eventueel begrip gekweekt wordt. Geen enkele norm is dan ook heilig en geen enkele privé keuze is helemaal privé. Alle normen in het dagelijkse leven zijn middels talkshows verklaarbaar en staan open voor argumentatie en rechtvaardiging. Critici 56 vinden talkshows smakeloos, omdat afwijkende keuzes en normale keuzes gelijk worden gesteld. De emoties die in Talkshows naar buiten worden gebracht hebben een culturele betekenis. Emoties worden rijkelijk naar voren gebracht om over de problematische relatie tussen ‘self’ en anderen te praten en normen die aan dergelijke relaties ten grondslag liggen (moraal). Deze emoties en persoonlijke relaties zijn erg belangrijk voor het ontwikkelen van een identiteit in de moderne tijd, waarin normen en waarden niet vast liggen. Alleen de gevoelens en emoties van mensen zijn duidelijk en vast. Gasten bekennen hun fouten en pijn publiekelijk, omdat ze hopen dan weer opgenomen te worden als lid van de morele groep. Talkshows kunnen dan ook wel gezien worden als een uniek cultureel forum; persoonlijk wordt publiek. Woordenwisseling (ruzie) is hierbij de belangrijkste culturele vorm. Mensen kunnen niet zonder intieme persoonlijke relaties, maar daar staat tegenover dat ze erg moeilijk zijn (relaties als ambigu verschijnsel). Er zijn namelijk geen voorafgestelde normatieve richtlijnen waarop mensen kunnen leunen om geschillen eventueel op te lossen. Middels emoties kan over dergelijke geschillen gepraat en gediscussieerd (taal) worden. Talkshows gaan altijd te werk volgens een standaard verhaal structuur, een gestructureerde uitwisseling van ruzies, argumenten en dialoog. Het is niet het eind wat verheldering en betekenis geeft, zoals bij realistische verhalen, maar het proces van praten dat ons interesseert. Taalkundige communicatie is namelijk een van de dominante culturele drijfveren van de moderniteit, omdat het een stabiele normatieve orde vervangt. In Talkshows komen verschillende taalkundige vormen naar voren, ten eerste die van ‘support group’. Het gaat hierbij om de relatie tussen de host, de verteller en de groep. Dergelijke groepen zijn sociobiografisch. Er wordt namelijk iemand uitgenodigd om te vertellen over zijn leven (biografisch) en ze doen dit publiekelijk (socio). De groepsleden delen hierbij meestal hetzelfde probleem en het gaat erom om de aangetaste ‘self’ weer kracht te geven. De relatie tussen leden van dergelijke groepen vindt plaats door de uitwisseling van sociobiografische verhalen middels taal. Ten tweede is bemiddeling vaak het doel van talkshows. Dergelijke shows vervagen niet alleen de grenzen tussen publiek en privé, maar schaffen eveneens de geheimhouding van privé aangelegenheden af. De host treed in dit geval op als een scheidsrechter/ bemiddelaar tussen twee conflicterende partijen. Ze probeert te realiseren dat regels van de conversatie niet overtreden worden, dat er eerlijk wordt gesproken en dat uiteindelijk beide partijen elkaar beter begrijpen. Tot slot de hoofd metafoor van talkshows; het democratische debat. We hebben alleen taal en de regels van het debat om het eens te worden betreffende de strijdende definities over wat juist en goed is; dit is de belangrijkste les van talkshows. Hierbij gaat het om de condities die de host moet opstellen om iedereen zijn mening naar voren te laten brengen (convenant of discourse). Deze vrijheid van meningsuiting is een kenmerk van liberalisme (publiek dialoog). Het gaat om het praten en discussiëren over conflicten door mensen die het oneens zijn met elkaar, hier zijn wel regels aan verbonden. Talkshows richten zich hierbij tevens op emoties, het privé-leven, families en persoonlijke conflicten en dit vinden critici vaak onbelangrijk in de publieke sfeer. Het belangrijke kenmerk van talkshows hierbij is dat ze functioneren als 57 informele en populaire rechtszalen, waarbij de regels van het (politieke) debat en discussies worden gehandhaafd. Het gaat om problemen die niet geregeld kunnen worden via de wetgeving, maar door middel van een publieke discussie over de normatieve inhoud van onze relaties. Er komen tevens vaak conflicten aan bod die eerder zijn berecht door de rechter. Het doel hiervan is om te oordelen over de rechters of om de zaak opnieuw te beoordelen, maar dan door discussiëren over de wetgeving. De nadruk ligt, in tegenstelling tot de formele rechtspraak, op emoties en persoonlijke ervaringen. Conclusie: In talkshows wordt een buitengewone verscheidenheid aan slachtoffers in de openbaarheid gebracht. De strijd om iets publiek te maken is een kenmerk van de moderne publieke sfeer en betreft de strijd voor rechtvaardigheid. In dergelijke shows worden de wonden en pijn van gewone privé actoren op de (publieke) agenda voor discussie gezet. Veel liberale politicus vinden dergelijke privé aangelegenheden onbelangrijk om in de openbaarheid te brengen. Talkshows komen erg overeen met Hamlet’s glass (Hamlet houdt moeder spiegel voor), omdat de samenleving een spiegel wordt voorgehouden. Mensen kijken via talkshows naar de groeiende problemen met betrekking tot verbintenissen (relaties) en andere problemen, waardoor normen worden opgeroepen die we impliciet herkennen als onze normen. De shows zijn erg goed in het bediscussiëren van de inhoud van het alledaagse leven en de verzoening van tegenstrijdigheden. In een complexe samenleving kan niemand uitgaan van definitieve statements: we kunnen alleen onze taal en regels met betrekking tot taalgebruik gebruiken om de problemen in de late moderniteit te verwerken. Degelijke problemen zijn niet middels vaste procedures en regels op te lossen. 58 Priest & Dominick (1994) Pulp Pulpits: self disclosure on Donahue Aanleiding De aanleiding van het onderzoek is een poging tot het begrijpen waarom mensen hun privé problemen en –leven openbaar maken op TV. Vaak gaat het over stigmatiserende (=brandmerk) onderwerpen. Gaat het mensen om het zoeken van sensatie, 15 minuten beroemd zijn of gaat het puur om kijkcijfers? Het onderzoek is uitgevoerd d.m.v. kwalitatief survey met 29 voormalige min of meer deviante (=afwijkende) gasten van de Donahue (=bekende Amerikaanse talkshow). Voorbeelden gasten: jongen met AIDS, sex priesteres, transseksueel, etc) Probleemstelling Hoofdvraag: Waarom spreken mensen in talkshows openlijk over privé zaken die normaal als stigmatiserend worden gezien? Naast deze vraag wordt er ook gekeken naar de volgende aspecten rondom de disclosers (= talkshow gasten die over een gevoelig onderwerp praten): Welke rol speelt TV in het leven van de disclosers? Welke rol speelde de talkshow en de show host, voor de opnames van de show, in het leven van de disclosers? Belangrijke begrippen Self-disclosure: Zelfonthulling, presentatie van het zelf. Het blootstellen van het privé-leven –problemen, die normaliter alleen worden verteld aan intimi (bijv. vrienden, familie, therapeut) openbaar maken op TV. Stigma: Betekent letterlijk “brandmerk”. Een stigma is een label/etiket bijv een gehandicapte zonder benen wordt behandeld alsof hij ook geen hersens heeft. Labeling(proces) of deviance; Op basis van een afwijkende/deviante kenmerk van een persoon krijgt een persoon een etiket opgeplakt (door zijn omgeving) met meestal negatieve gevolgen. Categoriseren vgl. stereotype Ritualistic delabeling: Een manier om stigma van de publieke identiteit om te vormen. Out-group members die een poging doen om de attitude, tegenover een stigma, van een groep te veranderen. Ritualistic betekent symbolisch (=betekenis) Impression management: Methoden van een persoon om los te komen van een stigma. Het manipuleren van je indruk die je op anderen maakt. Symbolic redefinition of self: vertalen Social activism: minderheidsgroepen (glad to be gay, black is beautiful, uit de kast komen. Hegemonic reality: Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de meerderheid gelijk heeft. Symbolic annihilation: Out-groups worden zelden genoemd in de algemene pers. De hierdoor onstaande onzichtbaarheid wordt symbolic annihilation genoemd. Inoculation/ co-optation: Manieren om rondom cultuur om bedreigende elementen in te kapselen, ongevaarlijk maken. Public sphere / forum: Evangelism: De “roeping” die gasten voelen om zich in te zetten voor een bepaald onderwerp. Missie/boodschap, zendingsdrang. 59 Counter hegemonic: Counter is een strategie om onderwerp omver te werpen=strategisch. Hegemonic is een oude term (aan mode onderhevig) voor ideologie. Resultaten & Conclusies Kenmerken gasten: De meeste gasten hebben op een punt in hun leven gebruikgemaakt van een therapeut of een praatgroep. Veel lijken emotionele stabiliteit te hebben bereikt na een zwaar en moeilijk proces van zelf ontdekking. De meeste gasten hebben een sterk sociaal netwerk. Tijdens de interviews van de onderzoekers waren de respondenten open over zowel positieve als negatieve informatie over hen zelf. Slechts 4 gasten zijn betaald voor hun optreden in de talkshow en dit was alleen omdat ze gewild waren in de talkshow scène. Motivaties van gasten: Evangelism (zie begrippen) Het laten zien dat zij ook “gewoon” zijn ondanks hun afwijkend gedrag of uiterlijk. Het bereiken en onderwijzen van een grote groep mensen (= broad casting) Het bereiken, steunen en helpen van soortgenoten (=narrow casting) Ondanks dat de gasten de kans hebben om belachelijk te worden gemaakt, kiezen ze liever voor deze “freakshow” dan dat ze helemaal niet worden gehoord. Vanwege symbolic annihilation (zie begrippen) is het aantal fora dat kan worden gebruikt beperkt. Divers Houdingen ten opzichte van de show en van de host, Phil Donahue, was neutraal. Gasten gaven aan dat ze net zo goed bij een andere talkshow terecht hadden kunnen komen. Het is niet gebaseerd op een soort parasociale (=waanrelatie of -contact met een ander) relatie. Self disclosure wordt o.a. vergeleken met het Spiral of Silence model van NoelleNeumann. Zij zegt dat er altijd een kleine minderheid is die hun stem blijven laten horen ondanks de druk van de maatschappij naar balans en rust. Onderzoek liet zien dat de belangrijkste motivatie vaak een soort evangelische boodschap betreft. Deze overschaduwen de zorgen over de zelfonthulling in de talkshow. De meeste gasten kijken vrij weinig TV. Hun pragmatische beeld van TV houdt in dat ze het gevoel hebben dat ze zowel het grote publiek (broad casting) als soortgenoten (narrow casting) kunnen bereiken. Zelfonthulling is een tactiek in een counter hegemonic onenigheid. Gasten gebruiken verschillende impression management technieken (bijv. kleding zorgvuldig uitkiezen) om hun stigma te beheersen. De gasten riskeren om afwijkend te worden behandeld, maar tegelijkertijd geeft het ze de mogelijkheid voor ritualistic relabeling; dit is een manier om stigma van de publieke identiteit om te vormen. Een middel om greep te krijgen op sociale identiteit: ideologische 60 en-coding. En een symbolische herdefinitie van publieke identiteit via het openbaar maken van privé aangelegenheden. Relatie cursus Het gaat hier om het gebruik maken van media als een forum om de publieke sfeer te manipuleren. Mensen zijn op zoek naar begrip voor hun situatie en proberen een grote groep te bereiken via media. Talkshows is een manier om het ‘gemiddelde’ publiek te bereiken en om te proberen een andere houding te creëren t.o.v. een stigma. College 12: Mediaproductie: institutionele praktijk en publieke opinie Liesbeth Hermans (2004): ‘Occupational practices of Dutch journalists in a television newsroom’ Probleemstelling: Tweede onderzoeksvraag: Doel Hoofdbegrippen Begrippen n.a.v./ cursus Welke gedeelde betekenissen en constructies van waarheden zijn onderliggend voor de beroepspraktijk van televisienieuws-journalisten? Hoe is het dagelijkse productieproces van televisienieuws georganiseerd waarin journalisten zich bevinden? Het beter begrijpen van het proces dat plaatsvindt wanneer individuen zich in de rol van journalist bevinden. journalist, publiek, observatie, nieuwsorganisatie, rol, ‘occupational practices’. Gedeelde betekenissen, constructie van waarheid, gemeenschap, appropriation (toe-eigenen), Samenvatting Inleiding Door te kijken naar het nieuws, zien mensen de laatste ontwikkelingen in de wereld, en ervaren ze deze gebeurtenissen als echt en van dichtbij. De gebeurtenissen worden publiekelijk bediscussieerd en daardoor krijgt het nieuws een publiek karakter. Daarom zou televisienieuws beschouwd moeten worden als een sociale institutie met diverse sociale en politieke functies voor de mensen. Journalisten hebben een sociale verantwoordelijkheid voor de manier waarop ze het publiek informeren. Dat houdt ook in dat ze waardeoordelen moeten geven waardoor gebeurtenissen een specifieke betekenis krijgen. Volgens de actie theorie blijkt dat journalisten informatie ontvangen en interpreteren afhankelijk van hun professionele kennis en de relevante structuur. Nieuws kan dan ook niet gezien worden als een representatie van objectieve waarheid, maar als een presentatie van een constructie van waarheid. Journalisten moet rekening houden met het feit dat ze: a) werken binnen de grenzen van een nieuwsorganisatie; b) deel uitmaken van een ‘occupational group’ van journalisten (gemeenschap met een gedeelde interesse) met professionele normen en waarden; c) werken voor een publiek die de gebeurtenissen beschouwen en interpreteren. (Relevante) resultaten Het productieproces van het NOS-journaal heeft een goed georganiseerde hiërarchische (top- down) structuur. Onderstaande tabel vertoond de verdelingen. Niveau Aantal Basis van praktijk Verantwoordelijkheden. (in procenten) Hoog 4% Managen Definiëren van nieuws Midden 16% Consulteren (raadplegen) Input/output 61 Laag - 80% Productie Productie Journalisten voelen zich verantwoordelijk voor de maatschappij om informatie toegankelijk te maken. Ze eigenen zichzelf dan ook drie rollen toe: informant, controller en jager. De perceptie van journalisten over het publiek wordt gevormd door gedachten, concepties en interpretaties die ze hebben over de mensen voor wie ze boodschappen produceren. Uit het onderzoek is gebleken, dat journalisten ook aan publiek een verschillende betekenis geven. In de dagelijkse werkpraktijk bestaat er ook verschil tussen collega-journalisten tussen wat er bijvoorbeeld verstaan wordt onder publiek of wat er belangrijk is in hun werk. Dit komt met name ook door de plaats die een journalist inneemt binnen de hiërarchie van een bedrijf. - Uit de resultaten blijkt dat journalisten werken in een nieuwsorganisatie met een sterke hiërarchische structuur. Afhankelijk van het verschil in verantwoordelijkheid en de specifieke positie die journalisten innemen in de organisatie, interpreteren en omschrijven ze situaties verschillend. Dit proces van geconstrueerde betekenissen lijkt voort te komen uit verschillende, maar gedeelde perspectieven die journalisten gebruiken om hun dagelijkse beslissingen te nemen. Conclusie en discussie De discrepantie tussen wat journalisten willen en wat ze doen is een belangrijk gegeven om de praktijk van journalisten te begrijpen. Er is een frame nodig om journalistiek uit te leggen door te focussen op hoe journalisten betekenis geven aan zichzelf, hun werk en hun publiek. Journalisten zouden bestudeerd moeten worden als een geïnterpreteerde gemeenschap en gevormd moeten worden door gedeelde conversatie en collectieve interpretaties van publieke gebeurtenissen. Wanneer journalisten bepaalde actie-mogelijkheden overwegen (interne actie) voor ze besluiten wat ze doen in een specifieke situatie (externe actie), gebruiken ze verschillende soorten reflecties. Deze reflecties zijn in vier perspectieven op te delen. Journalisten gebruiken dan één of meer van deze perspectieven om betekenis te geven aan een situatie. Want ondanks het feit dat er gedeelte betekenissen en constructies van waarheden bestaan onder journalisten, maken ze individuele keuzes. De vier perspectieven zijn: Ideologisch perspectief De assumpties die journalisten hebben over wat zij denken dat belangrijk is in hun werk en wat ze willen overwegen. Organisationeel perspectief Gebaseerd op de organisationele interesse van de nieuwsorganisatie en het feit dat journalisten werknemers zijn. (hun taak binnen het bedrijf) Praktisch perspectief Elke actie is gekoppeld aan tijd, ruimte en faciliteiten etc. Individueel perspectief Persoonlijke omstandigheden van de journalist. De perspectieven geven inzicht in waarom journalisten als een gemeenschap met gedeelde interpretatie- frames en betekenissystemen bestudeerd moeten worden. Onderstaande figuur geeft aan wat van invloed is bij een individuele journalist, voordat hij of zij tot externe actie overgaat. 62 Peter L.M Vasterman: ‘Media-Hype, Self-Reinforcing News Waves, Journalistic Standards and the Construction of Social Problems’ Dit artikel bevat twee delen. In het eerste (literaire) deel wordt duidelijk gemaakt wat een mediahype precies inhoudt, welke stappen deze doorloopt en wat voor problemen media-hypes geven. In het tweede deel wordt een case-study weergegeven van zinloos geweld in Nederland tussen 1997 en 2000 (wat toen dus ook een media-hype was). Hoofdvraag: Wat is de rol van de media in media-hypes? Deelvragen: - Wat zijn media-hypes? Hoe ontstaan media-hypes? Houden journalisten zich aan de journalistieke standaarden/regels gedurende een media-hype? (zoals objectief, waakhond van de samenleving etc.) Specifieke deelvragen bij de Case-study: - Wanneer matcht een incident/gebeurtenis met de media-hype rondom zinloos geweld? - Zorgt de media ervoor dat ‘dit probleem’ steeds groter en groter wordt? - Klopt het verhaal in de media met de werkelijke feiten van het onderwerp? Kernbegrippen: framing, journalistic standards (journalistieke regels), media-hype, social amplification (sociale versterking) en street violence (straatgeweld). 63 Media-hype Een ongewone gebeurtenis prikkelt de attentie van de media. De media focust zich op dit bepaalde onderwerp/probleem (zoals in dit geval, zinloos geweld) door heel veel te berichten erover. Zij vergroten het en lokken daardoor reacties uit de samenleving uit. Dit is vervolgens ook weer nieuws, wat de nieuwsgolf weer versterkt. Het is proces wat zichzelf continue verstrerkt. Na verloop van tijd neemt de aandacht voor het bepaalde onderwerp ook weer af en verdwijnt de media-hype langzaam. Stappen die een media-hype doorloopt (volgens Vasterman): - Het begint met een 1 gebeurtenis/incident die de aandacht van de media weet te trekken. - Dit wordt ook wel het ‘key event’ genoemd. Een key event kan vanalles zijn zoals een ongeluk maar het kan bijvoorbeeld ook een interview of een speech zijn. - Hierna wordt er door de media een nieuws-thema gecreeerd rondom dit key event. Dit thema wordt het startpunt van follow-up berichtgeving (follow-up berichtgeving zijn vervolgberichten op een nieuwsfeit). - De media gaan hierna op zoek naar berichten die overeen komen met het thema. Berichten die niet overeenkomen worden niet gepubliceerd en berichten die wel overeenkomen wel. Er is als het ware een jacht op vergelijkbare zaken/berichten. De media creeeren zo een golf van vergelijkbare incidenten, waardoor het publiek de indruk krijgt dat het probleem groeit met de dag. - Dit groeiende probleem in de media stimuleert van alles soorten reacties uit de samenleving. Hierover bericht de media ook weer. Reacties verschillen van individues tot officiele bronnen en belangengroepen. Al deze reacties voeden de nieuwsgolf. - Uiteindelijk wordt de interesse van journalisten minder in het onderwerp. Worden er steeds minder reacties uit de samenleving gevraagd en ebt het onderwerp langzaam weg uit de media. Criteria voor een media-hype: - plotselinge ontstaan van een nieuwsgolf - het bestaan van een ‘key-event’ - de media maakt het nieuws in plaats van rapporteren over het nieuws - een interactie tussen de media en sociale actoren resulterend in; stijging van sociaal handelen naar aanleiding van het onderwerp en dus een stijging van reacties van sociale actoren Social amplification Met social amplification (sociale versterking) wordt in het artikel bedoeld dat een media-hype een zichzelf versterkende werking heeft. De media zorgt ervoor bij een media-hype dat een bepaalde gebeurtenis/probleem uitvergroot wordt. Op dezelfde manier kunnen ze er ook voor zorgen dat een probleem weer verkleind wordt. De media speelt hier een grote rol in en dit heeft invloed op de samenleving. In een korte periode kan de media specifieke (sociale) problemen extreem vergroten. Dit komt door de spiraal waarin het probleem zich bevindt. Door follow-ups en reacties uit de samenleving versterkt het probleem zich nog meer. Media-hypes spelen dus een belangrijke rol in het proces van social amplification want wanneer de media problemen als echt voordoet, zijn ze ook echt in de beleving van het publiek, de samenleving. 64 Framing Met framing wordt bedoeld hoe de media de berichten brengen, rondom in dit geval zinloos geweld. Dat gebeurt namelijk op een bepaalde manier. De media identificeren een op zichzelf staand incident als onderdeel van zinloos geweld. Door dit te doen en dus een nieuws-thema te formuleren en daarbij passende vergelijkbare berichten te zoeken wordt het onderwerp op een bepaalde manier neergezet. Als men geen vergelijkbare berichten zou publiceren over zinloos geweld zou het publiek misschien niet meteen denken dat zinloos geweld groeit. Journalistic standards Journalisten hebben een bepaalde gedragscode. Er wordt van hen verwacht dat zij betrouwbaar, objectief en onafhankelijk te werk gaan. Ook zouden zij de relevantie van zaken moeten inzien en hebben zij een sociale verantwoordelijkheid voor de samenleving (waakhond van de samenleving/democratie). Case-study: De case-study richt zich op zinloos geweld in Nederland tussen 1997 en 2000. In die periode werd Nederland geconfronteerd met een aantal incidenten van zinloos geweld achter elkaar. De eerste nieuwsgolf, het eerste moment waarop het label zinloos geweld werd gebruikt, was met de dood van Meindert Tjoelker in 1997. Hierna hebben zich nog 3 nieuwsgolven voorgedaan. Alle nieuwsberichten in de periode van 1997-2000 in de vijf nationale kranten zijn onderzocht. Resultaten onderzoek: - De berichtgeving over zinloos geweld kwam in vier verschillende nieuwsgolven (vier verschillende incidedenten van zinloos geweld). De golven werden iedere keer groter. - Iedere nieuwsgolf had een geweldsincident als key event. - Iedere nieuwsgolf beleefde zijn hoogtepunt een paar dagen na de gebeurtenis. - Bij drie van de vier golven werd gerelateerd nieuws snel geplaatst waardoor incidenteel nieuws wegviel. - Bij alle gevallen werd er in de week na het key event soortgelijke gevallen van geweld gepubliceerd. - In twee van de nieuwsgolven speelde de bron een actieve rol in vergelijkbaar nieuws. In de andere twee nieuwsgolven domineerde de media. - Opinie-berichten domineerde boven achtergrondartikelen in de berichtgeving bij alle gevallen. Conclusies ten aanzien van deze Casestudy: BELANGRIJK - De media speelt een actieve rol in de constructie van dit criminaliteitsprobleem en een mobiliserende rol in de reacties vanuit de samenleving en de stille tochten. De media creëerde een beeld waarin zinloos geweld iedereen, waar dan ook, zou kunnen overkomen. - De eigenlijke feiten van zinloos geweld in Nederland spreken het beeld geschept door de media tegen. Deze vorm van geweld is namelijk helemaal niet nieuw, is niet aan het toenemen en incidenten met een fatale afloop zijn uiterst uitzonderlijk. - Media-hypes spelen een belangrijke rol in het creëren van een spiraal van sociale versterking (social amplification). Media-hypes ontstaan aan de hand van 1 gebeurtenis die een jacht naar meer soortgelijk nieuws vanuit hetzelfde perspectief creëren. - Dit onderzoek toont aan dat in veel gevallen media-hypes in strijd zijn met de journalistieke standaarden. Media-hypes zijn gebaseerd op ‘pack-journalism’; iedere nieuwsbron voelt zich verplicht aan de nieuwsgolf mee te doen. Dit leidt tot een 65 - hoge mate van uniformiteit in de nieuwsselectie en dat is in strijd met de onafhankelijkheid van de media. Door soortgelijk nieuws naast elkaar te plaatsen geeft de media ook ten onrechte het beeld dat het probleem groeit. Dit is in strijd met standaarden als balans en betrouwbaarheid. Door de berichtgeving is de samenleving in de veronderstelling dat er een ware crisis gaande is waarop zij actie wil ondernemen. De media moet zich ervan bewust zijn dat zij deze invloed op de samenleving hebben en dat dit niet een rationele omgangsmanier is met sociale problemen. Dit onderzoek toont aan dat een media-hype onrealistische beelden kan scheppen. Het beeld wordt geschept dat het sociale probleem buiten proportie groeit. Aan de andere kant wordt er van de media wel verwacht dat zij de waakhond van de samenleving zijn en dus waarschuwen voor dergelijke problemen. 66