9 1 5 1 0 4 Getallen en cijferen Schrijf de getallen in cijfers. 5371 achtduizend negentien vijfduizend driehonderdeenenzeventig 7 zesduizend achthonderdachtentachtig zevenduizend zeshonderdvier tweeduizend negenhonderddertig 16 32 17 34 18 36 19 38 c c 100 A A = 500 B= C= D= 2000 c c B C 3000 4000 c c c D E F E F G H 5000 c G = = = = c H I = J = K= L = 6000 7000 c c I J 8000 c K M N O P Blok 3 • Week 1 141 + 284 + 110 = 535 274 + 268 + 210 = 1848 + 3271 + 1010 = 2736 + 4463 + 1565 = 9000 c c L M = = = = Zet onder elkaar en tel op. 82 48 Welk getal wijst de pijl aan? Schrijf dat getal achter de letters op. 1000 1 6 Maak de rijen af. 0 2 6 3736 + 493 + 23 = 5734 + 129 + 98 = 2873 + 6358 + 128 = 5847 + 3186 + 78 = 10 000 c c c NO P 7 3 5 6 0IXST7SQWQSIXNIPIRIR XMIRXEPOYRNIMR[MWWIPIRZSSVIIRLIHIR Reken de sommen onder elkaar uit. 7762 – 204 = 7558 9284 – 106 = 5783 – 1304 = 8883 – 3604 = 8 8 0 ² 3 0 7654 – 480 = 4567 – 280 = 5643 – 1450 = 8937 – 3190 = Maak de rijen af. Reken van boven naar beneden. + 10 + 50 + 100 + 250 + 300 + 500 + 1000 5000 5000 5000 5000 5000 5000 5400 5010 5020 4 Schrijf de getallen onder elkaar. Trek twee keer hetzelfde getal af. 2904 – 726 – 726 = 1452 3192 – 798 – 798 = 1140 – 285 – 285 = 3423 – 856 – 856 = ² ² 5234 – 168 – 168 = 4527 – 569 – 569 = 2451 – 654 – 654 = 3123 – 321 – 321 = Vul de ontbrekende getallen in. Zet in de som: + of – en de getallen. Reken uit. De uitkomst van de eerste som is het begin van de volgende som, enzovoort. 1299 – 659 1458 … 1574 … 1672 … ➔ ➔ ➔ ➔ 640 – … 769 … 1377 … 1924 … ➔ ➔ ➔ ➔ 111 + … 927 … 1465 … 1035 … ➔ ➔ ➔ ➔ … + 53 = 191 … 46 = 944 … 59 = 1483 … 95 = 853 Blok 3 • Week 1 83 9 1 5 2 0 4 Hoofdrekenen Optellen en aftrekken. 5 × 25 = 275 : 25 = 372 : 6 = 9 × 25 = 490 : 70 = 360 : 6 = 200 : 20 = 200 : 25 = Maak de sommen over geld, meten en tijd. 1 kg – 250 g = … gram 4 m + 24 dm = … dm 7 m – 7 dm = … dm 35 cm = … mm 750 cent + € 22,50 = … euro 250 cent + 45 euro = € 800 cent = … × € 0,50 € 5,00 = … × € 0,20 Januari heeft … weken + … dagen. April heeft … weken + … dagen. 18:15 uur = kwart over … Het 1e kwartaal in een schrikkeljaar heeft … weken. Reken uit. )IVWXZIVQIRMKZYPHMKIRSJHIPIR HERTEWSTXIPPIRSJEJXVIOOIR 70 × 6 – 70 = 10 × 25 + 75 = 350 : 70 + 95 = 75 : 25 + 907 = 7 × 25 – … = 125 15 × 0 + 1 = januari + april = … weken + … dagen juli + augustus = … weken + … dagen 84 Blok 3 • Week 1 7 1 Delen en vermenigvuldigen. 6 × 60 = 7 × 70 = 8 × 21 = 7 × 25 = 360 + 450 = 660 + 270 = 456 – 66 = 943 – 60 = 837 – 27 = 837 – 57 = 212 – 32 = 532 – 80 = 440 + 420 = 480 + 480 = 730 + 150 = 470 + 67 = 2 6 800 cent = … × € 0,20 800 cent = … × € 0,50 400 cent = … × € 0,20 200 cent = … × € 0,50 6 6 7 3 5 Maak de opdrachten. a Maak van de cijfers 3, 5, 3 en 5 steeds 2 getallen: een getal van één cijfer en een getal van drie cijfers. Schrijf alle mogelijke combinaties op. 1 3 en 355 2 … 3 … 4 … 5 … 6 … b Vermenigvuldig je combinaties met elkaar. Zet de som met het kleinste antwoord bovenaan en de som met het grootste antwoord onderaan. 1 3 × 355 = 1065 het kleinste 2 … 3 … 4 … 5 … 6 5 × 533 = 2665 het grootste c Doe hetzelfde met de cijfers 7, 7, 9 en 9. 1 … 2 … 3 … 4 … 5 … 6 … 8 8 0 0 3 4 1 2 3 4 5 6 … … … … … … Blok 3 • Week 1 85 9 1 5 3 0 4 Cijferen Zet onder elkaar en trek af. ² 2 6 Reken uit. 1453 – 726 = 1597 – 798 = 572 – 285 = 1710 – 856 = 1628 – 795 = 673 – 489 = 1249 – 856 = 5236 – 948 = 6IOIRIIVWXYMX[EXXYWWIRLEEONIWWXEEX .IQEKIIROPEHFPEEHNIKIFVYMOIR 7 1 6 (400 : 8) + 400 = 50 + 400 = 450 (70 × 6) – 70 = … – 70 = 10 × (25 + 75) = 10 × … = (350 : 70) + 95 = … + 95 = (8 × 25) – 50 = … – 50 = Eerst schatten, dan uitrekenen. ¤ &MNZIVQIRMKZYPHMKIR[SVHXNIWGLEXXMRKREY[OIYVMKIVEPWNILIXIRIKIXEP SQPEEKEJVSRHX IRLIXERHIVISQLSSK 3JERHIVWSQ /MNO^S ¯≈¯ ¯ ¯≈¯ ¯ 37 × 55 ≈ 40 × 50 = 2000 37 × 55 = 2035 54 × 66 ≈ 54 × 66 = 72 × 79 ≈ 72 × 79 = 53 × 77 ≈ 53 × 77 = 75 × 86 ≈ 75 × 86 = 62 × 48 ≈ 62 × 48 = 55 × 46 ≈ 55 × 46 = 86 (60 × 6) – 20 = … – 20 = 10 × (40 + 60) = 10 × … = (320 : 80) + 96 = … + 96 = (6 × 50) – 50 = … – 50 = Blok 3 • Week 1 8 6 7 3 5 8 0 Kijk naar opdracht 3. Bereken het verschil tussen je schatting en de uitkomst. Zet het grootste getal vooraan. 2035 – 2000 = 35 3 Maak de deelsommen zonder rest. ¢£ 0 4 833 : 17 = 972 : 18 = 345 : 15 = 294 : 14 = Eerst schatten, dan uitrekenen. 985 : 19 ≈ 1000 : 20 = 50 985 : 19 = 51 rest 16 1326 : 17 = 1404 : 18 = 1328 : 16 = 1326 : 13 = 3SOHIIPWSQQIROYRNIWGLEXXIR /MIWIIRVSRHKIXEPHEXMRHIFYYVXPMKX /MNO^S ≈ ¢£UHVW :IVKIPMNONIWGLEXXMRK QIXHIYMXOSQWX 947 : 16 ≈ 900 : … = 947 : 16 = 1209 : 16 ≈ 1200 : … = 1209 : 16 = 682 : 19 ≈ 700 : … = 682 : 19 = 1593 : 16 ≈ 1600 : … = 1593 : 16 = 297 : 14 ≈ 300 : … = 297 : 14 = 1258 : 18 ≈ 1300 : … = 1258 : 18 = Blok 3 • Week 1 87 9 1 2 6 Beantwoord de vraag. Leg de vier kaartjes met getallen op een rij. Wat is het grootste getal dat je kunt maken? 5 0 4 7 1 Reken uit. 6 [RZ_LLB6_B3_03.07.01][VI] De Tour de France is een grote wielerwedstrijd in Frankrijk. Hij duurt 22 dagen. De wielrenners leggen elke dag een bepaalde afstand af. In de tabel staan de afstanden van de eerste zeven dagen. datum afstand zaterdag 4 juli zondag 5 juli maandag 6 juli dinsdag 7 juli woensdag 8 juli donderdag 9 juli vrijdag 10 juli 15 km 182 km 196 km 38 km 197 km 175 km 224 km Hoeveel km hebben de wielrenners in totaal in die zeven dagen afgelegd? Over die afstand deden ze ongeveer 25 uur. Hoeveel kilometer fietsten ze ongeveer per uur? 88 Blok 3 • Week 1 4 Ontdek de som Voor het goede doel De kinderen van groep 3 verkopen knutselwerkjes. Reken uit hoeveel geld ze verdienen. Juf Brigitte turft op de lijst hoeveel spullen er verkocht zijn. &EWMWWGLSSP7PMRKIPERH ^EQIPXKIPHMRZSSVLIX KSIHIHSIP /92781%6/8+63)446-.70-.78 OPIMTSTTIXNI € WGLMPHIVMN € XIOIRMRK € ZMPXFPSIQ € ZIVWMIVHIHSSW € EVQFERHNI € &MNXYVZIRXIPNI HSSVWXVIITNIW XI^IXXIR FIXIOIRX FIXIOIRX kleipoppetje: 8 × € 0,80 = 640 cent = € 6,40 … : … × € … = … cent = € … : … × € … = … cent = € … : … × € … = … cent = € … : … × € … = … cent = € … : … × € … = … cent = € € + Reken uit hoeveel geld groep 4 inzamelt. Groep 4 heeft een spelletjeskraam. De leerlingen hebben zelf 60 prijsjes verzameld en gemaakt. 28 bezoekers doen mee met ballengooien. 18 bezoekers trekken touwtje. 22 bezoekers grabbelen in de grabbelton. a Groep 4 haalt € … binnen. b Bij het ballengooien winnen 11 mensen een prijs. De leerlingen houden … prijsjes over. Blok 3 • Week 1 89 Maak het schema af en reken uit hoeveel groep 5 binnenhaalt. Groep 5 houdt een sponsorloop. Elke leerling zoekt zo veel mogelijk sponsors. Elke sponsor betaalt € 1,– per rondje. Reken uit. aantal sponsors aantal bedrag rondjes € aantal sponsors aantal bedrag rondjes € Ahmed 4 5 Ella 7 2 Bram 2 5 Hilde 4 5 Brian 5 4 Inne 6 3 Bruno 5 6 Imme 3 3 Hidde 3 4 Lynn 5 2 Mats 3 2 Mila 4 3 Melle 5 4 Milou 5 5 Sjoerd 2 4 Sofie 5 4 Tom 2 5 Vera 3 2 Walid 7 2 Yasmin 4 5 jongens samen: meisjes samen: Groep 5 heeft € … opgehaald. Reken de opbrengst van groep 6 uit. De leerlingen van groep 6 verkopen zelfgemaakte muffins, stukken appeltaart en receptenboekjes. Een stuk appeltaart zonder slagroom kost € 1,50. Met slagroom kost het € 2,–. Muffins worden verkocht voor € 1,–. De receptenboekjes kosten € 2,–. 90 a De leerlingen verkopen 40 muffins, 12 receptenboekjes en 25 stukken appeltaart. Daarvan waren er 10 zonder slagroom en 15 met slagroom. Hoeveel verdienen ze hiermee? b Een van de ouders heeft het meel, de eieren, de slagroom, de rozijnen en de appels betaald. Bij elkaar kostte dit € 12,-. De leerlingen betalen dit geld terug. Er blijft … = … over voor het goede doel. Blok 3 • Week 1 Reken uit hoeveel geld groep 7 binnenhaalt. € 0,50 Groep 7 organiseert een boekenmarkt. De kinderen geven alle boeken een stickertje. blauwe stip: € 0,50 rode stip: € 2,– gele stip: € 1,– zwarte stip: € 5,– € 1,- € 2,- Ze verkopen 80 boeken met een blauwe stip, 67 boeken met een gele stip, 63 boeken met een rode stip en 29 boeken met een zwarte stip. Alle boeken die ze overhouden, leveren ze in bij een tweedehands boekwinkel. Hier krijgen ze € 45,- voor. De leerlingen van groep 7 geven … aan het goede doel. € 5,- Reken uit hoeveel geld groep 8 binnenhaalt. De leerlingen van groep 8 verkopen kaarten voor hun musical. kaarten voor volwassenen: € 6,– kaarten voor kinderen tot en met 12 jaar: € 3,– Ze verkopen 110 kaarten voor volwassenen en 30 kinderkaarten. Groep 8 haalt … binnen met de kaarten. Reken uit hoeveel alle groepen samen inzamelen. Alle groepen bij elkaar zamelen € … in voor het goede doel. Hoeveel is dat gemiddeld per groep? € … per groep .IOVMNKXLIXKIQMHHIPHI ZERKIXEPPIREPWNIHMI KIXEPPIRFMNIPOEEVSTXIPX IRHERHIIPXHSSV Reken uit. Als extra actie geven de kinderen van groep 8 een maand lang (4 weken) de helft van hun zakgeld aan het goede doel. 8 kinderen krijgen € 2,- zakgeld per week. 4 kinderen krijgen € 2,50 per week. 8 kinderen krijgen € 3,- per week. 6 kinderen krijgen € 4,- per week. 3 kinderen krijgen € 5,- per week. Hoeveel levert dit op voor het goede doel? Blok 3 • Week 1 91 h h Reken uit. PMXIV!HP!GP!QP HP!GP!QP GP!QP h h h Herhalen h h 5 h h h 1 liter = 10 deciliter = … centiliter = … milliliter 1 deciliter = … centiliter = … milliliter 1 centiliter = … milliliter Reken uit. a In een groot glas kan 20 centiliter frisdrank. Hoeveel glazen kun je volschenken met 2 liter? b Hoeveel centiliter passen in een halve liter? c In een theekopje past 10 cl. Hoeveel kopjes kun je volschenken uit een theepot van 1 liter? d Hoeveel milliliter past in een halve deciliter? Zet de getallen goed onder elkaar en tel op. 7360 + 58 + 44 = 8445 + 59 + 28 = 4467 + 369 + 75 = 3859 + 2034 + 68 = Zet de getallen goed onder elkaar en trek af. ² 92 3420 + 195 = 4270 + 354 = 3440 + 98 = 5240 + 93 = Blok 3 • Week 1 4630 – 384 = 3840 – 462 = 8450 – 176 = 9720 – 347 = 3410 – 1267 = 6810 – 23 = 7210 – 62 = 8610 – 573 = h h h h Eerst schatten, dan uitrekenen. 21 × 25 ≈ 20 × 25 = 500 21 × 25 = h h h h :IVKIPMNONIWGLEXXMRK QIXHIYMXOSQWX ¤ 25 × 16 ≈ 25 × … = 25 × 16 = 31 × 58 ≈ … × 60 = 31 × 58 = 35 × 36 ≈ 35 × … = 35 × 36 = 18 × 62 ≈ … × 60 = 18 × 62 = 25 × 26 ≈ 25 × … = 25 × 26 = 18 × 42 ≈ … × 40 = 18 × 42 = h h Zoek de som. Stijn rijdt met de auto 300 kilometer. De auto heeft 7 liter benzine nodig om 100 km te rijden. Hoeveel benzine heeft Stijn verbruikt? Reken uit. Laat zien wat je doet. Karel koopt een schaakbord van € 13,50, schaakstukken van € 22,50 en een schaakklok van € 122,–. De schaakset kost … = Karel heeft € 172,– gespaard. Hoeveel houdt hij over? Karel krijgt de helft van de schaakset van zijn vader. Hoeveel heeft Karel nu over? Reken uit en schat. Karina bakt een appeltaart. Ze heeft daarvoor nodig: - de helft van een halve kilo bakmeel - evenveel roomboter - 125 gram basterdsuiker - 1000 gram appelen - een ei van 20 gram De appeltaart weegt … = Karina snijdt de taart in 12 stukken. Een stuk appeltaart weegt ongeveer … = Blok 3 • Week 1 93