Hesmondhalgh Cultural industries: Introduction Begrippen: cohesieve communicatie & creatieve industrie Leidinggevenden geven symbol creators vrijheid, maar dit is tegenstrijdig want er moet ook winst gemaakt worden, dus gelimiteerde vrijheid. Tot de culturele industrieën behoren de instituties die het meest direct betrokken zijn in de productie van sociale betekenis. Dus tv, radio, boek, etc. belangrijkste doel communiceren naar een publiek. Ingewikkeld, tegenstrijdig en bestrijd. texts: culturele creaties, open voor interpretatie. Doel is dus betekenisverlening. Balans functionaliteit en communicatie, laatste belangrijkste. Symbolic creativity: activiteiten waarin de productie van culturele creaties centraal staat. Beste alternatief culturele industrie (cultuur en industrie op meerdere manieren definieren) daarom creatieve industrie. Maar culturele: relaties tussen cultuur/economie, texts/industrie, betekenis/functie centraal. Problemen culturele industrieën: Risicovolle business: publiek wispelturig en onvoorspelbaar gebruik culturele producten. Winsten veranderlijk en afhankelijk van mate van concurrentie Creativiteit vs commercie: misleidend, ook creators moeten betaald worden, zal altijd spanning bestaan hoge productiekosten lage reproductiekosten: hoge ‘start’-kosten, lage variabele kosten. Grote hits winstgevend publiek zo groot mogelijk maken Semi-publieke goederen (de behoefte om schaarste te creëeren): culturele producten worden zelden vernietigd door gebruik ervan (bijv. CD) waarde geven aan product d.m.v. schaarste Reacties/oplossingen: gebrek aan hits wordt opgeheven dor een repertoire samen te stellen: hoe meer produceren, hoe meer hits er tussen zitten overproductie concentratie, integratie en co-opting publiciteit: publiek zo groot mogelijk maken, d.m.v. horizontale integratie (andere bedrijven, zelfde sector), verticale integratie (andere bedrijven, andere sector), internationalisatie (samenwerking/bedrijven in buitenland opkopen), multisector en multimedia integratie (andere gerelateerde bedrijven om cross-marketing te realiseren) en co-opt (vriendschap sluiten met mensen verantwoordelijk voor publiceren texts). kunstmatige schaarste: d.m.v. verticale integratie, adverteren, copyright, toegang reproductie stopzetten vormen: sterren, genres, series: the star system = namen van sterren koppelen aan texts. Genres = label hangen aan product, daardoor verwachtingen creëren. Creëren van een serie controle verliezen over symbol creators, strakke controle van distributie en marketing: symbol creators veel vrijheid, in de gaten gehouden door creatieve managers. Risico’s overzien: managers meer controle uitoefenen over reproductie, distributie en marketing, want minder controle over productie. Schudson How culture Works Begrippen: cohesieve communicatie, creatieve industrie Hoofdvraag artikel: Hoe werkt cultuur precies? Ofwel, wat voor invloed hebben culturele symbolen op hoe mensen denken en hoe ze handelen? De dimensies van Culturele kracht: 1. Retrievability: De herhaalbaarheid van cultuur. Cultuur moet te repliceren zijn, simpelweg bereikbaar en herhaalbaar. 2. Rhetorical force: Als cultuur dan bereikbaar blijkt te zijn wat maakt het dan onvergetelijk. Wat doet men cultuur onthouden. Wat maakt het onvergetelijk en krachtig? Die vraag is moeilijk te beantwoorden. 3. Resonance: Als cultuur dan krachtig blijkt te zijn, wat zorgt er dan precies voor dat het resonant is? Met andere woorden: wat maakt het dat het steeds terugkomt? Rhetorische kracht en resonantie zijn beiden te bepalen met (persoonlijke) interesse. 4. Institutional retention: Culturele objecten die het bovenstaande hebben kunnen nog steeds niet helemaal ingebed zijn in de gemeenschappelijke culturele kennis. Daarover gaat institutional retention. Vrij vertaald wil dat zeggen dat een cultureel object behouden blijft binnen de gemeenschappelijke culturele kennis en er deel van wordt. 5. Resolution: De laatste kracht van een cultureel object is de resolutie. Dit wil zeggen dat het culturele object aanzet tot actie in concrete, zicht- en meetbare manieren. Niet perse lichamelijk natuurlijk Kan ook in het hoofd zijn, in het denken. Over het algemeen: Cultuur fungeert als een herinnering, een teken om ons opmerkbaar te maken en na te laten denken over bepaalde zaken. Jankowski Creating community with media Begrippen: Gemeenschap en ritueel Aanwezigheid van nieuwe + oude media invloed gehad op vorming gemeenschappen binnen huidige cultuur First Wave: printmedia mediagebruik weerspiegeling van individuele trekken: mensen in stad geïnteresseerd in nieuwsthema’s buiten regio/gebied, platteland juist geïnteresseerd binnen gemeenschap. Individuele trekken, lengte verblijf, lid locale organisaties, oefenen invloed uit op leespubliek. Krant lezen duidelijke bijdrage aan creëren gemeenschap! Second Wave: radio en TV geografische en ruimtelijke verspreiding van gemeenschapsinitiatieven/acties. Diversiteit media nam toe. Er was motivatie/drang om zich te uiten moeilijk om gewenst/noodzakelijk niveau te bereiken formatie professionele organisatorische belangrijker dan oorspronkelijke gemeenschapgeoriënteerde doelen Third Wave: internet ontwikkeld zich razend snel. Vanuit internet veel aandacht besteed aan gemeenschappen/nieuwe media. Gemeinschaft: hechte relatie tussen leden binnen gemeenschap, homogeniteit, conservatieve. Gesellschaft: individualisering, op basis van contract een gemeenschap, kwam door industrialisatie. Gemeenschappen gebaseerd op werk. Social ties: onderlinge bindingen tussen personen binnen gemeenschap en in hoeverre deze rolverdeling invloed heeft op gemeenschap. Lot en strakheid van relaties, graad van heterogeniteit, impact van posities en relaties op individu. Virtual Community: mensen in deze virtuele gemeenschap d.m.v. woorden op scherm zichzelf uiten. Mensen met dezelfde interesses dichterbij elkaar brengen, gebonden aan onderwerp, niet aan plaats/tijd. Virtuele gemeenschappen aanvulling van organische gemeenschappen, maar niet/nooit vervangen. Karakter virtual community: uiterlijke content, tijdelijke structuur, systeeminfrastructuur, groepsdoelen, kenmerken van deelnemers Drie onderzoeksgebieden Small-scale Election Media: kracht van media moet niet onderschat worden, bereikbaarheid Physically Based Virtual Communities: zowel online als offline een gemeenschap, door gebeurtenissen als ‘social action’ worden banden verstevigd binnen gemeenschap Internet and Public Discusions: discussie forums leveren bijdrage bij vorming publieke sfeer. Eigenlijke graad van betrokkenheid minuscuul + nauwelijks bijdrage aan onderwerp. Komst internet veel invloed gehad op vorming gemeenschappen: bijna geen grenzen meer. Makkelijk binnen dringen vanwege anonimiteit, makkelijker contact leggen en ook weer verdwijnen. Aanvulling maar geen vervanging! Becker Media ritual Begrippen: Gemeenschap en ritueel Ritueel: momenten van culturele gebeurtenissen, herkenbaar voor deelnemers en bezoekers doordat ze sociale waarde uitdrukken in symbolische vorm. Bijdrage die media leveren aan binding mensen. Twee gezichtspunten t.o.v. ritueel om verschil visies weer te geven: antropologen: gaan in op verschuiving van macht en bedreiging sociale orde mediaresearchers: centrale rol van cultuur; handhaving sociale orde en bevestiging bepaald wereldbeeld Media gezien als integraal (volledig) en constitutief (vormend), doorgeefluik! Kern van zaak toegankelijk, creëren mogelijkheid tot gemeenschappelijke beweging. Rollen die media spelen tijdens evenementen en na afloop. Belang media bij publieke evenementen. Manier waarop participanten reageren als ze in documentatie evenement komen: daardoor evenement een ritueel. Aspecten evenement: peakmoments (evenement als geheel), general atmosphere (te laten zien dat ze erbij waren), liminal moments (binnenkomen en weer weggaan, nuttig bij constructie narratief). Media geven uitdrukking van gemeenschap. Media construeren gebeurtenis: verslag van gebeurtenis die symbolisch/niet-alledaags is. Cultural performance Media transformeert gebeurtenis naar ritueel: grote groep mensen erbij, zonder écht erbij zijn. Transformation Transformatie: manier waarop documentatie door de media transformeert zodat ze publiek/collectief worden reflectie: media spelen actieve rol in constructie van ritueel en daardoor externe observeerder bij evenement, mogelijkheid reflecteren evenement voor mensen die er niet bij waren sociale orde: uitingen voor camera symbolisch karakter, zetten publiek aan het denken Ritueel als laten zien van eenheid/traditie Ritueel als uitdaging gevestigde sociale/politieke orde conflicterende betekenissen Ritueel: Uitdrukken en bijeenkomen van gemeenschap (iedereen kijkt) Gebruik symbolen/andere betekenissen, media als betekenisgever. Hebben herhalend karakter Rainie en Wellman Networked relationships Begrippen: social media en gemeenschap Amerikanen weinig belangrijke zaken met anderen bediscussieerd, minder vrienden. Amerikanen meer geïsoleerd. Komt door massamedia/internet? Gemeenschapsbanden worden steeds meer overbodig. Door internet ‘echte’ contacten verloren? Mensen worden afzonderlijke zelf door bijvoorbeeld cyberspace en vergeten hierdoor de echte wereld? ICT: information and communication technologies Mensen die dit gebruiken hebben groter en meer divers netwerk dan anderen Internetgebruik zorgt er niet voor dat mensen uit publieke plaatsen wegblijven, maar dat ze juist vaak parken, cafés en restaurants bezoeken. Waarom ICT ellende? - mensen zouden verschillende ‘virtuele’ levens leiden, onderscheidend van echte wereld - in-persoon ontmoetingen enige waardevolle vorm van sociale contacten - beperkte mogelijkheden internet om sociale signalen te verzenden - medium met bericht verwarren presentist: nauwelijks gekeken of mensen ooit zorgen hadden om relaties voordat het internet bestond parochial: ervan uitgaan dat het internet relaties radicaal zou beïnvloeden Internet en mobiele revoluties hebben invloed op aard van de gemeenschappen, hebben ze veranderd, maar niet vernietigd! Eerst Door-to-Door Networks, dit veranderde in Place-to-Place Networks. Uiteindelijk individualism dus Personto-Person Networks Mensen zijn nu in gemeenschappen met ‘limited liability’ (beperkte aansprakelijkheid) Person-to-Person Networks gevolgen voor individuen, sociale milieu en totale samenleving Sherry Turkle: ‘second selves’ online verschillen van onszelf offline Networked self: een zelf dat op een bepaalde manier wordt opgebouwd in verschillende situaties wanneer mensen verbinden en verschillende aspecten van zichzelf benadrukken De kloof tussen fysieke ruimte en cyberspace neemt af. De meer persoonlijke vormen van ICT versterken vaak nauwe relaties. Networked individuals: omgeving is niet waar hun gemeenschapsleven is gefocust Sparsely knit: de meeste leden van een netwerk zijn niet direct met elkaar verbonden Networked individuals hebben invloed op de inhoud en stroom van interpersoonlijke informatie op een manier die voor de opkomst van social media nog ongezien was Facebook is uitgegroeid tot een persoonlijke portal die de networked individual belichaamd Critici bang dat internet een ongeschikte vervanging is voor menselijk contact. Het bewijs toont aan dat ICT contact aanvult, in plaats van vervangt. Vervangen of transformeren? ICT heeft communicatie, relaties en gemeenschap getransformeerd. Gebruiksgemak internet en mobieltjes helpt mensen om netwerken te overbruggen, zoals ze van te voren nooit hadden gekund. Het offline en online leven van mensen geïntegreerd. Niet nodig om onderscheid hiertussen te maken. Hoe meer gebruik internet meer vrienden vaker vrienden zien meer sociaal divers netwerk. Internet biedt mensen ondersteuning, geeft informatie, hulp, gidsen voor diensten, etc. Vooral goed voor verbinden van mensen met zwakkere banden Zúñiga, Jung en Valenzuela Social Media Use for News and Individuals’ Social Capital, Civic Engagement and Political Participation Begrippen: social media en gemeenschap Er is al eerder bewezen dat gebruik van digitale media voor informatie bijdraagt aan het democratisch proces van de persoon en het sociaal verworven kapitaal. Echter met de opkomst van sociale media en dergelijke leven we nu in een socially-networked-society. Daarom is er opnieuw onderzoek gedaan, naar het gebruiken van de sociale media om aan informatie te komen. De uitkomst: Informatie zoeken via sociale netwerksites draagt bij aan het sociale kapitaal van mensen en de politieke participatie, zowel online als offline. De sociale media dragen dus inderdaad bij aan een meer politiek georiënteerde samenleving. Ze dragen bij aan een gezondere democratie, of op zijn minst een meer participerende democratie. Wang & Noe Knowledge sharing: a review Begrippen: participatie en kennisdeling Dit artikel is een review van meerdere kwalitatieve en kwantitatieve studies over kennisdeling (knowledge sharing= het overbrengen van kennis) op individueel niveau. Het artikel geeft de vijf gebieden waarop de meeste focus ligt in onderzoek over kennisdeling. 1. Organisatorische context Organisatiestructuur & Organisatiecultuur. Management, beloningen 2. Interpersoonlijk- en teamkarakteristieken Karakteristieken van individuen en teams. De diversiteit binnen teams binnen een organisatie. De sociale banden en netwerken binnen een organisatie. 3. Culturele karakteristieken 4. Individuele karakteristieken 5. Motiverende factoren Vertrouwen, rechtvaardigheid. De voordelen moeten opwegen tegen de nadelen. Het geloof in kennis en het overdragen daarvan. Het artikel heeft geen conclusie aangezien het een review is. De vijf bovenstaande onderzoeksgebieden binnen knowledge sharing (het overbrengen van kennis) worden uitgebreid besproken. Het is zoals je kunt zien een complex proces, dus er zal nog veel onderzoek naar gedaan moeten worden. Van den Hoof en De Ridder Knowledge sharing in context Begrippen: participatie en kennisdeling Kennis is strategisch hulpmiddel. Delen van kennis. Organizational commitment: affectieve verbintenis medewerkers met bedrijf, “zachte” kwestie Organizational communication: communicatieklimaat bedrijf. Vooral focus op gebruik van computer-mediated communication (CMC), “harde kwestie”; delen van kennis Organizational commitment delen van kennis Kennisdelen 2 processen knowledge donating: naar anderen communiceren knowledge collecting: collega’s raadplegen Organizational commitment affective commitment: emotionele gehechtheid naar die organisatie, willen blijven werken (bereid meer moeite in werk steken, positief voor doneren/verzamelen van kennis) Continuance commitment: kosten geassocieerd met verlaten bedrijf (loon), werken noodzakelijk normative commitment: gevoel van verplichting naar organisatie, gevoel blijven werken Organizational communication delen van kennis Belangrijke factoren communicatieklimaat: horizontale informatiestroom, verticale informatiestroom, openheid, betrouwbaarheid van informatie. Computer-mediated communication delen van kennis CMC kenmerken: anonimiteit, afwezigheid statusverschillen (statusverschillen vaak barrière kennisdeling). Belemmeringen van tijd/ruimte overbruggen. CMC zorgt voor persoonlijkere communicatie, sterkere identificatie met groep en meer collectief gedrag. Sociale identificatie binnen groep verbeteren. Hoe behulpzamer een communicatieklimaat is, hoe meer verbintenis medewerker met organisatie. CMC lagere barrières in communicatie meer communicatie hogere verbintenis met organisatie CMC verbeterde sociale identificatie en hangt nauw samen met affectieve verbintenis Alles samen in model (theoretical model): Tennekes De onbekende dimensie Begrippen: cultuur Cultuur is historisch: tegelijk realiteit in ons en buiten ons dynamisch geheel Cultuur is een verzameling mensen die met elkaar een samenleving (of groep binnen die samenleving) vormen Cultuur is proces dat voortdurend veranderd Cultuur is het geheel aan kennis dat een mens zich eigen moet maken wil hij zich adequaat kunnen gedragen. Hoe en waarom van cultuur: vanzelfsprekend handelen (hoe) en verklaringen van gegevens uit alledaagse werkelijkheid (waarom). Cultuur samenhangend geheel van betekenissen of kennis, hangt samen in patronen drie gezichtspunten cultuur menselijk product (extern): handelingen van mensen, zelf leven inrichten, cultuur is resultaat van historische processen waarin menselijke creativiteit centraal staat objectieve werkelijkheid buiten ons (objectief): je kunt de wereld waarin je geboren wordt niet kiezen, feiten en structuren subjectieve werkelijkheid in ons (intern): cultuur waarin we geboren worden eigen maken, onze cultuur bepaalt ons denken, ervaren en handelen, onze visie op werkelijkheid buiten ons en in ons. Waarden en attitudes Paradoxaal karakter (dialectisch proces): verhouding mens en cultuur: de mens creëert in proces van externalisering culturele feiten die een eigen bestaan gaan leiden (objectivering) en op hun beurt het menselijk denken, spreken en handelen diepgaand beïnvloeden (internalisatie) Bewustwordingsproces: Externalisatie: de mens creëert maatschappelijke en culturele feiten Objectivering: proces waarbij ideeën van individuen uitlopen op een trend met eigen dynamiek. Onze woorden en daden gaan eigen leven leiden zodra ze zijn uitgesproken Internalisatie: zich eigen maken van inzichten waarmee men in aanraking komt, identificeren met veranderingen Door verandering vinden we nieuwe sociale zelf. Zelfbegrip is weerspiegeling van ervaringen, resultaat van sociaal handelen. Intentional meanings: wat mensen bewust bedoelen implicational meanings: bovenpersoonlijke context van het betreffende culturele systeem Cultuur als levensontwerp: cultuur is een model VAN en VOOR de werkelijkheid, het is er Intentioneel handelen: intentioneel menselijk handelen, HIERIN en HIERDOOR wordt cultuur voortgebracht Interactie: onderhandelen over betekenissen, werkelijkheid wordt voortgebracht, bevestigd en ook veranderd Onenigheid over werkelijkheid. Twee dingen kunnen gebeuren: discussie over toepassing van interpretatiekaders discussie over interpretatiekaders zelf laatste leidt tot culturele veranderingsprocessen Spanningen tot verandering op drie manieren culturele model vs werkelijkheid binnen culturele modellen, tussen culturele betekenissen (bijv. tegenspreken) tussen modellen, verschillende, concurrerende modellen (bijv. verschillende interpratiekaders) Berger & Berger Hoe wordt men lid van de maatschappij, socialisatie Begrippen: socialisatie en identiteit Socialisatie = internalisering. Participeren aan wereld rondom én rijk, eigen innerlijk leven hebben. Socialisatie is nooit afgelopen. Zuigeling is eerste bestaanstoestand. Zuigeling zijn brengt bepaalde relatie tot eigen lichaam mee (honger, genot), we worden door fysieke omgeving bestormd (licht, kou) niet-sociale componenten de anderen weven de patronen waarmee de wereld wordt ervaren, alleen hierdoor is organisme in staat stabiele relatie op te bouwen met wereld rondom sociale componenten Microwereld wordt gevormd door grote “nog onzichtbare” macrowereld. Micro-werelden verschillen van elkaar voor zover ingebed in verschillende macrowerelden. Bijv. voeden van baby/verschillen sociale klassen in dezelfde maatschappij Zindelijk worden: worden sociale patronen opgelegd Socialisatie: het proces waardoor een individu lid van de maatschappij leert worden. Opleggen van sociale patronen aan het gedrag. Patronen afhankelijk van individuele eigenaardigheden volwassen en de verschillende sociale groeperingen waartoe zij behoren. Socialisatie: inwijdingsproces, ontwikkelen en uitgroeien. Opleggen van beheersing van buitenaf, geruggensteund door een stelsel van beloning en straf. Kind treedt binnen in sociale wereld, wordt zijn wereld Taal geeft kind mogelijkheid tot denken en reflectie. Socialisatie geen proces in één richting: kind geen passief slachtoffer van socialisatie: verzet zich ertegen, neemt eraan deel, werkt eraan mee. Wederkerig proces, gesocialiseerde en socialiseerders worden beïnvloed. Fundamentele mechanisme: proces van interacteren en identificeren met anderen. Bij imitatie gedrag ander wordt betekenis van houding door kind eigen gemaakt. Algemene instructieve functie van ‘het spelen van’ rollen: kind leert de grote verscheidenheid aan rollen die er zijn. Socialisatie verloopt in voortdurende interactie met anderen. Hoofdrolspelers van ‘socialisatie’ zijn significante anderen. Maken in een heel reële betekenis de sociale wereld van het kind uit. Socialisatie vordert, kind begrijpt dat deze houdingen/rollen verwijzen nar algemenere werkelijkheid. Dan: niet alleen relateren aan significante anderen, maar aan gegeneraliseerde ander die maatschappij in algemeen voorstelt. VB: Mammie wil niet dat ik me vies maak Men behoort zich niet vies te maken Parallelliteit tussen biologische groeiprocessen en socialisatie. Groei organisme stelt grenzen aan socialisatie Ontmoeting met onszelf: ik: voortdurende spontane zelfbesef. Mij: gesocialiseerde deel van het zelf. Heet ook wel identiteit. Kan worden toegewezen of nagestreefd, maar wordt in ieder geval verworven via interactieproces met anderen. Identiteit is product van op elkaar inspelende identificatie en zelfidentificatie. Primaire socialisatie: oorspronkelijke proces waardoor kind werkend lid van maatschappij wordt Secundaire socialisatie: alle latere processen waardoor individu ingevoerd raakt in specifieke sociale wereld Socialisatie verbindt micro-wereld met macro-wereld. Eerst stelt socialisatie individu in staat relatie te leggen met specifieke andere individuen, daarna gelegenheid relatie te leggen met geheel sociaal universum. Milkie Mass media and gender in the adolescent peer group Begrippen: socialisatie en identiteit Media hebben sociale impact, ze zorgen voor gespreksstof: agendasetting. In groep wordt samengewerkt aan collectieve ideologische identiteit aan hand van herhalingen en toevoegingen. Genderideologie: hoe wordt gedacht over culturele invulling over hoe jij je als man/vrouw hoort te gedragen play: via spel (overtreden van regels) leren over geaccepteerde rollen in maatschappij Rol media: socialisator, om bepaalde groepsidentiteit aan te halen (man zijn) Groepskennis delen via media, maar ook eigen maken door in de groep gegeven betekenissen te bespreken. Actief eigen maken/actieve ontvanger. Vier onderwerpen domineren: seksualiteit, lichamelijke functies, geweld, drugs- en alcoholgebruik. Door gebruik deze thema’s communiceerden en versterkten ze de normen binnen de peergroep. De jongens reproduceren hoge stereotypen en negatieve aspecten van de mannelijke rol. Reproduceren van traditionele mannelijke rollen en ideologie van agressiviteit. Stereotype begrippen op vrouwen in media toepassen en ook op vrouwen in hun sociale netwerken: collectieve productie en reproductie. Op basis van de ideeën die heersen in de maatschappij, handelen mensen (de jongens). Manier waarop media worden geïnterpreteerd en waarop betekenissen worden ge(re)produceerd in de sociale netwerken in het alledaagse leven. Media belangrijk! Thema’s, identificatie en toevoegen van genderstereotypen. Media effecten zijn hier collectieve productie en reproductie van ideologie die in de mediasymbolen wordt uitgedragen. Dit houdt ook het interpreteren in dat plaatsvindt buiten de individu-media interactie. Shadid Moslims in de media Begrippen: representatie en beeldvorming Moslims zijn onderworpen aan stereotypering, stigmatisering en soms racistisch politiek taalgebruik, vooringenomen mediaberichtgeving en buitenproportionele aandacht voor veiligheids- en ander beleid. Modern racisme discours: groep niet op grond van ras, maar op grond van cultuur/religie als minderwaardig wordt beschouwd. Alledaags racisme: allochtone journalisten ontbreken in mediabedrijf. Nieuw racisme: allochtonen worden als “anders” beschouwd Media reguleren in belangrijke mate het publieke debat. Maatschappelijke verantwoordelijkheidstheorie: morele verplichting, zoeken naar waarheid, zelfregulering van media Agendasetting: intensieve aandacht van pers dat tot gevolg heeft dat politici het thema een centrale plaats in hun programma geven Priming: terrorisme, criminaliteit etc. sneller koppelen aan moslims en allochtonen. Sneller herkennen als je het eerder hebt gezien. Framing: invloed op wijze waarop gebruikers nieuws interpreteren en waarde eraan toekennen Framing devices: negatieve framing verstrkt door foto’s, metaforen en beschrijvingen. Verschil framing door media (journalisten die framen) en framing via media (boodschap van anderen erin verwerkt, bijv. politici) Vier mediaframes over islam etnocentrismeframe: wij-zij tegenstelling, veroorzaakt door elite die toegang tot nieuws reguleert stigmatiseringsframe: allochtonen en moslims worden gepresenteerd als probleemgroepen (terrorisme, werkloosheid, drugs, islam gewelddadige godsdienst, etc.) lekenframe: allochtonen en moslims relatief weinig kans om mening te ventileren en ze worden vooral neergezet als leken i.p.v. deskundigen. Nauwelijks gezaghebbende posities in media. Niet onderkennen van de allochtone identiteit bij specifieke optredens. culturele generaliseringsframe: Marokkaanse en Turkse Nederlanders worden gepresenteerd als één homogene groep en als moslims bij wie de religieuze identiteit alle andere sociale identiteiten overwoekert. Als groep gepresenteerd worden. Cultuurfixatie: religie wordt overmatig benadrukt + negatieve gedrag wordt primair met dit kenmerk verklaard. Oversimplificatie van islamitische geloof: óf gewone moslims, óf fundamentalisten Oorzaken/motieven priming en framing opiniemakers: vooroordelen en professionele en sociale achtergrond van journalisten. Noodzaak hoor- en wederhoor onderdrukt, doordat negatieve uitlatingen overeenkomen met eigen vooroordelen mediaorganisatie als bedrijf: bericht hoge nieuwswaarde en sociaal gewicht geven door accentueren afwijkende gedrag van allochtonen. Ten tweede, allochtone journalisten sterk ondervertegenwoordigd dominante nieuwsbronnen: gerichtheid van de media op invloedrijke en spraakmakende politieke of economische belangengroepen Mediadiversiteit: structurele aanpak waarbij mediaorganisaties bij tot stand brengen mediaproducten en bij samenstellen personeelsbestanden rekening houden met etnische en culturele verscheidenheid in samenleving rekening houden verscheidenheid, gelijke kansen bieden, forum, spectrum aan programma-inhouden Aandacht allochtonen op basis van inclusiviteit: in bestaande en niet in aparte programma’s Diversiteitbeleid: 1. Programma-inhoud (pluriformiteit) 2. Verslaglegging en presentatie (naleving journalistieke codes als ‘second opinion’ en hoor en wederhoor) 3. Bedrijfsstructuur (etnische samenstelling van mediastaf. Allochtone journalisten burdon of representation: beter in beeld brengen of sensationeel? Vaak laatste) 4. Professionele bagage (aanpassen van opleiding journalistiek, daardoor adequaat opereren. Perspectief en inzicht van journalisten verbeteren) De Swert Extreem rechts in drie Vlaamse kranten Begrippen: representatie en beeldvorming Vlaams Blok = extreem rechtse partij in België. Succes deels door agendasetting invalshoek. Media kunnen belangrijke en soms zelfs determinerende invloed uitoefenen op electorale score van politieke partijen. Impact van media kan doorslaggevend zijn. Berichtgeving dient afspiegeling van maatschappij te zijn Voorstanders bestrijden extreem rechts baseren zich op verantwoordelijkheid pers inzake bescherming democratie Twee manieren van bestrijding van extreem rechts: 1. Negatie 2. Confrontatie (onderverdelen in isolatie, discussie, actie en ontmaskeringstrategieën) Vlaams Blok doordeweeks: stuk minder vermeld dan andere partijen, gediscrimineerd Vlaams Blok verkiezingen: driedubbel toegenomen, ook negatieve aandacht, maar dit is ook aandacht Krantenkop vaak enige wat lezer effectief opneemt: daarom kan dit gevaar zijn, geen plaats van nuancering Geschreven media proberen Vlaams Blok zoveel mogelijk uit het nieuws te houden. Politieke actoren spreken erover dus moet in krant en het hoort volgens de krant bij de geijkte journalistieke criteria. Gaat om sensationeel nieuws, wat per definitie goed verkoopt. Vanuit eigen verantwoordelijkheid berichten de kranten doorgaans kritisch/negatief over Vlaams Blok. Kwaliteitskranten: berichten neutraal over partij, alleen Het Laatste Nieuws doordeweeks negatief. Deze is na verkiezingen juist neutraal/positief. Politici krijgen veel minder aandacht dan de partij. Nog onduidelijk of het tijdelijk of structureel verschil is tussen kwaliteits- en populaire kranten inzake aanpak van extreem rechts in electorale periodes. Niet alle journalisten tegen extreem rechts door: journalisten andere opvattingen, niet iedereen over strategieën eens kranten ideologische wortels, andere prioriteiten dan bestrijding extreem rechts Boonstra Perspectieven op organisatie Begrippen: participatie en identiteit Ons leven wordt veel bepaald door organisaties. Brengt ook problemen met zich mee. Controleerbaarheidsprobleem: tekort aan informatie over hoe/waarom van gemaakte beslissingen. Leefbaarheidsprobleem: slechte onderlinge verstandhouding tussen organisatieleden en medespelers. Bestuurbaarheidsprobleem: besturing en ontwikkeling organisatie uit de hand lopen. Beheersbaarheidsprobleem: betreffen functioneren organisatie, kan zowel intern als extern. Er is altijd sprake van communicatie als mensen samenwerken. Vijf perspectieven betrekking op organisaties: 1. Organiseren en communiceren als rationeel proces: rationeel-legale model voor organiseren door Weber: bevoegdheden aan regels gebonden, ambtelijke hiërarchie, ambtsuitoefening navolgbaar door schriftelijke stukken in kantoor, uniforme taakuitoefening door regels, opleiding draagt bij aan kennisoverdracht en taakuitvoering. Dragen allen bij aan helderheid, doelmatigheid en rechtvaardigheid. Arbeidskracht moet maximaal benut worden. Uitvoerende taken worden in deeltaken gesplitst. Hiërarchisch systeem opzetten en controleren. Principes machinebureaucratie: scheiding uitvoerende taken in simpele handelingen, scheiding denken/doen, standaardisatie, formalisering en regulatie werkzaamheden, selectie en training van personeel, toezichthouders en bazen op werkuitvoering. Bevelstructuur, formeel, gebaseerd op regels en procedures. Communicatie verticaal. Rationeel van aard, met wat persuasieve kanten. 2. Organiseren en communiceren als samenwerkingsproces menselijke relaties en interacties relevant in organisaties. Persoonlijke aandacht en overleg, samenwerking. Geen bevelsstructuur, maar (wederzijds) beïnvloedingsproces. Doel: meningsvorming en samenwerking beïnvloeden. Communicatie formeel (doel organisatie + werkwijze) en informeel (versterken onderlinge verhoudingen) 3. Organiseren en communiceren als afstemmingsproces kernpunten: 1. organisatie is in wisselwerking met haar omgeving. Transactionele omgeving: directe communicatie en interactie (klanten, concurrenten). Relationeel en persuasief. Contextuele omgeving: ontwikkelingen die organisatie kunnen beïnvloeden. 2. Verschillende aspecten van communiceren beïnvloeden elkaar en kunnen dus niet los van elkaar worden gezien, dynamisch evenwicht. Bijv. organisatiedoelen, strategie en organisatiestructuur. 3. Organisatie bezien als aantal onderling verbonden subsystemen. Relaties: instrumenteel (werkverdeling en wederzijdse afstemming op elkaar via communicatie etc. spanning door voorkeur eigen werkwijze vs noodzaak tot samenwerking) sociaal-emotioneel (spanning afdelingsidentiteit vs wij-gevoel) onderhandelingsrelaties (spanning eigen aandeel maximaliseren vs totale baten zo hoog mogelijk) machtsrelaties (spanning autonomie vs feit afhankelijk van elkaar) 4. Organiseren en communiceren als machtsproces organisatie: conglomeraat van partijen die hun eigen doeleinden en belangen najagen. Macht op basis van autoriteit (bevelsstructuur met directe gedragsbeïnvloeding) Machtuitoefening door ideologie (leden op positieve wijze identificeren met waarden etc. van organisatie) Machtsuitoefening op basis van deskundigheid (kunnen beschikken over deskundigheid en informatiebronnen, expertmacht) Politieke machtsuitoefening (in onderlinge concurrentie posities/belangen versterken of veilig stellen) Vorm is manipulatie: bijv. kennis achterhouden. Hegemoniale macht (vanzelfsprekende acceptatie van machtssituatie, alle betrokkenen accepteren de regels. Interactie en onderhandeling van verschillende partijen in/om organisatie) 5. Organiseren en communiceren als proces van betekenisgeving Op basis van geselecteerde situaties en interpretaties wordt een werkelijkheidsbeeld gevormd dat richting geeft aan het handelen. Organiseren ontstaat vanuit handelen, selecteren, interpreteren en communiceren. Kenmerkend zijn interacties en interpretaties van mensen die samenwerken in netwerk. Taal belangrijke rol. Balmer Identitybased views of the corporation Begrippen: participatie en identiteit De introductie van begrippen met betrekking op de identiteit, de basiswaarden, de standpunten van een onderneming of bedrijf. Een erg complex begrip. In dit paper worden de 5 belangrijkste manieren van denken over identiteit en identificatie van en met een onderneming bedrijf of organisatie 1. 2. 3. 4. 5. Corporate Identity = de identiteit van een organisatie Communicated Corporate Identification = identificatie VAN de organisatie met.. Stakeholder Corporate Identification = Identificatie MET de organisatie door individuen of een groep aandeelhouders Stakeholder Cultural Identification = Identificatie met een gemeenschappelijke cultuur door individuen of een groep aandeelhouders Envisioned Identities and Identifications = Hoe een organisatie of groep (A) ziet hoe een andere organisatie of groep (B) tegen hun identiteit en identificatie aankijkt (A) De conclusie van het artikel is dat de identiteit van een organisatie en identificatie met een organisatie samen een erg complex begrip zijn. Veel complexer dan erover gedacht wordt. Correll The electronic bar: Lesbian café Begrippen: media als subculturele hulpbron Bulletin Board Systems: online communities. Verschillende functies Community/gemeenschap: plaatsgebonden (locale), gemeenschappelijke verbindingen en sociale interacties. Persoonlijke intimiteit, morele verbintenissen en sociale cohesie (binding met anderen) Hoe community wordt gecreëerd en behouden door interacties gelimiteerd tot beeldscherm? beperkingen individualisme van leden hoge mate solidariteit binnen community Consensus bereiken d.m.v. mondelinge (tekstuele) beschrijvingen hierdoor gedeelde opvatting van werkelijkheid waarop toekomstige interacties tussen actoren kunnen voortborduren Verplichting is dat ze moeten laten weten waar ze zijn in de bar, om gecreëerde werkelijkheid in stand te houden onderscheid “echt” en “nep” duidelijk (echt privé sfeer via mail) grens realiteit (frame) en fantasie (key) vanwege geen fysiek contact mogelijk Samenwerking (team): individuen die samenwerken om definitie van situatie te ontwerpen front region: definitie v.d. situatie, presentatie tegenover publiek back region: teamleden relaxen, informeel gedrag, solidariteit Taal en interactie (symbolisch interactionisme) belangrijk! Symbolisch interactionisme: wederzijdse aanpassen en afstemmen van gedrag. Maatschappij geen apart, zelfstandig systeem dat bepaalde eisen stelt aan mensen. Maatschappij bestaat uit mensen, die wederzijds handelen en proberen hun dagelijkse problemen op te lossen. Waarden/normen dus geen grootheden die gedrag van mensen verklaren, maar deze ontstaan in interacties tussen mensen. Tijdens interacties kunnen conflicten ontstaan die leiden tot het verbreken van interacties. Ook kunnen mensen via onderhandelen tot oplossingen komen. Regulars (makkelijke conversatiestijl, kennen normen), Newbies (onhandige conversatiestijl, per ongeluk daar, onzeker), Lurkers (praten weinig, eerst observeren), Bashers (vijandige stijl van communicatie, vallen lesbische klanten lastig) Communities hebben positief effect op zelfbeeld van iemand Leden doen in virtuele gemeenschap wat zij in dagelijks leven doen Functie Lesbian Café: dienen als lesbische gemeenschap voor mensen die behoefte hebben aan gemeenschap in hun omgeving of mensen die om bepaalde redenen niet kunnen deelnemen aan geografische gemeenschappen. Veilige wijkplaats (surrogaat familie) Drie manieren van identiteit: deelnemer Lesbian Café, lesbische vrouw, individu Door het café wordt een individuele identiteit gecreëerd en komt persoon achter haar identiteit Socialisatie: er wordt bepaald gedrag opgelegd Representatie: virtuele realiteit en presentatie van het zelf/groep Participatie: deelnemen aan Lesbian Café Ritueel: iedere keer gaat men kijken, zelfs bezoekers die hun dag er beginnen Simons Skater of faker? Begrippen: media als subculturele hulpbron Subcultuur: groep mensen die iets gemeen met elkaar hebben, daardoor onderscheiden van andere sociale groepen. Afwijkend. Laag op sociale ladder geen familiale verwantschap (zoals bij gemeenschap) bewust waar ze deel van uitmaken: onderscheid insiders en outsiders. Respect verdienen en bepaalde statussen (interne hiërarchie van vernieuwers en meelopers) bewust ‘anders zijn’ van invloed op identiteit Context van verzet tegen onderdrukking en tegenstrijdigheden. Nieuwe betekenissen aan dingen toeschrijven Subculturen afhankelijk van oudercultuur en commerciële massacultuur. Wel diversiteit, variëteit en heterogeniteit Media vormen bron voor inspiratie. Preferred reading (voorkeursinterpretatie) betekenissen van boodschappen worden geherinterpreteerd/getransformeerd Nichemedia: centrale rol in creatie en evolutie van subculturen. Verspreiding van informatie over activiteiten micromedia: belangrijk onderdeel voor netwerking subculturele individuen verbonden tot groep Een samenwerking tussen mediaconsumenten en – producenten. Media beïnvloeden manier van identiteitsconstructie van jongeren indirect door symbolische betekenis die jongeren aan producten toeschrijven. 1. Sociaal-symbolisme: sociale wereld construeren 2. Zelf-symbolisme: eigen identiteit construeren Hoe symbolische betekenis wordt geïnterpreteerd hangt af van advertising literacy van consument Drie pijlers subculturele identiteit vaardigheden: tricks en stijl bepalen status skater. Skatestijl belangrijke rol in profilering skater. Eigen imago, dat via nichemedia verspreid wordt subcultureel kapitaal: hiërarchie binnen subcultuur verklaren. Economisch, cultureel en sociaal kapitaal. Geobjectiveerd (bezitten juiste kleding etc.) of belichaamd (beschikken juiste kennis etc. insiderkennis over skatemerken verkregen via nichemedia en sociale netwerken) authenticiteit: belangrijk voor interne statushiërarchieën in subcultuur. Participatie subcultuur is soort ontstaan en in stand houden van innerlijk ‘zelf’. Authenticiteit en status beïnvloed door o.a. gender, klasse, etc. interne criterium: hebben van skatementaliteit, externe criterium: skatemerken die men draagt Subcultuur skateboarden is levenswijze, manier van ‘zijn’. informele sfeer, veel vrijheid om zichzelf uit te drukken. Individualisme centraal: geen vaste regels, training, etc. individu wordt aangemoedigd eigen persoonlijke stijl van skaten te ontwikkelen Cohesie: binding met anderen door deel uitmaken subcultuur ritueel: expressie/representatie van gedeelde opvattingen gemeenschap subcultuur identiteit: door deelnemen wordt eigen identiteit gecreëerd socialisatie: binnen subcultuur bepaalde normen en waarden die afwijken van dominante cultuur participatie: aan subcultuur representatie: van de skateboardcultuur. Steeds vaker beroep op representatie in de media voor de constructie van hun eigen identiteit Priest en Dominick Pulp pulpits: Self-disclosure on Donahue Begrippen: cohesie en de moderne samenleving Waarom onthullen in talkshow? Over gevoelige onderwerpen en taboes Door deze talkshows vervagen grenzen tussen openbare- en privésfeer. Mensen die normaal niet op tv komen worden zichtbaarder. Afwijkenden worden geëtiketteerd en uitgesloten vanwege negatieve identiteit Sociaal activisme: strijden naar aanvaarding grote publiek, daardoor ontdoen van afwijkende status Symbolische vernietiging: afwijkende mensen komen nauwelijks in media, waardoor ze onzichtbaar worden Goal-based model of self disclosure: bevat de doelen, middelen, het gevoel en de strategieën van de zelfonthuller Niet zelfonthulling vanwege geld op tv komen wanhopige manier om zelfonthulling te kunnen doen Wel zelfonthulling vanwege inlevingsvermogen kweken gevoelige onderwerpen bespreekbaar maken aantonen normaal mens te zijn publiek informatie bijbrengen over hun ‘afwijking’ pijn van mensen met zelfde afwijking verlichten Roep om actie, solidariteit en toenemende acceptatie dus de belangrijkste redenen Rol van tv is minimaal voor zelfonthullers. Weinig programma’s voor afwijkenden. Talkshow niet ideale forum, maar toch erheen. Algemene houding: pragmatisch (nuttig/praktisch) keuze voor Donahue is strategisch: in normale leven niet goed uiten, maar in zijn show wel. Goed voorbereid naar de show (bestuderen van routines show) Talkshow verband met Spiral of Silence: minderheden durven zich niet te uiten, bang om verstoten te worden uit grote groep. Delabeling: het etiket ongedaan proberen te maken Afwijkende identiteit, de mensen worden binnen onze cultuur in out-group geplaatst. Passen niet binnen onze ideologie. Door gebeurtenis je anders voelen dan anderen. impression management-technieken van de talkshowgasten: gaat om de identiteit Byrne Public discourse, community concerns, civic engagement Begrippen: cohesie en de moderne samenleving Creëren public discourse: openbaar debat Belang zwarte sociale netwerken: beter ontwikkelde identiteit actiever en gezonder leven bevorderen verspreiding relevante informatie en ideeën Online netwerksites gebruikt voor versterken Afro-Amerikaanse identiteit, bieden van fora voor maatschappelijke betrokkenheid, faciliteren van acties? Populairste fora gaan over relaties Fora met rasgerelateerd onderwerp genereren meer respons en interesse Fora over belangrijke issues vormen prominent aandeel Drie patronen ontdekt voor bespreken maatschappelijke betrokkenheid: over ondernemen van actie wordt op ideologisch/theoretisch niveau gesproken, niet op concrete manier specifiek praten over ondernemen actie, sprekers als ‘irrationeel’ betiteld niemand brengt de grootte van de groep of de macht die zij zouden kunnen hebben in kaart Hoewel de Afro-Amerikaanse gemeenschap op BlackPlanet.com zeer geïnteresseerd is in belangrijke zwarte issues, bereidheid tot daadwerkelijke actie overgaan is laag. Lastig maatschappelijke betrokkenheid te organiseren op zulke sites. Waarschijnlijk te wijten aan afwezigheid ‘real-life’ leidersfiguren binnen deze online netwerken Ferris Transmitting ideals: Constructing self and moral discourse on Loveline Begrippen: cohesie en moraal Bellers en luisteraars Loveline willen hun zelfbeeld op symbolische wijze transformeren Individuelen zijn op zoek naar advies en troost, publiek op zoek naar amusement Door advies forums moreel vertoog tot stand die model weergeeft van ideaal zelfbeeld binnen samenleving Thema’s van belang voor construeren van individuele en collectieve zelfbeeld en moraal binnen interactie: wat goed/slecht is, identificeren met goede kwaliteiten en tekortkomingen van zelfbeeld. Moreel gesprek. Drie fasen zelfbeeld symbolisch transformeren 1. Humorous humaliation: op vernederde en humoristische wijze onderscheiding maken tussen gewenst en ongewenst gedrag m.b.t. de problemen van de bellers. Individuen zullen toestaan dat men zich met hun probleem gaat bemoeien en zullen vernedering doorstaan in ruil voor advies, om gezond/gered te worden 2. Verkrijgen therapeutisch advies: bellers en luisteraars horen hoe je persoonlijke problemen kunt oplossen, hoe men zich behoort te gedragen om gelukkig, gezond leven te leiden 3. Uiten van de symbolische transformatie: dank/opluchting aan eind van programma, maar luisteraars/omroepers weten niet of bellers zich daadwerkelijk zullen proberen zich te transformeren naar ideaal zelfbeeld. Het programma is een ritueel. Wat/waarom/hoe veranderen, laten inzien dat verandering beter is, bekende persoon als voorbeeld gebruiken. Publieke bekering na advies van zedenpreker (socialisatie) Oplossen van persoonlijke problemen niet langer privé, maar publiekelijk gemaakt d.m.v. media D.m.v. symbolische interactie via de media ontstaat een moreel vertoog beeld van identiteit (ideaal zelfbeeld) tot stand binnen gemeenschap. Media spiegel voor de gemeenschap. Moral discours: bespreken wat goed en slecht is Vaak jongvolwassen in dezelfde levensfase, krijgen dezelfde kennis verbinding van de luisteraars (cohesie) Bereik zonder grenzen: draagt bij aan reproductie en gedeeld idaalbeeld Pastiche persoonlijkheid: maakbare persoon Haalt stukjes identiteit uit bronnen, nieuwe technologie helpt daarbij Reijnders Rechercheur van het volk Begrippen: cohesie en moraal Relatie tussen televisiecultuur en volkscultuur. Hoe misdaad wordt gerepresenteerd Peter R. de Vries. Deze vorm van volksvermaak geen nieuw verschijnsel, sluit aan bij bestaande traditie en moraal binnen geschiedenis van volkscultuur (waargebeurde) misdaad: vroeger ook al vermaakthema. Ritueel bestraffen van afwijkend gedrag vroeger feest Rituele vormen: moordliederen, gruwelkamer, kijkkasten, misdaadverslaggeving er ontstonden gedeelde culturele codes, thema’s en stereotypen die samen een vermaakscultuur creëerden rondom waargebeurde verhalen Afschaffing dagbladzegel groeiende concurrentie dagbladen genoodzaakt meer prikkelend nieuws brengen stijl van verslaggeving sensationeler Vermaakscultuur 19e eeuw en Peter R. de Vries overeenkomsten - type misdaad: schokkerende geweldsdelicten morele verontwaardiging - vaste narratieve structuur: oproep, korte samenvatting, chronologische weergave - dezelfde basisstructuur: na samenvatting, schets van vredig leven van slachtoffer in ordelijke gemeenschap. Daarna gruwelijke details misdaad, als inbreuk op orde in gemeenschap. Rust pas terug als dader gepakt is - zo reëel mogelijk beeld/waargebeurd - dezelfde literaire stijlmiddelen: krachtige stereotypering, overdreven presentatie (beïnvloeding van identiteit) - drie stereotypen: het Goede, het Verdriet, het Kwade. Uitbeelding van morele conflict tussen slachtoffer, nabestaande en dader - onschuldig slachtoffer, vaak jong en vrouwelijk (het Goede) - aandacht besteden aan verdriet nabestaanden: verdriet van gemeenschap een gezicht geven (het Verdriet) - beestachtige moordenaar, vreemdeling die gemeenschap infiltreerde (het Kwade) Vermaakscultuur 19e eeuw en Peter R. de Vries verschillen - de Vries meerdere programma’s wijden aan één zaak - meerdere stereotypen uit verschillende nieuwe media gebruiken (symbolische interactie) - de Vries overkomen als rechercheur tijdens studio-opnames, netjes gekleed - hard boiled detective: confrontatie met dader en justitie. Op straat confrontatie met verdachten uitlokken - ‘Superheld’: held van het volk. Waar de politie niet kan optreden doet de Vries het. Falen van politie en justitie. Zelf in actie: sluit aan op moraal van de volkscultuur. Imago van redder, hersteld morele orde. In oude en nieuwe media moorden op dezelfde wijze vertellen. Vermaakrepertoire bestaat allang, maar wordt aangepast door de Vries. Met nieuwe media oude behoefte vervullen. Verband Peter R. de Vries en cohesie: Verstoring van samenleving door misdaad: de Vries zorgt voor ritueel herstel van de misdaad Publieke bestraffing is al eeuwen een vorm van volksvermaak. Reijnders ziet dit soort verschijnselen als purificatieritueel (reiniging/zuivering).