Inleiding - Hiphop In Je Smoel

advertisement
DEN HAAG EN HIPHOP
Hiphop in het Haagse talentontwikkelingsveld
Evaluerende inventarisatie in opdracht van de Gemeente Den Haag
Janny Donker
Augustus 2007
Voorwoord
Hiphop als voorwerp van cultuurbeleid is een recent verschijnsel, hiphop als veld voor
talentontwikkeling dateert al van vóór de laatste eeuwwisseling. Zelf raakte ik daarbij betrokken via
muziek- en dansparties in het Löss Theater in Maastricht, waarvan ik directeur was. In antwoord op
vragen uit de kring van jongeren zelf organiseerde ik vijf jaar lang, van 2002 tot 2006, projecten
waarin Limburgse breakdancers, rappers en streetdancers onder professionele begeleiding aan hun
skills konden werken en leerden voor publiek op te treden in gezamenlijk gemaakte shows. Eerst
alleen in Maastricht, daarna tegelijkertijd in Sittard en Heerlen – en aan de laatste van deze
Crosstown-projecten deden ook Roermond en Venlo mee. Sommige van de meest capabele
begeleiders bij deze latere projecten waren breakdancers uit Vlaanderen, nauwelijks ouder dan de
‘kids’ met wie ze werkten.
Deze ervaringen – gedocumenteerd in boek- en dvd-vorm in de publikatie Generatie(-)Mix, maart
2007 – maakten vanzelf nieuwsgierig naar de activiteiten van anderen op dit terrein. Van 1990 tot
1996 was ik hoofdredacteur geweest van het dansblad Notes, en een eerste verkenning van het
talentontwikkelingsveld in Nederland bood gelegenheid om mijn journalistieke verleden weer op te
pakken. Het resultaat was een essay Urban arts in theater en politiek, gepubliceerd in het vakblad
voor de podiumkunsten Theatermaker in maart en april 2005. Toen al bleek dat het onderwerp een
breder onderzoek rechtvaardigde, niet alleen in Nederland maar ook over de grenzen. Dankzij een
opdracht van het Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten en steun van enkele andere
instellingen kon ik daarmee beginnen. Die opdracht gold speciaal oriëntatie in de West-Europese
buurlanden, ter vergelijking met de situatie van talentontwikkeling in Nederland, maar het was van
het begin af aan duidelijk dat terwille van de terugkoppeling ook de binnenlandse ontwikkelingen
nauwlettend gevolgd dienden te worden.
Hiphop is een product van grootstedelijke sociale en culturele omstandigheden. Daarom nemen de
grote(re) steden in een onderzoek als dit automatisch een bijzondere plaats in. Zij kennen de
grootste concentraties jongeren en de grootste rijkdom aan voorzieningen; zij kennen ook de
grootste contingenten migrantenkinderen en die zijn het die van oudsher domineren in de
hiphopscene – al wint hiphop ook onder ‘witte’ jongeren snel aan populariteit. Vandaar dat, wat
Nederland betreft, de ‘G 4’ – de vier grote steden in het westelijk deel van het land: Utrecht,
Amsterdam, Den Haag en Rotterdam – een prominente plaats innemen in mijn onderzoek. Het gaat
in deze steden om een ‘evaluerende inventarisatie’ van de hiphopscene en
talentontwikkelingsactiviteiten, en ik voer deze uit in opdracht van de gemeenten Utrecht en Den
Haag, het Amsterdams Fonds voor de Kunst en Kosmopolis Rotterdam. Deze opdrachten werden
gegeven in het kader van de ontwikkeling van beleid voor de komende Cultuurplanperiode.
Het verslag dat nu voor u ligt is het tweede in de reeks. Het onderzoek in Utrecht is voor het
moment voltooid; het resultaat, het rapport Perspectief voor hiphop. Een plaatsbepaling van hiphop
in het Utrechtse talentontwikkelingsveld is ingediend bij de gemeente. Amsterdam en Rotterdam
volgen binnenkort. Met deze vier rapporten is dit ‘hiphop-project’ uiteraard niet afgesloten: zij
leveren materiaal voor verder vergelijkend onderzoek en voor conclusies van meer dan lokale
strekking.
Deze inventarisatie is tot stand gekomen aan de hand van gesprekkenmet talrijke personen uit het
Haagse culturele veld. Hun namen staan vermeld in de lijst aan het slot van dit verslag, maar ik wil
hen allen hier alvast van harte danken voor hun waardevolle medewerking.
2
Inleiding
Wat gaat er om in de Haagse hiphopscene? Welke kansen worden Haagse hiphoppers geboden om
hun prestaties te laten zien en hun talenten verder te ontwikkelen? Wat kunnen de culturele en
welzijnsinstellingen, wat kan het onderwijs, wat kunnen de Haagse overheden daarvoor doen? Dat
waren de vragen waarop de Gemeente Den Haag, bij monde van Wethouder Cultuur en Financiën
Jetta Klijnsma, een antwoord wilde krijgen – dit in het bijzonder met de Cultuurplanperiode 2009 –
2012 in het verschiet.
Aan die vragen gaat een andere vooraf: wat bedoelen we met ‘hiphop’? Die term wordt vaak nogal
nonchalant gehanteerd, soms in een heel beperkte betekenis, soms als een wel erg ruim zittend jasje.
In dit verslag houd ik me aan orthodoxe adepten volgens wie hiphop bestaat uit vier elementen: rap,
de kunst van de DJ aan de draaitafel, breakdance en graffiti. Als vijfde element kan daar skating aan
worden toegevoegd – van huis uit een fun sport, maar het skateboard is een instrument geworden
voor zoveel virtuoos vertoon dat van skatedance kan worden gesproken.
Hiphop: waar staat dat voor?
Hiphop is geen opstand tegen de gevestigde orde in de performing arts, althans niet in de zin van
een jonge garde die opstaat tegen een artistiek establishment. Deze revolutiemakers beginnen heel
jong, op jongere leeftijd dan de gestudeerde twintigers van de historische avantgardes, en ze hebben
in het algemeen kennis van noch boodschap aan de gevestigde kunsten. Hiphop is daarvan dan ook
niet afgeleid, maar ontstaan als een zelfstandige expressievorm in de ghettos van de grote steden in
de VS, vooral onder kansarme Afro-Amerikanen. Vandaaruit heeft deze ‘kunst van de straat’ in
hoog tempo weerklank gevonden onder jongeren overal ter wereld, zo ver de televisie reikt. Hiphop
is toegankelijk en laagdrempelig: je hoeft geen examen af te leggen om te kunnen meedoen. Ieder
kan de kunst afkijken van videoclips of op straat, om vervolgens met eigen teksten en moves naar
vermogen mee te bewegen met de stroom.
Voor rechtgeaarde hiphoppers is hiphop meer dan entertainment: het is een manier van leven. Een
lifestyle die verweven is met de positieve en negatieve aspecten van het bestaan in de grote steden
van deze tijd, met zijn hektisch ritme, zijn sociale ongelijkheid, diversiteitsproblemen,
onveiligheidsgevoelens en gebrek aan sociale cohesie. De legende wil dat ergens in de jaren ’70
jeugdbendes in de VS overeenkwamen, hun vetes voortaan zonder bloedvergieten te beslechten en
elkaar niet langer met vuisten en wapens te lijf te gaan maar met dans, muziek en Rhythmic
American Poetry: rap. Met rap richtten ze zich tegen de maatschappij die sociale ongelijkheid en
geweld voortbracht, zoals de visual artists onder deze jongeren hun brutale handtekening zetten op
de muren van het establishment. Het hiphop-credo luidt sindsdien: werken aan een betere wereld
van gelijkheid en broederschap, geen drugs, geen drank en geen geweld. Ethnische verschillen
spelen in principe geen rol van betekenis in de scene. Je bent jong, spreekt dezelfde muzikale en
lichaamstaal en belijdt dezelfde waarden, of je huid nu zwart, bruin of wit is.
Niet dat de idealen altijd worden nageleefd. De drang om zich te bewijzen door de tegenstander te
overtroeven – erfenis uit de tijd van de bendeoorlogen? – blijft een belangrijke prikkel om als
hiphopper te presteren, en die drang kan het winnen van de sportiviteit, vereist om de wedijver in
vriendschappelijke banen te houden. Rap kun je gebruiken om je gal over de boze buitenwereld te
spuwen, maar ook om elkaar te ‘dissen’. De scheldpartijen en aantijgingen over en weer waarin dat
ontaardt zijn al meer dan eens uitgelopen op bloedige vetes. Bij zoveel hang naar zelfbevestiging
krijgt ook de showbusiness gemakkelijk greep op de scene. Rappers en bands beleven grote
commerciële successen en meten zich een luxueuze lifestyle aan die niets meer van doen heeft met
de roots waarover het in hun teksten gaat. Oprechte hiphoppers ergeren zich aan de bling-bling
3
waarmee deze parvenus zich omhangen en de opzichtige voertuigen waarin ze zich verplaatsen,
liefst in gezelschap van even opzichtige chicks.
Nieuwe uitdagingen
Een ander punt van (zelf)kritiek is de klakkeloze imitatie van Amerikaanse idolen. Den Haag is
New York of Chicago niet en de Haagse probleemwijken zijn geen bidonvilles of favelas. Daarom
irriteert het ervaren hiphoppers als ‘witte’ jongeren uit middenstandsmilieus over sex en geweld
rappen alsof roof en verkrachting bij hun in de straat aan de orde van de dag zijn. In Laak of
Schilderswijk hebben we toch onze eigen kwesties wel om je als rapper over op te winden?! Hiphop
trekt nu eenmaal steeds meer ‘witte’ jongeren aan die weinig grieven tegen de maatschappij hebben
maar hiphop gewoon cool vinden en intussen braaf hun diploma’s halen.
Deze transplantatie naar een context, die zo sterk verschilt van de oorspronkelijke, stelt hiphop voor
nieuwe uitdagingen. Dat vraagt om bezinning op het eigene, maar ook om een ‘blik over de
schutting’. De hiphopscene staat middenin een jongerencultuur die vooral op het gebied van dans,
muziek en outfit een groot aantal genres en stijlen kent. Daarnaast zijn er de ook buiten het
jongerencircuit populaire genres, zoals de jazz; er zijn de dans- en muziekstijlen van buiten de
‘westerse’ cultuurthuislanden, zoals Bollywood en Marokkaanse raj, en – voor hiphoppers op het
eerste gezicht wel erg ver van hun bed – er zijn de ‘reguliere’ podiumkunsten, de ‘kunsten van de
schouwburg’. Op allerlei plaatsen in dit veelkleurig landschap beginnen kunstenaars hun heil te
zoeken in crossovers tussen uitingsvormen van verschillende herkomst. Bij dit algemene
toenaderingsoffensief kan ook hiphop gebaat zijn. De eerste pogingen worden al gedaan.
Hiphop en/of urban arts
Als product van grootstedelijke cultuur wordt hiphop gerekend tot de urban arts, de kunsten van de
metropool. Helaas wordt met deze term vaak al even slordig omgesprongen als met ‘hiphop’.
Terwijl sommigen de twee praktisch als synoniem gebruiken, zijn er overtuigde hiphoppers die per
se niet als urban artists te boek willen staan. Anderen scheren bijna alle cultuuruitingen die hun
wortels hebben in de grote stad, maar opereren buiten het ‘reguliere’ circuit van theaters en
concertzalen, over de kam van de urban arts.
Zo worden in het gemeentelijk Actieplan Wijkcultuur van april 2007 ‘graffiti, skateboarden, urban
sports, surfen, battle, breakdance, acrobatics en hiphop’ opgevoerd als ‘enkele voorbeelden’ van
urban arts of urban culture, terwijl in de één maand eerder verschenen Haagse Popnota ‘urban
muziek’ wordt ingedeeld bij de popmuziek, als één van de ‘niet-westerse popstromingen’. Volgens
anderen mogen zulke uitingen alleen urban heten voorzover ze ‘zwarte’ roots hebben, in de Latinoen Afro-Amerikaanse underground. Welke betekenis gehecht wordt aan de termen ‘hiphop’,
‘urban’ en ‘pop’ hangt sterk af van de positie die de spreker inneemt: buiten of binnen de scene, en
indien binnen de scene, tot welke ‘secte’ hij of zij behoort. Spraakverwarring ligt dus voortdurend
op de loer.
4
Kunst, cultuur en kunst- en cultuurbeleid in Den Haag
Muziek en dans
In de Haagse Popnota wordt Den Haag ‘een popstad van allure’ genoemd, en zelfs ‘Popstad
nummer 1 van Nederland’. Dit vanwege de vele bands – waaronder een aantal (inter)nationaal
bekende – die in de stad hun roots hebben, diverse popfestivals – zoals Parkpop –, de vele
podiumcafés, het Haags Pop Centrum en het Paard van Troje, met een grote zaal voor 1100 en een
kleine zaal voor 300 bezoekers één van de grootste poppodia van het land. Voor de gemeente reden
om een deel van haar cultuurbudget te reserveren voor het stimuleren van popmuziek en dat via
deze nota publiek te maken.
‘Pop’ blijkt in de nota praktisch synoniem met popmuziek. Maar Den Haag is niet alleen
muziekstad. Den Haag onderscheidt zich ook door een zeer groot aantal plaatsen waar je kunt
(leren) dansen. Het jaarlijkse festival The Hague Moves is een parade van dansscholen op diverse
niveaus en voor alle stijlen, van klassiek tot breakdance en Bollywood. Het Koorenhuis, het Haags
cursuscentrum voor amateurs in de verschillende kunsten, biedt in zijn omvangrijk assortiment
naast onder andere popmuziek, jazz en wereldmuziek ook cursussen en workshops dans in
verschillende stijlen. Het Koorenhuis bedient ‘liefhebbers van alle leeftijden’ ‘van prille beginner
tot vergevorderde’ en is bovendien actief in de kunsteducatie in vrijwel het hele Haagse
basisonderwijs. Muziekcentrum Musicon legt met cursussen van tien tot vijftien lessen op scholen
en in buurthuizen in alle wijken van de stad een basis voor talentontwikkeling in hiphop, inclusief
breakdance, en biedt daarop een vervolg in de vorm van een HipHopProject en andere activiteiten
op het gebied van de urban arts.
Nog een voorbeeld: Joan van der Mast, docente aan de Dansvakopleiding van het Koninklijk
Conservatorium en de Rotterdamse Dansacademie en adviseur educatiebeleid bij het Nederlands
Dans Theater, ontwierp met haar DansPlan voor het Segbroek College een traject voor leerlingen
met talent en ambitie voor dans in het voortgezet onderwijs. Op dit plan, evenals op de activiteiten
van Musicon, zal ik in het vervolg nog nader ingaan.
Gezien deze prominente aanwezigheid van dans in het aanbod voor amateurs en in het basis- en
voortgezet onderwijs bevreemdt het dat Den Haag geen dansvakopleiding op MBO-niveau kent.
Tot omstreeks tien jaar geleden was dat de normale situatie in het kunstvakonderwijs: wie talent
had, ging op balletles of danste of speelde in de amateursector en haalde intussen het HAVO- of
VWO-diploma dat toegang gaf tot het HBO. Dáár begon de ‘officiële’ opleiding tot professioneel
kunstenaar. Inmiddels is groen licht gegeven voor kunstvakopleidingen op MBO-niveau waar men
met een MAVO/MBO-diploma terecht kan. Daarvoor bleek een enorme belangstelling te bestaan en
op vele plaatsen in Nederland is van deze nieuwe mogelijkheid gebruik gemaakt, meestal in het
kader van een Regionaal Opleidingscentrum (ROC). In Den Haag nog niet; danstalent kan hier
alleen terecht bij de Dansopleiding die is ondergebracht bij het Koninklijk Conservatorium.
Den Haag en de urban arts
De urban arts, nog niet zo lang geleden met argwaan bekeken door meer traditionele cultuurdragers
– net als pop in een wat verder verleden –, is nu in Den Haag vrijwel overal, bij instellingen en
overheden, een geaccepteerd fenomeen binnen het geheel van de jongerencultuur. Blijkens de
Popnota wil het College van B en W zelfs dat er een speciaal ‘ontwikkelingstraject’ komt, ‘gericht
op gevorderde talenten in de urban arts die zich willen èn kunnen professionaliseren’. Parkpop
organiseert jaarlijks een talentenjacht voor urban artists en ze kunnen meedoen aan festivals als The
Hague Moves en het multiculturele Ha-Schi-Ba in de Schilderswijk.
Verschillende talentontwikkelaars en productiehuizen ruimen een plaats in voor de urban arts, als
vast onderdeel van een curriculum of incidenteel in projecten en producties. Bij sommige podia,
zoals het Paard van Troje, bestaat wel enige reserve ten aanzien van hiphop, niet zozeer vanwege
het genre maar omdat de presentaties de naam hebben, nogal ruig publiek aan te trekken.
5
Het centrum en de wijken: Actieplan Wijkcultuur
Zoals in de meeste steden zijn in Den Haag de prestigieuze, traditionele culturele voorzieningen
geconcentreerd in het centrum: de theaters en de Nieuwe Kerk aan het Spui, de Koninklijke
Schouwburg aan het Korte Voorhout, het Korzo Theater, de Grote Kerk, het Mauritshuis, Museum
Het Paleis aan het Lange Voorhout – alles op een paar minuten lopen van het Binnenhof. Ook de
beide grote poppodia, het Paard van Troje en de discotheek Asta, bevinden zich in dit gebied. Van
de grote podia ligt alleen het Zuiderpark, waar Parkpop zich afspeelt, (ver) buiten het centrum.
Vele wijken buiten de oude stadskern zijn daarentegen slechts spaarzaam bedeeld met culturele
hotspots. De gemeente heeft daarom een offensief ingezet om, in de woorden van het Actieplan
Wijkcultuur – De vonk die overslaat, te zorgen dat ‘nòg meer Hagenaars uit de héle stad kunnen
genieten van en meedoen aan kunst en cultuur!’ Onder ‘wijkcultuur’ wordt ‘een divers cultureel
aanbod’ verstaan, ‘laagdrempelig’ maar wel ‘van niveau’ – maar het betekent ook dat wijkbewoners
ruimte moeten krijgen voor ‘hun eigen culturele uitingen’, uitingen die te maken hebben met de
‘eigen identiteit’ van hun wijk. Daarbij blijkt vooral te worden gedacht aan de podiumkunsten, de
performing arts. Muziek, toneel en dans zijn immers ‘sociale’ kunsten die leven bij de gratie van de
ontmoeting, de interactie tussen spelers en publiek, en waarbij ‘genieten’ al snel het verlangen wekt
naar ‘meedoen’. Voor wie eenmaal de smaak te pakken heeft is het geen grote stap van
theaterbezoek naar het lidmaatschap van een amateurtoneelgroep. En binnen het geheel van de
performing arts gelden de urban arts – en hiphop in het bijzonder – dan weer als bij uitstek
laagdrempelig. Zo zouden de ‘kunsten van de straat’ uiteindelijk kunnen fungeren als een
gemakkelijke introductie tot de ‘kunsten van de schouwburg’.
Voor zo’n wijkcultuurcampagne bestaan verschillende motieven. Eén daarvan is de overtuiging dat
‘kunst en cultuur’ het leven verrijkt en dat iedereen, waar hij of zij ook woont en ongeacht sociale
klasse en milieu, de kans moet krijgen om op zijn minst kennis te nemen van wat onze samenleving
op dat terrein te bieden heeft. Een tweede reden: jong artistiek talent, dat in cultuurarme wijken
ongetwijfeld even goed voorkomt als overal elders, dreigt verloren te gaan omdat het in zijn
omgeving nergens weerklank vindt, zichzelf niet kan ontdekken en ook niet ontdekt kan wòrden.
Cultureel kapitaalverlies dat moet worden voorkomen. En tenslotte dient versterking van het
cultureel besef in de wijken ook het belang van de reguliere kunsten. Kunst verkommert immers als
ze geen voeding meer krijgt uit de samenleving – als het ontbreekt aan begrijpend interesse in
datgene wat kunstenaars bezighoudt. Begin jaren ’90 uitte toenmalig minister Hedy d’Ancona al
haar bezorgdheid over ‘kunst-kunst’ die zich ‘los zong’ van haar maatschappelijk draagvlak. Op het
ogenblik lijkt men het hier en daar hoog tijd te vinden dat ‘kunstenaars weer eens onder gewone
mensen komen’.
Van het koppel ‘genieten en meedoen’ blijkt in de praktijk meedoen de hoogste prioriteit te
genieten. Meedoen – meespelen in een orkest, meezingen in een koor, samen een toneelstuk
opvoeren – betekent cultuurparticipatie in de meest letterlijke zin: deel hebben aan wat juist de
podiumkunsten zo aantrekkelijk maakt, de hectische, circusachtige atmosfeer rond een uitvoering
voor publiek. Maar terwijl je je laat meeslepen in een roes van creativiteit werk je tegelijk samen
met anderen aan één product, één gebeurtenis, en zo bevordert kunst, volgens de denkwijze achter
het streven naar cultuurparticipatie, de sociale cohesie waaraan het in hedendaagse stadswijken te
vaak ontbreekt.
.
Amateurs en professionals
In overeenstemming met de prioriteit van actief meedoen boven passief genieten speelt
amateurkunst een zeer voorname rol in het cultuurparticipatiebeleid van de gemeente. Den Haag zit
daarbij op één lijn met het kabinet, dat amateurkunst beschouwt als een basis voor het culturele
leven.
Het begrip ‘amateur’ heeft de laatste jaren een statusverhoging doorgemaakt. Vroeger sprak men
van ‘amateuristische kunstbeoefening’. Dat stond voor beoefening van toneel, muziek, beeldende
kunst, dans op het niveau van de liefhebber, niet de professional. ‘Amateurs’ probeerden, in hun
vrije tijd, als hobby, hetzelfde te doen als beroepskunstenaars, maar bijna per definitie zonder hun
6
peil te halen. ‘Amateurkunst’ daarentegen klinkt naar volwaardige kunstbeoefening naast die van de
professionals, naar kunst die eigen vormen, genres en criteria kan ontwikkelen. Bij ‘amateuristische
kunstbeoefening’ leek persoonlijk welzijn voorop te staan – plezier, gezelligheid, persoonlijke
ontplooiing – waar ‘amateurkunst’ een bijdrage aan de collectieve cultuur suggereert.
Maar bij hiphop is het onderscheid tussen ‘amateurs’ en ‘professionals’ vrijwel zonder betekenis.
Hiphoppers leren, net als andere urban artists, van elkaar en via de media – videoclips op televisie.
Natuurlijk is er verschil in techniek, durf en inventiviteit tussen beginners en de ‘top’ die in de loop
der jaren genoeg ervaring heeft opgebouwd om triomfen te vieren in ‘battles’ en anderen de ‘skills’
te kunnen bijbrengen. Die ‘top’ heeft een niveau bereikt dat met recht ‘professioneel’ mag worden
genoemd, of ze van hun kunst nu hun beroep maken of niet. Maar ‘top’ en ‘basis’ houden zich bezig
met exact dezelfde zaken en nergens in het tussengelegen gebied is er sprake van een breuk. Hiphop
is geen ‘amateurkunst’ en dat heeft consequenties zodra het gaat over talentontwikkeling.
De rol van Culturalis en de cultuurankers
Ter bevordering van de cultuurparticipatie in Den Haag is in 2005 vanuit de gemeente de Stichting
Culturalis opgericht. Onder de noemer ‘cultuurparticipatie’ blijken in de missie van Culturalis twee
dingen te zijn samengevoegd: amateurkunst en culturele diversiteit. Met andere woorden, het gaat
om kunst die burgers zelf kunnen beoefenen, of waaraan ze kunnen meedoen, zonder er hun beroep
van te maken, èn het gaat erom dat het bestand aan beoefenaars en deelnemers de samenstelling van
de stedelijke bevolking weerspiegelt. (Den Haag kent tenslotte al buurten waarvan de bewoners hun
roots hebben in meer dan veertig verschillende landen.) Culturalis heeft naast het stimuleren van
cultuurparticipatie de opdracht, nieuwe culturele initiatieven op gang te brengen waarvoor de
Haagse kunstsector nog geen ‘niche’ biedt, podiumkunstactiviteiten te spreiden over alle stadsdelen
en samenwerking tussen amateurs en professionele kunstenaars te bevorderen. De stichting wil
‘sterk wijkgericht werken’ en heeft daarbij in het bijzonder Escamp, Schilderswijk, Transvaalbuurt
en Laakkwartier op het oog.
Op grond van deze missie onderneemt Culturalis uiteenlopende activiteiten, zoals een inventarisatie
van alle plekken in de stad waar (amateur)podiumkunstenaars zich aan publiek kunnen presenteren,
organisatie van evenementen en festivals in samenwerking met andere instellingen en ‘Cultuur in de
Buurt’-projecten. De stichting ondersteunt en faciliteert vooral bestaande initiatieven, bijvoorbeeld
met mobiele outillage voor optredens in de wijken. In de loop van 2007 – 2008 krijgt Culturalis de
beschikking over een eigen Culturalistheater in de Hobbemastraat (in de Schilderswijk maar nabij
de aangrenzende Transvaalbuurt).
Ook talentscouting – het in kaart brengen van de talloze kleinere en grotere undergroundinitiatieven in Den Haag – en talentontwikkeling vallen onder de opdracht van Culturalis. Op het
punt van talentontwikkeling in de urban arts wordt samengewerkt met Crosstown DH, een
talentontwikkelingstraject opgezet vanuit Jongerentheater 020 uit Amsterdam; hierop kom ik nog
uitvoeriger terug.
Waar, naast jongeren, migranten in de opdracht van Culturalis expliciet worden genoemd als een
doelgroep die geprikkeld moet worden tot cultuurparticipatie, besteedt de stichting speciale
aandacht aan de verschillende gemeenschappen van niet-westerse origine in Den Haag. Tot nu toe
gold dat met name voor de grote Surinaams-Hindoestaanse gemeenschap, wat onder andere
resulteerde in het Culturalis Indian Dance Festival, begin juni 2007. Op het ogenblik wordt een
pilot-project opgezet met jonge Haagse theatermakers van Turkse huize.
Culturalis houdt kantoor in het Nutshuis in het centrum, op een steenworp van het Paard van Troje,
het Korzo Theater en het Koorenhuis. In de wijken zijn in het kader van het wijkcultuurbeleid vier
‘cultuurankers’ gepland als ‘creatieve brandhaarden’ met een lage drempel waar omwonenden
kennis kunnen maken met kunst en cultuur. In het Laakkwartier is dat Theater Pierrot, begonnen als
kinder- en jeugdtheater en nu participant in het talentontwikkelingstraject van Crosstown DH.
7
Ook Theater Zwembad De Regentes en binnenkort het Culturalistheater fungeren als cultuurankers
voor hun omgeving. Voor Escamp -Den Haag Zuidwest – bij uitstek een cultuurarm stadsdeel – ligt
er een plan om het voormalige Stevin College aan de Zuidlarenstraat in te richten als een tweede
Koorenhuisvestiging, waar naast het gebruikelijke cursusaanbod voor amateurs ook ruimte is voor
wijkgebonden activiteiten.
In de Haagse Popnota wordt die tweede Koorenhuisvestiging in verband gebracht met plannen voor
een ‘Urban Life Centre’ in Escamp, dat ‘mogelijk zal worden opgebouwd rond vier sferen:
sportieve activiteiten, muziek & dans, ontspanning en detailhandel’. Dit in het kader van ideeën om
in Den Haag Zuidwest een tweede stadskern te creëren. De plannen voor zo’n cultureel
winkelcentrum verkeren vooralsnog in een stadium van mogelijkheids- en haalbaarheidsonderzoek.
Fonds 1818 en Kosmopolis Den Haag
Fonds 1818 tot nut van het algemeen, dat diverse sociale en culturele projecten ondersteunt en ook
actief is ten behoeve van de buurten, zoekt evenals Culturalis naar talent ‘op de vloer’ van het
bedrijvige Haagse jongerencircuit. Talent moet immers zichtbaar zijn, wil het in zijn ontwikkeling
geholpen kunnen worden. Het Fonds doet dit onder andere door wedstrijden uit te schrijven waar
prijzen te winnen vallen. Het gaat daarbij om alle uitingen van de jongerencultuur, inclusief hiphop.
Fonds 1818 heeft een subsidieloket geopend waar groepjes van drie tot vijf jongeren aanvragen
voor projecten kunnen indienen tot een bedrag van ¤ 3000. De aanvraagprocedures zijn zo
eenvoudig mogelijk gehouden en er wordt binnen twee weken over beslist. Toch blijkt deze aanpak
nog niet laagdrempelig genoeg. De doelgroep weet de weg naar het fondsloket nog onvoldoende te
vinden, en het Fonds heeft een stichting die zich specialiseert in jongerenprojecten, ConnAct,
onderzoek laten doen naar de oorzaken. Bij het Fonds heeft men de indruk, in een kamer met
geblindeerde ramen te werken: je kunt wel naar buiten kijken, maar de voorbijgangers niet naar
binnen. Gezocht wordt nog naar wegen om in gevallen waarin de subsidieaanvraag gehonoreerd
wordt een vervolgtraject of doorgroeimogelijkheden te bieden.
De Haagse jongerenscene is zoals bijna overal ‘kleurrijk’ van samenstelling. In het urban artscircuit zijn migrantenjongeren prominent aanwezig. In het Actieplan Wijkcultuur wordt in dit
verband een taak toegedacht aan Kosmopolis Den Haag, het Haagse ‘filiaal’ van het landelijke
‘Huis voor de (interculturele) Dialoog’: kunstenaars naar Den Haag halen die een sterke binding
hebben met de landen van herkomst van niet-westerse immigranten. Deze zouden dan enige tijd als
artist in residence in Den Haag werken ter bevordering van interculturaliteit.
Resumerend:
Den Haag afficheert zich als popstad bij uitstek die ook aan de urban arts een grote betekenis
toekent als uitingsvorm van hedendaagse jongerencultuur en een actief beleid voert op het gebied
van ruimte scheppen en talentontwikkeling voor urban artists. De urban arts, inclusief hiphop,
worden daarbij gezien als een bij uitstek toegankelijke kunstvorm die bovendien haar oorsprong
heeft in de leefwereld van de jongeren zelf – niet in de gevestigde cultuur die zoveel jongeren alleen
maar kennen als iets dat hen door ouders en opvoeders wordt opgedrongen. Via ‘de kunsten van de
straat’ komen jongeren in elk geval in aanraking met kunst en cultuur en misschien vinden ze dan
gemakkelijker de weg naar ‘de kunsten van de schouwburg’. Dat is althans een gedachte die wel
meespeelt bij bevorderaars van de urban arts.
Actueel onderdeel van cultuurbeleid in Den Haag is het kunst-en-cultuur-offensief in de wijken. Dit
heeft twee aspecten: het bestaande kunstaanbod, traditioneel geconcentreerd in het gebied rond Spui
en Binnenhof, naar de wijken brengen, èn ruimte creëren voor cultuuruitingen die voortkomen uit
de wijken zelf. Niet alleen ‘ouderwetse’ spreiding dus, maar een ‘meer-richtingsverkeer’ waarbij
kunstuitingen worden uitgewisseld tussen centrum en wijken en tussen de wijken onderling via een
de stad omspannend netwerk van broed- en presentatieplaatsen. Sleutelwoord is ‘participatie’: actief
‘meedoen’ wordt minstens zo belangrijk als passief ‘genieten’.
8
Daarom richt de gemeente haar beleid in hoge mate op amateurkunst en op samenwerking tussen
amateurs en professionele kunstenaars. Culturalis is belast met de uitvoering van dit beleid.
Top-down gezien, vanuit de positie van stadsbestuurders en gevestigde culturele instellingen, is dit
de context van wensen en ideeën waarin talentontwikkeling voor urban artists zich afspeelt. In het
volgende hoofdstuk wordt bekeken hoe, wat hiphop betreft, de situatie eruit ziet ‘op de werkvloer’.
Talentontwikkeling voor hiphop in Den Haag
Podia
Eerste voorwaarde voor talentontwikkeling is zichtbaarheid: aankomend talent moet zich kunnen
laten zien en horen om de aandacht van talentontwikkelaars te trekken, en regelmatige confrontatie
met publiek helpt hen om hun sterke en zwakke kanten te leren ontdekken. Presentatieplaatsen,
podia van allerlei aard, van theaters en disco’s tot parken en pleinen spelen in hun leerproces dus
een cruciale rol.
Den Haag biedt urban artists enkele grote gelegenheden: Het Paard van Troje en discotheek Asta in
het centrum en het excentrisch gelegen Zuiderpark waar Parkpop zich afspeelt. Geen van deze richt
zich exclusief op hiphop. Het Paard van Troje constateert dat het hedendaags uitgaanspubliek een
'omnivoor consumptiegedrag’ vertoont en komt daaraan tegemoet met ‘een heel breed programma
[dat] een uiterst gemêleerd publiek trekt’, waarbij de waan van de dag niet geschuwd hoeft te
worden. ‘In de fase van ontkieming’ is immers elke beweging de moeite van het presenteren waard,
‘ook wanneer de ontkieming niet resulteert in volle wasdom’. Het Paard van Troje overweegt ook
weer hiphopavonden te gaan programmeren na er een tijdlang mee gestopt te zijn omdat ze
onvoldoende publiek trokken.
Parkpop, ‘het grootste gratis popfestival in Europa’, beleefde in juni 2007 zijn 27ste editie en
duurde toen voor het eerst meerdere dagen. Nieuw was ook een apart Kinder Parkpop. Sinds twee
jaar heeft Parkpop ook een ‘urban stage’ in het centrum, op de Grote Markt, waar een week lang
optredens plaatsvinden. Hier presenteren zich een tiental nieuwkomers, jongeren(groepjes)
geselecteerd via een jaarlijkse talentenjacht voor urban artists (in ruime zin) in samenwerking met
Radio FunX. Daaruit komen vier winnaars die beloond worden met een optreden in het Zuiderpark
en bovendien een vervolgtraject aangeboden krijgen. In dat traject werken ze onder andere samen
met het Metropole Orkest aan een gezamenlijk optreden op Parkpop’s Xstage.
Naast de grote podia is in het centrum het Korzo Theater een presentatieplek, onder andere voor
Crosstown DH. Buiten het centrum zijn er Theater Pierrot en, op termijn, het Culturalistheater en de
tweede Koorenhuisvestiging in Zuidwest, en buurt- en jongerencentra en andere accommodaties
waar kan worden opgetreden. (Er zijn meer theaters buiten het centrum, zoals Alba Theaterhuis en
Zwembad De Regentes, maar de urban arts komen daar niet of slechts incidenteel aan bod.) Dit
hele bestand aan accommodaties in de wijken is inmiddels door Culturalis in kaart gebracht.
De betekenis van kleine, onpretentieuze presentatieplekken overal in de wijken moet volgens
Culturalis-medewerker Ricardo Burgzorg niet worden onderschat. Ze zijn onmisbaar voor
beginnende groepen, die er kunnen oefenen en bescheiden producties maken zonder ingewikkelde
techniek en met verplaatsbare sets, geschikt om mee op tournee te gaan. Op deze ‘lichte’ podia
kunnen ze publiekservaring opdoen en hun capaciteiten leren kennen zonder meteen voor de
leeuwen te worden gegooid op dure locaties voor een duizendkoppig publiek.
De wijkaccommodaties zouden dan ook een netwerk moeten vormen waarbinnen nieuwe groepen
via tournees door de hele stad bekendheid kunnen verwerven en een publiek opbouwen. Er zou dan
ook een eind moeten komen aan de situatie waarbij programmeurs van de ‘zware’ podia als Het
Paard van Troje en Korzo zich niet of nauwelijks op de hoogte stellen van wat er opkomt in de
wijken. Als in de ‘periferie’ ‘lokale toppen’ worden gekweekt, komen de talentscouts uit het
centrum wel kijken, zo mag worden verwacht.
9
Talentontwikkeling: de principes
Hiphoppers beginnen vaak (heel) jong, aangestoken door bevriende rappers en breakdancers en het
oog gericht op het televisiescherm waar videoclips laten zien tot welke hoogten je op de
hiphopladder kunt stijgen. Voor georganiseerde talentontwikkeling is het handig, te werken volgens
een ‘piramidemodel’ met drie niveaus. De basis wordt gevormd door beginners voor wie het
aanleren en oefenen van de vereiste fysieke en vocale skills vooropstaat. De top bestaat uit jongeren
die zich kunnen laten zien in shows van (semi)professioneel niveau. Tussen basis en top bevindt
zich een ‘niveau 2’, een ‘tussenlaag’ die bescheiden shows aankan maar nog niet toe is aan
topprestaties. Elk niveau vraagt een eigen aanpak, maar tussen de drie niveaus liggen geen breuken;
ze gaan geleidelijk in elkaar over en individuele jongeren leggen in hun eigen tempo de weg naar
boven af – uiteraard voorzover ze niet onderweg afhaken bij gebrek aan talent en/of ambitie.
‘De top bereikt hebben’ betekent niet automatisch dat men als rapper, danser of DJ op het podium
staat. Een show vereist regie, choreografie, techniek (geluid, belichting), aankleding en PR om te
zorgen dat publiek komt kijken. Dat alles vergt evengoed talent dat ontwikkeld moet worden.
Daarnaast brengt de scene haar eigen talentontwikkelaars voort: jonge mensen die hun skills en
ervaring kunnen overdragen op nieuwe lichtingen hiphoppers. Didaktisch talent openbaart zich vaak
al tijdens het ontwikkelingsproces zelf, doordat ‘ voorlijke’ deelnemers aan workshoptrajecten
spontaan minder ver gevorderde groepsgenoten gaan helpen. Getraind tot peer educators leveren
zulke jongeren een waardevolle bijdrage aan de projecten waaraan ze deelnemen, en dat kan
uitmonden in een carrière als docent/coach in het veld van de talentontwikkeling.
Het maken van producties speelt op alle drie niveaus een essentiële rol in het proces van
talentontwikkeling. Het vooruitzicht dat er op een van tevoren bepaald moment een show op de
planken moet staan waar publiek op afkomt geeft een concreet doel aan de trainingen en verplicht
deelnemers tot discipline: als ze zich niet aan afspraken houden wordt de groep daar de dupe van.
Dat is wennen voor jonge hiphoppers, die doorgaans doen waar ze zin in hebben op het moment
waarop ze er zin in hebben. De groep is gezamenlijk verantwoordelijk voor de kwaliteit van de
show. De kwaliteitseisen verschillen uiteraard per niveau; de producties fungeren vooral als
graadmeters voor het bereikte en als oefeningen in presentatie voor publiek.
Op het topniveau kan met kans op succes worden geëxperimenteerd met fusies en cross-overs
tussen hiphop en andere genres, zoals moderne theaterdans, jazz of Bollywood. Voorwaarde voor
zulke toenaderingen is dat beide partners zich over en weer terdege bewust zijn van wat ze
inbrengen en dus in hun eigen genre ‘volleerd’ zijn. Anders is de kans groot dat de fusie blijft
steken in een collage van heterogene elementen.
Het piramidemodel veronderstelt continuïteit, ononderbroken doorlopende ‘leerlijnen’ van basis
naar top. Continuïteit is een levensvoorwaarde voor succesvolle talentontwikkeling, of die nu van
begin tot eind verloopt binnen één instelling of niet. Als de lijn na een bepaalde fase afbreekt omdat
de talentontwikkelaar iemand niet verder kan helpen, dreigt het gevaar dat een deel van het bereikte
weer verloren gaat. Daarom zal in het volgende de vraag naar doorstroming steeds ter sprake
komen.
De noodzaak van doorlopende leerlijnen wordt door veel betrokkenen onderkend. Het beleid van
Culturalis is gericht op piramidenbouw: een basis in de vorm van beginnerstrainingen overal in de
wijken met vaste routes naar vervolgtrajecten op midden- en topniveau. Culturalis begeleidt dan
ook Crosstown DH bij de realisering van een ontwikkelingstraject dat alle drie fasen omvat. (Dit
wordt hieronder nog afzonderlijk besproken.)
10
Musicon
Muziekcentrum Musicon organiseert sinds 2000 een HipHopProject, dat in 2006 een nieuwe fase is
ingegaan. Volgens Musicon heeft hiphop ‘zich ontwikkeld tot een belangrijk en volwaardig artistiek
genre’, hetgeen bewijst dat populaire cultuur geen ‘hamburgercultuur’ hoeft te worden, zoals
traditionele cultuurdragers vrezen. Als de culturele instellingen maar op de juiste manier met de
jongeren weten om te gaan.
Met cursussen van tien tot vijftien lessen op scholen en in buurthuizen helpt Musicon, door de hele
stad heen een basis te leggen voor de talentontwikkelingspyramide. Het HipHopProject voorziet in
workshops rap, breakdance en DJing op middelbare scholen. Daarnaast is het plan, jaarlijks de
Haagse Breakdance Kampioenschappen te organiseren en als besluit van het geheel het Hague
Hiphop Festival. In de nieuwe fase gaat Musicon er steeds meer toe over, de op de scholen
geworven jongeren door te verwijzen naar andere instellingen, zoals het Koorenhuis of de
(hieronder te bespreken) Stichting AIGHT. Voorzover ze wonen in Laak, Centrum, Segbroek of
Escamp kunnen deze jongeren ook terecht bij Musicon’s eigen project Culture Skillz, een serie
cursussen die in genoemde stadsdelen worden gegeven.
Bijzonder onderdeel van het HipHopProject, en van betekenis in het kader van talentontwikkeling,
is een cursus voor hiphoppers die willen lesgeven. Begeleiden is een vak dat, naast beheersing van
de skills die je anderen wilt aanleren, didactische capaciteiten vraagt, en die kunnen worden
getraind.
Sinds 2001 organiseert Musicon Blockparty’s: festivals met ‘activiteiten in cultuur, sport en
entertainment’ gericht op ‘sociale en culturele activering van jongeren uit Haagse
achterstandswijken’. Hierbij ligt dus een accent op het maatschappelijk aspect van
talentontwikkeling in de urban arts; professionele artiesten worden opgevoerd als rolmodellen voor
jongeren uit probleemmilieus. De Blockparty’s (in Asta) worden voorafgegaan door voortrajecten
van workshops (Skills); ze worden mee georganiseerd door deelnemers aan die workshops en de
resultaten van het voortraject worden erin gepresenteerd aan een ‘groot en veelzijdig’ publiek. Voor
aldus ontdekte talenten wenkt een optreden op een apart podium in het Walhalla van de Haagse
popwereld: Parkpop.
Vanuit de constatering dat rappers steeds meer kiezen voor live muzikale begeleiding – ze treden op
met een band in plaats van een DJ – wil Musicon cross-overs initiëren tussen hiphop en jazz. De
gedachte is dat hiphoppers en jazzmusici een aantal skills gemeen hebben en elkaar op andere
punten juist kunnen aanvullen. De fusie van rap met jazz en andere muziekgenres zou de acts van
de rappers aantrekkelijk maken voor liefhebbers van jazz, pop of rock, en zo raakt hiphop
‘langzaam maar zeker steeds meer geïntegreerd in een algemene muziekcultuur’. Dit crossoverproject verkeert op het moment nog in het planstadium.
Een bottom-up initiatief: AIGHT
Stichting AIGHT (Algemeen Integrerend Georganiseerd Hip Hop Trefpunt) werd opgericht in
2003, maar de initiatiefnemers, ‘vijf jongens uit Den Haag’, zijn al veel langer actief als hiphoppers
en docenten, onder andere in de lesprogramma’s op scholen en in buurthuizen in de Haagse wijken
van Musicon. De stichting werd opgericht met als doel ‘een oude droom’ te verwezenlijken: een
Haags Hip Hop Centrum (H3C) waar alle jongeren met ‘affiniteit voor de hiphopcultuur’ terecht
kunnen voor workshops, cursussen en evenementen en dat naar buiten toe kan optreden als
‘leverancier’ van breakdancers, MCs, DJs en graffiti-kunstenaars. Een uitvoerig plan van aanpak
werd daarvoor opgesteld in 2005, en van 9 juli tot 27 augustus van dat jaar vond bij wijze van pilot
een Hip Hop Academy plaats in de Vrije Academie.
AIGHT legt sterke nadruk op het maatschappelijk aspect van hiphop: de workshops moeten ‘leiden
tot sociale activering’ van jongeren en een alternatief bieden voor ‘MSN, chatrooms, hanggedrag en
verdere vormen van passief en niet opbouwend vermaak’.
11
Het gaat hier dus om een initiatief dat niet afkomstig is van een bestaande culturele of
welzijnsinstelling of van de overheid, maar voortkomt uit de hiphopscène zelf. Een ontwikkeling
vanuit het ‘veld’, bottom-up in plaats van top-down. De gelegenheid om H3C te realiseren komt
naderbij nu AIGHT medeauteur is geworden van een ander bottom-up-initiatief: PIP.
PIP
In 2007 hebben David Schoch van AIGHT, skater Steven van Lummel van de Stichting ter
Bevordering der Sociale Contacten (SBSC) en het Patty Broese van Groenou van
(intercultureel)(organisatie)Bureau het initiatief genomen voor PIP, ‘een culturele hotspot in Den
Haag voor iedereen die cultureel wil ondernemen’ in de vorm van een groot bedrijfspand waar
ruimte is voor studio’s, winkels en activiteiten en waar (culturele) organisaties kantoor kunnen
houden – ‘een verzamelbedrijfspand voor talentvolle ondernemers die van hun passie hun lifestyle
en hun werk (willen) maken’. Naast de drie initiatiefnemers doen inmiddels ongeveer een dozijn
gegadigden mee, van dansgroepen tot designstudio’s en een kledingwinkel, zodat PIP meteen al een
lifestyle-gezicht laat zien. De mensen van PIP zien zichzelf als ondernemers die als rolmodel
fungeren voor anderen: wij laten zien wat je op eigen kracht kunt bereiken en wij willen je helpen
met onze ervaring. PIP wil een ‘loket’ zijn voor talentvolle jongeren die zelf een onderneming
willen beginnen.
Inmiddels heeft PIP de beschikking gekregen over een deel van het voormalig KPN-gebouw aan de
rand van de Binckhorst. Met de geschetste variëteit aan bewoners kan de plek een lifestyle centre
worden waar de urban arts elkaar onder één dak ontmoeten en crossovers aangaan. AIGHT
verwacht er zijn H3C te kunnen realiseren, met een eigen talentontwikkelingstraject in eigen huis en
de mogelijkheid om dat te laten uitmonden in producties. Den Haag krijgt daarmee een adres waar
bijvoorbeeld Musicon talentvolle jongeren uit het HipHopProject kan heen sturen voor een
vervolgtraject. AIGHT mikt wat talentontwikkeling betreft op een middenniveau. Zoals gezegd
geven de leden overal in Den Haag les op school- en buurtniveau en ze scouten in buurthuizen en
op straat, zijn dus thuis ‘aan de basis’ en kunnen wat daar aan talent boven het maaiveld uitsteekt in
hun geplande hiphopcentrum een stap verder helpen.
Steven van Lummel organiseerde in 2001 de eerste skateboardwedstrijd voor de HSU-cup in het
Zuiderpark. Al sinds vijf jaar vecht hij, in samenwerking met mensen van AIGHT, voor een
binnenlokatie voor skating annex skateboardwinkel. Ook dit staat nu bij PIP op het programma,
samen met een skatecafé. Het KPN-gebouw biedt mogelijk ruimte voor een half-pipe, maar een
skate-park kan er alleen al om veiligheidsredenen niet worden gerealiseerd; daarvoor wordt
gekeken naar een loods in de directe omgeving. Skatehallen zijn grote publiekstrekkers; zeker de
combinatie met muziek, dans, voorstellingen en horeca als bij PIP kan bezoekers aanlokken tot ver
buiten Den Haag. Verschillende soorten publiek trekken en elkaar laten ontmoeten is één van de
ambities van PIP. (Overigens vindt ook het Korzo Theater tijdens de verbouwing van het theater
aan de Prinsestraat tijdelijk onderdak in het KPN-gebouw.)
Ook vanuit het Hoger Beroepsonderwijs is er interesse in PIP. Hogeschool InHolland ziet er
‘leerwerkbedrijven’ met stageplaatsen voor studenten. ACKU, de organisatie die de Haagse
studentenpopulatie op de hoogte brengt van Activiteiten, Cultuur, Kunst en Uitgaansleven in de
stad, wil in het KPN-gebouw introducties geven. Er liggen dus vele kansen voor de levendige
‘culturele hotspot’ die PIP wil zijn.
De deelnemers bereiden voor de opening van PIP op 29 september 2007 een Festival der Doeners
voor waar elk van hen zich presenteert met wat ze doen of promoten en ook met nieuwe ideeën en
initiatieven. Dit om ‘Den Haag en omstreken te laten zien wat voor collectief we zijn en andere
doeners uit de stad podium te bieden’.
12
2 Da Point
Het dans/theatergezelschap 2 Da Point, opgericht in 2000, bestaat uit oldschool breakdancer, rapper
en beatboxer Andy Ninvalle, breakdancer Carlos Rocha (voorheen 010 b-boys, Rotterdam) en twee
klassiek/modern geschoolde danseressen: Janine Schott en Suet Wan Tsang. In overeenstemming
met deze personele mix van moderne dans en urban combineren zij verschillende dansstijlen in
producties waarin zij, in hun eigen woorden, ‘op humoristische wijze de absurditeit en de
beperkingen van vooroordelen aantonen’. Met deze voorstellingen, waarvoor ze regelmatig worden
uitgenodigd door de gemeente en door Culturalis, trekt 2 Da Point een groot jongerenpubliek, dat
het geboden ervaart als zeer toegankelijk.
2 Da Point werkt ook langs andere weg in het belang van jongeren: door lessen te geven op scholen
(onder andere op het Johan de Witt College). Het gezelschap zegt hiermee vijfentwintig- tot
dertigduizend jongeren te bereiken. Andy Ninvalle is ook buitenslands actief. Op het ogenblik loopt
een uitwisselingsproject met Kenia, waar 2 Da Point voorstellingen geeft in sloppenwijken om
vervolgens Keniaanse dansers naar Nederland te halen. Dit project moet leiden tot een serie
voorstellingen in het Paard van Troje in het najaar van 2008.
2 Da Point wordt tot nu toe niet gesubsidieerd en werkt noodgedwongen ‘commercieel’, maar deelt
met orthodoxe hiphoppers – zoals AIGHT – de afkeer van urbans die hun roots vergeten en ‘voor
het grote geld gaan’. Het gezelschap heeft zich als één van de eersten aangesloten bij PIP.
Sparkplug
Het project Sparkplug is een initiatief van de Stichting Net Een Beetje Meer, opgericht in 2005, die
‘probeert bij te dragen aan de professionalisering van talenten in urban en Latin jazz in Den Haag’.
Opnieuw een impuls ‘van onderaf’ dus. Sparkplug richt zich op urban in ruime zin – ‘hiphop, RnB,
jazz met cross-over, Reggae, funk, soul’ – zowel muziek als dans en ook wel ‘gerelateerde kunsten’.
De stichting wil jongeren met verschillende achtergronden met elkaar in contact brengen. Het
streven is eenmaal per maand een ‘platform’ te organiseren, liefst in Het Paard van Troje, waar
‘talenten en (semi)professionals op hetzelfde podium staan’ zodat uitwisseling op gang kan komen.
Talenten die hieruit voortkomen krijgen begeleiding en ondersteuning bij hun verdere ontwikkeling.
ConnAct
Ook dit initiatief ‘van onderaf’ wil contacten leggen tussen jongeren van verschillenden huize. De
Stichting ConnAct, die actief is in Den Haag, Leiden en Zoetermeer, ‘richt zich op wisselwerking
tussen jongeren, talentontwikkeling en nieuwe media’. De nadruk ligt op videocursussen, coaching
van bands bij het maken van demo-opnamen, gebruik van studio’s en hulp bij diverse projecten.
ConnAct heeft documentaires gemaakt over de elf Haagse organisaties die gevestigd zijn in het
Nutshuis en over Crosstown DH en recentelijk voor Fonds 1818 onderzoek gedaan naar de
belemmeringen die jongeren ervan afhouden bij dit fonds aan te kloppen.
Crosstown Den Haag: talentontwikkeling volgens pyramidemodel in de praktijk
Crosstown Den Haag is op instigatie van Fonds 1818 opgezet door Jongerentheater 020
(Amsterdam) omdat een talentontwikkelingstraject voor urban dance in contact met andere
dansvormen tot nu toe in Den Haag ontbrak. (In de muziek kwamen zulke toenaderingen eerder en
soepeler tot stand.) De naam Crosstown is (met toestemming) overgenomen van een serie
talentontwikkelingsprojecten voor Limburgse hiphoppers, tussen 2003 en 2006 gerealiseerd door
het Löss Theater in Maastricht, waarin in letterlijke zin sprake was van een ‘oversteek’ tussen drie
tot vijf steden met gezamenlijke producties als resultaat.
13
Crosstown DH is in Den Haag het eerste talentontwikkelingstraject voor urban dans dat consequent
verloopt volgens het pyramidemodel. Het wordt begeleid door Culturalis dat, zoals reeds
aangegeven, een sterk voorstander is van deze aanpak in drie niveaus. Culturalis levert ook de
docenten.
Deze drie niveaus zijn in Den Haag onderdak gebracht bij verschillende instellingen, die ieder
vanuit de eigen optiek mee vorm geven aan de ene doorgaande leerlijn van Crosstown DH . De
workshops voor beginners vinden plaats in Theater Pierrot, het ‘cultuuranker’ voor LaakkwartierSpoorwijk, dat met Crosstown DH de jongeren uit de eigen buurt binnenhaalt. Niveau 2 heeft
voorlopig eveneens onderdak in Theater Pierrot, maar verhuist naar het Culturalistheater in de
Hobbemastraat zodra dit in gebruik wordt genomen. De top krijgt zijn workshops, en maakt zijn
producties, in het Korzo Theater. Door deze ruimtelijke verdeling vormt Crosstown DH een
verbinding tussen de wijken en het centrum, ook dìt een vitaal onderdeel van de Culturalis-filosofie.
De artistieke leiding is in handen van Abdelaziz Sarrokh, danser en choreograaf van Marokkaanse
afkomst maar opgegroeid in Vlaanderen en van 1996 tot 2006 leider van het door hem opgerichte
jongerengezelschap HushHushHush. De keus voor een Vlaamse choreograaf is ingegeven door de
overweging dat in Vlaanderen wat meer ervaring bestaat met crossovers tussen urban arts en
reguliere podiumkunsten dan in Nederland.
Het palet van Crosstown DH omvat op het ogenblik breakdance, streetdance, capoeira, Bollywood,
Afrikaanse dans en moderne theaterdans. Er wordt dus meteen al contact gemaakt met de
dansopvattingen van de ‘reguliere’ podia.
Crosstown DH is gestart in het voorjaar van 2006. De niveaus 1 en 2 presenteerden zich voor het
eerst op 30 juni 2006 in Theater Pierrot, niveau 3 op 4 en 5 november 2006 in het Korzo Theater in
het kader van het CaDance Festival. In juni 2007 gaf niveau 3 een voorstelling in het Korzo Theater
in een choreografie van Abdelaziz Sarrokh, met een optreden van niveau 2 als voorprogramma.
Het Korzo Theater ziet voor beide partijen voordeel in de samenwerking. De Crosstown-jongeren
ontmoeten in het Korzo professionele (dans)theatermakers die er aan hun eigen producties werken,
en maken mee hoe het toegaat in een ‘volwassen’ theater. Dat kan hun artistieke ontwikkeling
stimuleren, terwijl professionele choreografen erdoor geprikkeld kunnen worden om (meer) met
jongeren te werken. De moderne dans is zelf gebaat bij uitwisseling met andere culturen, en urban
kan één van die culturen zijn die voor vernieuwende impulsen zorgen. En tenslotte kan de
aanwezigheid van Crosstown helpen om een jong publiek te trekken dat niet zo gemakkelijk afkomt
op het reguliere aanbod van Korzo.
Hiphop als onderdeel van algemeen talentontwikkelingsaanbod en als incident
De populariteit van de urban arts heeft geleid tot een grote vraag naar lessen in breakdance, rap en
de andere branches van hiphop. Het Koorenhuis biedt urban cursussen, inclusief presentatietraining.
AIGHT is al jaren actief op dit terrein, in dienst van Musicon, het Koorenhuis en andere
instellingen. Bij jeugdtheaterschool Rabarber is urban dance een vast onderdeel van een curriculum
toneel, zang en dans.
Alba Theaterhuis kent een eigen talentontwikkelingstraject voor 16- tot 30-jarigen in drie stappen,
Expeditie 1, 2 en 3. Dit is gericht op toneel, maar breakdancers en rappers zijn welkom als ze zich
aandienen. Alba en Korzo werken op het ogenblik samen met het Johan de Witt College, één van de
weinige ‘zwarte’ middelbare scholen in Den Haag, aan een productie met leerlingen, met Abdelaziz
Sarrokh als choreograaf en geregisseerd door Saskia Mees (Alba).
Ook Elles Pleijter ziet de urban arts als een mogelijk element in haar plan voor een
jongerentheaterwerkplaats, Theater Hekgolf, die vast onderdak krijgt in Theater Zwembad De
Regentes. De Regentes is ook bezig met de oprichting van een werkplaats ‘waar taal en muziek,
wereldmuziek en theater samenkomen’ en professionals, kunstvakstudenten en amateurs ‘hun
14
kennis en ervaring kunnen delen en verbreden’ (er is al besloten tot samenwerking met het
Koninklijk Conservatorium). Ook dit biedt ongetwijfeld mogelijkheden voor urban artists. Verder
wil De Regentes in samenwerking met ISH (Amsterdam) een werkplaatsproject opzetten met
‘jongeren die (denken dat ze) nergens meer bijhoren’ om ‘schoolverlaters en andere “lastige
gevallen” met een sociaal bewogen jeugd’ hun ‘self-esteem’ terug te geven.
De jaarlijkse talentenjacht van Parkpop is hierboven al beschreven. Ook het multiculturele
wijkfestival Ha-Schi-Ba, waarvan de tot nu toe laatste editie plaatsvond in 2006 en dat ondersteund
werd door de landelijke talentontwikkelingsorganisatie Roots & Routes, bood onder (veel) anderen
aan hiphoppers de kans om op te treden, met daaraan gekoppeld korte voor- en na-trajecten.
The Hague Moves is een jaarlijks evenement dat sinds 2006 wordt georganiseerd door Culturalis in
samenwerking met het Korzo theater, het CaDance Festival en sinds kort ook het Holland Dance
Festival. De bedoeling is jonge amateurs en semi-professionals op het gebied van choreografie bij
elkaar te brengen. Alle dansscholen in Den Haag – en dat zijn er vele, in allerlei stijlen, ook urban,
en op allerlei niveaus – worden erbij betrokken. Voorrondes worden gehouden in theaters verspreid
over de stad. Deelnemers in de leeftijd van 14 tot 27 jaar presenteren zich met choreografieën van
maximaal acht minuten. De halve finale vindt plaats op twee dagen in het Korzo Theater, de finale,
met maximaal tien kandidaten, per jaar afwisselend in het CaDance Festival en in één van de
grotere zalen van het Holland Dance Festival (Theater aan het Spui). Deelnemers aan de halve
finale en aan de finale krijgen extra coaching vooraf. Voor winnaars is er een vervolgtraject met
kans op deelname aan een professionele choreografieworkshop en een toernee van winnende
groepen door de stad. Zo kunnen jongeren ook in The Hague Moves een traject afleggen van basis
(de dansscholen overal in de stad) naar de top van de pyramide (het prestigieuze Theater aan het
Spui).
In oktober 2007 vindt de elfde editie plaats van het Holland Dance Festival, ‘de grootste
dansbiënnale van Nederland’ die ‘de dans viert in al haar facetten’. Naast een dansparade, een
podium en info-markt voor amateurdans en educatieve programma’s voor scholen en publiek brengt
het festival workshops voor diverse niveaus, van eerste kennismaking tot ‘extra gevorderd’, in een
groot aantal dansstijlen waaronder ook urban dance. Daarnaast is er een speciale productie waaraan
jonge urban dancers meedoen.
DansPlan: talentontwikkeling voor een breed scala
Ook in het DansPlan, dat Joan van der Mast ontwierp voor het Segbroek College, is hiphop slechts
één van de dansvormen die aan bod komen in het verloop van een gedegen (voor)opleiding dans.
Joan van der Mast is docente aan de Dansopleiding van het Koninklijk Conservatorium en de
Rotterdamse Dansacademie, adviseur educatiebeleid bij het Nederlands Dans Theater en sinds de
oprichting in 1995 artistiek leider van de Stichting Ex Nunc: ExNunc, die werkt aan het ‘stimuleren
en bevorderen van amateur-danskunst op het gebied van moderne en eigentijdse dans, choreografie
en danscompositie in de regio Den Haag’. Haar DansPlan is ontworpen voor leerlingen in het vmbo,
de havo en het vwo en leidt op voor het eindexamen Dans op CKV-3 niveau. Het omvat drie
basisjaren waarin de leerlingen kennismaken met technische en theoretische aspecten van een groot
aantal dansvormen en een bovenbouw waarin ze steeds meer volgens een individueel programma
werken. Dat individuele aspect is trouwens de hele opleiding door aanwezig: leerlingen worden
gestimuleerd om al naar gelang eigen aanleg en behoeften lessen en workshops elders te volgen,
overal waar ze iets van hun gading kunnen vinden.. Daarnaast zijn er verplichte bezoeken aan
voorstellingen en externe workshops.
Verschillen in persoonlijke aanleg en interesse spelen meteen aan het begin al een rol: bij het
samenstellen van de klassen wordt gestreefd naar zoveel mogelijk variatie in culturele en dansspecifieke achtergrond. Je kunt dus instromen omdat je urban dance wilt doen, maar zit in één
groep met leeftijdgenoten die zich willen ontwikkelen in klassiek ballet, jazz of Indiase dans. Al die
wensen worden uiteindelijk gehonoreerd, maar ieder krijgt wel de basale lichaamstraining en een
oriëntatie die praktisch het hele hedendaagse dansspectrum beslaat.
15
Leerlingen zijn volgens Joan van der Mast vandaag de dag bij voorbaat al zo zeker van wat ze
willen dat eenzijdigheid dreigt en de opleiding is er dan om hen in kennis te brengen met dingen
waaraan ze uit zichzelf voorbij zouden gaan. Veel nadruk wordt daarbij gelegd op analyse en
onderzoek.
Joan van der Mast is tegen ‘incrowd-vorming’ rond specifieke dansvormen en vóór samenwerking
en crossovers. Voor haar zijn alle dansvormen gelijkelijk interessant en het ontwikkelen waard. Ook
urban, inclusief hiphop: in het eerste leerjaar is een module streetdance opgenomen, in het tweede
een module breakdance. Hoe hiphop zich zal ontwikkelen laat zich nog niet voorspellen, mede
doordat het genre nog heel weinig choreografen kent. Wel hebben crossovers met moderne dans
kans van slagen. Verder is hiphop een heel toegankelijke dansvorm, en daarmee voor jongeren een
laagdrempelige ingang tot de danswereld als geheel – en een mogelijke wegbereider voor ‘de
danskunstenaar van de toekomst’, die in de visie van Joan van der Mast een community artist zal
zijn.
Bijzonder aan zowel Ex Nunc: ExNunc als het DansPlan is de grote aandacht voor doorstroming.
Bij ExNunc: ExNunc kunnen kinderen al vanaf 4 jaar terecht en vanaf hun achtste worden degenen
‘met iets meer talent en ambitie’ gestimuleerd om auditie te doen voor de selectieklas (voor de
jongsten) of de TalentPlanklas (voor de middelbare-schoolleeftijd). Vanuit de selectieklas kunnen
ze naar de Havo voor Muziek en Dans of de vooropleiding van de Rotterdamse Dansacademie,
vanuit de TalentPlanklas naar de schakelklas van diezelfde academie en naar de verschillende
MBO-dansvakopleidingen in het land (die in Den Haag nog ontbreken). Ook DansPlan-leerlingen
kunnen overstappen naar de TalentPlanklas van Ex Nunc: Ex Nunc, en het streven is om
doorstroming en uitwisseling mogelijk te maken met Crosstown Den Haag. Van DansPlan
functioneren nu de eerste twee leerjaren. Doorstroming wordt mogelijk naar de School voor Jong
Talent (voortraject van de Interfaculteit van de Hogeschool voor Beeldende Kunst en Muziek), de
Rotterdamse Dansacademie en de MBO-opleidingen.
Resumerend:
Jongeren met talent en ambitie voor hiphop kunnen in Den Haag kiezen uit een gevarieerd aanbod.
Musicon en het Koorenhuis leggen een basis in buurtcentra en op scholen, Crosstown DH verbindt
de basis in de wijken via een continue leerlijn met de top in het centrum. Evenementen als Parkpop,
Holland Dance Festival en The Hague Moves lokken met talentenjachten, workshops en optredens.
In het DansPlan voor het Segbroek College is plaats voor hen in het kader van een allround
dansopleiding, en ook andere initiatieven nemen urban elementen op in hun curricula of
verwelkomen hiphoppers incidenteel als ze zich aandienen.
Midden in dit bonte landschap staat AIGHT op het punt, de ‘droom’ van een Haags Hip Hop
Centrum te realiseren als onderdeel van PIP, een urban lifestyle centre in wording aan de rand van
het centrum. Dit illustreert de behoefte om een duidelijker structuur aan te brengen in het Haagse
talentontwikkelingsveld, evenals het streven van Culturalis om het centrum en de wijken op elkaar
aan te sluiten. Wegwijzers in het landschap plaatsen, doorstromingsroutes uitzetten – daar gaat het
nu op aankomen.
16
Oriëntaalse en Indiase dans
Onder de Hagenaars met een ‘diverse culturele achtergrond’ is een grote Surinaams-Hindoestaanse
gemeenschap, waarbinnen klassieke Indiase dans een zekere populariteit geniet. Danseressen Nisha
Nannan met haar Stichting Triveni en Yolanda Boejharat met haar Dansgroep Monsoon – beiden uit
de school van goeroe Sitra Bonoo – beoefenen zowel de Zuid-Indiase Bharata Natyam als de
Noord-Indiase Kathak, beide dansstijlen met een traditie die ver teruggaat in de tijd, en leiden zelf
weer leerlingen op. Voor Culturalis aanleiding om begin juni 2007 een Indian Dance Festival te
organiseren en daarvoor – met steun van Kosmopolis Den Haag – Bharata Natyam-diva Alarmel
Valli te laten overkomen.
Een andere oosterse verschijning op de Haagse podia is de uit het Nabije Oosten afkomstige
buikdans – algemener aangeduid als ‘Oriëntaalse dans’ – waarvoor Laudie Vrancken zich inzet,
onder andere met een cursus ‘Oriëntaalse dans op locatie’ in het Koorenhuis. Op zichzelf is er geen
reden om Oriëntaalse en Indiase dans ter sprake te brengen in de context van talentontwikkeling
voor urban artists, maar in Den Haag zoeken beide aansluiting bij de urban arts en dat levert een
model op voor crossovers dat ook van belang kan zijn bij andere toenaderingen met de ‘kunsten van
de straat’ als één van de partners.
Hoop op verrijking en verjonging
In het Actieplan Wijkcultuur van de gemeente wordt hoog opgegeven van ‘de aanwezigheid van
mensen met een dubbele culturele achtergrond’: die ‘vormt een (potentiële) rijkdom voor Den
Haag. Hun unieke verbeeldingskracht kan zorgen voor nieuwe interculturele vormen.’ Hoe die tot
stand moeten komen wordt, zoals het de overheid betaamt, aan de verbeeldingskracht van de burger
overgelaten, maar net als bij de promotie van de urban arts klinkt de hoop door op ‘verrijking’ uit
onverwachte hoek voor een gevestigde cultuur die wel een oppepper kan gebruiken.
Daarbij lijkt het aantrekkelijke van Oriëntaalse en Indiase dans te schuilen in hun herkomst uit
tradities die eeuwenlang levend zijn gebleven (en in India zelfs hun basis hebben in religie), terwijl
de westerse kunsten zich van al hun wortels lijken te hebben losgemaakt om via het ene experiment
na het andere op zoek te gaan naar een bij de huidige Age of Impatience passende identiteit. Wat
zoveel eeuwen heeft verduurd zou in staat moeten zijn om de ongedurige moderne kunstenaar weer
in evenwicht met zichzelf en zijn samenleving te brengen. Maar hebben we wel te maken met zo’n
rots in de branding? ‘We moeten goed onthouden,’ zei Odissi-dans-expert Durga Bor in haar
keynote speech tijdens het Indian Dance Festival, ‘dat de verschillende vormen van klassieke
Indiase dans die wij kennen, vooral die welke in het Westen het meest populair zijn – Odissi,
Bharatnatyam en Kathak – min of meer reconstructies zijn van oudere tradities.’
Deze reconstructies worden vervolgens getransplanteerd naar een totaal andere omgeving en
uitgevoerd en doorgegeven door mensen die opgegroeid en gevormd zijn in die andere omgeving
(Jolanda Boejharat heeft in Leiden Indologie gestudeerd, ook klassiek en jazzballet gedaan en een
klassieke zangopleiding gevolgd bij de afdeling Wereldmuziek van het Rotterdams
Conservatorium). India zelf is niet meer alleen het land waar je heengaat om je de klassieke
dansvormen eigen te maken aan de bron: India is ook Bollywood, de mix van traditionele en
westerse muziekstijlen die van de filmindustrie van Mumbai is overgeslagen naar de podia.
17
Het is niet alleen de westerse kunst die heil verwacht uit het Oosten, het zijn ook de oosterse dans
en muziek die om te overleven in een tijd van globalisering toenadering zoeken tot de westerse
performing arts – inclusief hiphop.
Het Koorenhuis biedt al cursussen ‘Hindipop’ en Hindipopgitaar aan. Hindipop combineert
Bollywood met onder andere Caraïbische en Surinaamse ingrediënten. Ook vanuit niet-westerse
culturen wordt aangeklopt bij de urban arts voor een verjongingskuur.
Crossovers en artistieke kwaliteit
Dansgroep Monsoon brengt crossovers tussen klassieke Indiase dans, Bollywood en Fusion (en
treedt daarmee ook op veel ‘witte’ festivals op). Nisha Nannan vindt Bollywood te oppervlakkig en
zoekt het in crossovers met onder andere streetdance: de vraag is of de oude vormen kunnen worden
opgeladen met een energie die van hier en nu is en gebruikt kunnen worden om nieuwe verhalen te
vertellen. Kan een crossover meer worden dan een collage?
Laudie Vrancken experimenteert met crossovers tussen buikdans en streetdance of combineert
Oriëntaalse dans met andere dan de gebruikelijke muziek. In fusieproducten mist zij vaak ‘een ziel’.
Überhaupt blijkt ‘de weg naar de commercie kort, de weg naar de kunstwereld lang’. Wil fusie tot
artistiek levensvatbaar resultaat leiden, dan moeten de fusiepartners over grondige zelfkennis
beschikken – weten wat ze in huis hebben en wat niet. Laudie Vrancken werkt dan ook aan een
landelijke verdiepingscursus Oriëntaalse dans. Vanuit een soortgelijke gedachtengang heeft artistiek
leider van het Korzo Theater Leo Spreksel een uitwisselingstraject met workshops en voorstellingen
opgezet tussen Den Haag en India (het Korzo was één van de mede-organisatoren van het Culturalis
Indian Dance Festival). Volgens Spreksel moet de kwaliteit van de Indiase dans in Nederland
omhoog door meer voeding vanuit het moederland voordat de overstap naar de moderne tijd
gemaakt kan worden en het tot vruchtbare crossovers komt. Bollywood-Den Haag kan misschien
een bijdrage leveren – het Indiase origineel is daarvoor al te sterk vercommercialiseerd. En
Kosmopolis Den Haag kan zorgen voor de gewenste artists in residence.
Structuren voor talentontwikkeling
Wildgroei en ordening
Op het gebied van talentontwikkeling is er in Den Haag zoveel aanbod dat bij wijze van spreken
geen talent onontwikkeld hoeft te blijven, ook niet in de urban arts. Koorenhuis en Musicon, dansen (jeugd)theaterscholen, theaters, festivals, podia met talentenjachten en vormingstrajecten – wie
wil kan van de ene cursus naar de andere workshop shoppen, ongehinderd door onderwijsinspecties
die bepaalde routes voorschrijven. Pogingen om in dit woelige geheel structuur aan te brengen door
continue talentontwikkelingstrajecten te ontwerpen en krachten te bundelen worden zowel van
bovenaf als van onderop ondernomen. Top-down is van gemeentewege Culturalis in het leven
geroepen met precies deze opdracht. AIGHT is een voorbeeld van bottom-up streven om orde te
scheppen door voor hiphop een plek te creëren waar alle lijnen kunnen samenkomen. Beide
benaderingen zijn nodig: bottom-up om de creativiteit van het ‘veld’ zichtbaar te maken en een stem
te geven, top-down om afstemming te bewerken tussen de bewegingen in het ‘veld’ en de culturele
(en sociale, en politieke) constellatie in de stad. Het ideaal is natuurlijk dat de twee naadloos in
elkaar grijpen. Culturalis doet dat door bijvoorbeeld initiatieven als AIGHT en Sparkplug te
adopteren.
Maar orde scheppen mag niet leiden tot de dood in de pot. Juist in een veld waar ontwikkeling zo
sterk een kwestie is van onvoorspelbare creativiteit past terughoudendheid in het streven om greep
te krijgen op de wildgroei. Wat nieuw opkomt of gelanceerd wordt moet de tijd krijgen om uit te
kristalliseren, ook als twijfels rijzen of het niet beter kan. Wat niet wegneemt dat men beter geen
nieuw initiatief kan ontplooien zonder te kijken of anderen hetzelfde al niet (beter) doen. Dat
voorkomt boze reacties in de trant van: ‘Een structureel samenhangend en ontwikkelingsgericht
aanbod leveren voor jongeren? Dat doen wij al 23 jaar!’
18
De verleiding is groot om te denken dat je het beter doet (altijd al beter hebt gedaan) dan een ander,
maar het culturele veld is al te vaak terrein van een Battle of the Egos.
Doorstroming
Het kan nooit de bedoeling van talentontwikkeling zijn dat het talent, ontwikkeld en wel, op een
moment in de kou komt te staan en zich moet afvragen: ‘En wat moet ik er nu mee?’ Nodig zijn
continue ‘leerlijnen’ zoals Culturalis die voorstaat en zoals Crosstown Den Haag er onder
begeleiding van Culturalis één realiseert volgens het pyramidemodel. Idealiter is een talent
ontwikkeld om door de eigenaar gebruikt te worden gedurende de rest van diens leven, doorgaans in
een (semi)professionele context. In de kunsten zijn het van oudsher de kunstvakopleidingen op
HBO-niveau die toegang geven tot het beroepsveld, althans toegang ‘met een papiertje’. Het bezit
van een diploma bezit voordelen in het gevecht om een plek in het ‘veld’.
Voor urban artists kent Den Haag geen HBO-opleiding. De Dansopleiding van het Koninklijk
Conservatorium heeft break- en streetdancers niets te bieden. Een MBO-opleiding dans ontbreekt in
de stad en dus is er geen reguliere doorgaande leerlijn naar het beroepsveld. Dit betekent dat
hiphoppers en andere urban artists, nadat ze op school en in buurthuizen les hebben gehad van de
mensen van AIGHT en anderen, al dan niet in dienst van Musicon of Koorenhuis, althans voor dans
zijn aangewezen op alternatieve vervolgtrajecten, die hiphop veelal wel meenemen in hun aanbod
maar er niet in gespecialiseerd zijn. Vandaaruit kunnen ze dan soms wel doorstromen naar
bijvoorbeeld de Rotterdamse Dansacademie.
Blijkens de Haagse Popnota wil het College van B & W ‘dat Culturalis en het Paard van Troje het
initiatief nemen om samen met relevante partijen een ontwikkelingstraject op te zetten gericht op
gevorderde talenten in de urban arts die zich willen èn kunnen professionaliseren’. Het reserveert
daarvoor in 2007 en 2008 jaarlijks een bedrag van ¤ 50.000. Crosstown DH wordt in dit verband in
de nota niet genoemd. Een MBO-opleiding dans in Den Haag blijft intussen zeer gewenst; deze kan
talentontwikkeling voor urban dansers plaatsen in een stevig all-round kader. Een voorstel daartoe
is dan ook opgenomen onder de aanbevelingen in dit verslag.
Bij dit alles moet de betekenis van de ‘reguliere’ leerweg en het daaraan verbonden ‘papiertje’ ook
weer niet worden overschat. Wie verder wil als performing artist zal toch in de slag moeten om een
plek op het podium – ook met een diploma op zak. Er is ook een weg rechtstreeks via podia zoals
Parkpop, die door middel van talentscouting en talentenjachten zelf jongeren uit ‘de school van de
straat’ lokken en hen voor en na optredens vormingstrajecten aanbieden. Ook díe weg voert naar het
beroepsveld. De vraag is daarbij wel hoeveel begeleiding podia kunnen bieden, gezien hun andere
taken. Samenwerking met andere talentontwikkelaars is geboden.
En tenslotte moet worden bedacht dat talent niet per se zijn doel hoeft te vinden in een carrière op
de planken, en dat niet iedereen behoefte heeft om te schitteren aan de top. Met een achtergrond in
de urban arts kun je ook terecht in het onderwijs, het welzijnswerk en de sport. Je kunt je
specialiseren in theatertechniek en media; rond de pop- en urban scene ontstaan allerlei
ondernemingen, organisaties en bedrijven waarin mensen op hun plaats zijn die de scene van
binnenuit kennen. Het kan zelfs raadzaam zijn om vorming als urban artist te combineren met
bijvoorbeeld een managementstudie. Wat dit betreft kan worden verwezen naar PIP als rolmodel.
19
Aanbevelingen
Tijd voor beslissingen
Culturalis is gestart in 2005 en ook voor vele andere initiatieven in Den Haag geldt dat ze van
recente datum zijn en nog verkeren in de fase van zoeken naar vormen en wegen. Het wemelt van
de ideeën en goede voornemens, maar hoe die gaan uitpakken is nog nauwelijks te overzien. In dat
opzicht lijkt het op dit moment nog te vroeg voor beslissingen met vèrgaande consequenties.
De urban arts zijn echter geen recent verschijnsel – men kan zeggen dat de powers that be aan de
late kant zijn door ze nu zo hoog op de beleidsagenda’s te plaatsen. De jonge urban artists worden
ongeduldig; ze zijn dringend toe aan eigen plekken waar ze op hun eigen voorwaarden kunnen
werken en leren. Als ze daar wéér vier jaar op moeten wachten is de kans zeer groot dat ze het in
Den Haag voor gezien houden en hun heil elders gaan zoeken. Wil de stad haar hiphopscene niet
kwijtraken, dan moeten er dus wel degelijk nu beslissingen worden genomen.
Veel ‘activisten’ in de scene – zoals de initiatiefnemers voor PIP – zijn tussen de 25 en de 35 jaar
oud. Ze zijn nu nog bereid om zoveel mogelijk zelf de handen uit de mouwen te steken in plaats van
af te wachten tot er top-down iets voor hen geregeld wordt, maar menen wel een algemeen belang te
dienen en verwachten dat ook de overheid een hand toesteekt. Laat die te lang op zich wachten, dan
hoeft het voor hen niet meer – ze hebben tenslotte ook nog een eigen loopbaan om aan te werken.
Luisteren naar de jongeren zelf
Het is in de eerste plaats aan de jongeren zelf om hun artistieke visie te ontwikkelen, al kan hulp van
meer ervaren zijde daarbij welkom zijn. Het is ook aan henzelf om te laten zien en horen wat er
leeft aan creativiteit en behoeften in de scene. Zij beschikken over woordvoerders, met name in
AIGHT en de initiatiefnemers van Sparkplug en PIP en bij Stichting ConnAct, die op grond van een
vaak jarenlange ervaring in de hiphopwereld met heel haar culturele diversiteit mans genoeg zijn
om het authentieke geluid van de scene overtuigend over te brengen. Dat geluid kan vervolgens,
waar nodig, worden geïnterpreteerd en vertaald naar beleid van instellingen en overheden. Deze
woordvoerders moeten de stimulansen krijgen om zich te professionaliseren tot een niveau waarop
ze gelijkwaardige gesprekspartners kunnen zijn voor beleidmakers bij gemeente en instellingen –
‘vertalers’ die beide partijen kunnen helpen om elkaar te begrijpen.
Het is dan ook niet iets om van te schrikken als urbans met eigen plannen voor talentontwikkeling
komen, zonder af te wachten wat men bij theaters, in het (vak)onderwijs en onder welzijnswerkers
denkt dat goed voor hen is. Jongeren zijn goed in staat, zelf te ontdekken wat ze nodig hebben en
dat kenbaar te maken. AIGHT bijvoorbeeld is uitstekend in staat om voor jongeren, die bij Musicon
of elders een begin hebben gemaakt, een vervolgtraject te ontwikkelen en moet daar de ruimte voor
krijgen, inclusief de mogelijkheid om dat traject af te ronden met een productie.
Concurrentie op de talentontwikkelingsmarkt is nergens goed voor!
Een urban lifestyle centre
Het plan voor een ‘urban lifestyle centre’ in Escamp, dat in het vooruitzicht wordt gesteld in de
Haagse Popnota, kan pas over een aantal jaren gerealiseerd zijn. Intussen hebben AIGHT, Stichting
ter Bevordering der Sociale Contacten (SBSC) en ioBureau zich verenigd in PIP, 'een culturele
hotspot voor iedereen die cultureel wil ondernemen’, en daarvoor onderdak gevonden in het
voormalig KPN-gebouw in de Binckhorst. AIGHT kan hier het Haags Hip Hop Centrum realiseren
waarvoor de stichting al vier jaar plannen maakt, SBSC biedt er ruimte voor skaters, en PIP
herbergt naast de initiatiefnemers onder andere enkele (jongeren)dans- en theatergroepen,
designstudio’s en een kledingwinkel, zodat ook lifestyle vertegenwoordigd is. De combinatie van
voorzieningen voor skaters met hiphop, dans, theater en muziek zal naar verwachting een groot en
gevarieerd publiek trekken. Ook Oriëntaalse en Indiase dans en Bollywood zijn er welkom.
20
PIP is daarmee te beschouwen als een proeftuin voor een toekomstig ‘urban lifestyle centre’.
De urbans zelf profileren zich hier als ondernemers. Ze leren er hoe zo’n ‘culturele hotspot’ kan
worden georganiseerd en kan functioneren. De gemeente wordt dan ook zeer aanbevolen, de
ontwikkelingen in PIP te stimuleren, te faciliteren en oplettend te volgen.
Haags Hip Hop Centrum
Het plan van AIGHT voor een Haags Hip Hop Centrum verdient ook op zichzelf alle steun. Net als
voor de andere kunsten is zo’n combinatie van werkplaats, database, PR-centrum en loket voor
veelgestelde vragen voor talentontwikkeling van groot belang. H3C kan fungeren als knooppunt in
het Haagse doorstromingslandschap. De gemeente wordt gevraagd, de totstandkoming van het
Haags Hip Hop Centrum te faciliteren.
Kringloop van wijken en centrum
Bij talentontwikkeling voor hiphoppers volgens het pyramidemodel kan de basis heel goed gelegd
worden in de wijken, zoals dat nu gedaan wordt door Musicon en Koorenhuis. De top kan zijn
vorming krijgen in het centrum, maar moet zich niet alleen op de centrale podia en in Korzo laten
zien. Top-producties moeten ook te zien zijn in de wijken, waar de toppers tenslotte hun carrière
begonnen zijn. Zo wordt duidelijk dat het niet gaat om een eenzijdige talent drain maar om een
kringloop die voortdurend nieuwe stromen op gang brengt.
Uitwisseling tussen de podia in het centrum en de podia in de wijken, waaraan het op het ogenblik
nog teveel ontbreekt, moet worden gestimuleerd. Centrale podia als het Paard van Troje en Korzo
gaan er nog niet op uit om actief talentscouting te bedrijven in de wijken, en vanuit de ‘periferie’
wordt te weinig gedaan aan promotie van daar opgekweekt talent om de programmeurs van het
centrum de wijken in te lokken.
Sleutelfiguren
Om het contact tussen wijken en centrum op gang te brengen en te houden moeten per wijk
bemiddelaars worden gezocht, ‘sleutelfiguren’, die ook het contact tussen de wijken onderling
verzorgen. Culturalis is begonnen zo’n netwerk van bemiddelaars op te bouwen, die vooral te
vinden zijn onder de organisatoren binnen de wijken. De gemeente wordt gevraagd deze actie ook
verder te faciliteren.
Contact tussen talentontwikkelaars
Ofschoon allen min of meer hetzelfde veld bewerken, schort het te vaak aan contact tussen de
verschillende talentontwikkelaars onderling. Initiatieven hebben allemaal hun eigen lokatie en hun
incrowd; men is niet of nauwelijks op de hoogte van elkaars aanpak en activiteiten en tot
uitwisseling komt het niet. Ontmoetingen, niet alleen tussen organisatoren en docenten, maar ook
tussen de betrokken jongeren moeten worden gestimuleerd.
Vertalers
Het contact tussen culturele instellingen en de urban scene verloopt onvermijdelijk over een kloof
heen – de wereld van de urban jongeren is nu eenmaal zelden die van de reguliere beleidmakers en
talentontwikkelaars. Er is daarom grote behoefte aan ‘vertalers’ die de verlangens, mogelijkheden
en beperkingen van het ene circuit begrijpelijk kunnen maken voor het andere.
Bij Fonds 1818, dat zich inzet voor de vele kleinere initiatieven uit de jongerenscene, onder meer
door middel van een laagdrempelig subsidiesysteem, is men zich van deze kloof zeer bewust.
Stichting ConnAct heeft inmiddels in opdracht van Fonds 1818 onderzoek gedaan naar wáár de
drempels zijn blijven liggen.
De gemeente wordt gevraagd, werving en functioneren van ‘vertalers’ te faciliteren.
21
Planners/coördinatoren voor Musicon
Musicon, dat grotendeels de basis voor talentontwikkeling in de wijken legt met lessen op scholen
en in buurthuizen, heeft dringend behoefte aan planners/coördinatoren in vaste dienst ten behoeve
van het uitgebreide docentenbestand dat het veldwerk doet. Daarvoor is extra geld nodig. De
gemeente wordt gevraagd hierin te voorzien.
Doorstroming
De veelheid van talentontwikkelingsinitiatieven in Den Haag betekent ook een veelheid van
mogelijke doorstromingstrajecten. Zonder teveel aan banden te leggen zou het nuttig zijn, meer
structuur aan te brengen in dit veelstromenlandschap. Hier ligt een taak voor Culturalis, dat immers
doorlopende leerlijnen en talentontwikkeling volgens het pyramidemodel voorstaat. Culturalis
ondersteunt, begeleidt of werkt samen met Crosstown DH, The Hague Moves, PIP, AIGHT (met het
geplande Haags Hip Hop Centrum) en Sparkplug, die alle betrokken zijn bij doorstroming.
Ook het DansPlan van Joan van der Mast voor het Segbroek College biedt goede
aanknopingspunten. Daarnaast moet onderzocht worden hoe de doorstroming via de verschillende
podia kan worden verbeterd. Dit is een taak voor Culturalis.
Mbo-dansopleiding
Een dansopleiding op MBO-niveau in Den Haag, met urban dance als vast onderdeel van het
curriculum, zou een versterking van de doorstromingsstructuur betekenen. Zo’n opleiding kan
worden ondergebracht bij een bestaande instelling voor MBO en moet doorstroming naar het HBO
mogelijk maken. Door Crosstown DH of vanuit het DansPlan kan een voortraject worden
ontwikkeld.
Met een MBO-dansopleiding wordt in Den Haag een ‘reguliere’ leerlijn mogelijk van basis tot
beroepsveld. Het is echter beslist niet de bedoeling de alternatieve talentontwikkelingstrajecten te
verdringen, overbodig te maken of te reduceren tot ‘leveranciers’ van kandidaten voor het MBO.
Uitwisselingsproject Indiase dans als model voor crossovers
Het Korzo Theater heeft een uitwisselingstraject opgezet ten behoeve van Indiase dans, die zich
vanuit een lange traditie probeert te ontwikkelen tot een eigentijds expressiemiddel door middel van
crossovers met moderne en urban dans. Daar is juist in Den Haag aanleiding toe omdat de stad een
grote Hindoestaanse gemeenschap kent waar traditionele Indiase dans wordt beoefend. Deze blijkt
echter kwalitatief achter te blijven bij gebrek aan voeding vanuit India zelf.
Intussen is er ‘Bollywood’, product van crossover tussen Indiase en westerse muziek, dat van de
filmindustrie is overgeslagen naar de danspodia en in India sterk is vercommercialiseerd. Korzo
tracht tot een vruchtbaarder crossover te komen door een uitwisseling van workshops tussen Den
Haag en India. Contact met de roots moet de Hindoestaanse dans hier op het peil brengen waarop ze
een crossover aankan, en het Haagse Bollywood – nog niet zo door de commercie aangetast als
daarginds – kan hopelijk een waardevolle bijdrage leveren. Kosmopolis Den Haag kan meewerken
door voor deskundige artists in residence te zorgen.
Dit uitwisselingstraject is een voorbeeld van talentontwikkeling op hoog niveau en kan tevens als
model dienen voor crossovers tussen de urban arts en bijvoorbeeld jazz, moderne theaterdans of
klassiek ballet. Voor een artistiek succesvolle crossover moeten beide partners een niveau hebben
bereikt waarop ze hun eigen mogelijkheden en beperkingen terdege kennen en inzicht hebben in
wat ze van de ander mogen verwachten. Anders dreigt het gevaar van uiterlijke ontleningen en
absorptie van de ene partner door de andere.
Vanwege deze modelfunctie is het van groot belang dat de gemeente dit experiment van Korzo
financieel ondersteunt.
22
Crosstown DH
Crosstown DH heeft nu een jaar gefunctioneerd in samenwerking met Culturalis, Theater Pierrot en
het Korzo Theater. Het heeft zijn eerste resultaten gepresenteerd en moet zich nu verder
ontwikkelen als talentontwikkelingstraject passend in de filosofie van Culturalis: één continue
leerlijn langs de drie trappen van de pyramide. Het Crosstown-traject kan in die hoedanigheid voor
Den Haag een voorbeeldfunctie gaan vervullen. De gemeente wordt aangeraden de ontwikkeling
van Crosstown DH met aandacht te blijven volgen.
Financiering
Een zeer positieve ontwikkeling in Den Haag is de instelling van ‘Snijvlak’, een subsidie voor
‘activiteiten op het snijvlak onderwijs, cultuur en welzijn’. Daarmee wordt een kunstmatig
beleidsonderscheid doorbroken dat al veel projecten heeft gefrustreerd. ‘Snijvlak’ is bestemd voor
‘het aanbod voor jeugd en jongeren in de leeftijd van 4 – 25 jaar’ en in het bijzonder voor
‘buitenschoolse initiatieven die zich richten op niet-schoolgaande jeugd’. Dat is inderdaad een
terrein waar cultuur, welzijn en onderwijs voortdurend met elkaar vervlochten raken, en het is een
opluchting dat aanvragers niet meer door het ene loket naar het andere kunnen worden verwezen om
vervolgens ook daar bot te vangen. Juist hiphop kan hiervan profiteren.
Een taak voor de gemeente
Om talentontwikkeling voor hiphop in Den Haag tot bloei te brengen moeten top-down-beleid en
bottom-up-initiatieven soepel in elkaar kunnen grijpen. Dit vereist regelmatig overleg tussen de
gemeente en alle spelers in het veld. En verder: stimuleren verplicht tot voldoende en verstandig
financieren. Voldoende: vindt de overheid dat een nieuw initiatief van de grond moet komen, dan
moet men ook realistisch zijn over de vraag hoeveel geld dat kost. En verstandig: ‘Laat vooral
duizend bloemen bloeien’ maar voorkom versnippering van de beschikbare middelen over een
teveel aan parallelle of elkaar overlappende initiatieven.
23
Voor dit onderzoek heb ik gebruik gemaakt van de volgende documenten:
Gemeente Den Haag: Haagse Popnota, maart 2007
Gemeente Den Haag: De vonk die overslaat. Actieplan wijkcultuur, april 2007
Culturalis jaarplan 2007, 28.9.2006
Culturalis presenteert: The Hague Moves 2007
Crosstown Den Haag: Projectverslag 2007
Koorenhuiskrant 2007 2008 Cursussen en workshops
Meer dan één Koorenhuis. Visie op een tweede Koorenhuisvestiging in Den Haag Zuidwest,
october 2005
Het Paard van Troje: Meerjarenbeleidsplan 2005 – 2008
Stichting AIGHT: Plan van aanpak Haags Hip Hop Centrum / H3C, augustus 2005
David Schoch, Steven van Lummel en Patty Broese van Groenou: PIP Conceptplan, 2 mei 2007
Stichting Musicon Producties: Analog Beatz subsidieaanvraag
Stichting Musicon Producties: HipHopProject 2006 – 2008 subsidieaanvraag
Stichting Musicon Producties: Blockparty’s & skills subsidieaanvraag 2007
ConnAct Jaarverslag 2005
Ex Nunc: Ex Nunc Centrum voor Moderne Dans Den Haag
Joan van der Mast: DansPlan
Holland Dance Festival 2007: Educatie, Amateurkunst en Community Art, november 2006
De Expeditie, het talentontwikkelingstraject van ALBA theaterhuis
De Werkplaats van Theater Zwembad de Regentes, 8.12.2006
Theater Zwembad De Regentes: HAGUE-ISH projectbeschrijving, juli 2007
Plan V AanPak voor jongerentheaterwerkplaats Theater Hekgolf, 2007
Durga Bor: Keynote, Culturalis Indian Dance Festival, juni 2007
en gesproken met de volgende personen:
Danny Akker, Stichting ConnAct
Jan van Bilzen, School voor Jong Talent
Jolanda Boejharat
Herbert Boerendonk, DOEN Evenementen BV
Kim van der Boon, Culturalis
Urban Bout, Stichting Net Een Beetje Meer (Sparkplug)
Wim van den Broek, Koninklijk Conservatorium
Patty Broese van Groenou, ioBureau, Culturalis, PIP
Daan van der Bruggen, Stichting Musicon Producties
Ricardo Burgzorg, Culturalis
Nathalie Décory, Crosstown DH
Martine van Dijk, Holland Dance Festival
Maarten Hamel, Johan de Witt College
Hans Hollander, Theater Pierrot
Henk Koolen, Het Paard van Troje
Ton van de Langkruis, Kosmopolis Den Haag
Eef Lanoye, Gemeente Den Haag, Dienst Stedelijke Ontwikkeling
Neeltje Leemans, Gemeente Den Haag, Dienst OCW
Rebecca van Leeuwen, Rabarber
Steven van Lummel, SBSC, PIP
Karin Lucet, Alba Theaterhuis
Carla van der Mast, Koorenhuis
Joan van der Mast, Segbroek College, NDT, Ex Nunc: Ex Nunc, Koninklijk Conservatorium,
Rotterdamse Dansacademie
Aty Mol, Fonds 1818
Jeannine Molier, Koorenhuis
24
Nisha Nannan
Andy Ninvalle, 2 Da Point
Marieke van der Plas, Fonds 1818
Elles Pleijter, Theater Hekgolf
Jet de Ranitz, Nederlands Dans Theater
Claudia Raven, Parkpop
John Reinders, Theater aan het Spui
Michael de Roo, Theater Zwembad De Regentes
David Schoch, Stichting AIGHT, PIP
Valentijn Schulz, ACKU
Leo Spreksel, Korzo Theater
Vico Sneep, Haags Pop Centrum
Rinus Sprong, De Dutch Don’t Dance Division
Esther Visser, Gemeente Den Haag, Dienst OCW
Wim Vos, Koninklijk Conservatorium
Laudie Vrancken
Jeroen van de Wiel, Het Paard van Troje
25
Download