PAAZ Naam: Locatie: Postadres: Plaats: Contactpersoon: Telelefoonnr: Emailadres: www adres: Sint Elisabeth Ziekenhuis Tilburg Postbus 90151 Tilburg Rien de Vaan 013 5392915 [email protected] www.elisabeth.nl Zorgeenheid psychiatrie Sint Elisabeth Ziekenhuis Tilburg 2 Druk 1e druk augustus 2001 2e druk november 2002 Uitgever Zorgeenheid psychiatrie Auteurs Medewerkers zorgeenheid psychiatrie Vormgeving Marianne v/d Meijdenberg Rien de Vaan Oplage 1e druk 125 2e druk 100 3 Inhoudsopgave 1. Voorwoord blz. 6 2. Adres Sint Elisabeth Ziekenhuis blz. 7 3. Profiel Sint Elisabeth Ziekenhuis blz. 8 4. Profiel zorgeenheid psychiatrie blz. 9 5. Organisatiestructuur Sint Elisabeth Ziekenhuis blz. 10 6. Organisatiestructuur zorgeenheid psychiatrie 6.1. Formatie 6.2. Behandelvisie zorgeenheid psychiatrie 6.3. Behandelstructuur zorgeenheid psychiatrie 6.3.1 Poliklinische groepsbehandeling 6.4. Overlegstructuur behandeling 6.5. Overzicht afdelingsondersteunende werkzaamheden blz. 11 7. Functiebeschrijvingen 7.1. Psychiaters 7.2. Hoofd zorgeenheid 7.3. Klinisch psycholoog 7.4. Sociaal psychiatrisch verpleegkundige 7.5. Arbeidstherapeut 7.6. Bewegingstherapeut 7.7. Creatief therapeut 7.8. Verpleegkundigen 7.9. Secretaresse 7.10. Psychologisch assistent blz. 19 8. Communicatiestructuur 8.1. Procescoördinatie 8.2. Verpleegkundige organisatie patiëntenzorg 8.2.1 Dagorganisatie 8.2.2 Mentorschap 8.2.3 Gordon blz. 33 8.3. Patiëntenzorg gerelateerde overlegvormen 4 8.4. 8.5. Afdelingsoverstijgende overlegvormen 8.4.1 Psychiaters 8.4.2 Hoofd zorgeenheid 8.4.3 Psychologen 8.4.4 Sociaal psychiatrisch verpleegkundige 8.4.5 Creatief therapeut 8.4.6 Bewegingstherapeut 8.4.7 Arbeidstherapeut 8.4.8 Verpleegkundigen 8.4.9 Psychologisch assistent Voorwaardenscheppende overlegvormen 9. Organisatie klinisch behandelaanbod 9.1. Het weekprogramma 9.2. Weekprogramma beschrijving blz. 42 10. Het verpleegkundig proces 10.1 Verpleegkundige bezetting 10.2 Mentorschap 10.3 CPV blz. 46 11. Nawoord blz. 55 5 1. Voorwoord Voor u ligt de eerste versie van het afdelingsboek psychiatrie. Het boek is tot stand gekomen dankzij bijdragen van de verschillende disciplines welke anno juni 2001 werkzaam zijn binnen de zorgeenheid psychiatrie. In 1996 is de PAAZ (psychiatrische afdeling algemeen ziekenhuis) opgericht en complementeerde daarmee de bestaande polikliniek, consultatieve dienst en de liaison functie tot een volledige zorgeenheid psychiatrie. Nadat er vele, met name behandelinhoudelijke, zaken schriftelijk waren vastgelegd was het de tijd om de organisatie van de zorgeenheid toe te vertrouwen aan het papier. Het boek heeft vooral als doel nieuwe medewerkers te informeren en kan dienen als public relation materiaal. Hoofdstuk 1 t/m 5 geven u middels een korte omschrijving een algemeen beeld van het Sint Elisabeth Ziekenhuis. De daaropvolgende hoofdstukken hebben betrekking op de zorgeenheid psychiatrie. Beschreven staan achtereenvolgens organisatiestructuur, functiebeschrijvingen, communicatiestructuur, organisatie klinische behandelaanbod en het verpleegkundig proces. Tweede druk Niet geheel onverwacht presenteren wij u de 2e druk van het afdelingsboek psychiatrie. Het boek heeft ons de dienst bewezen om in een compacte vorm de zorgeenheid Psychiatrie te kunnen presenteren. Deze 2e druk geeft ons de gelegenheid om de functiebeschrijvingen te actualiseren en de laatste nieuwe ontwikkelingen te verwerken. Zo is bij de informatievoorziening de eigen bijdrage van de familie toegevoegd. Aan het verpleegkundig proces is de functie CPV (consultatief psychiatrisch verpleegkundige) en het mentorschap toegevoegd. Bij de organisatie van de zorgeenheid zijn de afdelingsondersteunende werkzaamheden toegevoegd. De laatste nieuwste ontwikkeling is de poliklinische groepsbehandeling. 6 2. Adres Sint Elisabeth Ziekenhuis Sint Elisabeth Ziekenhuis Hilvarenbeekseweg 60 5022 GC Tilburg Postbus 90151 5000 LC Tilburg Telefoon Fax 013-5391313 013-5350355 Zorgeenheid psychiatrie PAAZ Telefoon 013-5393360 013-5393359 Fax 013-5393919 Polikliniek Telefoon Fax Emailadres 013-5392915 013-5427304 [email protected] 7 3. Profiel Sint Elisabeth Ziekenhuis Het St. Elisabeth Ziekenhuis (EZ) is een algemeen topklinisch opleidingsziekenhuis en verzorgt een gebied van circa 200.000 inwoners. Patiënten uit de regio Midden-Brabant kunnen er voor vrijwel alle specialismen terecht. Het ziekenhuis heeft tevens een aantal bovenregionale functies voor neurochirurgie, traumatologie, aids, in-vitrofertilisatie (IVF), dialyse en kaakchirurgie. De revalidatiezorg is ondergebracht bij Revalidatiecentrum Leijpark, dat is gevestigd naast het ziekenhuis. In totaal zijn 26 medisch specialismen in het ziekenhuis aanwezig. Omvang Ruim 2650 medewerkers, meer dan 100 vrijwilligers, circa 100 medisch specialisten en ruim 60 arts-assistenten zetten zich in om de patiënten zo goed mogelijk te behandelen, te verzorgen en te begeleiden. Het ziekenhuis beschikt over 673 bedden (inclusief 24 PAAZbedden) en 20 wiegen voor gezonde zuigelingen. Beleid Het beleid van het EZ is primair gericht op het verlenen van kwalitatief goede en betaalbare zorg. In het zorgproces staat de patiënt centraal. Het streven is om patiënten waar mogelijk niet-klinisch te behandelen, met een zo kort mogelijke behandelduur als verantwoord is. Het ziekenhuis hecht veel belang aan een goede afstemming met zorgverleners in de regio. Met onder andere huisartsen en zorginstellingen worden afspraken gemaakt om de continuïteit van zorg voor de patiënt te waarborgen. Zowel in de directe patiëntenzorg als de ondersteunende dienstverlening staan klantgericht handelen en de vakbekwaamheid van medewerkers hoog in het vaandel. Medewerkers krijgen de ruimte om zich te ontplooien. Het EZ wil een goed opleidingsklimaat bieden voor allen die in het ziekenhuis werken. Topklinische zorg Het EZ maakt deel uit van de Stichting Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen (STZ). Deze ziekenhuizen bieden topklinische zorg in combinatie met een breed pakket van ziekenhuiszorg. Behalve het verzorgen van medisch-specialistische opleidingen, is het toegepast wetenschappelijk onderzoek essentieel voor een topklinisch ziekenhuis. Hiermee leveren deze instellingen een substantiële bijdrage aan de vernieuwing van de gezondheidszorg. Zij streven naar een afstemming met academische ziekenhuizen. Zo heeft het EZ een samenwerkingsovereenkomst met het Academisch Ziekenhuis Utrecht (AZU) op het gebied van opleiding en onderzoek. 8 4. Profiel zorgeenheid psychiatrie De zorgeenheid psychiatrie bestaat uit de volgende functies: een klinische afdeling, PAAZ, die beschikt over 24 behandelplaatsen waarvan 20 bedden en 4 OZB (Opname Zonder Bed) plaatsen en een poliklinische groepsbehandeling, 150 behandeling per jaar een poliklinische afdeling voor poliklinische behandeling en begeleiding en een consultatieve dienst ( consultatieve en liaison psychiatrie) 9 5. Organisatiestructuur EZ Op 1 juli 1998 is de organisatiestructuur van het St. Elisabeth Ziekenhuis veranderd. Dit wordt ook wel de ‘kanteling’ genoemd. Afdelingen en diensten zijn als het ware ‘opgeknipt’ en opnieuw ingedeeld op een manier die beter aansluit bij de zorgprocessen rond de patiënt. Het ziekenhuis is ‘omgeturnd’ van een functiegerichte naar een procesgestuurde organisatie. Medisch specialisten nemen sinds de kanteling formeel deel in het management. Aansturing en besluitvorming vindt plaats dichtbij de zorgverlening aan de patiënt. In de praktijk is de organisatie opgebouwd rondom zorgeenheden (ZE). Een voorbeeld van een zorgeenheid is bijvoorbeeld de zorgeenheid ‘cardiologie’. Hiertoe behoren een polikliniek, een verpleegafdeling, een onderzoeksafdeling en de hartbewakingsafdeling. In de gekantelde organisatie is er betere onderlinge afstemming tussen deze afdelingen dan vroeger in de ‘dienstenstructuur’. Een zorgeenheid is een min of meer zelfstandige eenheid met een eigen budget, eigen productieafspraken, personeel en eigen resultaatverantwoordelijkheid. Een zorgeenheid wordt aangestuurd door een medisch manager (specialist) en een zorggroepmanager. De dagelijkse leiding is in handen van een hoofd zorgeenheid. Zorgeenheden nemen diensten af van allerlei ondersteunende afdelingen, zoals het facilitair bedrijf of de laboratoria. De zorgeenheid psychiatrie is geordend onder zorggroep 3. Organisatiestructuur EZ Raad van toezicht Raad van bestuur Medische staf OR Concernstaf Financiën & economie Sociaal beleid Directiebureau Medische ondersteuning Lab. Med. microbiologie CKCHL TSZ Apotheek Locatie EZ Klinische fysica Informatie- en adviesbedrijf Zorgeenheden Zorggroep 1 Zorggroep 2 Zorggroep 3 Chirurgie Orthopedie Gynaecologie Urologie Kaakchirurgie Plastische chirurgie OK Anesthesie Interne geneeskunde Reumatologie Longziekten Cardiologie Huidziekten Dialyse SEH Radiologie Neurochirurgie Neurologie Oogheelkunde KNO Pediatrie Psychiatrie IC Kl. psychologie UVV Verpleegkundig magazijn Pastorale dienst Bureau management ondersteuning Informatie services Informatie technologie Adviesbureau BOWAS Stuurgroepen Arbo & milieu Informatisering Kwaliteit Etc. Facilitair bedrijf Projectbureau Hotelservices Inkoop & logistiek Techniek Bouw & ruimtelijke ordening 10 6. Organisatiestructuur zorgeenheid psychiatrie Psychiaters Zorggroepmanager Medisch manager Klinisch psychologen Hoofd zorgeenheid Sociaal psychiatrisch verpleegkundigen Arbeidstherapeut Bewegingstherapeut Creatief therapeut Voedingsassistente Verpleegkundigen Arts-assistenten Psychologisch assistente Secretaresses 11 6.1. Formatie De formatie van de zorgeenheid is opgebouwd uit verschillende disciplines. In de eerste kolom vindt u de naam van de discipline, de tweede geeft het aantal fte (fulltimerequivalent) aan en de derde kolom hoe dit ingevuld is. Discipline Fulltimerequivalent Bezetting in aantal mensen Psychiater 2,5 3 Zorggroepmanager 1 Hoofd zorgeenheid 1 1 Klinisch psycholoog 1 2 Arts assistent 2 2 Sociaal psychiatrisch verpleegkundige 2,2 3 Arbeidstherapeut 0,5 1 Bewegingstherapeut 0,5 1 Creatief therapeut 0,5 1 Verpleegkundigen 16,3 20 Psychologisch assistent 0.5 1 Secretaresse 2 3 Voedingsassistent 0.6 Team voedingsassistentes E-etage Interieurverzorgster 1.11 2 12 6.2. Behandelvisie zorgeenheid psychiatrie De ziekenhuispsychiatrie (PAAZ) van het Sint Elisabeth Ziekenhuis Tilburg stelt zich ten doel aan een beperkte groep patiënten optimale psychiatrische behandeling te bieden. Bij deze groep gaat het om volwassen patiënten, vanaf 16 à 18 jaar, zonder leeftijdsgrens naar boven. Het gaat vooral om behandeling (cure), minder om langdurige zorg (care). Belangrijkste onderscheiden functies zijn: polikliniek kliniek consultatieve dienst. De PAAZ is ingebed in het ziekenhuis, hetgeen betekent dat locatie, attitude, samenwerkingsrelaties en methode van werken zoveel mogelijk aansluiten op het ziekenhuis en alleen afwijken waar het specifieke karakter van het specialisme psychiatrie dit vraagt. De PAAZ opereert vaak op het snijvlak van somatiek en psychiatrie. De PAAZ is ingebed in de regio, hetgeen betekent dat wordt samengewerkt met: huisartsen, somatisch specialisten, GGZ-MB, vrijgevestigd psychiaters en psychologen, verslavingszorg en thuiszorg. Defensieve afbakening van terreinen is niet gewenst, wel het in samenwerking zoeken van een optimale behandeling. In overleg met deze partners moeten als specifieke functies van de PAAZ worden gezien: comorbiditeit van psychische en somatische aandoeningen eerste opnames consultatie aan somatisch specialisten. De kracht van de PAAZ ligt in diagnostiek en kortdurende behandeling. Kortdurende behandeling behelst het leren accepteren van de diagnose, door voorlichting en bewerken van de weerstand, alsmede de aanvang van een op diagnose en persoon toegeschreven behandeling. Op systematische wijze wordt daarin aan (gezamenlijk bepaalde) behandeldoelen gewerkt. Minstens wordt gestreefd naar symptoomvermindering (klachtvermindering) en aanpak van de meest relevante problemen in het hier-en-nu. Zo mogelijk wordt de patiënt geholpen bij het aanleren van vaardigheden om de kans op terugval te verminderen. Soms kan deze behandeling ten einde toe doorgevoerd worden, soms wordt de behandeling in een later stadium overgedragen aan andere instanties, zoals de GGZ-MB. De opname is in principe beperkt tot ten hoogste drie maanden; in uitzonderingsgevallen kan daarvan afgeweken worden. Problemen op de gebieden van werken, spelen en liefhebben horen bij het menselijk leven, evenals emoties als blijdschap, angst, boosheid, verdriet en rouw. De omgang hiermee is in eerste instantie de opgave voor ieder mens en zijn/haar omgeving. Wanneer deze omgang als te zwaar wordt ervaren, kan hulp worden ingeroepen van de eerste lijn (huisarts, maatschappelijk werkende, eerstelijns psycholoog en pastor). In het ziekenhuis wordt deze psychische eerstelijns zorg geboden door behandelend somatisch arts, verpleegkundige, ziekenhuispsycholoog, maatschappelijk werk en pastor. 13 Pas wanneer de eigen oplossingsmogelijkheden van de mens en zijn/haar omgeving tekort schieten, treden er decompensatie en ziekte op en wordt hij/zij patiënt. Bij psychische ziekte begint de taak voor de psychiatrie. De opgave ligt er niet in om alle levensproblemen op te lossen of te voorkomen - dat zal niet lukken -, maar om de patiënt te helpen zo ver te komen dat hij/zij er - samen met de naaste omgeving - weer mee om kan gaan. Indien er een blijvende psychische handicap is en er blijvend hulpmiddelen nodig zijn, dan zullen ook de mogelijkheden daarvoor geboden worden, vaak na verwijzing naar de GGZMB. De PAAZ richt zich op geestelijke, lichamelijke en sociale aspecten van de patiënt en zijn/haar lijden, zowel qua diagnostiek als behandeling. De behandelrelatie tussen hulpverlener en patiënt kan gezien worden als een samenwerkingsverband, waarbij de hulpverleners hun professionele methodes gebruiken om de stoornissen bij de patiënt te achterhalen (diagnostiek) en samen met de patiënt diens sterke eigenschappen te mobiliseren om de klachten te verlichten of op te heffen. De behandeling is generalistisch, eclectisch en geïndividualiseerd. In overleg met de patiënt wordt, na een diagnostische fase, een individueel behandelplan vastgesteld. De verschillende elementen van deze behandeling kunnen daarna vorm krijgen in individuele setting, groepssetting, of een combinatie daarvan. Bij keuze voor de setting spelen een rol: aard van de problematiek, wens van de patiënt, noodzakelijke elementen van de behandeling en economische overwegingen. Geen van de behandelelementen ligt bij voorbaat vast. Niet iedere patiënt heeft medicatie nodig, niet iedere opgenomen patiënt een bed (opname zonder bed, OZB). De patiënt maakt deel uit van vele systemen: de partnerrelatie, de familie, de werkomgeving enzovoorts. De rol van deze systemen wordt ingeschat, zowel voor wat betreft hun positieve als hun negatieve invloed op gezondheid en welbevinden van de patiënt. Ook worden zo nodig en zo mogelijk andere deelnemers van deze systemen bij de behandeling betrokken, direct of indirect. Op de afdeling wordt gestreefd naar het creëren van een omgeving die bijdraagt aan de behandeling. Communicatie, overleg en omgang binnen het team hebben in zekere zin een modelfunctie. Door een open communicatie wordt de autonomie van de patiënt zo veel mogelijk gewaarborgd. Respect voor de patiënt, de persoon achter de ziekte, is uiterst belangrijk. Dit respect uit zich in alle aspecten van de omgang. Behalve op een in medischpsychiatrische zin optimaal beleid heeft de patiënt recht op een zorgvuldige bejegening, in woord en gebaar. Medewerkers zijn zich bewust van de uit de behandelsituatie voortvloeiende machtsongelijkheden en gebruiken deze slechts voor bestwil van de patiënt, niet voor eigen voordeel. Zowel klinisch als poliklinisch worden geen regels gesteld om de regels, maar is het beleid zo weinig mogelijk restrictief. Beperkingen kunnen vooral worden opgelegd vanwege veiligheid van de patiënt, van andere patiënten en van personeel. Met beperkingen omwille van een soepele gang van zaken op de afdeling wordt terughoudend omgegaan. De eindverantwoordelijkheid voor de behandeling berust bij de psychiater. 14 Poliklinische en klinische behandeling worden zodanig geëvalueerd dat deze eindverantwoordelijkheid kan worden waargemaakt. Deze eindverantwoordelijkheid houdt ondermeer in dat doelen en strategie zo duidelijk mogelijk worden vastgesteld. Middelen worden elke minuut door iedere medewerker bepaald vanuit diens eigen creativiteit (tight strategy, loose control). De samenstelling van het team is multidisciplinair. In dialectische zin wordt gestreefd naar een geheel groter dan een som van de delen. Alle medewerkers hebben de verantwoordelijkheden en bevoegdheden passend bij hun discipline. Persoonlijke professionele creativiteit, in onderlinge afstemming en binnen de grote lijn, is daarbij belangrijker dan overeenstemming op details. Van iedere medewerker wordt verwacht dat hij/zij deze creativiteit voortdurend scherpt door te leren van de patiënt, te leren van anderen en door bijhouden van de ontwikkelingen in het betreffende vakgebied. Goede schriftelijke verslaglegging, in zoveel mogelijk gemeenschappelijke taal, is belangrijk voor communicatie met de patiënt en met andere medewerkers. In deze verslaglegging en communicatie wordt niet gestreefd naar volledigheid, maar naar een zodanige afstemming dat een veelkleurigheid aan vuurpijlen de hemel verlicht. Bij keuze van behandelvormen wordt rekening gehouden met de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, die soms kunnen leiden tot geprotocolleerde behandeling. Zo nodig en zo mogelijk worden behandelvormen steeds aangepast in overeenstemming met ontwikkelingen in wetenschappelijk onderzoek. Daarbij moet helaas duidelijk zijn dat er nog veel onduidelijk is. De ziekenhuispsychiatrie heeft ook een liaisonfunctie. Dat wil zeggen dat de ziekenhuispsychiatrie, samen met klinisch psychologen, maatschappelijk werkenden en pastores, activiteiten ontplooit ter bevordering van een in psychosociaal opzicht optimaal behandel- en bejegeningklimaat in het gehele ziekenhuis. De ziekenhuispsychiatrie speelt eveneens een rol in de opvang na rampen en beleid omtrent schokkende gebeurtenissen, omgang met (dreigende) agressie. De waarde van een tekst als deze is beperkt. Een schriftelijke behandelvisie is al verouderd als zij op papier wordt gezet. Behandelen is een dynamisch creatief proces, dat verandert met iedere nieuwe patiënt, ieder nieuw personeelslid, iedere nieuwe dag. 15 6.3. Behandelstructuur zorgeenheid psychiatrie PSYCHIATERS ARTS-ASSISTENTEN SOCIAAL PSYCHIATRISCH VERPLEEGKUNDIGEN VERPLEEGKUNDIGEN KLINISCH PSYCHOLOGEN ARBEIDSTHERAPEUT BEWEGINGSTHERAPEUT CREATIEF THERAPEUT Dit schema geeft weer hoe de aansturing is van medewerkers in het kader van de behandeling van de patiënt. De psychiaters zijn eindverantwoordelijk en sturen rechtstreeks de arts-assistenten, sociaal psychiatrisch verpleegkundigen en klinisch psychologen aan. Deze drie disciplines sturen op hun beurt weer de verpleegkundigen en arbeids-, bewegings- en creatief therapeut aan. De twee sociaal psychiatrisch verpleegkundigen en hoofd zorgeenheid hebben een meer specifieke coördinerende rol. Hierover leest u meer op pagina 33, hoofdstuk 8. Communicatiestructuur 8.1, procescoördinatie. 16 6.4. Overlegstructuur behandeling Dit schema geeft weer hoe de behandeling, van opname tot ontslag, van een patiënt tot stand komt en wordt geëvalueerd. Opname patiënt Voorlopig behandelplan binnen 24 uur vastgesteld in middagrapport Schriftelijke bijdrage patiënt en familie 10 daagse observatie periode Schriftelijke bijdrage klinisch psycholoog Mondelinge bijdrage psychiater Mondelinge bijdrage SPV verpleegkundige Schriftelijke bijdrage verpleegkundige Schriftelijke bijdrage arbeidstherapeut Behandelplan vastgesteld in behandelstafoverleg, BSO Leden BSO: psychiater, arts-ass., kl. psycholoog, SPV, hoofd zorgeenheid. Terugkoppeling door SPV naar verpleegkundigen + ABC therapeuten. Na 14 dagen: Evaluatie behandelplan Vastgesteld in BSO Schriftelijke bijdrage bewegingstherapeut Schriftelijke bijdrage creatief therapeut Herhaling van de laatste drie stappen tot ontslag mogelijk is. Ontslag 17 6.5 Overzicht afdelingsondersteunende werkzaamheden Dienstroosterplanning, mentorschap, Liberman, Goldstein, P.R., CPV, kwaliteit functiedifferentiatie, verpleegkundige therapieonderdelen, kwaliteitsonderzoek EZ niveau, veiligheid, praktijkbegeleiding, protocollen, informatievoorziening, patiëntenvoorlichting, voorlichting aan familie, wetgeving, BOPZ, WGBO, vrouwenhulpverlening, mannenhulpverlening, hygiëne en infectiepreventie, rapportage, activiteitenmap voor patiënten, automatisering, feestcommissie medicijnkamer onderhoud, slaapcursus, administratieve assistentie, interculturalisatie. 18 7. Functiebeschrijvingen 7.1. Psychiaters De psychiaters zijn eindverantwoordelijk voor diagnose en behandeling van de hun toevertrouwde patiënt. Met name bij klinische patiënten en in de consultatie dragen meerdere andere medewerkers hun steentje aan de behandeling bij. Dit schept voor de psychiater de verplichting een duidelijke behandelstrategie te ontwerpen en deze helder over te dragen naar andere disciplines. Bij het ontwerp is de inbreng van patiënt en medewerkers van groot belang, bij de overdracht een taalgebruik dat aansluit bij patiënt en medewerkers. In de polikliniek, waar vaker een één op één contact aan de orde is, draagt een duidelijke behandelstrategie, formeel vastgelegd in het wettelijk verplichte behandelplan, eveneens bij aan een succesvolle behandeling. De eindverantwoordelijkheid geeft de psychiater een positie deels tussen, deels boven de andere medewerkers. Aan deze laatste positie moet niet alleen vaderlijk (taakgericht, stimulerend, directief, wijzend op fouten), maar ook moederlijk (sfeerbevorderend, zorgzaam, pratend) inhoud worden gegeven. Verschillen tussen medewerkers worden niet ontkend of weggepoetst, maar worden benut als koloriet om door een veelkleurig palet een gedifferentieerder kunstwerk te kunnen scheppen. De psychiater streeft er daarom naar, sterke en zwakke kanten van zichzelf, collegapsychiaters en andere medewerkers te leren kennen. De psychiaters werken op de polikliniek in de frontlinie, maar in de consultatie (arts-assistent) en in de kliniek (andere medewerkers) vaak vanuit de tweede linie. Daarbij moeten de psychiaters duidelijk maken welke informatie (verlengde oog) ze nodig hebben en welke acties (verlengde arm) ze verwachten. Werken in een PAAZ met de daarbij horende gemengde patiëntpopulatie impliceert dat er niet behandeld wordt vanuit één psychotherapeutische visie. Orthodoxie is zelden gewenst en mogelijk. Een eclectische mix is de norm. Terwijl het psychodynamisch gedachtegoed van belang blijft om het handelen van patiënten (en onszelf) te begrijpen, zullen behandelingen vaker directief van aard zijn. Vanuit het besef dat de raad van bestuur een meer voorwaardenscheppende dan inhoudelijke taak heeft, nemen de psychiaters hun gezamenlijke bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de zorgeenheid psychiatrie. De medisch manager draagt als afgeleide daarvan een bijzondere praktische en formele verantwoordelijkheid, maar kan dat slechts vanuit een gemeenschappelijk gevoelde behoefte de zorgeenheid te voeden en te doen bloeien. De ziekenhuispsychiatrie is onderdeel van het ziekenhuis en van de regionale geestelijke gezondheidszorg. Dit schept voor de psychiaters de verplichting te participeren in diverse netwerken op een dusdanige wijze dat het voor andere participanten een genoegen is met ons samen te werken. Het zoeken naar gemeenschappelijke voordelen en baten biedt daarbij een grotere kans op langdurig succes dan het afvangen van vliegen. 19 7.2. Hoofd zorgeenheid Het hoofd heeft vooral de rol van facilitator van processen. Leidinggeven gebeurt op een stimulerende, coachende wijze met een appèl op het zelfstandig dragen van verantwoordelijkheden, zodat medewerkers hun capaciteiten kunnen vergroten en optimaal inzetten. Het hoofd draagt een visie uit die medewerkers verbindt, waarmee krachten gebundeld worden en waardoor mensen aangezet worden tot initiatief en creativiteit. Daarbij wordt gezorgd voor open communicatiekanalen waardoor informatie vrijelijk kan stromen en waarmee naast een goed arbeidsklimaat de flexibiliteit van de zorgeenheid vergroot wordt. Het hoofd neemt initiatieven, verantwoorde risico’s en vertaalt kansen in onder meer producten, nieuwe werkwijzen of aangepaste dienstverlening. Aspecten hiervan zijn: · Decentralisatie door delegatie van bevoegdheden en verantwoordelijkheden: Decentraliseren en delegeren heeft gevolgen voor het hoofd en voor medewerkers. Immers, het hoofd moet verantwoordelijkheden en bevoegdheden kunnen en durven loslaten zonder zijn eigen verantwoordelijkheid daarmee af te schuiven. Het managen van medewerkers die meer bevoegdheden en een grotere eigen verantwoordelijkheid krijgen, vereist van het hoofd een andere management stijl dan voorheen. Medewerkers moeten voldoende capaciteiten hebben om de nieuwe activiteiten op te pakken, maar ook de moed en deskundigheid om de gedelegeerde bevoegdheid met bijbehorende verantwoordelijkheid op zich te nemen. Dit beleid behoort te leiden tot een meer ondernemende opstelling van medewerkers met de daarmee gepaard gaande risico’s. · Managementstijl Het hanteren van empowerment, medewerkers in staat stelen om hun betrokkenheid daadwerkelijk om te kunnen zetten in een wezenlijke bijdrage. Het hanteren van hands-off management, hierbij probeer het hoofd de groei niet te bevorderen door deze te stimuleren maar beïnvloed de factoren die de groei verhinderen. De moeilijkheid hierbij is dat je de uitkomst van probleemoplossingprocessen en besluitvormingsprocessen niet meer altijd zelf in de hand hebt. Oog voor de emotionele kant, elk individu vereist een andere leiderschapsstijl. Een onderscheid in relatiegerichtgedrag en taakgerichtgedrag is hierbij noodzakelijk. De stijl is afhankelijk van de mate van taakvolwassenheid van de medewerkers. Onder taakvolwassenheid wordt verstaan het kunnen en willen nemen van verantwoordelijkheid voor een bepaalde taak in een specifieke situatie. Bij taakonvolwassenheid is er meer sprake van taakgerichtgedrag. Naarmate er meer 20 taakvolwassenheid ontstaat, verschuift de leiderschapsstijl van taakgericht naar relatiegericht. · Overlegvormen Structureel overleg vindt plaats in een setting waarbij met name de afstemming binnen de zorgeenheid, de zorgeenheid nieuwe impulsen kan krijgen. Behalve gestructureerd overleg wordt belang gehecht aan informeel overleg met als doel de vinger aan de pols te houden en mogelijke problemen of kansen vroegtijdig te onderkennen. · Voorbeeldfunctie Cultuur is vooral uit te dragen door middel van een goed voorbeeld. Uitingen kunnen zijn het frequent contact houden met medewerkers, dicht bij de patiënt, afspraken nakomen etc. Van belang daarbij is dat er een sfeer is waarin ook het hoofd door medewerkers kan worden aangesproken op zijn gedrag. · Duidelijkheid in verwachtingen Medewerkers moeten weten wat er van ze wordt verwacht en wat de indruk is van het hoofd over de verrichte prestaties. Dit kan door middel van officiële procedures zoals het aanbieden van duidelijke functiebeschrijvingen, periodieke functioneringsgesprekken en inzicht in de managementcontracten. · Feedback en onderlinge steun De onderlinge samenwerking moet zo open zijn dat problemen en irritaties op tijd boven tafel komen en dat zowel door het hoofd als door collegae duidelijke feedback gegeven wordt op het handelen. Hierbij is de voorbeeldfunctie een belangrijk instrument. Bij het hebben van meer verantwoordelijkheden en bevoegdheden is het van belang dat er voldoende onderlinge steun, waardering en saamhorigheid is om voorkomende problemen te kunnen hanteren. · Toekomstplannen Het hoofd legt zich toe op het duidelijker definiëren van resultaten in de zin van meetbare prestatie-indicatoren zoals kwaliteitsbeleid, klachtenbeleid, patiëntenservice, personeelsbeleid. (denk aan ziekteverzuim, doorstroming van de wachtlijst, toegangstijd op de polikliniek, patiëntgerichte logistiek, telefonische bereikbaarheid) 21 7.3. Klinisch psycholoog Inleiding: Klinische psychologen houden zich bezig met de ontstaanswijze, de herkenning (diagnostiek), de voorkoming (preventie) en de behandeling van afwijkend (deviant) gedrag en psychische klachten. Hun visie is dat zowel biologische, sociale(waaronder culturele) en persoonlijkheidsfactoren een rol spelen bij het optreden van gedragsstoornissen en psychische klachten. Kennis van de combinatie van deze factoren is essentieel, waarbij het specialisme van de psycholoog in het psychosociale ligt (sociale en persoonlijkheidsfactoren). In deze zin denken en werken de psychologen vanuit een holistische mensbeeld. Taken: De psychologen zijn mede verantwoordelijk voor het inhoudelijke kwaliteitsniveau van het diagnostische en behandelproces van patiënten opgenomen op de PAAZ. Op de polikliniek is de psycholoog behandel inhoudelijk verantwoordelijk voor de aan haar zorg toevertrouwde patiënten. Hoofdtaken van de psychologen zijn psychodiagnostische en psychotherapeutische behandelwerkzaamheden. Daarnaast leveren zij binnen het BSO vanuit hun psychologische perspectief een bijdrage aan het uitzetten van behandellijnen voor het multidisciplinaire behandelproces. Tevens zijn de psychologen betrokken bij het afdelingsbeleid door een actieve deelname aan adviserende en besluitvormende vergaderingen. Tenslotte hebben zij een ondersteunende en coachende taak binnen het team met aandacht voor het algemeen behandel milieu. Hoewel binnen onze PAAZ het socio-therapeutische behandel milieu zeker niet centraal staat, vinden wij het wel zeer belangrijk om een milieu voor de patiënten te bieden waarin zij nieuwe positieve en corrigerende eraringen kunnen opdoen. Hierdoor is het belangrijk dat het team zich bewust is van haar model functie die zij heeft. De manier waarmee teamleden met elkaar en de patiënten omgaan (de bejegening), is van groot belang voor de mogelijkheden die patiënten ervaren om problemen bespreekbaar en behandelbaar te maken. Wij psychologen proberen hier extra aandacht voor te hebben. Diagnostiek: Binnen de diagnostiek is het psychodiagnostisch onderzoek (testdiagnostiek gecombineerd met een anamnese en heteroanamnese) een belangrijke instrument. Bij persoonlijkheidsonderzoeken worden de verschillende aspecten van de persoonlijkheid onderzocht. Vaak hebben de vraagstellingen van een persoonlijkheidsonderzoek te maken met hoe en/of in hoeverre persoonlijkheidsaspecten een rol spelen bij de problematiek van de patiënt. Bij neuropsychologische onderzoeken hebben de vraagstellingen te maken met ziektebeelden waarbij het cognitief functioneren (bv. geheugen, concentratie, planning en overzicht, etc.) een centrale rol speelt. Naast het vaststellen van de cognitieve disfuncties, wordt ook gekeken naar mogelijkheden, zodat de patiënt nog wel adequaat cognitief kan functioneren. Een niveauonderzoek kan aanvullende informatie bieden over de mogelijkheden/onmogelijkheden van de patiënt. 22 Behandeling: Psychotherapie is de psychologische behandeling van patiënten met psychische klachten, waarbij men tracht via een reeks van gesprekken en andere psychologische interventies (zoals bv. voorlichting, ontspanningsoefeningen, registraties, rollenspellen, oefeningen, etc.) de psychische klachten van de patiënt te beïnvloeden. De psychologen hebben zowel individuele als groepsmatige psychotherapeutische behandelwerkzaamheden die meestal kortdurend en klachtgericht (probleemgericht) zijn. Op de polikliniek vinden echter ook meer langdurende behandelingen plaats. De behandeling vindt plaats vanuit een eclectische visie. In ons geval houdt dit in dat wij principes gebruiken zowel vanuit de cognitieve gedragstherapie als de cliëntgerichte interactionele psychotherapie (bij de diagnostiek zoals hierboven beschreven worden hiernaast ook begrippen vanuit de psychoanalyse gebruikt). Ons inziens is een van de belangrijkste aspecten binnen de behandeling de therapeutische relatie. De cliëntengerichte voorwaarden ‘echtheid, respect en empathie’ zijn basisvoorwaarden voor de therapeutische houding. Daarnaast vinden wij de autonomie van de patiënt een belangrijke uitgangspunt bij onze basishouding en binnen de behandeling. De patiënt is deskundig over zijn/haar belevingen en ervaringen. Het is belangrijk dat de patiënt hierover zo duidelijk mogelijk communiceert. De hulpverlener is deskundige over mogelijke achtergronden, oorzaken en therapie mogelijkheden, passend bij bepaalde symptomen; over deze aspecten dient de hulpverlener zo open mogelijk te communiceren, zodat de patiënt binnen het kader van zijn/haar mogelijkheden een zo groot mogelijke verantwoordelijkheid kan dragen. Hierbij passend vinden wij ook dat het versterken van de zelfredzaamheid is een belangrijk (sub)doel is binnen de behandeling. Binnen de behandeling zelf worden met name cognitief-gedragstherapeutische technieken gebruikt. Een uitgangspunt hierbij is dat mensen, op grond van hun zeer persoonlijke levenservaringen (leergeschiedenis) een bepaald manier van ‘denken’ ontwikkelen over zichzelf, de ander en de wereld (bv. ‘ik ben onaantrekkelijk en dom; de ander zal daar misbruik van maken’). Deze ideeën vormen schema’s die de mensen meenemen. Deze schema’s zijn ook bepalend op de hier-en–nu cognities. Cognities zijn gedachten, ideeën, opvattingen, etc, die betrekking hebben op jezelf en de wereld om je heen. De manier waarop iemand denkt (zijn cognities) bepaalt in belangrijke mate zijn emoties en gedrag. Met andere woorden; hoe iemand een situatie beoordeeld (cognitie) heeft invloed op hoe die persoon zich voelt en gedraagt. Naast hoe iemand denkt, gaan wij er van uit dat hoe iemand zich gedraagt ook afhankelijk is van zijn/haar mogelijkheden (vaardigheden) en van hoe de omgeving op het gedrag reageert. De behandeling is dan ook gericht op het veranderen van niet-functionele cognities (denken) en gedrag, Tenslotte wordt ook belang gehecht aan seksespecifieke hulpverlening. Het omvat zowel mannen hulpverlening als ook vrouwen hulpverlening. Seksespecifieke zorg of hulpverlening houdt expliciete rekening met dat dezelfde ziektebeelden en/of hulpverleningsbehoeften bij mannen en vrouwen andere consequenties kunnen hebben. Ook wordt aandacht gegeven aan specifieke problemen die bij de verschillende seksen in verschillende mate voorkomen (bijvoorbeeld seksueel geweld) en de verschillende manieren waarop dezelfde problemen zich uiten. 23 7.4. Sociaal psychiatrisch verpleegkundige De spv voert werkzaamheden uit op de polikliniek en op de PAAZ. Het profiel van de spv is als volgt te omschrijven: De spv richt haar activiteiten, vanuit een autonome verantwoordelijkheid, op het realiseren van een sociaal psychiatrisch verpleegkundig zorgaanbod. De verpleegkunde, sociale psychiatrie en preventie zijn bepalende uitgangspunten voor het beschrijven en uitvoeren van diagnostiek, interventies en resultaten. De spv neemt altijd het individu en/of het systeem en het functioneren ervan in een sociale context als vertrekpunt bij het aanbieden van zorg. De werkzaamheden van de spv zijn te verdelen in de gebieden: - het verrichten van coördinerende taken - directe patiëntenzorg - preventie en consultatie - coaching Het verrichten van coördinerende taken: Ten behoeve van het realiseren en bewaken van de continuïteit van zorg richt de spv zich op: - vertalen van behandelstaf afspraken naar de directe dagelijkse patiëntenzorg - verzamelen van mondelinge- en schriftelijke rapportage ter voorbereiding van de patiëntenbespreking - coördineren naar andere disciplines om behandel activiteiten af te stemmen - signaleren van hiaten in de hulpverlening en het opvullen daarvan Directe patiëntenzorg: Dit vormt de kern van de spv-zorgverlening. De zorg functie staat hier centraal, wat inhoudt: het diagnosticeren, uitvoeren en evalueren van complexe zorg in situaties waarbij voor de oplossing van verpleegproblemen een hoge mate van deskundigheid is vereist. De werkzaamheden van de spv richten zich op een breed gebied van psychische en/of sociaalpsychiatrische problematiek. In het werk van de spv staat de wisselwerking tussen de patiënt en de omgeving voorop. Een patiënt kan opgevat worden als een individu, maar ook als een groep personen (een groep patiënten, en/of het systeem rondom de patiënt). De spv hanteert onder andere systeem communicatie, gedragstherapeutische kaders en sociaalpsychiatrische inzichten (o.a. het betrekken van het netwerk bij de (poli-) klinische behandeling) om het patiëntensysteem te analyseren en problemen in een circulaire en interactionele context te plaatsen. Diagnostiek vindt plaats op verschillende niveaus van functioneren in het dagelijks leven: het lichamelijk niveau, het geestelijk niveau, individueel niveau, niveau van het gezin/directe leefomgeving en maatschappelijk niveau. De spv kiest interventies die: - gebaseerd zijn op informatie en onderzoeksbevindingen - ontwikkeld zijn om de gestelde doelen te realiseren - gericht zijn op de deelname van de patiënt - en waarbij de prioriteiten in overeenstemming zijn met de behoeften van de patiënt Bij de uitvoering van de hulpverlening richt de spv zich op het vergroten en het accepteren van de handelingscompetentie van de patiënt, het zorgvuldig inschatten van gevolgen van interventies op de diverse levens gebieden en het selecteren en toepassen van interventies die 24 de draagkracht/draaglast positief beïnvloeden. De spv plaats het gedrag van de patiënt in een zo gunstig mogelijke context teneinde de interventies zo min mogelijk ingrijpend te laten zijn. In situaties waarbij door meerdere hulpverleners of instellingen hulp wordt geboden, zorgt de spv in de vorm van zorgcoördinatie dat een adequate en efficiënte zorgverlening tot stand komt. Preventie en consultatie: De spv neemt als algemeen uitgangspunt dat de omgeving van de patiënt een grote invloed heeft op het ontstaan en beloop van psychische of sociaal-psychiatrische problemen, zowel ziekmakend als gezondheidversterkend. De spv heeft een preventieve, consultatieve en dienstverlenende functie met betrekking tot de patiënt en verpleegkundigen en andere werkers die beroepshalve met psychische/psychiatrische problematiek in aanraking komen. Coaching: De spv heeft een coachende taak om beroepsgenoten in de GGZ te begeleiden bij de uitvoering van verpleegkundige zorg. De coaching is gericht op het op gang brengen van een proces van verandering van bepaald beroepsgedrag. Waarbij men gericht is op de routines te verbeteren en de keuzemogelijkheden voor een te kiezen interventie te vergroten. Daarnaast geeft de spv ondersteuning en begeleiding in de directe uitoefening van patiëntenzorg. 25 7.5. Arbeidstherapeut Arbeidstherapie is een non-verbale therapie, gericht op structuur, ervaring en activering . De arbeidstherapie gaat voornamelijk uit van de esthetische richting: De patiënt kiest voor een werkstuk wat hij/ zij mooi vindt en wat door hem/haar zelf gemaakt wordt. De voldoening die dit geeft en het ervaren van de eigen manier van werken, alsmede de bewustwording hiervan, kunnen een positieve invloed hebben op het genezingsproces. Op de PAAZ wordt aan arbeidstherapie inhoud gegeven middels houtbewerking, overwegend handmatig, soms machinaal. Er wordt gewerkt aan zowel creatieve als constructieve werkstukken. Een voorwaarde om aan de doelstelling van arbeidstherapie te kunnen werken, is het creëren van een veilige omgeving, zowel in sociaal als in technisch opzicht. Het verblijf van de patiënt op de PAAZ bestaat uit een observatie- en een behandelperiode. Tijdens de observatieperiode bij arbeidstherapie zijn, motivatie, zelfstandigheid, stemming en de interactie met de groep belangrijke observatiepunten. Verder wordt gelet op de omgang met het materiaal en gereedschap en de manier van werken, eerdere ervaring met houtbewerking wordt daarin meegenomen . De behandellijn, die na de observatieperiode voorkomt uit het BSO (behandelstafoverleg), wordt in de arbeidstherapie vertaald naar individuele kleinere doelen. In de behandelperiode wordt, in overleg met de therapeut, gekozen voor een werkstuk wat aansluit bij deze doelen. De keuze is afgestemd op mogelijkheden en interesses van de patiënt. Soms, als de patiënt moeilijk tot een goede keuze kan komen, zal er een opdracht worden gegeven. Het uiteindelijke werkstuk kan een functioneel gebruiksvoorwerp zijn of een werkstuk waaraan de patiënt een symbolische waarde kan ontlenen. Vaak wordt er iets gemaakt voor familie of vrienden thuis. Men kan echter ook experimenteren met vaardigheden en materialen. Tijdens de therapie worden begeleiding, structuur en houvast door de therapeut aangeboden. 26 7.6. Bewegingstherapeut Bewegingstherapie is een therapie, waarbij naast de vitaliserende en structuur biedende aspecten van de beweging zelf gebruik gemaakt wordt van de oefengerichte-, ervaringsgerichte- en conflictgerichte modaliteiten van de PMT en de BET. Psychomotorische therapie (PMT) vindt zijn oorsprong in de sport en Bewegingsexpressie therapie vindt haar oorsprong in de kunsten: dans, mime, drama, muziek en taal (poëzietherapie). Tegenwoordig is er een tendens al deze verschillende middelen samen te brengen in een vorm: Integratieve Bewegingstherapie (IBT, Petzold). De bewegingstherapeut construeert en manipuleert planmatig op basis van theoretische referentiekaders, ontleend aan de psychologie en psychotherapie. Kernvaardigheden die ontwikkeld en bewerkt worden in de therapie zijn bv.: - initiëren en uitbouwen van relationele en sociale vaardigheden - opbouwen van zelfbewustzijn (reëel lichaamsbeeld, egogrenzen, ge-aard-zijn) - lichaamsinformatie en emotie aan elkaar te verbinden - uitdrukken en doorwerken van gevoelens - creatief proces benutten om belangrijke levenservaringen te symboliseren, te organiseren en te integreren - wilskracht bevorderen: initiatief en leiderschap ontwikkelen door erkenning, acceptatie en bevestiging te bieden in een veilige (symbolische) structuur - bestendigen en uitbreiden van persoonlijke mogelijkheden en vaardigheden Bewegingstherapie wil een plaats zijn waar de patiënt de gelegenheid krijgt en neemt tot het opdoen van leerervaringen en correctieve emotionele ervaringen. Als de patiënt er (van zichzelf) mag zijn, zich kan toevertrouwen, kan hij zelfvertrouwen opbouwen, waardoor zijn onafhankelijkheid groeit en hij tenslotte zijn creativiteit ontplooit die de kwaliteit van zijn dagelijks leven positief zal beïnvloeden. 27 7.7. Creatief therapeut In de creatieve therapie staat het beeldend vormgeven als therapeutisch middel centraal. Er wordt een zichtbaar en tastbaar product gemaakt met beeldende materialen, waarop gereflecteerd kan worden in een nabespreking. Op de PAAZ blijven mensen relatief kort opgenomen, waardoor gestelde doelen helder en concreet geformuleerd en begrensd moeten worden. In de observatieperiode vragen observatie en diagnostiek om een specifiek accent binnen de creatieve therapie. De nadruk ligt bij aanvang op de observatie van het handelingsvermogen, het concentratievermogen en de eerste reactie op het beeldend werken, om een bijdrage te kunnen leveren aan de diagnostiek. Na de observatieperiode start de behandelfase: persoonlijke behandeldoelstellingen worden geformuleerd. In de creatieve therapie wordt de beeldende creativiteit nu belangrijk en de koppeling tussen het werkstuk en de belevingswereld van de patiënt komt tot stand. In deze fase van de behandeling zijn het maken van keuzes en de ervaring tijdens het beeldend werken punten waarbij stilgestaan worden. Om verandering of acceptatie te bewerkstelligen is de nabespreking essentieel. Hier wordt duidelijk in hoeverre men zich bewust is van zijn gedrag en kan heel concreet een andere manier van doen binnen een gekozen activiteit geformuleerd worden. Hier wordt het beeldend werken bewuster en er wordt een grote appél gedaan op de creativiteit van de patiënt binnen het vormgevingsproces. 28 7.8. Verpleegkundigen De verpleegkundigen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering en coördinatie van de 24-uurs verpleegkundige zorg. Deze zorg wordt richting gegeven door de individuele behandelplannen van de patiënten. Als basis van de te leveren verpleegkundige zorg worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: Patiënten zijn zelf verantwoordelijk voor datgene waarvoor zij, met in achtneming van hun ziekte / handicap / beperking, verantwoordelijkheid kunnen dragen. Participatie van zowel patiënten als hun naaste familieleden t.a.v. de zorg wordt als een belangrijk punt gezien, mits er geen sprake is van een contra-indicatie. Naast het verlenen van zorg, gericht op de zelfzorg tekorten, richten wij ons op de gezonde en/ of sterke kanten van de patiënten. Het vergroten van de draagkracht en / of mogelijkheden, heeft hierbij de aandacht. Het verpleegkundig handelen geschiedt vanuit een respect voor de normen, waarden en levensfilosofieën van de patiënt, met in acht neming van de in Nederland geldende juridische kaders. Verpleegkundige bedienen zich van verschillende methodieken en middelen om de zorg gestalte te geven. Als observatiemiddel worden de principes volgens Gordon gehanteerd. Het verpleegkundig proces krijgt gestalte middels het mentorschap en behandelplannen worden ondersteund door gebruikmaking van standaardverpleegplannen. Rapportage vindt plaats middels probleemgestuurde verslaglegging. Dit alles wordt vast gelegd in een verpleegkundig dossier. Een kerntaak is dan ook het continu actualiseren van dit dossier. De verpleegkundige zorg houdt in, directe patiëntenzorg. Hieronder verstaan we alle therapeutische acties die verband houden met de directe uitvoering van zorg zoals begeleiden, ondersteunen, overnemen van zorg (geheel of gedeeltelijk), algemene zorg en intensieve zorg (separeerverpleging en prikkelarme verpleging). Naast directe patiëntenzorg is training een onderdeel van de werkzaamheden. Trainen betekent het verschaffen van kennis, inzicht en kundigheid door middel van instructie, onderwijzen, voorlichten of informatie verstrekken. Een aantal concrete activiteiten is: Psycho-educatie aan de individuele patiënt over zijn ziekte. In samenwerking met de sociaal psychiatrisch verpleegkundige het doceren van de Liberman modules. Voorlichting over de meest voorkomende ziektebeelden in groepsverband. Voorlichting aan familie en bekenden. Sekse specifieke hulpverlening in samenwerking met de psychologe. Het uitvoeren van exposure programma`s in samenwerking met andere disciplines. Het doceren van de Goldstein therapie in samenwerking met de sociaal psychiatrisch verpleegkundige. De verpleegkundigen bewaken de continuïteit van de zorg door de 24-uurs aanwezigheid en bieden een stimulerend, veilig en / of beschermend vervangend leefmilieu aan. Op indicatie wordt deze zorg naar de thuissituatie verplaats door middel van huisbezoeken. Hierdoor kunnen zij belangrijke schriftelijke informatie aanleveren t.b.v. het BSO. Observatie, gegevens verzamelen, rapporteren, analyseren, verslaglegging en verpleegkundige diagnostiek zijn belangrijke sleutelwoorden. 29 Naast de directe patiëntenzorg nemen verpleegkundigen ook hun verantwoordelijkheid in de organisatie van de afdeling. Een en ander komt tot uiting in de diverse werkgroepjes die zich bezig houden met verschillende onderwerpen zoals: veiligheid, dienstroosterplanning, stagiaire begeleiding, vrouwenhulpverlening, mannenhulpverlening, kwaliteit, consultatieve dienst, wetgeving, hygiëne en infectiepreventie, public relations, feestcommissie, automatisering, mentorschap, verpleegkundig dossier, enz. Als laatste is de verpleegkundige bovenal teamlid. De verpleegkundige discipline heeft en wil een actieve rol hebben in het ontwikkelingsproces van de PAAZ. Deelname aan het verpleegkundig overleg, het afdelingsoverleg en de intervisie zijn hierbij de geëigende communicatiekanalen. 30 7.9. Secretaresse Het secretariaat is een centraal punt binnen de zorgeenheid waar iedereen, patiënten en personeel, met vragen terecht kan. Het secretariaat is bemand van maandag tot en met vrijdag van 08.30 tot 17.00 uur. Veel telefoongesprekken komen via het secretariaat binnen; de secretaresses zijn het eerste aanspreekpunt van huisartsen, patiënten, familieleden, etc. Zij zijn als het ware het visitekaartje van de zorgeenheid. De secretaresses verrichten alle administratieve werkzaamheden ten behoeve van polikliniek, kliniek, consulten, vergaderingen en referaten. Het secretariaat bevindt zich op de polikliniek psychiatrie, zone 21. 31 7.10. Psychologisch assistent De belangrijkste functie van een psychologisch assistent (verder p.a. genoemd) is het verrichten van psychodiagnostisch onderzoek. Niet alle patiënten van de PAAZ krijgen te maken met een p.a. Een psychologisch onderzoek wordt aangevraagd wanneer de diagnose onduidelijk is of ter toetsing van eerdere hypotheses. Het psychologisch onderzoek wordt gezien als een extra ondersteuning en aanvulling van de klinische diagnostiek. In overleg met de klinisch psycholoog neemt de p.a. de voor het onderzoek relevante tests af. Afhankelijk van de vraagstelling wordt er gekozen voor een persoonlijkheidsonderzoek, waarbij met behulp van vragenlijsten en/of projectief materiaal persoonlijkheidseigenschappen, maar ook ziektegedrag, copingstrategieën etc. worden onderzocht. Ook kan een neuropsychologisch onderzoek worden afgenomen, dat ingaat op cognitieve functies als intelligentie, taalverbindingen, aandacht/concentratie, geheugen, ruimtelijk inzicht, planning enz. Een combinatie van beide onderzoeken is mogelijk. Naderhand verwerkt de p.a. de testresultaten in een verslag, dat besproken wordt met de klinisch psycholoog. Deze laatste voegt alle informatie uit het psychologisch onderzoek samen tot een eindrapport. Hierin is opgenomen de (hetero-)anamnestische gegevens, ziektegeschiedenis, onderzoeksobservaties, beschrijving en interpretatie van de testresultaten en de conclusies. Voor inhoudelijke of organisatorische informatie heeft de p.a. naast de klinisch psychologen, ook overleg met het secretariaat, hoofd zorgeenheid, verpleegkundigen, SPV-en of de artsassistent. Op het gebied van behandeling levert de p.a. een bijdrage met ademhalings- en ontspanningsoefeningen. Dit kan zowel individueel als in groepsverband plaatsvinden. Andere werkzaamheden bestaan uit het begeleiden van stagiaires, beheren van het testmateriaal, archiveren van testgegevens etc. 32 8. Communicatiestructuur 8.1. Procescoördinatie Psychiaters Arts-assistenten Klinisch psychologen Bewegingstherapeut Sociaal psychiatrisch vpk (behandelinhoudelijk) Sociaal psychiatrisch vpk (behandelinhoudelijk) Hoofd zorgeenheid (beheersmatig) Creatief therapeut Secretaresses Voedingsassistente Psychologisch assistent Arbeidstherapeut Verpleegkundigen Stagiaires Ten aanzien van het klinisch gedeelte van de zorgeenheid psychiatrie, de PAAZ, ligt er een coördinerende verantwoordelijkheid voor de twee sociaal psychiatrisch verpleegkundigen en het hoofd zorgeenheid. Dit driemanschap coördineert de patiëntenzorg op uitvoeringsniveau. De spv-en dragen voornamelijk zorg voor de behandelinhoudelijke kant en het hoofd draagt zorg voor de beheersmatige kant. Voor de afstemming, behandelinhoudelijk en beheersmatig, ligt er een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het driemanschap is voor elke medewerker, discipline, aanspreekbaar. De spv-en worden geïnformeerd vanuit alle disciplines met een zorginhoudelijke taak en kunnen hierdoor ook informatie uitwisselen over alle gebieden. De disciplines zijn, de psychiater, de klinisch psycholoog, de arts-assistent, de arbeidstherapeut, de bewegingstherapeut, de creatief therapeut, de verpleegkundigen, de secretaresses en de voedingsassistente. Bij voorkeur worden behandelinhoudelijke vragen in eerste instantie gesteld aan een van de spv-en. Dit laat overigens onverlet dat er ook rechtstreekse communicatie mogelijk is tussen disciplines onderling. 33 8.2. Verpleegkundige organisatie patiëntenzorg Psychiater Psychiater Arts-assistent Arts-assistent Sociaal psychiatrisch verpleegkundige Sociaal psychiatrisch verpleegkundige Verpleegkundige Verpleegkundige Verpleegkundige De groep patiënten, maximaal 24, is opgesplitst in twee groepen. Dit heeft louter een logistieke reden. Er is een groep patiënten, in aantal maximaal 12, verbonden aan team Y of team X bestaande uit, een psychiater, een arts-assistent, een sociaal psychiatrisch verpleegkundige en een verpleegkundige team Y of team X. Door deze indeling halveert de hoeveelheid communicatie welke nodig is om effectief en efficiënt te kunnen werken. Immers een sub-team hoeft slechts geïnformeerd te zijn over 12 patiënten. Omdat elke discipline zijn unieke taak heeft is het een vereiste dat vervanging per discipline mogelijk moet zijn. Concreet houdt dit in dat b.v. met vakanties of vrije dagen, hier rekening mee moet worden gehouden. De verpleegkundige bezetting bestaat, van maandag tot en met vrijdag, uit 3 vroege diensten, 3 late diensten en 2 nachtdiensten. De ‘derde’ verpleegkundige, in het schema onderaan getekend, heeft een omloop ( assisterende) functie. 34 8.3. Patiëntenzorg gerelateerde overlegvormen Overlegvorm Verpleegkundige ochtendoverdracht Somatisch ochtendrapport Deelnemers Nachtdienst Vroege diensten Arts-assistenten Aanwezige vpk Hoofd ZE BehandelStafPsychiaters Overleg (BSO) Klinisch psycholoog Arts-assistenten Spv Hoofd ZE Middagrapport Alle aanwezige medewerkers met een behandelinhoudelijke taak + hoofd ZE Terugkoppeling Spv Verpleegkundigen Aanwezig vpk in middagoverdracht Hoofd ZE Terugkoppeling Spv ABC therapeuten ABC therapeuten Verpleegkundige Vroege diensten Middagoverdracht Late diensten Hoofd ZE Verpleegkundige Late diensten Avondoverdracht Nachtdiensten Casusbespreking Alle aanwezige medewerkers met een behandelinhoudelijke taak + hoofd ZE Poliklinisch overleg Psychiaters Klinisch psycholoog SPV-en Intervisie Alle aanwezige medewerkers met een behandelinhoudelijke taak + hoofd ZE Opnameoverleg PAAZ TSz GGZ-MB PAAZ EZ ABC-overleg Arbeidstherapeut Bewegingstherapeut Creatief therapeut Doel Waarborgen van continuïteit in de verpleegkundige zorgverlening. Waarborgen van continuïteit in de somatisch verpleegkundige zorgverlening. Opstellen van individuele behandelplannen zodanig dat elke discipline daaruit zijn eigen zorgplan kan afleiden. Frequentie, duur Dagelijks 07.30 – 07.45 Ma t/m vrij 08.30 – 09.00 Ma, Wo, Do, Vr 11.00 – 12.00 Handhaven van een eenduidig, Ma t/m vrij efficiënt en effectief behandelbeleid. 12.00 – 12.30 Vertaling + uitleg van de individuele Ma, Wo, Do, Vr behandelplannen. 15 min. Tussen 14.30 en 15.15 Vertaling + uitleg van de individuele behandelplannen. Waarborgen van continuïteit in de verpleegkundige zorgverlening Wo 09.30 – 10.30 Dagelijks 14.30 – 15.15 Waarborgen van continuïteit in de verpleegkundige zorgverlening. Uitwisseling behandelinhoudelijke visie en werkwijze. Deskundigheidsbevordering. Dagelijks 22.45 – 23.00 Een keer per 4 weken op Di 15.00 – 16.00 Elke woensdag 09.00 – 10.00 Teambuilding Een keer per 4 weken op Di 15.00 – 16.00 Afstemming opgenomen en ontslagen patiënten. Voorkomen “shoppen”. Afstemming behandelplannen, deskundigheidsbevordering. Di 11.00 – 12.00 Wo 10.00 – 10.30 35 8.4. Afdelingsoverstijgende overlegvormen 8.4.1. Psychiaters Overlegvormen Deelnemers Doel Tripartiete overleg Beleidspsychiaters GGZMB en TweeSteden ziekenhuis Psychiaters EZ en TSz Afstemming beleid Behandelaren EZ en TSz Behandelaren EZ, TSz en GGZ Medische staf, raad van bestuur Medisch manager, raad van bestuur en zorggroepmanager Psychiaters landelijk Deskundigheidsbevordering Bespreken therapie-indicaties voordeur Medisch beleid ziekenhuis Psychiateroverleg Refereren/casu IOG Stafvergadering Beleidscommissie Sectie ziekenhuispsychiatrie Afstemming beleid Beleid ziekenhuis Belangen ziekenhuispsychiatrie Frequentie, duur 3 x per jaar 1½ uur 6 x per jaar 1½ uur 1 x per maand 4 x per jaar 1 x per maand 3 uur 1 x per maand 3 uur 4 x per jaar Extra activiteiten momenteel: Stafbestuur Bouwcommissie Commissie bouw en infrastructuur Vaste Barning commissie (nascholen artsen uit de regio) Lustrumcommissie Gebruikersoverleg elektronische communicatie Regionaal formularium Visitatiecommissie NvvP 36 8.4.2. Hoofd zorgeenheid Overlegvormen Deelnemers Doel Hoofdenoverleg Zorggroepmanagers Hoofden zorgeenheden EZ Zorggroepmanagers Personeelszaken Hoofd ZE OK OR RvB Zorggroepmanager Medisch manager Hoofd ZE PAAZ hoofden uit de regio Afstemming beheerszaken, voorbereiding beleidszaken Ontwikkelen, adviseren aan RvB m.b.t. sociaal beleid Frequentie, duur 1 x per maand 1½ uur 8 x per jaar 1 uur Afstemming/evaluatie productieafspraken en resultaten 2 x per jaar 1 uur Afstemming beheers- en behandelzaken. Deskundigheidsbevordering. Bespreken ontwikkelingen. 4 x per jaar 2 uur Stuurgroep sociaal beleid Voor- en najaarsoverleg Regionaal PAAZ hoofden Landelijk PAAZ Alle PAAZ hoofden uit hoofdenoverleg Nederland Project/werkgroep: - Schokkend gebeurtenissen - Kinderopvang - Fietsplan - Dag van de verpleging - Aanstellingscommissie Arbodienst - Advertentiebeleid - Ziekteverzuim 37 8.4.3. Klinisch psychologen Overlegvormen Deelnemers Regionaal overleg Psychologen en klinisch psychologen psychologische assistenten TSz en EZ Regionaal overleg (neuro)psychologen in neuropsychologie Brabant en Limburg Doel Regionale contacten en deskundigheidsbevordering Regionale contacten en deskundigheidsbevordering op het gebied van de neuropsychologie PAZ (psychologen Klinisch psychologen Kwaliteitsbevordering van algemeen/academisch werkzaam in het ziekenhuis psychologen in ziekenhuizen en ziekenhuizen; in heel Nederland voor het behartigen van de onderdeel van het belangen van deze zelfde Nederlands Instituut doelgroep voor psychologen) Frequentie, duur 2 x per jaar 2 tot 3 x per jaar 2 x per jaar; ledenvergadering en wetenschappelijke dag 8.4.4. Sociaal psychiatrisch verpleegkundige Overlegvormen Opname overleg met GGZ-MB en TSz Idem Stageoverleg SPV Deelnemers Sociaal psychiatrisch verpleegkundigen Met Kentron Doel Frequentie, duur Wekelijks 1x per jaar 2x per jaar 38 8.4.5 Creatief therapeut Overlegvormen Deelnemers Modulegroep Creatief therapeuten Ontwikkelen diverse observatie werkzaam op diverse PAAZ- modulen en Alle modulegroepen begeleid door de Nederlandse Vereniging van Creatieve therapie Creatief therapeut TSz Landelijk overleg Overleg met TSz Doel Frequentie, duur Ongeveer 5 x per jaar Ongeveer 2 x per jaar Ongeveer 2 x per jaar 39 8.4.6. Bewegingstherapeut Overlegvormen Deelnemers Doel Intervisiegroep Bewegingsexpressie therapeuten (BET) Uitwisseling, ondersteuning en bevordering professionaliteit in beroepsinvulling Onderdeel van groter opgezet onderzoekhart vakwerk: HVPMTTrimbosinstituut-HVKT. Boekenpresentatie 2000 “Vakwerk Onderzoek Werkgroep module ontwikkeling en producttyperingen Werkoverleg diagnostiek, labanbewegingsanalyse en observatiemodellen ontwikkeling; profilering BET Frequentie, duur 4 x per jaar Ongeveer 3 x per jaar 3 x per jaar 8.4.7. Arbeidstherapeut 8.4.8. Verpleegkundigen 8.4.9. Psychologisch assistent 40 8.5 Voorwaardenscheppende overlegvormen Overlegvorm Deelnemers Psychiateroverleg Psychiaters van TweeStedenZk en ElisabethZk. Psychiaters Klinisch psychologen Zorggroepmanager Hoofd ZE Medisch manager Zorggroepmanager Hoofd ZE Alle medewerkers van de PAAZ. De individuele dienstroosters zijn hiertoe aangepast. Productgroep overleg Trilateraaloverleg Afdelingsoverleg Verpleegkundig overleg Alle aanwezige verpleegkundigen. SecretaresseOverleg Secretaressen Hoofd ZE Doel Frequentie, duur Formuleren en vaststellen van eenduidig beleid van de ZE. Het overleg heeft een advies functie naar het management. Uitzetten van eenduidig beleid van de ZE. Acht keer per jaar op maandag van 12.30 –14.00 Derde maandag in de maand van 10.00 – 11.00 Een keer per 4 weken op dinsdag van 15.00 – 16.00 Komen tot en handhaven van eenduidigheid en overeenstemming over de uitvoering van het beleid van de PAAZ. Komen tot en handhaven van een efficiënt en effectief verloop van de dagelijkse gang van zaken op de PAAZ. Afstemming werkzaamheden. Komen tot en handhaven van efficiënt en effectief verloop van de werkzaamheden. Een keer per 2 weken op dinsdag van 15.15 – 16.00 4 x per jaar. 41 9. Organisatie klinisch behandelaanbod Middels een weekprogramma wordt organisatorische vorm gegeven aan het behandelaanbod. Elke patiënt volgt een voor hem individueel programma afgestemd op persoonlijke draagkracht en draaglast, waarbij het ziektebeeld geen leidraad is. Zo kan de ene patiënt, opgenomen vanwege een depressie, wel b.v. cognitieve therapie volgen, terwijl een andere patiënt, opgenomen vanwege een depressie, deze therapie niet volgt. Het te volgen therapieprogramma wordt vastgesteld, na de 10-daagse observatieperiode op basis van de verslaglegging, in de behandelplanbespreking. Het kan continu, op geleide van het toestandsbeeld van de patiënt, aangepast worden tijdens een BSO (behandelstafoverleg) of tijdens het middagrapport. 42 9.1. Het weekprogramma Naam: Mentor: Datum: Huiskamer: Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag 07.30 – 08.15 medicatie, ontbijt 07.30 – 08.15 medicatie, ontbijt 07.30 - 08.15 medicatie, ontbijt 07.30 - 08.15 medicatie, ontbijt 07.30 - 08.15 medicatie, ontbijt 08.30 – 09.30 weekdoelbesprekingY 08.30 – 09.30 probleemoplossen 08.30 – 09.30 arbeid 08.30 – 09.00 kamerverzorging Z 08.30 – 09.30 arbeid Z 09.30 - 10.00 dagdoelbesprekingYZ 08.30 - 10.00 arbeid Z 08.30 – 09.30 groepsgesprek NTT 10.00 – 11.00 psycholoog, ind 09.30 – 10.00 dagdoelbespreking YZ 09.30 - 10.30 ABC - SPV 08.30 - 09.30 creatief , obs 09.30 - 10.00 dagdoelbespr. YZ 09.00 – 09.45 gezondheid Z 10.00 – 11.00 psycholoog, obs 10.00 - 11.00 vpk, running 08.30 – 10.00 CGT, trainingsgroep 10.00 – 11.00 arbeid Y 11.00 - 12.00 arbeid 09.00 - 10.00 thema patiënt vpk 10.00 - 11.00 voorlichting Z 08.30 – 09.30 thema patiënt vpk 09.45 – 10.45 weekdoelbespreking Z 10.00 – 10.30 gezondheid Y 11.00 - 12.00 beweging, ontspanning 10.00 - 10.30 dagdoelbespreking YZ 09.45 – 10.45 voorlichting Y 10.00 – 11.00 groepsgesprek VLR 11.00 - 12.00 creatief, groep 10.00 - 11.00 psycholoog, obs 09.30 – 10.30 thema patiënt vpk 11.00 – 12.00 creatief 11.00 - 12.00 thema patiënt vpk 11.00 - 12.00 arbeid Y 12.00 - 13.00 medicatie, diner 10.30 - 12.00 creatief, Z 13.00 – 14.30 arbeid 11.00 - 12.00 thema patiënt vpk 13.00 – 14.00 beweging 12.00 - 13.00 medicatie, diner 10.45 – 12.00 beweging running 11.00 – 12.00 vpk running 12.00 – 13.00 medicatie, diner 12.00 - 13.00 medicatie, diner 14.15 – 15.30 beweging 13.00 - 14.00 arbeid 12.00 - 13.00 medicatie, diner 13.00 – 14.00 psycholoog, ind 13.45 – 15.00 beweging obs 13.00 – 14.00 creatief 14.00 - 15.00 arbeid 13.00 – 14.30 arbeid 13.00 – 14.00 beweging, ind 13.00 – 14.00 creatief 14.00 – 15.00 creatief 13.15 - 14.30 beweging, obs 13.30 - 14.30 mannenuur 14.00 – 14.30 ontspanning, vpk 13.00 – 15.00 psycholoog ind 15.00 – 16.00 arbeid 13.00 - 14.30 creatief, Y 14.00 – 15.30 CGT, psycholoog 14.00 – 15.00 creatief ind 15.00 – 16.00 creatief 13.00 - 14.30 thema patiënt vpk 14.30 - 15.30 weekdoelevaluatie Z 14.00 – 15.00 beweging, ind 14.00 – 15.00 spreekuur Ntt Vlr 15.45 – 16.45 beweging, zwemmen 14.30 – 16.30 creatief, ind 14.30 - 15.30 spreekuur NTT 15.45 – 16.45 vrouwenuur 15.00 – 16.00 AO, IV, VPKO 15.00 - 15.30 dagdoelevaluatie YZ 15.30 - 16.30 weekdoelevaluatie Y 15.30 – 16.45 beweging, obs, mytyl 16.00 – 17.00 Spreekuur Vlr Ntt 15.30 - 16.30 mytyl beweging, zwemmen 15.30 - 16.30 spreekuur VLR 16.45 – 17.15 dagdoelevaluatie YZ 17.00 - 17.15 dagdoelevaluatie YZ 17.00 - 17.30 dagdoelevaluatie YZ 16.30 - 17.30 beweging, sport, mytyl 17.45 – 18.15 medicatie, lunch 17.45 - 18.15 medicatie, lunch 17.45 - 18.15 medicatie, lunch 17.45 - 18.15 medicatie, lunch 17.45 - 18.15 medicatie, lunch 43 9.2. Weekprogramma beschrijving Weekprogrammaonderdeel Weekdoelbespreking Kamerverzorging Gezondheid Thema patiënt vpk Voorlichting Beweging running Kl. psycholoog, ind. Beweging, ind. Ontspanning, vpk Kl. psycholoog, CGT Beweging, obs Dagdoelevaluatie Arbeid Creatief Groepsgesprek Dagdoelbespreking Creatief, ind Creatief, obs Beweging, expressie Beschrijving Begeleiding Elke patiënt geeft aan, aan welk doel, voortvloeiend vanuit individueel behandelplan, hij de komende week gaat werken. Patiënt maakt eigen slaapkamer schoon. Een geïndiceerde groep patiënten krijgt voorlichting + gelegenheid tot stellen van vragen over medicatie en aanverwante onderwerpen. Een geïndiceerde groep patiënten heeft de gelegenheid om individueel gericht of groepsgericht te werken aan eigen behandelplan. Een geïndiceerde groep patiënten krijgt voorlichting over ziektebeelden en aanverwante onderwerpen. Een geïndiceerde groep patiënten krijgt running therapie. Een patiënt krijgt een individuele behandeling. Een patiënt krijgt een individuele behandeling. Een geïndiceerde groep patiënten krijgt ontspanningsoefeningen. Een geïndiceerde groep patiënten krijgt cognitieve gedragstherapie. Patiënten in de observatie periode krijgen bewegingstherapie. Patiënten bespreken of hun gesteld dagdoel is gehaald. Een geïndiceerde groep patiënten krijgt arbeidstherapie. Een geïndiceerde groep patiënten krijgt creatieve therapie. Patiënten bespreken alle daagse levensonderwerpen + onderwerpen voortkomend uit het vervangend leefmilieu ( de PAAZ) Patiënten bespreken het doel waar ze deze dag aan gaan werken. Het doel is een afgeleide van het gestelde weekdoel. Een patiënt krijgt een individuele behandeling. Patiënten in de observatie periode krijgen creatieve therapie. Een geïndiceerde groep patiënten krijgt bewegingstherapie gericht op dans, mime, drama, muziek en taal. SPV + VPK VPK ARTSASSISTENT VPK VPK Bewegingsth. Kl. psycholoog Bewegingsth. VPK Kl. psycholoog Bewegingsth. VPK Arbeidsth. Creatief th. Psychiater + VPK VPK Creatief th. Creatief th. Bewegingsth. 44 Kl. psycholoog, obs VPK, running Beweging, ontspan. Probleemoplossen Beweging, zwemmen Spreekuur CGT, trainingsgroep Vrouwenuur Mannenuur Weekdoelevaluatie Beeldend ontspanning Beweging, sport Creatief ontspanning Creatief structuur Creatief, ik ontdekkend Creatief, open Patiënten in de observatieperiode krijgen therapie met variërende onderwerpen. Een geïndiceerde groep patiënten krijgt running therapie. Een geïndiceerde groep patiënten krijgt ontspanningstherapie. Een geïndiceerde groep patiënten krijgt therapie hoe methodisch problemen te kunnen oplossen. Een geïndiceerde groep patiënten krijgt zwemtherapie Alle patiënten worden wekelijks twee keer individueel + familie / kennissen gesproken. Een geïndiceerde groep patiënten bespreekt hun huiswerkopdracht voorkomend uit de cognitieve gedragstherapie. Dit deel met name gericht op sociale vaardigheden. Een geïndiceerde groep patiënten (vrouwen) krijgt sekse specifieke hulpverlening. Een geïndiceerde groep patiënten (mannen) krijgt sekse specifieke hulpverlening. Patiënten bespreken hun al dan niet behaald weekdoel. Geïndiceerde groep krijgt ontspanningstherapie Geïndiceerde groep krijgt therapie d.m.v. sport en spel Kl. psycholoog VPK Bewegingsth. SPV Bewegingsth. Psychiater + arts-assistent SPV samen met trainingsgroep VPK VPK SPV +VPK Creatief th. Bewegingsth. Creatief th. Creatief th. Creatief th. Creatief th. Vanuit de gedachte dat elke discipline verantwoordelijk is voor zijn haar vakgebied, dienen de diverse disciplines ook zelf zorg te dragen voor aanwezigheid + begeleiding van de aanwezige patiënten geïndiceerd voor het betreffende therapie onderdeel. Verpleegkundigen nemen dus niet deel aan de therapieën in de zin als groepsbegeleider. Niet opgenomen in dit schema zijn de trainingen Liberman en Goldstein. Dit zijn poliklinische verrichtingen die uitgevoerd worden door VPK + SPV. 45 10. Het verpleegkundig proces Binnen de PAAZ is methodisch verplegen algemeen goed. Bij de start in 1996 is gekozen voor de theorie van Gordon aangevuld met het gebruik van standaardverpleegplannen. Verplegen kan gezien worden als een proces, dat omschreven kan worden als een methode van probleemidentificatie en oplossing (Gordon 1994). Deze methode is gericht op menselijke reactie ten aanzien van actuele of potentiële gezondheidsproblemen en is daarmee kenmerkend voor de verpleegkundige discipline. Het verpleegkundig proces bestaat uit een aantal fasen, deze kunnen als volgt omschreven worden: verpleegkundige anamnese; verpleegkundige diagnose; planning, bestaande uit verpleegkundige interventies en patiënt outcomes (verpleegdoelen); uitvoering; evaluatie. Met behulp van onder andere de schriftelijke vastlegging van het verpleegkundig proces kan de kwaliteit van de verleende zorg meetbaar gemaakt worden. Daarnaast draagt het verpleegkundig proces bij aan de coördinatie van de te verlenen zorg en aan de continuïteit ervan. De verpleegkundige anamnese Om de verpleegkundige anamnese te kunnen formuleren worden de elf gezondheidspatronen van Gordon gebruikt. Een gestructureerde vragen- en aandachtspuntenlijst, opgesteld aan de hand van de functionele gezondheidspatronen, kan als hulpmiddel dienen. Nadat deze lijst samen met de patiënt is doorgenomen, ontstaat een vrij compleet beeld van de patiënt, waarin met name tot uiting komt hoe hij zichzelf ervaart in relatie tot zijn omgeving en hoe hij reageert op verstoringen van zijn gezondheid. Het is van belang dat men niet alleen, door de patiënt zelf aangegeven verpleegproblemen analyseert, maar dat tevens in kaart wordt gebracht waar de sterke kanten, de kracht, van de patiënten zitten. De verpleegkundige diagnose De begrippen verpleegkundige diagnose en verpleegproblemen worden veelvuldig naast elkaar gebruikt of onderling verwisseld. Gordon benoemt het onderscheid als volgt: een verpleegkundige diagnose beschrijft het probleem van de patiënt, niet het probleem van de verpleegkundige in het ontwerpen en uitvoeren van de zorg. Het laatste kan volgens haar wel als verpleegprobleem omschreven worden. Bijvoorbeeld, een patiënt op een chirurgische afdeling is in de war, onrustig en loopt met voortduring weg. De afdeling wil dat de patiënt op de PAAZ wordt opgenomen omdat de verpleegkundigen dit gedrag als problematisch ervaren. Hier is sprake van een verpleegprobleem. 46 Verpleegkundige diagnoses kunnen beschouwd worden als werkhypothesen. Hiermee wordt bedoeld dat de diagnose geen statisch fenomeen is, maar zal veranderen in de loop van de tijd. Verpleegkundige diagnoses vertalen niet alleen de problemen die de verpleegkundige signaleert op basis van haar professionaliteit, maar verwoorden vooral de behoeften van de patiënt. Een verpleegkundige diagnose is: een vaststelling van iemands feitelijke of mogelijke reacties op gezondheidsproblemen of levensprocessen, op grond waarvan verpleegkundige zorg kan worden verleend. (De nationale raad voor de Volksgezondheid, 1993) De planning De planning bestaat uit de omschrijving van de verpleegkundige doelen (patient outcomes) en verpleegkundige interventies. De definitie van verpleegkundige doelen is: De beschrijving van gedragingen, reacties en gevoelens van de patiënt als reactie op de verpleegkundige zorg die geboden wordt en die bepaald wordt aan de hand van de verpleegkundige diagnose. (M.L. Vossen) Doelen worden beschreven in gewenst eindgedrag. De RUMBA-eisen kunnen hierbij als leidraad dienen. RUMBA staat voor Relevant, Understandable, Measurable, Behavioral en Attainable oftewel relevant, begrijpbaar, meetbaar, in termen van gedrag en haalbaar. De interventie De definitie: Een verpleegkundige interventie is een gerichte activiteit die de verpleegkundige namens of voor een persoon/groep op basis van de verpleegkundige diagnose, en die de persoon/groep niet zelf kan verrichten. (Ten Napel & V.d Bruggen) Het gaat om handelingen die vanuit een verpleegkundige optiek ondernomen worden en die gerelateerd zijn aan het verpleegkundig proces. De uitvoering Bij de uitvoering worden de verpleegkundige interventies, zoals opgesteld in het verpleegplan, door de verpleegkundigen uitgevoerd naast andere, niet-verpleegkundig georiënteerde interventies. In feite zal de verpleegkundige zich met name in deze fase herkennen omdat ze het dagelijkse werk weergeeft. Tijdens de iedere dienst rapporteert de verpleegkundige haar bevindingen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in feitelijke observatie en de interpretatie. Een voorbeeld: de patiënt eet 5 boterhammen, is de feitelijke observatie. De patiënt heeft goed gegeten, is de interpretatie. De interpretatie zegt vooral iets van de rapporterende verpleegkundige. Wat voor de een goed is, is voor de ander slecht. Hierdoor leer je het begrippenkader van elkaar kennen en zet het aan tot eenduidig taalgebruik. 47 De rapportage is een belangrijk instrument om de continuïteit en de coördinatie van de verpleegkundige zorg te waarborgen. Met de rapportage wordt de grondslag gelegd voor de evaluatie. De evaluatie Hierbij onderzoekt de verpleegkundige of de verrichtingen die verondersteld worden nodig te zijn, daadwerkelijk het gewenste effect sorteren. Er is sprake van procesevaluatie en productevaluatie. Bij procesevaluatie wordt beschreven welke interventies toepasselijk bleken, wat de reacties van de patiënt waren, welke interventies niet zinvol bleken en welke alternatieven gekozen waren. Bij productevaluatie richt de evaluatie zich op het vaststellen van de mate van vooruitgang van de patiënt op basis van een vergelijking van de resultaten van de gegeven zorg met de in het verpleegplan opgestelde doelen. 48 10.1. Verpleegkundige bezetting Er is een balans tussen verpleegkundige werkzaamheden en de bezetting. Een consequentie van de in de visie uitgedragen behandelverantwoordelijkheid is dat verpleegkundigen, patiënten niet tot en met de therapie onderdelen begeleiden maar, tot aan de therapie onderdelen. Dit, tenzij men uiteraard zelf het betreffende onderdeel verzorgt. Verpleegkundigen volgen dus geen therapie. Dit creëert meer tijd voor individuele patiëntencontacten. Een groot deel van de opnames van patiënten is weliswaar acuut maar toch te plannen. Er is gekozen voor twee opnametijden gekoppeld aan twee verpleegkundige diensten. Om 13.00 uur kan de vroeg-late dienst ( 13.00 – 21.30 uur) een opname verzorgen en om 16.00 uur kan de late dienst ( 14.30 – 23.00 uur) een opname verzorgen. Hierdoor hoeft de patiënt maar met één verpleegkundige in eerste instantie zaken te doen en heeft de verpleegkundige minimaal 6 uren ter beschikking om een patiënt op te nemen. Op maandag en vrijdag kan er een piek liggen qua werkzaamheden. Dit heeft te maken met op maandag de naweeën van de weekendgebeurtenissen en op vrijdag vanwege een relatief groter aantal ontslagen patiënten. Hier is ook op geanticipeerd door een hogere verpleegkundige dagbezetting indien mogelijk. Wanneer er op andere momenten, door inschatting van de aanwezige verpleegkundigen een extra dienst noodzakelijk is, bijvoorbeeld bij intensieve zorg van een aantal patiënten, dan kan deze worden ingezet. Omgekeerd wordt er bij uitval kritisch gekeken of herbezetting op dat moment noodzakelijk is. Het aantal verpleegkundigen correspondeert met de subteams, psychiater, arts assistent en sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Zie hiervoor ook hoofdstuk 8, de communicatie structuur paragraaf 8.2. “Dagorganisatie patiëntenzorg”. De bezetting: Maandag Vroege dienst 07.30 – 16.00 2 Dagdienst 08.30 – 17.00 2 Vroeg-late dienst Late dienst 13.00 – 21.30 14.30 – 23.00 1 2 Nachtdienst 22.45 – 07.45 2 Dinsdag 2 1 1 2 2 Woensdag 2 1 1 2 2 Donderdag 2 1 1 2 2 Vrijdag 2 2 1 2 2 Zaterdag, Zondag en feestdagen 2 1 1 2 2 49 10.2 Mentorschap De verpleegkundigen gebruiken het middel mentorschap om op een respectvolle wijze een therapeutische relatie met de patiënt aan te gaan. Achtereenvolgens komen aan de orde: - Patiëntentoewijzing - Taken van de mentor - Eisen m.b.t. het mentorschap - Afspraken Patiëntentoewijzing: Willen we volgens het principe patiëntentoewijzing kunnen werken dan zal eerst duidelijk geformuleerd moeten worden wat hieronder verstaan wordt. De volgende definitie kan hierin verhelderend zijn: - “Patiëntentoewijzing is een methode voor werkverdeling met betrekking tot patiëntenzorg. De verpleegkundige krijgt een of meerdere patiënten toegewezen waarbij hij/zij de volledige verantwoordelijkheid krijgt voor de uitvoering en de coördinatie van de zorg, zoveel mogelijk van opname tot ontslag. Bij afwezigheid van de verpleegkundige dient de zorg gecontinueerd te worden volgens de gemaakte planning. Indien de situatie dit vraagt zijn de collega’s gehouden het verpleegplan bij te stellen. In het systeem van patiëntentoewijzing wordt de patiënt dus niet toevertrouwd aan een team van verpleegkundigen, maar aan één verantwoordelijke verpleegkundige. Hiervoor gebruiken we de term “mentor”. Het betreft hier één of meerdere patiënten per mentor. Deze is dan verantwoordelijk voor de totale verpleegkundige zorg. Dit houdt in dat hij/zij instaat voor de uitvoering van de zorg die de patiënt nodig heeft, maar ook voor de planning en evaluatie van die zorg. Belangrijke vragen hierbij zijn: 1. Komt de zorg overeen met de behoeften van de patiënt? 2. Welke zijn de problemen waarvoor de patiënt hulp nodig heeft, of met welke problemen wordt onvoldoende rekening gehouden? 3. Neemt de patiënt voldoende deel aan zijn/haar zorg? Het is vanzelfsprekend dat het hier zowel somatische als niet-somatische aspecten van de verpleging kan betreffen. De mentor coördineert de 24-uurs zorg. Iedere verpleegkundige is echter medeverantwoordelijk voor de patiënten van andere mentoren. Deze verantwoordelijkheid realiseert de mentor dan door ondersteuning van zijn/haar collega’s. Taken van de mentor: Het takenpakket van de mentor bestaat uit een aantal hoofdtaken: 1. Coördinerende taak 2. Begeleidende taak 3. Taak m.b.t. het methodisch werken (de verpleegmap) 4. Taak m.b.t. de evaluatie en communicatie. 50 Ad. 1: - De mentor is de aangesprokene/eerstverantwoordelijke t.a.v. de coördinatie van de verpleegkundige zorg van de door hem/haar toegewezen patiënten. - Bij afwezigheid van de mentor zorgt deze ervoor dat de continuïteit gewaarborgd blijft. - De mentor begeleidt de patiënt van opname tot ontslag. - De mentor draagt zorg voor de planning, coördinatie en evaluatie van de verpleegkundige zorg - De mentor neemt een spilfunctie in tussen zijn/haar toegewezen patiënten m.b.t. de behandelcoördinator, familie en andere betrokkenen. - De mentor rapporteert t.b.v. het BSO aan de behandelcoördinator en participeert op die wijze in de totstandkoming van het behandelplan. Ad.2.: - De mentor begeleidt en ondersteunt de patiënt vanaf het moment van opname tot ontslag. - De mentor is op de hoogte van de gevoels- en belevingswereld van de patiënt en weet, daar wat nodig, als “advocaat” voor de patiënt op te treden. - De mentor introduceert de patiënt in de voor hem/haar nieuwe omgeving - De mentor heeft regelmatig contact met zijn/haar patiënten. - De mentor begeleidt en ondersteunt de patiënt bij overplaatsing of ontslag. Ad .3.: - De mentor legt het hele zorgproces vast in de individuele verpleegplannen: - Verzamelt gegevens en stelt de anamnese op’ - Formuleert probleemstellingen en verpleegdoelen - Stelt een verpleegplan op (samen met de patiënt) met daarin vermeldt de interventies om de verpleegdoelen te behalen - De mentor geeft de mate van zorgverlening aan in kwaliteit en kwantiteit - De mentor bewaakt het verpleegkundig proces - De mentor verwerkt de overige verpleegkundige gegevens - De mentor draagt zorg voor het dossier, zowel bijhouden in het algemeen als de archivering Ad.4.: - De mentor signaleert, samen met collega-verpleegkundigen, het proces van het verpleegplan en geeft een samenvatting van het functioneren hiervan. - De mentor is in staat om hierbij probleemoplossende vaardigheden te hanteren en weet een verpleegkundige strategie uit te zetten in overleg met collega-verpleegkundigen - De mentor maakt knelpunten bespreekbaar - De mentor zorgt voor een goede informatieoverdracht - De mentor overlegt regelmatig met de behandelcoördinator over het verloop van de verpleegkundige zorg - De mentor evalueert met de patiënt de afgelopen periode, middels het overhandigen en mogelijk samen invullen van het “eigen-inbreng”-formulier. Eisen m.b.t. het mentorschap: - Verpleegkundige die minder dan 80% werken kunnen het mentorschap niet vervullen, zij worden gekoppeld aan een verpleegkundige die 80% of meer werkt. 51 - Een mentor dient over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken om het totale verpleegproces de coördineren. De verpleegkundige is er verantwoordelijk voor zijn/haar onervarenheid kenbaar te maken en hulp te vragen aan degene die er meer ervaring mee hebben. Een mentor dient voldoende prioriteit toe te kennen aan de eigen positie om regelmatig zijn/haar patiënten te kunnen spreken, het zorgproces vast te kunnen leggen in de verpleegmap en voldoende informatie te kunnen leveren voor het BSO. Afspraken: 1. De zorg is te verdelen in product (reguliere basiszorg) en (proces)gesprekken, voorbereiding BSO. Het product wordt overgedragen aan een dienst, deze dienst is dan vervangend mentor voor meerdere patiënten. We spreken concreet af dat de ED dienst deze taak op zich gaat nemen, de ED dienst is er verantwoordelijk voor dat het ochtendrapport en het BSO verwerkt worden. De ED dienst kan dit zelf doen maar kan dit ook delegeren, echter hij of zij blijft degene die er op aangesproken kan worden als er iets niet, maar ook als er iets wel gebeurd is. Bij afwezigheid van de mentor is deze er verantwoordelijk voor dat het proces wordt overgedragen aan een of eventueel meerdere verpleegkundigen. De mentor kan deze vervangende mentor aanspreken over de continuïteit van het proces. Bij deze constructie kunnen de mentorgroepjes gaan vervallen. 2. De verpleegkundige die de opname doet, koppelt de patiënt aan een mentor. Hierbij is van belang dat de mentor in de observatieperiode voldoende dagen aanwezig is om de zorgbehoefte van de patiënt vast te leggen en hierover de informeren aan de behandelcoördinator. 3. De mentor legt, samen met de patiënt, de observatie volgend de “Gordon”-methodiek vast in het daarvoor ontwikkelde formulier. 4. De mentor levert informatie aan voor de “grote intake” en de “evaluaties” die tijdens het BSO besproken worden. 5. Wanneer de mentor in dienst is dient deze aanwezig te zijn bij de terugkoppeling vanuit het BSO tijdens de overdracht van 14.30 uur. 6. De mentor verwerkt de conclusies van het BSO in het verpleegplan bij afwezigheid van de mentor is de ED-dienst verantwoordelijk. Omtrent de conclusies kan de mentor altijd overleggen met de behandelcoördinator. 7. Indien de mentor afwezig is tijdens de voorbereiding en/of de terugkoppeling van het BSO regelt deze zelf vervanging!. Ook hierbij geldt dat de vervangende verpleegkundige voldoende aanwezig dient te zijn om adequaat te vervangen. 8. De vervanging (ook indien de mentor enige tijd afwezig is) wordt vermeldt op het planbord. 9. Vervanging voorbereiding BSO vermelden in de BSO-agenda. 52 10.3 CPV Consultatief Psychiatrisch Verpleegkundige Wat is een CPV-er? Een CPV-er is een psychiatrisch verpleegkundige die, vanuit de PAAZ, consultatie verleent aan verpleegkundigen en andere gezondheidsmedewerkers. De CPV-er heeft zich als het ware gespecialiseerd in de begeleiding bij somatisch zieke mensen met psychiatrische en/of gedragsproblemen. Er kunnen allerlei redenen zijn waardoor mensen zich anders gaan gedragen. Denkt u bijvoorbeeld maar eens aan patiënten die overmatig veel aandacht vragen, erg druk, negatief of somber zijn of opvallend vreemd reageren. Daarnaast is het zo dat patiënten erg prikkelbaar of boos kunnen zijn, agressief worden of zelfs verward raken. Deze categorie patiënten heeft integrale zorg nodig, dat wil zeggen dat er naast somatische zorgaspecten gekeken dient te worden naar psychische, psychiatrische en/of gedragsproblemen. De CPV draagt ertoe bij dat er op deskundige wijze zorg geboden blijft worden aan de patiënt en dat men daarbij met plezier en enthousiasme het werk kan blijven doen. De CPV-er biedt assistentie aan op verpleegkundig niveau om verpleegkundige problemen of verpleegproblemen te helpen voorkomen, stabiliseren of verbeteren bij patiënten met comorbiditeit. Uiteraard zijn ook andersoortige vragen welkom. Onder co-morbiditeit wordt verstaan dat de problemen zich op verschillende vlakken afspelen. Door toepassing van nieuwe technieken, verkorting van de opnameduur en toename van het aantal ouderen, chronisch zieken, geweldslachtoffers en alcoholverslaafden is het aantal patiënten met co-morbiditeit in het ziekenhuis toegenomen. Dit verklaart waarom er meer behoefte is aan ondersteuning. Vanuit de PAAZ zijn we dan ook gaarne bereid meer initiatief hierin te tonen. De CPV-er werkt nauw samen met de andere psychiatrische disciplines in het ziekenhuis die in consult kunnen worden geroepen. Medische consulten dienen via de psychiaters en hun assistenten te verlopen, verpleegkundige consulten via de CPV. Welke zorg kan men wel/niet verwachten? De CPV is een aanvulling op de reeds geboden zorg. Eerst wordt gekeken welke problemen door u ervaren worden, bijv. het ervaren van een tekort aan psychiatrische kennis of moeite in het kiezen van een juiste benadering. Consultatie is een methodisch overleg tussen beroepskrachten onderling rondom een werkprobleem. De CPV-er heeft een advies- en meedenkrol. In principe hoeft de CPV-er de patiënt dan ook niet te zien. De CPV-er heeft ook geen therapeutisch intenties, kan/mag geen medicijnen voorschrijven en het behandelbeleid wijzigen (zoals het regelen van overplaatsing). Deze taken zijn voorbehouden aan voornoemde andere disciplines. 53 Concrete acties die de CPV-er wel doet: Adviezen over zorg en zorgbehoefte van de patiënt Adviezen over benaderingswijzen van de patiënte Assistentie/ondersteuning bij escalatie. 24-uurs service. (Vergeet de beveiliging niet!) Adviezen over rechtspositie van de patiënt of verpleegkundige Voorlichting middels klinische lessen, bijv. over ongewenst gedrag. Aanleren van communicatieve vaardigheden (momenteel in ontwikkeling bij het skillslab) Evalueren van de geboden zorg Hoe en wanneer kunt u de CPV-er inschakelen De PAAZ is dag en nacht bereikbaar op 3360 of 3359. De CPV is door verpleegkundigen op eigen initiatief in te schakelen. Daarnaast is het onze intentie om regelmatig de afdelingen te bezoeken om te kijken of er bestaande werkproblemen zijn. Voorbeelden van werkproblemen zijn: Angstige patiënt Sombere/ suïcidale patiënt Veelvuldig klagende patiënt Verslavingsproblematiek Patiënten met psychiatrische achtergrond In zichzelf gekeerd Agressiviteit Weigeren van behandeling Verwardheid “Sociale indicaties” Gevaarlijk, vreemd of onvoorspelbaar gedrag Verschil in opvatting over een te kiezen benadering 54 11. Nawoord Zoals in de behandelvisie al besproken is de waarde van een tekst als deze beperkt. Organisaties binnen de gezondheidszorg worden toenemend verrijkt met nieuwe inzichten en technieken. De ZE Psychiatrie zal zich daarom blijven profileren als een lerende organisatie. Wij kunnen ons voorstellen dat u, na het lezen van deze theoretische uiteenzetting, geïnteresseerd bent geraakt in de praktijk van alle dag. Wij willen u, als professional, dan ook in de gelegenheid stellen om een kijkje te komen nemen in de zorgeenheid psychiatrie. Hiervoor kunt u een afspraak maken met Dhr. de Vaan, hoofd zorgeenheid psychiatrie. 55