Charles Sayers is te zien in de tentoonstelling Nederlands-Indië, onderdeel van de expositie Oostwaarts! Kunst, cultuur en kolonialisme op de eerste verdieping van het Tropenmuseum. Charles Sayers work is included in the exhibition Eastward bound! Art, Culture and Colonialism on the first floor of the Tropenmuseum Biografie Charles Eugène Henry Sayers werd op 14 oktober 1901 geboren op Java. Hij volgde zijn opleiding tot kunstenaar in Europa en had er ook succes. In 1927/ 1928 was hij voor enkele maanden op Bali. Drie jaar later vestigde hij zich definitief in Indië. In 1943 stierf hij als dwangarbeider aan de Birmaspoorlijn. Charles was het oudste kind in een echte Indische familie. Op de suikerondernemingen waar zijn vader werkte, had hij een gelukkige jeugd. Op elfjarige leeftijd werd hij naar Nederland gestuurd. Na de middelbare school studeerde hij aan kunstacademies in Amsterdam en Parijs. Hij werd een bekend kunstenaar, die regelmatig exposeerde. Eind 1931 vestigde Sayers zich weer in Indië, waar hij zijn werk voortzette. Toen Duitsland in 1940 Nederland bezette, werd Charles in Indië opgeroepen als soldaat. Na de capitulatie van Nederlands-Indië op 9 maart 1942 werd hij geïnterneerd in een Japans krijgsgevangenenkamp en tewerkgesteld aan de Birmaspoorlijn. Daar overleed hij op 15 november 1943 aan ondervoeding en malaria − pas 42 jaar oud. Biography Charles Eugène Henry Sayers was born on 14 October 1901 on Java. He studied art in Europe, where he had success with his work. He stayed on Bali for several months from 1927 to 1928. Three years later he settled in the Indies. In 1943, Sayers died while working as a forced labourer on the Burma Railway. Charles was the oldest child in a genuine Indies family. He spent a carefree youth at the sugar factory where his father worked. Aged eleven, he was sent to The Netherlands, and after completing secondary school, studied at art academies in Amsterdam and Paris. His work became known and was exhibited frequently. At the end of 1931, Sayers returned to the East Indies, where he continued developing his art. When Germany occupied The Netherlands in 1940, Charles, in the East Indies, was conscripted into the army. After The Netherlands East Indies capitulated on 9 March 1942, he was interred in a Japanese prisoner-of-war camp and set to work on the Burma Railway. He died there on 15 November 1943 of malnutrition and malaria. He was only 42 years old. Portretten Vooral als portretschilder werd Sayers bekend. De meeste portretten schilderde hij in opdracht, maar juist onder zijn vrije werk bevinden zich de artistiek meest geslaagde voorbeelden. Tot 1934 maakte Sayers maar zelden portretten. Een enkel voorbeeld uit deze tijd zijn de portretten die hij maakte van zijn grootmoeder Wilhelmina de Graaf. In de jaren dertig werd hij door geldnood echter genoodzaakt portretopdrachten aan te nemen. Deze dienden vooral te voldoen aan de smaak van de opdrachtgever en een goed gelijkende beeltenis op te leveren. De meeste van deze portretten hebben dan ook een seriematig karakter. Toch was Sayers wel degelijk in staat tot het schilderen van een persoonlijke interpretatie van een geportretteerde. Dat lukte hem vooral als hij in de huid van zijn onderwerp wist te kruipen. Zijn portretten van familieleden en van Balinezen, Chinezen en Egyptenaren behoren daardoor tot de meest geslaagde. Portraits Sayers is mainly known for his portraits, most of which were commissions. But it is with his other work that he succeeds most as a painter. Sayers rarely painted portraits before 1934. An example from this period is the portrait of his grandmother, Wilhelmina de Graaf. In the 1930s, financial difficulties compelled him to accept portrait commissions. These had to satisfy the client and were thus good likenesses. Most of these portraits have a serial quality. Sayers was quite capable of painting portraits with his own interpretation of the sitter. He was most successful when he could get under the skin of his subjects. His portraits of family members and of Balinese, Chinese and Egyptians are his most accomplished because of this. Parijs In oktober 1924 vertrok Sayers naar Parijs, dat voor een aantal jaren zijn uitvalsbasis bleef. In die periode reisde hij veel naar andere landen. Dat is ook terug te zien in zijn schilderijen. Aan de Académie des Beaux Arts volgde Sayers schilderslessen en bekwaamde hij zich in de techniek van het frescoschilderen. Daarna begon hij te reizen: een half jaar naar Egypte, anderhalf jaar naar Bali. Eind 1928 was zijn werk te zien in de toonaangevende Parijse galerie Bernheim-Jeune. Na een paar maanden in Italië bleef Sayers in Parijs. Hij nam deel aan tentoonstellingen en kreeg een belangrijke opdracht: het maken van drie grote wandschilderingen voor de receptiezaal van het Nederlands paviljoen op de Internationale Koloniale Wereldtentoonstelling van 1931 in Parijs. Daarna besloot hij terug te keren naar zijn geboortegrond. In oktober 1931 arriveerde hij weer in Indië. Paris In October 1924, Sayers moved to Paris, which served as his base for several years. During this period, he travelled extensively. His impressions of the many lands he visited are reflected in his paintings. Sayers studied painting and improved his fresco techniques at the Académie des Beaux Arts. Hereafter, he started travelling, spending six months in Egypt and almost a year on Bali. His work was exhibited at the end of 1928 in the trendsetting gallery Bernheim-Jeune in Paris. Sayers returned to Paris after a few months in Italy in 1929. He participated in exhibitions and was awarded the important commission of three murals for the reception hall of the Dutch Pavilion at the 1931 International Colonial World Exhibition in Paris. After this, he decided to return to the country of his birth and arrived in the East Indies in October 1931. Etnografica Sayers bracht een belangrijke verzameling kunstvoorwerpen bijeen, voornamelijk uit Bali. Een aantal voorwerpen gebruikte hij in zijn schilderijen en tekeningen. Voor Sayers was de kunst en cultuur van de Indonesische eilanden, en vooral van Bali, een inspiratiebron. Maar nooit ging hij zover als de avant-garde in Parijs. Daar veranderden kunstenaars hun hele vormentaal nadat ze hadden kennisgemaakt met voorwerpen en beelden uit Afrika en Oceanië. Zo gaf Picasso twee vrouwen in het schilderij Les demoiselles d’Avignon (1907) gezichten als Afrikaanse maskers. In 1933 gaf Sayers zijn verzameling in bruikleen aan het Koloniaal Museum, het huidige Tropenmuseum. Nog datzelfde jaar toonde het museum een groot deel van de collectie in de tentoonstelling Balische kunst. Ethnographic objects Sayers brought together an important collection of indigenous artefacts, mainly from Bali. Several of these objects appeared in his paintings and drawings. Sayers was greatly inspired by the art and culture of the East Indies, especially Bali. His work does not show the excesses of the avant-garde in Paris. These artists changed their entire idiom after encountering objects and images from Africa and Oceania. For example, in his painting Les demoiselles d’Avignon (1907), Picasso gave two women faces like African masks. In 1933, Sayers loaned his collection to the Colonial Museum, the forerunner to the Tropenmuseum. The museum displayed a substantial part of his collection later that year in the exhibition Balische kunst (Balinese Art). Bali 1927-1928 Sayers keerde in 1927 voor een jaar terug naar Bali. In die tijd kwam ook de grote internationale stroom toeristen naar Bali op gang. Onder hen waren veel schilders, musici, filmsterren en antropologen die er korte of langere tijd bleven. Charles koos als uitvalsbasis Boeleleng, een plaatsje dat door zijn haven een grote bedrijvigheid en een gemêleerde bevolking bezat. Vandaaruit reisde hij kriskras over het eiland, te voet maar ook per motor of auto, en altijd met linnen en verf in zijn bagage. Ook was hij een fervent jager. Hij schoot een krokodil en probeerde lange tijd een tijger te verschalken, wat hem tot zijn grote frustratie niet lukte. Deze avonturen zijn prachtig beschreven door Hickman Powell in zijn boek The Last Paradise (1930). Sayers werk uit 1927 en 1928 is kleurig, met krachtige penseelstreken. Hij schilderde de tempels, de rituele feesten, het landschap, maar ook en vooral de mensen. Als een fotograaf speelde hij daarbij met perspectief. Bali 1927-1928 Sayers returned in 1927 for a year to Bali. At this time, international tourists started flocking to Bali. Included were many painters, composers, film stars and anthropologists. Charles based himself in Buleleng, a bustling port with a heterogeneous population. From here, he crisscrossed the island by car, motorbike or on foot, always with canvases and paint close to hand. He was also a keen hunter. He shot a crocodile and tried for a long time to kill a tiger, but did not succeed to his great frustration. Hickman Powell beautifully describes his adventures in his book The Last Paradise (1930). Sayers’ works of 1927 and 1928 are colourful and painted with powerful brushstrokes. He painted temples, ritual feasts, the landscape and especially the people. Like a photographer, he experimented with perspective. Bali 1932-1934 In 1930 trouwde Sayers in Parijs met Olga Stern, en een jaar later keerde hij definitief terug naar Indië. Nadat eind 1931 in Bandoeng op Java zijn dochter Wilhelmina Eveline was geboren, vertrok Charles in februari 1932 met zijn gezin naar Bali. Eerst betrokken ze een huis te Singaradja aan de noordkust, later verhuisden ze naar Klandis Kedaton, een dorpje in het zuiden. Charles probeerde wat geld bij te verdienen met schilderlessen en het rondleiden van toeristen. Sayers schilderwerk veranderde. Zijn palet werd donkerder, de figuren stijver, de sfeer minder uitbundig en soms zelfs uitgesproken dreigend. De tegenstelling tussen licht en donker speelde een belangrijke rol. In deze jaren maakte hij ook een aantal portretten van Balinese mannen en vrouwen. Op Bali was er echter nauwelijks gelegenheid om zijn werk op exposities te tonen. Bali 1932-1934 Sayers married Olga Stern in Paris in 1930. A year later he returned to the Indies for the last time. After the birth of his daughter Wilhelmina Eveline in Bandung on Java at the end of 1931, Charles moved with his family to Bali in February 1932. They lived in a house in Singaraja on the north coast before moving to Klandis Kedaton, a village in the south. Charles tried to supplement his income by teaching painting and showing visitors round the island. Sayers’ painting style changed. His palette darkened, the figures became more rigid, the atmosphere less exuberant and sometimes even threatening. Contrasts between light and dark played a more important role. During these years, he painted a number of portraits of Balinese men and women. However, there were few opportunities to exhibit his work on Bali. Java en Sumatra 1934-1942 In 1934 vertrok Sayers naar Batavia (Jakarta), waar hij vooral in opdracht werkte. Zijn vrije werk kreeg een nieuwe impuls toen hij vijf jaar later naar Sumatra verhuisde. In Batavia was voor een kunstenaar meer te verdienen dan op Bali. In deze periode nam Charles vooral veel portretopdrachten aan. Zijn vrije werk, waaronder stadsgezichten van Batavia, mist de uitbundigheid en de sfeer van zijn vroegere werk. Een goed voorbeeld van een schilderij uit deze tijd is Ronggengmeisjes. Sumatra, waar hij zich in 1939 vestigde, gaf hem nieuwe inspiratie. Dat leverde werken op als Veldarbeid, Dans van Batakse vrouwen bij een dode, Doekoen in trance en diverse stillevens. Hij leefde zich duidelijk in zijn onderwerpen in. Op het moment dat de Tweede Wereldoorlog uitbrak, maakte Sayers plannen om de eilanden Nias en Mentawei te bezoeken. Deze reizen zouden hem zeker weer nieuwe inspiratiebronnen hebben opgeleverd. Maar Charles Sayers stierf kort daarop. Java and Sumatra 1934-1942 In 1934, Sayers moved to Batavia (Jakarta), working mostly on commissions. His non-commissioned work was revitalised when he moved to Sumatra five years later. Artists could earn more from their work on Batavia than on Bali, and Charles worked mainly on portrait commissions. His non-commissioned paintings, including his cityscapes of Batavia, lack the exuberance and atmosphere of his earlier works. A beautiful painting from this period is Ronggeng girls. Sumatra, where he settled in 1939, inspired him a new and he created works such as Working the fields, Funeral dance of Batak women before a coffin, Dukun in trance and a number of still lifes. He clearly immersed himself in his subjects. Sayers was planning trips to the islands Nias en Mentawei when the Second World War broke out. These trips would undoubtedly been new sources of inspiration. Sadly, Sayers died before he could realise these plans.