8 Augustus 1918: de zwarte dag van het Duitse leger

advertisement
1
8 Augustus 1918: de zwarte dag van het Duitse leger
Tekst en foto’s: Eric R.J. Wils
Inleiding
Op donderdag 8 augustus 1918 gingen de Britse en Franse legers in de aanval bij Amiens waar het
Duitse voorjaarsoffensief vier maanden eerder tot stilstand was gekomen. In dit zorgvuldig
voorbereide offensief werden de Duitsers in een dag ruim 10 kilometer teruggedreven. In de
discussie over de herdenking van de Eerste Wereldoorlog brengen sommige Britse historici naar
voren dat de slag om Amiens zeker moet worden herdacht omdat toen het Duitse leger een zware
nederlaag leed.1 Een zwarte dag volgens de woorden van de Duitse militaire leider generaal Erich
Ludendorff. Reden om de veldslag eens te beschouwen en op zoek te gaan naar de tastbare
herinneringen aan de strijd die tot 11 augustus duurde.
Situatie voor augustus 1918
Op 21 maart 1918 openden de Duitsers een grootscheeps offensief vanuit hun stellingen rond SaintQuentin. Operatie Michael, meer bekend als de Keizerslag, was begonnen met als doel de Britse en
Franse legers van elkaar te scheiden en vervolgens afzonderlijk te verslaan.2 Vooral het Britse Vijfde
Leger kreeg zware klappen en de Duitsers waren begin april zo’n 60 kilometer opgerukt. Maar de
tegenstand bleek toch sterker dan gedacht en de geallieerden hielden met moeite stand. Zo’n 10
kilometer voor Amiens viel de Duitse aanval op 5 april stil. Het was weer niet gelukt een beslissende
slag te slaan. Het resultaat was een grote uitstulping in de frontlijn tussen de plaatsen Arras en
Montdidier die vervolgens maar weer moest worden verdedigd in aanzienlijk zwakkere stellingen dan
in de uitgangspositie aan de Hindenburglinie.
De Duitsers probeerden het vervolgens nog een paar keer. In april tegen de Britten tussen
Armentières en Ieper en in mei tegen de Fransen aan de Chemin-des-Dames. De geallieerde legers
kraakten maar braken niet. En de Amerikanen begonnen langzaamaan Frankrijk binnen te komen. In
de zomer in een niet te stuiten stroom van 10.000 man per dag. De Britse en Franse oorlogsindustrie
bleef op volle kracht draaien om de materiële verliezen goed te maken, terwijl de Duitse productie
moeilijkheden vertoonde.
Op 18 juli 1918 openden de Fransen met aanzienlijke steun van de Amerikanen een tegenoffensief
en dreven tijdens de Tweede Slag aan de Marne de Duitsers weer bijna terug naar hun
uitgangspositie aan de Chemin-des-Dames.3 Het definitieve keerpunt in de oorlog aan het westelijk
front leek bereikt. Duitsland was niet in staat gebleken de oorlog te winnen.
Tijdens de hectische dagen van de Keizerslag was eindelijk besloten dat de geallieerde legers onder
een gezamenlijk commando gingen vechten. Generaal Ferdinand Foch was aangesteld als de
generalissimo.4 Hij maakte volop plannen en bezocht alle legers om iedere bevelhebber aan te
sporen in de aanval te gaan. En eind juli kwam de Britse opperbevelhebber veldmaarschalk Douglas
Haig na overleg met generaal Henry Rawlinson, commandant van het Britse Vierde Leger, met het
voorstel om aan te vallen bij Amiens. Dat kon een gezamenlijk offensief worden met de Fransen.
2
De legeropstellingen (links) en frontsectoren (rechts) op 8 augustus 1918.5
Het aanvalsplan
Tot het Britse Vierde Leger behoorden vijf Australische divisies. Begin april 1918 hadden de
Australiërs samen met Franse eenheden voor de poorten van Amiens stand gehouden bij VillersBretonneux. Tot mei 1918 stonden de Australische divisies onder bevel van een Britse generaal met
de nodige wrijvingen tot gevolg. In de reorganisatie van het Britse leger na de Duitse
voorjaarsoffensieven werd besloten de Australiërs samen te voegen tot een zelfstandig legerkorps
onder de Australische generaal John Monash. De vier Canadese divisies vormden al sinds 1915 een
eigen korps en stonden vanaf de zomer van 1917 onder bevel van de Canadese generaal Arthur
Currie.
Monash was evenals Currie geen beroepssoldaat, maar had voor de oorlog als civiel ingenieur
gewerkt. Soldaten waren in zijn ogen geen kanonnenvoer. Zoals hij dat omschreef in zijn memoires
diende de infanterie op te rukken onder de maximaal mogelijke bescherming van alle beschikbare
technische middelen zoals kanonnen, machinegeweren, tanks, mortieren en vliegtuigen.6 Monash
testte zijn concept in een kleine operatie en zijn troepen veroverden op 4 juli 1918 een heuvel bij het
dorp Le Hamel niet ver van Villers-Bretonneux. Het was een van die speldenprikken die de
geallieerden tegen de Duitsers uitdeelden.
In de plannenmakerij voor Amiens kwam naar voren dat een Britse aanval alleen succesrijk werd
geacht als het Canadese Korps werd overgeheveld naar het Vierde Leger. De troepen van de Britse
eilanden waren te zeer uitgeput en de aanval moest daarom worden uitgevoerd door de geharde
vechters uit de dominions. In het grootste geheim werden de Canadezen vanuit de sector rond Arras
overgebracht naar het front bij Amiens. Aan de Aussies en de Canucks werd de opdracht gegeven om
de doorbraak door de Duitse stellingen te bewerkstellingen. De Britten en de Fransen dienden op de
flanken te opereren van het ruim 20 kilometer brede front tussen Morlancourt in het noorden en
Moreuil in het zuiden.
3
Het aanvalsplan omvatte van noord naar zuid de volgende troepen:
a. Het Britse IIIe Korps met de 12e, 18e en 58e divisies, ten noorden van de rivier de Somme;
b. Het Australische Korps tussen de Somme en de spoorlijn van Amiens naar Chaulnes. In deze
sector ligt tevens de weg van Amiens naar Saint-Quentin;
c. Het Canadese Korps tussen de spoorlijn en de weg van Amiens naar Roye. In deze sector
stroomt het riviertje Luce;
d. Het XXXIe Korps van het Franse Eerste Leger van generaal Maurice-Eugène Debeney ten
zuiden van de weg tussen Amiens en Roye. Het leger van Debeney was door Foch onder Brits
bevel geplaatst.7
Het Britse leger had nog drie cavaleriedivisies ter beschikking. Het idee om na een doorbraak van de
eerste linie op te trekken met de paarden was nu eenmaal onuitroeibaar. Maar van veel groter
belang was de inbreng van het gehele Britse Tank Corps dat met circa 430 aanvalstanks zoveel
mogelijk de weg voor de infanterie moest vrijmaken. Meer dan de helft van de tanks bestond uit het
nieuwste model Mark V. Ze werden in de nacht voorafgaande aan de aanval zo stil mogelijk naar hun
aangeduide posities net achter de frontlijn gebracht.
De Duitse tegenstand werd gevormd door het Tweede en Achttiende Leger, respectievelijk onder het
bevel van de ervaren generaals Georg von der Marwitz en Oskar von Hutier.
Aanval op 8 augustus 1918
In overeenstemming met het concept van generaal Monash barstte om 04.20 uur het inleidende
artilleriebombardement los op de Duitse troepen. In zijn memoires omschrijft hij dat als: ‘And
suddenly, with a mighty roar, more than a thousand guns begin the symphony’.8 De geallieerden
hadden inmiddels veel geleerd van de Duitse tactiek om een offensief te beginnen met een kort maar
zeer intensief bombardement op de eerste vijandelijke linies. De barrage werd vervolgens naar voren
verschoven en direct daarna barstte in de ochtendmis de strijd los. Met de tanks als stormram
braken de Australiërs en Canadezen door de eerste Duitse linies. Toen rond 9 uur de mist optrok
kwam ook de luchtmacht in actie. De infanterie viel aan in de trant van de Duitse stormtroepen met
veel verantwoordelijkheid van de aanvallers om hun doelen te kiezen.
De klap was gericht tegen het Duitse Tweede Leger. Tegen deze met zoveel mogelijk strijdmiddelen
ondersteunde aanval hadden de Duitsers geen verweer. Het was als het begin van de Keizerslag maar
nu in omgekeerde volgorde. Artilleriestellingen werden overlopen en achtergelaten. Honderden
kanonnen werden door de geallieerden veroverd en aan het einde van de dag bedroegen de
geschatte verliezen van het Tweede Leger al 27.000 man.9 Niet alleen dood, gewond of vermist maar
een groot deel had zich overgegeven en was krijgsgevangen genomen.
In een dag waren de Australiërs en Canadezen meer dan 10 kilometer opgerukt. Dat grote succes
kwam onverwachts en er waren geen uitgewerkte plannen voor het vervolg van de strijd. De dag
eiste bovendien zijn tol, niet alleen aan mannen maar ook aan middelen. De artillerie moest naar
voren worden gebracht en de meeste tanks waren uitgeschakeld. De Duitsers zonden versterkingen
en de opmars vertraagde. Van 9 tot 11 augustus werd nog geprobeerd door te drukken om
uiteindelijk de stad Péronne te veroveren, iets wat generalissimo Foch graag had gezien. Maar de
voortgang was te gering, de Duitse tegenstand werd te sterk en na overleg tussen de geallieerde
legerbevelhebbers werd het offensief op 11 augustus gestopt. De officiële verliescijfers voor het
Britse Vierde Leger bedroegen ruim 22.000 man (dood, gewond, vermist).10 De Franse verliezen
waren nog hoger en worden op ruim 24.000 man geschat.11
De les van voorgaande jaren was ter harte genomen om niet meer ten koste van grote verliezen door
te gaan, maar op een andere plaats een nieuw en goed voorbereid offensief te openen. Succes heeft
altijd vele vaders en de Britten wijzen dan naar generaal Rawlinson, maar volgens de Australiërs is
generaal Monash toch de man achter de gevolgde tactiek bij Amiens. Op 12 augustus werd hij in zijn
4
hoofdkwartier door de Britse koning George V tot ridder geslagen. Zijn Canadese evenknie was al
eerder Sir Arthur Currie geworden.
De Australische generaal John Monash wordt door koning George V geridderd.
De Britten
Eenheden van de territoriale 58e (London) divisie van het Britse IIIe Korps rukten op 8 augustus ten
noorden van de rivier de Somme enkele kilometers op ter bescherming van de linkerflank van de
Australiërs en bereikten Chipilly. Midden in het dorp staat een monument ter nagedachtenis van de
mannen die zijn gesneuveld op 8 en 9 augustus bij de verovering van Chipilly. De inscriptie onder het
monument geeft aan dat de 58e (London) divisie een van de weinige Engelse divisies was die
meestreed met het Franse leger en de Australische en Canadese legerkorpsen.
Een artillerist die een gewond of zelfs stervend paard in zijn armen neemt, is een passende
herdenking aan de vele ‘war horses’ die in de oorlog zijn omgekomen. En ook de strijd om Amiens
kostte weer 1800 paarden.12 Maar hoe bijzonder dan ook, is dit monument toch niet echt een
voorstelling om een grootste Britse overwinning te herdenken.
De in de zomer van 1918 geboren historicus Barrie Pitt merkte in 1962 op over het Britse
frontgedeelte dat er sprake was van ‘een uitgesproken gebrek aan geestdrift bij de troepen’.13 De
terreinwinst van het IIIe Korps op 11 augustus was dan ook bescheiden. Toch waren de verliezen van
het korps met ruim 6.200 man groter dan van de Australiërs.14
5
Het monument van de 58e (London) divisie in Chipilly.
De strijd om Morlancourt was hevig door de Duitse tegenstand. Op 8 augustus sneuvelde daar de 29jarige luitenant-kolonel Christopher Bushell die een bataljon aanvoerde van de 18e (Eastern) divisie,
die samen met de 12e (Eastern) divisie de meest noordelijke aanvalseenheden vormden. Ruim vier
maanden eerder was hem voor zijn moedig optreden op 22 maart 1918 bij Saint-Quentin het Victoria
Cross (VC) toegekend.
De 26-jarige sergeant Thomas Harris van de 12e (Eastern) divisie attaqueerde op 9 augustus in de
strijd om Morlancourt achtereenvolgens drie Duitse mitrailleursposten. De eerste twee wist hij uit te
schakelen maar de derde bemanning kreeg hem te pakken. Voor zijn heldhaftige acties werd hem het
VC toegekend. Het was de enige VC onderscheiding aan een soldaat van de Britse eilanden tijdens de
slag om Amiens.
Een belangrijke Britse bijdrage werd geleverd door het Tank Corps dat de Australiërs en Canadezen
ondersteunde. Op het Villers-Bretonneux Military Cemetery liggen enkele van de gesneuvelde
tankbemanningen begraven onder wie de 31-jarige sergeant Ernest A. Mettam die sneuvelde op 8
augustus. Zijn tweede naam was Augustus en voor mensen die in voorbestemming geloven, kan dat
een teken zijn. Mettam verwierf het Military Medal voor dapperheid en volgens de omschrijving
werd hij gedood door een scherpschutter terwijl hij zijn maten hielp. Nadere bijzonderheden
ontbreken maar hij is dus kennelijk niet gesneuveld of verbrand in zijn tank. Daarvan werden er veel
uitgeschakeld door Duits vuur op de eerste dag van de aanval.
6
Grafsteen (plot IV.B.1) van sergeant Ernest Mettam van het
Tank Corps op het Villers-Bretonneux Military Cemetery.
Een in de strijd gehavende Mark V tank met inslagen aan de zijkant.
7
De Australiërs
De spits bij de Australiërs werd afgebeten door bataljons van de 2e en 3e divisies. Het verloop van de
Australische opmars tussen het Britse IIIe en het Canadese Korps is goed te zien op de kaart
opgenomen in de memoires van generaal Monash. Het eerste doel werd snel bereikt en bataljons
van de 4e en 5e divisies trokken vervolgens naar voren. Aan het einde van 8 augustus stond men al ter
hoogte van het dorp Proyart. Daarna gingen de vorderingen aanmerkelijk trager en boog de strijd af
naar het zuiden richting het dorp Lihons in de buurt van Chaulnes. De Australiërs bereikten op 11
augustus het omgeploegde gebied waar de Fransen in de zomer van 1916 tijdens de slag aan de
Somme vochten.
Kaart van de Australische opmars van 8 tot 11 augustus 1918.15
De totale verliezen van de Australiërs in de vier dagen bedroegen 6.000 man.16. Aan drie van hen
werd het VC toegekend voor hun moedig optreden.17 Slechts een overleefde de oorlog, de andere
twee liggen begraven op het Heath Cemetery langs de weg tussen Amiens naar Saint-Quentin ter
hoogte van het dorp Harbonnières. Het is een middelgrote begraafplaats met 1492 geïdentificeerde
doden onder wie 985 Australiërs.
De 26-jarige luitenant Alfred E. Gaby van het 28e bataljon van de Australische 3e divisie was op 8
augustus betrokken bij de uitbraak vanuit Villers-Bretonneux. Zijn compagnie stootte op een Duitse
mitrailleurspost achter een prikkeldraadversperring. Gaby vond een gat in de versperring, rende
langs de parapet en schakelde schietend met zijn pistool de Duitse verdediging uit. Maar dat soort
dodemansacties gaat niet altijd goed. Drie dagen later werd hij bij een aanval op Lihons door een
Duitse sluipschutter neergeschoten.
De 24-jarige soldaat Robert Beatham van het 8e bataljon, van de later ingezette Australische 1e
divisie, sneuvelde eveneens op 11 augustus en ligt ook op het Heath Cemetery begraven. Voor een
actie op 9 augustus bij de spoorlijn ten noorden van het dorp Rosières werd hem het VC toegekend.
Beatham en Gaby werden begraven op een plaats niet ver van waar ze zijn gesneuveld en liggen dus
niet op het Villers-Bretonneux Military Cemetery. Op de achterkant van die begraafplaats staat het
grote nationale monument van Australië waarvoor de Australische vlag fier naast de Franse wappert.
En waar ieder jaar op 25 april de ceremonie van Anzac Day wordt gehouden.
8
Graf (plot V.E.14) van luitenant Alfred Gaby (VC, rechts) op het Heath Cemetery bij Harbonnières.
Australiërs van de 5de divisie pauzeren op 8 augustus 1918 in de buurt van Harbonnières.
De soldaat rechts heeft als souvenir een Pickelhaube bemachtigt.
9
Het Australische nationale monument aan de achterkant van het Villers-Bretonneux Military
Cemetery.
De Canadezen
Ten zuiden van de spoorlijn Amiens-Chaulnes waren de vorderingen van de eerste drie aanvallende
Canadese divisies minstens even spectaculair als van de Australiërs. De Canadezen leden wel met
9.000 man grotere verliezen.18 Aan niet minder dan tien van hen werd het VC toegekend, waarvan
vier de strijd niet overleefden.19
De 28-jarige luitenant Jean Brillant maakte deel uit van het 22e bataljon van de meest noordelijk
opererende Canadese 2e divisie. Afkomstig uit de Franstalige stad Quebec werd het bataljon
aangeduid als ‘Les vingt-deux’ of op zijn Engels de ‘Van Doos’. Het was het enige Franstalige bataljon
in het Canadese leger. Bij de start van de aanval werd Brillants compagnie opgehouden door een
mitrailleurspost. Brillant rende naar voren en veroverde de post. Hij raakte daarbij gewond maar
weigerde de strijd op te geven. Later op de dag leidde hij een charge tegen een verdedigingslinie
waarbij 150 Duitsers werden gevangengenomen en 15 machinegeweren veroverd. Hij liep daarbij
opnieuw een verwonding op. Een derde actie om een veldkanon uit te schakelen bij Méharicourt, ten
zuiden van Chaulnes, werd hem te veel. Opnieuw geraakt en door teveel bloedverlies verloor hij het
bewustzijn. Hij overleed op 10 augustus en verkreeg voor zijn acties postuum het VC. Brillant ligt
begraven op het Villers-Bretonneux Military Cemetery. Een van de 267 Canadezen van de in totaal
1535 geïdentificeerde doden op de begraafplaats. Het epitaaf op zijn grafsteen vermeldt dat hij is
gevallen op de grond van zijn voorouders.
10
Graf (plot VI.B.20) van de Frans-Canadese luitenant Jean Brillant (VC) op het Villers-Bretonneux
Military Cemetery met een lauwerkrans van het huidige Royal 22e Régiment.
In het midden van het Canadese aanvalsvak moest de 1e divisie op de eerste dag optrekken tegen de
versterkte Duitse positie op een heuvel ten noorden van het dorp Hangard. Heel wat moeilijker
terrein dan het vlakke gebied waar de 2e divisie opereerde. Bij Hangard onderscheidde zich de 26jarige soldaat John Bernard Croak van het 13e bataljon. Hij viel eerst in zijn eentje een
mitrailleurspost aan. Hoewel gewond leidde hij later de mannen van zijn peloton tegen een volgende
stelling. Het peloton veroverde daarbij drie machinegeweren en schakelde de schutters uit. Croak
raakte echter ernstig gewond en overleed kort daarna. Ook aan hem werd het VC toegekend. Hij ligt
begraven op het Hangard Wood Cemetery met 141 doden een van die kleine Britse begraafplaatsen
midden in een veld. Alleen te bereiken via een onverhard pad de heuvel op. Tegen de muur staat zijn
grafsteen te midden van andere mannen van het 13e bataljon die sneuvelden tijdens de verovering
van Hangard Wood. Het epitaaf luidt: ’Do you wish to show your gratitude? Kneel down and pray for
my soul’. Maar een grote menigte komt hier niet om dat te doen.
Voor het dorp Le Quesnel, langs de weg tussen Amiens naar Roye, stokte op 8 augustus de aanval
van de Canadese 3e divisie. De weg vormde de grens met het Franse Korps. Over die weg maakten de
Canadezen ook gebruik van gepantserde auto’s. Le Quesnel werd pas aan het begin van de middag
van 9 augustus na felle strijd ingenomen door twee bataljons van de later ingezette Canadese 4e
divisie. De opmars werd voortgezet maar in de laatste twee dagen van de strijd raakten ook de
Canadezen niet veel verder dan het verwoeste terrein van het slagveld van de Somme uit 1916.
De Canadezen richtten na de oorlog op alle plaatsen waar het Canadese Korps had gevochten een
herinneringspark in. Voor hun strijd bij Amiens werd daarvoor Le Quesnel gekozen.
11
Graf (plot 1.A.9) van soldaat John Croak (VC) te midden van andere mannen van het Canadese 13e
bataljon op het afgelegen Hangard Wood Cemetery.
Gedenksteen in het Canadese herdenkingspark bij Le Quesnel langs de weg tussen Amiens en Roye.
12
De Canadese generaal Arthur Currie (de grote man met stok linksachter) ogenschouwt de
veroverde Duitse kanonnen.
Franse en Canadese militairen op de weg van Amiens naar Roye. De Duitse borden wijzen naar
Amiens op 31 kilometer afstand.
13
De Fransen
Er is weinig geschreven over de Franse kant van het offensief bij Amiens, dat ten onrechte meestal
maar wordt overgeslagen. Op de zuidelijke flank van het offensief moesten de meeste Franse divisies
wel eerst de rivier de Avre oversteken waarachter de Duitse eerste linies lagen. Geen terrein om met
de Renault FT-17 tanks te manoeuvreren waarvan er slechts 90 beschikbaar waren na de grote
materiële verliezen tijdens de Tweede Slag aan de Marne.20
Enkele taferelen bij het oversteken van de Avre zijn beschreven door de 22-jarige tweede luitenant
Joseph Tézenas du Montcel van de 15e koloniale divisie van het Franse Eerste Leger in zijn
oorlogsherinneringen ‘L’Heure H’. Omdat een loopbrug over de rivier te kort was om op beide oevers
te rusten, werd die ondersteund door een half dozijn Senegalezen die tot in hun nek in het water
stonden. Een peloton Senegalezen had na de oversteek een Duitse mitrailleurspost bestormd met de
bajonet op het geweer en werd neergemaaid. De Duitsers stonden na hun laatste kogel te hebben
verschoten met hun handen in de lucht, doodsbang te worden afgemaakt. Tézenas du Montcel
moest ze in bescherming nemen.21
Aan de noordkant van het Franse aanvalsvak werden op 8 augustus drie divisies van het XXXIe Korps
ingezet. De Franse aanval begon daar met een 45 minuten artilleriebeschieting. De divisies
opereerden ten zuiden van de Canadezen langs de weg naar Roye en zaten aan de goede kant van de
Avre. In de ochtend van 8 augustus werd Moreuil ingenomen door de Franse 66e divisie. Een
monument met een aanvallende poilu met een handgranaat in zijn hand herinnert hieraan. Even ten
noorden van Moreuil staat het monument voor het XXXIe Korps voorzien van 8 AOÛT 1918.
Met zicht op de Canadese voortgang boekten eenheden van het XXXIe Korps een terreinwinst van 3-8
kilometer op de eerste dag. Maar de Fransen opereerden wel voorzichtiger dan de Canadezen, ze
volgden en beschermden de flank.22 De jarenlange strijd had al heel veel bloed gekost in met elan
uitgevoerde zinloze aanvallen. De verliezen van de Fransen worden op de eerste dag op minder dan
2.000 man geschat, de meesten vielen in de meest noordelijk opererende 47e divisie.23
Generaal Debeney bracht geleidelijk al zijn acht beschikbare divisies van het Franse Eerste Leger in
stelling en het front breidde zich naar het zuiden uit tot aan Montdidier. De totaal verwoeste stad
werd op 10 augustus ingenomen. Ook de troepen van het zuidelijker staande Franse Derde Leger van
generaal Georges Humbert werden in de strijd geworpen. Voorzichtig of niet, de Fransen leden wel
aanzienlijke verliezen en die werden niet veroorzaakt door alleen de wegtrekkende Duitsers te
achtervolgen. Op 11 augustus werd eveneens de oude loopgraven van 1916 bereikt en was bijna
tweemaal zoveel terrein heroverd dan door het Britse Vierde Leger.24
14
Detail van het monument voor het Franse XXXIe Korps bij Moreuil.
Frans monument in Moreuil voor de verovering op 8 augustus 1918.
15
Een zwarte dag voor de Duitsers
De slag om Amiens was onmiskenbaar een grote overwinning van de Britse en Franse legers,
voornamelijk op het conto te schrijven van de Australiërs en Canadezen. Maar die maken geen deel
meer uit van het Britse Rijk en zullen bij een eventuele herdenking in 2018 niet genoegen nemen met
een bijrol. Met hun nationale monument in Villers-Bretonneux hebben de Australiërs daarvoor ook
een passende locatie.
Als verliezers van de strijd hebben de Duitsers geen monumenten, maar slechts begraafplaatsen als
tastbare herinneringen. Geschat wordt dat de Duitse verliezen in de vier dagen strijd 75.000 man
bedroegen (dood, gewond, vermist).25 Op 8 augustus werden met 27.000 man de grootste verliezen
geleden. Dat zijn grote aantallen, maar niet uitzonderlijk voor de veldslagen in de Eerste
Wereldoorlog. Op de eerste dagen van de Keizerslag leden de Britten veel grotere verliezen. De
officiële geschiedschrijver van de Britse militaire operaties, brigadegeneraal James Edmonds, vond
dat 8 augustus dan ook niet als de zwarte dag van het Duitse leger moet worden aangemerkt.26 De
Fransen spreken overigens van ‘Le jour de deuil’ (rouwdag). Voor het Franse leger geldt 22 augustus
1914 als die dag waarop ruim 25.000 man het leven verloor. En de Britten hebben nog altijd een
trauma van de eerste dag aan de Somme in 1916 met bijna 60.000 slachtoffers waarvan 20.000
dodelijk.
Het was vooral het verlies aan moreel dat generaal Ludendorff dwars zat. Dat de Duitse troepen niet
allemaal tot de laatste kogel hadden gevochten maar zich in zijn ogen te snel hadden overgegeven.
Dat was voor hem de reden om over een zwarte dag te spreken.27 Iets wat later door Britse historici
werd bestempeld als ‘The Black Day’. Maar er was wel definitief iets geknakt bij Ludendorff en voor
het eerst viel het woord wapenstilstand. Dat kwam er nog niet van en de aanvraag daarvoor zou pas
begin oktober daadwerkelijk plaatsvinden.
In de Canadese sector worden gevangengenomen Duitsers per trein afgevoerd.
Een terreinwinst van meer dan 10 kilometer op een dag was wel uitzonderlijk, maar op de eerste
twee dagen van de slag om Cambrai in november 1917 werden ook grote vorderingen gemaakt. Toen
sloegen de Duitsers nog hard terug en heroverden bijna al het eerder verloren gebied. Dat konden ze
na de slag om Amiens niet meer. Het Duitse leger kon vanaf 8 augustus alleen nog maar verdedigen
16
in de hoop dat de geallieerden ook niet konden zegevieren. Amiens was geen definitieve geallieerde
overwinning zoals Napoleon ooit in 1815 bij Waterloo was verslagen.
De geallieerde opmars was vanaf 8 augustus beslist geen onbelemmerde zegetocht. Pas op 1
september werd Péronne door de Australiërs veroverd. De Canadezen deden er meer dan een
maand over om op 9 oktober uiteindelijk het centrum van Cambrai te bereiken.28 Om elke meter
grond moest ondanks de zwarte dag bij Amiens nog zwaar worden gevochten door alle geallieerde
legers.
Noten
1
Nick Lloyd, ‘The Imperial Triumph of Amiens’, in: History Today, Vol. 64, no. 5, 2014.
Martin Middlebrook, De Keizerslag, Soesterberg, 2007.
3
Eric R.J. Wils, ‘“Retreat? Hell, we just got here!”, De Amerikanen in actie aan de Marne in de zomer
van 1918’, Wereld in oorlog, nr. 19, 2010, p. 14-21.
4
Eric R.J. Wils, ‘Ferdinand Foch benoemd tot geallieerd opperbevelhebber’, Wereld in oorlog, nr. 38,
2014, p. 7-15.
5
The Somme, Volume 2, The Second Battle of the Somme (1918), Amiens, Montdidier, Compiègne.
Illustrated Michelin Guides to the Battle-Fields (1914-1918), p. 38-40.
6
John Monash, The Australian Victories in France in 1918, London, 1920, p. 96.
7
Robert A. Doughty, Pyrrhic Victory, French strategy and operations in the Great War, Cambridge,
Massachusetts, 2008, p. 476.
8
Monash, p. 121.
9
James E. Edmonds (Ed.), Military operations France and Belgium, Volume IV, 8th August – 26th
September, The Franco-British offensive, London, 1947, p. 162.
10
Edmonds, p. 160.
11
James McWilliams and R. James Steel, Amiens 1918, Stroud, Gloucesterhire, 2004, p. 264.
12
Edmonds, p. 158.
13
Barrie Pitt, 1918 Het laatste bedrijf, Amsterdam, 1962, p. 245.
14
Edmonds, p. 158.
15
Monash, p. 144.
16
Edmonds, p. 160
17
Zie voor details over de genoemde militairen: https://www.awm.gov.au/.
18
Edmonds, p. 159.
19
Zie voor details over de genoemde militairen:
http://www.veterans.gc.ca/eng/remembrance/medals-decorations/orders-decorations/canadianvictoria-cross-recipients.
20
Mathieu Geagea, ‘Le jour de deuil de l’armée allemande, jeudi 8 août 1918’, dans: Tranchées,
juillet –août - septembre 2012, no. 10, p. 24-33.
21
Yves Buffetaut, ‘Amiens, Le 8 août 1918: Une victoire française’, dans: Batailles, octobre-novembre
2008, no. 30, p. 30-39.
22
McWilliams and Steel, p. 198.
23
McWilliams and Steel, p. 194.
24
Doughty, p. 478.
25
Edmonds, p. 162.
26
Edmonds, p. 162.
27
Manfred Nebelin, Ludendorff, Diktator im Ersten Weltkrieg, München, 2010, p. 444.
28
Eric R.J. Wils, ‘Het Canadese Korps vecht zich van Arras naar Cambrai in 1918’ in:
De Groote Oorlog, WFA Nederland, jrg. 21, september 2015, p. 26-33.
2
17
▬ © 2015 - Eric R.J. Wils. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur.
Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke
toestemming vereist van de auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit e-mailadres aan de
auteur worden voorgelegd.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het tijdschrift Wereld in Oorlog, nummer 46, 2015.
Download