ZORGPLAN 2014-2018 Uitgiftedatum : 25-08-2014 Herzien : 25-08-2018 Inhoudsopgave pagina 1 Inleiding 3 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4 2.4.5 Basisondersteuning Basiskwaliteit van het onderwijs Planmatig werken Schoolondersteuningsstructuur Preventieve en lichte ondersteuning Groeps- en leerlingbespreking Aanvragen onderzoeken/ externe hulp Gedragsregels en omgangsregels Dyslexieprotocol Doorgaande lijn groep 2-3 6 6 7 11 13 14 14 15 16 23 3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.2 3.3 3.4 3.4.1 Extra ondersteuning: Onderwijsarrangementen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften Leer- en ontwikkelingsondersteuning Eigen leerlijn / ontwikkelingsperspectief Hoogbegaafdheid Fysiek medische ondersteuning Sociaal-emotioneel en gedragsondersteuning Ondersteuning in de thuissituatie Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 24 24 24 24 26 27 28 29 30 4 4.1 4.2 4.3 Speciaal onderwijs Toelaatbaarheidsverklaring Aanmelden speciaal onderwijs Aanmelden speciaal basisonderwijs 32 32 33 33 5 Evaluatie van zorg 35 6 Speerpunten 2014-2018 38 2 1. Inleiding Voor u ligt het zorgplan van basisschool De Masten. Hierin staan de afspraken, die we binnen ons team hebben gemaakt op het gebied van ondersteuning, beschreven. In de schoolgids staat onze missie als volgt beschreven: M Mogen zijn wie je bent! Binnen die omgeving gaan wij uit van de talenten en interesses van ieder kind, zodat hij/zij gemotiveerd en uitgedaagd wordt. Respect voor anderen en het anders mogen zijn achten we als een groot goed binnen onze school. In de praktijk betekent dit: Alle kinderen zijn van harte welkom op De Masten mits veiligheid en geborgenheid gewaarborgd blijven voor het individu en de groep. We vinden het heel belangrijk dat iedereen zich prettig voelt. Basisschool “De Masten” is een katholieke school. Onze katholieke identiteit vindt u terug in het uiting geven aan waarden en normen op basis van gelijkwaardigheid voor iedereen en respect voor de ander en de vieringen die bij het katholieke geloof horen. A Ambitie: blijven werken aan de kwaliteit van het onderwijs! Het team is intrinsiek gemotiveerd om alle actuele ontwikkelingen zo goed mogelijk te blijven volgen om op deze maximaal betrokken te blijven bij het hele onderwijsproces. De kwaliteit van ons onderwijs evalueren we regelmatig. De ontwikkeling van de kinderen wordt nauwlettend gevolgd en geanalyseerd. Daaruit voortvloeiend worden acties beschreven en uitgevoerd. S Samenwerking! Sociale vaardigheden, samenwerken, zelfstandigheid en omgaan met gevoelens, zijn belangrijke items. Dat uit zich o.a. door: de samenwerking in de combinatiegroepen en de unitgroepen een goed functionerend en betrokken klein team; groepsoverstijgende activiteiten samenwerking met ouder(s)/verzorger(s); samenwerking met Kanteel, de wijk Maliskamp en Cello een onderdeel zijn van de Stichting Signum T Team! Een klein en professioneel team, dat bestaat uit leerkrachten, een klassenassistente, onderwijsassistentes, een intern begeleidster en een directeur. Ieder teamlid draagt bij aan het pedagogische en didactische klimaat. De samenwerking binnen ons team is een groot goed. E Eenentwintigste eeuwse vaardigheden! De samenleving verandert snel. Leerlingen hebben in de toekomst kennis nodig die nu nog niet beschikbaar is, en die we ze dus ook niet kunnen leren. Om leerlingen toch goed uit te rusten voor de nieuwe, veranderende wereld, moeten we de kinderen vaardigheden aanleren. 7 vaardigheden die belangrijk zullen zijn in de 21ste eeuw: • Communicatie • Samenwerken • ICT Geletterdheid • Creativiteit • Kritisch denken • Probleemoplosvaardigheden 3 • Sociale en/ culturele vaardigheden (incl burgerschap) Met het integreren van 21st century skills in curricula raken leerlingen ons inziens beter uitgerust voor hun toekomst in onze dynamische maatschappij. N Natuur! De Masten is prachtig gelegen tussen de bossen en dichtbij de zandverstuiving. We proberen daar tijdens activiteiten optimaal gebruik van te maken, zodat de kinderen leren goed om te gaan met de natuur en al haar kenmerken. Het gebouw dat gerealiseerd is heeft als thema de natuur. We gebruiken veel hout en natuurlijke tinten. De speelplaats is omgetoverd tot een heus speelbos. Verder is er een natuurcoördinator aangesteld die het natuur- en techniekonderwijs onder de loep neemt, verbetert en vernieuwt. Onder zorgverbreding verstaan wij de uitbreiding en versterking van maatregelen en activiteiten, vooral op school- en groepsniveau, ten behoeve van een zo intensief mogelijke ondersteuning van leerlingen. In het bijzonder voor leerlingen die specifieke pedagogischdidactische behoeften hebben, zodat zij in een bepaalde tijdsperiode (door de school te bepalen) doelen en tussendoelen bereiken. Het zorgplan is een onderdeel van het schoolplan. Het schoolplan is een kwaliteitsdocument waarmee een school intern en extern aangeeft waar zij staat en wat in een periode van vier jaar op verschillende beleidsterreinen nagestreefd wordt. Het zorgplan wordt opgesteld door het team: directie, interne begeleiders en leerkrachten. De medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht bij de vaststelling. Het bevoegd gezag stelt het zorgplan van de school vast, minstens eenmaal in de vier jaar. Samenwerkingsverband (SWV) Onze school is aangesloten bij het samenwerkingsverband De Meierij in Den Bosch e.o. Een samenwerkingsverband stelt zich ten doel een samenhangend geheel van zorgvoorzieningen binnen en tussen basisscholen en in samenwerking met speciale scholen voor basisonderwijs te realiseren. Dat doen zij zodanig, dat zoveel mogelijk leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken. De doel van SWV De Meierij is om te komen tot passende extra zorg voor kinderen, zo dicht mogelijk bij huis. De missie van SWV de Meijerij: Ons samenwerkingsverband biedt thuisnabij passend onderwijs en ondersteuning aan alle kinderen van 0-14 jaar zodat zij zich optimaal en ononderbroken kunnen ontwikkelen. Daarbij streven we actief naar de realisering van een doorgaande lijn. Dit realiseren we door : - een diversiteit van arrangementen uitgaande van de mogelijkheden en talenten van kinderen; - professionals die planmatig handelings- en resultaatgericht werken en zich continue ontwikkelen; - resultaatgerichte samenwerking en afstemming met ouders, relevante maatschappelijke instellingen en gemeenten; - een organisatie en bestuur die efficiënt werkt, effectief besluiten neemt, helder communiceert en zich transparant verantwoordt; -beschikbare middelen vooral in te zetten op basis van ondersteuningsbehoeften. 4 Passend onderwijs Per 1-8-2014 moet Passend Onderwijs ingevoerd worden. Onderwijs en ondersteuning moeten aansluiten op de ontwikkeling van het kind, de mogelijkheden van het personeel en de wensen van de ouders. Kan een school niet aan de wensen van de ouders voldoen, dan wordt nagegaan welke school in het samenwerkingsverband (SWV) dit wel kan. Gezamenlijke schoolbesturen hebben hun onderwijsbeleid zo ingericht, dat er voor alle leerlingen in die lokale/regionale situatie een passend onderwijsarrangement en een dekkend aanbod van onderwijszorg is. Binnen ons SWV is er voor gekozen vanuit het handelingsgericht werken vorm te geven aan het Passend Onderwijs (zie hoofdstuk 3.1 ). In dit zorgplan trachten we te verhelderen in hoeverre de onderwijsbehoefte van een leerling past bij de mogelijkheden van de school. Kunnen wij een kind de ondersteuning bieden die het nodig heeft? Als ouders hun kind aanmelden bij de school, dient het ondersteuningsprofiel als basis voor de afweging of onze school de onderwijsondersteuning kan bieden waaraan het kind behoefte heeft. Het ondersteuningsprofiel zal vrijwel nooit direct en eenduidig een antwoord bieden op die ene vraag. Ieder kind en iedere situatie is immers uniek. Toch zal het ondersteuningsprofiel helpen om een beargumenteerde afweging te maken. 5 2. Basisondersteuning Basisondersteuning omvat volgens de richtlijnen van het ministerie van onderwijs, vier aspecten: Basiskwaliteit (Dit verwijst naar de onderwijskwaliteit zoals die gemeten wordt door het toezichtkader van de inspectie van het onderwijs. Scholen die onder basistoezicht van de inspectie van het onderwijs vallen, hebben hun basiskwaliteit op orde) Planmatig werken (onder andere de manier waarop de school nagaat welke onderwijsbehoefte leerlingen hebben, daarop een passend onderwijsaanbod organiseren en dat evalueren) Onderwijsondersteuningstructuur (onder andere de manier waarop de school de ondersteuning heeft georganiseerd en met andere organisaties en specialisten samenwerkt) Preventieve en lichte curatieve interventies (zoals een aanbod voor leerlingen met dyslexie, of een aanpak voor het voorkomen van gedragsproblemen) De basisondersteuning is gericht op de ondersteuningsmogelijkheden die de school biedt, al dan niet in samenwerking met partners. Interventies die bij de basisondersteuning horen: vroegtijdige signalering van leer-, opgroei- en opvoedproblemen de zorg voor een veilig schoolklimaat een aanbod voor leerlingen met dyslexie of dyscalculie een afgestemd aanbod voor leerlingen met meer of minder dan gemiddelde intelligentie toegankelijk schoolgebouw met aangepaste werk- en instructieruimtes en hulpmiddelen aanpak gericht op sociale veiligheid en voorkomen van gedragsproblemen een protocol voor medische handelingen. 2.1 Basiskwaliteit van het onderwijs Dit aspect van de basisondersteuning verwijst naar het toezichtkader van de inspectie van het onderwijs en naar het meest recente oordeel van de inspectie van het onderwijs over de kwaliteit van de school. Een eerste standaard daarvoor is de vraag of de leerresultaten van de leerlingen aan het eind van de basisschool ten minste op het niveau liggen dat verwacht mag worden op grond van de kenmerken van leerlingen. De Masten geeft vorm aan de basisondersteuning vanuit het handelingsgericht werken. Dit houdt in, dat we ons onderwijs afstemmen op de onderwijsbehoeften van de kinderen. Dit veronderstelt een denken, praten en handelen in interactiemogelijkheden in plaats van eenzijdig uitgaan van kindbeperkingen en/of ontwikkelings- en leerachterstanden. De vraag die we ons hierbij stellen is: wat heeft dit kind in deze groep, met deze ouders en deze leerkracht, nodig om verder te komen. In de interactie tussen alle betrokkenen (kind, ouders en school) wordt gezocht naar afstemming op de wensen en mogelijkheden van alle betrokkenen. Het handelingsgericht werken van de leerkracht wordt gekenmerkt door een systematische werkcyclus, waarbij de onderdelen: waarnemen, begrijpen, plannen, organiseren en uitvoeren, elkaar als continu onderwijsproces opvolgen. In de volgende figuur staat het principe van handelingsgericht werken schematisch weergegeven. 6 Belangrijke uitgangspunten voor ons zijn: de leerkracht doet ertoe wij stellen de onderwijsbehoefte van het kind centraal wij werken doelgericht en opbrengstgericht wij benutten de positieve kanten van het kind; gaan uit van de talenten wij werken systematisch en transparant wij werken constructief samen (teamleren) De rol van de intern begeleider verschuift naar die van coach. Leerling- en groepsbesprekingen worden hierop aangepast en het versterken van de leerkrachtvaardigheden staat centraal. De basiskwaliteit van ons onderwijs dat hierboven beschreven staat, is door de inspectie goedgekeurd. Vanuit de beoordeling door de onderwijsinspectie valt De Masten onder het ‘basisarrangement’. 2.2 Planmatig werken Het onderwijs en de daarbij behorende ondersteuning voor de leerlingen wordt ingedeeld in 5 niveaus: ondersteuningsniveaus 1 en 2 betreffen leerlingen die op basis van het aangeboden onderwijsprogramma goed mee kunnen in hun groep ondersteuningsniveaus 2, 3, 4A en 4B betreffen leerlingen die extra ondersteuning binnen de groep behoeven ondersteuningsniveau 5 betreft leerlingen die in aanmerking komen voor plaatsing op een school voor speciaal basisonderwijs Niveau 1: algemene zorg (ondersteuning op groepsniveau) a) “Gewoon” goed les en instructie geven volgens de methode: differentiatie binnen de groep 7 b) Naar aanleiding van observaties en toetsgegevens extra toegespitste instructie voor leerlingen die het niet direct oppakken: verlengde instructie, re- en pre-teaching. De leerkracht kent de methode en leerlijnen, bepaalt de doelstelling per les, anticipeert op eventuele behoeftes. Voor bepaalde leerlingen volgt een extra instructie. Na afloop wordt geëvalueerd hoe de les is verlopen. Dit wordt gedaan volgens de principes van het directe instructie model (DI-model). De leerkracht bezint zich op de doelstellingen van de lessen en registreert welke kinderen niet of weinig van de lessen profiteren. N.a.v. de methodegebonden toetsen en observaties (waarnemen en begrijpen) beoordeelt de leerkracht welke kinderen extra instructie behoeven en of tempo en inhoud van de lessen voldoende is afgestemd. De leerkracht werkt o.a. met instructie vooraf, of met herhaalde instructie. De drie niveaus van instructie (instructieonafhankelijk, instructiegevoelig, instructieafhankelijk) staan beschreven in het groepsplan. Niveau 2: extra zorg a) extra instructie en inoefenen in een kleine groep (verlengde instructie) b) extra hulp d.m.v. toepassen van differentiatiemodellen uit de methode c) inzetten remediërend materiaal vanuit de methode d) aandacht voor sociaal-emotionele begeleiding Bovenstaande extra zorg staat beschreven in de groepsplannen. Indien er een bepaalde problematiek wordt geconstateerd n.a.v. observaties en toetsen op groepsniveau, subgroepniveau of individueel niveau, kunnen de volgende stappen genomen worden: het kind bespreken met collega’s in de bouwvergadering en vervolgens aan het werk gaan met de adviezen voor de leer- en/of gedragsproblemen advies vragen aan de Intern Begeleider (IB-er) voor extra hulp (tijdens de groepsbespreking of incidenteel). De IB-er brengt samen met de leerkracht de behoeften van kinderen in kaart (eventueel met observaties) en kijkt welke stappen er vervolgens te nemen zijn. Alle extra hulp staat beschreven in het groepsplan. Niveau 3: speciale zorg a) raadplegen IB-er b) IB-er raadpleegt externe specialist c) inzetten van aanvullend, methodeonafhankelijk, remediërend materiaal Advies wordt gevraagd aan collega’s, intern begeleiders, collega’s vanuit het samenwerkingsverband, het zorgteam en eventueel logopedie. In samenspraak met de IB-er worden vervolgstappen gezet: In het overleg waar de intern begeleider, externe specialist en eventueel een orthopedagoog vanuit de Meierij aanwezig zijn, wordt aan de hand van een overlegformulier de leerling of groep leerlingen besproken. De leerkracht evalueert de gedane investeringen. De externe, gerichte adviezen gelden voor een bepaalde periode. Er kan een kort onderzoek plaatsvinden om de behoeften van kinderen te begrijpen. Als de leerkracht zich zorgen maakt over de thuissituatie, of ontwikkelingen op sociaal-emotioneel gebied, wordt de leerling besproken in het zorgteam met de maatschappelijk werkster en de sociaal verpleegkundige, de IB-er en de leerkracht. Mogelijke consultatie van de schoolarts. 8 Er kan extra remediërend materiaal worden ingezet, om gedurende een bepaalde periode met het kind, of een groep kinderen, te gaan werken. Dit staat beschreven in een groepsplan. Opstellen van een individueel ontwikkelingsplan voor kinderen, waarbij eventueel vervolgstappen moeten worden ondernomen. (Dit zijn kinderen die in de toekomst door kunnen stromen naar niveau 4). De kinderen die op de toetsen van Cito een IV of V hebben gescoord, krijgen een analyse van de toetsen, zodat goed in beeld wordt gebracht welke aandachtspunten er zijn en welke onderdelen er al goed gaan. Niveau 4: speciale zorg met externe(n) a) raadplegen orthopedagoog vanuit de Meierij b) inschakelen bovenschoolse hulp: aanvragen onderzoek (bijvoorbeeld orthopedagoog, schoolondersteuner) c) inschakelen preventieve ambulante begeleiding (PAB) vanuit het Speciaal Basisonderwijs (SBO) / Speciaal Onderwijs (SO) d) bespreken in het zorgteam (bij zorgen over de thuissituatie of sociaal-emotionele ontwikkeling) e) opstellen van een ontwikkelingsperspectief/eigen leerlijn. Op dit niveau wordt geconstateerd dat het kind zich niet voldoende ontwikkelt, of teveel problemen krijgt op sociaal-emotioneel gebied, ondanks de geboden extra ondersteuning. De grenzen van wat dit kind aankan en wat de school voor dit kind kan betekenen, moeten helder worden gesteld. Dit kan o.a. door: intensieve bespreking met de orthopedagoog. Samen met de IB-er en de groepsleraar wordt een afweging gemaakt, of het verantwoord is om te proberen de problematiek binnen de school aan te pakken, of dat andere (meer specialistische) hulp van toepassing is. Er kan eventueel een observatie worden gedaan. In overleg met de ouders kan worden besloten tot het aanvragen van een psycho-diagnostisch onderzoek. Dit kan zijn bij Herlaarhof, Bureau Jeugdzorg of andere instanties. Hieruit kan gerichte, meer gespecialiseerde hulp in de basisschool of een verwijzing naar het SBO of SO voortvloeien, of advies in de richting van PAB (preventieve ambulante begeleiding). Het is van belang duidelijke afspraken met de ouders te maken m.b.t. de haalbaarheid van het regulier onderwijs op alle leergebieden. Kinderen kunnen een eigen leerlijn krijgen en er wordt een ontwikkelingsperspectief opgezet. Vanuit het zorgteam kan besloten worden, dat een leerling wordt aangemeld bij Centrum Jeugd en Gezin. Niveau 5: zeer speciale zorg (plaatsing in het speciaal basisonderwijs) Wanneer een toelaatbaarheidverklaring positief wordt beoordeeld, kunnen de ouders op zoek gaan naar passend speciaal onderwijs. Voor kinderen waarvan de ouders de stap naar het SBO niet willen zetten en voor kinderen die op de wachtlijst van het SBO/SO komen te staan i.v.m. plaatsgebrek, wordt in overleg met de ouders een individuele leerweg op eigen niveau en tempo samengesteld en vastgelegd. De eindtermen basisonderwijs zullen dan waarschijnlijk niet worden gehaald. Dit plan van aanpak wordt in een plan vastgelegd en door de ouders ondertekend. Als duidelijk is gebleken dat De Masten het kind niet voldoende kan begeleiden in de ontwikkeling, wordt het kind aangemeld bij een andere basisschool, het SBO of SO. De 9 interne begeleiding ondersteunt de ouders in het zoeken naar een passende school. Soms zijn er wachtlijsten, of kunnen de ouders het besluit (nog) niet nemen (acceptatieproces). Het kind wordt in principe niet weggestuurd van onze school. Met de ouders wordt besproken dat het kind een eigen traject krijgt m.b.t. bepaalde leerstof en/of de sociaal-emotionele benadering. Dit is belangrijk om het kind niet nog meer te belasten. Het streven is het kind te plaatsen in een onderwijsleersituatie, die het beste past. Dit is een belangrijke wetenschap voor de ouders, die uiteindelijk verantwoordelijk blijven voor het ontwikkelingsproces van hun kind. De functies en inhoud van het leerlingvolgsysteem (ParnasSys) Het gaat ons primair om: het volgen van de leerling (op zowel pedagogisch als didactisch gebied); het signaleren van problemen; het op basis daarvan een diagnose stellen t.b.v. verdergaande hulp. Het leerlingvolgsysteem (LVS) heeft voor ons verschillende functies. Het is een adequaat hulpmiddel bij : het bepalen van de beginsituatie het zicht houden op de ontwikkelingsgang van leerlingen (signaleren van problemen en analyse) de pedagogisch-didactische registratie en rapportage het opstarten van ontwikkelingsplannen het afstemmen van onderwijs het evalueren op leerkrachtniveau het evalueren op team(school)niveau het doorgeven van informatie bij: - het overstappen naar een andere groep of school - overleg met externe hulpverlener Het LVS moet antwoord geven op de volgende vragen: ontwikkelt een leerling zich bevredigend in vergelijking met vorige keer of keren? Wat zijn de sterke/zwakke kanten van de leerling? Is de leerstof op het niveau van de leerling afgestemd? Functioneren de gebruikte methodes naar wens? In hoeverre zijn de onderwijsdoelen bereikt? Zijn er aanwijzingen voor gewenste verbeteringen in de manier van aanpak? Wat is de kwaliteit van het totale onderwijs op onze school? Wij volgen systematisch de vorderingen van leerlingen op vier manieren, namelijk middels: Een sociaal emotioneel instrument: Viseon Met methodegebonden toetsen Met methodeonafhankelijke toetsen m.b.v. het Cito-leerlingvolgsysteem Observaties Ouder- en kindgesprekken Met behulp van bovenstaande gegevens brengen we de behoeften van kinderen zo goed mogelijk in kaart. Digitale gegevens worden bewaard in ParnasSys. De toetsen zelf worden gedurende het schooljaar bewaard. Wanneer de toetsscore IV of V is, wordt de toets in de dossiermap van de leerling bij de administratie opgeborgen. Observaties worden tussentijds 10 geregistreerd in Parnassys en in observatiesysteem Kijk voor groep 1-2. Twee keer per jaar wordt dit verwerkt in ParnasSys. Wij hanteren het CITO-leerlingvolgsysteem en gaan hierbij uit van een jaarlijkse toetskalender (zie bijlage 9). Binnen het samenwerkingsverband is er een Bossche toetskalender ontwikkeld. Alle scholen van het samenwerkingsverband nemen dit minimumpakket aan toetsen af. Vanuit dit document stelt de IB-er jaarlijks de toetskalender voor De Masten op. De toetsmomenten liggen vast, waardoor een vergelijking mogelijk is met wat de kinderen zouden moeten kennen en kunnen. Zowel op het niveau van het kind, als van de groep en de school, kunnen hierdoor verantwoorde conclusies worden getrokken. De leerkrachten voeren de toetsuitslagen zelfstandig in en verwerken de resultaten. Aanvullend op het CITOleerlingvolgsysteem volgen we kinderen ook met behulp van methodegebonden toetsen. Na toetsing en observaties worden de verkregen gegevens verwerkt door de leerkracht. Indien nodig maakt de leerkracht een groepsanalyse (foutenanalyse) van de gemaakte toetsen. Twee keer per jaar (medio en eind van het schooljaar) maken de IB-ers een schoolanalyse (trendanalyse). Hierbij worden de doelen die de inspectie stelt meegenomen. De inspectie vergelijkt bij haar beoordeling de gemiddelde vaardigheidsscore van de groep met de norm voor de betreffende schoolgroep. Is de gemiddelde score lager dan de norm, dan is het oordeel op de betreffende toets onvoldoende. Ligt de gemiddelde score op of boven de norm, dan is het oordeel voldoende. Als schoolspecifiek doel willen we buiten de gemiddelde groepsscores kijken naar de verdeling van de scores op niveau I-V. Als doel stellen we, dat minimaal 20% van de leerlingen een I score haalt, 20% een II en maximaal 20% een III, IV of V score haalt. Bovenstaande analyse wordt in een teamvergadering besproken, zodat we met het hele team kunnen kijken naar de uit te voeren actiepunten. Tijdens de groepsbesprekingen, die drie keer per jaar plaatsvinden, worden de groepsoverzichten, groepsplannen en toetsen besproken. De groepsbesprekingen voor de groepen 1-8 zullen in oktober, februari en mei plaatsvinden. In de tussenliggende periodes worden groepsplannen opgesteld en uitgevoerd. De groepsplannen voor de groepen 3-8 die worden opgesteld, zijn gericht op: technisch lezen, begrijpend lezen, spelling en rekenen. Voor de groepen 1-2 wordt een plan opgesteld voor taal en rekenen. 2.3 School-ondersteuningsstructuur Ieder teamlid heeft zijn eigen specifieke kwaliteiten. Bij de inzet van deze kwaliteiten zijn beleid, schoolbelang en schoolontwikkeling leidend, waarbij waar mogelijk natuurlijk wel rekening wordt gehouden met voorkeuren. Binnen de Masten worden de volgende taken m.b.t. de zorgstructuur ingevuld: Bouwcoördinator Intern begeleider Directeur Interne contactpersoon Bouwcoördinator De onderbouwcoördinator draagt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in die bouw. Deze taak is direct afgeleid van de taak van de directeur. De onderbouwcoördinator heeft duidelijk voor ogen wat de school onder goed onderwijs verstaat. De coördinator onderbouw beschikt over een flinke dosis kennis, vaardigheden en een ruime ervaring in groep 1 tot en met 4 om jonge kinderen in hun ontwikkeling en leren te stimuleren. De coördinator onderbouw weet welke specifieke voorzieningen voor goed 11 onderwijs aan jonge kinderen nodig zijn. Op de Masten is de onderbouwcoördinator een LB functie. De LB betreft een lerarenfunctie met, naast de reguliere lesgevende taak, zwaardere taken en verantwoordelijkheden ten opzichte van de LA-functie. Dit kunnen bijvoorbeeld taken en verantwoordelijkheden zijn op het gebied van onderwijsontwikkeling, opbrengstgericht werken, zorg en/of coaching van collega’s. Intern begeleider (IB-er) De intern begeleider is actief op drie niveaus: de zorg in de klas, de zorg in de school en de bovenschoolse en schoolnabije zorg. Op elk van deze drie terreinen heeft de intern begeleider verschillende taken en activiteiten. Goed onderwijs begint met het goed kunnen omgaan met verschillen tussen kinderen. Het is aan de leerkracht om daar voor alle kinderen in de klas een goede vorm in te vinden. De intern begeleider ondersteunt de leerkracht bij deze zorg in de klas. Zowel voor de groep als voor de individuele leerling. De leerkracht kan alleen voor elk kind een passend onderwijsaanbod realiseren, als er op schoolniveau voldoende ondersteuning is. De intern begeleider zorgt (samen met de directeur) voor het realiseren van een goede ondersteuningsstructuur. Wanneer de extra inspanningen door school en het zorgteam niet helpen is het tijd de vraag voor te leggen aan het bovenschoolse zorg- en adviesteam (of zorgplatform of PCL) van het WSNS. Het multidisciplinaire ZAT bekijkt de situatie grondig van drie kanten: de onderwijsbehoeften van het kind, de handelingsvragen van de school en eventueel ook de vragen van de ouders. Men inventariseert waar knelpunten zitten én wat goed gaat. Vervolgens formuleert men een aanpak, zoals aanvullend onderzoek doen, licht ambulante hulp bieden aan ouders of kind of een indicatie voor speciaal onderwijs of jeugdzorg voorbereiden. De taak van de intern begeleider is om (samen met de directeur) ervoor te zorgen alle zorgmogelijkheden optimaal te benutten. Zodat er voor elk kind passende zorg is en de leerkracht ook in staat is elk kind passend onderwijs te bieden. Er is binnen de Masten één IB-er. Zij heeft de opleiding tot intern begeleider gevolgd. Daarnaast heeft de directeur ook de opleiding tot intern begeleider en de opleiding tot R(emedial)T(eacher) gevolgd. De intern begeleider (IB-er) is de zorgspecialist en is degene die de zorgstructuur vormgeeft en de leerkrachten begeleid bij de vragen rondom de ontwikkeling van de zorgleerlingen. De taken van de IB-er zijn als volgt: Overleg met schoolondersteuner en orthopedagoog Deelname wijkbijeenkomst Observaties en groeps- en leerlingbesprekingen Hulp bij diagnose en opstellen groepsplannen en/of individuele hulpplannen Orthotheek bijhouden Meedenken en opstellen van beleid gericht op zorg (zorgplan) Bijwerken leerlingvolgsysteem Aanvraag arrangement Onderhoud toetsmateriaal Opstellen zorgkalender / toetskalender Bewaken en invulling kwaliteit observatiemappen en dossiers Informatie opvragen over nieuwe leerlingen die vanuit een andere school instromen Deelnemen aan overleg interne begeleiders en directie en mede uitvoeren van gemaakte afspraken 12 Netwerk IB Bijwonen zorgteam Op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen Ondersteunen leerkracht bij aanmelding leerlingen groep 8 V.O. Volgen van leerlingen die uitgestroomd zijn naar V.O. Directeur Uit onderzoek blijkt steeds weer dat goed onderwijs sterk afhankelijk is van goed opgeleide en bekwame leidinggevenden. Een directeur waarvan verwacht wordt dat ze met succes leiding kan geven aan het proces van leren door zowel de leerlingen als door de leraren. Er wordt verwacht dat de directeur op basis van eigen onderzoek verander- en verbeterprojecten kan opzetten en leiden om steeds betere resultaten te bereiken. Het doel is om leerlingen op te leiden zodat de later in een steeds complexere maatschappij moeten kunnen (samen)werken en (samen)leven. Op de Masten heeft de directeur de rol van onderwijskundig leider waarbij ontwikkelingen via co teaching worden begeleid. Bij coteaching is de directeur een partner die in de klas komt om de zittende docent te ondersteunen. De directeur is rolmodel en geeft de leerkrachten de gelegenheid om het samen te doen, schouder aan schouder, vervolgens trekt de directeur zich terug maar is deze nog aanwezig, en daarna kan de leerkracht het zelf. Coaching van leerkrachten gebeurt door de directeur. Dat betekent dat er groepsbezoeken en co-teaching bij alle leerkrachten plaatsvindt. Wanneer er uit dit bezoek ontwikkelpunten komen die relevant zijn voor de bouwcoördinator, wordt zij hierover geïnformeerd. Verder kunnen er tussentijds coachingsgesprekken en observaties gepland worden met de leerkracht. Dit kan op wederzijdse aanvraag. Interne contactpersoon De interne contactpersonen hebben als taak zorg te dragen dat klachten van kinderen en/of ouders altijd serieus worden genomen en op een zorgvuldige manier worden afgehandeld. Elke ouder of elk kind kan een beroep doen op de interne contactpersoon als er problemen zijn. Het kunnen klachten zijn waar u of uw kind niet met de groepsleerkracht of de directie over durft of wil praten. In overleg met een interne contactpersoon wordt bekeken wat er moet worden gedaan of wie er moet worden ingeschakeld om tot de best mogelijke oplossing te komen. Als het nodig mocht zijn wordt een klacht doorverwezen naar de externe vertrouwenspersoon van de Stichting Signum en/of de landelijke klachtencommissie. We hebben twee interne contactpersoon binnen de school. 2.4 Preventieve en lichte ondersteuning Naar aanleiding van observaties, methodegebonden toetsen en/of Cito-toetsen besluit de leerkracht gedurende een bepaalde periode extra hulp te bieden aan de hele groep, een subgroepje, of aan een individuele leerling. Wanneer de geplande hulp structureel moet plaatsvinden, beschrijft de leerkracht dit in het groepsplan of ontwikkelingsplan. Alle kinderen worden geclusterd in het groepsplan, waarbij de doelen en activiteiten worden beschreven. Een ontwikkelingsplan wordt alleen nog voor kinderen opgesteld die structureel laag blijven scoren bij de toetsen (score V) en weinig tot geen verandering doormaken. Deze kinderen zullen waarschijnlijk doorstromen naar niveau 3 van de zorg en zullen in de toekomst extra hulp nodig hebben. Uiteindelijk wordt voor deze kinderen een ontwikkelingsperspectief geschreven, dat verderop in dit zorgplan staat beschreven. 13 Een individueel ontwikkelingsplan wordt met ouders bij de start en evaluatie besproken en ondertekend. Lopende ontwikkelingsplannen komen in de digitale dossiermap van de leerling. Wanneer een handelingsplan is afgesloten, wordt dit ondertekende plan door de leerkracht in het dossier van het kind gedaan bij de administratie en in ParnasSys opgeslagen. Als er een groepsplan gemaakt is, wordt dit plan toegelicht in een gesprek met de ouders. Groepsplannen worden opgeslagen op de server (map team / IB / groepen / groepsplannen). Het groeps- of ontwikkelingsplan wordt uitgevoerd door de eigen groepsleerkracht. Wij vinden het belangrijk dat de extra aandacht zoveel mogelijk in de klas wordt geboden. Bij het opstellen van een groeps- of ontwikkelingsplan kan de leerkracht ondersteuning vragen aan de IB-er. Ook kinderen die extra uitgedaagd moeten worden krijgen onderwijs op maat. Ook dit staat beschreven in een groeps- of individueel ontwikkelingsplan. 2.4.1 Groeps- en leerlingbespreking De groepsbespreking vormt een belangrijke schakel in de zorg aan leerlingen. Conform geldende schoolafspraken vinden deze op vaste momenten plaats. Voorafgaand aan de groepsbespreking heeft de leerkracht het laatste groepsplan geëvalueerd. Hiermee wordt de IB’er in staat gesteld om de groepsbespreking voor te bereiden. Er wordt besproken in hoeverre de gestelde doelen van de betreffende groepsplanperiode zijn bereikt. En in welke mate verbetering van het onderwijs is gerealiseerd. De dynamiek van de groep staat centraal. De groepsbespreking bestaat uit de volgende punten: - pedagogisch beeld van de groep - didactisch beeld van de groep - organisatie in de groep - aandachtsleerlingen - zorgleerlingen (worden aangegeven en verder besproken bij de leerlingbespreking) Aandachtsleerlingen zijn leerlingen van niveau 2. Zorgleerlingen die besproken worden bij de leerlingbespreking zijn leerlingen van niveau 3 en 4. Leerlingbesprekingen zijn structurele overlegmomenten waarbij efficiënte uitwisseling van informatie over leerlingen plaatsvindt. De leerlingen die als zorgleerlingen benoemd zijn bij de groepsbespreking, worden tijdens de leerlingbespreking verder besproken. Een leerlingbespreking is een met enige regelmaat terugkerend moment, waarop volgens een bepaalde systematiek door leerkrachten gesproken wordt met de IB'er over de actuele ontwikkeling van de leerling. Er wordt bekeken wat de ondersteuningsvraag van de leerling is en de ondersteuningsbehoefte van de leerkracht is. De begeleiding wordt veelal binnen de groep door de leerkracht uitgevoerd. Bij leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften kan er ook zorg aangevraagd worden voor buiten de groep middels een zorgarrangement of leerlinggebonden financiering. 2.4.2 Het aanvragen van onderzoeken of externe hulp Soms is expertise van een externe nodig om de behoeften van kinderen (zowel de bevorderende, als de belemmerende factoren) goed in beeld te brengen. Dan wordt er contact opgenomen met de schoolondersteuner, om in kaart te brengen welke specialistische (didactische, sociaal-emotionele) ondersteuning nodig is. Ouders zijn in een 14 eerder stadium al op de hoogte van de ondersteuningsbehoeften van school met betrekking tot hun kind. Dat is de verantwoordelijkheid van de groepsleerkracht. Als de zorg voor kinderen meer gericht is op de thuissituatie, of op de sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind, wordt dit binnen het zorgteam besproken, nadat er toestemming gegeven is door ouders. Het kind kan dan eventueel aangemeld worden bij het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), of bij de schoolarts. De orthopedagoog kan hier ook bij betrokken worden. Ouders moeten hiervan door de groepsleerkracht op de hoogte worden gebracht en de leerkracht maakt in ParnasSys een notitie. Vanuit het CJG en de schoolarts kan advies worden gegeven voor een onderzoek, of hulp bij Bureau Jeugdzorg. Ouders worden hierbij zoveel mogelijk betrokken en zullen eventueel met behulp van het CJG of de huisarts de aanmelding kunnen doen. Het kan nodig zijn om meer gegevens te verkrijgen via een onderzoek. De orthopedagoog kan een onderzoek afnemen en advies uitbrengen en eventueel doorverwijzen. Dit gebeurt altijd in overleg met ouders, intern begeleider en de groepsleerkracht. Het is ook mogelijk dat er gespecialiseerde hulp van buitenaf noodzakelijk is, of een verwijzing naar een school voor speciaal onderwijs. De aanvraag voor PAB (preventieve ambulante begeleiding) verloopt via de intern begeleider. PAB is een kort durende begeleiding van een gespecialiseerde leerkracht uit het speciaal onderwijs. Deze leerkracht kan adviezen geven over hoe de groepsleerkracht haar/zijn onderwijs zo goed mogelijk kan afstemmen op de betreffende leerling. Verder maken we als school gebruik van de expertise van professionals. Er kan blijken dat uitgebreider en/of diepgaander onderzoek nodig is, om de behoeften van kinderen beter in beeld te krijgen. Dit besluit wordt samen met de schoolondersteuner en de orthopedagoog vanuit de wijk en samen met de IB-er van De Masten genomen. Een kind of gezin kan ook besproken worden in het zorgteam. Doel hiervan is de ontwikkeling van een gezin te bespreken en passende hulp te bieden, waarbij diverse betrokkenen met elkaar overleggen. Bij dit overleg zijn de maatschappelijk werker en jeugdverpleegkundige aanwezig. Als onze hulpvraag meer gericht is op een leerling met specifieke taalproblemen, motorische problemen of gedragsmatige problemen, kunnen we de expertise van leerkrachten vanuit het speciaal onderwijs inzetten (middels de PAB). Deze begeleider geeft ons via observaties en gesprekken adviezen over de begeleiding van een kind bij ons op school. 2.4.3 Gedragsregels en omgangsregels Wij hanteren op school drie gouden regels: Heb respect voor jezelf en de ander Wees zuinig met de materialen Let op ieders veiligheid Daaruit voortvloeiend zijn er per groep specifieke klassenregels die met de kinderen in het begin van het jaar doorgesproken worden en die zichtbaar opgehangen worden in de ruimte. Mochten kinderen zich niet aan de regels houden, dan betekent dit een waarschuwing. Twee waarschuwingen op 1 dag betekent dat het kind na blijft op school en een gesprek voert met de leerkracht. Gebeurt dit diezelfde maand een tweede keer weer dan zal er contact opgenomen worden met de ouders om hen te informeren over de gebeurtenissen én om ervoor te zorgen dat ouders met het kind in gesprek gaan over dat wat gebeurd is. Mocht het ongewenste gedrag niet veranderen dan volgt er een gesprek met leerkracht, ouders en directie. Er worden afspraken en eventuele sancties, passend bij 15 het kind en de gebeurtenissen, besproken. Tevens wordt er een vervolgafspraak gemaakt om de voortgang te bespreken. Dit alles wordt zorgvuldig vastgelegd in het dossier van het kind. Bij langdurig of schijnbaar onoplosbaar ongewenst gedrag wordt het schoolbestuur ingeschakeld. Zij adviseren ten aanzien van eventuele schorsing of besluiten ten aanzien van verwijdering. Dit gebeurt volgens het “beleidsplan ongewenste omgangsvormen” dat ter inzage op school aanwezig is. 2.4.4 Dyslexieprotocol In Nederland wordt de volgende definitie voor dyslexie gehanteerd: Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau (stichting Dyslexie Nederland, 2008). Uitgaande van de gegeven definitie kan dyslexie op zijn vroegst eind groep 3 worden vastgesteld, nadat een leerling daadwerkelijk leesonderwijs en aanvullend daarop een half jaar intensieve leesbegeleiding heeft gehad. Kinderen waarbij een vermoeden van dyslexie bestaat, kunnen soms al wel in de kleuterperiode gesignaleerd worden, zeker als er dyslexie in de familie voorkomt. Onderzoek heeft aangetoond dat kleuters met een risico voor leesproblemen of dyslexie, die in de kleuterperiode gerichte hulp hebben gekregen op het gebied van letterkennis en fonologische vaardigheden, in groep 3 een betere start maken met leren lezen. De hulp in de kleutergroepen is dus voornamelijk preventief bedoeld, als voorbereiding op het leren lezen. Deze begeleiding kan in groep 3 worden voortgezet. Het dyslexieprotocol wordt in groep 1 t/m 8 uitgevoerd. Vroegtijdige signalering leesproblemen en dyslexie groep 1 en 2 Om geletterdheid in de klas te stimuleren, is een uitdagende, geletterde omgeving essentieel. In een geletterde omgeving worden kinderen uitgedaagd om te gaan lezen en schrijven. Bij ons op school bieden we kinderen in de onderbouw een geletterde omgeving, door ze verschillende materialen en activiteiten aan te bieden. In de onderbouw wordt gebruik gemaakt van de volgende methodieken m.b.t. de taalontwikkeling: Schatkist: aanbod en verwerking via thema planning. Zo leren kinderen lezen en Spellen (ZLJKLS): hiermee worden de letters met het bijbehorende gebaar aangeboden. De leerlijnen van Stichting Leerplanontwikkeling (SLO): taaloefeningen voor in de kring en bij aanbod in een kleiner groepje. De taaloefeningen van CPS map "Fonemisch bewustzijn”: oefeningen voor in de kring en bij aanbod in kleiner groepje. Het taalaanbod per periode is aansluitend bij het thema wat voor die periode afgesproken is in de school. Kinderen worden uitgenodigd bij het aanbod op basis van de groepsplannen taal. Per schooljaar hanteren wij twee groepsplannen ( augustus/februari ), waarin de kinderen in niveaugroepen worden ingedeeld op basis van Cito-score, observaties en onderwijsbehoeften. Om leesproblemen zoveel mogelijk te voorkomen, vinden we het belangrijk dat we de leesontwikkeling van kinderen goed volgen d.m.v. observaties. Bij observaties richten we ons vooral op het proces dat het kind in de groep doorloopt. Bij toetsen gaan we na of een leerling een bepaald niveau bereikt. De leerkracht registreert de voortgang van de kinderen in observatiesysteem "Kijk" en in het leerlingadministratiesysteem Parnasys. De Cito-toets Taal wordt afgenomen als meetinstrument. Het toetspakket 16 beginnende geletterdheid van Aarnoutse, Beernink en Verhagen wordt afgenomen bij groep 2 leerlingen. Specifieke risicofactoren zijn onder andere: Moeite hebben met het automatiseren van willekeurige reeksen, zoals de kleuren, namen van kinderen in de klas, dagen van de week en namen van cijfers en letters. Moeite hebben met het onthouden van liedjes en versjes. Voorkomen van lees- en spellingsproblemen in de familie. Een vertraagde spraak-/taalontwikkeling. Opgroeien in een beperkt geletterde thuisomgeving. Onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal. Hoorproblemen. Een deel van bovenstaande informatie wordt tijdens een intakegesprek met ouders besproken, zodat we al vroeg op de hoogte zijn van eventuele signalen. Verder nemen we in groep 1 en groep 2 de Cito-toets Taal voor kleuters af. De onderdelen die hierbij bekeken worden, zijn de passieve woordenschat, kritisch luisteren, klank en rijm, eerste en laatste woord horen, auditieve synthese en schriftoriëntatie. Van deze toets wordt een analyse gemaakt, zodat per kind duidelijk is welke onderdelen goed gaan en welke onderdelen nog aandacht nodig hebben. Ook kan er gekeken worden of er binnen een bepaalde groep nog aandachtspunten zijn. Daarnaast kan er ook doorverwezen worden naar een logopedist, om te kijken naar de taalontwikkeling van een kind. Effectieve begeleiding in groep 1-2 van leerlingen met signalen Wanneer we d.m.v. observaties in de groep constateren dat een kind op een van de onderdelen van geletterdheid uitvalt, bieden we extra, gerichte activiteiten aan en volgen we de ontwikkeling van dit kind nauwgezet. Deze extra aanbieding vindt plaats in een klein groepje, of individueel. Het doel van deze “voorschotbenadering” is om leesproblemen zoveel mogelijk te voorkomen, door kinderen van groep 2 alvast een voorschot te geven op de leesinstructie van groep 3. Kinderen krijgen extra oefening, gericht op het aanleren van klankletterkoppeling en fonemisch bewustzijn. Daarnaast wordt de leerling gestimuleerd gebruik te maken van spontane spelling. De voorschotbenadering bestaat uit drie fasen: 1. Identificatie van klanken/letters In deze fase wordt een klein aantal letters gekozen. De letters moeten functioneel zijn voor het kind, bijvoorbeeld de eerste letter van de voornaam. Deze letters worden aangeboden m.b.v. een letterboek. Het kind krijgt de letter vaak te zien en de leerkracht spreekt hierbij steeds de bijbehorende klank uit. Als het kind de letters (ongeveer 3 letters) zelf begint te herkennen en de klank begint te koppelen aan het teken, gaan we verder met de volgende fase. 2. Manipulatie van klanken /letters In deze fase wordt het analyseren van woorden in klanken en het synthetiseren van klanken tot woorden geoefend. De analyse en synthese worden steeds ondersteund door letters. In deze fase kan gebruik worden gemaakt van drietal, spreekbeeld, raadspelletjes enz.. (Voor een uitwerking van deze spelletjes: zie blz. 56 van het ‘Protocol leesproblemen en dyslexie voor groep 1 en 2’). Als de leerling dit goed beheerst, gaan we door naar de volgende fase. 17 3. Klank-letterkoppelingen aanleren We nemen de ruimte om de letter aan te leren met bijbehorende gebaar. Deze letters zijn betekenisvol, worden gekoppeld aan het project. We bieden in deze fase de letter multisensorieel aan: kijken, luisteren, doen. Voorbeelden van werkjes zijn: Tekeningetjes, door de leerling zelf gemaakt, waarin de doelletter is verwerkt Grote lettervormen Een dienblad met schelpenzand waarin de leerling de letter kan schrijven Met scheerschuim letters schrijven op een spiegel Stempels Signaleren van lees-en spellingachterstanden in groep 3 In de kleuterperiode hebben de kinderen volop met verhalen en letters geëxperimenteerd en in groep 3 gaan ze de basisprincipes van het lezen en spellen leren. We werken met de methode ‘Veilig leren lezen’ en de daarbij behorende materialen. Hierbij maken we gebruik van de methodiek ‘Zo leren kinderen lezen en spellen’. We volgen de kinderen het hele leesen spellingproces door, naast het reguliere onderwijsaanbod, op vaste momenten toetsen af te nemen (zie onderstaande tabel). Toetsen voor groep 3 Woorden lezen Tekst lezen Spelling Begrijpend lezen Luisteren September Oktober januari april Instaptoets VLL Herfstsignalering VLL Wintersignalering VLL DMT kaart 1-2 Wintersignalering VLL AVI DMT kaart 12 Herfstsignalering VLL Cito M3 Lente signalering VLL eind meijuni DMT kaart 1-2-3 AVI Cito E3 Cito E3 Cito M3 Cito E3 Aanpak van lees- en spelling problemen in groep 3 Voor leerlingen met onvoldoende leer- en/of spellingprestaties wordt het onderwijsaanbod geïntensiveerd door extra instructiemomenten te organiseren. Er wordt gebruik gemaakt van aanvullende materialen uit de leesmethode. Het aanbod is gericht op: fonemisch bewustzijn (hakken en plakken van woorden) Zingend lezen (zoemend lezen) letterkennis (later op tempo) directe woordherkenning transfer van woord- naar tekstniveau Als het uitbreiden van instructie- en oefentijd niet voldoende is, omdat de leerling een zwakke score haalt, of zich onvoldoende ontwikkelt, moet de leertijd worden uitgebreid. Naast het volgen van het klassikale aanbod wordt de leerling, in een klein groepje of individueel, intensief begeleid (zorgniveau 2). Er wordt gebruik gemaakt van een 18 interventieprogramma (bv. ZLJKLS, Connect, Zuid-Vallei, Ralfilezen) dat aansluit bij de leerling. De intern begeleider bewaakt de voortgang van dit proces en bespreekt met de leerkracht de interventies voor de komende periode. Deze gegevens worden vastgelegd in groeps- of individuele ontwikkelingsplannen. Signaleren van lees- en spellingachterstanden in groep 4 In groep 4 wordt de lees- en spellingvaardigheid uitgebreid en verdiept. De aandacht verschuift steeds meer van leestechniek naar leesbegrip. Leerlingen die in groep 3 al zijn gesignaleerd, worden in groep 4 gevolgd door middel van extra toetsmomenten (in oktober en april). Voor spelling kan voor gesignaleerde zwakke spellers eind groep 3, bij aanvang van groep 4 het PI dictee afgenomen worden. Op die manier kunnen gerichte interventies op spelling en lezen gedaan worden. Met de extra toetsmomenten kunnen we de resultaten van de interventies voor de leerling volgen en indien nodig nieuwe interventies vastleggen. Toetsen voor groep 4 September Woorden lezen Tekst lezen Spelling Begrijpend lezen Luisteren PI dictee Oktober januari april DMT kaart 1-23 DMT kaart 1-2-3 DMT kaart 1-23 AVI AVI Cito M4 eind mei-juni DMT kaart 12-3 AVI Cito E4 Cito M4 Cito M4 Aanpak van lees- en spellingproblemen in groep 4 In de eerste maanden van het schooljaar hebben sommige leerlingen nog moeite met het goed benoemen van bepaalde letters. De extra begeleiding zal dan gericht worden op het goed kunnen verklanken en schrijven van deze ‘lastige’ letters. Leerlingen met een beperkte leesvaardigheid hebben moeite om accuraat en/of vlot te lezen. De leerkracht plant extra oefenmomenten in, waarbij er aandacht wordt geschonken aan nauwkeurig lezen, woord lezen en vervolgens tekst lezen. Er kan gebruik gemaakt worden van aanvullende materialen uit de leesmethode. Als het uitbreiden van instructie- en oefentijd niet voldoende is, omdat de leerling een zwakke score haalt, of zich onvoldoende ontwikkelt, moet de leertijd worden uitgebreid. Naast het volgen van het groepsaanbod wordt de leerling, in een klein groepje of individueel, intensief begeleid (zorgniveau 2). Er wordt gebruik gemaakt van een interventieprogramma, zoals het Ralfi-lezen of Connect. Signaleren van lees- en spellingachterstanden in groep 5 t/m 8 In de groepen 5 t/m 8 blijft aandacht voor lezen en spellen nodig en daarvoor bieden wij goed onderwijs. Voor de kinderen met een lees- en/of spellingachterstand is een intensivering van het onderwijs nodig (zorgniveau 2).De voortgang bij het lezen en spellen wordt systematisch gevolgd. Eventuele achterstanden kunnen zo tijdig worden opgemerkt en er kunnen interventies worden gedaan. 19 Toetsen voor groep 5 t/m 8 September Woorden lezen Tekst lezen Spelling Begrijpend lezen Luisteren PI dictee Oktober januari april DMT kaart 1-23 AVI DMT kaart 3 DMT kaart 1-23 AVI Cito M 5-6-7-8 eind mei-juni DMT kaart 3 AVI Cito E 56-7 Cito M 5-6-7-8 Cito M 5-6-7-8 Aanpak van lees- en spellingproblemen in groep 5 t/m 8 Vanaf groep 4 tot en met 8 zetten we bij leerlingen die sterk uitvallen de remediërende programma’s connect (klanken& letters, woordherkenning, vloeiend lezen) en Ralfi (herhaald (voor)lezen) in. Het educatieve webbased programma Gynzy wordt daarnaast ingezet om het leestempo te verhogen (letters, woorden en zinnen flitsen). Voor toetsing maken we gebruik van alle signaleringsmomenten, zoals ze beschreven staan in de dyslexieprotocollen. In alle groepen bieden we de kinderen de methodiek van "Zo leer je kinderen lezen en spellen". Dit is een preventieve instructiemethodiek ontwikkeld door orthopedagoog José Schraven. Deze methodiek biedt een denkkader voor technisch lezen en spellen. Oefeningen die in de praktijk effectief bleken te werken zijn bij elkaar gezet in één methodiek. In de orthotheek staan diverse materialen die ingezet kunnen worden om de technische leesvaardigheid te vergroten. Op het gebied van taal en spelling werken wij vanaf groep 4 met de methode Taal in Beeld en Spelling in Beeld. Wij werken met de volgende toetsen op de lees- en spellingvaardigheid te meten: AVI (2009) DMT (2009) LOVS spelling Toetspakket beginnende geletterdheid (Aernoutse) Signaleringslijsten dyslexieprotocol groep 1-2-3-4 Diagnostiek van technisch lezen en aanvankelijk spellen (Struijksma & van der Leij). PI-dictee DST (dyslexie screeningstest) De DST-nl is een snelle screening van mogelijke dyslexie. Deze test leidt niet tot een dyslexieverklaring, maar geeft aan hoe groot de kans is dat het kind dyslectisch is. De resultaten van de screening kunnen op school ingezet worden voor het opstellen van een gericht hulpplan. Volgt uit de screening dat de kans op dyslexie groot is en is een dyslexieverklaring gewenst, dan zal de volgende stap onderzoek door een psycholoog of orthopedagoog zijn. Het bieden van extra begeleiding vraagt om een goede organisatie van het onderwijs. We maken gebruik van een instructietafel. Hierdoor wordt het mogelijk om extra 20 instructiemomenten binnen de groep te organiseren. In het weekrooster worden vaste momenten gepland waarop extra begeleiding door de leerkracht kan worden ingezet. Als het uitbreiden van instructie- en oefentijd niet voldoende is, omdat de leerling een zwakke score haalt, of zich onvoldoende ontwikkelt, moet de leertijd nog verder worden uitgebreid (zorgniveau 2). Er wordt gebruik gemaakt van een interventieprogramma zoals Ralfi-lezen of Connect. Om zo goed mogelijk af te kunnen stemmen op de onderwijsbehoeften van de leerling, kan er daarnaast worden gewerkt met compenserende middelen zoals digitale toetsing, voorlezen, een daisyspeler, pre-teaching van vakken als wereldoriëntatie en meer tijd voor toetsen/taken. Vergoeding diagnose en behandeling van dyslexie Sinds 1 januari 2009 is de vergoeding voor diagnostiek en behandeling van ernstige, enkelvoudige dyslexie in het basispakket van de zorgverzekering opgenomen. Het woord ‘enkelvoudig’ wil zeggen dat er geen sprake mag zijn van bijkomende stoornissen, zoals bijvoorbeeld AD(H)D. Vanaf 2010 konden ouders aanspraak maken op de vergoeding, als de dyslexiezorg vóór de tiende verjaardag van hun kind was. Elk kalenderjaar is de leeftijdsgrens met een jaar opgetrokken en vanaf 2013 kunnen alle kinderen in het primair onderwijs van zeven jaar en ouder in aanmerking komen voor vergoeding van dyslexiezorg (zie: Stapsgewijze uitbreiding vergoedingsregeling dyslexie*). Om te voorkomen dat alle kinderen met leesproblemen worden aangemeld voor een dyslexieonderzoek, heeft de school de functie van poortwachter. De basisschool stelt een leerlingendossier* samen, om het vermoeden van ernstige dyslexie bij een leerling te onderbouwen. Dit dossier bevat een overzicht van V-scores* op lees- en spellingtoetsen en een beschrijving van de geboden hulp op school. Er zijn vijf mogelijkheden voor vergoeding van dyslexiezorg: via de zorgverzekering, mits er sprake is van ernstige, enkelvoudige dyslexie Als uw kind niet voldoet aan de hierboven genoemde criteria is vergoeding ook mogelijk: via de GGZ via een aanvullende verzekering voor psychologische hulp via belastingaftrek via de gemeente 1. Vergoeding via de zorgverzekering Kinderen bij wie intensieve begeleiding op school onvoldoende helpt, hebben een verwijzing naar de zorg nodig. Als ouder meldt u uw kind aan bij een dyslexiebehandelaar, die beoordeelt of in het leerlingendossier het vermoeden van ernstige dyslexie door de school voldoende is onderbouwd, om tot onderzoek over te gaan. Toont het diagnostisch onderzoek aan dat er bij nader inzien geen sprake is van ernstige dyslexie, dan worden de kosten van het onderzoek niettemin vergoed door uw verzekering. Contact met verzekeraar Het is raadzaam om van tevoren te informeren bij uw verzekering, met welke behandelaars zij een contract hebben afgesloten. Kiest u een behandelaar die geen contract heeft, dan kunt u eventueel in aanmerking komen voor restitutie van (een deel van) de kosten die u eerst zelf hebt betaald. Soms heeft u eerst toestemming nodig van uw verzekeraar om aan het traject van diagnostisch onderzoek en behandeling te kunnen beginnen. 21 Het is een vereiste dat alle behandelaars van 1 januari 2010 werken met het DBC-systeem. Om de kwaliteit te waarborgen, zijn er twee instituten opgericht: het Kwaliteitsinstituut Dyslexie (KD) en het Nationaal Referentiecentrum Dyslexie (NRD). 2. Via de GGZ Voor kinderen waarbij sprake is meerdere tegelijk bij dyslexie voorkomende problemen (comorbiditeit), bestaat er een mogelijkheid leesbegeleiding te krijgen via de behandeling in de GGZ. De deskundigen binnen de GGZ missen echter vaak de expertise om dyslexie te kunnen diagnosticeren en te behandelen. Een uitzondering vormen de Pedologische Instituten zoals Herlaarhof in Vught. 3. Via een aanvullende verzekering voor psychologische hulp Een dyslexieonderzoek kan ook onderdeel zijn van een psychologisch onderzoek. In dit geval kan een deel van de kosten van het psychologisch onderzoek (tot maximaal 500 euro) worden vergoed. Het onderzoek moet benoemd worden als ‘een test in verband met leerproblemen’, waarvoor u eerst bij de huisarts een verwijzing moet vragen. 4. Via belastingaftrek Komt uw kind niet in aanmerking voor bovengenoemde vergoeding van diagnose en behandeling, dan kunt u proberen de kosten van dyslexie als bijzondere uitgaven af te trekken van de belasting. Kijk hiervoor bij Belastingaftrek van kosten dyslexie*. 5. Via de gemeente Kunt u de kosten met uw inkomen niet dragen, dan kunt u bij de gemeente een beroep doen op de Bijzondere bijstand*. Regelhulp Regelhulp geeft een overzicht van zorg-, hulp- en financiële ondersteuning van verschillende organisaties zoals de gemeente, het CIZ, UWV en UWV WERK- bedrijf. Kijk voor meer informatie op: www.regelhulp.nl. Voor scholen staat op de website van het Masterplan de meest actuele informatie rond de vergoedingsregeling: www.masterplandyslexie.nl > klik op Vergoedingsregeling. Compensatie voor dyslectische kinderen Kinderen die een dyslexieverklaring hebben, kunnen gebruik maken van de Cito-toets begrijpend luisteren i.p.v. begrijpend lezen. Daarnaast kunnen middelen als bijvoorbeeld extra tijd bij het toetsen, het gebruik van auditieve ondersteuning en vergrote versies worden ingezet. Natuurlijk kunnen er ook altijd extra afspraken gemaakt zijn bij een individueel kind i.v.m. een opgesteld ontwikkelingsplan. * Deze informatie is te vinden op de website www.steunpuntdyslexie.nl 22 2.4.5 Doorgaande lijn groep 2-3 De eerste grote overgang in het onderwijs is die van groep 2 naar groep 3. Het verbeteren van de doorlopende leerlijn verkleint de stap van groep 2 naar groep 3. Niet een datum of de leeftijd van het kind, maar alleen de ontwikkeling van het kind bepalen of het kind overgaat. Van overheidswege is er geen enkele richtlijn of wat dan ook met betrekking tot de keuze die scholen hierin maken. Scholen moeten hun beslissing over overgaan onderbouwen, maar ‘een onderbouwde plaatsingsbeslissing is niet gebaseerd op de datum waarop het kind jarig is en voor het eerst naar school gaat en ook niet op een teldatum. Van het “officieel aanmerken als zittenblijver” van kinderen is in de leerjaren 1 en 2 geen sprake. Volgens de Onderwijsinspectie heeft de school wel iets uit te leggen als een herfstkleuter na de zomervakantie (weer) in groep 1 komt. ‘Voor leerlingen die langer dan een half jaar in groep 1 verblijven, is in de geest van de wet meer onderbouwing nodig voor het herhalen van meer dan de helft van het onderwijsaanbod voor groep 1. Kinderen die langer kleuteren, hebben volgens de inspectie speciale aandacht nodig. Het is aan de school hoe ze dit verantwoordt. De Onderwijsinspectie spreekt scholen niet aan op individuele gevallen. Wel gaat ze met scholen in gesprek waar meer dan 12 procent van de kleuters vóór groep 3 vertraging oploopt. In dat geval wordt het beleid van de school tegen het licht gehouden: welke afwegingen maakt een school met betrekking tot de overgang naar een volgend leerjaar? Door het systematischer meten van de ontwikkeling van kinderen, het gerichter werken met leerdoelen in de kleutergroepen en door brede inzet van materialen en bronnen is daarbij de voorbereiding op groep 3 de laatste jaren verbeterd. Op De Masten wordt gewerkt met een protocol overgang groep 2-3. Bij het besluit een leerling door te laten stromen naar de volgende groep spelen de sociaal- emotionele ontwikkeling, de werkhouding en de cognitieve ontwikkeling een belangrijke rol, gebaseerd op toetsen en observaties. Bij twijfel laten wij een leerling doorstromen en passen wij de leeromgeving aan voor het kind. In het algemeen is doubleren alleen zinvol als: Besluit tot doublure zeer zorgvuldig is genomen. In overleg met de intern begeleider, ouders en eventueel een externe consulent. Bepaalde achterstanden aangepakt en met ‘aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’ weggewerkt kunnen worden. Het kind niet toe is aan het uitvoeren van een groot aantal klassikale activiteiten. Het kind niet de juiste houding en instelling heeft om werkopdrachten uit te voeren. Indien een kind 'doubleert' zal er een individueel handelingsplan opgesteld worden waarin de school concrete didactische en pedagogische stappen beschrijft voor de extra tijd in groep 1-2. 23 3. Extra ondersteuning: ondersteuningsarrangementen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften Extra ondersteuning wordt omschreven in termen van ‘arrangementen’ die al dan niet structureel onderdeel uitmaken van het onderwijsaanbod van de school. Een arrangement bestaat uit meerdere onderdelen. Het gaat om expertise, aandacht en tijd, voorzieningen, mogelijkheden van het gebouw en samenwerking. De extra ondersteuning geeft de mogelijkheden van de school weer die de afgesproken basisondersteuning overstijgen. De extra ondersteuning wordt georganiseerd in de vorm van arrangementen. Deze arrangementen kunnen licht en kortdurend van aard zijn, of zwaar en langdurig. De arrangementen worden door de school gerealiseerd al dan niet met behulp van middelen, menskracht of expertise van buiten de school. Een arrangement kan bestaan uit vijf aspecten: 1. de aanwezige deskundigheid binnen het team 2. de aandacht en tijd die het team kan vrijmaken voor een leerling 3. de protocollen, aanpakken, programma’s, methodieken en materialen die de school heeft 4. de mogelijkheden van het schoolgebouw 5. de samenwerkingsrelaties met ouders en onderwijs- en ketenpartners Op De Masten zijn wij van mening, dat we voor heel veel kinderen een goede school zijn. We streven er naar de ondersteuning voor de leerlingen, waaronder mogelijk ook leerlingen met een beperking, op een verantwoorde wijze gestalte te geven. In principe zijn alle leerlingen welkom op onze school. Helaas kan het echter voorkomen dat een kind een bepaald soort ondersteuning of voorziening nodig heeft, waarvan wij vinden dat wij die niet, of onvoldoende kunnen bieden. In dat geval zullen we zorgvuldig afwegen wat goed is voor het kind en wat wij wel en niet kunnen waarmaken. Het is heel belangrijk dat wij vooraf een goed beeld krijgen van het kind (zie hiervoor de aanmeldingsprocedure van De Meierij). De volgende indeling op leerlingkenmerken hanteren we waarbinnen de ondersteuningsmogelijkheden van de school worden geformuleerd: Leer- en ontwikkelingsondersteuning Fysiek medische ondersteuning Sociaal-emotioneel en gedragsondersteuning Ondersteuning in de thuissituatie Hieronder wordt beschreven welke extra mogelijkheden we op dit moment hebben. 3.1. Leer- en ontwikkelingsondersteuning Onder kinderen die behoefte hebben aan leer- en ontwikkelingsondersteuning, verstaan we kinderen die bijvoorbeeld lage, of juist hoge capaciteiten hebben, kinderen met dyslexie of dyscalculie, of kinderen met een taalstoornis . Wat betreft de kinderen met lage capaciteiten werken we met ontwikkelingsperspectief en eigen leerlijnen. Samen met de IB-er, eventueel in overleg met de orthopedagoog vanuit de wijk, stelt de leerkracht het ontwikkelingsperspectief op. Aandachtspunt hierbij is het goed evalueren van deze leerlijn en het voortzetten ervan bij de overgang naar een volgende groep. Het welbevinden en de leerontwikkeling van deze kinderen wordt nauwgezet gevolgd, om te kijken of het werken met een eigen leerlijn de beste optie blijft. Dit wordt met ouders gecommuniceerd. Voor de leerkracht is echter maar een beperkt aantal kinderen 24 met een eigen leerlijn in een klas werkbaar. Voor het werken met een eigen leerlijn/ ontwikkelingsperspectief volgen we de stappen van het protocol ontwikkelingsperspectief (zie punt 3.2) Voor kinderen met hoge capaciteiten hebben we een protocol voor (hoog)begaafde kinderen. We werken vooral vanuit het compacten (indikken van leerstof) en met verrijkingsen verdiepingswerk. Hierbij worden materialen vanuit de methode en de orthotheek ingezet. In schooljaar 2014-2015 wordt gestart met een hoogbegaafdheidsgroep. Zie punt 3.3 voor meer toelichting op onderwijsbehoeften op meer- en hoogbegaafdheid. Voor kinderen met dyslexie volgen we het protocol dyslexie, dat eerder in dit plan beschreven staat. Vanuit de verzekering kunnen ouders samen met de school op een bepaald moment een onderzoek via de verzekering aanvragen. Mocht er dan bij een kind enkelvoudige dyslexie worden geconstateerd, dan is er de mogelijkheid om vanuit de verzekering een behandeling te krijgen door een dyslexiebehandelaar. Deze behandeling kan op school plaatsvinden; de dyslexiespecialist komt dan naar de school toe. Er wordt dan wel verwacht dat dit kind zowel thuis als op school nog extra oefening krijgt in het leesproces. 3.1.1 Eigen leerlijn/ontwikkelingsperspectief Als we ons onderwijs goed willen afstemmen op de behoeften van kinderen, kan het voorkomen dat het onderwijs dat we in de groepen aanbieden onvoldoende toereikend is voor een leerling. Om kinderen dan toch binnen onze school te helpen, kunnen we een kind een eigen leerlijn laten volgen. Kinderen kunnen hierbij voor een aantal vakken, of over de gehele lijn, de einddoelen voor groep 8 niet halen. Deze kinderen stromen uit naar een voortgezet onderwijs met LWOO of praktijkonderwijs. Ten eerste wordt er door de IB-er in samenwerking met de groepsleerkracht een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Hierin staat beschreven welke verwachte (tussen)doelen, leerrendementen en uitstroomniveau het kind zal behalen. De Cito-gegevens kunnen hierin meegenomen worden. De orthopedagoog wordt gevraagd mee te kijken naar de leerrendementen en gestelde doelen. Hierna wordt in de individuele leerlijn de invulling van de leerinhoud omschreven. De tussendoelen worden twee keer per jaar geëvalueerd (in de periode van de groepsbesprekingen) en bijgesteld. Ouders worden vanaf het begin betrokken bij dit proces en er wordt ouders gevraagd dit OPP te ondertekenen. Pas vanaf groep 5 kan overgegaan worden op een OPP/eigen leerlijn. Alle volgende criteria worden meegenomen in het ondersteuningsteam bij een overgang naar een eigen leerlijn zijn: Er is sprake van een stagnatie in de ontwikkeling van een leerling Er is een achterstand van een jaar of meer vastgesteld door middel van methodegebonden toetsen en genormeerde toetsen, op één of meerdere leergebieden (lezen, rekenen, taal, spellen, schrijven). (Een leerling behaald maximaal het eindniveau van groep 7) Het verwachte uitstroomniveau is LWOO, VSO of Praktijkonderwijs Er is gedurende de periode van ten minste één jaar geprobeerd het niveau van de betreffende leerling op het groepsgemiddelde te krijgen en dit is aantoonbaar vastgelegd in handelingsplannen De leermogelijkheden zijn door de school in kaart gebracht of er heeft een capaciteitenonderzoek plaatsgevonden door een erkend orthopedagoog, of psycholoog die gespecialiseerd is in leerstoornissen 25 De betreffende leerling ervaart problemen op sociaal-emotioneel gebied als gevolg van de stagnaties van het leerproces, vastgesteld door afname welbevindingsvragenlijst De ouders zijn op de hoogte gebracht door middel van oudergesprekken en gaan akkoord met het te volgen traject en de lagere uitstroom aan het eind van de basisschoolperiode en zij ondertekenen hiervoor ‘het ontwikkelingsplan individuele leerlijn’ voor akkoord. Als kinderen overgaan op een eigen leerlijn gebruiken we daarvoor het formulier ‘Ontwikkelingsperspectief ‘ van ons samenwerkingsverband De Meierij. Het kan binnen de reguliere methode voorkomen dat een leerling voor een bepaald vak op een ander niveau werkt. De leerling kan dan met een andere groep dit vak volgen. Dit kan zowel een groep hoger, als een groep lager zijn. Ook dit wordt met de ouders besproken en overlegd. 3.1.2 Hoogbegaafdheid Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat hoogbegaafde kinderen een andere onderwijsbehoefte hebben dan gemiddeld begaafde kinderen. Het vergt een extra inspanning van de school om te zorgen dat onderwijs aansluit bij de behoefte en de capaciteiten van een hoogbegaafde leerling. Passend onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen vergt van de leerkracht drie zaken. In de eerste plaats moet de leerkracht in staat zijn te herkennen welke leerlingen in de groep (hoog)begaafd zijn. In de tweede plaats vereist het dat de leerkracht in staat is om de leerling cognitief uit te dagen. In de derde plaats vraagt het kennis over effectieve begeleidingsstrategieën. Voor het herkennen en in kaart brengen van de sterke en zwakke kanten van hoogbegaafde leerlingen, kunnen leerkrachten gebruiken maken van een protocol voor signalering en diagnostiek. In het protocol hoogbegaafdheid zijn een aantal observatielijsten opgenomen uit Sibel 3, waarmee de leerkracht en intern begeleider kunnen vaststellen of het waarschijnlijk lijkt dat de leerling tot prestaties op hoogbegaafd niveau zou kunnen komen en in hoeverre de leerling dientengevolge behoefte heeft aan een aangepaste begeleiding. Kerndoel is niet om vast te stellen hoe slim de leerling is, maar hoe de leerling slim is. Een goed leerstofpakket voor hoogbegaafde kinderen werkt volgens het principe van compacten en verrijken. Compacten is het indikken van de reguliere leerstof zonder dat er kennishiaten ontstaan. Verrijken is het vervangende leerstofpakket. Verrijkingsstof is dus nooit extra stof, het is andere stof. Daarbij blijft de leerkracht eindverantwoordelijk voor het leerstofaanbod. Het kan niet zo zijn dat de leerling volkomen wordt losgelaten in zijn ontwikkeling en alleen maar ‘gevolgd wordt´. Sleutelbegrippen van het actieve leren zijn gedeelde zeggenschap en aansluiten op de belevingswereld van het kind in een veilige omgeving. De leerling leert werken in een omgeving van ‘vrijheid in gebondenheid´. Leerlingen die in hun eigen groep dagelijks met verrijkingstaken of aanpassingen werken, maar toch behoefte hebben aan nog meer uitdaging, kunnen eenmaal per week(mits voldaan aan de signaleringscriteria in het protocol hoogbegaafdheid) deelnemen aan de kangoeroegroep. Deelnemer zijn in de kangoeroegroep betekent niet dat het onderwijs na de tijd in deze groep ophoudt. Ook in de eigen groep krijgt dit een vervolg. De rest van de week zijn de leerlingen gewoon in hun eigen groep en staan de kangoeroegroep opdrachten op de weektaak. Ze werken verder –in een aangepast programma- met de groep mee. In alle groepen is voldoende uitdagend materiaal aanwezig. 26 3.2 Fysiek medische ondersteuning Passend onderwijs voor leerlingen met een fysieke beperking of een chronische ziekte gaat over het zorgen voor een toegankelijke school, aangepast materiaal, leraren met kennis van de effecten van de beperkingen en soms medische zorg. Iedere leerling is anders, en iedere beperking of chronische ziekte is anders. Er zijn geen kant-en-klare oplossingen, en vaak is het zo dat er voor kinderen met een lichamelijke handicap of een chronische ziekte nauw contact is tussen ouders en school voor de afstemming van zorg en onderwijs. In het algemeen kan men een drietal verschillende situaties onderscheiden, als het gaat over medische handelingen : een kind wordt ziek op school ouders/verzorgers vragen om het verstrekken van medicijnen aan de leerling op school ten behoeve van een leerling zijn medische handelingen nodig in het kader van de wet-BIG (Beroepen Individuele Gezondheidszorg). Denk aan sondevoeding, het toedienen van een injectie of het meten van de bloedsuikerspiegel bij suikerpatiënten door middel van een vingerprikje. Leraren zijn niet bevoegd om medische handelingen te verrichten. Een school en/of leraar kan niet verplicht worden gesteld om medische handelingen in het kader van de wet-BIG te verrichten. De Masten ligt voor een deel op de begane grond en is met een rolstoel goed begaanbaar. De tweede verdieping is met de lift te bereiken en ook die verdieping is met een rolstoel goed begaanbaar. Er is een invalidentoilet aanwezig. Wij hebben echter geen extra personeel dat met kinderen naar het toilet kan gaan. Een leerling met een visuele en/of auditieve beperking die naar een gewone school gaat, groeit op tussen de leeftijdgenootjes. Het kind zit op dezelfde school als de broertjes en/of zusjes en kan in de eigen woonomgeving een vriendenkring opbouwen. Om goed te kunnen meekomen op school, hebben deze leerlingen speciale aandacht nodig. Het is noodzakelijk dat De Masten in staat is om de leerling die aandacht te geven. De onderwijsbehoeften van de leerling en de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht zijn richtinggevend voor de begeleidingsmogelijkheden van De Masten. Leerkrachten hoeven het niet alleen te doen. Ze worden ondersteund door ambulante onderwijskundige begeleiders. Dit zijn leerkrachten die het kind en de school vanuit het speciaal onderwijs begeleiden. De begeleider komt regelmatig op school. Hij/zij heeft intensief contact met de leerling, de leerkrachten en de ouders. Voor veel slechtziende en slechthorende kinderen is het fijn om dicht bij huis naar school te gaan. Maar het kan ook lastig zijn voor het kind om zich staande te houden. Gelukkig is er vaak goede begeleiding of kan het kind hulpmiddelen inzetten om mee te komen in het reguliere onderwijs. Hulpmiddelen waar De Masten mee bekend is: solo apparatuur bordversterker verstelbare tafel individueel scherm leesloep 27 3.3 Sociaal-emotioneel en gedragsondersteuning Kinderen ontwikkelen zich het beste binnen een positief school klimaat en een goede sfeer in de klas. Sociaal competent gedrag bestaat niet uit losse vaardigheden, het zijn sociale, emotionele en cognitieve elementen die onderling met elkaar verbonden zijn. Op De Masten richten we ons met name op de volgende vaardigheden: Zelfsturing/autonomie Kinderen zijn van nature nieuwsgierig en willen dingen uitzoeken, proberen en ervaren. Zelfstandig keuzes maken en beslissingen nemen en dus zelf doen en leren! Activiteiten waarbij ze veel gestuurd worden door volwassenen en waarbij weinig ruimte is voor eigen inbreng, dammen die nieuwsgierigheid in en zorgen voor frustratie. Sturing in bepaalde mate vanuit volwassenen (leidsters/leerkrachten/ouders) zorgt voor een veilige basis, maar als deze sturing constant plaatsvindt, worden kinderen niet voorbereid op autonomie of zelfsturing. Het beschikken over zelfsturing houdt in dat kinderen in staat zijn hun eigen gedrag te sturen; ze zijn dus eigenaar over hun eigen gedrag. Daarbij moeten we denken aan vaardigheden zoals geconcentreerd werken, plannen van en reflecteren op je werk, keuzes maken, problemen oplossen, flexibel van taak/rol kunnen wisselen, samenwerken met andere kinderen en het onderdrukken van irrelevante impulsen. Het blijkt dat het ontwikkelen en stimuleren van een goede zelfsturing bij jonge kinderen een stevig fundament vormt voor het leervermogen. Communiceren Duidelijke communicatie is niet (alleen) afhankelijk van een goed taalgebruik, maar ook van andere communicatieve vaardigheden en kennis van kinderen. Daarbij kan men denken aan respect tonen voor de ander, jezelf presenteren, je inleven in een ander, aardig zijn voor een ander, de dialoog aangaan, anderen helpen, je gedrag op de situatie afstemmen en omgaan met sociale spanningen. Conflicten kunnen dus ontstaan doordat niet iedereen exact dezelfde gedachten en behoeften heeft . Kinderen zullen meemaken dat hun eigen belangen soms in conflict komen met die van een ander. Misvattingen tijdens de communicatie tussen mensen horen erbij en daar moet je mee leren omgaan, bijvoorbeeld door bepaalde situaties te vermijden of de dialoog aangaan en het conflict op te lossen. Dit vraagt van een kind dat het naast zijn eigen gevoelens en belangen ook die van de ander in beschouwing neemt. Samenwerken Leren komt met name tot stand door interactie met de omgeving. Kinderen kunnen leren van ontwikkelingsgelijken (symmetrische interactie), maar ook van oudere kinderen en volwassen met een kennisvoorsprong (asymmetrische interactie). Het leereffect wordt veroorzaakt doordat kinderen in interactie met elkaar hun eigen mening verwoorden en coördineren, deze vergelijken met die van anderen en gezamenlijk tot nieuwe standpunten komen, bijvoorbeeld middels discussiëren. Kinderen die goed kunnen samenwerken, tonen o.a. betere toetsresultaten en zijn sociaal gezien ook meer gewaardeerd door anderen. Adequaat samenwerken houdt in dat kinderen communicatief en oplossingsgericht handelen. Dat betekent dat ze kennis en vaardigheden ontwikkelen gerelateerd aan het uitvoeren van taken, waarbij het met name gaat om sterke communicatieve vaardigheden maar cognitieve aspecten, bijvoorbeeld inzet en motivatie. Te denken valt aan vaardigheden zoals plannen en organiseren, je aan de regels, houden, overleggen en afspraken maken, omgaan met culturele en maatschappelijke verschillen, samenspelen en samenwerken, oplossingen zoeken en omgaan met ruzie conflicten oplossen. 28 Deze vaardigheden op het gebied van sociale competenties sluiten aan op de kerndoelen in het domein 'Oriëntatie op jezelf en de wereld' (kerndoel 34, 35 en 37). Tot dit domein behoren doelen als respectvol omgaan met andere mensen en conflicten op te lossen. Deze kerndoelen en vaardigheden komen expliciet aan bod in het thematisch werken op de middagen. Daarnaast maken we op De Masten gebruik van ondersteuningsprogramma's zoals: meidenvenijn weerbaarheidstraining Wish sociaal emotionele methode: 'goed gedaan!' Leerkrachten hebben een rol bij het signaleren en herkennen problemen in de sociaalemotionele ontwikkeling of beginnende psychische problematiek bij de leerlingen. Daarnaast is het belangrijk dat een school beschikt over een goed functionerende zorgstructuur. Door groeps- en leerlingbesprekingen en observaties met 'Kijk' in groep 1-2 en Viseon in groep 3-8 wordt de sociaal emotionele ontwikkeling van de kinderen gevolgd. Met name kwetsbare kinderen dienen hierin extra aandacht te krijgen. Indien er signalen naar voren komen zullen deze besproken kunnen worden met de IB-er, het zorgadviesteam en/of het samenwerkingsverband. Binnen het kleine team is er door de jaren heen veel expertise op verschillende gebieden, opgedaan door ervaring of cursussen. Er is niet gekozen voor aparte deskundigen. Kennis en expertise die in de school o.a. aanwezig zijn: verrijkingsonderwijs sociale vaardigheden (waaronder WISH,Fides en Meidenvenijn) handelingsgericht werken begeleiding m.b.v. videobeelden kinderen met visuele beperking kinderen met auditieve beperking kindkenmerken zoals ADHD, autisme, NLD leerproblemen Als De Masten andere deskundigheid nodig heeft, dan wordt de hulpvraag bij het samenwerkingsverband of andere scholen binnen het samenwerkingsverband gesteld. 3.4 Ondersteuning in de thuissituatie De Masten heeft een structuur waarin zorg en begeleiding voor leerlingen ingezet kan worden, zowel zorg vanuit het onderwijs zelf of vanuit het speciaal onderwijs, maar ook van partners uit de lokale zorg of de jeugdzorg. In de zorg in en om de school is de leerkracht in de klas de basis; hij/zij heeft intensief contact met het kind en meestal ook met de ouders. De leerkracht signaleert en intervenieert. Indien nodig kan de leerkracht anderen inschakelen voor advies of handelingsplanning, zoals collega-leerkrachten, de intern begeleider, de (preventief) ambulant begeleider, de schoolmaatschappelijk werker, de jeugdverpleegkundige of de jeugdarts. Het zorgteam is op school de plaats waar deze experts elkaar ontmoeten. Daar bespreken zij gezamenlijk de signalen van de leerkracht en stellen een aanpak vast. Voor complexere problematiek kan De Masten beschikken over een bovenschools ondersteuningsteam. Vanuit die teams kunnen zo nodig extra begeleiding, onderwijszorg en hulpverlening ingezet worden voor de leerling, de ouders en de leerkracht. Dat is ook de aangewezen plaats om de signalen van kindermishandeling te beoordelen, te wegen en te beslissen welke stappen gezet moeten worden. Deze zorgroute biedt directe 29 aanknopingspunten voor het uitvoeren van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. 3.4.1 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling De meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (HG&K) heeft betrekking op alle vormen van geweld in de huiselijke situatie, zoals mishandeling, seksueel geweld e.d. De meldcode heeft tot doel kinderen, die te maken hebben met een vorm van geweld of mishandeling, eerder passende hulp te bieden, zodat een einde komt aan de (bedreigende) situatie. Hiertoe biedt de meldcode stappen en handvatten aan professionals voor signalering en het verder handelen bij (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling. De doelgroepen zijn zowel slachtoffers, getuigen als (vermoedelijke) daders. De meldcode legt de beslissing, om vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling al dan niet te melden bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) of Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG), bewust bij de professional. In het primair onderwijs maakt de school die afweging bij voorkeur samen met de partners in zorgteam en ZAT. Overleg met ouders hoort bij élke stap in het zorgtraject. Als de school zorgen heeft om de ontwikkeling van het kind, bespreekt zij dit met de ouders. Wat de achterliggende oorzaak is van signalen, is lang niet altijd meteen duidelijk: veel signalen kúnnen wijzen op kindermishandeling, maar ook te maken hebben met andere dingen. Als de school met ouders in gesprek gaat over de signalen en de thuissituatie en als zij met elkaar informatie uitwisselen over de ontwikkeling van het kind, dan draagt dat bij aan verheldering, ontkrachting of bevestiging van zorgen. Later gaat het gesprek met ouders over te zetten vervolgstappen en –acties. Stap 1: Signaleren Signaleren van belemmeringen in de ontwikkeling van een kind en dit met ouders bespreken vormt een belangrijk onderdeel van de beroepshouding van leerkrachten en intern begeleiders. Deze beroepshouding wordt in elk contact met de leerling en de ouders verondersteld. Aan het in kaart brengen van de signalen gaat vaak een ‘niet pluis’ gevoel vooraf. De waargenomen signalen en eventueel van ouders verkregen informatie vormen de basis voor verdere actie. Stap 2: Collegiale consultatie De leerkracht bespreekt de waargenomen signalen met collega’s en/of de intern begeleider. Dat kan de leerkracht zijn waarbij de leerling het jaar daarvoor in de klas heeft gezeten, of de leerkracht van een broertje of zusje. De IB’er kan zo nodig de jeugdverpleegkundige, jeugdarts of schoolmaatschappelijk werker consulteren. Ook kan de IB’er bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling (anoniem) advies vragen bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Stap 3 en 4: Weging en risicotaxatie in het multidisciplinair zorgteam en/of ZAT De volgende stap is de signalen, het ingewonnen advies bij collega’s en de informatie uit het gesprek met de ouders te bespreken in het zorgteam (op school) of het bovenschoolse ZAT. De aard en de ernst van de signalen en het risico op kindermishandeling of huiselijk geweld worden daarin multidisciplinair afgewogen. De expertise van de partners wordt gebundeld en optimaal benut. Vervolgens wordt er een afgestemde aanpak vastgesteld en uitgevoerd, gericht op ondersteuning van het kind, de ouders en de leerkracht. 30 Stap 5: Beslissen: Hulp bieden en handelingsgerichte adviezen voor de leerkracht Het zorgteam of het ZAT organiseert de noodzakelijke hulp en geeft handelingsadviezen aan de leer- kracht. Daarnaast wordt er overlegd óf en wie er een melding doet bij het AMK. Met het AMK wordt besproken wat het zorgteam of het ZAT na de melding, binnen de grenzen van de gebruikelijke werkzaamheden, zelf nog kan doen om de leerling en zijn gezinsleden tegen het risico op huiselijk geweld of op mishandeling te beschermen. In het zorgteam/ZAT is afgesproken wie de ouders informeert over de uitkomsten van de bespreking en de eventuele melding bij het AMK. Stap 6: Volgen Wanneer vanuit het zorgteam of ZAT hulp wordt geboden is in het team afgesproken wie de zorg coördineert. Het zorgteam/ZAT volgt de effecten van deze hulp en stelt de aanpak zo nodig bij. Tenslotte wordt er nazorg geboden en wordt de aanpak geëvalueerd. 31 4. Speciaal onderwijs Scholen voor speciaal onderwijs (so) zijn bedoeld voor lichamelijk, zintuiglijk of verstandelijk gehandicapte kinderen en voor kinderen met psychiatrische of gedragsproblemen. Voor deze groep kinderen zijn er tien soorten scholen, die in vier clusters onderverdeeld zijn: cluster 1: scholen voor blinde of slechtziende kinderen (visueel gehandicapte kinderen) cluster 2: scholen voor dove kinderen, slechthorende kinderen, kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden en kinderen met communicatieve problemen cluster 3: scholen voor kinderen met lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen, zeer moeilijk lerende kinderen en langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap, kinderen met epilepsie en meervoudig gehandicapte kinderen die zeer moeilijk leren cluster 4: scholen voor kinderen met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen Scholen voor speciaal basisonderwijs (sbo) vallen niet onder het speciaal onderwijs, maar onder de Wet op het primair onderwijs. Sinds 1998 zijn er geen scholen meer voor moeilijk lerende kinderen (mlk), scholen voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (lom) en afdelingen voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters (iobk). Speciaal basisonderwijs staat voor de bijzondere combinatie van vakbekwaam basisonderwijs aangevuld met specifieke leer-, gedrags- en opvoedingsexpertise. Sbo biedt passend onderwijs aan kinderen die zich op de gewone basisschool niet optimaal ontwikkelen. Sbo-scholen en reguliere basisscholen hebben dezelfde kerndoelen. Kerndoelen zijn streefdoelen voor kennis en vaardigheden van een leerling aan het eind van de basisschool. Een leerling op het sbo krijgt eventueel meer tijd om de kerndoelen te bereiken. Sbo-scholen hebben een uitloopmogelijkheid voor leerlingen tot 14 jaar. 4.1 Toelaatbaarheidsverklaring Een voorwaarde voor plaatsing in het speciaal basisonderwijs (sbo) of (voortgezet) speciaal onderwijs (v)so is dat het samenwerkingsverband daarmee instemt. In dat geval krijgt de leerling een toelaatbaarheidsverklaring. In het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband staat in de vorm van processen en criteria beschreven welke leerlingen in aanmerking komen voor plaatsing in het sbo en (v)so. Om te beoordelen of een leerling een tlv krijgt, vraagt het samenwerkingsverband in elk geval advies aan deskundigen. Bij een positief besluit geef het samenwerkingsverband een tlv af. Daarop staat het nummer van het samenwerkingsverband, van de toelaatbaarheidsverklaring, de start- en einddatum en het bekostigingsniveau (laag/midden/hoog). Verder gelden de volgende voorwaarden: Het bevoegd gezag van de school van aanmelding vraagt de tlv aan. Dit is dus niet de verantwoordelijkheid van de ouders. Voor het sbo is dit een school voor basisonderwijs of sbo-school. Voor een tlv voor het vso, is dit een school voor voortgezet onderwijs of een vso-school. De school en ouders kunnen bij het samenwerkingsverband bezwaar aantekenen tegen het besluit van het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband moet zich dan door de bezwaaradviescommissie van het samenwerkingsverband laten adviseren. Als het samenwerkingsverband geen tlv afgeeft, moet de school waar de leerling is aangemeld of geplaatst op zoek naar een andere passende plek voor de leerling. De zorgplicht blijft dan bij de aanmeldingsschool of de school waar de leerling al zit. 32 4.2 Aanmelden speciaal onderwijs (SO) De aanmelding bij het (v)so gebeurt altijd schriftelijk. Nadat de leerling schriftelijk is aangemeld, kan de zorgplicht ingaan. Hiervoor moet wel zijn voldaan aan de onderstaande voorwaarden: Er is plaatsruimte op de school van aanmelding (de school is niet vol). Ouders respecteren de grondslag van de school Voor speciaal basisonderwijs: aanmelden kan vanaf de leeftijd van 3 jaar Voor voortgezet speciaal onderwijs: als de leerling wordt aangemeld voor het diplomagerichte uitstroomprofiel, moet de leerling voldoen aan het Inrichtingsbesluit. Dat wil zeggen dat er uitzicht moet zijn op het behalen van een diploma. Bij aanmelding op meerdere scholen moeten ouders doorgeven bij welke school hun kind nog meer is aangemeld. Dan is het aan de scholen of het samenwerkingsverband om aan te geven hoe ze hiermee omgaan: - Optie a: de scholen vragen, eventueel via het samenwerkingsverband, aan de ouders welke school hun voorkeur heeft. Deze school krijgt de zorgplicht als dat nodig is. - Optie b: centrale aanmelding via het samenwerkingsverband. De school die ouders als eerste voorkeur opgeven, heeft de zorgplicht als dat nodig is. Als ouders bij scholen van verschillende samenwerkingsverbanden aanmelden, kan na overleg met de ouders 1 school worden aangewezen de zorgplicht krijgt als dat nodig is. De zorgplicht geldt ook als er voor een leerling (nog) geen toelaatbaarheidsverklaring (tlv) is afgegeven. De aanmeldingsschool moet voor deze leerling op zoek naar een andere passende plek. 4.3 Aanmelden speciaal basisonderwijs (SBO) Het kan helaas wel eens voorkomen, dat we op De Masten een leerling niet de zorg en aandacht kunnen geven, die dat kind nodig heeft. Na extra ondersteuning m.b.v. groepsplannen en handelingsplannen is dan bij deze leerling gebleken, dat we ons onderwijs onvoldoende kunnen afstemmen op hem/haar. De leerling ontwikkelt zich onvoldoende, of het welbevinden van het kind komt in het gedrang. Samen met ouders wordt dan besproken of een aanmelding voor het SBO, of een andere basisschool misschien beter is. De leerling is dan al uitvoerig besproken door de schoolondersteuner, orthopedagoog, IB-er en ouders. Wanneer de leerling voldoet aan de criteria, wordt er een toelaatbaarheidsverklaring afgegeven. De volgende criteria worden hierin meegenomen: SBO-criterium Vereiste rapportage naast Onderwijskundig rapport IQ tussen 55 en 90 De PCL accepteert alleen onderzoek uitgevoerd IQ ’s tussen 55 en 70 bezien in licht van ZMLK- m.b.v. COTAN erkende instrumenten. criteria. Valide IQ onderzoek: voor leerlingen jonger dan 8 jaar 1 jaar oud, leerlingen ouder dan 8 jaar maximaal 2 jaar oud. Leerachterstanden Ontwikkelingslijn waarbij de meest recente didactische gegevens niet ouder zijn dan een half jaar 33 Groter dan 25% op tenminste twee van de vier leergebieden (technisch lezen, spelling, begrijpend lezen en inzichtelijk rekenen), of Cito-toetsscores D en E Werkhoudingproblemen die niet door het basisonderwijs te hanteren zijn en die niet thuishoren bij een RECinstelling. Sociaal emotionele problemen die niet door het basisonderwijs te hanteren zijn en die niet thuishoren bij een RECinstelling Lichamelijke problemen die niet door het basisonderwijs te hanteren zijn en die niet thuishoren bij een RECinstelling Syndromen zoals vastgesteld in DSM IV, die niet door het basisonderwijs te hanteren zijn en die niet thuishoren bij een RECinstelling Effecten van zorg het uitblijven van effecten van zorg Verblijfsduur SBO Een kind moet tenminste 2 jaar kunnen profiteren van het SBO Beredeneerde afwijking niet alle leerlingen vallen binnen de criteria. Ook voor deze leerlingen kan een PCLbeschikking worden aangevraagd Conclusies uit observaties gedurende de doorlopen schooljaren en handelingsplannen op dit vlak Uitslagen op door COTAN erkende test (en) Beschrijving van de problematiek van de leerling met eventuele bijlagen van medische aard Blijkend uit een verslag / indicatie/ rapportage geschreven door een voor de vaststelling geautoriseerd onderzoeker Laatste ontwikkelingsplannen en de evaluaties daarvan Informatie van ouders / verzorgers en school Een document waarin wordt gemotiveerd waarom toch een PCL-beschikking wordt aangevraagd. 34 5. Evaluatie van de zorg Evalueren is een proces van informatie verwerven, dat gebruikt wordt om een oordeel te vormen op basis waarvan (voortgangs)beslissingen genomen worden. Bij de evaluatie van de zorgbreedte maken we onderscheid tussen een kwantitatieve en kwalitatieve evaluatie. De kwantitatieve of product evaluatie gaat o.a. om: het aantal leerlingen dat extra zorg krijgt het aantal leerlingen dat onderzocht is het aantal leerlingen dat een bouw verlengt of versnelt het aantal leerlingen dat naar het speciaal onderwijs is verwezen de tijd die is gereserveerd voor interne coördinatie en ondersteuning Kwantitatief is voor ons ook het aangeven van de vooruitgang bij leerlingen, die extra begeleid zijn. Dit gebeurt met name op basis van de gegevens uit het leerlingvolgsysteem. Aan het einde van het schooljaar evalueert de IB-er het zorgsysteem (zowel kwantitatief als kwalitatief) tijdens groepsbesprekingen met de leerkrachten en daarna met het team tijdens het analyseren van toetsgegevens. De directeur voert ook functioneringsgesprekken, waarin enkele aspecten aan bod kunnen komen. De kwalitatieve evaluatie is moeilijker zichtbaar te maken. Er wordt een oordeel uitgesproken over bepaalde bevindingen of activiteiten. Er moet dan dus sprake zijn van een bepaalde standaard of criterium. Bij deze evaluatie gaan we uit van gegevens, die verkregen worden door: na te gaan of de door ons gestelde doelen bereikt zijn (hierbij kan gebruik worden gemaakt van verschillende objectieve instrumenten) het houden van een tevredenheidsmeting bij ouders het houden van functioneringsgesprekken / ontwikkelingsgesprekken De evaluatie van de zorgbreedte binnen het zorgsysteem van De Masten spitst zich toe op de volgende onderdelen: de organisatie en inhoud van de zorgbreedte op groepsniveau de organisatie en inhoud van de zorgbreedte op schoolniveau professionaliteit van de individuele leraren de organisatie en inhoud van de zorgbreedte op samenwerkingsverband W(eer)S(amen)N(aar)S(school) De inhoud van de zorgbreedte op groepsniveau Het accent ligt hier op het uitvoeren van de zorgverbredingscyclus: van signaleren tot en met evaluatie van het uitvoeren van het ontwikkelingsplan. Vragen die gesteld worden zijn: voldoet het leerlingvolgsysteem aan de gestelde inhoudelijke eisen? Hoe verloopt de registratie? voldoen de gebruikte signalerings-, diagnose- en observatiemiddelen? kan in voldoende mate gebruik worden gemaakt van specifieke methodegebonden hulpmiddelen? kan er beschikt worden over voldoende additionele materialen (o.a. orthotheekmaterialen)? hoe verloopt de organisatie (klassenmanagement) van de extra zorg, die wordt gegeven? hoe verlopen de contacten tussen de IB-er en de leraar en hoe wordt de ondersteuning van de IB-er ervaren? 35 hoeveel leerlingen hebben specifieke hulp gekregen en wat is de opbrengst ervan geweest? hoe zijn de contacten met ouders verlopen? De inhoud van de zorgbreedte op schoolniveau Bij deze evaluatie gaat het om: wat zijn de sterke/zwakke kanten van onze zorgbreedte, hoe verlopen de gemaakte afspraken, hoe functioneren de gebruikte methoden/middelen, in hoeverre worden/zijn de doelen bereikt, wat is de kwaliteit van het totale zorgbreedte op onze school (effect/rendement)? Evaluatie op schoolniveau richt zich onder meer op de volgende aspecten: uitvoering van de zorgverbredingscyclus voldoet het leerlingvolgsysteem aan de gestelde inhoudelijke eisen? Hoe verloopt de registratie? lange termijnevaluatie binnen het leerlingvolgsysteem? taakuitvoering van de IB-er taakuitvoering van de directie binnen de zorgbreedte hoe verloopt de collegiale consultatie? de professionaliteit van het hele team: wat is de opbrengst geweest van gezamenlijke activiteiten in het kader van vergroten van deskundigheid op het gebied van zorgbreedte en het schoolverbeterplan? hoe wordt het pedagogisch klimaat ervaren? hoeveel leerlingen hebben extra zorg gehad? hoeveel leerlingen zijn verwezen? gebruik en aanwezigheid van orthotheekmaterialen hoe verlopen de afspraken met en ondersteuning van de externe instanties? Professionaliteit van de individuele leraren De evaluatie richt zich op: de wijze waarop men in staat is om extra zorg en hulp te geven binnen de groep hoe zijn gevolgde (externe) cursussen en/of trainingen verlopen? wat is de opbrengst van gevolgde cursussen en/of trainingen? Was het budget toereikend? De organisatie en inhoud van de zorgbreedte op samenwerkingsverband (De Meierij) Er wordt gekeken of de gestelde doelen van het schooljaar bereikt zijn. Hoe worden de evaluaties georganiseerd? De verantwoordelijkheid voor de organisatie en uitvoering van de evaluatie ligt bij de directie. Zij kan hierbij ondersteund worden door een externe begeleider. Evaluatie op groepsniveau richt zich onder meer op de volgende aspecten: leerlingenbespreking: de directie overlegt drie keer per schooljaar met de IB-er en leerlingen, die extra zorg en hulp krijgen knelpuntenbespreking: de directie overlegt drie keer per schooljaar met de IB-er op basis van ervaren knelpunten bij diens taakuitvoering klassenbezoeken en functioneringsgesprekken: de directie bespreekt de opgedane indrukken tijdens de klassenbezoeken met de leraren. Tevens vormen de genoemde punten bij de inhoud van de evaluatie, zoals hierboven genoemd, onderwerp van gesprek binnen de functioneringsgesprekken/ontwikkelingsgesprekken 36 de directie neemt de rapportgegevens van alle leerlingen uit alle groepen door en bespreekt deze indien nodig met de groepsleraren de groepsoverstijgende knelpunten worden door de directie binnen het team ingebracht de IB-er inventariseert knelpunten t.a.v. het leerlingvolgsysteem, de organisatie in de groepen en het orthotheek gebruik. Evaluatie op schoolniveau: Deze evaluatie kent twee onderdelen. Tijdens het eerste deel wordt aan de hand van de gegevens uit het leerlingvolgsysteem geëvalueerd. Tevens worden eventuele knelpunten uit de evaluatie op groepsniveau besproken. In het tweede deel worden de overige inhoudelijke zaken, zoals hierboven genoemd, aan de orde gesteld. Aan het einde van de evaluatie worden afspraken gemaakt ten aanzien van bijstellingen van: beleid, werkvormen, afspraken en procedures, methoden en overige middelen. Deze worden in het zorgplan en/of schoolplan van De Masten opgenomen. 37 6. Speerpunten voor de zorg 2014-2018 Onze speerpunten komende jaren (voortbordurend op eerder genoemde doelen): De H.G.W. denkwijze en werkwijze: iedere leerling wordt gezien! Betrokkenheid van ouders in de 1-zorgroute De zorg “naar boven” concreet vorm en inhoud geven (meer- en hoogbegaafden) Opbrengstgericht werken, waarbij de resultaten van rekenen, spelling, lezen en begrijpend lezen minimaal op niveau van de inspectienormen liggen. Zelfstandigheid en oplossend vermogen voor de leerlingen. In het leerproces, de verantwoording op een gepast niveau bij de leerlingen leggen (intrinsieke motivatie). Passend onderwijs (werken vanuit OPP’s, gebaseerd op onafhankelijk onderzoek) Digitaal leerlingdossier. Het mag duidelijk zijn dat de school te allen tijde probeert om de zorg voor onze leerlingen zo optimaal mogelijk uit te voeren. Het zorgplan vormt hiervoor de basis. De zorg aan individuele kinderen zal hoofdzakelijk plaatsvinden in de groepen. Uitgangspunt blijft om kinderen zoveel mogelijk tijdens de lestijd te ondersteunen. Meerjarenplanning leerlingzorg (zorgverbreding) De Masten zal in de toekomst een brede zorgschool willen zijn. De definitie van en brede zorgschool: De brede zorgschool kan vanuit overtuiging vele leerlingen met uiteenlopende speciale onderwijsbehoeften (leer-, gedrags- en fysieke behoeften) aan. Er worden voortdurend teaminspanningen geleverd om de speciale onderwijsbehoeften up-to-date te houden. Er is substantiële formatie om groepsleraren bij te staan. Een deel van de leraren is getraind in het omgaan met leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Alleen bij uitzonderlijke onderwijsbehoeften van leerlingen loopt de school tegen haar grenzen aan. Resultaat: de school is in staat om de helft tot driekwart van alle leerlingen met speciale onderwijsbehoeften (50-75 procent) passende speciale onderwijszorg te bieden. Hieronder staan een aantal stappen die we uit gaan voeren om tot dit punt te komen. Verdere afspraken zijn te vinden in het schoolondersteuningsprofiel en het schoolplan. Passend onderwijs realiseren in het profiel van een Brede Zorgschool doen wij door professionalisering van het team van leerkrachten zodat zij kunnen zorgen voor afstemming op mogelijkheden van de leerlingen en zo zorgvuldig omgaan met verschillen. Om de brede zorgschool te verwezenlijken zijn in de komende periode de volgende punten belangrijk: het werken volgens de uitgangspunten van het Handelingsgericht werken, waarbij het werken met groepsplannen en de sfeer in de groep speerpunten zijn. het opbrengstgericht leren werken, waarbij data analyse een steeds belangrijker rol moeten gaan spelen. het “op maat maken” van ons onderwijs voor leerlingen die ver boven of ver beneden het gemiddelde presteren. Hierbij gaat het om de verdere ontwikkeling van beleid t.a.v. hoog-/ meerbegaafdheid en het werken met ontwikkelingsperspectieven voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Op dit moment is er nog veel in ontwikkeling in het kader van Passend Onderwijs en de door het kabinet aangekondigde bezuinigingen. Dit heeft als gevolg dat er onzekerheid bestaat over de mogelijkheid van de toekenning van Ambulant Begeleiders, de 38 verdeling van de financiële middelen en de wijze waarop de REC’s hun begeleiding vorm gaan geven. Voor onze school betekent dat niet dat onze visie verandert, wel kan de uitvoering in de toekomst andere vormen gaan krijgen. Ons speerpunt voor de komende jaren is de “realisatie” van een brede zorgschool binnen het SWV De Meijerij PO. Momenteel vinden er veranderingen plaats wat betreft het vormen van een breder samenwerkingsverband. Incidenteel wordt het vormen van het nieuwe samenwerkingsverband in een teamvergadering besproken. Wij ontwikkelen ons zorgbeleid voortdurend. We oriënteren ons op afstemming vanuit de basisbehoeften, competentie, relatie en autonomie. Wij houden rekening met verschillen tussen kinderen en vangen meerdere categorieën leerlingen met speciale onderwijsbehoeften op. We streven naar een verwijzingspercentage van max. 2%. Kinderen zijn in staat zich op betrokken wijze naar hun mogelijkheden te ontwikkelen. We gaan doel- en handelingsgericht om met verschillen en stemmen ons onderwijs af op de onderwijsbehoefte van de leerlingen. HGW is en blijft onze manier van denken en handelen. Leerlingen worden actief betrokken bij hun eigen leerproces binnen de onderwijssituatie. Bij de leerlingen is er een hogere betrokkenheid, die leidt tot beter leren. Wij willen een duidelijke visie vormen als team omtrent keuze en helderheid over welke categorieën leerlingen wij binnen onze school hebben. Verder wordt duidelijk in kaart gebracht wat de ontwikkelbehoefte van de school en voor de individuele teamleden is. Beleidskeuzes vanuit visie op zorg worden voortgezet. Het werken met het inmiddels opgestelde schoolspecifiek ondersteuningsprofiel behoort hier toe. 39 Speerpunt: 2014-2015 1. invoeren zorgverslag X Juni 2015 2. opstellen hoogbegaafdheidsprotoc ol 3. invoeren plusgroep X - Sibel 3 aanschaffen 4. protocol medische handelingen X 5. Ouders als educatieve partners X - Omgekeerd oudergesprek - bespreken eigen leerlijnen X - kwaliteitskaart educatief partnerschap op De Masten 6. de rol van het kind X - zelfstandigheid en probleemoplossend vermogen in de unit - kinderkabinet 7. planmatigheid X - groepsplan spelling - groepsplan begrijpend lezen en woordenschat - geëvalueerde groepsplannen als bijlage van de groep in Parnassys X - portfolio pilot - kindspecifieke weektaken - pilot structurele kindgesprekken X - kwaliteitskaart groepsplannen De Masten - individuele handelingsplannen in Parnassys maken X - Pilot draaien 2015-2016 2016-2017 2017-2018 X - invoering portfolio - agenderen kindgesprekken X - kwaliteitskaart portfolio op De Masten - kwaliteitskaart kindgesprekken op De Masten X 8. afspraken zorgstructuur 9. OGW met Parnassys X - procedures - formats - dossiervorming X - scholing directie/IB - trendanalyses januari en juni - bespreking opbrengsten in groepsbespreking en in team X - kwaliteitskaart zorgstructuur De Masten 10. opstellen dyscalculieprotocol X 11. meetinstrument sociaal emotionele ontwikkeling X - oriëntatie op mogelijkheden X - oriëntatie op mogelijkheden X - kindgesprekken over OPP X - pilot draaien met keuze instrument X - digitaliseren kleuterobervatiesysteem X - kwaliteitskaart OPP op De Masten X - oriëntatie op mogelijkheden met Cello X - aanpassing inrichting ondersteuningsteams 12. digitalisering observatiesysteem Kijk 13. Werken met eigen leerlijnen 14. inrichting ondersteuningsteams X - OPP's voor zorgleerlingen niveau 3-4 - OPP's bespreken met ouders X - Herinrichten ZAT X - invoering 41