Alle-artikelen-1

advertisement
Hesmondhalgh Cultural industries: Introduction
Begrippen: cohesieve communicatie & creatieve industrie
Leidinggevenden geven symbol creators vrijheid, maar dit is tegenstrijdig want er moet ook winst gemaakt
worden, dus gelimiteerde vrijheid.
Tot de culturele industrieën behoren de instituties die het meest direct betrokken zijn in de productie van
sociale betekenis. Dus tv, radio, boek, etc. belangrijkste doel communiceren naar een publiek. Ingewikkeld,
tegenstrijdig en bestrijd.
texts: culturele creaties, open voor interpretatie. Doel is dus betekenisverlening. Balans functionaliteit en
communicatie, laatste belangrijkste.
Symbolic creativity: activiteiten waarin de productie van culturele creaties centraal staat.
Beste alternatief culturele industrie (cultuur en industrie op meerdere manieren definieren) daarom creatieve
industrie. Maar culturele: relaties tussen cultuur/economie, texts/industrie, betekenis/functie centraal.
Problemen culturele industrieën:
Risicovolle business: publiek wispelturig en onvoorspelbaar gebruik culturele producten. Winsten veranderlijk
en afhankelijk van mate van concurrentie
Creativiteit vs commercie: misleidend, ook creators moeten betaald worden, zal altijd spanning bestaan
hoge productiekosten lage reproductiekosten: hoge ‘start’-kosten, lage variabele kosten. Grote hits
winstgevend  publiek zo groot mogelijk maken
Semi-publieke goederen (de behoefte om schaarste te creëeren): culturele producten worden zelden vernietigd
door gebruik ervan (bijv. CD)  waarde geven aan product d.m.v. schaarste
Reacties/oplossingen:
gebrek aan hits wordt opgeheven dor een repertoire samen te stellen: hoe meer produceren, hoe meer hits er
tussen zitten  overproductie
concentratie, integratie en co-opting publiciteit: publiek zo groot mogelijk maken, d.m.v. horizontale integratie
(andere bedrijven, zelfde sector), verticale integratie (andere bedrijven, andere sector), internationalisatie
(samenwerking/bedrijven in buitenland opkopen), multisector en multimedia integratie (andere gerelateerde
bedrijven om cross-marketing te realiseren) en co-opt (vriendschap sluiten met mensen verantwoordelijk voor
publiceren texts).
kunstmatige schaarste: d.m.v. verticale integratie, adverteren, copyright, toegang reproductie stopzetten
vormen: sterren, genres, series: the star system = namen van sterren koppelen aan texts. Genres = label hangen
aan product, daardoor verwachtingen creëren. Creëren van een serie
controle verliezen over symbol creators, strakke controle van distributie en marketing: symbol creators veel
vrijheid, in de gaten gehouden door creatieve managers. Risico’s overzien: managers meer controle uitoefenen
over reproductie, distributie en marketing, want minder controle over productie.
Schudson How culture Works
Begrippen: cohesieve communicatie, creatieve industrie
Hoofdvraag artikel: Hoe werkt cultuur precies? Ofwel, wat voor invloed hebben culturele symbolen op hoe
mensen denken en hoe ze handelen?
De dimensies van Culturele kracht:
1. Retrievability: De herhaalbaarheid van cultuur. Cultuur moet te repliceren zijn, simpelweg bereikbaar
en herhaalbaar.
2. Rhetorical force: Als cultuur dan bereikbaar blijkt te zijn wat maakt het dan onvergetelijk. Wat doet
men cultuur onthouden. Wat maakt het onvergetelijk en krachtig? Die vraag is moeilijk te
beantwoorden.
3. Resonance: Als cultuur dan krachtig blijkt te zijn, wat zorgt er dan precies voor dat het resonant is?
Met andere woorden: wat maakt het dat het steeds terugkomt? Rhetorische kracht en resonantie zijn
beiden te bepalen met (persoonlijke) interesse.
4. Institutional retention: Culturele objecten die het bovenstaande hebben kunnen nog steeds niet
helemaal ingebed zijn in de gemeenschappelijke culturele kennis. Daarover gaat institutional
retention. Vrij vertaald wil dat zeggen dat een cultureel object behouden blijft binnen de
gemeenschappelijke culturele kennis en er deel van wordt.
5. Resolution: De laatste kracht van een cultureel object is de resolutie. Dit wil zeggen dat het culturele
object aanzet tot actie in concrete, zicht- en meetbare manieren. Niet perse lichamelijk natuurlijk 
Kan ook in het hoofd zijn, in het denken.
Over het algemeen: Cultuur fungeert als een herinnering, een teken om ons opmerkbaar te maken en na te
laten denken over bepaalde zaken.
Jankowski Creating community with media
Begrippen: Gemeenschap en ritueel
Aanwezigheid van nieuwe + oude media invloed gehad op vorming gemeenschappen binnen huidige cultuur
First Wave: printmedia
mediagebruik weerspiegeling van individuele trekken: mensen in stad geïnteresseerd in nieuwsthema’s buiten
regio/gebied, platteland juist geïnteresseerd binnen gemeenschap. Individuele trekken, lengte verblijf, lid
locale organisaties, oefenen invloed uit op leespubliek. Krant lezen duidelijke bijdrage aan creëren
gemeenschap!
Second Wave: radio en TV
geografische en ruimtelijke verspreiding van gemeenschapsinitiatieven/acties. Diversiteit media nam toe. Er
was motivatie/drang om zich te uiten  moeilijk om gewenst/noodzakelijk niveau te bereiken  formatie
professionele organisatorische belangrijker dan oorspronkelijke gemeenschapgeoriënteerde doelen
Third Wave: internet
ontwikkeld zich razend snel. Vanuit internet veel aandacht besteed aan gemeenschappen/nieuwe media.
Gemeinschaft: hechte relatie tussen leden binnen gemeenschap, homogeniteit, conservatieve.
Gesellschaft: individualisering, op basis van contract een gemeenschap, kwam door industrialisatie.
Gemeenschappen gebaseerd op werk.
Social ties: onderlinge bindingen tussen personen binnen gemeenschap en in hoeverre deze rolverdeling
invloed heeft op gemeenschap. Lot en strakheid van relaties, graad van heterogeniteit, impact van posities en
relaties op individu.
Virtual Community: mensen in deze virtuele gemeenschap d.m.v. woorden op scherm zichzelf uiten. Mensen
met dezelfde interesses dichterbij elkaar brengen, gebonden aan onderwerp, niet aan plaats/tijd. Virtuele
gemeenschappen aanvulling van organische gemeenschappen, maar niet/nooit vervangen.
Karakter virtual community: uiterlijke content, tijdelijke structuur, systeeminfrastructuur, groepsdoelen,
kenmerken van deelnemers
Drie onderzoeksgebieden
Small-scale Election Media: kracht van media moet niet onderschat worden, bereikbaarheid
Physically Based Virtual Communities: zowel online als offline een gemeenschap, door gebeurtenissen als
‘social action’ worden banden verstevigd binnen gemeenschap
Internet and Public Discusions: discussie forums leveren bijdrage bij vorming publieke sfeer. Eigenlijke graad
van betrokkenheid minuscuul + nauwelijks bijdrage aan onderwerp.
Komst internet veel invloed gehad op vorming gemeenschappen: bijna geen grenzen meer. Makkelijk binnen
dringen vanwege anonimiteit, makkelijker contact leggen en ook weer verdwijnen. Aanvulling maar geen
vervanging!
Becker Media ritual
Begrippen: Gemeenschap en ritueel
Ritueel: momenten van culturele gebeurtenissen, herkenbaar voor deelnemers en bezoekers doordat ze sociale
waarde uitdrukken in symbolische vorm. Bijdrage die media leveren aan binding mensen.
Twee gezichtspunten t.o.v. ritueel om verschil visies weer te geven:
antropologen: gaan in op verschuiving van macht en bedreiging sociale orde
mediaresearchers: centrale rol van cultuur; handhaving sociale orde en bevestiging bepaald wereldbeeld
Media gezien als integraal (volledig) en constitutief (vormend), doorgeefluik! Kern van zaak toegankelijk,
creëren mogelijkheid tot gemeenschappelijke beweging. Rollen die media spelen tijdens evenementen en na
afloop. Belang media bij publieke evenementen. Manier waarop participanten reageren als ze in documentatie
evenement komen: daardoor evenement een ritueel. Aspecten evenement: peakmoments (evenement als
geheel), general atmosphere (te laten zien dat ze erbij waren), liminal moments (binnenkomen en weer
weggaan, nuttig bij constructie narratief). Media geven uitdrukking van gemeenschap.
Media construeren gebeurtenis: verslag van gebeurtenis die symbolisch/niet-alledaags is. Cultural
performance
Media transformeert gebeurtenis naar ritueel: grote groep mensen erbij, zonder écht erbij zijn. Transformation
Transformatie: manier waarop documentatie door de media transformeert zodat ze publiek/collectief worden
reflectie: media spelen actieve rol in constructie van ritueel en daardoor externe observeerder bij evenement,
mogelijkheid reflecteren evenement voor mensen die er niet bij waren
sociale orde: uitingen voor camera symbolisch karakter, zetten publiek aan het denken
Ritueel als laten zien van eenheid/traditie
Ritueel als uitdaging gevestigde sociale/politieke orde
 conflicterende betekenissen
Ritueel:
Uitdrukken en bijeenkomen van gemeenschap (iedereen kijkt)
Gebruik symbolen/andere betekenissen, media als betekenisgever. Hebben herhalend karakter
Rainie en Wellman Networked relationships
Begrippen: social media en gemeenschap
Amerikanen weinig belangrijke zaken met anderen bediscussieerd, minder vrienden. Amerikanen meer
geïsoleerd. Komt door massamedia/internet? Gemeenschapsbanden worden steeds meer overbodig. Door
internet ‘echte’ contacten verloren?
Mensen worden afzonderlijke zelf door bijvoorbeeld cyberspace en vergeten hierdoor de echte wereld?
ICT: information and communication technologies
Mensen die dit gebruiken hebben groter en meer divers netwerk dan anderen
Internetgebruik zorgt er niet voor dat mensen uit publieke plaatsen wegblijven, maar dat ze juist vaak parken,
cafés en restaurants bezoeken.
Waarom ICT ellende?
- mensen zouden verschillende ‘virtuele’ levens leiden, onderscheidend van echte wereld
- in-persoon ontmoetingen enige waardevolle vorm van sociale contacten
- beperkte mogelijkheden internet om sociale signalen te verzenden
- medium met bericht verwarren
presentist: nauwelijks gekeken of mensen ooit zorgen hadden om relaties voordat het internet bestond
parochial: ervan uitgaan dat het internet relaties radicaal zou beïnvloeden
Internet en mobiele revoluties hebben invloed op aard van de gemeenschappen, hebben ze veranderd, maar
niet vernietigd!
Eerst Door-to-Door Networks, dit veranderde in Place-to-Place Networks. Uiteindelijk individualism dus Personto-Person Networks
Mensen zijn nu in gemeenschappen met ‘limited liability’ (beperkte aansprakelijkheid)
Person-to-Person Networks gevolgen voor individuen, sociale milieu en totale samenleving
Sherry Turkle: ‘second selves’ online verschillen van onszelf offline
Networked self: een zelf dat op een bepaalde manier wordt opgebouwd in verschillende situaties wanneer
mensen verbinden en verschillende aspecten van zichzelf benadrukken
De kloof tussen fysieke ruimte en cyberspace neemt af.
De meer persoonlijke vormen van ICT versterken vaak nauwe relaties.
Networked individuals: omgeving is niet waar hun gemeenschapsleven is gefocust
Sparsely knit: de meeste leden van een netwerk zijn niet direct met elkaar verbonden
Networked individuals hebben invloed op de inhoud en stroom van interpersoonlijke informatie op een manier
die voor de opkomst van social media nog ongezien was
Facebook is uitgegroeid tot een persoonlijke portal die de networked individual belichaamd
Critici bang dat internet een ongeschikte vervanging is voor menselijk contact. Het bewijs toont aan dat ICT
contact aanvult, in plaats van vervangt. Vervangen of transformeren? ICT heeft communicatie, relaties en
gemeenschap getransformeerd.
Gebruiksgemak internet en mobieltjes helpt mensen om netwerken te overbruggen, zoals ze van te voren nooit
hadden gekund. Het offline en online leven van mensen geïntegreerd. Niet nodig om onderscheid hiertussen te
maken.
Hoe meer gebruik internet  meer vrienden  vaker vrienden zien  meer sociaal divers netwerk. Internet
biedt mensen ondersteuning, geeft informatie, hulp, gidsen voor diensten, etc. Vooral goed voor verbinden van
mensen met zwakkere banden
Zúñiga, Jung en Valenzuela Social Media Use for News and Individuals’ Social Capital, Civic
Engagement and Political Participation
Begrippen: social media en gemeenschap
Er is al eerder bewezen dat gebruik van digitale media voor informatie bijdraagt aan het democratisch proces
van de persoon en het sociaal verworven kapitaal. Echter met de opkomst van sociale media en dergelijke
leven we nu in een socially-networked-society. Daarom is er opnieuw onderzoek gedaan, naar het gebruiken
van de sociale media om aan informatie te komen.
De uitkomst: Informatie zoeken via sociale netwerksites draagt bij aan het sociale kapitaal van mensen en de
politieke participatie, zowel online als offline.
De sociale media dragen dus inderdaad bij aan een meer politiek georiënteerde samenleving. Ze dragen bij aan
een gezondere democratie, of op zijn minst een meer participerende democratie.
Wang & Noe Knowledge sharing: a review
Begrippen: participatie en kennisdeling
Dit artikel is een review van meerdere kwalitatieve en kwantitatieve studies over kennisdeling (knowledge
sharing= het overbrengen van kennis) op individueel niveau. Het artikel geeft de vijf gebieden waarop de
meeste focus ligt in onderzoek over kennisdeling.
1. Organisatorische context
Organisatiestructuur & Organisatiecultuur. Management, beloningen
2. Interpersoonlijk- en teamkarakteristieken
Karakteristieken van individuen en teams. De diversiteit binnen teams binnen een organisatie. De sociale
banden en netwerken binnen een organisatie.
3. Culturele karakteristieken
4. Individuele karakteristieken
5. Motiverende factoren
Vertrouwen, rechtvaardigheid. De voordelen moeten opwegen tegen de nadelen. Het geloof in kennis en het
overdragen daarvan.
Het artikel heeft geen conclusie aangezien het een review is. De vijf bovenstaande onderzoeksgebieden binnen
knowledge sharing (het overbrengen van kennis) worden uitgebreid besproken. Het is zoals je kunt zien een
complex proces, dus er zal nog veel onderzoek naar gedaan moeten worden.
Van den Hoof en De Ridder Knowledge sharing in context
Begrippen: participatie en kennisdeling
Kennis is strategisch hulpmiddel. Delen van kennis.
Organizational commitment: affectieve verbintenis medewerkers met bedrijf, “zachte” kwestie
Organizational communication: communicatieklimaat bedrijf. Vooral focus op gebruik van computer-mediated
communication (CMC), “harde kwestie”; delen van kennis
Organizational commitment  delen van kennis
Kennisdelen 2 processen
knowledge donating: naar anderen communiceren
knowledge collecting: collega’s raadplegen
Organizational commitment 
affective commitment: emotionele gehechtheid naar die organisatie, willen blijven werken (bereid meer
moeite in werk steken, positief voor doneren/verzamelen van kennis)
Continuance commitment: kosten geassocieerd met verlaten bedrijf (loon), werken noodzakelijk
normative commitment: gevoel van verplichting naar organisatie, gevoel blijven werken
Organizational communication  delen van kennis
Belangrijke factoren communicatieklimaat: horizontale informatiestroom, verticale informatiestroom,
openheid, betrouwbaarheid van informatie.
Computer-mediated communication  delen van kennis
CMC kenmerken: anonimiteit, afwezigheid statusverschillen (statusverschillen vaak barrière kennisdeling).
Belemmeringen van tijd/ruimte overbruggen. CMC zorgt voor persoonlijkere communicatie, sterkere
identificatie met groep en meer collectief gedrag. Sociale identificatie binnen groep verbeteren.
Hoe behulpzamer een communicatieklimaat is, hoe meer verbintenis medewerker met organisatie.
CMC lagere barrières in communicatie  meer communicatie  hogere verbintenis met organisatie
CMC  verbeterde sociale identificatie en hangt nauw samen met affectieve verbintenis
Alles samen in model (theoretical model):
Tennekes De onbekende dimensie
Begrippen: cultuur
Cultuur is historisch: tegelijk realiteit in ons en buiten ons  dynamisch geheel
Cultuur is een verzameling mensen die met elkaar een samenleving (of groep binnen die samenleving) vormen
Cultuur is proces dat voortdurend veranderd
Cultuur is het geheel aan kennis dat een mens zich eigen moet maken wil hij zich adequaat kunnen gedragen.
Hoe en waarom van cultuur: vanzelfsprekend handelen (hoe) en verklaringen van gegevens uit alledaagse
werkelijkheid (waarom).
Cultuur samenhangend geheel van betekenissen of kennis, hangt samen in patronen
drie gezichtspunten cultuur
menselijk product (extern): handelingen van mensen, zelf leven inrichten, cultuur is resultaat van historische
processen waarin menselijke creativiteit centraal staat
objectieve werkelijkheid buiten ons (objectief): je kunt de wereld waarin je geboren wordt niet kiezen, feiten
en structuren
subjectieve werkelijkheid in ons (intern): cultuur waarin we geboren worden eigen maken, onze cultuur bepaalt
ons denken, ervaren en handelen, onze visie op werkelijkheid buiten ons en in ons. Waarden en attitudes
Paradoxaal karakter (dialectisch proces): verhouding mens en cultuur: de mens creëert in proces van
externalisering culturele feiten die een eigen bestaan gaan leiden (objectivering) en op hun beurt het
menselijk denken, spreken en handelen diepgaand beïnvloeden (internalisatie)
Bewustwordingsproces:
Externalisatie: de mens creëert maatschappelijke en culturele feiten
Objectivering: proces waarbij ideeën van individuen uitlopen op een trend met eigen dynamiek. Onze woorden
en daden gaan eigen leven leiden zodra ze zijn uitgesproken
Internalisatie: zich eigen maken van inzichten waarmee men in aanraking komt, identificeren met
veranderingen
Door verandering vinden we nieuwe sociale zelf. Zelfbegrip is weerspiegeling van ervaringen, resultaat van
sociaal handelen.
Intentional meanings: wat mensen bewust bedoelen
implicational meanings: bovenpersoonlijke context van het betreffende culturele systeem
Cultuur als levensontwerp: cultuur is een model VAN en VOOR de werkelijkheid, het is er
Intentioneel handelen: intentioneel menselijk handelen, HIERIN en HIERDOOR wordt cultuur voortgebracht
Interactie: onderhandelen over betekenissen, werkelijkheid wordt voortgebracht, bevestigd en ook veranderd
Onenigheid over werkelijkheid. Twee dingen kunnen gebeuren:
discussie over toepassing van interpretatiekaders
discussie over interpretatiekaders zelf
 laatste leidt tot culturele veranderingsprocessen
Spanningen tot verandering op drie manieren
culturele model vs werkelijkheid
binnen culturele modellen, tussen culturele betekenissen (bijv. tegenspreken)
tussen modellen, verschillende, concurrerende modellen (bijv. verschillende interpratiekaders)
Berger & Berger Hoe wordt men lid van de maatschappij, socialisatie
Begrippen: socialisatie en identiteit
Socialisatie = internalisering. Participeren aan wereld rondom én rijk, eigen innerlijk leven hebben. Socialisatie
is nooit afgelopen.
Zuigeling is eerste bestaanstoestand. Zuigeling zijn brengt bepaalde relatie tot eigen lichaam mee (honger,
genot), we worden door fysieke omgeving bestormd (licht, kou)  niet-sociale componenten
de anderen weven de patronen waarmee de wereld wordt ervaren, alleen hierdoor is organisme in staat
stabiele relatie op te bouwen met wereld rondom  sociale componenten
Microwereld wordt gevormd door grote “nog onzichtbare” macrowereld. Micro-werelden verschillen van
elkaar voor zover ingebed in verschillende macrowerelden. Bijv. voeden van baby/verschillen sociale klassen in
dezelfde maatschappij
Zindelijk worden: worden sociale patronen opgelegd
Socialisatie: het proces waardoor een individu lid van de maatschappij leert worden. Opleggen van sociale
patronen aan het gedrag. Patronen afhankelijk van individuele eigenaardigheden volwassen en de
verschillende sociale groeperingen waartoe zij behoren.
Socialisatie: inwijdingsproces, ontwikkelen en uitgroeien. Opleggen van beheersing van buitenaf,
geruggensteund door een stelsel van beloning en straf. Kind treedt binnen in sociale wereld, wordt zijn wereld
Taal geeft kind mogelijkheid tot denken en reflectie. Socialisatie geen proces in één richting: kind geen passief
slachtoffer van socialisatie: verzet zich ertegen, neemt eraan deel, werkt eraan mee. Wederkerig proces,
gesocialiseerde en socialiseerders worden beïnvloed.
Fundamentele mechanisme: proces van interacteren en identificeren met anderen. Bij imitatie gedrag ander
wordt betekenis van houding door kind eigen gemaakt. Algemene instructieve functie van ‘het spelen van’
rollen: kind leert de grote verscheidenheid aan rollen die er zijn.
Socialisatie verloopt in voortdurende interactie met anderen. Hoofdrolspelers van ‘socialisatie’ zijn significante
anderen. Maken in een heel reële betekenis de sociale wereld van het kind uit. Socialisatie vordert, kind
begrijpt dat deze houdingen/rollen verwijzen nar algemenere werkelijkheid. Dan: niet alleen relateren aan
significante anderen, maar aan gegeneraliseerde ander die maatschappij in algemeen voorstelt.
VB:
Mammie wil niet dat ik me vies maak
Men behoort zich niet vies te maken
Parallelliteit tussen biologische groeiprocessen en socialisatie. Groei organisme stelt grenzen aan socialisatie
Ontmoeting met onszelf: ik: voortdurende spontane zelfbesef. Mij: gesocialiseerde deel van het zelf. Heet ook
wel identiteit. Kan worden toegewezen of nagestreefd, maar wordt in ieder geval verworven via
interactieproces met anderen. Identiteit is product van op elkaar inspelende identificatie en zelfidentificatie.
Primaire socialisatie: oorspronkelijke proces waardoor kind werkend lid van maatschappij wordt
Secundaire socialisatie: alle latere processen waardoor individu ingevoerd raakt in specifieke sociale wereld
Socialisatie verbindt micro-wereld met macro-wereld. Eerst stelt socialisatie individu in staat relatie te leggen
met specifieke andere individuen, daarna gelegenheid relatie te leggen met geheel sociaal universum.
Milkie Mass media and gender in the adolescent peer group
Begrippen: socialisatie en identiteit
Media hebben sociale impact, ze zorgen voor gespreksstof: agendasetting. In groep wordt samengewerkt aan
collectieve ideologische identiteit aan hand van herhalingen en toevoegingen.
Genderideologie: hoe wordt gedacht over culturele invulling over hoe jij je als man/vrouw hoort te gedragen
play: via spel (overtreden van regels) leren over geaccepteerde rollen in maatschappij
Rol media: socialisator, om bepaalde groepsidentiteit aan te halen (man zijn)
Groepskennis delen via media, maar ook eigen maken door in de groep gegeven betekenissen te bespreken.
Actief eigen maken/actieve ontvanger.
Vier onderwerpen domineren: seksualiteit, lichamelijke functies, geweld, drugs- en alcoholgebruik. Door
gebruik deze thema’s communiceerden en versterkten ze de normen binnen de peergroep.
De jongens reproduceren hoge stereotypen en negatieve aspecten van de mannelijke rol. Reproduceren van
traditionele mannelijke rollen en ideologie van agressiviteit. Stereotype begrippen op vrouwen in media
toepassen en ook op vrouwen in hun sociale netwerken: collectieve productie en reproductie.
Op basis van de ideeën die heersen in de maatschappij, handelen mensen (de jongens).
Manier waarop media worden geïnterpreteerd en waarop betekenissen worden ge(re)produceerd in de sociale
netwerken in het alledaagse leven. Media belangrijk!
Thema’s, identificatie en toevoegen van genderstereotypen.
Media effecten zijn hier collectieve productie en reproductie van ideologie die in de mediasymbolen wordt
uitgedragen. Dit houdt ook het interpreteren in dat plaatsvindt buiten de individu-media interactie.
Shadid Moslims in de media
Begrippen: representatie en beeldvorming
Moslims zijn onderworpen aan stereotypering, stigmatisering en soms racistisch politiek taalgebruik,
vooringenomen mediaberichtgeving en buitenproportionele aandacht voor veiligheids- en ander beleid.
Modern racisme discours: groep niet op grond van ras, maar op grond van cultuur/religie als minderwaardig
wordt beschouwd. Alledaags racisme: allochtone journalisten ontbreken in mediabedrijf. Nieuw racisme:
allochtonen worden als “anders” beschouwd
Media reguleren in belangrijke mate het publieke debat. Maatschappelijke verantwoordelijkheidstheorie:
morele verplichting, zoeken naar waarheid, zelfregulering van media
Agendasetting: intensieve aandacht van pers dat tot gevolg heeft dat politici het thema een centrale plaats in
hun programma geven
Priming: terrorisme, criminaliteit etc. sneller koppelen aan moslims en allochtonen. Sneller herkennen als je het
eerder hebt gezien.
Framing: invloed op wijze waarop gebruikers nieuws interpreteren en waarde eraan toekennen
Framing devices: negatieve framing verstrkt door foto’s, metaforen en beschrijvingen. Verschil framing door
media (journalisten die framen) en framing via media (boodschap van anderen erin verwerkt, bijv. politici)
Vier mediaframes over islam
etnocentrismeframe: wij-zij tegenstelling, veroorzaakt door elite die toegang tot nieuws reguleert
stigmatiseringsframe: allochtonen en moslims worden gepresenteerd als probleemgroepen (terrorisme,
werkloosheid, drugs, islam gewelddadige godsdienst, etc.)
lekenframe: allochtonen en moslims relatief weinig kans om mening te ventileren en ze worden vooral
neergezet als leken i.p.v. deskundigen. Nauwelijks gezaghebbende posities in media. Niet onderkennen van de
allochtone identiteit bij specifieke optredens.
culturele generaliseringsframe: Marokkaanse en Turkse Nederlanders worden gepresenteerd als één
homogene groep en als moslims bij wie de religieuze identiteit alle andere sociale identiteiten overwoekert. Als
groep gepresenteerd worden. Cultuurfixatie: religie wordt overmatig benadrukt + negatieve gedrag wordt
primair met dit kenmerk verklaard. Oversimplificatie van islamitische geloof: óf gewone moslims, óf
fundamentalisten
Oorzaken/motieven priming en framing
opiniemakers: vooroordelen en professionele en sociale achtergrond van journalisten. Noodzaak hoor- en
wederhoor onderdrukt, doordat negatieve uitlatingen overeenkomen met eigen vooroordelen
mediaorganisatie als bedrijf: bericht hoge nieuwswaarde en sociaal gewicht geven door accentueren
afwijkende gedrag van allochtonen. Ten tweede, allochtone journalisten sterk ondervertegenwoordigd
dominante nieuwsbronnen: gerichtheid van de media op invloedrijke en spraakmakende politieke of
economische belangengroepen
Mediadiversiteit: structurele aanpak waarbij mediaorganisaties bij tot stand brengen mediaproducten en bij
samenstellen personeelsbestanden rekening houden met etnische en culturele verscheidenheid in samenleving
 rekening houden verscheidenheid, gelijke kansen bieden, forum, spectrum aan programma-inhouden
Aandacht allochtonen op basis van inclusiviteit: in bestaande en niet in aparte programma’s
Diversiteitbeleid: 1. Programma-inhoud (pluriformiteit) 2. Verslaglegging en presentatie (naleving journalistieke
codes als ‘second opinion’ en hoor en wederhoor) 3. Bedrijfsstructuur (etnische samenstelling van mediastaf.
Allochtone journalisten burdon of representation: beter in beeld brengen of sensationeel? Vaak laatste) 4.
Professionele bagage (aanpassen van opleiding journalistiek, daardoor adequaat opereren. Perspectief en
inzicht van journalisten verbeteren)
De Swert Extreem rechts in drie Vlaamse kranten
Begrippen: representatie en beeldvorming
Vlaams Blok = extreem rechtse partij in België. Succes deels door agendasetting invalshoek.
Media kunnen belangrijke en soms zelfs determinerende invloed uitoefenen op electorale score van politieke
partijen. Impact van media kan doorslaggevend zijn.
Berichtgeving dient afspiegeling van maatschappij te zijn
Voorstanders bestrijden extreem rechts baseren zich op verantwoordelijkheid pers inzake bescherming
democratie
Twee manieren van bestrijding van extreem rechts: 1. Negatie 2. Confrontatie (onderverdelen in isolatie,
discussie, actie en ontmaskeringstrategieën)
Vlaams Blok doordeweeks: stuk minder vermeld dan andere partijen, gediscrimineerd
Vlaams Blok verkiezingen: driedubbel toegenomen, ook negatieve aandacht, maar dit is ook aandacht
Krantenkop vaak enige wat lezer effectief opneemt: daarom kan dit gevaar zijn, geen plaats van nuancering
Geschreven media proberen Vlaams Blok zoveel mogelijk uit het nieuws te houden. Politieke actoren spreken
erover dus moet in krant en het hoort volgens de krant bij de geijkte journalistieke criteria. Gaat om
sensationeel nieuws, wat per definitie goed verkoopt. Vanuit eigen verantwoordelijkheid berichten de kranten
doorgaans kritisch/negatief over Vlaams Blok. Kwaliteitskranten: berichten neutraal over partij, alleen Het
Laatste Nieuws doordeweeks negatief. Deze is na verkiezingen juist neutraal/positief.
Politici krijgen veel minder aandacht dan de partij.
Nog onduidelijk of het tijdelijk of structureel verschil is tussen kwaliteits- en populaire kranten inzake aanpak
van extreem rechts in electorale periodes.
Niet alle journalisten tegen extreem rechts door:
journalisten andere opvattingen, niet iedereen over strategieën eens
kranten ideologische wortels, andere prioriteiten dan bestrijding extreem rechts
Boonstra Perspectieven op organisatie
Begrippen: participatie en identiteit
Ons leven wordt veel bepaald door organisaties. Brengt ook problemen met zich mee.
Controleerbaarheidsprobleem: tekort aan informatie over hoe/waarom van gemaakte beslissingen.
Leefbaarheidsprobleem: slechte onderlinge verstandhouding tussen organisatieleden en medespelers.
Bestuurbaarheidsprobleem: besturing en ontwikkeling organisatie uit de hand lopen.
Beheersbaarheidsprobleem: betreffen functioneren organisatie, kan zowel intern als extern.
Er is altijd sprake van communicatie als mensen samenwerken. Vijf perspectieven betrekking op organisaties:
1. Organiseren en communiceren als rationeel proces: rationeel-legale model voor organiseren door Weber:
bevoegdheden aan regels gebonden, ambtelijke hiërarchie, ambtsuitoefening navolgbaar door schriftelijke
stukken in kantoor, uniforme taakuitoefening door regels, opleiding draagt bij aan kennisoverdracht en
taakuitvoering. Dragen allen bij aan helderheid, doelmatigheid en rechtvaardigheid.
Arbeidskracht moet maximaal benut worden. Uitvoerende taken worden in deeltaken gesplitst. Hiërarchisch
systeem opzetten en controleren. Principes machinebureaucratie: scheiding uitvoerende taken in simpele
handelingen, scheiding denken/doen, standaardisatie, formalisering en regulatie werkzaamheden, selectie en
training van personeel, toezichthouders en bazen op werkuitvoering. Bevelstructuur, formeel, gebaseerd op
regels en procedures. Communicatie verticaal. Rationeel van aard, met wat persuasieve kanten.
2. Organiseren en communiceren als samenwerkingsproces
menselijke relaties en interacties relevant in organisaties. Persoonlijke aandacht en overleg, samenwerking.
Geen bevelsstructuur, maar (wederzijds) beïnvloedingsproces. Doel: meningsvorming en samenwerking
beïnvloeden. Communicatie formeel (doel organisatie + werkwijze) en informeel (versterken onderlinge
verhoudingen)
3. Organiseren en communiceren als afstemmingsproces
kernpunten: 1. organisatie is in wisselwerking met haar omgeving. Transactionele omgeving: directe
communicatie en interactie (klanten, concurrenten). Relationeel en persuasief. Contextuele omgeving:
ontwikkelingen die organisatie kunnen beïnvloeden. 2. Verschillende aspecten van communiceren beïnvloeden
elkaar en kunnen dus niet los van elkaar worden gezien, dynamisch evenwicht. Bijv. organisatiedoelen,
strategie en organisatiestructuur. 3. Organisatie bezien als aantal onderling verbonden subsystemen. Relaties:
instrumenteel (werkverdeling en wederzijdse afstemming op elkaar via communicatie etc. spanning door
voorkeur eigen werkwijze vs noodzaak tot samenwerking) sociaal-emotioneel (spanning afdelingsidentiteit vs
wij-gevoel) onderhandelingsrelaties (spanning eigen aandeel maximaliseren vs totale baten zo hoog mogelijk)
machtsrelaties (spanning autonomie vs feit afhankelijk van elkaar)
4. Organiseren en communiceren als machtsproces
organisatie: conglomeraat van partijen die hun eigen doeleinden en belangen najagen. Macht op basis van
autoriteit (bevelsstructuur met directe gedragsbeïnvloeding) Machtuitoefening door ideologie (leden op
positieve wijze identificeren met waarden etc. van organisatie) Machtsuitoefening op basis van deskundigheid
(kunnen beschikken over deskundigheid en informatiebronnen, expertmacht) Politieke machtsuitoefening (in
onderlinge concurrentie posities/belangen versterken of veilig stellen) Vorm is manipulatie: bijv. kennis
achterhouden. Hegemoniale macht (vanzelfsprekende acceptatie van machtssituatie, alle betrokkenen
accepteren de regels. Interactie en onderhandeling van verschillende partijen in/om organisatie)
5. Organiseren en communiceren als proces van betekenisgeving
Op basis van geselecteerde situaties en interpretaties wordt een werkelijkheidsbeeld gevormd dat richting
geeft aan het handelen. Organiseren ontstaat vanuit handelen, selecteren, interpreteren en communiceren.
Kenmerkend zijn interacties en interpretaties van mensen die samenwerken in netwerk. Taal belangrijke rol.
Balmer Identitybased views of the corporation
Begrippen: participatie en identiteit
De introductie van begrippen met betrekking op de identiteit, de basiswaarden, de standpunten van een
onderneming of bedrijf. Een erg complex begrip.
In dit paper worden de 5 belangrijkste manieren van denken over identiteit en identificatie van en met een
onderneming bedrijf of organisatie
1.
2.
3.
4.
5.
Corporate Identity = de identiteit van een organisatie
Communicated Corporate Identification = identificatie VAN de organisatie met..
Stakeholder Corporate Identification = Identificatie MET de organisatie door individuen of een groep
aandeelhouders
Stakeholder Cultural Identification = Identificatie met een gemeenschappelijke cultuur door individuen
of een groep aandeelhouders
Envisioned Identities and Identifications = Hoe een organisatie of groep (A) ziet hoe een andere
organisatie of groep (B) tegen hun identiteit en identificatie aankijkt (A)
De conclusie van het artikel is dat de identiteit van een organisatie en identificatie met een organisatie
samen een erg complex begrip zijn. Veel complexer dan erover gedacht wordt.
Correll The electronic bar: Lesbian café
Begrippen: media als subculturele hulpbron
Bulletin Board Systems: online communities. Verschillende functies
Community/gemeenschap: plaatsgebonden (locale), gemeenschappelijke verbindingen en sociale interacties.
Persoonlijke intimiteit, morele verbintenissen en sociale cohesie (binding met anderen)
Hoe community wordt gecreëerd en behouden door interacties gelimiteerd tot beeldscherm?
beperkingen individualisme van leden  hoge mate solidariteit binnen community
Consensus bereiken d.m.v. mondelinge (tekstuele) beschrijvingen
hierdoor gedeelde opvatting van werkelijkheid waarop toekomstige interacties tussen actoren kunnen
voortborduren
Verplichting is dat ze moeten laten weten waar ze zijn in de bar, om gecreëerde werkelijkheid in stand te
houden
onderscheid “echt” en “nep” duidelijk (echt privé sfeer via mail)
grens realiteit (frame) en fantasie (key) vanwege geen fysiek contact mogelijk
Samenwerking (team): individuen die samenwerken om definitie van situatie te ontwerpen
front region: definitie v.d. situatie, presentatie tegenover publiek
back region: teamleden relaxen, informeel gedrag, solidariteit
Taal en interactie (symbolisch interactionisme) belangrijk!
Symbolisch interactionisme: wederzijdse aanpassen en afstemmen van gedrag. Maatschappij geen apart,
zelfstandig systeem dat bepaalde eisen stelt aan mensen. Maatschappij bestaat uit mensen, die wederzijds
handelen en proberen hun dagelijkse problemen op te lossen. Waarden/normen dus geen grootheden die
gedrag van mensen verklaren, maar deze ontstaan in interacties tussen mensen. Tijdens interacties kunnen
conflicten ontstaan die leiden tot het verbreken van interacties. Ook kunnen mensen via onderhandelen tot
oplossingen komen.
Regulars (makkelijke conversatiestijl, kennen normen), Newbies (onhandige conversatiestijl, per ongeluk daar,
onzeker), Lurkers (praten weinig, eerst observeren), Bashers (vijandige stijl van communicatie, vallen lesbische
klanten lastig)
Communities hebben positief effect op zelfbeeld van iemand
Leden doen in virtuele gemeenschap wat zij in dagelijks leven doen
Functie Lesbian Café: dienen als lesbische gemeenschap voor mensen die behoefte hebben aan gemeenschap
in hun omgeving of mensen die om bepaalde redenen niet kunnen deelnemen aan geografische
gemeenschappen. Veilige wijkplaats (surrogaat familie)
Drie manieren van identiteit: deelnemer Lesbian Café, lesbische vrouw, individu
Door het café wordt een individuele identiteit gecreëerd en komt persoon achter haar identiteit
Socialisatie: er wordt bepaald gedrag opgelegd
Representatie: virtuele realiteit en presentatie van het zelf/groep
Participatie: deelnemen aan Lesbian Café
Ritueel: iedere keer gaat men kijken, zelfs bezoekers die hun dag er beginnen
Simons Skater of faker?
Begrippen: media als subculturele hulpbron
Subcultuur: groep mensen die iets gemeen met elkaar hebben, daardoor onderscheiden van andere sociale
groepen. Afwijkend. Laag op sociale ladder
geen familiale verwantschap (zoals bij gemeenschap)
bewust waar ze deel van uitmaken: onderscheid insiders en outsiders. Respect verdienen en bepaalde
statussen (interne hiërarchie van vernieuwers en meelopers)
bewust ‘anders zijn’  van invloed op identiteit
Context van verzet tegen onderdrukking en tegenstrijdigheden. Nieuwe betekenissen aan dingen toeschrijven
Subculturen afhankelijk van oudercultuur en commerciële massacultuur. Wel diversiteit, variëteit en
heterogeniteit
Media vormen bron voor inspiratie. Preferred reading (voorkeursinterpretatie)  betekenissen van
boodschappen worden geherinterpreteerd/getransformeerd
Nichemedia: centrale rol in creatie en evolutie van subculturen. Verspreiding van informatie over activiteiten
micromedia: belangrijk onderdeel voor netwerking  subculturele individuen verbonden tot groep
Een samenwerking tussen mediaconsumenten en – producenten.
Media beïnvloeden manier van identiteitsconstructie van jongeren indirect door symbolische betekenis die
jongeren aan producten toeschrijven. 1. Sociaal-symbolisme: sociale wereld construeren 2. Zelf-symbolisme:
eigen identiteit construeren
Hoe symbolische betekenis wordt geïnterpreteerd hangt af van advertising literacy van consument
Drie pijlers subculturele identiteit
vaardigheden: tricks en stijl bepalen status skater. Skatestijl belangrijke rol in profilering skater. Eigen imago,
dat via nichemedia verspreid wordt
subcultureel kapitaal: hiërarchie binnen subcultuur verklaren. Economisch, cultureel en sociaal kapitaal.
Geobjectiveerd (bezitten juiste kleding etc.) of belichaamd (beschikken juiste kennis etc. insiderkennis over
skatemerken verkregen via nichemedia en sociale netwerken)
authenticiteit: belangrijk voor interne statushiërarchieën in subcultuur. Participatie subcultuur is soort
ontstaan en in stand houden van innerlijk ‘zelf’. Authenticiteit en status beïnvloed door o.a. gender, klasse, etc.
interne criterium: hebben van skatementaliteit, externe criterium: skatemerken die men draagt
Subcultuur skateboarden is levenswijze, manier van ‘zijn’. informele sfeer, veel vrijheid om zichzelf uit te
drukken. Individualisme centraal: geen vaste regels, training, etc. individu wordt aangemoedigd eigen
persoonlijke stijl van skaten te ontwikkelen
Cohesie: binding met anderen door deel uitmaken subcultuur
ritueel: expressie/representatie van gedeelde opvattingen
gemeenschap
subcultuur
identiteit: door deelnemen wordt eigen identiteit gecreëerd
socialisatie: binnen subcultuur bepaalde normen en waarden die afwijken van dominante cultuur
participatie: aan subcultuur
representatie: van de skateboardcultuur. Steeds vaker beroep op representatie in de media voor de
constructie van hun eigen identiteit
Priest en Dominick Pulp pulpits: Self-disclosure on Donahue
Begrippen: cohesie en de moderne samenleving
Waarom onthullen in talkshow? Over gevoelige onderwerpen en taboes
Door deze talkshows vervagen grenzen tussen openbare- en privésfeer. Mensen die normaal niet op tv komen
worden zichtbaarder.
Afwijkenden worden geëtiketteerd en uitgesloten vanwege negatieve identiteit
Sociaal activisme: strijden naar aanvaarding grote publiek, daardoor ontdoen van afwijkende status
Symbolische vernietiging: afwijkende mensen komen nauwelijks in media, waardoor ze onzichtbaar worden
Goal-based model of self disclosure: bevat de doelen, middelen, het gevoel en de strategieën van de
zelfonthuller
Niet zelfonthulling vanwege
geld
op tv komen
wanhopige manier om zelfonthulling te kunnen doen
Wel zelfonthulling vanwege
inlevingsvermogen kweken
gevoelige onderwerpen bespreekbaar maken
aantonen normaal mens te zijn
publiek informatie bijbrengen over hun ‘afwijking’
pijn van mensen met zelfde afwijking verlichten
 Roep om actie, solidariteit en toenemende acceptatie dus de belangrijkste redenen
Rol van tv is minimaal voor zelfonthullers. Weinig programma’s voor afwijkenden. Talkshow niet ideale forum,
maar toch erheen. Algemene houding: pragmatisch (nuttig/praktisch) keuze voor Donahue is strategisch: in
normale leven niet goed uiten, maar in zijn show wel. Goed voorbereid naar de show (bestuderen van routines
show)
Talkshow verband met Spiral of Silence: minderheden durven zich niet te uiten, bang om verstoten te worden
uit grote groep.
Delabeling: het etiket ongedaan proberen te maken
Afwijkende identiteit, de mensen worden binnen onze cultuur in out-group geplaatst. Passen niet binnen onze
ideologie. Door gebeurtenis je anders voelen dan anderen.
impression management-technieken van de talkshowgasten: gaat om de identiteit
Byrne Public discourse, community concerns, civic engagement
Begrippen: cohesie en de moderne samenleving
Creëren public discourse: openbaar debat
Belang zwarte sociale netwerken:
beter ontwikkelde identiteit
actiever en gezonder leven
bevorderen verspreiding relevante informatie en ideeën
Online netwerksites gebruikt voor versterken Afro-Amerikaanse identiteit, bieden van fora voor
maatschappelijke betrokkenheid, faciliteren van acties?
Populairste fora gaan over relaties
Fora met rasgerelateerd onderwerp genereren meer respons en interesse
Fora over belangrijke issues vormen prominent aandeel
Drie patronen ontdekt voor bespreken maatschappelijke betrokkenheid:
over ondernemen van actie wordt op ideologisch/theoretisch niveau gesproken, niet op concrete manier
specifiek praten over ondernemen actie, sprekers als ‘irrationeel’ betiteld
niemand brengt de grootte van de groep of de macht die zij zouden kunnen hebben in kaart
Hoewel de Afro-Amerikaanse gemeenschap op BlackPlanet.com zeer geïnteresseerd is in belangrijke zwarte
issues, bereidheid tot daadwerkelijke actie overgaan is laag. Lastig maatschappelijke betrokkenheid te
organiseren op zulke sites. Waarschijnlijk te wijten aan afwezigheid ‘real-life’ leidersfiguren binnen deze online
netwerken
Ferris Transmitting ideals: Constructing self and moral discourse on Loveline
Begrippen: cohesie en moraal
Bellers en luisteraars Loveline willen hun zelfbeeld op symbolische wijze transformeren
Individuelen zijn op zoek naar advies en troost, publiek op zoek naar amusement
Door advies forums moreel vertoog tot stand die model weergeeft van ideaal zelfbeeld binnen samenleving
Thema’s van belang voor construeren van individuele en collectieve zelfbeeld en moraal binnen interactie: wat
goed/slecht is, identificeren met goede kwaliteiten en tekortkomingen van zelfbeeld. Moreel gesprek.
Drie fasen zelfbeeld symbolisch transformeren
1. Humorous humaliation: op vernederde en humoristische wijze onderscheiding maken tussen gewenst en
ongewenst gedrag m.b.t. de problemen van de bellers. Individuen zullen toestaan dat men zich met hun
probleem gaat bemoeien en zullen vernedering doorstaan in ruil voor advies, om gezond/gered te worden
2. Verkrijgen therapeutisch advies: bellers en luisteraars horen hoe je persoonlijke problemen kunt oplossen,
hoe men zich behoort te gedragen om gelukkig, gezond leven te leiden
3. Uiten van de symbolische transformatie: dank/opluchting aan eind van programma, maar
luisteraars/omroepers weten niet of bellers zich daadwerkelijk zullen proberen zich te transformeren naar
ideaal zelfbeeld. Het programma is een ritueel. Wat/waarom/hoe veranderen, laten inzien dat verandering
beter is, bekende persoon als voorbeeld gebruiken. Publieke bekering na advies van zedenpreker (socialisatie)
Oplossen van persoonlijke problemen niet langer privé, maar publiekelijk gemaakt d.m.v. media
D.m.v. symbolische interactie via de media ontstaat een moreel vertoog  beeld van identiteit (ideaal
zelfbeeld) tot stand binnen gemeenschap. Media spiegel voor de gemeenschap.
Moral discours: bespreken wat goed en slecht is
Vaak jongvolwassen in dezelfde levensfase, krijgen dezelfde kennis  verbinding van de luisteraars (cohesie)
Bereik zonder grenzen: draagt bij aan reproductie en gedeeld idaalbeeld
Pastiche persoonlijkheid: maakbare persoon
Haalt stukjes identiteit uit bronnen, nieuwe technologie helpt daarbij
Reijnders Rechercheur van het volk
Begrippen: cohesie en moraal
Relatie tussen televisiecultuur en volkscultuur. Hoe misdaad wordt gerepresenteerd
Peter R. de Vries. Deze vorm van volksvermaak geen nieuw verschijnsel, sluit aan bij bestaande traditie en
moraal binnen geschiedenis van volkscultuur
(waargebeurde) misdaad: vroeger ook al vermaakthema. Ritueel bestraffen van afwijkend gedrag vroeger feest
Rituele vormen:
moordliederen, gruwelkamer, kijkkasten, misdaadverslaggeving
 er ontstonden gedeelde culturele codes, thema’s en stereotypen die samen een vermaakscultuur creëerden
rondom waargebeurde verhalen
Afschaffing dagbladzegel  groeiende concurrentie  dagbladen genoodzaakt meer prikkelend nieuws
brengen  stijl van verslaggeving sensationeler
Vermaakscultuur 19e eeuw en Peter R. de Vries overeenkomsten
- type misdaad: schokkerende geweldsdelicten  morele verontwaardiging
- vaste narratieve structuur: oproep, korte samenvatting, chronologische weergave
- dezelfde basisstructuur: na samenvatting, schets van vredig leven van slachtoffer in ordelijke gemeenschap.
Daarna gruwelijke details misdaad, als inbreuk op orde in gemeenschap. Rust pas terug als dader gepakt is
- zo reëel mogelijk beeld/waargebeurd
- dezelfde literaire stijlmiddelen: krachtige stereotypering, overdreven presentatie (beïnvloeding van identiteit)
- drie stereotypen: het Goede, het Verdriet, het Kwade. Uitbeelding van morele conflict tussen slachtoffer,
nabestaande en dader
- onschuldig slachtoffer, vaak jong en vrouwelijk (het Goede)
- aandacht besteden aan verdriet nabestaanden: verdriet van gemeenschap een gezicht geven (het Verdriet)
- beestachtige moordenaar, vreemdeling die gemeenschap infiltreerde (het Kwade)
Vermaakscultuur 19e eeuw en Peter R. de Vries verschillen
- de Vries meerdere programma’s wijden aan één zaak
- meerdere stereotypen uit verschillende nieuwe media gebruiken (symbolische interactie)
- de Vries overkomen als rechercheur tijdens studio-opnames, netjes gekleed
- hard boiled detective: confrontatie met dader en justitie. Op straat confrontatie met verdachten uitlokken
- ‘Superheld’: held van het volk. Waar de politie niet kan optreden doet de Vries het. Falen van politie en
justitie. Zelf in actie: sluit aan op moraal van de volkscultuur. Imago van redder, hersteld morele orde.
In oude en nieuwe media moorden op dezelfde wijze vertellen. Vermaakrepertoire bestaat allang, maar wordt
aangepast door de Vries. Met nieuwe media oude behoefte vervullen.
Verband Peter R. de Vries en cohesie:
Verstoring van samenleving door misdaad: de Vries zorgt voor ritueel herstel van de misdaad
Publieke bestraffing is al eeuwen een vorm van volksvermaak. Reijnders ziet dit soort verschijnselen als
purificatieritueel (reiniging/zuivering).
Download