ASRE Talent Seminar 2011/2012 15 juni 2012 PROGRAMMA 12.45 – 13.15 uur Ontvangst 13.15 – 13.25 uur Opening Arthur Marquard 13.25 – 14.10 uur Keynote sessie Discussieleider: drs. A.R. Marquard 14.10 – 15.25 uur Parallel sessies A & B Discussieleiders: dr. A. Wilts en drs. W.J. van der Post 15.25 – 15.45 uur Pauze 15.45 – 17.00 uur Parallel sessies C & D Discussieleiders: dr. A. Wilts en drs. W.J. van der Post Vanaf 17.00 uur Borrel 1 2 1 2 2 Keynote spreker heeft maximaal 20 minuten spreektijd waarna nog 15 minuten ruimte is voor discussie. Parallel sessie: twee sprekers met elk maximaal 20 minuten spreektijd. Per spreker 15 minuten ruimte voor discussie. 2 SPREKERS & ONDERWERPEN Brugt Bakker MSRE (Cushman & Wakefield) De zelfstandige ondernemer in binnenstedelijke planmatige winkelcentra: een lust of een last? Trefwoorden: winkelcentra, branche- en huurdersmix, kwantitatieve analyse Patrick Glas MSRE (Ahold Europe Real Estate & Construction) Risicomanagement, kan het concreter? Trefwoorden: risicomanagement, Enterprise Risk Management (ERM), meervoudige casestudy Eva Hekkenberg MRE (Ymere) Efficiënte herstructurering: een onderzoek naar de mogelijkheden van meer flexibiliteit in de stedelijke herstructureringsplannen van woningcorporaties Trefwoorden: woningcorporaties, transactiekostentheorie, stedelijke vernieuwing Remko Jaspars MSRE (Deloitte Financial Advisory Services) Verbetering van toegang tot kapitaal voor Nederlandse; Onderzoek naar de mogelijkheden voor een ziekenhuis om de toegang tot kapitaal te vergroten Trefwoorden: ziekenhuisvastgoed, financiering, managementmodellen Herman Klaseboer MSRE (Rabobank IJsseldelta) De financierbaarheid van het verduurzamen van de bestaande kantorenvoorraad Trefwoorden: kantorenmarkt, duurzaamheid, financiering Saskia Nieuwenhuizen MRE (ASR Vastgoed Ontwikkeling) Werk aan de winkel! Een aanpak voor herontwikkeling van winkelcentra met verdeeld eigendom Trefwoorden: winkelcentra, samenwerkingsmodellen, meervoudige casestudy Jaap Snellen MRE (CBRE Global Investors) Het effect van financiering op kantoorbeleggingen: een Monte Carlo simulatie van rendementrisicoverhouding bij het gebruik van vreemd vermogen Trefwoorden: kantorenmarkten, scenarioanalyse, strategisch financieringsbeleid George Soebiantono MSRE (Pieterse Terwel Grevink Advies) Duurzaam ziekenhuisvastgoed; een procesmodel voor het ontwikkelingsproces Trefwoorden: ziekenhuisvastgoed, duurzaamheid, procesmodellen Peter Vorenkamp MRE (Havenbedrijf Rotterdam) Vastgoed en systematisch risico: over de invloed van direct vastgoed op het rendement- en risicoprofiel van een onderneming Trefwoorden: risico, financiële beleggingstheorieën, haven gerelateerd vastgoed 3 ZAALINDELING Kohnstamm Kruyt Keynote Brugt Bakker MSRE 13.25–14.10 Discussieleider: Drs. A.R. (Arthur) Marquard Parallel sessie 14.10–15.25 Parallel sessie 15.45–17.00 A B Herman Klaseboer MSRE George Soebiantono MSRE Remko Jaspars MSRE Jaap Snellen MRE Discussieleider: Dr. A. (Arnold) Wilts Discussieleider: Drs. W.J. (Wim) van der Post C D Patrick Glas MSRE Peter Vorenkamp MRE Eva Hekkenberg MRE Saskia Nieuwenhuizen MRE Discussieleider: Dr. A. (Arnold) Wilts Discussieleider: Drs. W.J. (Wim) van der Post 4 ABSTRACTS Keynote Brugt Bakker MSRE (Cushman & Wakefield) – De zelfstandige ondernemer in binnenstedelijke planmatige winkelcentra: een lust of een last? Trefwoorden: winkelcentra, branche- en huurdersmix, kwantitatieve analyse Dit onderzoek naar de (financiële) meerwaarde van zelfstandige ondernemers in de brancheen huurdersmix van binnenstedelijke planmatige winkelcentra heeft tot doel een kennisbijdrage te leveren aan de discussie die gaande is over de concurrentiepositie van de zelfstandige ondernemer in het centraal winkelgebied. Door middel van (wetenschappelijk) literatuur- en empirisch onderzoek is getracht antwoord te geven op de vraag in hoeverre de zelfstandige ondernemers in kwalitatieve en/of kwantitatieve zin van meerwaarde zijn voor ontwikkelaars/beleggers in binnenstedelijke planmatige winkelcentra. Aan de hand van verschillende regressie analyses is nagegaan, naast andere belangrijke huurprijsbepalende factoren, welke invloed de zelfstandige ondernemer op de huurprijs uitoefent in de binnenstedelijke planmatige winkelcentra in Nederland. Zodoende is gekeken naar de meerwaarde voor ontwikkelaars en beleggers van zelfstandige ondernemingen in binnenstedelijke centra. Naast de traditionele factoren als markt, locatie en gebouwkenmerken blijkt de branche- en huurdersmix een belangrijke huurprijs beïnvloedende factor te zijn in de onderzochte Nederlandse planmatige winkelcentra. De hoofdbranches Mode & Luxe en Persoonlijke verzorging kunnen worden getypeerd als de core hoofdbranches, die de hoogste huurprijzen per vvo betalen. Ook het type retailer blijkt een duidelijke invloed uit te oefenen op de huurprijs: zelfstandige ondernemers blijken een significant lagere huurprijs per m² te betalen dan de gevestigde winkelketens. Verder heeft consumentenonderzoek getoond dat de aanwezigheid van zelfstandige ondernemers belangrijk wordt geacht bij het bezoeken van het winkelgebied en dat zij mede bepalend zijn voor de sfeer en gezelligheid in een binnenstad. Men is bereid extra te betalen voor service en de diversiteit van het winkelaanbod is belangrijker dan de prijs. Hoewel ontwikkelaars en beleggers het belang van de ‘couleur locale’ erkennen, kiezen zij in de praktijk veelal toch voor de winkelketens. 5 Sessie A Herman Klaseboer MSRE (Rabobank IJsseldelta) – De financierbaarheid van het verduurzamen van de bestaande kantorenvoorraad Trefwoorden: kantorenmarkt, duurzaamheid, financiering Het doel van dit scriptieonderzoek is inzichtelijk te maken wat de bestaande mogelijkheden en beperkingen zijn voor het financieren van verduurzamen van bestaande kantoren evenals te komen tot aanbevelingen hoe het verduurzamen het beste financierbaar kan worden gemaakt. Er is een literatuurstudie gedaan naar de kantorenmarkt, naar duurzaamheid en de opdracht die er is voor de kantorenmarkt voor het verduurzamen. Verder is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden die nu in de markt zijn om duurzaamheid te financieren. Vervolgens is er op basis van interviews bij vastgoedbanken, instellingen, ontwikkelaars en beleggers kennis en data verzameld. Dit is samen met de uitgevoerde casestudies de basis voor de mogelijkheden en beperkingen van de bestaande financieringsmethoden in beeld te brengen. Het onderzoek is voornamelijk kwalitatief van aard zijn, waarbij het in kwantitatieve zin wordt ondersteund met de resultaten uit de casestudies. Het onderzoek naar de bestaande mogelijkheden voor financiering voor duurzaam vastgoed toont aan dat deze erg gering zijn. Het onderzoek toont ook aan dat duurzaamheid onvoldoende waarde toevoegt voor vastgoedbanken om hierop te kunnen financieren en ook dat de cashflow een beperkende factor is voor het financieren van de noodzakelijke investeringen. Duidelijk is wel dat de opkomende markt van ESCo’s mogelijkheden biedt voor de energie-investeringen, maar dit wordt weer geremd door haar eigen financierbaarheid. Als er geen andere oplossingen komen dan zal een groot deel van de kantoorpanden niet worden verduurzaamd, waardoor ze ook niet meer concurrerend zijn en naar verwachting ook in waarde zal dalen. En nog belangrijker is dat de CO2-opdracht niet zal gaan lukken. Om het verduurzamen financierbaar te maken, zijn andere waardecomponenten noodzakelijk en/of oplossingen die minder drukken op de cashflow. Als afsluiting van het onderzoek worden oplossingen gepresenteerd die het verduurzamen van kantoren wel (in grote mate) financierbaar maken. 6 Sessie A George Soebiantono MSRE (Pieterse Terwel Grevink Advies) – Duurzaam ziekenhuisvastgoed; een procesmodel voor het ontwikkelingsproces Trefwoorden: ziekenhuisvastgoed, duurzaamheid, procesmodellen Voor zowel profit als non-profit organisaties is duurzaamheid geen onderscheidende factor meer, maar een vereiste. Echter, op het gebied van de ontwikkeling van duurzaam ziekenhuisvastgoed kan wetenschappelijk een belangrijke slag worden gemaakt. Zo bestaat er bij ziekenhuisorganisaties in beperkte mate inzicht in de financieel-economische voordelen die duurzaam vastgoed met zich mee kan brengen. Daarnaast zijn er geen specifieke instrumenten voorhanden voor het ontwikkelingsproces om duurzaam ziekenhuisvastgoed te realiseren. Om tot een geschikt procesmodel te komen is gekozen voor een kwalitatief, explorerend en adviserend onderzoek uit te voeren. Hiertoe zijn in de literatuur verschillende actuele procesmodellen geanalyseerd en is, gezien de reeds geboekte successen, onderzoek gedaan naar drie best practice voorbeelden uit de kantorensector. Uiteindelijk heeft dit onderzoek geleid tot een procesmodel dat kan worden toegepast in ontwikkelingsproces van ziekenhuisvastgoed om zodoende de kans op het succesvol realiseren van duurzaamheid te vergroten. Het procesmodel is nader geïllustreerd en getest aan de hand van de duurzame ontwikkeling van Tergooiziekenhuizen te Hilversum. Door analyse van vier verschillende duurzaamheidslabels kan worden vastgesteld dat duurzaamheid van vastgoed tot uiting komt op het vlak van: (1) energie, (2) water, (3) materialen, (4) transport, (5) gezondheid, (6) landgebruik & ecologie, (7) management, (8) afval, (9) vervuiling (10) duurzaamheid van de locatie, (11) milieu, (12) gebruikerskwaliteit, (13) toekomstwaarde, (14) (ontwerpproces)innovatie en (15) de regio. Het onderzoek is specifiek uitgevoerd voor ziekenhuisorganisaties in de rol van opdrachtgever bij nieuwbouwinitiatieven. Het resultaat van het onderzoek is een procesmodel met 16 stappen om zodoende duurzaamheid succesvol te implementeren en te borgen tijdens het ontwikkelingsproces van ziekenhuisvastgoed. Ziekenhuisorganisaties dienen beter na te gaan wat duurzaamheid hun kan brengen. Ziekenhuisorganisaties zijn door gebruik te maken van het procesmodel beter in staat hun duurzaamheidsambities te realiseren in de nieuwbouw van ziekenhuisvastgoed. Tot slot wordt in het kader van duurzaam bouwen in de best practice study, het belang van leiderschap benadrukt. 7 Sessie B Remko Jaspars MSRE (Deloitte Financial Advisory Services) – Verbetering van toegang tot kapitaal voor Nederlandse; Onderzoek naar de mogelijkheden voor een ziekenhuis om de toegang tot kapitaal te vergroten Trefwoorden: ziekenhuisvastgoed, financiering, managementmodellen De financiering van ziekenhuizen is door de invoering van de prestatiebekostiging risicovoller geworden. Vanaf 2012 moeten instellingen alle kosten die zij maken voor het leveren van zorg (van huisvesting tot verpleegkundig personeel) terugverdienen via het declareren van zorgproducten aan de zorgverzekeraars. Investeringen in ziekenhuisvastgoed lopen daarmee risico omdat de bekostiging direct wordt verbonden aan de levering van ziekenhuisdiensten en de mate waarin vastgoed daaraan kan bijdragen. De verbetering van de toegang tot kapitaal voor ziekenhuizen hangt nauw samen met de verbetering van de bedrijfsvoering, om die reden is in het onderzoek voor de verbetering van de toegang tot kapitaal de stap naar managementmodellen gemaakt. Door uit te gaan van de bestaande managementmodellen voor verbetering van bedrijfsvoering wordt een kapstok voor maatregelen ter verbetering van de toegang tot kapitaal gecreëerd. Hiervoor worden de managementbouwstenen Strategie, Processtructuur, Organisatiestructuur, Middelen, Cultuur, Mensen en Resultaten gebruikt. Op basis van de managementbouwstenen als kapstok is met de uitkomsten van het theoretische en praktische onderzoek een checklist voor ziekenhuizen opgesteld. Met deze checklist kan het ziekenhuis direct maar ook indirect verbeteringen aanbrengen op de beoordelingsaspecten die door financiers worden gebruikt. Het onderzoek heeft uiteindelijke geresulteerd in de volgende checklist: De volgende bouwstenen spelen een directe rol bij de toegang tot kapitaal: Strategie Processtructuur Organisatiestructuur Middelen Resultaten De volgende bouwstenen spelen een indirecte rol bij de toegang tot kapitaal: Mensen Cultuur 8 Sessie B Jaap Snellen MRE (CBRE Global Investors) – Het effect van financiering op kantoorbeleggingen: een Monte Carlo simulatie van rendement-risicoverhouding bij het gebruik van vreemd vermogen Trefwoorden: kantorenmarkten, scenarioanalyse, strategisch financieringsbeleid De kredietcrisis leidt in 2008 tot een sterke afname van de financieringsbereidheid. De crisis zorgt ervoor dat de vastgoedsector te maken krijgt met hogere kredietkosten, een negatieve hefboom, overschrijding van de ‘loan to value’ grenzen en het geforceerd terugdringen van de financieringsgraad. Een robuust financieringsbeleid lijkt er onvoldoende te zijn bij veel beleggers. Het doel van dit scriptieonderzoek is om beleggers meer inzage te geven in enerzijds de risico’s van het financieren van vastgoed en anderzijds de wijze waarop deze risico’s door een deugdelijk financieringsbeleid beheerst en wellicht zelfs gemitigeerd kunnen worden. Het onderzoek gaat uit van de hypothese dat de wijze van financiering relevant is voor het rendement dat op de vastgoedbelegging kan worden behaald. Er wordt derhalve uitgegaan van de stelling dat MM’s debt-irrelevance proposition niet van toepassing is op vastgoed. Het onderzoek wordt verricht aan de hand van een praktijkanalyse met behulp van een kwantitatief analysemodel: een cashflow analyse met Monte Carlo simulatie. In de praktijkanalyse wordt het model getoetst op drie fictieve stereotype beleggers, te weten: de commanditaire vastgoed vennootschap (CV), de private investeerder en het nietbeursgenoteerde vastgoedbeleggingsfonds. Hierbij wordt met behulp van het analysemodel voor uiteenlopend financieringsbeleid de rendement-risicoverhouding bepaald. In elke analyse worden daarbij in de Monte Carlo simulatie 10.000 mogelijke scenario’s doorlopen. Daarna wordt beoordeeld welk financieringsbeleid leidt tot de meest optimale rendementrisicoverhouding. De resultaten van de praktijkanalyse leiden tot de volgende conclusies: financiering heeft duidelijk kantorenportefeuille; effect op de rendement-risicoverhouding van een er blijkt een punt te zijn waarbij het toevoegen van extra vreemd vermogen inefficiënt wordt; het blijkt in de praktijkanalyse mogelijk door middel van beleid de rendementrisicoverhouding te optimaliseren; zeer hoge LTV’s leiden in nagenoeg alle gevallen van de praktijkanalyse tot een daling van het gemiddelde rendement; uit de analyse blijkt dat de huidige situatie op de kantorenmarkt, met langdurige leegstand en huurvrije periodes, leidt tot een sterk verminderde betaalcapaciteit; zowel de kans of LTV defaults als die op DSCR defaults kan worden verkleind door multitenant gebouwen of gespreide portefeuilles te financieren; uit de praktijktest blijkt dat een Monte Carlo analyse goed inzicht geeft in de rendementrisicoverhouding en beleggers veel beter in staat stelt om een goed oordeel te vormen over hun doelstellingen en bijbehorende risicomaatstaven dan bijvoorbeeld een deterministische cashflow analyse. 9 Sessie C Patrick Glas MSRE (Ahold Europe Real Estate & Construction) – Risicomanagement, kan het concreter? Trefwoorden: risicomanagement, Enterprise Risk Management (ERM), meervoudige casestudy Risicomanagement is een onderwerp dat volop in de schijnwerpers staat bij vastgoedorganisaties. Niettemin worstelen vastgoedorganisaties met de vraag hoe zij risicomanagement organisatiebreed, ook wel Enterprise Risk Management (ERM) genaamd, kunnen implementeren. Daarom luidt de onderzoekzoeksvraag: “Hoe ziet een raamwerk er uit dat vastgoedorganisaties meer handvatten geeft om ERM te implementeren in de organisatie?” Omdat het begrip ‘organiseren’ een belangrijk aspect in de vraagstelling is, zijn Organizational Development theorieën gebruikt om het implementeren van ERM te analyseren. Vanuit deze invalshoek is gekeken naar bestaande ERM literatuur en twee belangrijke ERM modellen: het COSO ERM model en ISO 31000. Uit deze analyse zijn vervolgens vijf implementatie elementen gedestilleerd die vastgoedorganisaties in acht moeten nemen bij het implementeren van ERM in hun organisatie. De vijf implementatie elementen zijn vervolgens geconcretiseerd en geplaatst in de structuur van het COSO ERM model. Er is met name voor deze structuur gekozen omdat het model veel gebruikt wordt, het overzichtelijk is en de verbanden tussen de elementen goed weergeeft. De implementatie elementen en het nieuwe raamwerk zijn vervolgens op twee manieren getest. Allereerst heeft een praktijkonderzoek plaatsgevonden bij drie verschillende vastgoedorganisaties: Ahold Europe Real Estate & Construction (voorheen Ahold Vastgoed), Corio en de Alliantie. Binnen deze organisaties is bekeken of (en op welke wijze) er invulling wordt gegeven aan de verschillende implementatie elementen en de relatie tussen deze elementen. Vervolgens is er een tweede validatie uitgevoerd met behulp van een ronde tafel bijeenkomst. Aan deze sessie hebben vastgoedexperts, risicofunctionarissen, adviseurs en financiële experts deelgenomen. Ten aanzien van het implementeren van ERM kunnen drie aandachtspunten worden benadrukt. Allereerst is draagvlak binnen de directie van cruciaal belang voor de effectiviteit van ERM. Ten tweede is het erg belangrijk dat ERM daadwerkelijk geïmplementeerd wordt in de bedrijfsvoering. Ten slotte blijkt de communicatie tussen de verschillende niveaus in een organisatie over specifieke risico’s en de risicoacceptatiegraad van eminent belang. 10 Sessie C Peter Vorenkamp MRE (Havenbedrijf Rotterdam) – Vastgoed en systematisch risico: over de invloed van direct vastgoed op het rendement- en risicoprofiel van een onderneming Trefwoorden: risico, financiële beleggingstheorieën, haven gerelateerd vastgoed Kan de ‘klassieke’ beleggingstheorieën, bedoeld om beleggingsportefeuilles te construeren en te waarderen, gebruikt worden om de impact van direct vastgoedbezit op het rendementen risicoprofiel van een onderneming te beoordelen? Jazeker! Dit kan door het verdienmodel van een bedrijf te vergelijken met een beleggingsportefeuille. En door gebruik te maken van de performance data van direct vastgoed (van het soort dat de onderneming bezit). In dit scriptieonderzoek wordt getoond hoe dat kan en waar men in de praktijk tegen aan loopt. De methode is mogelijk interessant voor grotere bedrijven die veel vastgoed bezitten maar geen belegger zijn. De beleggingstheorieën die in het onderzoek zijn toegepast zijn onder andere de moderne portefeuille theorie (MPT) en de Sharpe-ratio. Deze theorieën zijn weergegeven in formules waarvan de variabelen zijn ingevuld met bedrijfseconomische data van het Havenbedrijf Rotterdam N.V. en met performance data van direct vastgoed afkomstig van ROZ-IPD. Een probleem daarbij was om het rendement van de onderneming te bepalen en vervolgens de volatiliteit van dat rendement over een historische tijdreeks. In het onderzoek wordt aangetoond dat de absolute waarde van het rendement van een onderneming niet van belang is voor toepassing van de MPT en dat binnen bepaalde grenzen de historische omzetontwikkeling van een bedrijf kan gelden als de volatiliteit van het rendement. Na bepaling van de volatiliteit van de omzetontwikkeling en de rendementen van direct vastgoed, is de correlatie tussen beide reeksen bepaald. Op basis van deze gegevens kan het diversificatie-effect van de MPT worden vastgesteld. Vervolgens kan vrij eenvoudig de optimale hoeveelheid direct vastgoed worden bepaald. Dit is uiteindelijk gedaan door een mean-variance analyse uit te voeren van een portefeuille met twee assets: eerste asset is de bestaande assetbase van de onderneming (‘omzet’); tweede asset is het directe vastgoed waarin wordt geïnvesteerd. 11 Sessie D Eva Hekkenberg MRE (Ymere) – Efficiënte herstructurering: een onderzoek naar de mogelijkheden van meer flexibiliteit in de stedelijke herstructureringsplannen van woningcorporaties Trefwoorden: woningcorporaties, transactiekostentheorie, stedelijke vernieuwing Na de Tweede Wereldoorlog zijn veel grote steden uitgebreid met collectieve woongebouwen volgens de tuinstadgedachte. Deze wijken vormen vaak de probleemgebieden van vandaag. De gemeenten en de woningcorporaties hebben aan het eind van de vorige eeuw vernieuwingsplannen voor deze wijken opgesteld om de herstructurering in gang te zetten. Deze plannen zijn echter niet in staat zich aan te passen aan wijzigende (markt)omstandigheden omdat deze tot in detail zijn uitgewerkt en zijn vastgelegd in contracten. Door deze keuze voor zekerheid vooraf wordt de efficiëntie van het herstructureringsproces beperkt. Een vergroting van de flexibiliteit binnen de herstructureringsplannen kan een uitkomst bieden voor een betere reactie op wijzigende (markt)omstandigheden. Naar aanleiding van dit probleem is onderzocht op welke wijze ‘zekerheid’ en ‘flexibiliteit’ een bijdrage kunnen leveren aan de herstructureringsplannen zodat het stedelijke herstructureringsproces efficiënter zal verlopen. De invloed van beide elementen op het ontwikkelingsproces is met behulp van twee theorieën in beeld gebracht. De transactiekostentheorie uit de Neo-Institutionele Economie vormt het verklarende kader voor de baten van zekerheid binnen een transactie. De reële optietheorie wordt toegepast om te beschrijven op welke wijze flexibiliteit tot optimalere uitkomsten van het ontwikkelproces kan leiden. Het onderzoek richt zich op de mogelijke synergie tussen deze theorieën en zoekt het juiste evenwicht tussen zekerheid en flexibiliteit met als doel een efficiënter herstructureringsproces. De conclusie van het onderzoek is dat voor de eerste stap naar een efficiënter herstructureringsproces een andere inzet van de huidige instituties nodig is. Het gebrek aan vertrouwen veroorzaakt een suboptimale inzet van formele instituties en contracten . Binnen de instituties moet er ruimte gecreëerd worden voor flexibiliteit. Het onderzoek komt met een aantal aanbevelingen voor meer flexibiliteit onderverdeeld in vier categorieën van flexibiliteitafspraken: inhoudelijke-, organisatorische-, planningtechnische- en financiële flexibiliteit. Op deze wijze bieden de overgebleven instituties voor een efficiënter herstructureringsproces de mogelijkheid om synergie te bereiken tussen flexibiliteit en zekerheid. 12 Sessie D Saskia Nieuwenhuizen MRE (ASR Vastgoed Ontwikkeling) – Werk aan de winkel! Een aanpak voor herontwikkeling van winkelcentra met verdeeld eigendom Trefwoorden: winkelcentra, samenwerkingsmodellen, meervoudige casestudy De winkelmarkt verandert van een groeimarkt naar een verdringingsmarkt; de herontwikkeling van verouderde winkelcentra wordt dan steeds belangrijker. Het vastgoed is daar veelal in handen van meerdere (particuliere) eigenaren; een situatie die de herontwikkeling extra complex maakt. De samenwerkingsvorm tussen projectontwikkelaar en eigenaren kan van invloed zijn op het succes van een herontwikkeling. In de theorie en de praktijk is hierover nog weinig bekend. Daarom is de volgende hoofdvraag onderzocht: Welk samenwerkingsmodel kan het beste gekozen worden om te komen tot een succesvolle herontwikkeling van een winkelcentrum, in een situatie dat er sprake is van verdeeld eigendom van het winkelvastgoed? Om de samenwerking tussen projectontwikkelaar en vastgoedeigenaren vorm te geven is gekeken of de gebiedsontwikkelmodellen hiervoor te gebruiken zijn. Dit betreft de modellen: klassiek, zelfrealisatie, concessie, bouwclaim en joint venture. De modellen geven aan bij welke partij de regie en de risico’s liggen, per fase. Aan de hand van casusonderzoek naar zes winkelcentra, waar het eigendom in handen was van meerdere (particuliere) eigenaren en die in de afgelopen 15 jaar herontwikkeld zijn, is onderzocht of er sprake was van een causale relatie tussen het ontwikkelmodel (de samenwerkingsvorm) en het resultaat van de herontwikkeling. En als deze relatie er is, welk samenwerkingsmodel dan het beste gekozen kan worden om tot een succesvolle herontwikkeling van het winkelcentrum te komen (hoofdvraag). Uit het onderzoek blijkt dat het ontwikkelmodel invloed heeft op het resultaat. De belangrijkste aanbeveling die uit dit onderzoek naar voren komt is om bij start van het herontwikkelingsproject een bewuste keuze te maken voor een ontwikkelmodel. Er is een beslisboom opgesteld die de ontwikkelaar helpt bij het maken van deze ‘juiste’ keuze. 13