Bonsai voeding - Bonsaivereniging Borne

advertisement
Bonsai voeding
Als in het voorjaar de bomen uit de winterslaap komen en gaan uitlopen, is het nodig om te gaan bemesten. De
bomen hebben nu vooral behoefte aan stikstof, zodat de mest stikstofrijk moet zijn. Naaldbomen hebben
minder behoefte aan stikstof dan loofbomen. Door het jaar heen wordt de behoefte aan stikstof minder. In de
handel zijn daarvoor alle verschillende meststoffen te verkrijgen. Als je slechts een mestsoort wilt gebruiken,
geef dan naarmate het jaar vordert steeds minder mest.
Aandachtspunten
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Vloeibare mest spoelt sneller uit de bodem dan vaste mest. Vooral als het veel regent. Hou daarmee bij
het bemesten rekening (iets vaker mest toevoegen).
Pas opgepotte bomen hebben de eerste zes weken geen bemesting nodig. De grond bevat eerst
voldoende mest.
Geef ongeveer eens in de twee weken bemesting vanaf eind maart tot september.
Voor beginners worden vaste meststoorten af geraden.
Wissel eens van mestsoort! Net als bij de mens doet verandering van spijs eten.
Gebruik de juiste dosering. Minder is altijd goed, meer kan problemen geven!
Minerale meststoffen
Dit zijn meststoffen die de boom direct kan opnemen. Meestal voornamelijk zouten die in water zijn opgelost.
Let erop dat de bodem vochtig is voordat je deze mest gaat toedienen. De in de vakhandel verkrijgbare soorten
voldoen prima.
Organische meststoffen Deze mest bestaat uit vaste organische stoffen. Deze moeten eerst door microorganismen worden afgebroken . Over het algemeen is controle van de bemesting moeilijker bij gebruik van
deze organische meststoffen.
De verschillende voedingsstoffen
Stikstof (N)
Gas dat op aarde het meest voorkomt. 78% van de lucht bestaat uit
pure stikstof.
Als een boom te weinig stikstof krijgt, is dat te merken aan een
zwakke groei en aan een gele bladkleur.
Fosfor (P)
Fosfor komt in de natuur voornamelijk in organische verbindingen
zoals eiwit en beenderen voor. Beendermeel bevat dan ook veel
fosfor. Onbemeste grond is fosforarm. Fosfor is onder andere van
belang voor de vorming van bloemen en vruchten. Zwakkegroei,
weinig weerstand tegen ziekten en vorst zijn vaak het gevolg van
fosforgebrek. De bladeren blijven wel groen.
Kalium (K)
Kalium zit in veel mineralen. Voor de bonsai is kalium belangrijk
voor de vorstgevoeligheid van de bomen. Gele bladeren en
bladranden kunnen het gevolg zijn van een gebrek aan kalium. Soms
sterft het hele blad af.
Calcium (Ca)
Calcium komt in de natuur voor als bestanddeel van vele mineralen en
gesteenten.
Calsium is vooral nodig voor de opbouw van de celwand. Ook voor
celvermeerdering en wortelgroei is calsium erg belangrijk. Hard
leidingwater bevat veel calcium. Een gebrek aan calsium komt tot
uitdrukking in een verzwakte groei, weinig weerstand tegen ziekten
en of gele toppen.
en of gele toppen.
Magnesium (Mg) Magnesium is beslist nodig voor de vorming van chlorofyl
(bladgroenkorrels). Gebrek aan magnesium herkent men aan een
gelige verleuring van oudere bladeren, waarbij de bladranden wel
groen blijven. Dit verschijnsel noemt men ook wel chlorose.
Zwavel (S)
Zwavel hoeft niet aan de bemesting worden toegevoegd. Het komt in
de lucht voldoende voor en komt via regen op de bomen terecht.
Sporenelementen
Borium (B)
Gebrek aan borium is te zien vergelen en/of afsterven van pas
uitgelopen scheuten.
IJzer (Fe)
Bij gebrek aan ijzer ontstaan scheuten met een felgele kleur.
Koper (Cu)
Witte bladtoppen is het resultaat van gebrek aan koper.
Kobalt (Co)
Kobalt wordt gebruikt door knolletjesbacteriën voor de binding van
stikstof.
Mangaan (Mn)
Gebrek aan mangaan geeft bruine vlekken op de oudere bladeren.
Molbydeen (Mo) Vergeling en afsterven van jonge bladeren is het gevolg van een
gebrek aan dit sporenelement.
Zink (Zn)
Zink bestuurt onder andere de activiteit van enkele enzymen. Verder
speelt het een rol bij de vorming van enkele hormonen en speelt het
een rol bij de fotosynthese.
Download