Arbeidstherapie

advertisement
PAAZ
Naam:
Locatie:
Postadres:
Plaats:
Contactpersoon:
Telelefoonnr:
Emailadres:
www adres:
Sint Elisabeth Ziekenhuis Tilburg
Postbus 90151
Tilburg
Rien de Vaan
013 5392915
[email protected]
www.elisabeth.nl
Zorgeenheid psychiatrie
Sint Elisabeth Ziekenhuis Tilburg
2
Druk
1e druk augustus 2001
2e druk november 2002
Uitgever
Zorgeenheid psychiatrie
Auteurs
Medewerkers zorgeenheid psychiatrie
Vormgeving Marianne v/d Meijdenberg
Rien de Vaan
Oplage
1e druk 125
2e druk 100
3
Inhoudsopgave
1. Voorwoord
blz. 6
2. Adres Sint Elisabeth Ziekenhuis
blz. 7
3. Profiel Sint Elisabeth Ziekenhuis
blz. 8
4. Profiel zorgeenheid psychiatrie
blz. 9
5. Organisatiestructuur Sint Elisabeth Ziekenhuis
blz. 10
6. Organisatiestructuur zorgeenheid psychiatrie
6.1. Formatie
6.2. Behandelvisie zorgeenheid psychiatrie
6.3. Behandelstructuur zorgeenheid psychiatrie
6.3.1
Poliklinische groepsbehandeling
6.4. Overlegstructuur behandeling
6.5. Overzicht afdelingsondersteunende werkzaamheden
blz. 11
7. Functiebeschrijvingen
7.1. Psychiaters
7.2. Hoofd zorgeenheid
7.3. Klinisch psycholoog
7.4. Sociaal psychiatrisch verpleegkundige
7.5. Arbeidstherapeut
7.6. Bewegingstherapeut
7.7. Creatief therapeut
7.8. Verpleegkundigen
7.9. Secretaresse
7.10. Psychologisch assistent
blz. 19
8. Communicatiestructuur
8.1. Procescoördinatie
8.2. Verpleegkundige organisatie patiëntenzorg
8.2.1
Dagorganisatie
8.2.2
Mentorschap
8.2.3
Gordon
blz. 33
8.3.
Patiëntenzorg gerelateerde overlegvormen
4
8.4.
8.5.
Afdelingsoverstijgende overlegvormen
8.4.1
Psychiaters
8.4.2
Hoofd zorgeenheid
8.4.3
Psychologen
8.4.4
Sociaal psychiatrisch verpleegkundige
8.4.5
Creatief therapeut
8.4.6
Bewegingstherapeut
8.4.7
Arbeidstherapeut
8.4.8
Verpleegkundigen
8.4.9
Psychologisch assistent
Voorwaardenscheppende overlegvormen
9. Organisatie klinisch behandelaanbod
9.1. Het weekprogramma
9.2. Weekprogramma beschrijving
blz. 42
10. Het verpleegkundig proces
10.1
Verpleegkundige bezetting
10.2
Mentorschap
10.3
CPV
blz. 46
11. Nawoord
blz. 55
5
1. Voorwoord
Voor u ligt de eerste versie van het afdelingsboek psychiatrie. Het boek is tot stand gekomen
dankzij bijdragen van de verschillende disciplines welke anno juni 2001 werkzaam zijn
binnen de zorgeenheid psychiatrie.
In 1996 is de PAAZ (psychiatrische afdeling algemeen ziekenhuis) opgericht en
complementeerde daarmee de bestaande polikliniek, consultatieve dienst en de liaison functie
tot een volledige zorgeenheid psychiatrie.
Nadat er vele, met name behandelinhoudelijke, zaken schriftelijk waren vastgelegd was het de
tijd om de organisatie van de zorgeenheid toe te vertrouwen aan het papier. Het boek heeft
vooral als doel nieuwe medewerkers te informeren en kan dienen als public relation materiaal.
Hoofdstuk 1 t/m 5 geven u middels een korte omschrijving een algemeen beeld van het Sint
Elisabeth Ziekenhuis. De daaropvolgende hoofdstukken hebben betrekking op de zorgeenheid
psychiatrie. Beschreven staan achtereenvolgens organisatiestructuur, functiebeschrijvingen,
communicatiestructuur, organisatie klinische behandelaanbod en het verpleegkundig proces.
Tweede druk
Niet geheel onverwacht presenteren wij u de 2e druk van het afdelingsboek psychiatrie. Het
boek heeft ons de dienst bewezen om in een compacte vorm de zorgeenheid Psychiatrie te
kunnen presenteren. Deze 2e druk geeft ons de gelegenheid om de functiebeschrijvingen te
actualiseren en de laatste nieuwe ontwikkelingen te verwerken. Zo is bij de
informatievoorziening de eigen bijdrage van de familie toegevoegd. Aan het verpleegkundig
proces is de functie CPV (consultatief psychiatrisch verpleegkundige) en het mentorschap
toegevoegd. Bij de organisatie van de zorgeenheid zijn de afdelingsondersteunende
werkzaamheden toegevoegd.
De laatste nieuwste ontwikkeling is de poliklinische groepsbehandeling.
6
2. Adres Sint Elisabeth Ziekenhuis

Sint Elisabeth Ziekenhuis
Hilvarenbeekseweg 60
5022 GC Tilburg
Postbus 90151
5000 LC Tilburg
Telefoon
Fax

013-5391313
013-5350355
Zorgeenheid psychiatrie
PAAZ
Telefoon
013-5393360
013-5393359
Fax
013-5393919
Polikliniek
Telefoon
Fax
Emailadres
013-5392915
013-5427304
[email protected]
7
3. Profiel Sint Elisabeth Ziekenhuis
Het St. Elisabeth Ziekenhuis (EZ) is een algemeen topklinisch opleidingsziekenhuis en
verzorgt een gebied van circa 200.000 inwoners. Patiënten uit de regio Midden-Brabant
kunnen er voor vrijwel alle specialismen terecht. Het ziekenhuis heeft tevens een aantal
bovenregionale functies voor neurochirurgie, traumatologie, aids, in-vitrofertilisatie (IVF),
dialyse en kaakchirurgie. De revalidatiezorg is ondergebracht bij Revalidatiecentrum
Leijpark, dat is gevestigd naast het ziekenhuis. In totaal zijn 26 medisch specialismen in het
ziekenhuis aanwezig.
Omvang
Ruim 2650 medewerkers, meer dan 100 vrijwilligers, circa 100 medisch specialisten en ruim
60 arts-assistenten zetten zich in om de patiënten zo goed mogelijk te behandelen, te
verzorgen en te begeleiden. Het ziekenhuis beschikt over 673 bedden (inclusief 24 PAAZbedden) en 20 wiegen voor gezonde zuigelingen.
Beleid
Het beleid van het EZ is primair gericht op het verlenen van kwalitatief goede en betaalbare
zorg. In het zorgproces staat de patiënt centraal. Het streven is om patiënten waar mogelijk
niet-klinisch te behandelen, met een zo kort mogelijke behandelduur als verantwoord is. Het
ziekenhuis hecht veel belang aan een goede afstemming met zorgverleners in de regio. Met
onder andere huisartsen en zorginstellingen worden afspraken gemaakt om de continuïteit van
zorg voor de patiënt te waarborgen. Zowel in de directe patiëntenzorg als de ondersteunende
dienstverlening staan klantgericht handelen en de vakbekwaamheid van medewerkers hoog in
het vaandel. Medewerkers krijgen de ruimte om zich te ontplooien. Het EZ wil een goed
opleidingsklimaat bieden voor allen die in het ziekenhuis werken.
Topklinische zorg
Het EZ maakt deel uit van de Stichting Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen (STZ). Deze ziekenhuizen bieden topklinische zorg in combinatie met een
breed pakket van ziekenhuiszorg. Behalve het verzorgen van medisch-specialistische
opleidingen, is het toegepast wetenschappelijk onderzoek essentieel voor een topklinisch
ziekenhuis. Hiermee leveren deze instellingen een substantiële bijdrage aan de vernieuwing
van de gezondheidszorg. Zij streven naar een afstemming met academische ziekenhuizen. Zo
heeft het EZ een samenwerkingsovereenkomst met het Academisch Ziekenhuis Utrecht
(AZU) op het gebied van opleiding en onderzoek.
8
4. Profiel zorgeenheid psychiatrie
De zorgeenheid psychiatrie bestaat uit de volgende functies:
 een klinische afdeling, PAAZ, die beschikt over 24 behandelplaatsen waarvan 20 bedden
en 4 OZB (Opname Zonder Bed) plaatsen en
 een poliklinische groepsbehandeling, 150 behandeling per jaar
 een poliklinische afdeling voor poliklinische behandeling en begeleiding en
 een consultatieve dienst ( consultatieve en liaison psychiatrie)
9
5. Organisatiestructuur EZ
Op 1 juli 1998 is de organisatiestructuur van het St. Elisabeth Ziekenhuis veranderd. Dit
wordt ook wel de ‘kanteling’ genoemd. Afdelingen en diensten zijn als het ware ‘opgeknipt’
en opnieuw ingedeeld op een manier die beter aansluit bij de zorgprocessen rond de patiënt.
Het ziekenhuis is ‘omgeturnd’ van een functiegerichte naar een procesgestuurde organisatie.
Medisch specialisten nemen sinds de kanteling formeel deel in het management. Aansturing
en besluitvorming vindt plaats dichtbij de zorgverlening aan de patiënt. In de praktijk is de
organisatie opgebouwd rondom zorgeenheden (ZE). Een voorbeeld van een zorgeenheid is
bijvoorbeeld de zorgeenheid ‘cardiologie’. Hiertoe behoren een polikliniek, een
verpleegafdeling, een onderzoeksafdeling en de hartbewakingsafdeling. In de gekantelde
organisatie is er betere onderlinge afstemming tussen deze afdelingen dan vroeger in de
‘dienstenstructuur’.
Een zorgeenheid is een min of meer zelfstandige eenheid met een eigen budget, eigen
productieafspraken, personeel en eigen resultaatverantwoordelijkheid. Een zorgeenheid wordt
aangestuurd door een medisch manager (specialist) en een zorggroepmanager. De dagelijkse
leiding is in handen van een hoofd zorgeenheid. Zorgeenheden nemen diensten af van allerlei
ondersteunende afdelingen, zoals het facilitair bedrijf of de laboratoria.
De zorgeenheid psychiatrie is geordend onder zorggroep 3.
Organisatiestructuur EZ
Raad van
toezicht
Raad van
bestuur
Medische staf
OR
Concernstaf
Financiën & economie
Sociaal beleid
Directiebureau
Medische
ondersteuning
Lab. Med.
microbiologie
CKCHL
TSZ
Apotheek
Locatie EZ
Klinische
fysica
Informatie- en
adviesbedrijf
Zorgeenheden
Zorggroep 1
Zorggroep 2
Zorggroep 3
Chirurgie
Orthopedie
Gynaecologie
Urologie
Kaakchirurgie
Plastische chirurgie
OK
Anesthesie
Interne geneeskunde
Reumatologie
Longziekten
Cardiologie
Huidziekten
Dialyse
SEH
Radiologie
Neurochirurgie
Neurologie
Oogheelkunde
KNO
Pediatrie
Psychiatrie
IC
Kl. psychologie
UVV
Verpleegkundig
magazijn
Pastorale dienst
Bureau
management
ondersteuning
Informatie services
Informatie
technologie
Adviesbureau
BOWAS
Stuurgroepen
Arbo & milieu
Informatisering
Kwaliteit
Etc.
Facilitair bedrijf
Projectbureau
Hotelservices
Inkoop & logistiek
Techniek
Bouw &
ruimtelijke
ordening
10
6. Organisatiestructuur zorgeenheid psychiatrie
Psychiaters
Zorggroepmanager
Medisch manager
Klinisch psychologen
Hoofd zorgeenheid
Sociaal
psychiatrisch
verpleegkundigen
Arbeidstherapeut
Bewegingstherapeut
Creatief therapeut
Voedingsassistente
Verpleegkundigen
Arts-assistenten
Psychologisch
assistente
Secretaresses
11
6.1. Formatie
De formatie van de zorgeenheid is opgebouwd uit verschillende disciplines. In de eerste
kolom vindt u de naam van de discipline, de tweede geeft het aantal fte (fulltimerequivalent)
aan en de derde kolom hoe dit ingevuld is.
Discipline
Fulltimerequivalent
Bezetting in aantal mensen
Psychiater
2,5
3
Zorggroepmanager
1
Hoofd zorgeenheid
1
1
Klinisch psycholoog
1
2
Arts assistent
2
2
Sociaal psychiatrisch verpleegkundige
2,2
3
Arbeidstherapeut
0,5
1
Bewegingstherapeut
0,5
1
Creatief therapeut
0,5
1
Verpleegkundigen
16,3
20
Psychologisch assistent
0.5
1
Secretaresse
2
3
Voedingsassistent
0.6
Team voedingsassistentes E-etage
Interieurverzorgster
1.11
2
12
6.2. Behandelvisie zorgeenheid psychiatrie
De ziekenhuispsychiatrie (PAAZ) van het Sint Elisabeth Ziekenhuis Tilburg stelt zich ten
doel aan een beperkte groep patiënten optimale psychiatrische behandeling te bieden. Bij deze
groep gaat het om volwassen patiënten, vanaf 16 à 18 jaar, zonder leeftijdsgrens naar boven.
Het gaat vooral om behandeling (cure), minder om langdurige zorg (care).
Belangrijkste onderscheiden functies zijn:
polikliniek
kliniek
consultatieve dienst.
De PAAZ is ingebed in het ziekenhuis, hetgeen betekent dat locatie, attitude,
samenwerkingsrelaties en methode van werken zoveel mogelijk aansluiten op het ziekenhuis
en alleen afwijken waar het specifieke karakter van het specialisme psychiatrie dit vraagt. De
PAAZ opereert vaak op het snijvlak van somatiek en psychiatrie.
De PAAZ is ingebed in de regio, hetgeen betekent dat wordt samengewerkt met: huisartsen,
somatisch specialisten, GGZ-MB, vrijgevestigd psychiaters en psychologen, verslavingszorg
en thuiszorg. Defensieve afbakening van terreinen is niet gewenst, wel het in samenwerking
zoeken van een optimale behandeling.
In overleg met deze partners moeten als specifieke functies van de PAAZ worden gezien:
comorbiditeit van psychische en somatische aandoeningen
eerste opnames
consultatie aan somatisch specialisten.
De kracht van de PAAZ ligt in diagnostiek en kortdurende behandeling. Kortdurende
behandeling behelst het leren accepteren van de diagnose, door voorlichting en bewerken van
de weerstand, alsmede de aanvang van een op diagnose en persoon toegeschreven
behandeling. Op systematische wijze wordt daarin aan (gezamenlijk bepaalde)
behandeldoelen gewerkt. Minstens wordt gestreefd naar symptoomvermindering
(klachtvermindering) en aanpak van de meest relevante problemen in het hier-en-nu. Zo
mogelijk wordt de patiënt geholpen bij het aanleren van vaardigheden om de kans op terugval
te verminderen. Soms kan deze behandeling ten einde toe doorgevoerd worden, soms wordt
de behandeling in een later stadium overgedragen aan andere instanties, zoals de GGZ-MB.
De opname is in principe beperkt tot ten hoogste drie maanden; in uitzonderingsgevallen kan
daarvan afgeweken worden.
Problemen op de gebieden van werken, spelen en liefhebben horen bij het menselijk leven,
evenals emoties als blijdschap, angst, boosheid, verdriet en rouw. De omgang hiermee is in
eerste instantie de opgave voor ieder mens en zijn/haar omgeving. Wanneer deze omgang als
te zwaar wordt ervaren, kan hulp worden ingeroepen van de eerste lijn (huisarts,
maatschappelijk werkende, eerstelijns psycholoog en pastor). In het ziekenhuis wordt deze
psychische eerstelijns zorg geboden door behandelend somatisch arts, verpleegkundige,
ziekenhuispsycholoog, maatschappelijk werk en pastor.
13
Pas wanneer de eigen oplossingsmogelijkheden van de mens en zijn/haar omgeving tekort
schieten, treden er decompensatie en ziekte op en wordt hij/zij patiënt. Bij psychische ziekte
begint de taak voor de psychiatrie. De opgave ligt er niet in om alle levensproblemen op te
lossen of te voorkomen - dat zal niet lukken -, maar om de patiënt te helpen zo ver te komen
dat hij/zij er - samen met de naaste omgeving - weer mee om kan gaan.
Indien er een blijvende psychische handicap is en er blijvend hulpmiddelen nodig zijn, dan
zullen ook de mogelijkheden daarvoor geboden worden, vaak na verwijzing naar de GGZMB.
De PAAZ richt zich op geestelijke, lichamelijke en sociale aspecten van de patiënt en
zijn/haar lijden, zowel qua diagnostiek als behandeling.
De behandelrelatie tussen hulpverlener en patiënt kan gezien worden als een
samenwerkingsverband, waarbij de hulpverleners hun professionele methodes gebruiken om
de stoornissen bij de patiënt te achterhalen (diagnostiek) en samen met de patiënt diens sterke
eigenschappen te mobiliseren om de klachten te verlichten of op te heffen.
De behandeling is generalistisch, eclectisch en geïndividualiseerd.
In overleg met de patiënt wordt, na een diagnostische fase, een individueel behandelplan
vastgesteld. De verschillende elementen van deze behandeling kunnen daarna vorm krijgen in
individuele setting, groepssetting, of een combinatie daarvan. Bij keuze voor de setting spelen
een rol: aard van de problematiek, wens van de patiënt, noodzakelijke elementen van de
behandeling en economische overwegingen.
Geen van de behandelelementen ligt bij voorbaat vast. Niet iedere patiënt heeft medicatie
nodig, niet iedere opgenomen patiënt een bed (opname zonder bed, OZB).
De patiënt maakt deel uit van vele systemen: de partnerrelatie, de familie, de werkomgeving
enzovoorts. De rol van deze systemen wordt ingeschat, zowel voor wat betreft hun positieve
als hun negatieve invloed op gezondheid en welbevinden van de patiënt. Ook worden zo
nodig en zo mogelijk andere deelnemers van deze systemen bij de behandeling betrokken,
direct of indirect.
Op de afdeling wordt gestreefd naar het creëren van een omgeving die bijdraagt aan de
behandeling. Communicatie, overleg en omgang binnen het team hebben in zekere zin een
modelfunctie. Door een open communicatie wordt de autonomie van de patiënt zo veel
mogelijk gewaarborgd. Respect voor de patiënt, de persoon achter de ziekte, is uiterst
belangrijk. Dit respect uit zich in alle aspecten van de omgang. Behalve op een in medischpsychiatrische zin optimaal beleid heeft de patiënt recht op een zorgvuldige bejegening, in
woord en gebaar. Medewerkers zijn zich bewust van de uit de behandelsituatie voortvloeiende
machtsongelijkheden en gebruiken deze slechts voor bestwil van de patiënt, niet voor eigen
voordeel.
Zowel klinisch als poliklinisch worden geen regels gesteld om de regels, maar is het beleid zo
weinig mogelijk restrictief. Beperkingen kunnen vooral worden opgelegd vanwege veiligheid
van de patiënt, van andere patiënten en van personeel.
Met beperkingen omwille van een soepele gang van zaken op de afdeling wordt terughoudend
omgegaan. De eindverantwoordelijkheid voor de behandeling berust bij de psychiater.
14
Poliklinische en klinische behandeling worden zodanig geëvalueerd dat deze
eindverantwoordelijkheid kan worden waargemaakt. Deze eindverantwoordelijkheid houdt
ondermeer in dat doelen en strategie zo duidelijk mogelijk worden vastgesteld. Middelen
worden elke minuut door iedere medewerker bepaald vanuit diens eigen creativiteit (tight
strategy, loose control).
De samenstelling van het team is multidisciplinair. In dialectische zin wordt gestreefd naar
een geheel groter dan een som van de delen. Alle medewerkers hebben de
verantwoordelijkheden en bevoegdheden passend bij hun discipline. Persoonlijke
professionele creativiteit, in onderlinge afstemming en binnen de grote lijn, is daarbij
belangrijker dan overeenstemming op details. Van iedere medewerker wordt verwacht dat
hij/zij deze creativiteit voortdurend scherpt door te leren van de patiënt, te leren van anderen
en door bijhouden van de ontwikkelingen in het betreffende vakgebied.
Goede schriftelijke verslaglegging, in zoveel mogelijk gemeenschappelijke taal, is belangrijk
voor communicatie met de patiënt en met andere medewerkers. In deze verslaglegging en
communicatie wordt niet gestreefd naar volledigheid, maar naar een zodanige afstemming dat
een veelkleurigheid aan vuurpijlen de hemel verlicht.
Bij keuze van behandelvormen wordt rekening gehouden met de resultaten van
wetenschappelijk onderzoek, die soms kunnen leiden tot geprotocolleerde behandeling. Zo
nodig en zo mogelijk worden behandelvormen steeds aangepast in overeenstemming met
ontwikkelingen in wetenschappelijk onderzoek. Daarbij moet helaas duidelijk zijn dat er nog
veel onduidelijk is.
De ziekenhuispsychiatrie heeft ook een liaisonfunctie. Dat wil zeggen dat de
ziekenhuispsychiatrie, samen met klinisch psychologen, maatschappelijk werkenden en
pastores, activiteiten ontplooit ter bevordering van een in psychosociaal opzicht optimaal
behandel- en bejegeningklimaat in het gehele ziekenhuis. De ziekenhuispsychiatrie speelt
eveneens een rol in de opvang na rampen en beleid omtrent schokkende gebeurtenissen,
omgang met (dreigende) agressie.
De waarde van een tekst als deze is beperkt. Een schriftelijke behandelvisie is al verouderd als
zij op papier wordt gezet. Behandelen is een dynamisch creatief proces, dat verandert met
iedere nieuwe patiënt, ieder nieuw personeelslid, iedere nieuwe dag.
15
6.3. Behandelstructuur zorgeenheid psychiatrie
PSYCHIATERS
ARTS-ASSISTENTEN
SOCIAAL
PSYCHIATRISCH
VERPLEEGKUNDIGEN
VERPLEEGKUNDIGEN
KLINISCH
PSYCHOLOGEN
ARBEIDSTHERAPEUT
BEWEGINGSTHERAPEUT
CREATIEF THERAPEUT
Dit schema geeft weer hoe de aansturing is van medewerkers in het kader van de behandeling
van de patiënt.
De psychiaters zijn eindverantwoordelijk en sturen rechtstreeks de arts-assistenten, sociaal
psychiatrisch verpleegkundigen en klinisch psychologen aan. Deze drie disciplines sturen op
hun beurt weer de verpleegkundigen en arbeids-, bewegings- en creatief therapeut aan.
De twee sociaal psychiatrisch verpleegkundigen en hoofd zorgeenheid hebben een meer
specifieke coördinerende rol. Hierover leest u meer op pagina 33, hoofdstuk 8.
Communicatiestructuur 8.1, procescoördinatie.
16
6.4. Overlegstructuur behandeling
Dit schema geeft weer hoe de behandeling, van opname tot ontslag, van een patiënt tot stand
komt en wordt geëvalueerd.
Opname patiënt
Voorlopig behandelplan
binnen 24 uur vastgesteld
in middagrapport
Schriftelijke
bijdrage patiënt en
familie
10 daagse observatie
periode
Schriftelijke
bijdrage klinisch
psycholoog
Mondelinge
bijdrage
psychiater
Mondelinge
bijdrage
SPV
verpleegkundige
Schriftelijke
bijdrage
verpleegkundige
Schriftelijke
bijdrage
arbeidstherapeut
Behandelplan vastgesteld
in behandelstafoverleg,
BSO
Leden BSO: psychiater,
arts-ass., kl. psycholoog,
SPV, hoofd zorgeenheid.
Terugkoppeling door
SPV naar
verpleegkundigen + ABC
therapeuten.
Na 14 dagen:
Evaluatie behandelplan
Vastgesteld in BSO
Schriftelijke
bijdrage
bewegingstherapeut
Schriftelijke
bijdrage
creatief therapeut
Herhaling van de laatste
drie stappen tot
ontslag mogelijk is.
Ontslag
17
6.5 Overzicht afdelingsondersteunende werkzaamheden
Dienstroosterplanning, mentorschap, Liberman, Goldstein, P.R., CPV, kwaliteit
functiedifferentiatie, verpleegkundige therapieonderdelen, kwaliteitsonderzoek EZ niveau,
veiligheid, praktijkbegeleiding, protocollen, informatievoorziening, patiëntenvoorlichting,
voorlichting aan familie, wetgeving, BOPZ, WGBO, vrouwenhulpverlening,
mannenhulpverlening, hygiëne en infectiepreventie, rapportage, activiteitenmap voor
patiënten, automatisering, feestcommissie medicijnkamer onderhoud, slaapcursus,
administratieve assistentie, interculturalisatie.
18
7. Functiebeschrijvingen
7.1. Psychiaters
De psychiaters zijn eindverantwoordelijk voor diagnose en behandeling van de hun
toevertrouwde patiënt. Met name bij klinische patiënten en in de consultatie dragen meerdere
andere medewerkers hun steentje aan de behandeling bij. Dit schept voor de psychiater de
verplichting een duidelijke behandelstrategie te ontwerpen en deze helder over te dragen naar
andere disciplines. Bij het ontwerp is de inbreng van patiënt en medewerkers van groot
belang, bij de overdracht een taalgebruik dat aansluit bij patiënt en medewerkers. In de
polikliniek, waar vaker een één op één contact aan de orde is, draagt een duidelijke
behandelstrategie, formeel vastgelegd in het wettelijk verplichte behandelplan, eveneens bij
aan een succesvolle behandeling.
De eindverantwoordelijkheid geeft de psychiater een positie deels tussen, deels boven de
andere medewerkers. Aan deze laatste positie moet niet alleen vaderlijk (taakgericht,
stimulerend, directief, wijzend op fouten), maar ook moederlijk (sfeerbevorderend, zorgzaam,
pratend) inhoud worden gegeven.
Verschillen tussen medewerkers worden niet ontkend of weggepoetst, maar worden benut als
koloriet om door een veelkleurig palet een gedifferentieerder kunstwerk te kunnen scheppen.
De psychiater streeft er daarom naar, sterke en zwakke kanten van zichzelf, collegapsychiaters en andere medewerkers te leren kennen.
De psychiaters werken op de polikliniek in de frontlinie, maar in de consultatie (arts-assistent)
en in de kliniek (andere medewerkers) vaak vanuit de tweede linie. Daarbij moeten de
psychiaters duidelijk maken welke informatie (verlengde oog) ze nodig hebben en welke
acties (verlengde arm) ze verwachten.
Werken in een PAAZ met de daarbij horende gemengde patiëntpopulatie impliceert dat er niet
behandeld wordt vanuit één psychotherapeutische visie. Orthodoxie is zelden gewenst en
mogelijk. Een eclectische mix is de norm. Terwijl het psychodynamisch gedachtegoed van
belang blijft om het handelen van patiënten (en onszelf) te begrijpen, zullen behandelingen
vaker directief van aard zijn.
Vanuit het besef dat de raad van bestuur een meer voorwaardenscheppende dan inhoudelijke
taak heeft, nemen de psychiaters hun gezamenlijke bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de
zorgeenheid psychiatrie. De medisch manager draagt als afgeleide daarvan een bijzondere
praktische en formele verantwoordelijkheid, maar kan dat slechts vanuit een
gemeenschappelijk gevoelde behoefte de zorgeenheid te voeden en te doen bloeien.
De ziekenhuispsychiatrie is onderdeel van het ziekenhuis en van de regionale geestelijke
gezondheidszorg. Dit schept voor de psychiaters de verplichting te participeren in diverse
netwerken op een dusdanige wijze dat het voor andere participanten een genoegen is met ons
samen te werken. Het zoeken naar gemeenschappelijke voordelen en baten biedt daarbij een
grotere kans op langdurig succes dan het afvangen van vliegen.
19
7.2. Hoofd zorgeenheid
Het hoofd heeft vooral de rol van facilitator van processen. Leidinggeven gebeurt op een
stimulerende, coachende wijze met een appèl op het zelfstandig dragen van
verantwoordelijkheden, zodat medewerkers hun capaciteiten kunnen vergroten en optimaal
inzetten.
Het hoofd draagt een visie uit die medewerkers verbindt, waarmee krachten gebundeld worden
en waardoor mensen aangezet worden tot initiatief en creativiteit. Daarbij wordt gezorgd voor
open communicatiekanalen waardoor informatie vrijelijk kan stromen en waarmee naast een
goed arbeidsklimaat de flexibiliteit van de zorgeenheid vergroot wordt.
Het hoofd neemt initiatieven, verantwoorde risico’s en vertaalt kansen in onder meer
producten, nieuwe werkwijzen of aangepaste dienstverlening.
Aspecten hiervan zijn:
· Decentralisatie door delegatie van bevoegdheden en verantwoordelijkheden:
Decentraliseren en delegeren heeft gevolgen voor het hoofd en voor medewerkers.
Immers, het hoofd moet verantwoordelijkheden en bevoegdheden kunnen en
durven loslaten zonder zijn eigen verantwoordelijkheid daarmee af te schuiven. Het
managen van medewerkers die meer bevoegdheden en een grotere eigen
verantwoordelijkheid krijgen, vereist van het hoofd een andere management stijl
dan voorheen.
Medewerkers moeten voldoende capaciteiten hebben om de nieuwe activiteiten op
te pakken, maar ook de moed en deskundigheid om de gedelegeerde bevoegdheid
met bijbehorende verantwoordelijkheid op zich te nemen. Dit beleid behoort te
leiden tot een meer ondernemende opstelling van medewerkers met de daarmee
gepaard gaande risico’s.
· Managementstijl
Het hanteren van empowerment, medewerkers in staat stelen om hun betrokkenheid
daadwerkelijk om te kunnen zetten in een wezenlijke bijdrage.
Het hanteren van hands-off management, hierbij probeer het hoofd de groei niet te
bevorderen door deze te stimuleren maar beïnvloed de factoren die de groei
verhinderen. De moeilijkheid hierbij is dat je de uitkomst van
probleemoplossingprocessen en besluitvormingsprocessen niet meer altijd zelf in
de hand hebt.
Oog voor de emotionele kant, elk individu vereist een andere leiderschapsstijl. Een
onderscheid in relatiegerichtgedrag en taakgerichtgedrag is hierbij noodzakelijk. De
stijl is afhankelijk van de mate van taakvolwassenheid van de medewerkers. Onder
taakvolwassenheid wordt verstaan het kunnen en willen nemen van
verantwoordelijkheid voor een bepaalde taak in een specifieke situatie. Bij
taakonvolwassenheid is er meer sprake van taakgerichtgedrag. Naarmate er meer
20
taakvolwassenheid ontstaat, verschuift de leiderschapsstijl van taakgericht naar
relatiegericht.
· Overlegvormen
Structureel overleg vindt plaats in een setting waarbij met name de afstemming
binnen de zorgeenheid, de zorgeenheid nieuwe impulsen kan krijgen.
Behalve gestructureerd overleg wordt belang gehecht aan informeel overleg met als
doel de vinger aan de pols te houden en mogelijke problemen of kansen vroegtijdig
te onderkennen.
· Voorbeeldfunctie
Cultuur is vooral uit te dragen door middel van een goed voorbeeld.
Uitingen kunnen zijn het frequent contact houden met medewerkers, dicht bij de
patiënt, afspraken nakomen etc.
Van belang daarbij is dat er een sfeer is waarin ook het hoofd door medewerkers
kan worden aangesproken op zijn gedrag.
· Duidelijkheid in verwachtingen
Medewerkers moeten weten wat er van ze wordt verwacht en wat de indruk is van
het hoofd over de verrichte prestaties. Dit kan door middel van officiële procedures
zoals het aanbieden van duidelijke functiebeschrijvingen, periodieke
functioneringsgesprekken en inzicht in de managementcontracten.
· Feedback en onderlinge steun
De onderlinge samenwerking moet zo open zijn dat problemen en irritaties op tijd
boven tafel komen en dat zowel door het hoofd als door collegae duidelijke
feedback gegeven wordt op het handelen. Hierbij is de voorbeeldfunctie een
belangrijk instrument.
Bij het hebben van meer verantwoordelijkheden en bevoegdheden is het van belang
dat er voldoende onderlinge steun, waardering en saamhorigheid is om
voorkomende problemen te kunnen hanteren.
· Toekomstplannen
Het hoofd legt zich toe op het duidelijker definiëren van resultaten in de zin van
meetbare
prestatie-indicatoren
zoals
kwaliteitsbeleid,
klachtenbeleid,
patiëntenservice, personeelsbeleid. (denk aan ziekteverzuim, doorstroming van de
wachtlijst, toegangstijd op de polikliniek, patiëntgerichte logistiek, telefonische
bereikbaarheid)
21
7.3. Klinisch psycholoog
Inleiding:
Klinische psychologen houden zich bezig met de ontstaanswijze, de herkenning (diagnostiek),
de voorkoming (preventie) en de behandeling van afwijkend (deviant) gedrag en psychische
klachten. Hun visie is dat zowel
biologische, sociale(waaronder culturele) en
persoonlijkheidsfactoren een rol spelen bij het optreden van gedragsstoornissen en psychische
klachten. Kennis van de combinatie van deze factoren is essentieel, waarbij het specialisme
van de psycholoog in het psychosociale ligt (sociale en persoonlijkheidsfactoren). In deze zin
denken en werken de psychologen vanuit een holistische mensbeeld.
Taken:
De psychologen zijn mede verantwoordelijk voor het inhoudelijke kwaliteitsniveau van het
diagnostische en behandelproces van patiënten opgenomen op de PAAZ. Op de polikliniek is
de psycholoog behandel inhoudelijk verantwoordelijk voor de aan haar zorg toevertrouwde
patiënten.
Hoofdtaken van de psychologen zijn psychodiagnostische en psychotherapeutische
behandelwerkzaamheden. Daarnaast leveren zij binnen het BSO vanuit hun psychologische
perspectief een bijdrage aan het uitzetten van behandellijnen voor het multidisciplinaire
behandelproces. Tevens zijn de psychologen betrokken bij het afdelingsbeleid door een
actieve deelname aan adviserende en besluitvormende vergaderingen. Tenslotte hebben zij
een ondersteunende en coachende taak binnen het team met aandacht voor het algemeen
behandel milieu.
Hoewel binnen onze PAAZ het socio-therapeutische behandel milieu zeker niet centraal staat,
vinden wij het wel zeer belangrijk om een milieu voor de patiënten te bieden waarin zij
nieuwe positieve en corrigerende eraringen kunnen opdoen. Hierdoor is het belangrijk dat het
team zich bewust is van haar model functie die zij heeft. De manier waarmee teamleden met
elkaar en de patiënten omgaan (de bejegening), is van groot belang voor de mogelijkheden die
patiënten ervaren om problemen bespreekbaar en behandelbaar te maken. Wij psychologen
proberen hier extra aandacht voor te hebben.
Diagnostiek:
Binnen de diagnostiek is het psychodiagnostisch onderzoek (testdiagnostiek gecombineerd
met een anamnese en heteroanamnese) een belangrijke instrument. Bij
persoonlijkheidsonderzoeken worden de verschillende aspecten van de persoonlijkheid
onderzocht. Vaak hebben de vraagstellingen van een persoonlijkheidsonderzoek te maken met
hoe en/of in hoeverre persoonlijkheidsaspecten een rol spelen bij de problematiek van de
patiënt. Bij neuropsychologische onderzoeken hebben de vraagstellingen te maken met
ziektebeelden waarbij het cognitief functioneren (bv. geheugen, concentratie, planning en
overzicht, etc.) een centrale rol speelt. Naast het vaststellen van de cognitieve disfuncties,
wordt ook gekeken naar mogelijkheden, zodat de patiënt nog wel adequaat cognitief kan
functioneren. Een niveauonderzoek kan aanvullende informatie bieden over de
mogelijkheden/onmogelijkheden van de patiënt.
22
Behandeling:
Psychotherapie is de psychologische behandeling van patiënten met psychische klachten,
waarbij men tracht via een reeks van gesprekken en andere psychologische interventies (zoals
bv. voorlichting, ontspanningsoefeningen, registraties, rollenspellen, oefeningen, etc.) de
psychische klachten van de patiënt te beïnvloeden. De psychologen hebben zowel individuele
als groepsmatige psychotherapeutische behandelwerkzaamheden die meestal kortdurend en
klachtgericht (probleemgericht) zijn. Op de polikliniek vinden echter ook meer langdurende
behandelingen plaats.
De behandeling vindt plaats vanuit een eclectische visie. In ons geval houdt dit in dat wij
principes gebruiken zowel vanuit de cognitieve gedragstherapie als de cliëntgerichte
interactionele psychotherapie (bij de diagnostiek zoals hierboven beschreven worden
hiernaast ook begrippen vanuit de psychoanalyse gebruikt).
Ons inziens is een van de belangrijkste aspecten binnen de behandeling de therapeutische
relatie. De cliëntengerichte voorwaarden ‘echtheid, respect en empathie’ zijn
basisvoorwaarden voor de therapeutische houding. Daarnaast vinden wij de autonomie van de
patiënt een belangrijke uitgangspunt bij onze basishouding en binnen de behandeling. De
patiënt is deskundig over zijn/haar belevingen en ervaringen. Het is belangrijk dat de patiënt
hierover zo duidelijk mogelijk communiceert. De hulpverlener is deskundige over mogelijke
achtergronden, oorzaken en therapie mogelijkheden, passend bij bepaalde symptomen; over
deze aspecten dient de hulpverlener zo open mogelijk te communiceren, zodat de patiënt
binnen het kader van zijn/haar mogelijkheden een zo groot mogelijke verantwoordelijkheid
kan dragen. Hierbij passend vinden wij ook dat het versterken van de zelfredzaamheid is een
belangrijk (sub)doel is binnen de behandeling.
Binnen de behandeling zelf worden met name cognitief-gedragstherapeutische technieken
gebruikt. Een uitgangspunt hierbij is dat mensen, op grond van hun zeer persoonlijke
levenservaringen (leergeschiedenis) een bepaald manier van ‘denken’ ontwikkelen over
zichzelf, de ander en de wereld (bv. ‘ik ben onaantrekkelijk en dom; de ander zal daar
misbruik van maken’). Deze ideeën vormen schema’s die de mensen meenemen. Deze
schema’s zijn ook bepalend op de hier-en–nu cognities. Cognities zijn gedachten, ideeën,
opvattingen, etc, die betrekking hebben op jezelf en de wereld om je heen. De manier waarop
iemand denkt (zijn cognities) bepaalt in belangrijke mate zijn emoties en gedrag. Met andere
woorden; hoe iemand een situatie beoordeeld (cognitie) heeft invloed op hoe die persoon zich
voelt en gedraagt. Naast hoe iemand denkt, gaan wij er van uit dat hoe iemand zich gedraagt
ook afhankelijk is van zijn/haar mogelijkheden (vaardigheden) en van hoe de omgeving op
het gedrag reageert. De behandeling is dan ook gericht op het veranderen van niet-functionele
cognities (denken) en gedrag,
Tenslotte wordt ook belang gehecht aan seksespecifieke hulpverlening. Het omvat zowel
mannen hulpverlening als ook vrouwen hulpverlening. Seksespecifieke zorg of hulpverlening
houdt expliciete rekening met dat dezelfde ziektebeelden en/of hulpverleningsbehoeften bij
mannen en vrouwen andere consequenties kunnen hebben. Ook wordt aandacht gegeven aan
specifieke problemen die bij de verschillende seksen in verschillende mate voorkomen
(bijvoorbeeld seksueel geweld) en de verschillende manieren waarop dezelfde problemen zich
uiten.
23
7.4. Sociaal psychiatrisch verpleegkundige
De spv voert werkzaamheden uit op de polikliniek en op de PAAZ.
Het profiel van de spv is als volgt te omschrijven:
De spv richt haar activiteiten, vanuit een autonome verantwoordelijkheid, op het realiseren van
een sociaal psychiatrisch verpleegkundig zorgaanbod. De verpleegkunde, sociale psychiatrie
en preventie zijn bepalende uitgangspunten voor het beschrijven en uitvoeren van diagnostiek,
interventies en resultaten. De spv neemt altijd het individu en/of het systeem en het
functioneren ervan in een sociale context als vertrekpunt bij het aanbieden van zorg.
De werkzaamheden van de spv zijn te verdelen in de gebieden:
- het verrichten van coördinerende taken
- directe patiëntenzorg
- preventie en consultatie
- coaching
Het verrichten van coördinerende taken:
Ten behoeve van het realiseren en bewaken van de continuïteit van zorg richt de spv zich op:
- vertalen van behandelstaf afspraken naar de directe dagelijkse patiëntenzorg
- verzamelen van mondelinge- en schriftelijke rapportage ter voorbereiding van de
patiëntenbespreking
- coördineren naar andere disciplines om behandel activiteiten af te stemmen
- signaleren van hiaten in de hulpverlening en het opvullen daarvan
Directe patiëntenzorg:
Dit vormt de kern van de spv-zorgverlening. De zorg functie staat hier centraal, wat inhoudt:
het diagnosticeren, uitvoeren en evalueren van complexe zorg in situaties waarbij voor de
oplossing van verpleegproblemen een hoge mate van deskundigheid is vereist.
De werkzaamheden van de spv richten zich op een breed gebied van psychische en/of sociaalpsychiatrische problematiek. In het werk van de spv staat de wisselwerking tussen de patiënt
en de omgeving voorop. Een patiënt kan opgevat worden als een individu, maar ook als een
groep personen (een groep patiënten, en/of het systeem rondom de patiënt).
De spv hanteert onder andere systeem communicatie, gedragstherapeutische kaders en sociaalpsychiatrische inzichten (o.a. het betrekken van het netwerk bij de (poli-) klinische
behandeling) om het patiëntensysteem te analyseren en problemen in een circulaire en
interactionele context te plaatsen. Diagnostiek vindt plaats op verschillende niveaus van
functioneren in het dagelijks leven: het lichamelijk niveau, het geestelijk niveau, individueel
niveau, niveau van het gezin/directe leefomgeving en maatschappelijk niveau.
De spv kiest interventies die:
- gebaseerd zijn op informatie en onderzoeksbevindingen
- ontwikkeld zijn om de gestelde doelen te realiseren
- gericht zijn op de deelname van de patiënt
- en waarbij de prioriteiten in overeenstemming zijn met de behoeften van de patiënt
Bij de uitvoering van de hulpverlening richt de spv zich op het vergroten en het accepteren van
de handelingscompetentie van de patiënt, het zorgvuldig inschatten van gevolgen van
interventies op de diverse levens gebieden en het selecteren en toepassen van interventies die
24
de draagkracht/draaglast positief beïnvloeden.
De spv plaats het gedrag van de patiënt in een zo gunstig mogelijke context teneinde de
interventies zo min mogelijk ingrijpend te laten zijn.
In situaties waarbij door meerdere hulpverleners of instellingen hulp wordt geboden, zorgt de
spv in de vorm van zorgcoördinatie dat een adequate en efficiënte zorgverlening tot stand
komt.
Preventie en consultatie:
De spv neemt als algemeen uitgangspunt dat de omgeving van de patiënt een grote invloed
heeft op het ontstaan en beloop van psychische of sociaal-psychiatrische problemen, zowel
ziekmakend als gezondheidversterkend. De spv heeft een preventieve, consultatieve en
dienstverlenende functie met betrekking tot de patiënt en verpleegkundigen en andere werkers
die beroepshalve met psychische/psychiatrische problematiek in aanraking komen.
Coaching:
De spv heeft een coachende taak om beroepsgenoten in de GGZ te begeleiden bij de
uitvoering van verpleegkundige zorg. De coaching is gericht op het op gang brengen van een
proces van verandering van bepaald beroepsgedrag. Waarbij men gericht is op de routines te
verbeteren en de keuzemogelijkheden voor een te kiezen interventie te vergroten.
Daarnaast geeft de spv ondersteuning en begeleiding in de directe uitoefening van
patiëntenzorg.
25
7.5. Arbeidstherapeut
Arbeidstherapie is een non-verbale therapie, gericht op structuur, ervaring en activering
.
De arbeidstherapie gaat voornamelijk uit van de esthetische richting:
De patiënt kiest voor een werkstuk wat hij/ zij mooi vindt en wat door hem/haar zelf
gemaakt wordt. De voldoening die dit geeft en het ervaren van de eigen manier van
werken, alsmede de bewustwording hiervan, kunnen een positieve invloed hebben op
het genezingsproces.
Op de PAAZ wordt aan arbeidstherapie inhoud gegeven middels houtbewerking, overwegend
handmatig, soms machinaal. Er wordt gewerkt aan zowel creatieve als constructieve
werkstukken.
Een voorwaarde om aan de doelstelling van arbeidstherapie te kunnen werken, is het creëren
van een veilige omgeving, zowel in sociaal als in technisch opzicht.
Het verblijf van de patiënt op de PAAZ bestaat uit een observatie- en een behandelperiode.
Tijdens de observatieperiode bij arbeidstherapie zijn, motivatie, zelfstandigheid, stemming en
de interactie met de groep belangrijke observatiepunten. Verder wordt gelet op de omgang
met het materiaal en gereedschap en de manier van werken, eerdere ervaring met
houtbewerking wordt daarin meegenomen
.
De behandellijn, die na de observatieperiode voorkomt uit het BSO (behandelstafoverleg),
wordt in de arbeidstherapie vertaald naar individuele kleinere doelen.
In de behandelperiode wordt, in overleg met de therapeut, gekozen voor een werkstuk wat
aansluit bij deze doelen. De keuze is afgestemd op mogelijkheden en interesses van de
patiënt. Soms, als de patiënt moeilijk tot een goede keuze kan komen, zal er een opdracht
worden gegeven.
Het uiteindelijke werkstuk kan een functioneel gebruiksvoorwerp zijn of een werkstuk
waaraan de patiënt een symbolische waarde kan ontlenen. Vaak wordt er iets gemaakt voor
familie of vrienden thuis. Men kan echter ook experimenteren met vaardigheden en
materialen.
Tijdens de therapie worden begeleiding, structuur en houvast door de therapeut aangeboden.
26
7.6. Bewegingstherapeut
Bewegingstherapie is een therapie, waarbij naast de vitaliserende en structuur biedende
aspecten van de beweging zelf gebruik gemaakt wordt van de oefengerichte-,
ervaringsgerichte- en conflictgerichte modaliteiten van de PMT en de BET.
Psychomotorische therapie (PMT) vindt zijn oorsprong in de sport en Bewegingsexpressie
therapie vindt haar oorsprong in de kunsten: dans, mime, drama, muziek en taal
(poëzietherapie).
Tegenwoordig is er een tendens al deze verschillende middelen samen te brengen in een
vorm: Integratieve Bewegingstherapie (IBT, Petzold).
De bewegingstherapeut construeert en manipuleert planmatig op basis van theoretische
referentiekaders, ontleend aan de psychologie en psychotherapie.
Kernvaardigheden die ontwikkeld en bewerkt worden in de therapie zijn bv.:
- initiëren en uitbouwen van relationele en sociale vaardigheden
- opbouwen van zelfbewustzijn (reëel lichaamsbeeld, egogrenzen, ge-aard-zijn)
- lichaamsinformatie en emotie aan elkaar te verbinden
- uitdrukken en doorwerken van gevoelens
- creatief proces benutten om belangrijke levenservaringen te symboliseren, te organiseren
en te integreren
- wilskracht bevorderen: initiatief en leiderschap ontwikkelen door erkenning, acceptatie en
bevestiging te bieden in een veilige (symbolische) structuur
- bestendigen en uitbreiden van persoonlijke mogelijkheden en vaardigheden
Bewegingstherapie wil een plaats zijn waar de patiënt de gelegenheid krijgt en neemt tot het
opdoen van leerervaringen en correctieve emotionele ervaringen.
Als de patiënt er (van zichzelf) mag zijn, zich kan toevertrouwen, kan hij zelfvertrouwen
opbouwen, waardoor zijn onafhankelijkheid groeit en hij tenslotte zijn creativiteit ontplooit
die de kwaliteit van zijn dagelijks leven positief zal beïnvloeden.
27
7.7. Creatief therapeut
In de creatieve therapie staat het beeldend vormgeven als therapeutisch middel centraal. Er
wordt een zichtbaar en tastbaar product gemaakt met beeldende materialen, waarop
gereflecteerd kan worden in een nabespreking.
Op de PAAZ blijven mensen relatief kort opgenomen, waardoor gestelde doelen helder en
concreet geformuleerd en begrensd moeten worden.
In de observatieperiode vragen observatie en diagnostiek om een specifiek accent binnen de
creatieve therapie. De nadruk ligt bij aanvang op de observatie van het handelingsvermogen,
het concentratievermogen en de eerste reactie op het beeldend werken, om een bijdrage te
kunnen leveren aan de diagnostiek.
Na de observatieperiode start de behandelfase: persoonlijke behandeldoelstellingen worden
geformuleerd.
In de creatieve therapie wordt de beeldende creativiteit nu belangrijk en de koppeling tussen
het werkstuk en de belevingswereld van de patiënt komt tot stand. In deze fase van de
behandeling zijn het maken van keuzes en de ervaring tijdens het beeldend werken punten
waarbij stilgestaan worden. Om verandering of acceptatie te bewerkstelligen is de
nabespreking essentieel. Hier wordt duidelijk in hoeverre men zich bewust is van zijn gedrag
en kan heel concreet een andere manier van doen binnen een gekozen activiteit geformuleerd
worden.
Hier wordt het beeldend werken bewuster en er wordt een grote appél gedaan op de
creativiteit van de patiënt binnen het vormgevingsproces.
28
7.8. Verpleegkundigen
De verpleegkundigen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering en coördinatie van de 24-uurs
verpleegkundige zorg. Deze zorg wordt richting gegeven door de individuele
behandelplannen van de patiënten. Als basis van de te leveren verpleegkundige zorg worden
de volgende uitgangspunten gehanteerd:

Patiënten zijn zelf verantwoordelijk voor datgene waarvoor zij, met in achtneming van
hun ziekte / handicap / beperking, verantwoordelijkheid kunnen dragen.

Participatie van zowel patiënten als hun naaste familieleden t.a.v. de zorg wordt als
een belangrijk punt gezien, mits er geen sprake is van een contra-indicatie.

Naast het verlenen van zorg, gericht op de zelfzorg tekorten, richten wij ons op de
gezonde en/ of sterke kanten van de patiënten. Het vergroten van de draagkracht en /
of mogelijkheden, heeft hierbij de aandacht.

Het verpleegkundig handelen geschiedt vanuit een respect voor de normen, waarden
en levensfilosofieën van de patiënt, met in acht neming van de in Nederland geldende
juridische kaders.
Verpleegkundige bedienen zich van verschillende methodieken en middelen om de zorg
gestalte te geven. Als observatiemiddel worden de principes volgens Gordon gehanteerd. Het
verpleegkundig proces krijgt gestalte middels het mentorschap en behandelplannen worden
ondersteund door gebruikmaking van standaardverpleegplannen. Rapportage vindt plaats
middels probleemgestuurde verslaglegging. Dit alles wordt vast gelegd in een verpleegkundig
dossier. Een kerntaak is dan ook het continu actualiseren van dit dossier.
De verpleegkundige zorg houdt in, directe patiëntenzorg. Hieronder verstaan we alle
therapeutische acties die verband houden met de directe uitvoering van zorg zoals begeleiden,
ondersteunen, overnemen van zorg (geheel of gedeeltelijk), algemene zorg en intensieve zorg
(separeerverpleging en prikkelarme verpleging).
Naast directe patiëntenzorg is training een onderdeel van de werkzaamheden. Trainen
betekent het verschaffen van kennis, inzicht en kundigheid door middel van instructie,
onderwijzen, voorlichten of informatie verstrekken. Een aantal concrete activiteiten is:

Psycho-educatie aan de individuele patiënt over zijn ziekte.

In samenwerking met de sociaal psychiatrisch verpleegkundige het doceren van de
Liberman modules.

Voorlichting over de meest voorkomende ziektebeelden in groepsverband.

Voorlichting aan familie en bekenden.

Sekse specifieke hulpverlening in samenwerking met de psychologe.

Het uitvoeren van exposure programma`s in samenwerking met andere disciplines.

Het doceren van de Goldstein therapie in samenwerking met de sociaal psychiatrisch
verpleegkundige.
De verpleegkundigen bewaken de continuïteit van de zorg door de 24-uurs aanwezigheid en
bieden een stimulerend, veilig en / of beschermend vervangend leefmilieu aan. Op indicatie
wordt deze zorg naar de thuissituatie verplaats door middel van huisbezoeken. Hierdoor
kunnen zij belangrijke schriftelijke informatie aanleveren t.b.v. het BSO. Observatie,
gegevens verzamelen, rapporteren, analyseren, verslaglegging en verpleegkundige
diagnostiek zijn belangrijke sleutelwoorden.
29
Naast de directe patiëntenzorg nemen verpleegkundigen ook hun verantwoordelijkheid in de
organisatie van de afdeling. Een en ander komt tot uiting in de diverse werkgroepjes die zich
bezig houden met verschillende onderwerpen zoals: veiligheid, dienstroosterplanning,
stagiaire begeleiding, vrouwenhulpverlening, mannenhulpverlening, kwaliteit, consultatieve
dienst, wetgeving, hygiëne en infectiepreventie, public relations, feestcommissie,
automatisering, mentorschap, verpleegkundig dossier, enz.
Als laatste is de verpleegkundige bovenal teamlid. De verpleegkundige discipline heeft en wil
een actieve rol hebben in het ontwikkelingsproces van de PAAZ.
Deelname aan het verpleegkundig overleg, het afdelingsoverleg en de intervisie zijn hierbij de
geëigende communicatiekanalen.
30
7.9. Secretaresse
Het secretariaat is een centraal punt binnen de zorgeenheid waar iedereen, patiënten en
personeel, met vragen terecht kan. Het secretariaat is bemand van maandag tot en met vrijdag
van 08.30 tot 17.00 uur. Veel telefoongesprekken komen via het secretariaat binnen; de
secretaresses zijn het eerste aanspreekpunt van huisartsen, patiënten, familieleden, etc. Zij zijn
als het ware het visitekaartje van de zorgeenheid.
De secretaresses verrichten alle administratieve werkzaamheden ten behoeve van polikliniek,
kliniek, consulten, vergaderingen en referaten.
Het secretariaat bevindt zich op de polikliniek psychiatrie, zone 21.
31
7.10. Psychologisch assistent
De belangrijkste functie van een psychologisch assistent (verder p.a. genoemd) is het
verrichten van psychodiagnostisch onderzoek. Niet alle patiënten van de PAAZ krijgen te
maken met een p.a. Een psychologisch onderzoek wordt aangevraagd wanneer de diagnose
onduidelijk is of ter toetsing van eerdere hypotheses. Het psychologisch onderzoek wordt
gezien als een extra ondersteuning en aanvulling van de klinische diagnostiek. In overleg met
de klinisch psycholoog neemt de p.a. de voor het onderzoek relevante tests af. Afhankelijk
van de vraagstelling wordt er gekozen voor een persoonlijkheidsonderzoek, waarbij met
behulp van vragenlijsten en/of projectief materiaal persoonlijkheidseigenschappen, maar ook
ziektegedrag, copingstrategieën etc. worden onderzocht. Ook kan een neuropsychologisch
onderzoek worden afgenomen, dat ingaat op cognitieve functies als intelligentie,
taalverbindingen, aandacht/concentratie, geheugen, ruimtelijk inzicht, planning enz. Een
combinatie van beide onderzoeken is mogelijk.
Naderhand verwerkt de p.a. de testresultaten in een verslag, dat besproken wordt met de
klinisch psycholoog. Deze laatste voegt alle informatie uit het psychologisch onderzoek
samen tot een eindrapport. Hierin is opgenomen de (hetero-)anamnestische gegevens,
ziektegeschiedenis, onderzoeksobservaties, beschrijving en interpretatie van de testresultaten
en de conclusies.
Voor inhoudelijke of organisatorische informatie heeft de p.a. naast de klinisch psychologen,
ook overleg met het secretariaat, hoofd zorgeenheid, verpleegkundigen, SPV-en of de artsassistent.
Op het gebied van behandeling levert de p.a. een bijdrage met ademhalings- en
ontspanningsoefeningen. Dit kan zowel individueel als in groepsverband plaatsvinden.
Andere werkzaamheden bestaan uit het begeleiden van stagiaires, beheren van het
testmateriaal, archiveren van testgegevens etc.
32
8. Communicatiestructuur
8.1. Procescoördinatie
Psychiaters
Arts-assistenten
Klinisch
psychologen
Bewegingstherapeut
Sociaal psychiatrisch vpk
(behandelinhoudelijk)
Sociaal psychiatrisch vpk
(behandelinhoudelijk)
Hoofd zorgeenheid
(beheersmatig)
Creatief therapeut
Secretaresses
Voedingsassistente
Psychologisch
assistent
Arbeidstherapeut
Verpleegkundigen
Stagiaires
Ten aanzien van het klinisch gedeelte van de zorgeenheid psychiatrie, de PAAZ, ligt er een
coördinerende verantwoordelijkheid voor de twee sociaal psychiatrisch verpleegkundigen en
het hoofd zorgeenheid. Dit driemanschap coördineert de patiëntenzorg op uitvoeringsniveau.
De spv-en dragen voornamelijk zorg voor de behandelinhoudelijke kant en het hoofd draagt
zorg voor de beheersmatige kant. Voor de afstemming, behandelinhoudelijk en beheersmatig,
ligt er een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het driemanschap is voor elke medewerker,
discipline, aanspreekbaar.
De spv-en worden geïnformeerd vanuit alle disciplines met een zorginhoudelijke taak en
kunnen hierdoor ook informatie uitwisselen over alle gebieden. De disciplines zijn, de
psychiater, de klinisch psycholoog, de arts-assistent, de arbeidstherapeut, de
bewegingstherapeut, de creatief therapeut, de verpleegkundigen, de secretaresses en de
voedingsassistente. Bij voorkeur worden behandelinhoudelijke vragen in eerste instantie
gesteld aan een van de spv-en. Dit laat overigens onverlet dat er ook rechtstreekse
communicatie mogelijk is tussen disciplines onderling.
33
8.2. Verpleegkundige organisatie patiëntenzorg
Psychiater
Psychiater
Arts-assistent
Arts-assistent
Sociaal psychiatrisch
verpleegkundige
Sociaal psychiatrisch
verpleegkundige
Verpleegkundige
Verpleegkundige
Verpleegkundige
De groep patiënten, maximaal 24, is opgesplitst in twee groepen. Dit heeft louter een
logistieke reden. Er is een groep patiënten, in aantal maximaal 12, verbonden aan team Y of
team X bestaande uit, een psychiater, een arts-assistent, een sociaal psychiatrisch
verpleegkundige en een verpleegkundige team Y of team X. Door deze indeling halveert de
hoeveelheid communicatie welke nodig is om effectief en efficiënt te kunnen werken. Immers
een sub-team hoeft slechts geïnformeerd te zijn over 12 patiënten. Omdat elke discipline zijn
unieke taak heeft is het een vereiste dat vervanging per discipline mogelijk moet zijn.
Concreet houdt dit in dat b.v. met vakanties of vrije dagen, hier rekening mee moet worden
gehouden.
De verpleegkundige bezetting bestaat, van maandag tot en met vrijdag, uit 3 vroege diensten,
3 late diensten en 2 nachtdiensten. De ‘derde’ verpleegkundige, in het schema onderaan
getekend, heeft een omloop ( assisterende) functie.
34
8.3. Patiëntenzorg gerelateerde overlegvormen
Overlegvorm
Verpleegkundige
ochtendoverdracht
Somatisch
ochtendrapport
Deelnemers
Nachtdienst
Vroege diensten
Arts-assistenten
Aanwezige vpk
Hoofd ZE
BehandelStafPsychiaters
Overleg (BSO)
Klinisch psycholoog
Arts-assistenten
Spv
Hoofd ZE
Middagrapport
Alle aanwezige medewerkers
met een
behandelinhoudelijke taak +
hoofd ZE
Terugkoppeling
Spv
Verpleegkundigen Aanwezig vpk in
middagoverdracht
Hoofd ZE
Terugkoppeling
Spv
ABC therapeuten
ABC therapeuten
Verpleegkundige
Vroege diensten
Middagoverdracht Late diensten
Hoofd ZE
Verpleegkundige
Late diensten
Avondoverdracht
Nachtdiensten
Casusbespreking
Alle aanwezige medewerkers
met een
behandelinhoudelijke taak +
hoofd ZE
Poliklinisch overleg Psychiaters
Klinisch psycholoog
SPV-en
Intervisie
Alle aanwezige medewerkers
met een
behandelinhoudelijke taak +
hoofd ZE
Opnameoverleg
PAAZ TSz
GGZ-MB
PAAZ EZ
ABC-overleg
Arbeidstherapeut
Bewegingstherapeut
Creatief therapeut
Doel
Waarborgen van continuïteit in de
verpleegkundige zorgverlening.
Waarborgen van continuïteit in de
somatisch verpleegkundige
zorgverlening.
Opstellen van individuele
behandelplannen zodanig dat elke
discipline daaruit zijn eigen
zorgplan kan afleiden.
Frequentie,
duur
Dagelijks
07.30 – 07.45
Ma t/m vrij
08.30 – 09.00
Ma, Wo, Do, Vr
11.00 – 12.00
Handhaven van een eenduidig,
Ma t/m vrij
efficiënt en effectief behandelbeleid. 12.00 – 12.30
Vertaling + uitleg van de individuele Ma, Wo, Do, Vr
behandelplannen.
15 min. Tussen
14.30 en 15.15
Vertaling + uitleg van de individuele
behandelplannen.
Waarborgen van continuïteit in de
verpleegkundige zorgverlening
Wo
09.30 – 10.30
Dagelijks
14.30 – 15.15
Waarborgen van continuïteit in de
verpleegkundige zorgverlening.
Uitwisseling behandelinhoudelijke
visie en werkwijze.
Deskundigheidsbevordering.
Dagelijks
22.45 – 23.00
Een keer per 4
weken op Di
15.00 – 16.00
Elke woensdag
09.00 – 10.00
Teambuilding
Een keer per 4
weken op Di
15.00 – 16.00
Afstemming opgenomen en
ontslagen patiënten.
Voorkomen “shoppen”.
Afstemming behandelplannen,
deskundigheidsbevordering.
Di
11.00 – 12.00
Wo
10.00 – 10.30
35
8.4. Afdelingsoverstijgende overlegvormen
8.4.1. Psychiaters
Overlegvormen
Deelnemers
Doel
Tripartiete overleg
Beleidspsychiaters GGZMB en TweeSteden
ziekenhuis
Psychiaters EZ en TSz
Afstemming beleid
Behandelaren EZ en TSz
Behandelaren EZ, TSz en
GGZ
Medische staf, raad van
bestuur
Medisch manager, raad van
bestuur en
zorggroepmanager
Psychiaters landelijk
Deskundigheidsbevordering
Bespreken therapie-indicaties
voordeur
Medisch beleid ziekenhuis
Psychiateroverleg
Refereren/casu
IOG
Stafvergadering
Beleidscommissie
Sectie
ziekenhuispsychiatrie
Afstemming beleid
Beleid ziekenhuis
Belangen ziekenhuispsychiatrie
Frequentie,
duur
3 x per jaar
1½ uur
6 x per jaar
1½ uur
1 x per maand
4 x per jaar
1 x per maand
3 uur
1 x per maand
3 uur
4 x per jaar
Extra activiteiten momenteel:
Stafbestuur
Bouwcommissie
Commissie bouw en infrastructuur
Vaste Barning commissie (nascholen artsen uit de regio)
Lustrumcommissie
Gebruikersoverleg elektronische communicatie
Regionaal formularium
Visitatiecommissie NvvP
36
8.4.2. Hoofd zorgeenheid
Overlegvormen
Deelnemers
Doel
Hoofdenoverleg
Zorggroepmanagers
Hoofden zorgeenheden EZ
Zorggroepmanagers
Personeelszaken
Hoofd ZE
OK
OR
RvB
Zorggroepmanager
Medisch manager
Hoofd ZE
PAAZ hoofden uit de regio
Afstemming beheerszaken,
voorbereiding beleidszaken
Ontwikkelen, adviseren aan RvB
m.b.t. sociaal beleid
Frequentie,
duur
1 x per maand
1½ uur
8 x per jaar
1 uur
Afstemming/evaluatie
productieafspraken en resultaten
2 x per jaar
1 uur
Afstemming beheers- en
behandelzaken.
Deskundigheidsbevordering.
Bespreken ontwikkelingen.
4 x per jaar
2 uur
Stuurgroep sociaal
beleid
Voor- en
najaarsoverleg
Regionaal PAAZ
hoofden
Landelijk PAAZ
Alle PAAZ hoofden uit
hoofdenoverleg
Nederland
Project/werkgroep:
- Schokkend
gebeurtenissen
- Kinderopvang
- Fietsplan
- Dag van de
verpleging
- Aanstellingscommissie Arbodienst
- Advertentiebeleid
- Ziekteverzuim
37
8.4.3. Klinisch psychologen
Overlegvormen
Deelnemers
Regionaal overleg
Psychologen en
klinisch psychologen psychologische assistenten
TSz en EZ
Regionaal overleg
(neuro)psychologen in
neuropsychologie
Brabant en Limburg
Doel
Regionale contacten en
deskundigheidsbevordering
Regionale contacten en
deskundigheidsbevordering op het
gebied van de neuropsychologie
PAZ (psychologen
Klinisch psychologen
Kwaliteitsbevordering van
algemeen/academisch werkzaam in het ziekenhuis psychologen in ziekenhuizen en
ziekenhuizen;
in heel Nederland
voor het behartigen van de
onderdeel van het
belangen van deze zelfde
Nederlands Instituut
doelgroep
voor psychologen)
Frequentie, duur
2 x per jaar
2 tot 3 x per jaar
2 x per jaar;
ledenvergadering
en
wetenschappelijke
dag
8.4.4. Sociaal psychiatrisch verpleegkundige
Overlegvormen
Opname overleg met
GGZ-MB en TSz
Idem
Stageoverleg SPV
Deelnemers
Sociaal psychiatrisch
verpleegkundigen
Met Kentron
Doel
Frequentie, duur
Wekelijks
1x per jaar
2x per jaar
38
8.4.5 Creatief therapeut
Overlegvormen
Deelnemers
Modulegroep
Creatief therapeuten
Ontwikkelen diverse observatie
werkzaam op diverse PAAZ- modulen
en
Alle modulegroepen
begeleid door de
Nederlandse Vereniging van
Creatieve therapie
Creatief therapeut TSz
Landelijk overleg
Overleg met TSz
Doel
Frequentie,
duur
Ongeveer 5 x per
jaar
Ongeveer 2 x per
jaar
Ongeveer 2 x per
jaar
39
8.4.6. Bewegingstherapeut
Overlegvormen
Deelnemers
Doel
Intervisiegroep
Bewegingsexpressie
therapeuten (BET)
Uitwisseling, ondersteuning en
bevordering professionaliteit in
beroepsinvulling
Onderdeel van groter opgezet
onderzoekhart vakwerk: HVPMTTrimbosinstituut-HVKT.
Boekenpresentatie 2000 “Vakwerk
Onderzoek
Werkgroep module
ontwikkeling en
producttyperingen
Werkoverleg
diagnostiek,
labanbewegingsanalyse en
observatiemodellen
ontwikkeling;
profilering BET
Frequentie,
duur
4 x per jaar
Ongeveer 3 x per
jaar
3 x per jaar
8.4.7. Arbeidstherapeut
8.4.8. Verpleegkundigen
8.4.9. Psychologisch assistent
40
8.5 Voorwaardenscheppende overlegvormen
Overlegvorm
Deelnemers
Psychiateroverleg
Psychiaters van TweeStedenZk
en ElisabethZk.
Psychiaters
Klinisch psychologen
Zorggroepmanager
Hoofd ZE
Medisch manager
Zorggroepmanager
Hoofd ZE
Alle medewerkers van de PAAZ.
De individuele dienstroosters zijn
hiertoe aangepast.
Productgroep
overleg
Trilateraaloverleg
Afdelingsoverleg
Verpleegkundig
overleg
Alle aanwezige
verpleegkundigen.
SecretaresseOverleg
Secretaressen
Hoofd ZE
Doel
Frequentie,
duur
Formuleren en vaststellen van
eenduidig beleid van de ZE. Het
overleg heeft een advies functie
naar het management.
Uitzetten van eenduidig beleid van
de ZE.
Acht keer per
jaar op maandag
van
12.30 –14.00
Derde maandag
in de maand van
10.00 – 11.00
Een keer per 4
weken op
dinsdag van
15.00 – 16.00
Komen tot en handhaven van
eenduidigheid en
overeenstemming over de
uitvoering van het beleid van de
PAAZ.
Komen tot en handhaven van een
efficiënt en effectief verloop van
de dagelijkse gang van zaken op de
PAAZ.
Afstemming werkzaamheden.
Komen tot en handhaven van
efficiënt en effectief verloop van
de werkzaamheden.
Een keer per 2
weken op
dinsdag van
15.15 – 16.00
4 x per jaar.
41
9. Organisatie klinisch behandelaanbod
Middels een weekprogramma wordt organisatorische vorm gegeven aan het behandelaanbod.
Elke patiënt volgt een voor hem individueel programma afgestemd op persoonlijke
draagkracht en draaglast, waarbij het ziektebeeld geen leidraad is. Zo kan de ene patiënt,
opgenomen vanwege een depressie, wel b.v. cognitieve therapie volgen, terwijl een andere
patiënt, opgenomen vanwege een depressie, deze therapie niet volgt. Het te volgen
therapieprogramma wordt vastgesteld, na de 10-daagse observatieperiode op basis van de
verslaglegging, in de behandelplanbespreking. Het kan continu, op geleide van het
toestandsbeeld van de patiënt, aangepast worden tijdens een BSO (behandelstafoverleg) of
tijdens het middagrapport.
42
9.1. Het weekprogramma
Naam:
Mentor:
Datum:
Huiskamer:
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
07.30 – 08.15
medicatie, ontbijt
07.30 – 08.15
medicatie, ontbijt
07.30 - 08.15
medicatie, ontbijt
07.30 - 08.15
medicatie, ontbijt
07.30 - 08.15
medicatie, ontbijt
08.30 – 09.30
weekdoelbesprekingY
08.30 – 09.30
probleemoplossen
08.30 – 09.30
arbeid
08.30 – 09.00
kamerverzorging Z
08.30 – 09.30
arbeid Z
09.30 - 10.00
dagdoelbesprekingYZ
08.30 - 10.00
arbeid Z
08.30 – 09.30
groepsgesprek NTT
10.00 – 11.00
psycholoog, ind
09.30 – 10.00
dagdoelbespreking YZ
09.30 - 10.30
ABC - SPV
08.30 - 09.30
creatief , obs
09.30 - 10.00
dagdoelbespr. YZ
09.00 – 09.45
gezondheid Z
10.00 – 11.00
psycholoog, obs
10.00 - 11.00
vpk, running
08.30 – 10.00
CGT, trainingsgroep
10.00 – 11.00
arbeid Y
11.00 - 12.00
arbeid
09.00 - 10.00
thema patiënt vpk
10.00 - 11.00
voorlichting Z
08.30 – 09.30
thema patiënt vpk
09.45 – 10.45
weekdoelbespreking Z
10.00 – 10.30
gezondheid Y
11.00 - 12.00
beweging, ontspanning
10.00 - 10.30
dagdoelbespreking YZ
09.45 – 10.45
voorlichting Y
10.00 – 11.00
groepsgesprek VLR
11.00 - 12.00
creatief, groep
10.00 - 11.00
psycholoog, obs
09.30 – 10.30
thema patiënt vpk
11.00 – 12.00
creatief
11.00 - 12.00
thema patiënt vpk
11.00 - 12.00
arbeid Y
12.00 - 13.00
medicatie, diner
10.30 - 12.00
creatief, Z
13.00 – 14.30
arbeid
11.00 - 12.00
thema patiënt vpk
13.00 – 14.00
beweging
12.00 - 13.00
medicatie, diner
10.45 – 12.00
beweging running
11.00 – 12.00
vpk running
12.00 – 13.00
medicatie, diner
12.00 - 13.00
medicatie, diner
14.15 – 15.30
beweging
13.00 - 14.00
arbeid
12.00 - 13.00
medicatie, diner
13.00 – 14.00
psycholoog, ind
13.45 – 15.00
beweging obs
13.00 – 14.00
creatief
14.00 - 15.00
arbeid
13.00 – 14.30
arbeid
13.00 – 14.00
beweging, ind
13.00 – 14.00
creatief
14.00 – 15.00
creatief
13.15 - 14.30
beweging, obs
13.30 - 14.30
mannenuur
14.00 – 14.30
ontspanning, vpk
13.00 – 15.00
psycholoog ind
15.00 – 16.00
arbeid
13.00 - 14.30
creatief, Y
14.00 – 15.30
CGT, psycholoog
14.00 – 15.00
creatief ind
15.00 – 16.00
creatief
13.00 - 14.30
thema patiënt vpk
14.30 - 15.30
weekdoelevaluatie Z
14.00 – 15.00
beweging, ind
14.00 – 15.00
spreekuur Ntt Vlr
15.45 – 16.45
beweging, zwemmen
14.30 – 16.30
creatief, ind
14.30 - 15.30
spreekuur NTT
15.45 – 16.45
vrouwenuur
15.00 – 16.00
AO, IV, VPKO
15.00 - 15.30
dagdoelevaluatie YZ
15.30 - 16.30
weekdoelevaluatie Y
15.30 – 16.45
beweging, obs, mytyl
16.00 – 17.00
Spreekuur Vlr Ntt
15.30 - 16.30 mytyl
beweging, zwemmen
15.30 - 16.30
spreekuur VLR
16.45 – 17.15
dagdoelevaluatie YZ
17.00 - 17.15
dagdoelevaluatie YZ
17.00 - 17.30
dagdoelevaluatie YZ
16.30 - 17.30
beweging, sport, mytyl
17.45 – 18.15
medicatie, lunch
17.45 - 18.15
medicatie, lunch
17.45 - 18.15
medicatie, lunch
17.45 - 18.15
medicatie, lunch
17.45 - 18.15
medicatie, lunch
43
9.2. Weekprogramma beschrijving
Weekprogrammaonderdeel
Weekdoelbespreking
Kamerverzorging
Gezondheid
Thema patiënt vpk
Voorlichting
Beweging running
Kl. psycholoog, ind.
Beweging, ind.
Ontspanning, vpk
Kl. psycholoog, CGT
Beweging, obs
Dagdoelevaluatie
Arbeid
Creatief
Groepsgesprek
Dagdoelbespreking
Creatief, ind
Creatief, obs
Beweging, expressie
Beschrijving
Begeleiding
Elke patiënt geeft aan, aan welk doel, voortvloeiend
vanuit individueel behandelplan, hij de komende
week gaat werken.
Patiënt maakt eigen slaapkamer schoon.
Een geïndiceerde groep patiënten krijgt voorlichting
+ gelegenheid tot stellen van vragen over medicatie
en aanverwante onderwerpen.
Een geïndiceerde groep patiënten heeft de
gelegenheid om individueel gericht of groepsgericht
te werken aan eigen behandelplan.
Een geïndiceerde groep patiënten krijgt voorlichting
over ziektebeelden en aanverwante onderwerpen.
Een geïndiceerde groep patiënten krijgt running
therapie.
Een patiënt krijgt een individuele behandeling.
Een patiënt krijgt een individuele behandeling.
Een geïndiceerde groep patiënten krijgt
ontspanningsoefeningen.
Een geïndiceerde groep patiënten krijgt cognitieve
gedragstherapie.
Patiënten in de observatie periode krijgen
bewegingstherapie.
Patiënten bespreken of hun gesteld dagdoel is
gehaald.
Een geïndiceerde groep patiënten krijgt
arbeidstherapie.
Een geïndiceerde groep patiënten krijgt creatieve
therapie.
Patiënten bespreken alle daagse levensonderwerpen
+ onderwerpen voortkomend uit het vervangend
leefmilieu ( de PAAZ)
Patiënten bespreken het doel waar ze deze dag aan
gaan werken. Het doel is een afgeleide van het
gestelde weekdoel.
Een patiënt krijgt een individuele behandeling.
Patiënten in de observatie periode krijgen creatieve
therapie.
Een geïndiceerde groep patiënten krijgt
bewegingstherapie gericht op dans, mime, drama,
muziek en taal.
SPV + VPK
VPK
ARTSASSISTENT
VPK
VPK
Bewegingsth.
Kl. psycholoog
Bewegingsth.
VPK
Kl. psycholoog
Bewegingsth.
VPK
Arbeidsth.
Creatief th.
Psychiater +
VPK
VPK
Creatief th.
Creatief th.
Bewegingsth.
44
Kl. psycholoog, obs
VPK, running
Beweging, ontspan.
Probleemoplossen
Beweging, zwemmen
Spreekuur
CGT, trainingsgroep
Vrouwenuur
Mannenuur
Weekdoelevaluatie
Beeldend ontspanning
Beweging, sport
Creatief ontspanning
Creatief structuur
Creatief, ik ontdekkend
Creatief, open
Patiënten in de observatieperiode krijgen therapie
met variërende onderwerpen.
Een geïndiceerde groep patiënten krijgt running
therapie.
Een geïndiceerde groep patiënten krijgt
ontspanningstherapie.
Een geïndiceerde groep patiënten krijgt therapie hoe
methodisch problemen te kunnen oplossen.
Een geïndiceerde groep patiënten krijgt zwemtherapie
Alle patiënten worden wekelijks twee keer
individueel + familie / kennissen gesproken.
Een geïndiceerde groep patiënten bespreekt hun
huiswerkopdracht voorkomend uit de cognitieve
gedragstherapie. Dit deel met name gericht op
sociale vaardigheden.
Een geïndiceerde groep patiënten (vrouwen) krijgt
sekse specifieke hulpverlening.
Een geïndiceerde groep patiënten (mannen) krijgt
sekse specifieke hulpverlening.
Patiënten bespreken hun al dan niet behaald
weekdoel.
Geïndiceerde groep krijgt ontspanningstherapie
Geïndiceerde groep krijgt therapie d.m.v. sport en
spel
Kl. psycholoog
VPK
Bewegingsth.
SPV
Bewegingsth.
Psychiater +
arts-assistent
SPV samen
met
trainingsgroep
VPK
VPK
SPV +VPK
Creatief th.
Bewegingsth.
Creatief th.
Creatief th.
Creatief th.
Creatief th.
Vanuit de gedachte dat elke discipline verantwoordelijk is voor zijn haar vakgebied, dienen de
diverse disciplines ook zelf zorg te dragen voor aanwezigheid + begeleiding van de
aanwezige patiënten geïndiceerd voor het betreffende therapie onderdeel.
Verpleegkundigen nemen dus niet deel aan de therapieën in de zin als groepsbegeleider.
Niet opgenomen in dit schema zijn de trainingen Liberman en Goldstein. Dit zijn
poliklinische verrichtingen die uitgevoerd worden door VPK + SPV.
45
10. Het verpleegkundig proces
Binnen de PAAZ is methodisch verplegen algemeen goed. Bij de start in 1996 is gekozen
voor de theorie van Gordon aangevuld met het gebruik van standaardverpleegplannen.
Verplegen kan gezien worden als een proces, dat omschreven kan worden als een methode
van probleemidentificatie en oplossing (Gordon 1994). Deze methode is gericht op menselijke
reactie ten aanzien van actuele of potentiële gezondheidsproblemen en is daarmee
kenmerkend voor de verpleegkundige discipline.
Het verpleegkundig proces bestaat uit een aantal fasen, deze kunnen als volgt omschreven
worden:
 verpleegkundige anamnese;
 verpleegkundige diagnose;
 planning, bestaande uit verpleegkundige interventies en patiënt outcomes
(verpleegdoelen);
 uitvoering;
 evaluatie.
Met behulp van onder andere de schriftelijke vastlegging van het verpleegkundig proces kan
de kwaliteit van de verleende zorg meetbaar gemaakt worden. Daarnaast draagt het
verpleegkundig proces bij aan de coördinatie van de te verlenen zorg en aan de continuïteit
ervan.
De verpleegkundige anamnese
Om de verpleegkundige anamnese te kunnen formuleren worden de elf gezondheidspatronen
van Gordon gebruikt. Een gestructureerde vragen- en aandachtspuntenlijst, opgesteld aan de
hand van de functionele gezondheidspatronen, kan als hulpmiddel dienen. Nadat deze lijst
samen met de patiënt is doorgenomen, ontstaat een vrij compleet beeld van de patiënt, waarin
met name tot uiting komt hoe hij zichzelf ervaart in relatie tot zijn omgeving en hoe hij
reageert op verstoringen van zijn gezondheid. Het is van belang dat men niet alleen, door de
patiënt zelf aangegeven verpleegproblemen analyseert, maar dat tevens in kaart wordt
gebracht waar de sterke kanten, de kracht, van de patiënten zitten.
De verpleegkundige diagnose
De begrippen verpleegkundige diagnose en verpleegproblemen worden veelvuldig naast
elkaar gebruikt of onderling verwisseld. Gordon benoemt het onderscheid als volgt: een
verpleegkundige diagnose beschrijft het probleem van de patiënt, niet het probleem van de
verpleegkundige in het ontwerpen en uitvoeren van de zorg. Het laatste kan volgens haar wel
als verpleegprobleem omschreven worden. Bijvoorbeeld, een patiënt op een chirurgische
afdeling is in de war, onrustig en loopt met voortduring weg. De afdeling wil dat de patiënt op
de PAAZ wordt opgenomen omdat de verpleegkundigen dit gedrag als problematisch ervaren.
Hier is sprake van een verpleegprobleem.
46
Verpleegkundige diagnoses kunnen beschouwd worden als werkhypothesen. Hiermee wordt
bedoeld dat de diagnose geen statisch fenomeen is, maar zal veranderen in de loop van de tijd.
Verpleegkundige diagnoses vertalen niet alleen de problemen die de verpleegkundige
signaleert op basis van haar professionaliteit, maar verwoorden vooral de behoeften van de
patiënt.
Een verpleegkundige diagnose is: een vaststelling van iemands feitelijke of mogelijke reacties
op gezondheidsproblemen of levensprocessen, op grond waarvan verpleegkundige zorg kan
worden verleend. (De nationale raad voor de Volksgezondheid, 1993)
De planning
De planning bestaat uit de omschrijving van de verpleegkundige doelen (patient outcomes) en
verpleegkundige interventies.
De definitie van verpleegkundige doelen is:
De beschrijving van gedragingen, reacties en gevoelens van de patiënt als reactie op de
verpleegkundige zorg die geboden wordt en die bepaald wordt aan de hand van de
verpleegkundige diagnose. (M.L. Vossen)
Doelen worden beschreven in gewenst eindgedrag. De RUMBA-eisen kunnen hierbij als
leidraad dienen. RUMBA staat voor Relevant, Understandable, Measurable, Behavioral en
Attainable oftewel relevant, begrijpbaar, meetbaar, in termen van gedrag en haalbaar.
De interventie
De definitie:
Een verpleegkundige interventie is een gerichte activiteit die de verpleegkundige namens of
voor een persoon/groep op basis van de verpleegkundige diagnose, en die de persoon/groep
niet zelf kan verrichten. (Ten Napel & V.d Bruggen)
Het gaat om handelingen die vanuit een verpleegkundige optiek ondernomen worden en die
gerelateerd zijn aan het verpleegkundig proces.
De uitvoering
Bij de uitvoering worden de verpleegkundige interventies, zoals opgesteld in het
verpleegplan, door de verpleegkundigen uitgevoerd naast andere, niet-verpleegkundig
georiënteerde interventies. In feite zal de verpleegkundige zich met name in deze fase
herkennen omdat ze het dagelijkse werk weergeeft. Tijdens de iedere dienst rapporteert de
verpleegkundige haar bevindingen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in feitelijke
observatie en de interpretatie. Een voorbeeld: de patiënt eet 5 boterhammen, is de feitelijke
observatie. De patiënt heeft goed gegeten, is de interpretatie. De interpretatie zegt vooral iets
van de rapporterende verpleegkundige. Wat voor de een goed is, is voor de ander slecht.
Hierdoor leer je het begrippenkader van elkaar kennen en zet het aan tot eenduidig
taalgebruik.
47
De rapportage is een belangrijk instrument om de continuïteit en de coördinatie van de
verpleegkundige zorg te waarborgen.
Met de rapportage wordt de grondslag gelegd voor de evaluatie.
De evaluatie
Hierbij onderzoekt de verpleegkundige of de verrichtingen die verondersteld worden nodig te
zijn, daadwerkelijk het gewenste effect sorteren. Er is sprake van procesevaluatie en
productevaluatie.
Bij procesevaluatie wordt beschreven welke interventies toepasselijk bleken, wat de reacties
van de patiënt waren, welke interventies niet zinvol bleken en welke alternatieven gekozen
waren.
Bij productevaluatie richt de evaluatie zich op het vaststellen van de mate van vooruitgang
van de patiënt op basis van een vergelijking van de resultaten van de gegeven zorg met de in
het verpleegplan opgestelde doelen.
48
10.1. Verpleegkundige bezetting
Er is een balans tussen verpleegkundige werkzaamheden en de bezetting. Een consequentie
van de in de visie uitgedragen behandelverantwoordelijkheid is dat verpleegkundigen,
patiënten niet tot en met de therapie onderdelen begeleiden maar, tot aan de therapie
onderdelen. Dit, tenzij men uiteraard zelf het betreffende onderdeel verzorgt.
Verpleegkundigen volgen dus geen therapie. Dit creëert meer tijd voor individuele
patiëntencontacten.
Een groot deel van de opnames van patiënten is weliswaar acuut maar toch te plannen. Er is
gekozen voor twee opnametijden gekoppeld aan twee verpleegkundige diensten. Om 13.00
uur kan de vroeg-late dienst ( 13.00 – 21.30 uur) een opname verzorgen en om 16.00 uur kan
de late dienst ( 14.30 – 23.00 uur) een opname verzorgen. Hierdoor hoeft de patiënt maar met
één verpleegkundige in eerste instantie zaken te doen en heeft de verpleegkundige minimaal 6
uren ter beschikking om een patiënt op te nemen.
Op maandag en vrijdag kan er een piek liggen qua werkzaamheden. Dit heeft te maken met op
maandag de naweeën van de weekendgebeurtenissen en op vrijdag vanwege een relatief
groter aantal ontslagen patiënten. Hier is ook op geanticipeerd door een hogere
verpleegkundige dagbezetting indien mogelijk.
Wanneer er op andere momenten, door inschatting van de aanwezige verpleegkundigen een
extra dienst noodzakelijk is, bijvoorbeeld bij intensieve zorg van een aantal patiënten, dan kan
deze worden ingezet. Omgekeerd wordt er bij uitval kritisch gekeken of herbezetting op dat
moment noodzakelijk is.
Het aantal verpleegkundigen correspondeert met de subteams, psychiater, arts assistent en
sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Zie hiervoor ook hoofdstuk 8, de communicatie
structuur paragraaf 8.2. “Dagorganisatie patiëntenzorg”.
De bezetting:
Maandag
Vroege dienst
07.30 – 16.00
2
Dagdienst
08.30 – 17.00
2
Vroeg-late dienst Late dienst
13.00 – 21.30
14.30 – 23.00
1
2
Nachtdienst
22.45 – 07.45
2
Dinsdag
2
1
1
2
2
Woensdag
2
1
1
2
2
Donderdag
2
1
1
2
2
Vrijdag
2
2
1
2
2
Zaterdag,
Zondag en
feestdagen
2
1
1
2
2
49
10.2 Mentorschap
De verpleegkundigen gebruiken het middel mentorschap om op een respectvolle wijze een
therapeutische relatie met de patiënt aan te gaan.
Achtereenvolgens komen aan de orde:
- Patiëntentoewijzing
- Taken van de mentor
- Eisen m.b.t. het mentorschap
- Afspraken
Patiëntentoewijzing:
Willen we volgens het principe patiëntentoewijzing kunnen werken dan zal eerst duidelijk
geformuleerd moeten worden wat hieronder verstaan wordt.
De volgende definitie kan hierin verhelderend zijn:
- “Patiëntentoewijzing is een methode voor werkverdeling met betrekking tot patiëntenzorg.
De verpleegkundige krijgt een of meerdere patiënten toegewezen waarbij hij/zij de
volledige verantwoordelijkheid krijgt voor de uitvoering en de coördinatie van de zorg,
zoveel mogelijk van opname tot ontslag. Bij afwezigheid van de verpleegkundige dient de
zorg gecontinueerd te worden volgens de gemaakte planning. Indien de situatie dit vraagt
zijn de collega’s gehouden het verpleegplan bij te stellen.
In het systeem van patiëntentoewijzing wordt de patiënt dus niet toevertrouwd aan een team
van verpleegkundigen, maar aan één verantwoordelijke verpleegkundige. Hiervoor gebruiken
we de term “mentor”.
Het betreft hier één of meerdere patiënten per mentor. Deze is dan verantwoordelijk voor de
totale verpleegkundige zorg. Dit houdt in dat hij/zij instaat voor de uitvoering van de zorg die
de patiënt nodig heeft, maar ook voor de planning en evaluatie van die zorg.
Belangrijke vragen hierbij zijn:
1. Komt de zorg overeen met de behoeften van de patiënt?
2. Welke zijn de problemen waarvoor de patiënt hulp nodig heeft, of met welke problemen
wordt onvoldoende rekening gehouden?
3. Neemt de patiënt voldoende deel aan zijn/haar zorg?
Het is vanzelfsprekend dat het hier zowel somatische als niet-somatische aspecten van de
verpleging kan betreffen. De mentor coördineert de 24-uurs zorg. Iedere verpleegkundige is
echter medeverantwoordelijk voor de patiënten van andere mentoren. Deze
verantwoordelijkheid realiseert de mentor dan door ondersteuning van zijn/haar collega’s.
Taken van de mentor:
Het takenpakket van de mentor bestaat uit een aantal hoofdtaken:
1. Coördinerende taak
2. Begeleidende taak
3. Taak m.b.t. het methodisch werken (de verpleegmap)
4. Taak m.b.t. de evaluatie en communicatie.
50
Ad. 1:
- De mentor is de aangesprokene/eerstverantwoordelijke t.a.v. de coördinatie van de
verpleegkundige zorg van de door hem/haar toegewezen patiënten.
- Bij afwezigheid van de mentor zorgt deze ervoor dat de continuïteit gewaarborgd blijft.
- De mentor begeleidt de patiënt van opname tot ontslag.
- De mentor draagt zorg voor de planning, coördinatie en evaluatie van de verpleegkundige
zorg
- De mentor neemt een spilfunctie in tussen zijn/haar toegewezen patiënten m.b.t. de
behandelcoördinator, familie en andere betrokkenen.
- De mentor rapporteert t.b.v. het BSO aan de behandelcoördinator en participeert op die
wijze in de totstandkoming van het behandelplan.
Ad.2.:
- De mentor begeleidt en ondersteunt de patiënt vanaf het moment van opname tot ontslag.
- De mentor is op de hoogte van de gevoels- en belevingswereld van de patiënt en weet,
daar wat nodig, als “advocaat” voor de patiënt op te treden.
- De mentor introduceert de patiënt in de voor hem/haar nieuwe omgeving
- De mentor heeft regelmatig contact met zijn/haar patiënten.
- De mentor begeleidt en ondersteunt de patiënt bij overplaatsing of ontslag.
Ad .3.:
- De mentor legt het hele zorgproces vast in de individuele verpleegplannen:
- Verzamelt gegevens en stelt de anamnese op’
- Formuleert probleemstellingen en verpleegdoelen
- Stelt een verpleegplan op (samen met de patiënt) met daarin vermeldt de interventies
om de verpleegdoelen te behalen
- De mentor geeft de mate van zorgverlening aan in kwaliteit en kwantiteit
- De mentor bewaakt het verpleegkundig proces
- De mentor verwerkt de overige verpleegkundige gegevens
- De mentor draagt zorg voor het dossier, zowel bijhouden in het algemeen als de
archivering
Ad.4.:
- De mentor signaleert, samen met collega-verpleegkundigen, het proces van het
verpleegplan en geeft een samenvatting van het functioneren hiervan.
- De mentor is in staat om hierbij probleemoplossende vaardigheden te hanteren en weet
een verpleegkundige strategie uit te zetten in overleg met collega-verpleegkundigen
- De mentor maakt knelpunten bespreekbaar
- De mentor zorgt voor een goede informatieoverdracht
- De mentor overlegt regelmatig met de behandelcoördinator over het verloop van de
verpleegkundige zorg
- De mentor evalueert met de patiënt de afgelopen periode, middels het overhandigen en
mogelijk samen invullen van het “eigen-inbreng”-formulier.
Eisen m.b.t. het mentorschap:
- Verpleegkundige die minder dan 80% werken kunnen het mentorschap niet vervullen, zij
worden gekoppeld aan een verpleegkundige die 80% of meer werkt.
51
-
Een mentor dient over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken om het totale
verpleegproces de coördineren.
De verpleegkundige is er verantwoordelijk voor zijn/haar onervarenheid kenbaar te maken
en hulp te vragen aan degene die er meer ervaring mee hebben.
Een mentor dient voldoende prioriteit toe te kennen aan de eigen positie om regelmatig
zijn/haar patiënten te kunnen spreken, het zorgproces vast te kunnen leggen in de
verpleegmap en voldoende informatie te kunnen leveren voor het BSO.
Afspraken:
1. De zorg is te verdelen in product (reguliere basiszorg) en (proces)gesprekken,
voorbereiding BSO. Het product wordt overgedragen aan een dienst, deze dienst is dan
vervangend mentor voor meerdere patiënten. We spreken concreet af dat de ED dienst
deze taak op zich gaat nemen, de ED dienst is er verantwoordelijk voor dat het
ochtendrapport en het BSO verwerkt worden.
De ED dienst kan dit zelf doen maar kan dit ook delegeren, echter hij of zij blijft degene
die er op aangesproken kan worden als er iets niet, maar ook als er iets wel gebeurd is. Bij
afwezigheid van de mentor is deze er verantwoordelijk voor dat het proces wordt
overgedragen aan een of eventueel meerdere verpleegkundigen. De mentor kan deze
vervangende mentor aanspreken over de continuïteit van het proces. Bij deze constructie
kunnen de mentorgroepjes gaan vervallen.
2. De verpleegkundige die de opname doet, koppelt de patiënt aan een mentor. Hierbij is van
belang dat de mentor in de observatieperiode voldoende dagen aanwezig is om de
zorgbehoefte van de patiënt vast te leggen en hierover de informeren aan de
behandelcoördinator.
3. De mentor legt, samen met de patiënt, de observatie volgend de “Gordon”-methodiek vast
in het daarvoor ontwikkelde formulier.
4. De mentor levert informatie aan voor de “grote intake” en de “evaluaties” die tijdens het
BSO besproken worden.
5. Wanneer de mentor in dienst is dient deze aanwezig te zijn bij de terugkoppeling vanuit
het BSO tijdens de overdracht van 14.30 uur.
6. De mentor verwerkt de conclusies van het BSO in het verpleegplan bij afwezigheid van de
mentor is de ED-dienst verantwoordelijk. Omtrent de conclusies kan de mentor altijd
overleggen met de behandelcoördinator.
7. Indien de mentor afwezig is tijdens de voorbereiding en/of de terugkoppeling van het
BSO regelt deze zelf vervanging!. Ook hierbij geldt dat de vervangende verpleegkundige
voldoende aanwezig dient te zijn om adequaat te vervangen.
8. De vervanging (ook indien de mentor enige tijd afwezig is) wordt vermeldt op het
planbord.
9. Vervanging voorbereiding BSO vermelden in de BSO-agenda.
52
10.3 CPV
Consultatief Psychiatrisch Verpleegkundige
Wat is een CPV-er?
Een CPV-er is een psychiatrisch verpleegkundige die, vanuit de PAAZ, consultatie verleent
aan verpleegkundigen en andere gezondheidsmedewerkers. De CPV-er heeft zich als het ware
gespecialiseerd in de begeleiding bij somatisch zieke mensen met psychiatrische en/of
gedragsproblemen.
Er kunnen allerlei redenen zijn waardoor mensen zich anders gaan gedragen. Denkt u
bijvoorbeeld maar eens aan patiënten die overmatig veel aandacht vragen, erg druk, negatief
of somber zijn of opvallend vreemd reageren.
Daarnaast is het zo dat patiënten erg prikkelbaar of boos kunnen zijn, agressief worden of
zelfs verward raken.
Deze categorie patiënten heeft integrale zorg nodig, dat wil zeggen dat er naast somatische
zorgaspecten gekeken dient te worden naar psychische, psychiatrische en/of
gedragsproblemen.
De CPV draagt ertoe bij dat er op deskundige wijze zorg geboden blijft worden aan de patiënt
en dat men daarbij met plezier en enthousiasme het werk kan blijven doen.
De CPV-er biedt assistentie aan op verpleegkundig niveau om verpleegkundige problemen of
verpleegproblemen te helpen voorkomen, stabiliseren of verbeteren bij patiënten met comorbiditeit. Uiteraard zijn ook andersoortige vragen welkom.
Onder co-morbiditeit wordt verstaan dat de problemen zich op verschillende vlakken
afspelen. Door toepassing van nieuwe technieken, verkorting van de opnameduur en toename
van het aantal ouderen, chronisch zieken, geweldslachtoffers en alcoholverslaafden is het
aantal patiënten met co-morbiditeit in het ziekenhuis toegenomen. Dit verklaart waarom er
meer behoefte is aan ondersteuning. Vanuit de PAAZ zijn we dan ook gaarne bereid meer
initiatief hierin te tonen.
De CPV-er werkt nauw samen met de andere psychiatrische disciplines in het ziekenhuis die
in consult kunnen worden geroepen. Medische consulten dienen via de psychiaters en hun
assistenten te verlopen, verpleegkundige consulten via de CPV.
Welke zorg kan men wel/niet verwachten?
De CPV is een aanvulling op de reeds geboden zorg. Eerst wordt gekeken welke problemen
door u ervaren worden, bijv. het ervaren van een tekort aan psychiatrische kennis of moeite in
het kiezen van een juiste benadering.
Consultatie is een methodisch overleg tussen beroepskrachten onderling rondom een
werkprobleem.
De CPV-er heeft een advies- en meedenkrol. In principe hoeft de CPV-er de patiënt dan ook
niet te zien. De CPV-er heeft ook geen therapeutisch intenties, kan/mag geen medicijnen
voorschrijven en het behandelbeleid wijzigen (zoals het regelen van overplaatsing). Deze
taken zijn voorbehouden aan voornoemde andere disciplines.
53
Concrete acties die de CPV-er wel doet:







Adviezen over zorg en zorgbehoefte van de patiënt
Adviezen over benaderingswijzen van de patiënte
Assistentie/ondersteuning bij escalatie. 24-uurs service. (Vergeet de beveiliging niet!)
Adviezen over rechtspositie van de patiënt of verpleegkundige
Voorlichting middels klinische lessen, bijv. over ongewenst gedrag.
Aanleren van communicatieve vaardigheden (momenteel in ontwikkeling bij het
skillslab)
Evalueren van de geboden zorg
Hoe en wanneer kunt u de CPV-er inschakelen
De PAAZ is dag en nacht bereikbaar op 3360 of 3359. De CPV is door verpleegkundigen op
eigen initiatief in te schakelen.
Daarnaast is het onze intentie om regelmatig de afdelingen te bezoeken om te kijken of er
bestaande werkproblemen zijn.
Voorbeelden van werkproblemen zijn:












Angstige patiënt
Sombere/ suïcidale patiënt
Veelvuldig klagende patiënt
Verslavingsproblematiek
Patiënten met psychiatrische achtergrond
In zichzelf gekeerd
Agressiviteit
Weigeren van behandeling
Verwardheid
“Sociale indicaties”
Gevaarlijk, vreemd of onvoorspelbaar gedrag
Verschil in opvatting over een te kiezen benadering
54
11. Nawoord
Zoals in de behandelvisie al besproken is de waarde van een tekst als deze beperkt.
Organisaties binnen de gezondheidszorg worden toenemend verrijkt met nieuwe inzichten
en technieken. De ZE Psychiatrie zal zich daarom blijven profileren als een lerende
organisatie.
Wij kunnen ons voorstellen dat u, na het lezen van deze theoretische uiteenzetting,
geïnteresseerd bent geraakt in de praktijk van alle dag. Wij willen u, als professional, dan
ook in de gelegenheid stellen om een kijkje te komen nemen in de zorgeenheid psychiatrie.
Hiervoor kunt u een afspraak maken met Dhr. de Vaan, hoofd zorgeenheid psychiatrie.
55
Download