College 2: Cultuur, De dialektiek tussen individu en samenleving

advertisement
Samenvatting
Media, subcultuur & samenleving
CWB2006
Januari 2007
Docenten: E. Hijmans & F. Wester
1
College 1:
Introductie & achtergrond artikel ...................................................................... 3
Reijnders (2006): Holland op de helling. Deel 1; televisieamusement en volkscultuur.
Ritueel Vermaak 3
College 2:
Cultuur, De dialektiek tussen individu en samenleving ..................................... 8
J. Tennekes (1990) “De onbekende dimensie” ...................................................................... 8
College 3:
Gemeenschap en (nieuwe) media ................................................................... 12
Evans, K. (2004): Maintaining community in the information age. ................................ 12
Hollander, Stappers & Jankowski (2002): Community media and community
communication
21
Jankowski (2002): Creating Community with Media: History, Theories and Scientific
Investigations
23
College 5:
Socialisatie en Identiteit: beding aan gedeelde betekenissen ......................... 27
Berger, P., & Berger, B., (1972), Hoe wordt men lid van de maatschappij? Socialisatie. .... 27
Milkie, M. A (1994): Social world approach to cultural studies ........................................... 30
College 6:
Representatie: Minderheden in de media, publieke opinie ............................ 31
De Swert (2001): Tussen vergeetput en schandaal: strategieën tegen extreem rechts in
drie Vlaamse kranten ........................................................................................................... 31
Van Donselaar (1998): Monitor racisme en extreem rechts ............................................... 35
College 7:
Participatie: Publieke sfeer .............................................................................. 38
Van de Steeg, M. (2002) Rethinking the Conditions for a Public Sphere in the Earopean
Union .................................................................................................................................... 38
Couldry, N. (2006) Culture and citizenship .......................................................................... 41
College 9:
Subculturele identiteit: Media als symbolische hulpbron ............................... 43
Correll, S. (1995).The ethnography of an electronic bar, The Lesbian Cafe. Journal of
Contemporary Ethnography................................................................................................. 43
Simons, N. (2006). Skater of Faker? Een kwalitatieve casestudy naar de rol van media in de
subculturele identiteitsconstructie van skaters. .................................................................. 47
College 10:
Media als forum 1: Cohesie & Moraal ............................................................. 51
Ferris (2004): Transmitting ideal: constructing self en moral discours on loveline ............. 51
Reijnders (2005): Rechercheur van het volk ........................................................................ 53
College 11:
Forum 2: Cohesie en de scheiding publiek-privé in talkshows ........................ 55
Illouz (1999): The shadowy realm of the interior ................................................................ 55
Priest & Dominick (1994) Pulp Pulpits: self disclosure on Donahue .................................... 59
College 12:
Mediaproductie: institutionele praktijk en publieke opinie ............................ 61
Liesbeth Hermans (2004): ‘Occupational practices of Dutch journalists in a television
newsroom’............................................................................................................................ 61
Peter L.M Vasterman: ‘Media-Hype, Self-Reinforcing News Waves, Journalistic Standards
and the Construction of Social Problems’ ............................................................................ 63
2
College 1:
Introductie & achtergrond artikel
Reijnders (2006): Holland op de helling. Deel 1; televisieamusement en
volkscultuur. Ritueel Vermaak
Met vergelijking tussen televisieamusement en volkscultuur worden verschillende
wetenschappelijke terreinen betreed. De meest relevante vakgebieden zijn mediastudies en
etnologie. Het onderzoek naar televisieamusement en volkscultuur heeft eens sterk
interdisciplinair karakter gekregen dat eenzijdige disciplinegebonden benaderingen niet
langer voldoen. In dit artikel wordt het raakvlak tussen televisieamusement en volkscultuur
op twee niveaus onderzocht: narratief en ritueel.
Mediastudies en etnologie
James Carey maakte een onderscheid tussen twee vormen van communicatie. Enerzijds kon
het worden opgevat als een vorm van transport. Communicatie betreft het versturen van
een boodschap, het overdragen van informatie van punt A naar B. Anderzijds bestaat er een
rituele visie, deze zoekt de betekenis van communicatie niet in de precieze berichtgeving,
maar in het netwerk waarin het circuleert. Volgens Cary ligt de ware betekenis van
communicatie in het construeren, onthouden en bevestigen van gedeelde leefwerelden (the
maintenance of society in time). Door contact te houden wordt er een symbolische orde
geschapen en het fundament gelegd voor een gedeelde cultuur. Ook in latere studies gaat
het grotendeels hier om. Hoewel er niet altijd gesproken wordt over de rituele betekenis van
televisiecultuur, houdt de hoofdmoot binnen mediastudies zich wek degelijk bezig met de
wijze waarop bepaalde leefwerelden worden geconstrueerd of gerepresenteerd op televisie,
en die deze representatie vervolgens wordt toegeëigend door het publiek.
De geschiedenis van de etnologie reikt tenminste terug tot de periode van de romantiek.
Men was van mening dat er onder de plattelandsbevolking een authentieke volksaard kon
worden aangetroffen. Deze volkscultuur werd gecontrasteerd als enerzijds de meer
internationale en gecultiveerde cultuur van elite, en anderzijds de volksvreemde en
ontwortelde massacultuur van de snelgroeiende stadsbevolking. Feesten en ander vormen
van vermaak namen in deze volkskundige werken al meteen een belangrijke rol. De
volksvermaken is vooral de open benadering van volkscultuur. Jan ter Gouw probeerde oude
cultuurverschijnselen en eigentijdse vermaakvormen in zijn analyse te betrekken. In
tegenstelling tot zijn tijdsgenoten hanteerde hij een waardevrije blik (geen goed of fout).
Vermaak bleef ook in latere werken een van de vaste thema`s uitmaken.
De moderne etnologie onderscheidt zich van de traditionele verandering op een aantal
essentiële punten. De focus ligt nu juist op groepsgebonden culturen binnen een historische
ontwikkelingsperspectief, waarbij de term volkscultuur alleen referentieel wordt gebruikt als
verwijzing naar een verzameling groepsculturen. Groepsculturen worden hierbij opgevat als
gedeelde gedragsrepertoires tussen individuen die zich onderling verbonden voelen. De
aandacht ligt niet alleen meer op de vorm, maar op de functie en betekenis van bepaalde
rituelen en feesten. Zij worden niet afgedaan als goed of slecht, mooi of lelijk, maar worden
beschouwd vanuit de normen, waarden en behoeftes zoals die gelden binnen een betrokken
groep.
In eerste instantie waren volkskundige namelijk uitgesproken negatief over de rol van
massamedia. Deze werd beschouwd als een vervuilende of mogelijk zelfs een
3
corrumperende factor voor de per definitie op orale communicatie geschoeide volkscultuur.
Inmiddels kan er gesproken worden van een groeiend aantal etnografische studies waarin de
massamedia in mindere of meerdere mate een rol spelen. De moderne etnologie lijkt zich
steeds opener te stellen, waarbij de traditionele grens met andere cultuurwetenschappen,
zoals mediastudies, in hoge mate aan het vervangen is.
Narratieve
In veel onderzoeken is gezocht naar de overeenkomsten tussen volkscultuur en
televisieamusement. De overeenkomsten waren met name duidelijk zichtbaar in de
inhoudelijke overeenkomsten tussen beide cultuurvormen. Een deel van deze studies was
uitgesproken negatief over de gevonden overeenkomsten. De cultiverende rol van televisie
zou leiden tot een eenvormigheid van de cultuur. De volkscultuur wordt geïdealiseerd als
een organische cultuurvorm, geworteld in een lokale eigenheid en gecontrasteerd met het
internationale karakter van een vervreemde en gecorrumpeerde massacultuur( sprookjes
waren gevarieerd maar massamedia ‘Disney’ beperkt het tot een versie).
Daar lijnrecht tegenover staat onderzoekers die de massacultuur vieren als een moderne
vorm van volkscultuur. Een van de bekendste protagonisten van deze stroming is de
Amerikaanse wetenschapper Harold Schechter. In verschillende cases beschrijft hij
verschijningen van tijdsloze archentypen en mythen in films zoals starwars (jonge in gevecht
met zijn vader), Rambo (een individu tegen het kwaad), The silence of the lambs (heldin
tegen de onderwereld). Schechter stelt dat door populaire films en televisieprogramma door
eeuwige narratieve thema`s en motieven te herhalen, inspelen op bepaalde essenties,
universele behoeftes van de mens. Later geeft hij nog een aan dat populaire cultuur als
functie heeft om de ‘socially unacceptable craving of this hidden primitive part of oursleves’
te bevredigen.
In de meeste studies wordt niet langer uit gegaan van een statische, eeuwige continuïteit
met het verleden, noch van een universele behoeften onder mensheid. Het kan zijn dat
bepaalde narratieve structuren over lange periodes actueel blijven. Het is ook de vraag of de
betekenis van deze verschijnselen dan ook hetzelfde blijft, of dat deze verandert met de
sociale, geografische en temporele context van het verschijnsel (narratieve structuren en de
constante). Door te stellen dat de populaire cultuur de eigentijdse variant is van een
traditionele, premoderne volkscultuur lijkt Schechter te impliceren dat er inde huidige tijd
geen volkscultuur meer zou bestaan. Deze is echter springlevend. Door de komst van
internet en andere moderne media ontstaat er steeds meer groepsgebonden gedragingen
en cultuuruitingen. Daarnaast wordt er nog volop aan face-to-face contact gedaan, wat een
traditionele opvatting is van volkscultuur. Het volkscultuur heeft een adaptief en dynamsch
karkater gekregen. Dit houdt in dat het zich aanpast aan de gedragingen, behoeftes dromen
en angsten naar gelang van de omstandigheden. Ook de introductie en de verspreiding van
moderne massamedia kan gezien worden als een dergelijke omstandigheid die geleid heeft
tot het ontstaan van nieuwe vormen van volkscultuur (urban legends). Samengevat blijkt er
sprake te zijn van een actieve, wederzijdse uitwisseling van narratieve structuren van
televisieamusement en volkscultuur. Beide cultuurvormen maken gebruik van hetzelfde ‘vat’
aan narratieve thema`s en motieven. Dit van is niet statisch en verwijst evenmin naar een
tijdloze oerbron, maar kent een eigen historische dynamiek. Er is sprake van een constante
culturele transformatie. Uit elke periode wordt er een specifieke selectie uit het vat
gemaakt. Uit deze unieke combinatie ontstaan weer nieuwe thema`s en motieven.
4
Rituele analogieën
Volgens Dayan en Katz gaat het om de wijze waarop televisiecultuur is gerelateerd aan
rituelen, gedragingen en gewoontes binnen een bredere culturele context. Deze
onderzoeksopzet kan worden opgesplitst in twee stromingen: studies naar de overname van
historische rituelen door de televisie en studie naar de interferentie tussen rituelen op
televisie en rituelen in het contemporaine, allerdaagse leven.
De hele rituele structuur van de ceremonie is aangepast aan de eisen van het medium.
Daarnaast trekken media evenementen een massaal televisiepubliek, qua grote
onvergelijkbaar met niet-mediale publieken. Net als belangrijk (religieuze) ceremonieën uit
het verleden, vormen media evenementen een feestelijke onderbreking van de dagelijkse
routine en bieden zij het publiek de mogelijkheid om onderdeel te worden van een groter
geheel. Door naar media evenementen op televisie te kijken voelen mensen zich betrokken
bij een collectief en worden er bepaalde gemeenschappelijke waarden gevierd. Dayan en
Katz onderscheiden vier fases bij het onderhandelingsproces tussen organisatie van het
evenement, betrokken omroep en het kijkerspubliek. Scipting (opzet zoals ze graag zien
gebeuren), Negotiation (onderhandelingen over belangengroepen), Preformance (het
evenement zelf) en Festive viewing (receptie van het media evenement door het publiek).
Echter in dit onderzoek naar televisieamusement en volkscultuur past dit nauwelijks omdat
Dayan en Katz onder media evenementen grote, door publieke organisaties opgezette
ceremoniële evenementen verstaan, die nadrukkelijk buiten de orde van de dag vallen. Veel
televisie amusement valt hier niet onder. James Cary wijst er op dat lang niet alle rituelen
een bindende funtie of uitwerking hoeven te hebben voor de hele groep. Veel rituelen zij
juist op het verstoten of zwart maken van bepaalde groepen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan
de openbare rechtzaken of hoorzittingen tegen Sadam Hoessein . Media evenementen
vieren geen gedeelde waarden en ondersteunen geen bestaande maatschappelijke eenheid,
maar construeren een bepaalde visie op de maatschappij zoals die volgends de
organisatoren zou moeten zijn. De omroepen hebben hierbij een sturende rol: door te doen
als of zij spreken namens een sociaal centrum, proberen omroepen hun eigen machtspositie
te versterken en tegelijkertijd te verhullen. Concluderend blijkt media evenementen geen
panklare theorie te bieden voor de verglijking tussen televisieamusement en volkscultuur.
Door zich te beperken tot de grote ceremoniële televisieprogramma`s hebben Dayan en Katz
geen oog voor de betekenis van meer officieuze ‘lage’ en alledaagse televisieamusement.
Het meest noemenswaardig is de aandacht die werkt spreekt voor een procesmatige
benadering van de rituele dimensie van televisie. Elisabeth Bird wijst op de gelijkenis tussen
moderne mediaschandalen en de rol van verhalenvertellers en marktzangers. Op
vergelijkbare wijze stelt Fiske dat rituele functie van de quiz geworteld is in de traditionele
volksfeesten en volksspelen.
Aldus weet de televisie een vergelijkbare rituele functie te vervullen als populair vermaak uit
het verleden (freakshows, kermis, verhalen vertellers).
Eigentijdse televisie rituelen
De televisie is in de overgrote meerderheid van woonkamers centraal aanwezig, ook de
inhoud van televisie programma`s reflecteert een focus op het alledaagse en huiselijk
bestaan (soaps en sitcoms). Ook quizen, spelletjesprogramma`s en reality tv shows zijn
veelal gecentreerd rondom de gewone herkenbare mens. Films zijn onbereikbaar terwijl de
televisie vooral een ons-kent-ons sfeer heerst. Enerzijds maken zij deel uit van een alledaags
leven, anderzijds geven zij ook vorm aan deze context. De uitzendingschema`s spelen hierbij
5
een belangrijke rol. Door een vast schema te hanteren hopen omroepen een vast
kijkpatroon bij de kijkers te kweken en zo de kijkers bij een omroep te houden.
Televisie vervult niet alleen een rituele functie op het niveau van tijd, maar ook het niveau
van ruimte. Door een nationaal publiek aan te spreken, en door belangrijk gebeurtenissen te
begeleiden en te becommentariëren, zou de televisie een nationale eenheid stimuleren en
kunnen bijdragen van nationaliteit. Een belangrijk deel van de onderzoek naar rituele functie
van televisie voor het alledaagse leven is gebaseerd op analyses van nieuwsuitzendingen.
Elke avond om 20:00 uur, traditie. Tevens is nieuws een belangrijke genre waarin de
werkelijkheid gepresenteerd wordt. Journalisten die worden gezien als de storytellers.
Nieuwsprogramma`s ontleden hun populariteit niet zo zeer aan hun functie als transmissie
kanaal, maar aan de wijze waarop zij de ‘gevaarlijke’ buitenwereld duiden, verklaren en
indelen in herkenbare categorieën  moderne bezweringsritueel. Een interessant sub-genre
is mediaschandalen ,zij verspreiden niet alleen informatie of geruchten over bepaalde
personen, maar vormen op dieper liggend niveau ook een ‘moreel drama’. De vertolken en
stimuleren de angsten en verlangens van een bepaalde maatschappij, aldus Bird.
Het onderzoek naar de rituele funtie van televisie voor het alledaagse leven heeft zich
beperkt tot het nieuwsgenre, waardoor amusementsgenre buiten beschouwing is gebleven.
Dit is opvallend. Niet alleen maakt het amusementsgenre een groot deel van de
televisiecultuur uit, zij lijkt op jet eerste gezicht ook een rijke bron aan potentiële rituelen op
te leveren, gerelateerd aan de thema`s feest en ritueel.
Fiske heeft wel onderzoek gedaan naar het format quiz op ritueel niveau geïnterpreteerd
kan worden als verbeelding van de kapitalistische samenleving.
Rituelen onder kijkers
Er heeft in de laatste decennia een belangrijke paradigma wisseling plaatsgevonden. De
massamedia zouden een bepaalde ‘boodschap’ uitdragen, die vervolgens werd
overgenomen door de consument (Reuze injectienaald theorie)  De wijze waarop mensen
op actieve wijze van media gebruik maken. Zij zijn geen willoze consumenten; zij maken
specifieke selectie uit het media aanbod, uitgaande van bepaalde individuele behoeftes en
interesses. Hierbij passen twee processen: encoding en decoding. Een bepaald medium
product wordt tot stand gebracht (encoding) vervolgens impliceert het publiek ditzelfde
mediaproduct op eigenwijze (decoding). Deze interpretatie kan vervolgens op drie
verschillende verwachtingen: Prefferredreading(overeenstemming met de boodschap),
negotiated reading(gedeeltelijke overeenstemming met de boodschap) en oppositiional
reading( verzet zich tegen de boodschap). De rol van het publiek in de consumptie van
cultuurproducten is verder getheoretiseerd aan de hand van het concept toe-eigening. De
consument is geen passieve willoze ontvanger, maar een actieve producent. Hierbij zullen
heel andere aspecten en rol spelen zoals culturele achtergronden, diens wereld beeld en zijn
sociale behoeftes. Televisie is als geen ander geschikt medium voor processen van toeeigenen door het publiek. En speelt een belangrijke rol bij het ontdekken van patronen in
televisierituelen (vrouwen passen hun huishoudelijke klussen aan rondom de uitzendtijden
van soaps, samen kijken naar rtl-boulevard, krant lezen om je af te zonderen, elke zondag
avond studiosport kijken). Daarnaast zijn er ook wekelijkse, maandelijkse of jaarlijkse
televisierituelen (nieuwjaarsconferences, horror met halloween ect.) Dit beperkt zich echter
niet tot de woonkamer. Ook buitenshuis vormen televisie-uitzendingen geregeld aanleiding
tot verrichten van bepaalde rituelen (praten op werk of op school over programma`s om dit
bevestigt sociale banden of vergelijking van televisie naar eigen werk).
6
Media-pelgrimstochten vormt de televisie niet het referentiekader, maar het eigenlijke
doel(Vb bezoek aan Graceland of aan tv studio`s).
Fans
De meest uitgesproken vorm van geritualiseerd mediagebruik buitenhuis is: fangedrag.
Media vormen op talloze plaatsen in de wereld een aanleiding tot de creatie van nieuwe
gemeenschappen (internet, fanclubs, discussiegroepen ect.). Fans vormen een alternatieve
gemeenschappen die tv programma`s gebruiken om zo een eigen, creatieve wereld te
scheppen. Zij zijn het ultieme voorbeeld van het actief toe-eigenen. Filking is een voorbeeld
hiervan  fans die samen komen om liedjes voor te dragen het uitwisselen van varianten.
Ze hebben gemeen dat ze verwijzen naar een bekende series, films of boeken. Het is een
duidelijk voorbeeld van geritualiseerd mediagebruik. Ze zijn een moderne vorm van
volkszang met alle positieve associaties die daarbij horen: een communaal, utopisch
samenzijn, ontsnapping aan het commerciële systeem. Alleen is er binnen de fancultuur
sprake van interne machtstructuur en sprake van kapitalisme. De fans zijn consumenten en
zij maken deel uit van een gewilde marketing niche (subcultuur).
Artikel sluit af met een samenvatting die je teven kan bestuderen. Daarnaast hadden we een
oprdacht bij dit artikel gekregen en dit zijn de richtantwoorden:
Richtantwoord:
1. in col 1: Toe-eigening van betekenis door actieve ontvanger (en/decoding): 3
lezingen. De betekenis is onafhankelijk van de intenties van de zender.
Het is niet een synoniem voor ritueel .Het kan gaan om een gewoonte (n.l. mediagebruik)
maar niet de gewoonte wordt toe-geigend of verinnerlijkt, maar de betekenis! Ook gaat het
niet om representatie. Of vooringenomen beelden.
2. Hoe komen betekenissen tot stand in groepsgesprekken= d.w.z.als onderhandeling
in informele gesprekken. Letterlijk: d.m.v toe-geeigende boodschappen.
Appropriation betekent ‘in bezit nemen’, tot je nemen, ontvangen, en er iets meer mee
doen. Context en het collectieve karakter is bij Milkie van groot belang (titel: social
World).Het is uitgebreider en specifieker, meer compleet dan het actieve ontvangen sec, het
is een duidelijker invulling, maar niet onverenigbaar.
Wat de jongens als groep produceren aan betekenis vat Milkie samen als: Interpretatieve
reproductie van genderideologie. (let op de betekenis van interpretatief! Staat tegenover
‘Blinde herhaling’(col 2). Het is niet onjuist om mediagebruik hier als ritueel te zien, maar dat
valt strikt genomen buiten de betekenis van appropriation.
Het gaat er niet om dat betekenissen willekeurig kunnen worden toegekend, of dat iedereen
er zelf iets van maakt: het gaat primair om de groep. Het gaat al helemaal niet om jongens
die blindelings betekenissen overnemen, zelfs al kennen ze zinnen uit hun hoofd: deze zijn
zorgvuldig geselecteerd en worden strategisch ingezet in de onderhandeling.
3. Baran en Davis: geven de meeste aanwijzingen voor Cultural studies / neo-marxisme (zie
de titel). Mediawerking is indirect en nooit direct, auteur zegt: diffuus! (media werken
samen met andere (groeps)factoren). Media zijn het voertuig van genderrepoductie;
ideologie, reproductie en onderhandeling zijn centrale begrippen van Cultural studies.
Auteur zelf is niet helmaal duidelijk: en/decoding is niet echt herkenbaar, receptie
onderzoek komt dichtbij evenals discourseanalyse als de analyse van taalgebruik.
7
In de 2e plaats is het begin van Agenda Setting herkenbaar: media als overbrengers van
ideeen waarover gesproken en gedacht wordt, ze zeggen niet WAT mensen moeten denken
maar WAAROVER.
Alle antwoorden waarin van direct effect sprake is zijn fout. Zorgvuldig al het materiaal lezen
en in je antwoord betrekken (niet selectief dus) maakt duidelijk dat er geen
reuzeinjectienaald of two step flow aan de hand kan zijn. Social cognition effect is ook een
direct effect leertheorie. Causale relatie tussen inhoud media en gedrag (hooguit verbaal
gedrag) is niet een uitkomst van het onderzoek, jongens vertonen geen blind reagerende
stimulus-response reactie, maar onderhandelen over hun status-positie.
Cult. Indicatoren/cultivatie is qua achtergrond en perspectief op media in de richting, maar
om te zeggen dat de tvwerkelijkheid is overgenomen moet aan veel condities zijn voldaan,
(o.a. veelkijken) en zijn er meer complexe meetmethoden vereist. Bovendien is
inhoudsanalyse een noodzakelijk onderdeel om te kunnen constateren dat er zoiets is als
overname. Kortom: kijk naar de achtergrond van de auteur, de titels en subtitels en kijk naar
de gevolgde methoden!
College 2:
Cultuur, De dialektiek tussen individu en samenleving
J. Tennekes (1990) “De onbekende dimensie”
Mijn excuses voor de lastige samenvatting. Ik heb geprobeerd er het beste van te maken,
maar de tekst (vooral hoofdstuk 2 en 3) is erg moeilijk. De voorbeelden maken de theorie iets
makkelijker te begrijpen, dus ik zou je aanraden om deze nog een keer te lezen. Ook is elk
hoofdstuk samengevat, dus dat zou je erbij kunnen gebruiken. Ik heb het idee dat de
aantekeningen bij college 2 makkelijker te begrijpen zijn, maar wel verklaren waar de tekst
over gaat, dus dat is ook nog een tip.
Hoofdstuk 1 – Cultuur als alledaagse werkelijkheid
Mensen stellen vaak dat de Nederlandse cultuur geen rol speelt in hun leven en dat ze
daarom die cultuur niet erg interessant vinden. Ze realiseren zich niet dat het in cultuur
veelal gaat om de meest gewone en alledaagse zaken.
Cultuur: een samenhangend geheel van betekenissen dat de mens oriënteert op de
werkelijkheid waarin hij leeft, en hem inzicht geeft in de dingen waar het in het leven om
gaat, en in de normen en waarden die zijn leven richting dienen te geven.
Drie gezichtspunten van cultuur:
1. De cultuur is een menselijk product: De mens staat open voor allerlei alternatieven
om zijn leven in te richten. Cultuur is het resultaat van historische processen waarin
de menselijke creativiteit een rol speelt.
2. De cultuur is een objectieve werkelijkheid buiten ons: We kunnen de wereld waarin
we geboren worden niet kiezen.
3. De cultuur is een subjectieve werkelijkheid in ons: We kunnen alleen maar mens
worden door ons de cultuur waarin we geboren zijn, eigen te maken.
8
Dialectisch proces = de mens creëert een werkelijkheid die een geheel eigen leven gaat
leiden en op haar beurt de mens maakt tot wat hij is. De hele persoonlijke ontdekkingstocht
is het spoor waarin de cultuur zich in ons en door middel van ons, verder ontwikkelt.
Voorbeeld: Man en vrouw hebben slechte relaties, proberen dit op te lossen, lukt niet en ze
scheiden
Gezichtspunt 1: Het echtpaar creëert steeds feiten over het traditionele huwelijk.
Externalisatie = Het feit dat de mens in zijn handelen feiten creëert. De mens creëert een
nieuw gedrag.
Gezichtspunt 2: Het echtpaar zoekt informatie (boeken, tv-programma’s) over
huwelijksproblemen.
De feiten die een mens stelt, gaan deel uitmaken van structuren en processen waar hij zelf
geen vat meer op heeft.
9
Objectivering = Het proces waarbij ideeën van individuen uitlopen op een ‘trend’ met een
eigen dynamiek. Bijvoorbeeld: een auteur schrijft een boek dat verrassend een groot succes
is. Maar ook onze eigen woorden en daden gaan een eigen leven leiden. Dit merk je bv. als
iemand jouw woorden heel ander opvat dan bedoeld was. We spelen allemaal onze partij
mee in processen waar we geen greep op hebben en die vaak een heel andere kant opgaan
dan we eigenlijk willen.
Gezichtspunt 3: Het echtpaar wordt zich bewust van hoe zich eigenlijk zijn en hoe ze het
huwelijk zien.
Internalisatie = Het persoonlijk eigen maken van de inzichten waarmee men in aanraking
komt. Bijvoorbeeld: verandering van het modebeeld.
Bewustwordingsprocessen zijn een essentiële factor in de dynamiek van cultuurverandering.
Hoofdstuk 2 – Culturele systemen
1. Cultuur als kennis
Cultuur is het geheel aan kennis dat een mens zich eigen moet maken wil hij in de situatie
waarin hij wordt geplaatst, adequaat functioneren.
‘Hoe’ : Kennis die betrekking heeft op de vanzelfsprekende alledaagse werkelijkheid. De
mens ‘weet’ hoe men zich in welke situatie moet gedragen.
‘Waarom’ : Ideeen en voorstellingen over de samenhang van al deze vanzelfsprekende
dingen voor adequaat gedrag. De mens wil weten waarom dingen zijn zoals ze zijn of
gebeuren zoals ze gebeuren. Deze kennis is vaak voorbehouden aan deskundigen.
2. De interne samenhang van cultuur
Cultuur is een samenhangend geheel van betekenissen of kennis. Hoe hangen die
betekenissen dan samen?
Een cultureel systeem heeft een interne logica. Aanvankelijk werd er gesproken over
patronen: culturele elementen kunnen worden begrepen vanuit de totale culturele context
waarin ze staan. Later kwam het structuralisme op: regels geven aan hoe de elementen van
het systeem ten opzichte van elkaar verhouden en op welke wijze ze tot zinvolle gehelen
kunnen worden gecombineerd.
3. Intentional meaning vs. Implicational meaning
De betekenis van menselijk gedrag valt niet samen met wat mensen bewust bedoelen (de
intentional meaning). Deze betekenis dient bestudeert te worden binnen de bovenpersoonlijke context van de desbetreffende culturele systemen (implicational meaning).
4. Cultuur en handelen
Cultuur is, naast een bovenpersoonlijk systeem, ook een menselijk product. Het is kennis die
mensen zich in de loop van hun leven eigen maken (internalisering) en die ze als zinvol,
bruikbaar en betrouwbaar in hun handelen uitdragen (externalisering). De mens maakt de
cultuur en de cultuur heeft weer invloed op het menselijk handelen  een wisselwerking.
Cultuur als levensontwerp: Cultuur informeert de mens niet alleen over de werkelijkheid
waarin hij leeft, ze programmeert ook de wijze waarop die informatie in het menselijk
gedrag wordt verwerkt.
10
Cultuur is een model van de werkelijkheid (een geheel van interpretatiekaders met behulp
waarvan de mens zich kan oriënteren in de situatie waarin hij zich bevindt) en een model
voor de werkelijkheid (een geheel van instructies en aanwijzingen voor juist, adequaat en
effectief menselijk handelen).
Ons handelen is cultuurgeprogrammeerd omdat we de cultuur waarin we geboren zijn eigen
hebben gemaakt.
Hoofdstuk 3 – Culturele processen
Mensen hoeven in een gesprek niet alles aan elkaar uit te leggen. Doordat ze in dezelfde
leefwereld leven, begrijpen ze elkaar. Er ontstaat overeenstemming over wat voor hen als
werkelijkheid geldt.
Cultuurverandering is een steeds voorgaand proces. Er komen steeds nieuwe dingen bij
terwijl andere elementen van de bestaande cultuur naar de achtergrond verdwijnen omdat
mensen er steeds minder gebruik van maken.
Belangrijke impuls tot veranderingen:
1. Er bestaat meestal een spanning tussen de informatie die in een cultureel systeem
voorradig is en de werkelijkheid waarop deze betrekking heeft.
Veel veranderingsprocessen vinden hun oorsprong in het feit dat in het
denken en handelen van mensen steeds weer een afstemming plaatsvindt van
de culturele modellen op de feitelijke situatie en op de ervaring die mensen
daarmee opgedaan hebben.
2. Er zijn vaak spanningen en contradicties binnen de culturele modellen die de mens
ter beschikking staan.
3. De actoren worden in bepaalde situaties soms geconfronteerd met verschillende,
concurrerende culturele werkelijkheidsmodellen.
Mensen doen ontdekkingen wanneer ze de oude vertrouwde interpretatiekaders en
gedragsregels meer of minder kritisch op hun bruikbaarheid bezien en zich gaan afvragen of
de situatie ook anders gezien kan worden.
11
College 3:
Gemeenschap en (nieuwe) media
Evans, K. (2004):
Maintaining community in the information age.
1- Globalisatie, technologie en gemeenschap
In de discussie t.a.v. de invloed van informatietechnologie op gemeenschappen zijn twee
thema’s (probleemstellingen) aan de orde:
- Westerse gemeenschappen zijn collectief in een crisis: de toenemende
afhankelijkheid van technologie heeft onze gezamenlijke denkwijze veranderd
evenals onze wijze van denken. Beide gaan ten koste van traditionele relaties.
- Ook vindt er individualisering plaats n.a.v. de snelle opname van technologie in het
alledaagse leven.
Persoonlijke contacten worden selectiever omdat men vanuit het individu contacten zoekt.
Door de afname van de sociale contacten wordt ieder individu afgeschermd van het delen
van sociale waarden binnen een gemeenschap. In het artikel wordt uitgegaan van het feit
dat de maatschappij sleuteltransformaties ondergaat. Er vindt een afname van sociale
relaties en een materialisering van de maatschappij plaats.
Crisis in de gemeenschap
In de sociologie gaat men in op het verdwijnen van gemeenschappen maar wordt het
ontstaan van nieuwe gemeenschappen genegeerd. De opkomst van het Internet en
cyberspace biedt mogelijkheden tot nieuwe vormen van gemeenschap.
Hoe gemeenschappen verloren gaan
Het verloren gaan van gemeenschappen is te wijten aan veranderende economische- en
arbeidsomstandigheden a.g.v. industrialisatie en daarop volgende deïndustrialisatie. De
uitbesteding van werk aan andere landen en het terugtrekken van de overheid t.o.v. de
opvang van werklozen heeft gezorgd voor een werkloosheid met grote gevolgen. Veel van
de voormalig werknemers kan niet aansluiten bij de arbeidsmarkt door een tekort aan
scholing.
Hierdoor ontstaat een ‘doe-het-zelf-maatschappij’ waarin individuen oplossingen zoeken
voor collectieve problemen.
Hoe gemeenschappen kunnen ontstaan
Via de cyberspace wordt een weg gezocht waardoor de versplinterde maatschappij zich
weer kan herenigen in de virtuele gemeenschappen.
De opkomst van het informatietijdperk
Het informatietijdperk is in de laatste veertig jaar ontstaan door de wereldwijde opkomst
van computer en digitale techniek. De opkomst van de computer heeft veel veranderd in het
leven:
- Toepassing in de dagelijkse praktijk (wasmachines e.d.)
- Grote toename aan beschikbaarheid van kennis (dataopslag)
- Vergemakkelijking van moeilijke taken (verwerking gegevens)
Door de komst van de computer wordt ook meer verwacht van werknemers (gevolg is
stress).
12
Neo-liberalisme en de informatiegemeenschap
Het ontstaan van de informatiegemeenschap werd in de jaren ’90 in de US en GrootBrittannië gekoppeld aan het neo-liberalisme. Men was er van overtuigd dat een verbetering
van de economische status door technologische ontwikkeling zou doorwerken naar de
minder bedeelden en dat daardoor de overheid geen geld hoefde te besteden aan deze
bevolkingsgroep. Bij een falend economische beleid zou de technologie en innovatie zorgen
voor een revival. Productie zou plaatsvinden in de ‘goedkope’ landen en innovaties zouden
in de Westerse landen ontwikkeld worden.
De ontwikkelende natuur van de informatiegemeenschap
De eerste theoretici (o.a. Bell) waren van mening dat de informatiegemeenschap
mogelijkheden bood om de grote aanwezige kennis te ordenen, analyseren en verwerken
naar productie. De economie zou verbeteren omdat het industriële tijdperk achtergelaten
werd en het informatietijdperk meer opkwam waarin technici meer economisch en
industriële macht toebedeeld zouden krijgen.
Het informatietijdperk zou zowel economisch als sociaal een ‘boost’ geven aan de
maatschappij. Men was van mening dat als iedereen kennis kon bezitten (d.m.v. de
computer bijvoorbeeld), iedereen zich ook zelfstandig optimaal kon ontwikkelen en de
klassen in de maatschappij zouden verdwijnen. Dit bleek echter te optimistisch.
De computer nam ook een belangrijke plaats in bij normale huishoudens en leven werd
omschreven als ‘being digital’. Negroponte ziet in de toekomst grote mogelijkheden in het
transport van informatie middels chips waar Kelly van mening is dat machines en mensen
steeds meer gaan integreren. Waar vroegere theoretici in het informatietijdperk een
vervanging zagen voor sociale rollen zijn huidige theoretici alleen van mening dat het een
effect heeft op de huidige sociale rollen.
Technologie wordt door velen verkeerd begrepen: men gaat er vanuit dat als iets
technologisch mogelijk is, het ook zal werken. Hierbij wordt de sociale context waarbinnen
een technologische ontwikkeling plaatsvindt niet meegenomen (de opkomst van de minidisc die flopt omdat mensen er geen vertrouwen in hebben).
Informatiegemeenschap: de opkomst van een nieuw tijdperk?
Door de snelle opkomst van computers buiten de wereld van productie en commercie wordt
gesproken van een ‘IT-revolutie’. De technologische ontwikkelingen worden gezien als
sociale ‘levellers’ die éénieder, die zijn kennis en intelligentie goed toepast, in staat stelt er
geld mee te verdienen. ‘Geërfde voordelen’ worden hierdoor in zekere mate uitgesloten. Dit
sluit aan bij de neo-liberale gedachten die de verantwoordelijkheid voor succes bij het
individu zoeken.
Een nieuwe economie?
De ontwikkeling van een nieuwe economische sector wordt toegeschreven aan het
informatietijdperk die geplaatst kan worden in drie golven: de agricultuur, de industrialisatie
en het ontstaan van het informatietijdperk. Het informatietijdperk zorgt voor het verdwijnen
van eentonig lopendebandwerk en een vermenselijking van het werk. Het werk wordt meer
holistisch en eenieder krijgt de ruimte zijn eigen mentale capaciteiten te ontwikkelen. Door
de meer intellectuele waarde van werk krijgen meer groepen, zoals vrouwen en fysiek
minder bedeelden, de ruimte om zich op de arbeidsmarkt neer te zetten. Productiewerkers
13
leren ook verder kijken dan de handeling die zij enkel hoeven uit te voeren: inzicht in het
gehele proces.
In tegenstrijd met de optimistische ideeën van de eerste theoretici heeft het
informatietijdperk weinig invloed gehad op de mogelijkheden op de arbeidsmarkt voor
vrouwen: zij krijgen minder betaald.
Een nieuwe democratie?
Doordat werknemers beter geïnformeerd raken worden hun besluiten rationeler en worden
zij ‘serieuzer’ genomen door werkgevers en verbeteren de arbeidsrelaties. Er is sprake van
een maatschappij waarin alle mensen participeren en politiek een belangrijk agendapunt is.
Doordat de taken minder gecentraliseerd worden kunnen werknemers hun capaciteiten ten
volledig benutten. Het laten gaan van hiërarchie leidt tot zelfstandigheid in het werk wat
zich in veel gevallen in grote mate verhoudt tot de wijze waarop de maatschappij opereert.
Het informatietijdperk leidt evenwel tot een globalisatie waarin mogelijkerwijs culturele
verschillen verdwijnen, grenzen verdwijnen en nationale overheden verdwijnen. De val van
de Berlijnse muur stond symbool voor de vervaging van grenzen en de kracht (een
vereniging) van mensen. Samen stond ieder ‘nietszeggend’ individu sterk. Internet speelde
hier een belangrijke rol in.
Een nieuwe cultuur?
Technologie had een invloed op de economische, politieke en sociale structuur Op sociaal
gebied worden individuen niet alleen als producent maar ook als consument van informatie
benaderd. De consument individualiseert en ook aankopen dienen aan het de behoeften van
het individu te voldoen. De identiteit van de consument wordt bepaald door de wijze
waarop de consument inkopen doet (kleding bepalen het beeld dat anderen hebben, welke
vakantie?).
‘Being digital’ heeft ook de status gekregen voor mensen om hun identiteit aan te verlenen
en het wordt steeds beter betaalbaar. Walkmans, telefoons en computers zorgen voor een
status en zijn daardoor steeds gewilder. Cybergemeenschappen zijn voor de inwoners even
echt als de daadwerkelijke wereld.
Vragen stellen bij de invloed van informatie op de gemeenschap
Critici zijn het niet eens met de zogenaamde invloed van informatie op de gemeenschap. In
hun ogen blijven hiërarchieën bestaan. Een voorbeeld hiervan is de media waarin
journalisten, die over alle mogelijke informatie beschikken, zich moeten schikken naar de
wensen van de bazen die de media bezitten. In hun ogen versterken nieuwe werkwijzen juist
de traditionele structuren: mensen doen nog steeds lopendebandwerk en er is zelfs eerder
sprake van superindustrialisatie.
De werkplaatsen hebben meer autonomie gegeven aan hun (voornamelijk de modale)
arbeiders maar anderzijds is veel kantoorwerk geautomatiseerd. Arbeiders die niet
meekunnen in de opkomst van de informatietechnologie worden gedevalueerd tot
‘werkers’. Men dient sceptisch te blijven t.o.v. de veranderingen die mogelijk plaatsvinden in
de hiërarchie: de vroegere ‘bazen’ blijven gewoon op hun plaats zitten ondanks de
technologische ontwikkelingen.
Het verwerken van informatie tot kennis is een proces waarbij informatie verloren gaat.
Informatie kan dan ook niet gelijk gesteld worden aan kennis. Mensen maken keuzes in het
omzetten van informatie in kennis waarbij situationele context een belangrijke rol speelt.
14
Het geeft ieder individu meer inzicht in de situatie waarin zij zich bevinden op een bepaald
moment. Bij de computerdata wordt ‘blind’ opgeslagen en vindt er weinig filtering plaats van
relevante contextuele informatie. Informatie is in deze context dan ook van veel minder
belang dan kennis.
Als het inderdaad waar is dat de informatietechnologie heeft gezorgd voor een veel grotere
datastroom, hoeft dit niet direct te leiden tot een verandering van de gemeenschap.
Desalniettemin kan gesteld worden dat informatietechnologie heeft gezorgd voor
levensverbeterende veranderingen en je rijkheid aan informatie bepaalt je status.
Technologie en gemeenschap
Door onderzoek dat uitgevoerd is in de afgelopen veertig jaar kan nu de impact van
informatietechnologieën uitvoering bediscussieerd worden in bv. politieke en
mediageoriënteerde kringen. Het idee van een ‘informatiegemeenschap’ is echter al
algemeen geaccepteerd en geïntegreerd in de samenleving. De technologische
ontwikkelingen hebben echter ook negatieve gevolgen waaronder het besparen op de
ondersteunende overheidsdiensten waar het toegenomen aandeel in de commercie en het
leger tegenover staan. Het gevaar van monopolieposities in de technologieontwikkelingen
(Microsoft) is dat deze ontwikkelingen niet altijd ten goede komen van de maatschappij
maar voor eigen gewin ontwikkeld worden. Hierdoor moet de ‘gewone consument’ zich
aanpassen aan de wil van bedrijven om deel uit te blijven maken van de moderne
maatschappij.
Technologie als redder
Technologie wordt door sommigen gezien als redder van de economie, maatschappij en
gemeenschap. Dit was onder andere gebaseerd op de economische verbeteringen na de
economische crisis in de jaren ’70. Men liet de kracht van ‘het volk’ varen en weet alles aan
de kracht van technologie. Technologie wordt door hen ook gezien als een vooruitgang voor
het volk waar echter uit ander onderzoek blijkt dat het voor velen nog een warrige
toevoeging aan hun leven is. Men moet meegaan in de ontwikkelingen om te kunnen
profiteren van de technologieën en alles te ervaren wat de wereld te bieden heeft.
2- De invloed van informatie- en communicatietechnologieën op het sociale leven
In het onderzoek wordt gekeken naar ICT en diens potentieel om gemeenschappen te
bouwen.
Globalisatie: het informatietijdperk?
Het Westen heeft zich, onder andere middels ICT, economisch en cultureel verbonden aan
de rest van de wereld. Vooral in de laatste twintig jaar heeft een snelle globalisatie
plaatsgevonden die duidelijk ondersteund werd door de ICT. In de 20 e eeuw is een uit een
netwerk bestaand, onderling afhankelijke economie ontstaan waarin bedrijven hun markten
kunnen vergroten en goedkope bronnen ergens anders kunnen benutten.
ICT en de krachten van globalisatie
De technologieën stellen bedrijven in de gelegenheid om de globale markt aan te pakken als
zij in staat zijn zich aan te passen aan de verschillende economische systemen in de wereld.
15
Ook een andere invulling van de ‘zakelijke cultuur’ was vereist in de ontwikkeling van een
meer gedecentraliseerde wijze van werken. De nieuwe invulling van de ‘werkplaatsen’ heeft
geleid tot betere relaties in en buiten het werk, een verbetering van de
werkomstandigheden, verbetering van de communicatie en het leven van werknemers in
het algemeen.
De verandering van de economie door globalisering wordt niet meer betwijfeld maar de
gevolgen wel. De verhouding tussen werknemers en werkgevers is weinig veranderd.
Werknemers zijn, door de veranderingen maar het aanblijven van traditionele regelgeving,
onzekerder geworden over hun werk. Door de globalisering worden vanuit allerlei landen
producten gehaald en werken sommige arbeiders onder de omstandigheden van slavernij.
Ondanks het feit dat de arbeiders, die goed met de technologieën om kunnen gaan, er op
vooruit gegaan zijn wat betreft werkgelegenheid hebben zij wel een grotere
arbeidsonzekerheid gekregen en speelt stress hen vaak parten.
Het Internet en nationale grenzen
Door de komst van het Internet is men in staat de nationale grenzen te doen verdwijnen en
gemeenschappen op te bouwen middels gedeelde interessen. Het Internet biedt individuen
ook de gelegenheid zich aan te sluiten bij groeperingen om op deze manier macht te kunnen
uitoefenen op gezaghebbende personen. Ondanks het feit dat mensen gemeenschappen
creëren op het Internet kunnen deze niet vergeleken worden met échte gemeenschappen.
Het Internet en stedelijke ruimte
Het Internet stelt werknemers in de gelegenheid om thuis hun werk uit te voeren en
daarmee ruimte in de stad te besparen (telewerken). Steden voelen echter de behoefte om
hun status uit te stralen door grote bedrijven naar hun stad te halen en hen grote gebouwen
te laten plaatsen. Toch worden in verscheidene gemeenschappen aangetrokken door de
voordelen van de niet-fysieke bedrijfsvoering.
Sociale relaties en het Internet
Het Internet zou ten eerste een direct effect hebben op het contact van een individu met
anderen en de motivatie om contact te zoeken met anderen. Ten tweede zou technologie
een effect hebben op de ‘collectieve wereld’ (dus niet op basis van effect op meerdere
individuen). Op het Internet surfen individualiseert het individu maar zorgt voor een
toename van het aantal gemeenschappen ‘in de wereld’. De invloed van de computer op
veranderende sociale relaties is het meest bediscussieerde onderwerp m.b.t. technologie
van de laatste jaren. Ideeën kunnen door de klik op een muis verspreid worden over de
wereld en door grote collaboratie zal kennis spoedig wereldwijd verspreid zijn, zonder enige
interventie van grenzen.
De globalisatie van communicatie
Door de komst van het Internet is de mogelijkheid ontstaan voor groepen om uit te komen
voor hun mening d.m.v. één klik. Mensen kunnen over de gehele wereld met elkaar
communiceren alsof zij in dezelfde ruimte zijn.
De kracht van verbinding
16
Door het Internet staan vele verbindingen die individuen en groepen met elkaar verbinden.
De snelle ontwikkeling van de netwerken heeft veel invloed op de interpersoonlijke globale
relaties die ontstaan zijn over de wereld. Het Internet blijkt voor de ‘reguliere gebruiker’
geen manier te zijn om globale relaties op te bouwen maar eerder een wijze van
communiceren met naasten. Ook wordt geconstateerd dat mensen overeenkomsten zoeken
op het Internet in plaats van verschillen. Het is enkel een toevoeging op hun, al bestaande,
netwerk.
Specialisatie in Internetrelaties
Door contact met anderen met gedeelde interessen ontwikkelen personen zich in rollen: zij
delen kennis over bepaalde zaken en specialiseren zich op één gebied. Volgens Wellman zijn
deze contacten vaak meer waard omdat de verplichte gesprekken achterwege gelaten
kunnen worden. Daarentegen kan wel gesteld worden dat veel gesprekken redelijk
inhoudsloos zijn; e-mail worden daarentegen wel efficiënter benut. Doordat niet iedereen
continu achter het Internet zit, neemt daardoor de aard van het netwerk af. Het is heel erg
afhankelijk van de mate van kennis van de gebruiker of gemeenschappen op het Internet
gevonden en benut worden. Het idee van het vinden van een partner met gedeelde
interessen voor het leven is erg aanlokkelijk voor Internetgebruikers. Virtuele
gemeenschappen geven de leden meer ruimte om te bewegen en autonomie: zij kunnen zelf
bepalen wanneer zij er deel van uit willen maken en welke rol zij willen vervullen. Het
Internet heeft vele keerzijdes en is dan ook zeker niet alleen positief.
Hoe anders is het Internet?
Het Internet biedt een snellere manier van communicatie en meer flexibiliteit aan de
gebruiker. De sociale relaties die opgebouwd worden via het Internet verschillen in grote
mate van de échte sociale relaties. Bij Internetrelaties begint iedereen blanco (waarin
uiterlijke vooroordelen geen rol spelen) en kun je een status ontwikkelen door kennis over
een bepaald onderwerp. Alleen geslacht lijkt een rol te spelen voor Internetgebruikers. Voor
velen is de cyberspace een manier om te ontsnappen aan de hedendaagse werkelijkheid
waarin gewelddadigheid en allerlei andere negatieve zaken de privé-sfeer bedreigen. Ook is
uitsluiting op basis van vooroordelen in cyberspace veel minder van toepassing. Ook biedt
de cyberspace de mogelijkheid om kennis uit te breiden wat men met één-op-één
conversaties veel minder gemakkelijk bewerkstelligd krijgt. Als leden, van een gemeenschap
in de cyberspace, besluiten om wel deel te nemen aan een gemeenschap zijn zij in staat om,
voor een mogelijke ontmoeting met andere leden, vooroordelen tegengesproken te hebben.
Dit kan volgens Wellman leiden tot een betere samenleving. Dit wordt tegengesproken door
Bourdieu die opteert dat er ook een onzichtbare klassenindeling plaatsvindt die niets met
het uiterlijk te maken heeft. Ook Spender is van mening dat de technologie veel nadelen
brengt voor vrouwen.
Tegencultuur en ICT
Door ICT ontstaat een tegencultuur waarin het individu niet meer afhankelijk is van wat de
mediabazen willen uitzenden maar zelf bepalen wat zijn willen zien/doen m.b.v. Internet.
Men kan d.m.v. het Internet een tegencultuur bieden voor de massale media die
uitgezonden worden. Ongeacht de benadering zijn alle participanten in de discussie over de
rol van Internet het er over eens dat Internet de ruimte biedt voor nieuwe vormen van
communicatie. In dit onderzoek komt naar voren dat Internet echter niet veel gebruikt
17
wordt voor innovatieve wijzen van communicatie maar een toevoeging is op al bestaande
contacten.
De democratische mogelijkheden van cyberspace
Het Internet biedt een politiek forum waar eenieder achtergrondinformatie kan ophalen en
kan discussiëren over politieke zaken. Ook zijn politiek geïnteresseerden gemakkelijker
bereikbaar. Het Internet, blijkt uit onderzoeken, wordt meer benut voor het gebruik van fora
en dergelijke dan het spelen van spelletjes en bekijken van films. De jongere generatie lijkt
echter cyberspace wél meer te gebruiken als nieuwe vorm van communicatie wat de theorie
over afnemende sociale relaties tegenspreekt.
Informerende politieke agenda’s
Veel mensen benutten het Internet als eerste informatiebron. Het feit dat het vol staat met
onzin zorgt ervoor dat veel informatie niet opgenomen wordt zoals het door de ‘plaatser’
bedoeld is en ongebruikt blijft.
Dominante ideologieën in cyberspace
Veel dominante ideologieën in de werkelijkheid komen ook in de virtuele werkelijkheid voor
en machtsgroepen proberen dan ook hier te zorgen voor een goede basis voor hun ideeën.
Hierdoor ontstaat een directe parallel met de werkelijkheid waarin oneffenheden behouden
blijven en het ontwikkelen van een eigen mening door burgers tegengegaan wordt. Het
nadeel van Internet is dat de producent van een website kan bepalen waar over
gediscussieerd wordt.
Men zet steeds meer vraagtekens bij de accuraatheid van de informatie op het Internet.
Vrije meningsuiting op het Internet
Omdat eenieder in staat is tot het opzetten van een website en ieder geschreven bericht
door een groot publiek gelezen kan worden wordt gezegd dat de vrijheid van meningsuiting
vergroot is. Daarbij kan ieder persoon, ongeacht de woonplaats, deelnemen aan fora die in
andere gevallen over het land verspreid gevoerd worden.
Ook antidemocratische (bv. rechtse) groeperingen vinden echter hun weg op het Internet en
proberen jongeren naar hun beweging te trekken d.m.v. bijvoorbeeld racistische
computerspelletjes. Uit onderzoek blijkt dat het Internet een reflectie is van de
werkelijkheid: aan de oppervlakte kan eenieder zeggen wat hij wil maar als er verder gezocht
wordt, wordt er veel misbruik gemaakt van de vrijheid van het Internet. Het Internet kan dan
ook niet de échte werkelijkheid vervangen.
3- Van globalisering naar lokalisering: het creëren van ruimte voor gemeenschappen op
het Internet
Tot nu toe is de informatiegemeenschap enkel abstract omschreven en heeft het enkel een
bevestiging van bestaande structuren tot doel gehad en werpt het vragen op over de
mogelijke sociale relaties die in de toekomst ontstaan.
Gemeenschap in cyberspace
In tegenstelling tot het gebruik van andere media zijn Internetgebruikers in staat tot het
zelfstandig creëren van een gemeenschap waarbinnen zijn zelf bepalen in welke mate zij
18
geëngageerd zijn. Dit kan echter verschillen per site: de mate van toegang en participatie
wordt bepaald door de eigenaar van de website.
Virtuele gemeenschappen
Het is tegenwoordig niet verstandig om geen deel uit te maken van de virtuele
gemeenschappen omdat dit tot uitsluiting kan leiden. Veel ideeën die heersen over virtuele
gemeenschappen zijn echter geponeerd in de tijd dat het Internetgebruik nog niet zo
massaal was en deze dienen eigenlijk herzien te worden.
Wat betekent gemeenschap?
De omschrijving van ‘gemeenschap’ leidt tot veel misverstanden. Er zijn drie soorten
gemeenschap op basis van gedeelde territoria, karakteristieken en/of interesse. Deze lopen
door elkaar heen. Het wordt doorgaans positief benaderd en ICT kan een bijdrage leveren
aan gemeenschappen.
Gemeenschappen als de plaats van sociale veranderingen
Gemeenschappen worden vaak geassocieerd met minderbedeelde groeperingen. Hier wordt
dan ook ondersteuning en ontwikkeling in gezocht vanuit de regering. In de neoliberale
benadering wordt echter gestreefd naar een goede invulling van het leven door het individu.
De vasthoudendheid van gemeenschap
Er wordt gesteld dat het Internet kan bijdragen aan de opbouw van gemeenschappen. Dit
wordt van bovenaf opgelegd en heeft de schijn van sociale structurering. Deze burgers
vinden weinig échte steun in hun omgeving en zoeken dit eerder via het Internet.
Verkoop de droom: gebruik ICT om iets te veranderen
Men streeft er, zoals eerder gezegd, naar om ICT te gebruiken om de minderbedeelde
gemeenschappen van meer kennis van ICT te voorzien zodat zij zelfverzekerder worden en
een nieuwe toekomst zien. Uit het onderzoek blijkt dat enkel en alleen de motivatie van de
burgers van invloed is op de mate waarin zij vooruitgang boeken.
Het burgermodel van technologische applicatie
Vanaf de jaren ’90 werden de mogelijkheden van technologieën pas ingezien. Het
verspreidde zich vanuit de USA en het heeft voor veel landen het inzicht gecreëerd dat het
mogelijkheden biedt voor de economie.
Het promoten van de informatiegemeenschap in Engeland
Ook in Engeland werd het Internet goed en wel geïntroduceerd en benut sinds 1994 vanuit
de overheid. Idealen werden gepromoot via het Internet middels ‘e-government’. Wat
technologie betreft was men van mening dat de overheid voorganger moest zijn in het
benutten van de mogelijkheden op het gebied van technologie, economie, de arbeidsmarkt
en communicatie (inlichten van het volk).
19
Beleidsmakers als ICT-enthousiastelingen
Beleidsmakers zien grote mogelijkheden in het informeren van de bevolking middels ICT en
promoten het dan ook. Als zij de bevolking zo ver krijgen dat zij de technologieën integreren
in hun alledaagse leven, kan de regering hen in- en voorlichten middels dit medium.
ICT gebruiken voor hulp aan gemeenschappen
Vooral achtergestelde gemeenschappen blijken erg gebaat te zijn bij het leren kennen van
ICT. Het is echter zo dat gemeenschappen die in de tijd achtergesteld geraakt zijn dit
voornamelijk een keuze lijkt: mensen interesseren en verdiepen zich niet genoeg in het
Internet en vinden het niet nodig.
Promoten van gebruik van ICT in gemeenschappen
Omdat men vanuit de overheid bang is dat men verder achtergesteld raakt naarmate men
langer uitgesloten is van ICT probeert de overheid ICT veelvuldig te promoten. In de ‘digitale
stad’ is men in staat om informatie te achterhalen die zijn/haar omgeving aangaat. In de
‘virtuele gemeenschap’ vindt men mensen met gedeelde karakteristieken en/of interessen.
De ‘gemeenschapsfaciliteiten’ brengen mensen in de gelegenheid om programma’s en
hulpmiddelen te achterhalen zodat zij voldoende uitgerust zijn om goed uit de voeten te
kunnen op het Internet. Bij het ‘informatiepunt’ wordt informatie verschaft over
omgevingen en dergelijke.
ICT voor iedereen?
Het is de vraag of ICT ook echt nut heeft voor iedereen en een bijdrage leeft aan de
gemeenschap. Uit het artikel blijkt in ieder geval dat cyberspace zich nog niet heeft
ontwikkeld als een beter en democratischer medium als vele enthousiastelingen over
technologie ons willen doen geloven.
20
Hollander, Stappers & Jankowski (2002):
communication
Community media and community
Introductie
De opkomst van electronische media in de jaren ’70 heeft de bestudering van communicatie
in de gemeenschap (voornamelijk het sociale aspect) weer onder de aandacht gebracht.
Hierbij werd de structuur van communicatie in een sociale setting nader bekeken wat directe
invloed had op de traditionele bestudering van massacommunicatie.
Hierbij kwamen twee problemen bovendrijven: de interpersoonlijke communicatie al dan
niet via media en het feit dat deelnemers aan communicatie zich in hetzelfde sociale
systeem bevinden. Hierbij wordt de vraag gesteld of publiek zich ontwikkeld als reactie op
mediaberichten of bestaat dit publiek al op basis van gedeelde interessen?
Het concept van massacommunicatie
Berelson bracht structuur in het onderzoek naar massacommunicatie maar negeerde de
invloed van interpersoonlijke communicatie (two-step-flowhypothese). Communicatie bleek
een interactief twee-dimensionaal proces te omvatten waarin zowel een zender- als
ontvangerrol vervuld werd. De Reuzeinjectienaaldtheorie was hiermee verworpen.
Als gevolg hiervan werd massacommunicatie ook niet meer als instrument van invloed
gezien maar als een, op een sociale omgeving invloed hebbende, factor. Mensen bleken te
handelen vanuit eigen motieven en op zoek te zijn naar een bevredigende
betekenisconstructie.
Massacommunicatie als openbare communicatie
Massacommunicatie houdt het openbaar en beschikbaar maken van informatie voor
iedereen in waarbij de ‘massa’ afhankelijk is van het aantal personen die de informatie
verwerkt. Massamedia spelen weliswaar een belangrijke rol in het openbaar maken van
informatie maar zijn niet essentieel (denk aan verspreiding geruchten). Massacommunicatie
sluit niemand buiten en is niet afhankelijk van massamedia.
Communicatie binnen een gemeenschap is een vorm van openbare communicatie op
kleinere schaal waarin een publiek gegenereerd wordt binnen de context van een specifieke
gemeenschap. De informatie die verspreid wordt is voor een beperkte doelgroep met
gedeelde interessen en betekenisgeving.
Media in de gemeenschap en massamedia
Het verschil tussen beiden is niet alleen te bepalen op basis van grootte of gebruikte
communicatietechniek. De media als zuilen voor de democratie werden in de jaren ’60 in
twijfel getrokken omdat zij uitgingen van een bepaalde mate van vertrouwen in de media.
Hierdoor kwam participatie in de democratie naar voren waarbij mensen via allerlei wegen
informatie wilden vergaren over de politiek en voor hen relevante onderwerpen.
Gemeenschapsmedia zijn ondertussen belangrijke elementen geworden in de locale
gemeenschappen.
Conceptualisatie van gemeenschapscommunicatie
De conceptualisatie heeft zich tot op heden enkel gericht op grootte en type. Er zijn vele
vormen van gemeenschapscommunicatie zoals bij bijeenkomsten, posters en graffiti. Tot op
21
heden is gemeenschapscommunicatie-onderzoek beperkt gebleven tot gerichte
communicatie op het locale niveau. Er kunnen verschillen in gemeenschapsstructuren
geconstateerd worden op basis van variatie en relevantie van communicatieve kwesties.
Conclusie
Massacommunicatie wordt doorgaans gezien als een activiteit waarin een klein aantal
professionele zenders boodschappen verzenden naar de massa die geacht worden beïnvloed
te worden door deze boodschappen. Velen zijn hier nog steeds van overtuigd en er kan wel
geconstateerd worden dat openbare communicatie een proces is waarin zowel zenders als
ontvangers deelnemen hieraan op basis van hun verschillende motieven. Het is een proces
dat niet in een geïsoleerde omgeving gebeurd maar in een sociale context plaatsvindt. Wel
dient geconstateerd te worden dat de Reuze-injectienaaldtheorie achterhaald is.
22
Jankowski (2002): Creating Community with Media: History, Theories and
Scientific Investigations
De aanwezigheid van zowel nieuwe als oude media heeft veel invloed gehad op de vorming
van gemeenschappen binnen de huidige cultuur. Met name de komst van radio werd dit
duidelijk zichtbaar en bij de ontwikkeling van de televisie was het prominent aanwezig. Dit
kwam onder andere door de ontwikkelingen binnen de radio en televisie. Die zich steeds
meer gingen oriënteren op gemeenschappelijke programma`s. Door de komst van virtuele
gemeenschappen op het internet is het nu niet meer weg te denken binnen de huidige
maatschappij. In dit artikel wordt er dus op zoek gegaan naar de relaties tussen (nieuwe)
media en gemeenschappen.
In het artikel worden verschillende historische periodes (Waves of Community and Media
studies) besproken. Per periode wordt het type media besproken en welke invloed het had
bij het vormen van verschillende gemeenschappen binnen de samenleving.
First Wave (1920-1930 printmedia)
Bij de eerste golf werd er gekeken naar de invloed van het lezen van de krant op het vormen
van gemeenschappen. Dit werd met name door de Chicago School gedaan rond 1920 and
1930. Een van deze onderzoeken wijs uit dat mensen in de stad meer geïnteresseerd waren
in nieuwsthema`s buiten hun regio of gebied, terwijl mensen van het platteland of uit
dorpen veel meer geïnteresseerd waren binnen de gemeenschap. Het mediagebruik was dus
een weerspiegeling van individuele trekken. In 1985 is er door Stamm een onderzoek gedaan
naar de relatie tussen media en gemeenschappen. Hij heeft een model ontwikkeld waarin
gemeenschapsbanden kunnen worden gezien als voorlopers op het mediagebruik. Eveneens
beweerd hij dat individuele trekken (zoals lengte van verblijf, lid van locale organisaties)
invloed uitoefenen op het leespubliek. Hij geeft aan dat het media gebruik (kranten lezen)
een duidelijke bijdrage levert bij het creëren van een gemeenschap.
Second Wave (1970 Radio en TV)
De komst van video en kabeltelevisie kan gezien worden als een uitbreiding van de print
technologie. Deze ontwikkelingen zorgden voor een geografische en ruimtelijke
verspreiding van gemeenschapsinitiatieven en acties. Tevens nam de diversiteit van media
steeds toe. Eigen groepen ontwikkelde zelf kranten, tijdschriften en programma`s door zich
te onderscheiden van de grote ‘broadcasters.’ Het is een gemeenschap die zich serieus en
professioneel inzet bij het produceren van hun ideeën. De motivatie/drang om zich te uiten
wordt regelmatig door de initiatiefnemers van de gemeenschapsmedia onderschat. Hierdoor
werd het moeilijker om het gewenst of noodzakelijk niveau te bereiken met als gevolg dat,
de formatie van een professionele organisatorische belangrijker werd dan de
oorspronkelijke gemeenschapgeoriënteerde doelen.
23
Third Wave (2000 Internet)
Het is moeilijk om een precies moment aan te geven wanneer er gesproken kan dat het
internet tijdperk is begonnen. In de literatuur worden verschillende gebeurtenissen gebruikt
om dit aan te duiden (de mogelijkheid om internet na te sporen op informatie rond 1996 en
de vorming van Association of Internet Researchers 2000).
Internet ontwikkeld zich razend snel en allerlei grote academische tijdschriften zijn of
worden op het internet gepubliceerd. De ontwikkeling van netwerk binnen deze branche
gaat razend snel en er zijn in de literatuur dan ook verschillende termen voor (Public
Education networks, Community information networks of community informarics).
Daarnaast wordt er vanuit de branche zelf veel aandacht besteed aan gemeenschappen en
nieuwe media. Conclusie, nieuwe media en gemeenschappen een thema dat veel in
beweging is.
Veranderingen van het begrip Gemeenschap (community)
In de literatuur zijn er totaal meer dan 94 definities gevonden van het begrip gemeenschap.
Het wetenschappelijk sociologische woordenboek definieert het als volgt: one of the more
elusive an vague in sociology and by now largely without specific meaning (een van de
onvatbaardere en vage termen in de sociologie, zonder specifieke betekenis. Gemeenschap
is een populair begrip die tegen dit commentaar wel is opgewassen. Er is juist nieuw leven in
de brouwerij komen door komst van virtuele gemeenschappen in cyberspace. Door deze
ontwikkelingen mag er gezegd worden dat studies rondom gemeenschappen erg in trek is bij
de sociologische wetenschappers.
Gemeinschaf en Gesellschaft
De ontwikkelingen rondom het begrip gemeenschap beginnen rondom met de socioloog
Tonnies. Hij maakte een onderscheiding tussen Gemeinschaft en Gesellschaft.
Gemeinschaft gaat over hechte relatie tussen leden binnen de gemeenschap. Iedere persoon
weet van zichzelf wat hij moet doen en wat er van hem verwacht wordt. Binnen de
gemeenschap heerste een homogeniteit en was er conservatieve (door de kerk).
Gesellschaft duidt een individualisering aan. Mensen hebben alleen nog maar op basis van
een contract een gemeenschap. Dit had met name met de komst van de industrialisatie te
maken. In plaats van een hechte en gesloten gemeenschap ontstonden er gemeenschappen
die gebaseerd waren op werk. Daarnaast wordt er door verschillende onderzoekers de
kracht van de plaats/woonomgeving aangekaart. Waar we wonen/leven heeft invloed op
hoe we wonen/leven.
Social Ties (sociale netwerken/banden)
Er zijn verschillende voorstellen gedaan om te onderzoeken wat er nu precies verstaan kan
worden onder gemeenschap en hoe dit te meten is. Een van de belangrijkste is door te
kijken naar de onderlinge relaties tussen het individu, groepen en instanties(sociale
netwerken/banden). Dit geeft onderzoekers de mogelijkheid om te term gemeenschap even
los te laten. Deze benadering geeft de gelegenheid om kenmerken te beschouwen als het lot
en strakheid van relaties, de graad van heterogeniteit onder eenheden binnen een netwerk
en de impact van posities en relaties op het individu. Het gaat hierbij dus om de onderlinge
bindingen tussen de personen binnen een gemeenschap en in hoeverre deze rolverdeling
invloed heeft op de gemeenschap
24
Virtual Community
Een van de benlangrijkste personen, als het gaat om gemeenschappen binnen cyberspace, is
Rheingold. Hij geeft aan dat mensen in deze virtuele gemeenschappen doormiddel van
woorden op een beeldscherm.) zichzelf kunnen uiten (kennis uitwisselen, flirten, verliefd
worden, emoties tonen ect. Je kunt in principe alles doen wat je in het echte leven ook kan
doen, alleen nu grenzeloos. Aan de ene kant is de virtuele gemeenschap een toevoeging aan
het leven, maar aan de andere kant is hij onzeker wat betreft of de inspanningen die verricht
worden te danken is aan deze virtuele gemeenschappen. Onderzoekers hebben sterk het
gevoel/vermoeden dat er nieuwe gemeenschappen ontstaan samen met het ontstaan van
nieuwe forums/discussiegroepen op het internet. Deze worden door onderzoekers als
geschikt bevonden voor mensen die face-to-face communiceren zonder daarbij wezenlijk
aanwezig te zijn. De functie is dan mensen met dezelfde interesses op een bepaald gebied
dichter bij elkaar brengen. In tegenstelling tot een echt gemeenschap is virtuele
gemeenschap makkelijke binnen te dringen en ook makkelijker om weer weg te gaan. De
standvastigheid van zo`n gemeenschap is dus vele malen minder. Van Dijk beschrijft Virtual
Gemeenschappen als volgt: het is een vorm van gemeenschap die niet gebonden is aan een
specifieke plaat of tijd, maar gebaseerd is op gedeelde interesses in een bepaald onderwerp.
Van Dijk geeft vier kenmerken die bij alle gemeenschappen voorkomen: having members, a
social organization, language and patterns of interaction an a cultural and common identity
(zie tabel 2.1 blz 40) Deze kenmerken worden vervolgens gebruikt om het virtuele
gemeenschappen te vergelijken met ‘real life’ of ook wel ‘organische’ gemeenschappen
genoemd. In de tabel staat een overzicht van de verschillen tussen de virtuele en organische
gemeenschappen. Echter klopt dit niet helemaal, want er zijn genoeg virtuele
gemeenschappen waarbij de leden onderling erg close met elkaar zijn verbonden. Uit zijn
onderzoek komt naar voren dat virtuele gemeenschappen kunnen uiteindelijk een aanvulling
zijn op de organische gemeenschappen, maar ze kunnen deze niet/nooit vervangen. Baym
heeft onderzoek gedaan naar de motivatie van individuele om lid te worden van een (online)
virtuele gemeenschap. Zij geeft aan dat vijf reeds bestaande kenmerken hier een rol bij
spelen bij het ontstaan van online gemeenschappen (emergment model of online
communities): Uiterlijke context, tijdelijke structuur, systeeminfrastructuur, groepsdoelen
en kenmerken van deelnemers(zie tabel 2.2 blz 41). Dit model is ontwikkeld voor als leidraad
voor het begrijpen hoe online gemeenschappen zich vormen. Hoewel iedere gemeenschap
uniek is dit model kan gezien worden als ‘guideline’ voor het verglijken van online
gemeenschappen. Uit ander onderzoek komt naar voren dat de leden van de gemeenschap
middels taal grenzen bepalen om zo leden en niet leden te onderscheiden.
Het artikel geeft een illustratie van recent werk rondom gemeenschap en nieuwe media.
Daarin worden drie onderzoeksgebieden onderscheiden: Small-scale Election Media,
Physically Based Virtual Communities en Internet and Public Discusions
Small-scale Election Media (kleinschalige verkiezings media)
Dit is een vorm van media (voornamelijk radio) op kleine schaal binnen een bepaalde
gemeenschap. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de kracht van deze media niet
onderschat moet worden en dat het wel degelijk invloed uitoefent bij het vormen van een
publieke sfeer. De kracht van kleinschalige media zit hem in de bereikbaarheid. Al groepen
25
leveren een bijdrage aan het professionaliseren, populairder maken en commercialiseren
van de radio.
Physically Based Virtual Communities
In de literatuur onderscheiden zich twee soorten van vitaliteit, gebonden aan een specifieke
plaats en zonder binding aan een specifieke plaats. In het artikel worden allerlei voorbeelden
gegeven van Virtuele gemeenschappen. De belangrijkste daarvan is Netvill die bewoners van
een buitenwijk in Toronto de gelegenheid geeft om met elkaar een virtuele gemeenschap te
vormen. Zowel online als offline ontstaat er een gemeenschap, beide gemeenschappen
hebben sterke en minder sterke banden. Wat op valt is dat de er meer van de virtuele
gemeenschap gebruikt wordt als er binnen de gemeenschap sprak is van ‘social
action’(problemen met de ontwikkelaar of het onverwacht stop zetten van het netwerk.
Door deze gebeurtenissen werden de banden verstevigd binnen de gemeenschap.
Internet and Public Discusions
De invloed van media op de publieke sfeer is al jaren lang een van de belangrijkste
onderwerpen binnen de communicatie wetenschap. Ook op internet vormen zich allerlei
discussie forums met name politieke-, socialistische- en culturele onderwerpen. Uit
verschillende onderzoeken blijkt dat deze ‘Internet-based’ discussies zeker een bijdrage
leveren bij het vorming van de Publieke sfeer. Echter de eigenlijke graad van betrokkenheid
is minuscuul en levert nauwelijks een bijdrage aan het onderwerp.
De rest van het artikel gaan over verschillende soorten van onderzoeksmethodes die zijn
toegepast bij constateren van gemeenschappen middels media. Hierbij zijn echter de nieuwe
media niet betrokken. Het belangrijkste hiervan is de nieuwe versie van het model van
Jankowiski door Hollander. Hij heeft de Digital Community Network toegevoegd. Ik verwijs
hierbij naar Figuur 2.1 blz 44
Sleutelbegrippen
Het thema van dit artikel gaat over Gemeenschap en dan met name gericht op nieuwe
media. De komst van internet heeft veel invloed gehad op de vorming van gemeenschappen
(virtuele communities). Door de komst hiervan zijn er bijna geen grenzen meer. Mensen met
de zelfde interesse kunnen elkaar vinden op het internet en via cyberspace ideeën
uitwisselen, discussieeren over onderwerpen, maar ook gevoelens uitwisselen en zelfs
verliefd worden. In tegenstelling tot ‘real life’ zijn virtuele gemeenschappen veel makkelijker
om binnen te dringen vanwege hun anonimiteit. Dit maakt het voor mensen gemakkelijker
om contacten te leggen, maar de keerzijde van de medaille is dat het contact makkelijker
verdwijnt. De onderlinge banden zijn minder sterk dan het echte leven. De virtuele
gemeenschappen vormen een aanvulling op de echte gemeenschappen, maar deze zullen zij
nooit vervangen.
26
College 5:
Socialisatie en Identiteit: beding aan gedeelde betekenissen
Berger, P., & Berger, B., (1972), Hoe wordt men lid van de maatschappij?
Socialisatie.
Probleemstelling
Hoe wordt men lid van de maatschappij?
Resultaten
We beginnen allemaal met geboren worden. De eerste bestaanstoestand met de
maatschappij die ervaren wordt is die van een zuigeling. Dit brengt een bepaalde relatie tot
het eigen mee. Het geboren worden betekend een wereld binnengaan met een eindeloze
rijkdom aan ervaringen. Een belangrijk deel van deze ervaringen is niet- sociaal.
De zuigeling interacteert niet alleen met zijn eigen lichaam en met zijn fysieke omgeving,
maar ook met de andere menselijke wezens. De sociale ervaring is geen geïsoleerde
categorie. Bij vrijwel elk aspect van de wereld van de zuigeling zijn andere menselijke wezens
betrokken. Het zijn de anderen die de patronen weven waarmee de wereld word ervaren.
Alleen door middel van deze patronen is het organisme in staat een stabiele relatie op te
bouwen met de wereld rondom. Dezelfde patronen dringen ook in het organisme door, zij
beïnvloeden de manier waarop het functioneert (denk aan het rooster van de voeding van
een baby).
Later wordt een kind zich bewust van het feit dat de micro- wereld zijn achtergrond vindt in
een oneindig veel grotere macro- wereld. Deze onzichtbare macro- wereld die aan hem
onbekend is heeft vrijwel al zijn ervaringen in zijn micro- wereld gevormd en van te voren
gedefinieerd. De micro- werelden die zuigelingen ervaren verschillen van elkaar voor zover
zij in verschillende macro- werelden ingebed zijn. De vroegste kindertijd, de latere kindertijd
en de jongelingsjaren worden ervaren op een manier die relatief is ten aanzien van de plaats
in het grotere geheel van de maatschappij. Tussen maatschappij zijn er verschillen in
voedingsgewoontes. Bij opleggen van sociale patronen op het gebied van het fysiologisch
functioneren van het organisme kennen de primitieve maatschappijen weinig problemen.
Socialisatie is het opleggen van sociale patronen aan het gedrag. Een deze patronen hebben
gevolgen voor de fysiologische processen van het organisme. Kinderen zijn niet alleen
afhankelijk van de individuele eigenaardigheden van de volwassenen die de
verantwoordelijkheid van het kind dragen, maar ook van de verschillende sociale
groeperingen waartoe deze volwassenen behoren. Het absolute karakter waarmee de
patronen van een maatschappij op het kind afkomen is gebaseerd op 2 feiten: de grote
overmacht van de volwassenen en de onbekendheid van het kind met alternatieve
patronen.
Socialisatie kan worden gezien als het opleggen van beheersing van buiten af, gesteund door
beloningen en straf. Maar ook als een inwijdingsproces waardoor het kind in staat wordt
gesteld zicht te ontwikkelen en uit te groeien in een wereld die voor hem gereed ligt.
De sociale wereld van zijn ouders komt eerst op het kind af als een buiten hem liggende,
zeer machtige en mysterieuze werkelijkheid. Het kind treedt er in binnen en wordt
langzamerhand in staat eraan deel te nemen. Het wordt zijn wereld.
27
De voornaamste drager van de socialisatie is de taal. Het is door de taal dat het kind sociaal
erkende zingeving leert overdragen en vasthouden. Hij ontwikkelt daardoor het vermogen
abstract te denken, het geen inhoudt dat zijn geest zich buiten en boven de directe situatie
kan gaan bewegen, de mogelijkheid tot reflectie. Door deze toenemende reflectie
beschouwelijkheid wordt het kind zich bewust van zichzelf als een ‘zelf’. Het kind wordt
gevormd door de maatschappij, op een zodanige manier gemodelleerd dat hij een erkend en
actief deelnemend lid kan worden. Socialisatie is een wederkerig proces; niet alleen de
gesocialiseerde, maar ook de socialiseerders worden beïnvloed.
Het vermogen om zelfstandig effect te hebben op de wereld en op de mensen die bevolken
dat evenredig toeneemt met zijn vermogen de taal te hanteren wordt het vermogen van het
kind tot wederkerigheid genoemd (het tegen spreken). Daarmee samenhangend is het
belangrijk te erkennen dat er grenzen zijn aan de socialisatie. Deze grenzen zijn niet precies
aan te geven.
Het fundamentele mechanisme is een proces van interacteren en identificeren met anderen.
Er wordt een essentiële stap gezet wanneer het kind leert om de houding van de ander in te
nemen. Deze specifieke fase is geslaagd wanneer het kind heeft geleerd dezelfde houding
tegenover zichzelf aan te nemen.
De socialisatie verloopt voortdurend in interactie met anderen. Maar niet alle anderen die
het kind ontmoet zijn gelijkelijk belangrijk in dit proces. Sommige zijn duidelijk van centraal
belang, significante anderen. Hiermee interacteert het kind het meest mee, heeft hij een
belangrijke emotionele relatie zijn de houdingen en rollen in zijn situatie het meest
wezenlijk. Zij maken de sociale wereld van het kind uit. Het kind begint later te begrijpen dat
deze bijzondere houding en rollen verwijzen naar een veel algemenere werkelijkheid. Het
kind leert zich niet alleen aan specifieke significante anderen te relateren, maar ook aan
gegeneraliseerde anderen die de maatschappij in het algemeen voorstelt, ook wel
verschaffers van achtergrondgeluiden. Dit is eenvoudig door de taal. De specifieke geboden
en verboden van individuen anderen zijn algemene normen geworden.
De sociale wereld met zijn veelheid aan betekenissen wordt verinnerlijkt in het eigen
bewustzijn van het kind, ook wel internalisering. In een ingewikkeld proces van
wederkerigheid en reflectie wordt een zekere symmetrie opgebouwd tussen de innerlijke
wereld en de sociale wereld waarin hij gesocialiseerd wordt, het geweten. Internalisering
stelt niet alleen het individu in staat te participeren aan de wereld rondom, het maakt het
hem ook mogelijk een rijk, eigen innerlijk leven te hebben. Alleen via anderen kunnen wij
ertoe komen onszelf te ontdekken.
Er is een zekere parallelliteit tussen biologische groeiprocessen en socialisatie. De groei van
organisme stelt grenzen aan de socialisatie. Er zijn veel verschillende manieren om een
structuur aan te wijzen in de kindertijd, niet alleen in termen van zijn duur, maar ook in
termen van zijn karakteristieken. De moderne structuur van de kindertijd vindt niet alleen
zijn uitdrukking in ontelbaar veel overtuigingen en waarden ten aanzien van kinderen, maar
ook in onze wetgeving. Het soort kindertijd is per maatschappij verschillend, in de westerse
samenleving is het veiliger en gelukkiger dan hij ooit was. Dit heeft gevolgen voor de
maatschappij en zelfs in de politieke sfeer.
28
De maatschappij construeert ook bepaalde typen van het ‘zelf’. Het ‘ik’ vertegenwoordigt
het voortdurende spontane zelfbesef dat wij allen hebben. Het ‘mij’ vertegenwoordigt dat
deel van het zelf dat gevormd en gemodelleerd is door de maatschappij. Deze 2 aspecten
kunnen met elkaar in gesprek komen. Het gesocialiseerde deel van het zelf wordt in de regel
de identiteit genoemd. Identiteit is een product van op elkaar inspelende identificatie en
zelfidentificatie. Wie niet tegen de waarden en de daarmee bedoel eindentiteit op kan leven
wordt scherp gesanctioneerd.
Socialisatie is nooit afgelopen. Wel neemt de intensiteit en reikwijdte van de socialisatie na
de vroege kindertijd af. Met primaire socialisatie bedoelt mens het oorspronkelijke proces
waardoor het kind een werkend lid van een maatschappij wordt. Met secundaire socialisatie
bedoelt men alle latere processen waardoor een individu ingevoerd raakt in een specifieke
sociale wereld. Alle socialisatieprocessen verlopen in persoonlijke ‘face to face’ interactie
met andere mensen. De houdingen die het individu tijdens de socialisatie aanleert, hebben
in de regel betrekking op veelomvattende stelsels van zingeving en waarden die ver buiten
zijn directe situatie reiken. Socialisatie verbindt micro- wereld met macro- wereld. Eerst stelt
de socialisatie het individu in staat een relatie te leggen met specifieke andere individuen,
daarna geeft zij hem de gelegenheid een relatie te leggen met het gehele universum.
Hoofdbegrippen
Socialisatie;
Om deel te kunnen nemen aan een maatschappij, een gemeenschap moet een individu zich
eerst socialiseren. Dit kan door het beheersen van de taal en door de gedraging, waarden en
normen van de leden over te nemen. Wanneer dit overeenkomt tussen de leden van
gemeenschap dan zal er een positieve publieke sfeer zijn. De waarden en normen behoren
tot de heersende moraal in de maatschappij. Soms wordt zelfs in de politieke sfeer bepaald
waaruit het publieke moraal hoort te bestaan.
Methode
De methode wordt niet weer gegeven in het artikel.
29
Milkie, M. A (1994): Social world approach to cultural studies
Probleemstelling
Allereerst wordt op basis van sociologisch onderzoek op drie gebied van culturele studies (de
productie van symbolen in culturele industrieën zoals televisie netwerken, de analyse van
media inhoud en individuele interpretaties van media beelden) en het vierde belangrijke
punt (de sociale wereld van media) bediscussieert.
Vervolgens wordt er gekeken naar hoe sekse media beelden achten als agent van
socialisatie.
Door een interpreventieve reproductieanalyse van een volwassen sociale wereld, wordt
bewijs geleverd voor de rol van de media in de sociale productie en de reproductie van
geslacht.
Resultaten
De stijl van het verhandelen dient het volgende op te bouwen: cohesie, solidariteit en een
sterke groepsvriendschap. Door herhaling, verlenging en het benadrukken van bijzondere
aspecten van routines kunnen bepaalde betekenissen krachtiger gemaakt worden die binnen
de peer cultuur belangrijk zijn. 4 onderwerpen domineerde: seksualiteit (voornamelijk
agressieve seksualiteit,18 respondenten), lichamelijke functies (10 respondenten), geweld (8
respondenten) en drugs en alcohol gebruik (4 respondenten). Centraal in de analyse van de
reproductie van de mannelijke rol zijn de thema’s agressie, inclusief agressieve seksualiteit
en geweld. Deze thema’s functioneren als een belangrijk punt van peer cultuur en was een
teller voor de succesvolle zelfpresentatie in het bereiken van bekwaamheid, het
demonstreren dat ze echt mannen waren. Drugs gebruik en lichamelijke functies, werden
toegewezen van de media door de jongens. Deze activiteiten werden uitgevoerd door
mannelijke media karakters, maar zijn niet zo dicht gebonden aan de mannelijke rol. Ook al
hebben ze interesse ze maken er zelf geen gebruik van. Dat zij zo selecteerden en
waarnamen is toe te schrijven aan bepaalde factoren: de puberende leeftijdsgroep kan extra
geïnteresseerd zijn in hun aandacht aan dat onderwerp en de afwijkende aard van het veel
praten over geslacht, geweld, de drugs en de lichamelijke functies zijn een belangrijke factor
in zijn opneming in een peer groep.
De jongens reproduceren hoge stereotypen en negatieve aspecten van de mannelijke rol. Ze
identificeren zich expliciet met deze volwassen mannelijke rol en ze zijn zich ervan bewust
dat ze in de toekomst deze rol vervullen, vooral de agressieve en seksuele rollen. Ze
reproduceren de traditionele mannelijke rollen en de ideologie van agressiviteit. De jongens
voegen stereotiepe begrippen van geslacht toe aan die al in de media bestaan. Zoals zij
gemakkelijk extra stereotypische begrippen op vrouwen in de media toepassen, zo kunnen
en passen zij stereotypische begrippen toe op vrouwen in hun sociale netwerken. Het effect
van media kan worden gezien als een collectieve productie en reproductie van ideologie die
van media symbolen wordt getrokken, met de interpretatie die buiten de individuele media
interacteert.
Hoofdbegrippen
Socialistische rollen;
30
Mensen worden opgegroeid volgens bepaalde ideeën. Ideeën die heersen in de
maatschappij waarin ze opgegroeid worden, de publieke sfeer waarin ze zich bevinden met
morrelen die heersen. Op basis hiervan handelen mensen, in dit geval de jongens die zijn
onderzocht.
Methode
Etnografisch onderzoek van peer groepen op een middelbare school in het schooljaar 19821983. Zij werden geobserveerd naar aanleiding van het zien van verschillende films.
College 6:
Representatie:
Minderheden in de media, publieke opinie
De Swert (2001): Tussen vergeetput en schandaal: strategieën tegen extreem rechts
in drie Vlaamse kranten
Auteur : Knut de Swert
Jaar
: april 2001
Probleemstelling / Onderzoeksvraag
1. Extreem Rechts (partij) wordt gediscrimineerd in de politieke berichtgeving van de
Vlaamse kranten en worden negatiever behandeld dan andere partijen. (volgens extreem
rechts zelf)
2. Extreem Rechts (ER) heeft een te ruime toegang tot de media en wordt nauwelijks
bekritiseerd. (volgens de anti-extreem rechtse partijen)
 Welke strategieën zijn er tegen ER tegen en de rol van de media?
Resultaten
Aanleiding
Opkomst van ER wordt gezien als een gevaar voor de democratie. De media voelen zich ook
enigszins verantwoordelijk voor de opgang van ER, Het Vlaams Blok. De pers speelt een rol
m.b.t. de beeldvorming van ER.
In de literatuur is men het erover eens, de media kan een belangrijke invloed uitoefenen op
de eindscore van een politieke partij tijdens verkiezingen (electoraal suc6). Een politieke
partij heeft de media nodig om zichzelf te kunnen verkopen aan het publiek, want
‘onbekend’ maakt ‘onbemind’.
Media kan gezien worden als een “vierde macht” => d.w.z. de invloed op de politieke
agendasetting, de stijl van politici, mobiliseringsprocessen en het electoraal succes.
De impact van kranten op het electoraal gedrag van lezer si aantoonbaar, maar is niet voor
elke partij even significant (in NL: CDA is nauwelijks gevoelig voor neg. berichtgeving, PvdA
juist wel)
Wat is de rol van de media hierin?
1) Enerzijds zegt men dat de berichtgeving een afspiegeling moet zijn van de maatschappij
waarin verschillende politieke en ideologische strekkingen aan bod komen, zoals die ook in
de politiek voorkomen. Dit noemt men de afspiegelingstheorie. ER zou dus volgens deze
theorie ook de aandacht moeten krijgen die het verdient op basis van de maatschappelijke
draagvlak.
31
2) Anderzijds (voorstanders van het bestrijden van ER in de media) zegt men: de pers is
verantwoordelijk voor de bescherming van de democratie. Vandaar dus dat strategieën
tegen ER gebaseerd zijn op het uitgangspunt hebben dat ER en haar standpunten een
bedreiging vormen voor de democratie.
Strategieën om ER tegen te gaan
Er zijn 2 strategieën voor het bestrijden van ER: negatie en confrontatie (kunnen gezien
worden als 2 code’s)
Confrontatie bestaat uit 4 onderdelen:
1) Isolatie (afspraken tegen samenwerking met ER, cordon sanitaire)
2) Discussie
3) Actie (manifestaties)
4) Ontmaskeringsstrategieën (het achterliggende, radicale gezicht van ER tonen)
Kritiek op negatie-strategie
Het falen van de negatie-strategie is te wijten aan het feit dat niet iedereen consequent de
strategie hanteert.
De strategie zorgt er voor dat ER in een slachtofferrol geduwd wordt, de partij kan dan een
‘underdog’-rol spelen en sympathie kweken bij bepaalde kiezers. Tevens door het negeren
van ER verdwijnt ook de mogelijkheid om in de pers aan te tonen hoe gevaarlijk en legitiem
ER is voor een democratie.
Dus: ER moet kritisch benaderd worden, zodat de partij niet als ‘normaal’ beschouwd wordt.
Hoe komt het dat ER (Het Vlaams Blok (HVB)) succesvol is?
doordat ER genegeerd wordt kan het een ‘underdog’-rol spelen => sympathie kweken.
Maar ook, Het Vlaams Blok kiest zijn eigen thema’s, niet de andere partijen. Dit creëert dat
HVB ‘de stem van de burger vertolkt’, maar wat eigenlijk in werkelijkheid niet is. Kiezers
ervaren weer problemen en partijen slagen erin om één van deze thema’s belangrijk te
maken en electoraal te verzilveren. HVB slaag daarin beter in dan andere partijen.











Aandachtspunten m.b.t. berichtgeving om ER te bestrijden
ER niet benaderen als een normale democratische partij
Inzicht geven in het ER, zonder de partij in een ‘underdog’-rol te duwen
Niet ER als protestpartij laten kenmerken
ERse woordvoerders niet teveel aan het woord laten komen
Allochtonen voldoende ruimte geven om zich te verdedigen
Controleren dat gevestigde partijen niet richting ER gaan
Niet teveel foto’s van ERse personen
Geen ERse lezersbrieven
Geen ER in hoofdartikel
Geen ER in koppen van artikelen
ERse standpunten omkaderen
Niet iedere redactie/ journalist houdt zich aan deze punten, Waarom niet?
Er zijn 3 redenen waarom redacties/ journalisten zich niet aan de punten houden:
32
1) redacties/ journalisten zelf hebben verschillende opvattingen, niet iedereen is het eens
over de te volgen strategieën.
2) Het bestrijden van ER is niet altijd prioriteit voor sommige kranten, maar is een secundair
objectief, ondergeschikt aan ideologische doelen van de krant.
3) de nieuws- en sensatiewaarde van ER. Het belang van nieuwswaarde kan heel groot zijn,
gezien het commerciële winst-denken van sommige kranten. ER krijgt gewoon een grote
nieuwswaarde, of je er nu voor of tegen bent.
33
Conclusies m.b.t. de 2 hypothesen
Door de weeks (niet in de verkiezingsperiode) wordt ER bijna genegeerd en is er weinig
aandacht voor, kranten hebben een neutrale houding t.o.v. ER. Er worden weinig
vermeldingen gedaan van ER.
In de verkiezingsperiode is de aandacht voor ER verdrievoudigt in alle kranten.
Kwaliteitskranten zijn erg negatief en erg kritisch over ER. Populaire kranten blijven neutraal
tot positief (deze kranten hebben andere ideologische prioriteiten dan het bestrijden van ER.
Zie punt 2 en 3 hierboven)
Hoofdbegrippen artikel (met relatie tot Media, (sub)cultuur en gemeenschap)
 Beeldvorming!
 Cultuur!
 Cultuur als systeem: legitimatie (= toekennen dat t wettelijk is, dat het mag) plausibiliteit
(= dat het geloofwaardig klinkt) => journalistiek is een institutie met een
waakhondfunctie (beschermen van de democratie en afspiegeling van maatschappij
geven) => representatie als niet-neutraal gegeven. Media objectiveren bepaalde
betekenissen (zorgt voor een bepaalde beeldvorming van een politieke partij): deze
worden door het publiek opgenomen en kunnen leiden tot electoraal succes.
 Cultuur als proces: een nieuw probleem vraagt om nieuwe oplossingen (code)
 Cultuur in onderhandeling: strategieën om democratie te beschermen, aandachtspunten
om ER te bestrijden.
 Gemeenschap: symbolische grenzen => wij / zij. (Wij, van ER, zijn tegen zij, de
allochtonen) Kan ook genoemd worden als: cultuur als in- en uitlsuiting.
 Codering: 2 codes nl. negatie en confrontatie. Deze vorm van coderen gaat over het
vermelden van ER (de manier waarop) en de waardering van ER in de kranten.
34
Van Donselaar (1998): Monitor racisme en extreem rechts
(begrippen colleges: Representatie, publieke opinie)
Media vormen een belangrijke en onderbelichte factor bij het doorgronden van de
verschijnselen extreem rechts, racistisch en extreem-rechts geweld. Zowel de opkomst als
ook de neergang van extreem-rechtse partijen worden in niet onbelangrijke mate beïnvloed
door de nieuwsmedia. (via stimulerende en remmende effecten)
Vraagstelling
De relatie tussen de media en racisme en extreem-rechts is complex en bestaat uit een scala
van uiteenlopende en soms zelfs tegenstrijdige effecten en mechanismen.
Het bestaan en functioneren van extreem-rechtse, maar ook van racistische organisaties is
onlosmakelijk verbonden met het beeld dat de buitenwereld (van justitie tot potentiële
aanhangers) zich van hen vormt.
Doelstelling van deze editie van de monitor: Hoe en met welke gevolgen komt de
beeldvorming over racisme en extreem-rechts in de media tot stand en in hoeverre kan dit
proces worden beïnvloed?
De te onderzoek effecten en mechanismen kunnen onderscheiden worden in enerzijds
bevorderende/stimulerende invloeden en anderzijds belemmerende/remmende invloeden.
Dit leidt tot de volgende vraagstelling:
Welke remmende en stimulerende effecten hebben media op racisme en rechtsextremisme?
Deze studie heeft in haar geheel een explorerend karakter. Dit geldt echter in sterkere mate
voor het ‘nieuwe’ medium internet, dan voor de traditionele media.
Uit voorgaande studies kan worden afgeleid dat de rol van de nieuwsmedia bij racistisch
geweld een factor van betekenis is. Van allerlei aspecten van racistisch geweld weet men
inmiddels meer, maar de relatie tussen racistisch geweld en de media is voor een belangrijk
deel nog onbekend terrein.
In het buitenland is specifiek aan deze relatie aandacht besteed door Bjorgo. In zijn studie
brengt hij in kaart welke effecten publiciteit kan hebben op racistisch geweld en racistische
en extreem-rechtse groeperingen in Scandinavië. Deze effecten verdeelt hij weer verder
onder in effecten die een stimulerende (aggravating) en effecten die een remmende
(restraining) werking hebben. Zijn typologie bevat vijf stimulerende en vier remmende
effecten.
Bjorgo richt zich hoofdzakelijk op racistisch geweld gericht tegen migranten en asielzoekers.
Deze studie (Van Donselaar) richt zich echter ook op geweld met een extreem-rechts
karakter maar gericht tegen niet-allochtone doelwitten. Hierdoor heeft Van Donselaar de
typologie van Bjorgo enigszins verfijnd om deze toe te kunnen passen op deze huidige
studie.
35
De aangepaste typologie:
Media-effecten op racistische en extreem rechts geweld
Stimulerende effecten:
imitatie
beloning
anticipatie
rekrutering
versterking wij-gevoel
versterking angstgevoelens
Remmende effeten:
sociale sanctie
interne ontmaskering
externe ontmaskering
mobilisatie van de politiek
massamobilisatie
mobilisatie voor opsporing
educatie
In hoeverre onderkennen journalisten (18) de effecten uit de (aangepaste) typologie van
Bjorgo en in hoeverre houden zij hier rekening mee bij hun werkzaamheden?
De meeste journalisten onderkennen dat publiciteit over racistisch en extreem-rechts
geweld zowel stimulerende als ook remmende effecten kunnen hebben.
Op basis van de antwoorden van de journalisten blijkt het zinvol, naast de indeling van de
verschillende effecten in stimulerende en remmende, ook een onderverdeling te maken in
bedoelde en onbedoelde effecten.
Alle racistische en extreem rechts geweld stimulerende effecten worden door de
journalisten als onbedoelde neveneffecten beschouwd van publiciteit.
Een onbedoeld effect, die de journalisten in de aangepaste typologie van Bjorgo gemist
hadden, was het underdogeffect. Het ‘underdogeffect’ kan met name optreden wanneer er
sprake is van misinterpretatie van geweldaanslagen. Bij zo’n misinterpretatie gaat het erom
dat de media een aanslag verkeerd interpreteren en ten onrechte toeschrijven aan
‘extreem-rechts’. Dit kan als een boemerang werken, waardoor het publiek sympathie krijgt
voor dergelijke extreem-rechtse organisaties en wordt het vertrouwen in de media
geschaad.
Wanneer men de meningen van de journalisten over alle verschillende effecten bekijkt, dan
is te zien dat bepaalde effecten belangrijker worden geacht om rekening mee te houden dan
andere. Voorop staat dat de journalist moet berichtgeven.
Geen aandacht besteden aan racistisch en extreem-rechts geweld om op die manier geweld
stimulerende effecten te vermijden, is taboe.
36
Naast een aantal bedoelde effecten, zijn de meeste effecten onbedoeld. Enkele van die
onbedoelde effecten worden door de journalisten in die zin serieus genomen, dat men ze
door extra voorzichtigheid bij de berichtgeving zoveel mogelijk poogt tegen te gaan.
Journalisten houden bij hun werkzaamheden met de volgende (bedoelde en onbedoelde,
stimulerende en remmende) effecten rekening:





het mobilisatie van de politiek effect (indirect)
het massamobilisatie-effect
het beloningseffect
de versterking van het angstgevoel effect
het underdogeffect
(Zie pag 35 voor schema)
37
College 7:
Participatie: Publieke sfeer
De volgende 2 artikelen gaan over de Publieke sfeer (Fred Wester)
Wat is de publieke sfeer?
Onder publieke sfeer - een concept oorspronkelijk geïntroduceerd door de Duitse filosoof
Jurgen Habermas - wordt meestal verstaan de gerede discussie die een samenleving met
zichzelf heeft op basis van onderwerpen en opvattingen die iedere burger in de
maatschappij aan gaan. In een snel individualiserende samenleving komt dit idee van een
gemeenschappelijke publieke sfeer steeds meer in het gedrang. En dat roept vragen op over
de rol van vooral de nieuwsmedia. Wat zijn bijvoorbeeld de gevolgen voor de effectiviteit
van televisiejournalistiek, van de schrijvende journalistiek en van andere traditionele
manieren van informatieoverdracht? Welke rol speelt journalistiek in de samenleving en
vooral op internet, waar iedereen door elkaar lijkt te praten?
Van de Steeg, M. (2002) Rethinking the Conditions for a Public Sphere in the
Earopean Union
De 5 hoofdbegrippen van deze cursus:
- Identiteit
- Socialisatie
- Participatie
- Cultuur
- Gemeenschap
Hoofdzaken:
- De probleemstelling en
- De hoofdbegrippen van het artikel en de aansluiting bij de cursus en de centrale begrippen
van de cursus
Het onderwerp van dit artikel is de Publieke sfeer in de Europese Unie zoals deze wordt
ondersteund door de massamedia. De vraag waar het om gaat is of er een publieke sfeer kan
ontstaan in Europa (dus door de landgrenzen (state’s borders) heen). Over het algemeen,
worden er vraagtekens gezet bij het mogelijke bestaan van een Europese publieke sfeer en
worden de vooruitzichten voor actief burgerschap en democratie buiten de landsgrenzen die
momenteel de Europese Unie vormen negatief beoordeeld.
Bij een overkoepelende publieke sfeer in de EU spellen dus een aantal factoren (begrippen)
een rol :
1. The media system (het media systeem)
2. Common language (taal)
3. Shared culture and a collective identity (zie zinnige details)
1. Het mediasysteem speelt een grote rol, aangezien de publieke sfeer en media vaak
worden gelijkgesteld. Van de Steeg zegt echter dat dit twee verschillende, maar aan elkaar
gerelateerde begrippen zijn. Het media systeem is van cruciaal belang voor de publieke sfeer
en daarom kunnen ze juist niet gelijkgesteld worden aan elkaar. Het mediasysteem is een
hulpmiddel voor de publieke sfeer.
38
2. Language (taal). De verschillende talen in de Europese Unie wordt vaak gezien als het
grootste obstakel voor een Europese publieke sfeer. Van de Steeg zet uiteen dat er hier 3
soorten argumenten voor worden gebruikt. Ten eerste zouden verschillende talen voor een
verschillende kijk op de wereld zorgen. Door taal zien en begrijpen mensen de wereld op een
bepaalde manier, in een context die ze zich eigen hebben gemaakt. Zo heeft het ene land
meer uitdrukkingen voor één bepaalde term (Italianen bijvoorbeeld voor het woord ‘blauw’)
, terwijl een ander land maar één begrip heeft voor dit woord. Tevens kunnen verschillende
landen verschillende betekenissen toekennen aan een begrip. Dit kan wat misverstanden
veroorzaken, maar volgens van de Steeg gaat het te ver om hieruit te concluderen dat er
mensen hierdoor niet met elkaar zullen communiceren. Mensen met verschillende
achtergronden zullen er wat meer moeite voor doen, maar dit zal hun niet weerhouden om
met elkaar te communiceren.
Ten tweede wordt taal vaak gelijkgesteld met communicatie. Door de verschillende talen
zouden de burgers van de EU niet met elkaar kunnen communiceren. Dit zou betekenen dat
één van de basisvoorwaarden voor democratie niet vervuld zou kunnen worden. Maar om in
staat te zijn om met anderen te praten hoeft niet persé te betekenen dat het om dezelfde
taal gaat. Voor een bemiddelde publieke sfeer zijn taal en communicatie niet hetzelfde. Je
kunt je eigen taal spreken en toch met elkaar communiceren, aangezien de media de
mediator tussen de actoren is. Communicatie is belangrijk, niet de taal. Op de manier
waarop de media het nieuws brengt, communicatie kan plaatsvinden zonder taalgrens.
Ten derde is er geen taal die wordt gesproken door elke burger van de EU. Grimm zegt dat
een journalist zijn eigen taal als dat wel zo was zou kunnen spreken en dan zou hij er zeker
van zijn dat iedereen hem zou begrijpen of dat er een één taal zou moeten worden
gesproken door heel Europa. Van de Steeg reageert hierop met de conclusie dat iedereen
dan dus dezelfde taal moeten spreken en begrijpen en nog belangrijker is dat het suggereert
dat om een publieke sfeer te creëren iedereen in staat moet zijn met onze taalvaardigheden
dezelfde media te lezen en te kijken. Ze concludeert vervolgens dat als in de nationale
publieke sfeer niet van de burgers wordt gevraagd om allemaal dezelfde media te gebruiken
dit ook niet gevraagd kan worden voor een Europese publieke sfeer.
Figuur 1 en 2 uit het artikel worden verworpen, omdat het niet logisch is dat uit 15
gescheiden, geïsoleerde ellipsen een overkoepelende Europese Unie ellips ontstaat.
Uiteindelijk komt hier figuur 6 (p. 516) voor in de plaats.
Resultaten van het onderzoek:
- Overlap in inhoud en in participanten
- Europese Unie - Publieke Sfeer is zeer complex verschijnsel (zie figuur 6)
Conclusie:
Hier haalt Van de Steeg Schlesinger en Grimm aan. Ze verwerpt Schlesingers idee dat we pas
een EU-formatie kunnen hebben met een publieke opinie als we allemaal dezelfde
nieuwsagenda hebben in verschillende talen en we burgers hebben die hun burgerschap op
EU-niveau definiëren. Volgens Van de Steeg is de kans groter dat als aan beide voorwaarden
is voldaan dat dat leidt tot een uit elkaar gevallen ‘domestication’ in nationaliteit en taal dan
dat het leidt tot een gezamenlijk Europees vooruitzicht. Ze is het niet eens met het feit dat
volgens Schlesinger en Grimm nogal wat (in haar ogen onwaarschijnlijke) veranderingen
39
moeten plaatsvinden, voordat we überhaupt kunnen gaan nadenken over een EU publieke
sfeer.
Ook het standpunt Grimm die zegt dat we een gezamenlijke media nodig hebben verwerpt
ze.
Ze wil met dit stuk duidelijk maken dat door te focussen op de publieke discussie die is
ontwikkeld in de media, we kunnen leren over het karakter van de publieke sfeer in Europa
met al zijn verscheidenheid en dynamiek. Vanuit dit standpunt, wordt het mogelijk om je
voor te stellen dat, ook al is er nog een lange lijst van voorwaarden waar nog niet aan is
voldaan, dat wat alleen de publieke opinie op nationaal niveau lijkt tegelijkertijd ook
publieke opinie op EU niveau voortbrengt.
Van de Steeg:
Publieke sfeer:
• Niet homogeen
• Discussie centraal
• Discussieforum= medium
• Overlap verschillende media
• Contacten tussen participanten
Zinnige details:
- Specifiek behandelde begrippen:
3. Shared culture en shared identity zijn helemaal niet noodzakelijk. Ook in Nederland zijn er
subculturen. We hoeven niet allemaal dezelfde mening te hebben.
Auteurs die een bredere definitie gebruiken van ‘identiteit’ ,(= één van de hoofdbegrippen
van de cursus!) namelijk als ‘verscheidene voorwerpen/objecten waarmee de burger zich
kan identificeren’ , dus identiteit als een serie van identiteiten die naast elkaar kunnen
bestaan, zijn ook degene die zeggen dat democratie gaat over burgers die het democratie
proces organiseren en dat een gevoel van gemeenschap wordt ontwikkeld in het democratie
proces door burgers die zich ook als burgers gedragen.
40
Couldry, N. (2006) Culture and citizenship
De 5 hoofdbegrippen van deze cursus:
- Identiteit
- Socialisatie
- Participatie
- Cultuur
- Gemeenschap
Hoofdzaken:
- De probleemstelling en
- De hoofdbegrippen van het artikel en de aansluiting bij de cursus en de centrale begrippen
van de cursus
Dit artikel gaat over het ‘cultural citizenship’. Onder citizenship wordt burgerschap verstaan.
Hierbij gaat het om de rechten, maar ook de plichten van de burgers. Het gaat erom wat we
als burgers allemaal (behoren te) doen om fatsoenlijke burgers te zijn.
In plaats van denken dat we denken te weten wat ‘cultural citizenship’ inhoudt, moet er
meer onderzoek worden gedaan naar wat die ‘cultuur’ dan inhoudt. Wat is cultuur? Het
artikel wordt bekeken uit de hoek van de Cultural studies.
Aan de hand van dagboeken is gekeken wat mensen belangrijke onderwerpen vonden op
een dag.
- Resultaten van het onderzoek:
Er is een disconnectie tussen burger en citizenship. De publieke sfeer ligt bij sommige
mensen ver weg, bij anderen niet. Aansluiting van publieke sfeer bij dagelijks leven geldt niet
voor alle groeperingen.
Het artikel laat voorbeelden zien van een versplinterde wereld waar mensen zich verbinden
of niet verbinden met de publieke sfeer door de media die zij gebruiken (media
consumption). Als wordt gekeken naar die versplinterde wereld maken we onderscheid
tussen discussies en handelen.
Al zou publieke connectie bestaan (verbinding tussen individu en publieke sfeer), dan heeft
het individu (burger) een forum nodig om over onderwerpen te praten. Mensen moeten het
belang inzien van de informatie die de media geven en hun private situatie.
Het artikel gaat over connectie met de publieke sfeer (public connection). In hoeverre
vinden mensen het belangrijk hoe het met de wijde omgeving (heel Nederland) gaat. Ook al
vinden mensen dat belangrijk, dan hebben ze nog steeds een plek nodig om over die
onderwerpen te praten. Als dat forum er is niet is hebben ze een sociaal steunpunt (status)
nodig die de betekenis van de media onderschrijft die ze met de publieke sfeer verbindt.
(Social opportunities for talk about public issues)
Couldry onderstreept dat het van belang is om de media te gebruiken om met de media in
contact te blijven. Je moet om je heen kijken, je zit niet alleen. De media moeten daarbij
41
helpen. Niet iedereen heeft dezelfde mogelijkheden om van de media gebruik te maken. Dus
niet iedereen kan (voldoende) kennis hebben.
Via media komt allemaal informatie uit de publieke sfeer. De burgers moeten het belang
zien van wat de media hen voor informatie verschaft/laat horen over de publieke sfeer.
Mensen vinden het echter belangrijker om over onderwerpen als sport, nummer 1 hits,
celebraties en reality TV te praten. Uit de dagboeken bleek dat mensen de
nieuwsonderwerpen (verre rampen, politiek etc). soms te verschrikkelijk vonden en ze zich
er vanaf gingen keren. Mensen durfden niet meer naar het nieuws te luisteren.
Daarnaast houden mensen zich meer bezig met hun private omgeving. Ze vinden het nieuws
niet belangrijk genoeg en luisteren er niet meer naar (drawing back from the news)
De werking van de publieke sfeer is dus niet vanzelfsprekend.
Zinnige details:
- Specifiek behandelde begrippen/keywords:
Citizenship – Cultural Studies – Culture – Media consumption – Public connection
Tevens gaat dit artikel deels over participatie; door het ontbreken van een forumfunctie is
participatie lastig.
42
College 9:
Subculturele identiteit: Media als symbolische hulpbron
Correll, S. (1995).The ethnography of an electronic bar, The Lesbian Cafe. Journal of
Contemporary Ethnography
Hoorcollege 9, (zie ook sheets college 7, 12 december 2006. Subculturele identiteit: media
als symbolische hulpbron)
Het artikel beschrijft een elektronisch (virtueel) lesbisch café (the Lesbian Cafe). Onderzocht
wordt hoe een gemeenschap gecreëerd en in stand gehouden wordt d.m.v. interacties via de
computer. Daarnaast wil men vaststellen welke functies het heeft.
Sociologische studies maken onderscheid tussen community en the community. Bernard
(1973) onderscheid 3 kenmerken om van een community te spreken: plaatsgebonden
(locale), gemeenschappelijke verbindingen en sociale interacties. The community kenmerkt
zich door een hoge graad van persoonlijke intimiteit, morele verbintenissen en sociale
cohesie.
Het symbolisch interactionisme (zie college 4, 28 november) en etnografische perspectieven
zijn gebruikt om het onderzoek vorm te geven. Vooral onderzoeken van Goffman en
Garfinkel zijn gebruikt bij de beschrijving van hoe gemeenschappen gecreëerd en
elektronisch onderhouden worden.
Goffman: The Presentation of Self in Everyday Life (1959): definitie van de situatie
Individuen presenteren zichzelf met bepaalde kenmerken d.m.v. een “front”. Het front laat
hun identiteit zien en de waarden in hun maatschappij en gemeenschap.
Samenwerking (“team”) wordt gebruikt om individuen te beschrijven die samenwerken om
een eigen definitie van de situatie te ontwerpen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen
“front region” (definitie van de situatie, presentatie tegenover het publiek) en “back region”
(teamleden relaxen, informeel gedrag, solidariteit).
Taal en interactie (symbolisch interactionisme) zijn belangrijk om de gecreëerde
gemeenschap in stand te houden. Taal is belangrijk bij de relaties, gedeelde betekenissen en
cultuur. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van geheimtaal. Conversatie houdt het
wereldbeeld in stand en creëert overeenstemming in gedeelde werkelijkheid. Zonder
taal(tekens) zou de gemeenschap instorten. (Zie ook de sheets)
The Lesbian Cafe is een vertaling van de echte werkelijkheid naar een gedeelde fantasie 
van frame (alledaagse werkelijkheid) naar key (de fantasie).
Hoe groepsleden de werkelijkheid delen staat voorop bij de etnomethodologie de manier
waarop tot werkelijkheid wordt gekomen. (Garfinkel, 1967) Hoe mensen samen een reëel
voelende werkelijkheid scheppen.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen 4 soorten deelnemers aan het Lesbian Cafe en zijn
herkenbaar aan het taalgebruik en de kennis van de regels.
Regulars: makkelijke conversatiestijl, kennen normen
43
Newbies: onhandige conversatiestijl, per ongeluk terechtgekomen in het café, onzeker
Lurkers: praten weinig, maar observeren eerst de activiteiten
Bashers: vijandige stijl van communicatie, vallen lesbische klanten lastig
44
Een elektronische gemeenschap wordt gecreëerd door verbale beschrijvingen van de ruimte
die leden kunnen herkennen en waar ze naar op zoek zijn (wat voor ruimte en hoe ziet deze
eruit?). Het is belangrijk dat leden de gemeenschappelijke realiteit kunnen herkennen. Van
invloed op de creatie zijn het medium (de computer) en de ervaringen die leden kennen uit
de echte bar.
Communities hebben een positief effect op het zelfbeeld van iemand. Elektronische
communities kunnen gecreëerd worden voor mensen die niet de mogelijkheid hebben deel
te nemen aan de geografische gemeenschap.
Het onderzoek laat zien wat Goffman al aangaf: leden doen in de virtuele gemeenschap wat
zij in het dagelijks leven doen. De virtuele gemeenschap lijkt op real life. Iedereen weet dat
het café fantasie is, maar de echte werkelijkheid dringt door. Dit komt door echte relaties,
emoties en gevolgen door de definitie van de situatie.
De functie van het Lesbian Cafe is dienen als een lesbische gemeenschap voor mensen die
behoefte hebben aan een gemeenschap in hun omgeving of mensen die om bepaalde
redenen niet kunnen deelnemen aan geografische gemeenschappen. The Lesbian Cafe dient
als een veilige wijkplaats (surrogaat familie) en een ontmoetingsplek/ informatiecentrum.
Het onderzoek liet zien dat een plaatselijke noodzaak niet beperkt is tot een specifiek
geografische locatie, maar dat deze ook in ‘cyberspace’ kan worden gecreëerd.
Hoofdbegrippen uit het artikel
 Front region en Back region
 Team
 Definitie van de situatie
Aansluiting bij de cursus (centrale begrippen)
 Gemeenschap/ community (Incl. gedeelde realiteit)
The lesbian cafe is een virtuele community, er worden ervaringen uitgewisseld en een
‘wij-gevoel’ gecreëerd. Er is binding met anderen (cohesie).
 (Sub)cultuur: real life en lesbisch
De bezoeker neemt deel aan een bepaalde cultuur binnen de community, er wordt van
alles gedeeld met elkaar. Men leert er zichzelf en de wereld te begrijpen. Er is hier sprake
van een cultuur binnen een cultuur (subcultuur). De subcultuur in het onderzoek is een
lesbisch café op internet waar ook bepaalde normen, waarden en regels gelden. (de
cultuur is het alledaagse leven)
 Identiteit: 3 manieren van identiteit: als deelnemer Lesbian Cafe, lesbische vrouw en
individu
Door the Lesbian Cafe wordt een individuele identiteit gecreëerd en komt de persoon
achter haar identiteit.
 Socialisatie: (incl roltaking)
Het bezoeken van the Lesbian Cafe is een vorm van socialisatie; er wordt bepaald gedrag
opgelegd.
45

Representatie: 2 van manieren representatie: virtuele realiteit en presentatie van het
zelf/groep
 Participatie
De deelname aan het Lesbian Cafe is een vorm van participatie
 Rituelen/ rituele communicatie/ cohesie
Voor veel bezoekers is het bezoeken van the Lesbian Cafe een ritueel; iedere keer gaat
men kijken, er zijn zelfs bezoekers die er hun dag beginnen.
46
Simons, N. (2006). Skater of Faker? Een kwalitatieve casestudy naar de rol van
media in de subculturele identiteitsconstructie van skaters.
Met dit onderzoek wil men een bijdrage leveren aan de wetenschap door op zoek te gaan
naar de rol van de media in de subculturele identiteitsvorming van skaters. Hiervoor worden
de verschillende pijlers van de skate-identiteit geanalyseerd en wordt gekeken wat de rol
van de media is in het proces van subculturele identiteitsconstructie bij skaters.
Subcultuur (Thornton): een groep mensen die iets gemeen hebben met elkaar waardoor ze
te onderscheiden zijn van andere sociale groepen.
‘Sub’  sociale groep ondergeschikt aan de massacultuur; subculturen worden gezien als
afwijkend en als sociale groepen laag op de sociale ladder.
Kenmerken van een subcultuur:
- Geen familiale verwantschap (zoals bij een gemeenschap)
- Leden zijn zich bewust van de subcultuur waar ze deel van uitmaken: onderscheid tussen
insiders en outsiders. Om lid te zijn verdien je respect van insiders en elk lid heeft een
bepaalde status.
- Bewust ‘anders zijn’  van invloed op de identiteit
Subculturele studies begonnen in de Chicago School of Sociology. Subcultuur wordt hierin
gedefinieerd als levenswijze met bepaalde normen en waarden die afwijken van het
dominante normen- en waardenpatroon. Daarnaast vormt het een collectieve oplossing
voor het statusprobleem dor het bieden van statuscriteria (standaarden/ normen om andere
leden te evalueren op authenticiteit (Cohen).
Als reactie op de visie van de Chicago School ontwikkelde zich de Cultural Studies als
onderzoekstraditie; Centre for Contemporary Cultural Studies (CCCS). Kenmerkend voor het
CCCS is de kritische houding ten opzichte van traditionele sociologische jeugdtheorieën van
de Chicago School, waarin het ontstaan van een jeugdcultuur werd gekoppeld aan een
nivellering van klassenverschillen (Abma).
Subculturele identiteitsvorming vindt plaats in een context van verzet tegen onderdrukking
en tegenstrijdigheden. Onderzoekers van het CCCS benadrukken vooral de culturele
aspecten van de jongerensubculturen: het creëren van een eigen subculturele identiteit
door nieuwe betekenissen aan dingen toe te schrijven (Gelder).
Vanaf het moment dat subculturele stijlen worden opgepikt door de massamedia, verliest de
subcultuur zijn authenticiteit (Hebdige).
Na kritiek op zowel de Chicago School en het CCCS ontstond de post-CCCS traditie. Hierbij
staat de afwijzing van de notie ‘subculturele weerstand’ en het afzwakken van de notie ten
voordele van een model waarin subculturen worden opgevat als afhankelijk en coöperatief
met de oudercultuur en de commerciële massacultuur. Onderzoekers hebben oog voor de
diversiteit, variëteit en heterogeniteit van subculturen.
47
De post-CCCS vormt het theoretisch raamwerk van dit onderzoek.
Media vormen een symbolische bron voor jongeren waaruit ze inspiratie kunnen halen voor
de constructie van een eigen identiteit. Door middel van preferred reading
(voorkeursinterpretatie) (decoding model ) worden betekenissen van boodschappen
geherinterpreteerd/ getransformeerd in de functie van hun subculturele context.
Thornton maakt onderscheid tussen media in subculturen (subculturele media) bestaande
uit nichemedia (gespecialiseerde magazines) en micromedia (mond-tot-mondreclame,
fanzines en flyers).
Nichemedia: spelen een centrale rol in de creatie en evolutie van de subculturen.
Nichemedia is belangrijk voor de verspreiding van informatie over activiteiten naar hun
leden, voor de creatie en circulatie van de subculturele symbolen en ze dragen bij tot de
betekenis van subcultureel kapitaal (Thornton).
Micromedia: belangrijk onderdeel voor netwerking waardoor subculturele individuen
worden verbonden tot een duidelijk omlijnde groep met een eigen identiteit.
Beide media spelen een voorname rol in de subculturele identiteitsconstructie.
Media is een symbolische bron om een eigen identiteit te bricoleren.
Via de symbolische betekenis die jongeren aan producten toeschrijven beïnvloeden de
media op een indirecte manier de identiteitsconstructie van jongeren. De functie van
symbolische betekenis werkt in twee richtingen: 1) het gaat om een sociaal-symbolisme om
de sociale wereld te construeren en 2) om het zelf-symbolisme om een eigen identiteit te
construeren.
Hoe een symbolische betekenis wordt geïnterpreteerd hangt af van de ‘advertising literacy’
van de consument (Elliot & Wattanasuwan). De capaciteit om media en reclame juist te
interpreteren is bij jongeren een belangrijke factor om sociale groepen tegenover elkaar te
positioneren en hun identiteit binnen deze sociale groepen te bepalen.
Pijlers van subculturele identiteit:
Vaardigheden (Wheaton &Beal): het hebben van vaardigheden is een belangrijke bouwsteen
in de subculturele identiteit. Skateboarden is een duidelijk zichtbaar element van de skateidentiteit. Tricks en stijl bepalen de identiteit en de status van de skater.
Vooral de skatestijl waartoe men behoort speelt een belangrijke rol in de profilering van de
skater. Elke skater heeft een eigen imago, dat via nichemedia verspreid wordt.
Subcultureel kapitaal werd door Thornton ontwikkeld om de hiërarchie binnen een
subcultuur te verklaren. Ze gaat verder op de 3 vormen van kapitaal; economisch, cultureel
en sociaal kapitaal van Bourdieu. Subcultureel kapitaal kan geobjectiveerd (bezitten van
juiste kleding/ kapsel/ accessoires) of belichaamd (beschikken over juiste kennis/ laatste
subculturele nieuwtjes) worden.
48
Een verschil tussen het subcultureel kapitaal van Thornton en het cultureel kapitaal van
Bourdieu is dat media een belangrijke rol speelt bij de verspreiding en circulatie van
subcultureel kapitaal.
Het belichaamd subcultureel kapitaal bestaat vooral uit insiderkennis (verkregen via
nichemedia en sociale netwerken) over skatemerken. Het subcultureel kapitaal wordt
geobjectiveerd door het dragen van bepaalde merken en het gebruiken van specifiek
materiaal.
49
Authenticiteit is belangrijk voor de interne statushiërarchieën in een subcultuur. Participatie
aan een subcultuur wordt gezien als een soort van innerlijk ‘zelf’ dat ontstaat en in stand
gehouden wordt door subculturele betrokkenheid en dat wordt geconstitueerd in relatie tot
de ‘inauthenticiteit’ van anderen (Weaton & Beal). Binnen de subcultuur is er sprake van
hiërarchie gebaseerd op status. Authenticiteit en status worden beïnvloed door factoren als
gender, klasse, attitude, vaardigheden en toewijding. Het interne criterium, het hebben van
een skatementaliteit, wordt door het commerciële succes van het skaten steeds belangrijker.
Het externe criterium waarop skaters de mate van authenticiteit beoordelen zijn de
skatemerken die men draagt.
De subcultuur van skateboarden is een levenswijze, een attitude, een manier van ‘zijn’.
Skaters hebben door de informele sfeer meer vrijheid om zichzelf te verkennen en uit te
drukken. Verder staat individualisme centraal; geen vaste regels, training en competitie, het
individu wordt aangemoedigd een eigen persoonlijke stijl van skaten te ontwikkelen.
Door de nadruk op individuele expressie wordt skaten vaak eerder beschouwd als ‘play’; er is
geen specifiek doel, geen eindpunt, geen winnaar/ verliezer, geen opgelegde regels zoals dat
wel is met ‘sport’ (‘game’).
Hoofdbegrippen uit het artikel
 Vaardigheden
 Subcultureel kapitaal
 Authenticiteit
 Niche media, micromedia
skate-identiteit
Aansluiting bij de cursus (centrale begrippen)
 Cohesie
Deel uitmaken van een subcultuur, hierbij is er binding met anderen.
 Ritueel
De skateboardcultuur is een ritueel. Het is een expressie/ representatie van gedeelde
opvattingen (de skateboardcultuur)
 Gemeenschap
De skateboardsubcultuur is een vorm van gemeenschap
 Subcultuur
Er is sprake van de skateboardsubcultuur
 Identiteit
Door deel te nemen aan de skateboardsubcultuur wordt een eigen identiteit gecreëerd.
 Socialisatie
Er is sprake van socialisatie; binnen de subcultuur bestaan bepaalde normen en waarden
die afwijken van de dominante cultuur
 Participatie
Er is sprake van participatie aan een subcultuur
 Representatie
Er is sprake van representatie van de skateboardcultuur. Daarnaast doen mensen steeds
vaker een beroep op representatie in de media voor de constructie van hun eigen
identiteit.
50
College 10: Media als forum 1:
Cohesie & Moraal
Ferris (2004): Transmitting ideal: constructing self en moral discours on loveline
Auteur:
Onderzoek;
Kerry O. Ferris
Het analyseren van `moral discours gesprekken` tussen loveline bellers en de
programmamakers.
Discours: Spreken als geheel, taalgebruik
Moral discours: Bespreken wat goed en slecht is
Loveline is van oorsprong een radioprogramma, waar mensen hun hart uit kunnen storten
over een probleem dat zij hebben die betrekking hebben op de identiteit. Het programma
heeft een dubbel karakter; eerst entertainment door grappen te maken over het probleem
en daarna een serieus advies aan de beller door een doktor. Het programma heeft een vast
patroon;
1. Humoristische vernedering van de beller
Mensen zijn bereid om voor schut te staan, om vervolgens een advies te krijgen. Ze brengen
hun probleem in de publieke sfeer. Deze behoefte vloeit waarschijnlijk voort uit het feit dat
men niet meer op de traditionele manier hun hart uitstort (kerk).Wat apart is, in vergelijking
met andere fora, dat gewone mensen in de schijnwerpers kunnen staan. Ze krijgen hulp,
aandacht en bekendheid. De vernedering draagt bij aan het geheel van het morele gesprek.
2. Het geven van een therapeutisch advies
Onderwerpen zijn morele kwesties, vaak controversieel. Het gaat om persoonlijke zaken die
spelen in de moderne maatschappij. Loveline probeert met het advies een concept te
bouwen waarmee zij onderscheid maken in goed en slecht. Ze vormen een soort rolmodel te
vormen wat een goede mens is. De adviesfunctie maakt duidelijk wat de centrale waarden
zijn. Hoe men moet leven. De ideale persoon heeft zelfkennis, eigenwaarde en is zelfstandig.
3. Symbolische transformatie
De bellers en luisteraars kunnen zichzelf verbeteren, veranderen > maakbare mens. Het zijn
actieve ontvangers.
Het programma is een ritueel (er vindt een symbolische omvorming plaats)
Er zijn verschillende manieren voor deze verandering
- Er wordt verteld wat, waarom en hoe ze moeten veranderen. (heropvoeding zodat
deze past in de cultuur)
- Laten de beller zelf inzien waarom een verandering beter is
- Bekende persoon als voorbeeld gebruiken
De beller ondergaat een publieke bekering na advies van de zedenpreker (socialisatie)
Het programma is tegelijk intiem en anoniem > iedereen geniet mee, maar weet niet of de
beller wat met het advies doet
51
Luisteraars zijn vaak jongvolwassenen in dezelfde levensfase. Zij krijgen dezelfde
berichten/lessen. Ze krijgen dezelfde kennis. Deze mix zorgt voor verbinding van de
luisteraars( Cohesie). Uniek is dat afstand en intimiteit met elkaar verbonden worden.
Het gaat in tegen de algemene gedachte dat persoonlijke dingen niet in het openbaar
verteld worden. Doordat deze generatie massamedia gewend zijn, zoeken ze eerder dit als
uitvlucht.
Loveline is een cultureel kruispunt.
De gedachte dat de goede persoon in jezelf bestaat en dat je jezelf kan veranderen en
verbeteren is een moderne gedachte . De maakbare persoon (pastiche persoonlijkheid) in de
postmoderne tijd haalt stukjes identiteit uit verschillende bronnen, de nieuwe technologie
helpt daarbij
Herhaling > boodschap blijft hetzelfde.
Het bereik is zonder grenzen> draagt bij aan reproductie en een gedeeld ideaalbeeld. De
media is de spiegel voor de gemeenschap
Relatie met cursus; zie sheets
52
Reijnders (2005): Rechercheur van het volk
Auteur:
Stijn Reijnders
Onderzoek; Relatie tussen televisiecultuur en volkscultuur
Hoofdvraag; Welke positie neemt de hedendaage televisie-entertainment in binnen de
cultuurhistorische context van het Nederlandse volksvermaak.
Deelvragen
- welke misdaden worden geselecteerd
- op wat voor wijze worden de betrokkenen neergezet
- welke moraal spreekt hieruit
- wat is de rol van de presentator
Deze inhoudsanalyse wordt gespiegeld aan kennis over het historische volksvermaak en wilt
daarmee de televisiecultuur in de juiste context terugplaatsen.
Samenvatting;
Peter R de Vries heeft veel kritiek gekregen met zijn onderzoeksjournalistiek.
Hij wordt gezien als bedreiging voor de morele orde en als een vertegenwoordiger van de
vercommercialiseerde televisiecultuur. Amusementsprogramma’s zouden verantwoordelijk
zijn voor het culturele en morele verval van de samenleving > (ook wel endemollisering
genoemd).
Toch is deze vorm van volksvermaak geen nieuw verschijnsel. Het sluit juist aan bij
bestaande traditie en moraal binnen de geschiedenis van volkscultuur.
Aandacht voor misdaad als vermaakthema is niet nieuw; de basis hiervan is de openbare
terechtstelling. Het ritueel bestraffen van afwijkend gedrag was een jaarlijks feest.
Daarna waren er rituele vormen als;
- Moordliederen; marktzanger die informatie verschafte over waargebeurde misdaden
- Gruwelkamer: Spookhuis op een kermis, met uitbeeldingen van echte misdaden
- Kijkkasten; Uitbeelding van moorden, ook op de kermis
- Misdaadverslaggeving; In kranten met een sensationele insteek
Sommige moorden wisten op deze manier nationale bekendheid te krijgen (kop van jut) Er
ontstonden zo gedeelde culturele codes, thema`s en stereotypen die samen een
vermaakscultuur creëerden rondom waargebeurde verhalen.
Uitkomsten;
Overeenkomsten Peter R de Vries en vroegere rituelen;
- Voorkeur voor bepaald type misdaad: schokkende geweldsdelicten, met name
bekenden. Leidt tot morele verontwaardiging.
- Een vaste narratieve structuur: oproep, samenvatting, chronologische weergave,
korte moraal. De afwezigheid van het slotakkoord (de bestraffing) wordt met klem
benadrukt
- Zo reëel mogelijk beeld van de werkelijkheid (waargebeurd)
53
Ze gebruiken dezelfde stijl; melodrama > krachtige stereotypering, overdreven presentatie.
(beïnvloeding van de identiteit)
- onschuldig slachtoffer (vaak vrouwelijk); gegevens die dit beeld schaden worden
bewust niet of later vermeld
- Aandacht besteden aan het verdriet van de nabestaanden > moet het verdriet van de
gemeenschap een gezicht geven
- Beestachtige moordenaar. Beschrijving van het misdadige karakter van een
moordenaar (animalisering). Dit is een vorm van ontering van de Moordenaar> de
Vries gaat hier ver in.
- De misdaad plaatst de wereld tijdelijk op zijn kop: pas met de arrestatie kan de
gemeenschap de morele orde herstellen
Verschillen:
Peter R wijdt vaak meerdere programma`s aan 1 zaak
De vries maakt gebruik van meerdere stereotypen uit verschillende nieuwe media
(symbolische interactie);
- sherlock Holmes (Engelse stijl): probeert over te komen als rechercheur
- Hard boiled detective (US stijl): confrontatie met dader en justitie.
- Superheld: laatste strohalm voor wanhopigen, held van het volk
In het programma van de vries zien we het falen van de politie en justitie. Hij komt zelf in
actie > sluit aan op het moraal van de volkscultuur. De vries krijgt het imago van een redder.
Antwoord hoofdvraag;
In de oude en nieuwe media worden de moorden op dezelfde wijze verteld met dezelfde
hoofdrolspelers (gedeelde culturele registers). Er is sprake van een vermaakrepertoire, dat
allang bestaat, maar wordt aangepast en gebruikt door de Vries.
Collegevraag; wat heeft Peter R de Vries met Cohesie te maken:
- Verstoring van de samenleving door een misdaad > peter zorgt voor ritueel herstel
van de misdaad.
54
College 11: Forum 2:
Cohesie en de scheiding publiek-privé in talkshows
Illouz (1999): The shadowy realm of the interior
Aanleiding:
Er wordt steeds meer publiekelijk gediscussieerd over de betekenis van talkshows. De
talkshow is volgens critici sensationalistisch, schokkerend, zonder enig belang en immoreel
(niet zedelijk). Illouz stelt daar tegenover dat de talkshow juist wel moreel is, en daarom van
belang voor hedendaagse ontwikkelingen. Ze beargumenteert dat de culturele
aantrekkelijkheid van talkshows bestaat vanwege het feit dat ze bijdragen aan de intense
transformaties van de familie in de late moderne tijd en dat deze talkshows een informele
gerechtzaal in scène zet om te berechten tussen strijden die in toenemende mate deel uit
maken van het hedendaagse dagelijkse leven, overgewicht, misbruik enz. De late
moderniteit kenmerkt zich door, chaos, individuele identiteit en reflexiviteit. De waarden en
normen liggen niet vast, waardoor identiteit een probleem vormt. Talkshows vervangen en
veranderen de symbolische grenzen tussen sociale ruimtes (publiek-privaat, thuis-werk) en
de sociale groepen (ouders-kinderen, man- vrouw, experts-nonexperts). Volgens haar heeft
de aanval op de talkshows iets te maken met deze culturele aantrekkingskracht en dat kan
verklaard worden door het onderzoeken van de betekenis van talkshows.
Doelstelling:
Deze studie tracht de culturele en sociale context die in talkshows naar voren komen weer te
geven en de betekenis van dergelijke shows in deze contexten. In het artikel wordt de
opkomst en inhoud van het genre ‘talkshow’ uit de doeken gedaan vanuit een theoretisch
perspectief op moderniseringsprocessen (veranderingen in de tijd).
Vraagstellingen:
Hoofdvraag:
Wat kan The Oprah Winfrey Show ons vertellen over de hedendaagse US cultuur?
Deelvragen:
1. Waar gaan talkshows over?
2. Wat maakt talkshows zulke populaire culturele vormen?
3. Welk segment van de hedendaagse verbeelding omvatten de talkshows?
4. Wat zorgt voor de discussie vanuit de elite met betrekking tot de aantasting van de
culturele waarden?
Hoofdbegrippen en aansluiting bij de cursus:
Discussie: Er wordt in talkshows gediscussieerd over problemen van de gewonen mensen in
het dagelijkse leven. Deze discussie kan als middel en doel gezien worden, zoals verzoening
en begrip kweken.
Emoties: Emoties en persoonlijke relaties zijn erg belangrijk voor het ontwikkelen van een
identiteit in de moderne tijd, waarin normen en waarden niet vast liggen (gebrek aan moreel
fundament). Middels emoties kan over problemen gepraat en gediscussieerd (taal) worden.
55
Individualisering: Identiteit is een probleem. Mensen moeten zelf nadenken om te weten
wie ze zijn, hoe hun toekomst eruit gaat zien en wat goed en slecht is. Ze zijn als het ware
zoekende en talkshows helpen hierbij.
Late moderniteit: Deze tijd kenmerkt zich door chaos, multipliciteit van moraliteiten,
individuele identiteit, reflexiviteit, relaties als ambigu verschijnsel en constructie.
Liberalisme: Dit betreft de vrijheid van meningsuiting en gelijkheid.
Privé: Privé aangelegenheden.
Publieke sfeer: Zaken van algemeen belang die in de openbaarheid worden gebracht,
waardoor een publieke opinie tot stand komt. Iedereen heeft toegang.
Zelf: De eigen persoon, identiteit.
Talk show: Shows waarin allerlei privé aangelegenheden in de openbaarheid gebracht
worden (publiek sfeer).
Resultaten:
Het onderzoek is gebaseerd op een steekproef van 100 shows die bekeken en opgenomen
zijn. Deze verschillende talkshows gebruiken dezelfde culturele invalshoek om zich te richten
tot vragen over de personen zelf (selfhood) en persoonlijke relaties in de late moderne tijd.
Talkshows kunnen gezien worden als een parasociaal medium, waarin mensen uitgenodigd
en aangetrokken worden en daardoor een intimiteit op afstand wordt gecreëerd. Het meest
belangrijkste aspect hierbij is taal en dan met name de dagelijkse informele gesprekken. De
toespraken ontstaan vanuit het dagelijkse leven en sluiten er altijd op aan en trachten dit
leven te veranderen. Vanuit deze verandering kan gezegd worden dat talkshows ook een
uitvoerend en therapeutisch karakter (oplossingen) hebben. Het dagelijkse leven, en
daarmee de talkshow, is van doorslaggevend belang voor de vorming van een identiteit en
een eigen persoon. De deelnemers (slachtoffers) aan talkshows zijn bijna altijd mensen die
worstelen met problemen die betrekking hebben op identiteit, relaties, misbruik en
zelfbeheersing. Het gaat niet over ‘the American dream’ en Illouz is van mening dat deze
toonbeelden van schaamtevolle geheimen van slachtoffers niet sensationalistisch is. Er
worden namelijk gewone problemen van gewone mensen, die deel uit maken van het
dagelijkse leven, openbaar gemaakt. De privé sfeer gaat over in een publieke sfeer. Het
succes van Oprah Winfrey is te danken aan haar charismatische kracht. Met haar optreden
staat zij niet boven het dagelijkse leven, maar er midden in. Dit vanwege onthullingen over
haar eigen seksuele misbruik, eetproblemen en gewelddadige relaties. Niet alleen de
problemen uit het alledaagse leven van gasten komen naar voren, maar ook haar eigen privé
leven. Dit betekent dat Oprah Winfrey geen nieuwe versie is van ‘the American dream’. Haar
persoon als ster komt overeen met haar persoon in het dagelijkse leven.
De privé sfeer kan gezien worden als ‘shadowy realm of the interior’ en staat volgens
sommigen in strijd met de publieke sfeer. Talkshows sluiten hier niet bij aan en belichten
juist deze privé sfeer dat vol zit met conflicten en strijden. Critici vinden talkshows een
vervuiling van de publieke sfeer, omdat privé aangelegenheden openbaar worden gemaakt.
Talkshows gaan niet alleen in op de grenzen tussen moreel en immoreel, maar zetten tevens
een discussie op gang over de geldigheid van bepaalde normen en definities. Er wordt
namelijk gepraat over de redenen waarom mensen immoreel en afwijkend gedrag vertonen
(rechtvaardiging), zodat eventueel begrip gekweekt wordt. Geen enkele norm is dan ook
heilig en geen enkele privé keuze is helemaal privé. Alle normen in het dagelijkse leven zijn
middels talkshows verklaarbaar en staan open voor argumentatie en rechtvaardiging. Critici
56
vinden talkshows smakeloos, omdat afwijkende keuzes en normale keuzes gelijk worden
gesteld.
De emoties die in Talkshows naar buiten worden gebracht hebben een culturele betekenis.
Emoties worden rijkelijk naar voren gebracht om over de problematische relatie tussen ‘self’
en anderen te praten en normen die aan dergelijke relaties ten grondslag liggen (moraal).
Deze emoties en persoonlijke relaties zijn erg belangrijk voor het ontwikkelen van een
identiteit in de moderne tijd, waarin normen en waarden niet vast liggen. Alleen de
gevoelens en emoties van mensen zijn duidelijk en vast. Gasten bekennen hun fouten en pijn
publiekelijk, omdat ze hopen dan weer opgenomen te worden als lid van de morele groep.
Talkshows kunnen dan ook wel gezien worden als een uniek cultureel forum; persoonlijk
wordt publiek. Woordenwisseling (ruzie) is hierbij de belangrijkste culturele vorm. Mensen
kunnen niet zonder intieme persoonlijke relaties, maar daar staat tegenover dat ze erg
moeilijk zijn (relaties als ambigu verschijnsel). Er zijn namelijk geen voorafgestelde
normatieve richtlijnen waarop mensen kunnen leunen om geschillen eventueel op te lossen.
Middels emoties kan over dergelijke geschillen gepraat en gediscussieerd (taal) worden.
Talkshows gaan altijd te werk volgens een standaard verhaal structuur, een gestructureerde
uitwisseling van ruzies, argumenten en dialoog. Het is niet het eind wat verheldering en
betekenis geeft, zoals bij realistische verhalen, maar het proces van praten dat ons
interesseert. Taalkundige communicatie is namelijk een van de dominante culturele
drijfveren van de moderniteit, omdat het een stabiele normatieve orde vervangt.
In Talkshows komen verschillende taalkundige vormen naar voren, ten eerste die van
‘support group’. Het gaat hierbij om de relatie tussen de host, de verteller en de groep.
Dergelijke groepen zijn sociobiografisch. Er wordt namelijk iemand uitgenodigd om te
vertellen over zijn leven (biografisch) en ze doen dit publiekelijk (socio). De groepsleden
delen hierbij meestal hetzelfde probleem en het gaat erom om de aangetaste ‘self’ weer
kracht te geven. De relatie tussen leden van dergelijke groepen vindt plaats door de
uitwisseling van sociobiografische verhalen middels taal. Ten tweede is bemiddeling vaak het
doel van talkshows. Dergelijke shows vervagen niet alleen de grenzen tussen publiek en
privé, maar schaffen eveneens de geheimhouding van privé aangelegenheden af. De host
treed in dit geval op als een scheidsrechter/ bemiddelaar tussen twee conflicterende
partijen. Ze probeert te realiseren dat regels van de conversatie niet overtreden worden, dat
er eerlijk wordt gesproken en dat uiteindelijk beide partijen elkaar beter begrijpen. Tot slot
de hoofd metafoor van talkshows; het democratische debat. We hebben alleen taal en de
regels van het debat om het eens te worden betreffende de strijdende definities over wat
juist en goed is; dit is de belangrijkste les van talkshows. Hierbij gaat het om de condities die
de host moet opstellen om iedereen zijn mening naar voren te laten brengen (convenant of
discourse). Deze vrijheid van meningsuiting is een kenmerk van liberalisme (publiek dialoog).
Het gaat om het praten en discussiëren over conflicten door mensen die het oneens zijn met
elkaar, hier zijn wel regels aan verbonden. Talkshows richten zich hierbij tevens op emoties,
het privé-leven, families en persoonlijke conflicten en dit vinden critici vaak onbelangrijk in
de publieke sfeer. Het belangrijke kenmerk van talkshows hierbij is dat ze functioneren als
57
informele en populaire rechtszalen, waarbij de regels van het (politieke) debat en discussies
worden gehandhaafd. Het gaat om problemen die niet geregeld kunnen worden via de
wetgeving, maar door middel van een publieke discussie over de normatieve inhoud van
onze relaties. Er komen tevens vaak conflicten aan bod die eerder zijn berecht door de
rechter. Het doel hiervan is om te oordelen over de rechters of om de zaak opnieuw te
beoordelen, maar dan door discussiëren over de wetgeving. De nadruk ligt, in tegenstelling
tot de formele rechtspraak, op emoties en persoonlijke ervaringen.
Conclusie:
In talkshows wordt een buitengewone verscheidenheid aan slachtoffers in de openbaarheid
gebracht. De strijd om iets publiek te maken is een kenmerk van de moderne publieke sfeer
en betreft de strijd voor rechtvaardigheid. In dergelijke shows worden de wonden en pijn
van gewone privé actoren op de (publieke) agenda voor discussie gezet. Veel liberale
politicus vinden dergelijke privé aangelegenheden onbelangrijk om in de openbaarheid te
brengen. Talkshows komen erg overeen met Hamlet’s glass (Hamlet houdt moeder spiegel
voor), omdat de samenleving een spiegel wordt voorgehouden. Mensen kijken via talkshows
naar de groeiende problemen met betrekking tot verbintenissen (relaties) en andere
problemen, waardoor normen worden opgeroepen die we impliciet herkennen als onze
normen. De shows zijn erg goed in het bediscussiëren van de inhoud van het alledaagse
leven en de verzoening van tegenstrijdigheden. In een complexe samenleving kan niemand
uitgaan van definitieve statements: we kunnen alleen onze taal en regels met betrekking tot
taalgebruik gebruiken om de problemen in de late moderniteit te verwerken. Degelijke
problemen zijn niet middels vaste procedures en regels op te lossen.
58
Priest & Dominick (1994) Pulp Pulpits: self disclosure on Donahue
Aanleiding
De aanleiding van het onderzoek is een poging tot het begrijpen waarom mensen hun privé
problemen en –leven openbaar maken op TV. Vaak gaat het over stigmatiserende
(=brandmerk) onderwerpen. Gaat het mensen om het zoeken van sensatie, 15 minuten
beroemd zijn of gaat het puur om kijkcijfers?
Het onderzoek is uitgevoerd d.m.v. kwalitatief survey met 29 voormalige min of meer
deviante (=afwijkende) gasten van de Donahue (=bekende Amerikaanse talkshow).
Voorbeelden gasten: jongen met AIDS, sex priesteres, transseksueel, etc)
Probleemstelling
 Hoofdvraag: Waarom spreken mensen in talkshows openlijk over privé zaken die
normaal als stigmatiserend worden gezien?
Naast deze vraag wordt er ook gekeken naar de volgende aspecten rondom de disclosers (=
talkshow gasten die over een gevoelig onderwerp praten):
 Welke rol speelt TV in het leven van de disclosers?
 Welke rol speelde de talkshow en de show host, voor de opnames van de show, in
het leven van de disclosers?
Belangrijke begrippen
 Self-disclosure:
Zelfonthulling, presentatie van het zelf. Het blootstellen van
het privé-leven –problemen, die normaliter alleen worden verteld aan intimi (bijv.
vrienden, familie, therapeut) openbaar maken op TV.
 Stigma:
Betekent letterlijk “brandmerk”. Een stigma is een label/etiket bijv een
gehandicapte zonder benen wordt behandeld alsof hij ook geen hersens heeft.
 Labeling(proces) of deviance; Op basis van een afwijkende/deviante kenmerk van een
persoon krijgt een persoon een etiket opgeplakt (door zijn omgeving) met meestal
negatieve gevolgen. Categoriseren vgl. stereotype
 Ritualistic delabeling:
Een manier om stigma van de publieke identiteit om te
vormen. Out-group members die een poging doen om de attitude, tegenover een
stigma, van een groep te veranderen. Ritualistic betekent symbolisch (=betekenis)
 Impression management:
Methoden van een persoon om los te komen van een
stigma. Het manipuleren van je indruk die je op anderen maakt.
 Symbolic redefinition of self: vertalen
 Social activism:
minderheidsgroepen (glad to be gay, black is beautiful, uit de
kast komen.
 Hegemonic reality: Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de meerderheid gelijk heeft.
 Symbolic annihilation: Out-groups worden zelden genoemd in de algemene pers. De
hierdoor onstaande onzichtbaarheid wordt symbolic annihilation genoemd.
 Inoculation/ co-optation:
Manieren om rondom cultuur om bedreigende
elementen in te kapselen, ongevaarlijk maken.
 Public sphere / forum:
 Evangelism: De “roeping” die gasten voelen om zich in te zetten voor een bepaald
onderwerp. Missie/boodschap, zendingsdrang.
59

Counter hegemonic: Counter is een strategie om onderwerp omver te
werpen=strategisch. Hegemonic is een oude term (aan mode onderhevig) voor
ideologie.
Resultaten & Conclusies
Kenmerken gasten:
 De meeste gasten hebben op een punt in hun leven gebruikgemaakt van een
therapeut of een praatgroep.
 Veel lijken emotionele stabiliteit te hebben bereikt na een zwaar en moeilijk proces
van zelf ontdekking.
 De meeste gasten hebben een sterk sociaal netwerk.
 Tijdens de interviews van de onderzoekers waren de respondenten open over zowel
positieve als negatieve informatie over hen zelf.
 Slechts 4 gasten zijn betaald voor hun optreden in de talkshow en dit was alleen
omdat ze gewild waren in de talkshow scène.
Motivaties van gasten:
 Evangelism (zie begrippen)
 Het laten zien dat zij ook “gewoon” zijn ondanks hun afwijkend gedrag of uiterlijk.
 Het bereiken en onderwijzen van een grote groep mensen (= broad casting)
 Het bereiken, steunen en helpen van soortgenoten (=narrow casting)
 Ondanks dat de gasten de kans hebben om belachelijk te worden gemaakt, kiezen ze
liever voor deze “freakshow” dan dat ze helemaal niet worden gehoord.
 Vanwege symbolic annihilation (zie begrippen) is het aantal fora dat kan worden
gebruikt beperkt.
Divers
 Houdingen ten opzichte van de show en van de host, Phil Donahue, was neutraal.
Gasten gaven aan dat ze net zo goed bij een andere talkshow terecht hadden kunnen
komen. Het is niet gebaseerd op een soort parasociale (=waanrelatie of -contact met
een ander) relatie.
 Self disclosure wordt o.a. vergeleken met het Spiral of Silence model van NoelleNeumann. Zij zegt dat er altijd een kleine minderheid is die hun stem blijven laten
horen ondanks de druk van de maatschappij naar balans en rust.
Onderzoek liet zien dat de belangrijkste motivatie vaak een soort evangelische boodschap
betreft. Deze overschaduwen de zorgen over de zelfonthulling in de talkshow.
De meeste gasten kijken vrij weinig TV. Hun pragmatische beeld van TV houdt in dat ze het
gevoel hebben dat ze zowel het grote publiek (broad casting) als soortgenoten (narrow
casting) kunnen bereiken.
Zelfonthulling is een tactiek in een counter hegemonic onenigheid. Gasten gebruiken
verschillende impression management technieken (bijv. kleding zorgvuldig uitkiezen) om hun
stigma te beheersen.
De gasten riskeren om afwijkend te worden behandeld, maar tegelijkertijd geeft het ze de
mogelijkheid voor ritualistic relabeling; dit is een manier om stigma van de publieke
identiteit om te vormen. Een middel om greep te krijgen op sociale identiteit: ideologische
60
en-coding. En een symbolische herdefinitie van publieke identiteit via het openbaar maken
van privé aangelegenheden.
Relatie cursus
Het gaat hier om het gebruik maken van media als een forum om de publieke sfeer te
manipuleren. Mensen zijn op zoek naar begrip voor hun situatie en proberen een grote
groep te bereiken via media. Talkshows is een manier om het ‘gemiddelde’ publiek te
bereiken en om te proberen een andere houding te creëren t.o.v. een stigma.
College 12: Mediaproductie: institutionele praktijk en publieke opinie
Liesbeth Hermans (2004): ‘Occupational practices of Dutch journalists in a television
newsroom’
Probleemstelling:
Tweede
onderzoeksvraag:
Doel
Hoofdbegrippen
Begrippen n.a.v./
cursus
Welke gedeelde betekenissen en constructies van waarheden zijn onderliggend
voor de beroepspraktijk van televisienieuws-journalisten?
Hoe is het dagelijkse productieproces van televisienieuws georganiseerd waarin
journalisten zich bevinden?
Het beter begrijpen van het proces dat plaatsvindt wanneer individuen zich in
de rol van journalist bevinden.
journalist, publiek, observatie, nieuwsorganisatie, rol, ‘occupational practices’.
Gedeelde betekenissen, constructie van waarheid, gemeenschap, appropriation
(toe-eigenen),
Samenvatting
Inleiding
Door te kijken naar het nieuws, zien mensen de laatste ontwikkelingen in de wereld, en ervaren ze
deze gebeurtenissen als echt en van dichtbij. De gebeurtenissen worden publiekelijk bediscussieerd
en daardoor krijgt het nieuws een publiek karakter. Daarom zou televisienieuws beschouwd moeten
worden als een sociale institutie met diverse sociale en politieke functies voor de mensen.
Journalisten hebben een sociale verantwoordelijkheid voor de manier waarop ze het publiek
informeren. Dat houdt ook in dat ze waardeoordelen moeten geven waardoor gebeurtenissen een
specifieke betekenis krijgen.
Volgens de actie theorie blijkt dat journalisten informatie ontvangen en interpreteren afhankelijk van
hun professionele kennis en de relevante structuur. Nieuws kan dan ook niet gezien worden als een
representatie van objectieve waarheid, maar als een presentatie van een constructie van waarheid.
Journalisten moet rekening houden met het feit dat ze:
a) werken binnen de grenzen van een nieuwsorganisatie;
b) deel uitmaken van een ‘occupational group’ van journalisten (gemeenschap met een
gedeelde interesse) met professionele normen en waarden;
c) werken voor een publiek die de gebeurtenissen beschouwen en interpreteren.
(Relevante) resultaten
Het productieproces van het NOS-journaal heeft een goed georganiseerde
hiërarchische (top- down) structuur. Onderstaande tabel vertoond de verdelingen.
Niveau
Aantal
Basis van praktijk
Verantwoordelijkheden.
(in procenten)
Hoog
4%
Managen
Definiëren van nieuws
Midden 16%
Consulteren (raadplegen) Input/output
61
Laag
-
80%
Productie
Productie
Journalisten voelen zich verantwoordelijk voor de maatschappij om informatie toegankelijk
te maken. Ze eigenen zichzelf dan ook drie rollen toe: informant, controller en jager.
De perceptie van journalisten over het publiek wordt gevormd door gedachten, concepties
en interpretaties die ze hebben over de mensen voor wie ze boodschappen produceren. Uit
het onderzoek is gebleken, dat journalisten ook aan publiek een verschillende betekenis
geven.
In de dagelijkse werkpraktijk bestaat er ook verschil tussen collega-journalisten tussen wat er
bijvoorbeeld verstaan wordt onder publiek of wat er belangrijk is in hun werk. Dit komt met
name ook door de plaats die een journalist inneemt binnen de hiërarchie van een bedrijf.
- Uit de resultaten blijkt dat journalisten werken in een nieuwsorganisatie met een
sterke hiërarchische structuur. Afhankelijk van het verschil in verantwoordelijkheid
en de specifieke positie die journalisten innemen in de organisatie, interpreteren en
omschrijven ze situaties verschillend. Dit proces van geconstrueerde betekenissen
lijkt voort te komen uit verschillende, maar gedeelde perspectieven die journalisten
gebruiken om hun dagelijkse beslissingen te nemen.
Conclusie en discussie
De discrepantie tussen wat journalisten willen en wat ze doen is een belangrijk gegeven om de
praktijk van journalisten te begrijpen. Er is een frame nodig om journalistiek uit te leggen door te
focussen op hoe journalisten betekenis geven aan zichzelf, hun werk en hun publiek. Journalisten
zouden bestudeerd moeten worden als een geïnterpreteerde gemeenschap en gevormd moeten
worden door gedeelde conversatie en collectieve interpretaties van publieke gebeurtenissen.
Wanneer journalisten bepaalde actie-mogelijkheden overwegen (interne actie) voor ze besluiten wat
ze doen in een specifieke situatie (externe actie), gebruiken ze verschillende soorten reflecties. Deze
reflecties zijn in vier perspectieven op te delen. Journalisten gebruiken dan één of meer van deze
perspectieven om betekenis te geven aan een situatie. Want ondanks het feit dat er gedeelte
betekenissen en constructies van waarheden bestaan onder journalisten, maken ze individuele
keuzes.
De vier perspectieven zijn:
Ideologisch perspectief
De assumpties die journalisten hebben over wat zij denken dat
belangrijk is in hun werk en wat ze willen overwegen.
Organisationeel perspectief Gebaseerd op de organisationele interesse van de nieuwsorganisatie en
het feit dat journalisten werknemers zijn. (hun taak binnen het bedrijf)
Praktisch perspectief
Elke actie is gekoppeld aan tijd, ruimte en faciliteiten etc.
Individueel perspectief
Persoonlijke omstandigheden van de journalist.
De perspectieven geven inzicht in waarom journalisten als een gemeenschap met gedeelde
interpretatie- frames en betekenissystemen bestudeerd moeten worden.
Onderstaande figuur geeft aan wat van invloed is bij een individuele journalist, voordat hij of zij tot
externe actie overgaat.
62
Peter L.M Vasterman:
‘Media-Hype, Self-Reinforcing News Waves, Journalistic
Standards and the Construction of Social Problems’
Dit artikel bevat twee delen. In het eerste (literaire) deel wordt duidelijk gemaakt wat een mediahype precies inhoudt, welke stappen deze doorloopt en wat voor problemen media-hypes geven. In
het tweede deel wordt een case-study weergegeven van zinloos geweld in Nederland tussen 1997 en
2000 (wat toen dus ook een media-hype was).
Hoofdvraag: Wat is de rol van de media in media-hypes?
Deelvragen:
-
Wat zijn media-hypes?
Hoe ontstaan media-hypes?
Houden journalisten zich aan de journalistieke standaarden/regels gedurende een
media-hype? (zoals objectief, waakhond van de samenleving etc.)
Specifieke deelvragen bij de Case-study:
- Wanneer matcht een incident/gebeurtenis met de media-hype rondom zinloos
geweld?
- Zorgt de media ervoor dat ‘dit probleem’ steeds groter en groter wordt?
- Klopt het verhaal in de media met de werkelijke feiten van het onderwerp?
Kernbegrippen: framing, journalistic standards (journalistieke regels), media-hype, social
amplification (sociale versterking) en street violence (straatgeweld).
63
Media-hype
Een ongewone gebeurtenis prikkelt de attentie van de media. De media focust zich op dit bepaalde
onderwerp/probleem (zoals in dit geval, zinloos geweld) door heel veel te berichten erover. Zij
vergroten het en lokken daardoor reacties uit de samenleving uit. Dit is vervolgens ook weer nieuws,
wat de nieuwsgolf weer versterkt. Het is proces wat zichzelf continue verstrerkt. Na verloop van tijd
neemt de aandacht voor het bepaalde onderwerp ook weer af en verdwijnt de media-hype
langzaam.
Stappen die een media-hype doorloopt (volgens Vasterman):
- Het begint met een 1 gebeurtenis/incident die de aandacht van de media weet te
trekken.
- Dit wordt ook wel het ‘key event’ genoemd. Een key event kan vanalles zijn zoals een
ongeluk maar het kan bijvoorbeeld ook een interview of een speech zijn.
- Hierna wordt er door de media een nieuws-thema gecreeerd rondom dit key event.
Dit thema wordt het startpunt van follow-up berichtgeving (follow-up berichtgeving
zijn vervolgberichten op een nieuwsfeit).
- De media gaan hierna op zoek naar berichten die overeen komen met het thema.
Berichten die niet overeenkomen worden niet gepubliceerd en berichten die wel
overeenkomen wel. Er is als het ware een jacht op vergelijkbare zaken/berichten. De
media creeeren zo een golf van vergelijkbare incidenten, waardoor het publiek de
indruk krijgt dat het probleem groeit met de dag.
- Dit groeiende probleem in de media stimuleert van alles soorten reacties uit de
samenleving. Hierover bericht de media ook weer. Reacties verschillen van
individues tot officiele bronnen en belangengroepen. Al deze reacties voeden de
nieuwsgolf.
- Uiteindelijk wordt de interesse van journalisten minder in het onderwerp. Worden er
steeds minder reacties uit de samenleving gevraagd en ebt het onderwerp langzaam
weg uit de media.
Criteria voor een media-hype:
- plotselinge ontstaan van een nieuwsgolf
- het bestaan van een ‘key-event’
- de media maakt het nieuws in plaats van rapporteren over het nieuws
- een interactie tussen de media en sociale actoren resulterend in; stijging van sociaal
handelen naar aanleiding van het onderwerp en dus een stijging van reacties van
sociale actoren
Social amplification
Met social amplification (sociale versterking) wordt in het artikel bedoeld dat een media-hype een
zichzelf versterkende werking heeft. De media zorgt ervoor bij een media-hype dat een bepaalde
gebeurtenis/probleem uitvergroot wordt. Op dezelfde manier kunnen ze er ook voor zorgen dat een
probleem weer verkleind wordt. De media speelt hier een grote rol in en dit heeft invloed op de
samenleving. In een korte periode kan de media specifieke (sociale) problemen extreem vergroten.
Dit komt door de spiraal waarin het probleem zich bevindt. Door follow-ups en reacties uit de
samenleving versterkt het probleem zich nog meer. Media-hypes spelen dus een belangrijke rol in
het proces van social amplification want wanneer de media problemen als echt voordoet, zijn ze ook
echt in de beleving van het publiek, de samenleving.
64
Framing
Met framing wordt bedoeld hoe de media de berichten brengen, rondom in dit geval zinloos geweld.
Dat gebeurt namelijk op een bepaalde manier. De media identificeren een op zichzelf staand incident
als onderdeel van zinloos geweld. Door dit te doen en dus een nieuws-thema te formuleren en
daarbij passende vergelijkbare berichten te zoeken wordt het onderwerp op een bepaalde manier
neergezet. Als men geen vergelijkbare berichten zou publiceren over zinloos geweld zou het publiek
misschien niet meteen denken dat zinloos geweld groeit.
Journalistic standards
Journalisten hebben een bepaalde gedragscode. Er wordt van hen verwacht dat zij betrouwbaar,
objectief en onafhankelijk te werk gaan. Ook zouden zij de relevantie van zaken moeten inzien en
hebben zij een sociale verantwoordelijkheid voor de samenleving (waakhond van de
samenleving/democratie).
Case-study:
De case-study richt zich op zinloos geweld in Nederland tussen 1997 en 2000. In die periode werd
Nederland geconfronteerd met een aantal incidenten van zinloos geweld achter elkaar. De eerste
nieuwsgolf, het eerste moment waarop het label zinloos geweld werd gebruikt, was met de dood van
Meindert Tjoelker in 1997. Hierna hebben zich nog 3 nieuwsgolven voorgedaan. Alle
nieuwsberichten in de periode van 1997-2000 in de vijf nationale kranten zijn onderzocht.
Resultaten onderzoek:
- De berichtgeving over zinloos geweld kwam in vier verschillende nieuwsgolven (vier
verschillende incidedenten van zinloos geweld). De golven werden iedere keer
groter.
- Iedere nieuwsgolf had een geweldsincident als key event.
- Iedere nieuwsgolf beleefde zijn hoogtepunt een paar dagen na de gebeurtenis.
- Bij drie van de vier golven werd gerelateerd nieuws snel geplaatst waardoor
incidenteel nieuws wegviel.
- Bij alle gevallen werd er in de week na het key event soortgelijke gevallen van geweld
gepubliceerd.
- In twee van de nieuwsgolven speelde de bron een actieve rol in vergelijkbaar nieuws.
In de andere twee nieuwsgolven domineerde de media.
- Opinie-berichten domineerde boven achtergrondartikelen in de berichtgeving bij alle
gevallen.
Conclusies ten aanzien van deze Casestudy:  BELANGRIJK
- De media speelt een actieve rol in de constructie van dit criminaliteitsprobleem en
een mobiliserende rol in de reacties vanuit de samenleving en de stille tochten. De
media creëerde een beeld waarin zinloos geweld iedereen, waar dan ook, zou
kunnen overkomen.
- De eigenlijke feiten van zinloos geweld in Nederland spreken het beeld geschept
door de media tegen. Deze vorm van geweld is namelijk helemaal niet nieuw, is niet
aan het toenemen en incidenten met een fatale afloop zijn uiterst uitzonderlijk.
- Media-hypes spelen een belangrijke rol in het creëren van een spiraal van sociale
versterking (social amplification). Media-hypes ontstaan aan de hand van 1
gebeurtenis die een jacht naar meer soortgelijk nieuws vanuit hetzelfde perspectief
creëren.
- Dit onderzoek toont aan dat in veel gevallen media-hypes in strijd zijn met de
journalistieke standaarden. Media-hypes zijn gebaseerd op ‘pack-journalism’; iedere
nieuwsbron voelt zich verplicht aan de nieuwsgolf mee te doen. Dit leidt tot een
65
-
hoge mate van uniformiteit in de nieuwsselectie en dat is in strijd met de
onafhankelijkheid van de media. Door soortgelijk nieuws naast elkaar te plaatsen
geeft de media ook ten onrechte het beeld dat het probleem groeit. Dit is in strijd
met standaarden als balans en betrouwbaarheid. Door de berichtgeving is de
samenleving in de veronderstelling dat er een ware crisis gaande is waarop zij actie
wil ondernemen. De media moet zich ervan bewust zijn dat zij deze invloed op de
samenleving hebben en dat dit niet een rationele omgangsmanier is met sociale
problemen.
Dit onderzoek toont aan dat een media-hype onrealistische beelden kan scheppen.
Het beeld wordt geschept dat het sociale probleem buiten proportie groeit. Aan de
andere kant wordt er van de media wel verwacht dat zij de waakhond van de
samenleving zijn en dus waarschuwen voor dergelijke problemen.
66
Download