MINISTERIE VAN ONDERWIJS
EN VOLKSONTWIKKELING
EXAMENBUREAU
UNIFORM EINDEXAMEN MULO 2010
VAK
: WISKUNDE-A
DATUM: DONDERDAG 08 JULI 2010
TIJD
: 09.30 – 11.30 UUR
DEZE TAAK BESTAAT UIT 35 ITEMS.
INDIEN NIET ANDERS VERMELD, IS ELKE VARIABELE EEN ELEMENT VAN .
1
3
Gegeven V {a, b, c}.
Het aantal deelverzamelingen van V bedraagt
Welke van de onderstaande beweringen is niet
juist?
A
B
C
D
A
B
C
D
6
7
8
9
V
–
–
+
2
4
U
Gegeven V 3, 7 en W 4, 10.
Door welk interval wordt V W weergegeven?
W
A
B
C
D
4, 7
4, 7
4, 7
4, 7
Gegeven het venndiagram.
n (A) betekent: het aantal elementen van A.
n (V) n (W) p en n (U) q.
5
200 –
Voor p en q geldt:
A
B
C
D
p9
p9
p 12
p 12
q 10
q 13
q 10
q 13
A
B
C
D
4 2
12 2
4 10
4 14
8
32
6
De oplossingsverzameling van
1
(x 2) – (x – 1) is
3
a9 : a 2 a3
A
B
C
D
11
a3
a4
a10
a21
A
B
C
D
{– 54 }
{– 34 }
{ 14 }
{ 54 }
7
3
kan herleid worden tot
2 –1
A
2
B
2
C 3(
D 3(
–1
+1
2 – 1)
2 1)
12
De oplossingsverzameling van het stelsel
xy4
is {(p, q)}.
y – 15 x 2 0
Voor p en q geldt:
A p0 q0
B p0 q0
8
C p0 q0
D p0 q0
De oplossingsverzameling van – 4x 2x is
A
B
C
D
13
{– 12 }
{– 16 }
{0}
Y-as
y 2x – 2
9
2
–x 3 < 5
A
B
C
D
x –8
x –8
x –2
x –2
–2
0
2
X-as
–2
yx1
10
x–1
x2
–
1
3
5
A
B
C
D
2x – 11 1
2x – 11 15
2x 1 1
2x 1 15
Het gearceerde gebied V wordt voorgesteld
door de relatie
A
B
C
D
{(x, y)
{(x, y)
{(x, y)
{(x, y)
y x 1 y 2x – 2}
y x 1 y 2x – 2}
y x 1 y 2x – 2}
y x 1 y 2x – 2}
14
17
De oplossingsverzameling van – x2 – 4 – 4 is
D
A
B
C
D
A
{0}
{ 8}
{– 8 , 8 }
18
B
Gegeven ABD. A 90
ABD wordt gespiegeld in zijde BD. Het
beeldpunt van A is C.
I AC is een symmetrie-as van vierhoek ABCD.
II Vierhoek ABCD is puntsymmetrisch.
De oplossingsverzameling van x (x – 2) 3 is
A
B
C
D
{– 1, 3}
{0, 2}
{2, 3}
{3,5}
Voor bovenstaande beweringen geldt:
A
B
C
D
Alleen I is waar.
Alleen II is waar.
I en II zijn beide waar.
I en II zijn beide niet waar.
15
Het punt P (– 1, 4) wordt eerst gedraaid om O
over – 90 en daarna wordt het beeld P van P
gespiegeld in de Y-as. Het beeldpunt van P na
deze twee afbeeldingen is P.
De coördinaten van P zijn
A
B
C
D
(– 4, 1)
(– 3, 0)
(4, – 1)
(5, 0)
x2 – 4x p 0 (x 1) (x q) 0
Voor p en q geldt:
A
B
C
D
x2 – 1 0
(x – 1) (x – 1) 0
(x – 12 ) (x – 12 ) 0
(x – 12 ) (x 12 ) 0
(x – 1) (x 1) 0
p0
p0
p0
p0
q0
q0
q0
q0
20
– x2 6x 1 0
A
B
C
D
16
A
B
C
D
19
– (x 3)2 – 10
– (x – 3)2 8
– (x – 3)2 – 10
– (x 3)2 8
21
24
Gegeven de vergelijking – 12 x2 6x 2 0
De top van de grafiek van de functie
f: x – (x – 4)2 3 is
De oplossingsverzameling is
A
B
C
D
A
B
C
D
{– 6 – 2 10 , – 6 2 10 }
{– 6 – 4 2 , – 6 4 2 }
{6 – 2 10 , 6 2 10 }
{6 – 4 2 , 6 4 2 }
(3, – 4)
(3, 4)
(4, – 3)
(4, 3)
25
22
Gegeven de vergelijking – 12 x2 – 8x 2
Gegeven de functies: f: x 2x 3 en
g: x px q
De grafiek van f ligt onder die van g.
De discriminant is
Voor p en q geldt:
A 60
B
68
C 60
D 68
A
B
C
D
p2
p2
p2
p2
q3
q3
q3
q3
23
A
26
B
Gegeven de functie f: x x2 – 4x
De vergelijking van de symmetrie-as van de
grafiek van f is
Gegeven de pijlenfiguur van de relatie V.
A
B
C
D
x –4
x –2
x0
x2
V is
A
B
C
D
geen functie en geen afbeelding
geen functie en wel een afbeelding
wel een functie en geen afbeelding
wel een functie en wel een afbeelding
27
4x 2y 6 heeft als functievoorschrift
f: x ax b
Voor a en b geldt:
A
B
C
D
a4
a4
a –2
a –2
b3
b6
b3
b6
28
31
Gegeven de functie f: x – x 3 en domein
– 2, 3.
C
E
Het bereik is
A
B
C
D
0, 5
0, 1
0, 5
0, 1
A
29
De top van de grafiek van f: x x2 – 4x 3 is
A
B
C
D
(– 2, – 1)
(– 2, 1)
(2, – 3)
(2, – 1)
B
D
In deze figuur is ABC gelijkbenig.
CEB EBD 90, BCE 66,
ACB a en BD CE.
Oppervlakte BCE p en oppervlakte
vierhoek ABEC q.
Voor a, p en q geldt:
A
B
C
D
30
D
a 48
a 66
a 48
a 66
p 14 q
p 14 q
p 13 q
p 13 q
C
32
A
B
E
Gegeven de waarnemingsgetallen:
4, 5, 7, 7, 8, 7, 7, 5, 4
De modus is p en de mediaan is q
Voor p en q geldt:
In deze figuur is ABCD een parallellogram.
Op het verlengde van DA ligt een punt E.
De F-hoeken in deze figuur zijn
A
B
C
D
CDB en ABD
ADB en CBD
EDC en EAB
CDE en DAB
A
B
C
D
p7
p8
p7
p8
q7
q7
q8
q8
33
34
Tien leerlingen moeten 24 vruchten verdelen.
Het resultaat is weergegeven in deze tabel.
5
5
4
3
waarnemingsgetallen (vruchten) 2 3 4 p
frequentie (leerlingen)
1 q 3 4
2
2
Welke van de onderstaande beweringen is
juist?
1
1
4
3
4 5 6 7 8
waarnemingsgetallen
4 5
I
6 7 8
waarnemingsgetallen
II
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
4 5 6 7 8 waarnemings- 4 5
35
6 7 8
getallen
III
A De modus is 1 en er zijn 2 kinderen die elk
3 vruchten krijgt.
B De modus is 1 en er zijn 3 kinderen die elk
2 vruchten krijgt.
C De modus is 15 en er zijn 2 kinderen die elk
3 vruchten krijgt.
D De modus is 15 en er zijn 3 kinderen die elk
2 vruchten krijgt.
waarnemingsgetallen
IV
Welke van de bovenstaande histogrammen
hebben dezelfde mediaan?
11
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
1
A
B
C
D
I en II
I en III
II en IV
III en IV
2
3
4
5
6
7
8
9 waarnemings-
getallen
Het resultaat van een proefwerk is weergegeven
in dit diagram. Het aantal deelnemers aan de
toets is p. Het aantal leerlingen met een 5 of een
7 is q.
Voor p en q geldt:
A
B
C
D
p5
p5
p 20
p 20
q4
q8
q4
q8