IP/03/389 Brussel, 17 maart 2003 EU-onderzoek wint aan kracht, maar staat voor groter uitdagingen De prestaties van Europa op onderzoekgebied zijn het onderwerp van het vandaag gepubliceerde Derde Europees verslag over wetenschaps- en technologie-indicatoren 2003. De EU produceert het grootste aantal wetenschappers op academisch en postacademisch niveau ter wereld en is ook de grootste producent van wetenschappelijke publicaties. Europese wetenschappers blijven sterk op gebieden als medisch onderzoek en chemie. Europa bekleedt ook een vooraanstaande plaats in hightech-sectoren zoals lucht- en ruimtevaart en telecommunicatie. De EU investeert echter nog steeds veel minder in onderzoek dan de belangrijkste concurrenten en het verschil neemt toe. Europa produceert meer academische titels in wetenschap en technologie dan de VS en Japan, maar biedt werk aan minder onderzoekers. Veel van de beste Europese wetenschappers gaan nog steeds liever naar Noord-Amerika voor betere beroepskansen. Europa heeft ook een steeds kleiner aandeel octrooien, en de positie in de hightech-handel wordt steeds slechter. "Dit is meer dan een studie - het is een beleidshulpmiddel", aldus Philippe Busquin, Europees commissaris voor onderzoek. "Hiermee kunnen de Europese leiders op het gebied van onderzoek en innovatie nagaan hoe het met hun vooruitgang is gesteld. De bedoeling is de gebieden in kaart te brengen waar Europa het best in is. Deze gebieden trekken op hun beurt excellentie aan. Onze onderzoekers kijken steeds meer naar de VS voordat zij kijken wat er voor hen in Europa beschikbaar is. Om aan onze tekortkomingen te verhelpen en om voort te bouwen op onze sterke punten, moeten we eerst de nadruk leggen op de voordelen die Europa te bieden heeft. Ik vertrouw erop dat de beleidsmakers daarmee rekening zullen houden bij hun inspanningen om te voldoen aan de doelstelling om tegen het jaar 2010 Europa tot de sterkste op kennis gebaseerde economie ter wereld te maken". Menselijke hulpbronnen De EU produceert een groter aantal afgestudeerden op academisch en postacademisch niveau in wetenschap en technologie dan de VS (2,14 miljoen in 2000, te vergelijken met 2,07 miljoen in de VS en 1,1 miljoen in Japan). De EU biedt echter minder werkgelegenheid voor onderzoekers (5,4 onderzoekers per 1.000 arbeidsplaatsen, tegen 8,7 in de VS en 9,7 in Japan). Mobiliteit van wetenschappers in Europa is voornamelijk intern: meer dan eenderde van de buitenlandse studenten van tertiair onderwijs en 50% van de buitenlandse wetenschappelijke en technische staf zijn afkomstig uit een andere lidstaat. De meerderheid van het wetenschappelijk en technisch personeel dat besluit in het buitenland te gaan werken, gaat naar de VS. Bijna 75% van de Europese bezitters van een doctorstitel blijven liever in de VS nadat zij daar hun "PhD" hebben gehaald. Dit aandeel neemt bovendien gestaag toe sedert het begin van de jaren negentig. Industrie en concurrentievermogen De prestaties van Europa op het gebied van de hightech-handel nemen af: het handelstekort in hightech-producten is gegroeid van 9 miljard euro in 1995 tot 48 miljard euro in 2000. Europa ligt ook achterop in de biotechnologie-revolutie. Zij heeft een grotere wetenschappelijke productie dan de VS op het gebied van biotechnologie, maar Europese ondernemingen zijn zwakker op het gebied van octrooien en het in de handel brengen van hun producten. In Europa, waar nochtans mag worden verwacht dat bedrijven uit de EU over een thuisvoordeel beschikken, staan zij in voor 27,8% van de octrooiaanvragen, terwijl ondernemingen uit de VS 51,9% voor hun rekening nemen. Op het gebied van de nanotechnologie - een opkomende sleuteltechnologie - doet Europa het thans goed wat betreft wetenschappelijke productie en zelfs wat betreft octrooiaanvragen: de 15 landen van de EU samen met de EVA staan in voor 39% van de Europese en wereldwijde nanotechnologische octrooien, vergeleken met 45% voor de VS en Canada. Wat betreft de algemene technologische prestaties geldt dat in het afgelopen decennium het aandeel van Europa in de octrooiaanvragen bij het Europees Octrooibureau (EPO) en het aantal octrooien dat werd verleend door het USPTO (United States Patent and Trademark Office) is afgenomen, hoewel dit zich in de afgelopen jaren lijkt te hebben gestabiliseerd. De situatie is slechter wat betreft hightech-octrooien. Universiteiten en openbare onderzoekscentra Europa doet het beter dan de VS en Japan op het gebied van wetenschappelijke productie, bijvoorbeeld wat betreft het aantal publicaties. Het blijkt dat Europese universiteiten goed zijn in het scheppen van kennis, hetgeen hun kerndoelstelling is. Zij werken steeds meer samen met het bedrijfsleven, hetgeen een positieve ontwikkeling is. Terwijl sommige grote universiteiten een solide aanwezigheid nastreven - en bereiken - op alle gebieden van de wetenschap, zijn andere meer gericht en gespecialiseerd, hetgeen leidt tot een iets kleiner algemeen aantal publicaties, maar vaker met een hoger dan gemiddeld effect op het gebied van de citatiescores op wereldniveau. Europese perspectieven De EU als geheel besteedt veel minder aan O&O (in 2000 1,94% van het bruto binnenlands product) dan de belangrijkste concurrenten, de VS (2,80%) en Japan (2,98%). Bovendien neemt deze "investeringskloof" sedert het midden van de jaren negentig steeds sneller toe: de kloof tussen de EU en de VS is als het ware geëxplodeerd, uitgedrukt in koopkracht: van 43 miljard euro in 1994 naar 83 miljard euro in 2000. De investeringskloof is vooral te wijten aan de lage bijdrage van de particuliere sector, die in Europa slechts 56% van de totale financiering van onderzoek vertegenwoordigt, vergeleken met meer dan tweederde in de VS en Japan. 2 Wat betreft O&O voor defensie en goederen voor dubbel gebruik geldt dat de fragmentatie en kunstmatige scheiding tussen civiel en militair onderzoek een sterke belemmering inhoudt voor het concurrentievermogen van Europa. Ongecoördineerde en verspreide onderzoeksinspanningen zijn een belemmering voor de algemene O&O-efficiency van de EU, maar dit is vooral het geval in de sector defensie, waar de Europeanen niet in staat zijn op consistente wijze onderzoek in technologische toepassingen om te zetten. De VS daarentegen waren bijzonder succesvol op dit gebied: GPS (Global Positioning System), het World Wide Web (Internet) en satelliettelecommunicatie zijn echte succesverhalen, en het eerstgenoemde concept werd ontwikkeld voor defensiedoeleinden en uiteindelijk aangepast voor gebruik in civiele producten en diensten. Voor meer informatie zie: http://europa.eu.int/comm/research/index_en.html http://www.cordis.lu/rtd2002/indicators/ http://europa.eu.int/comm/research/press_en.html 3