Klimaatverandering en CO2

advertisement
Niels van der Stappen, april 2007
Ten behoeve van CDA-Duurzaamheidsberaad
"Klimaat-verandering komt door menselijke emissie van CO2"
– een kritische beschouwing van argumenten voor en tegen deze veronderstelling
Is er sprake van een versnelde klimaat-verandering met potentieel ontwrichtende invloed op mens en natuur?
Of is dat een "ecologische samenzwering"?
Speelt in een eventuele snelle klimaatverandering CO2 een belangrijke rol? Of zijn andere factoren veel
belangrijker?
Dit zijn belangrijke vragen in het "klimaat-debat". Terwijl de meeste wetenschappers, met name klimaatwetenschappers zelf, de link tussen een veranderend klimaat en (mens-geproduceerde) CO2 onderschrijven,
blijft een minderheid (meest overigens niet afkomstig uit de klimaat-wetenschappen en vaak net zoveel
politiek als wetenschappelijk gemotiveerd) dapper weerstand bieden.
Waarop zijn hun gedachten gebaseerd en hoe plausibel is hun verhaal? Dat heb ik willen uitzoeken en heb
daarover met hen gecorrespondeerd en enkele artikelen en een boek met hun bevindingen gelezen.
Belangrijkste gebruikte bronnen waren het boek "Klimaatverandering op een waterplaneet", door Arthur
Rörsch, Dick Thoenes en Florens de Wit, het IPCC WGI "Fourth Assessment Report" van februari 2007 en de
sceptische reactie hierop, de "Onafhankelijke Samenvatting voor Beleidsmakers van de Tekst van het IPCC
4e Assesment Rapport", door onafhankelijke sceptische wetenschappers onder editorschap van Ross
McKitrick.
Hieronder volgen mijn conclusies. Na een gedegen discussie binnen het Duurzaamheidsberaad zou ik het
resulterende stuk willen aanbieden aan de CDA-TweedeKamer-fractie en willen bereiken, dat het stuk als
onze onderlegger kan dienen voor beleidsvoorstellen van onze zijde, die op dit probleem betrekking hebben.
1. "Er is een snelle temperatuurstijging, zeker in de Noord-Atlantische zone"
Er zijn verschillende sterke aanwijzingen voor een meer dan incidentele temperatuurstijging.
Deze komt uit enerzijds:


wereldwijde temperatuur-metingen op vaste plekken op de grond (deze geven overigens pas vanaf
ca. 1985 een uitbraak buiten de langjarige trend te zien, die oploopt tot een verschil van max 0,4°C in
het jaar 2000); onderstaande figuren zijn van 'scepticus' Arthur Rörsch in een artikel van 11/01/06.
Figuur 1:
Left Y axis: temperature change over the years in troposphere and on the surface.
Right Y axis : Fa Flux of carbon dioxide into the atmosphere
Figuur 2:
Temperatuur afwijking t.o.v. gemiddelde onderverdeeld in noordelijk en zuidelijk halfrond
plaatselijke temperatuur-metingen, zoals in West-Europa. In Nederland b.v. is de gemiddelde DeBilttemperatuur tussen 1706 en 1970 ca. 9,5°C, tussen 1971 en 2000 ca. 9,8°C ; vanaf 2000 zijn de jaargemiddelden: 10,9 - 10,4 - 10,8 - 10,3 - 10,3 - 10,7 - 11,2 , dus een gemiddelde van 10,7°C!
Figuur 3 (KNMI):
Het IPCC 4e Assessment Rapport geeft een overzicht van trends in de oppervlaktetermperatuur-metingen op
mondiale en continentale schaal. Deze figuur staat hieronder.
Deze figuren onderbouwen de gemeten mondiale trends, waarbij tussen 1900 en 1940/45 een opwarming van
ca. 0,4° wordt waargenomen, tussen 1940/45 en 1970/75 een afkoeling van ca. 0,2° en vanaf 1970/75 tot nu
en opwarming van ca. 0,6°.
(In deze figuur zijn indicatieve modelleringen opgenomen, die zijn opgesteld om deze metingen te verklaren:
de blauwe en rode banen. Op deze plek wil ik geen uitspraak doen over het realiteitsgehalte hiervan, dit
aspect komt ruim ter sprake in de hoofdstukken 2 en 3.)
Anderzijds is er ook veel indirecte informatie over de huidige trends in het klimaat, gekoppeld aan
temperatuur, en misschien is deze wel veelzeggender, omdat ze geïntegreerde informatie over gebieden
geven door het waarnemen van effecten in de natuur:

terugtrekkende gletsjers over Europa en b.v. ook Noord- en Zuid-Amerika
(deze trend loopt overigens al over veel langere tijd (zeker sinds ca. 1900, van sommige gletsjers al
sinds 1850); dit kan passen in de al langer zichtbare stijgende trend, maar misschien ook nog een naijlen van deze grote ijs-massa's op ontwikkelingen, eerder in de tijd).
(Dit heeft natuurlijk ook te maken met de hoeveelheid neerslag/sneeuw die valt en ook andere
oorzaken zijn mogelijk, zoals b.v. vervuiling door stof/roet-deeltjes – dus meer opname van licht.)

veranderde tijd en lengte van seizoenen (zoals eerdere bloei en latere bladval)

veranderde verspreiding van dieren en planten in Europa (trek naar het noorden)
Daarnaast zijn er aanwijzingen voor structureel veranderend klimaat in toename van extreme
weersomstandigheden, zoals zware stormen en regens e.d.. Sinds ca. 2005 wordt dit b.v. erkend door
verzekeraars, die een abnormaal stijgend bedrag van schades door extreem weer melden (gecorrigeerd voor
toegenomen bebouwing en economische waarde) en hun verzekeringspremies hierop aanpassen.
Op basis van deze en andere gegevens komt het IPCC (de VN-organisatie van klimaat-expertise) tot de
conclusie, dat momenteel een klimaat-ontwikkeling plaatsvindt, die geen precedent kent sinds de laatste ijstijd
(tot ca. 10.000 jaar geleden). De NASA geeft aan, dat nog een kleine stijging genoeg is om een temperatuurniveau te krijgen, dat de aarde in 120.000 jaar niet heeft gekend.
Tegen-argumenten van sceptici op dit gebied zijn beperkt:
Gesteld wordt, dat de temperatuur-metingen beïnvloed door plaatselijke invloed van de mens. Echter, de
direct vrijkomende warmte bij menselijke processen is slechts een fractie van de ingestraalde zonne-energie
en kan daarom nooit effecten boven ca. 0,1° temperatuur-verhoging verklaren, met name in b.v. afgelegen
gebieden (gletsjers b.v.). Het argument van de verstedelijking op de directe metingen van weerstations is ook
bekeken en bepaald op eveneens maximaal +0,1°C.
Wel zijn er natuurlijk plekken op aarde met een ander temperatuur-verloop (zoals de Zuidpool, waar geen
significante temperatuurstijging is waargenomen) en daarnaast zijn er enkele plekken op aarde, waar gletsjers
aangroeien (voorbeeld in Nieuw-Zeeland), maar de meeste overige effecten zijn niet te weerspreken.
Sommigen zien in het feit, dat het na piekjaar 1998 het enige jaren wat minder warm was, als aanwijzing, dat
de temperatuurstijging voorbij zou zijn. Dit is echter wetenschappelijk niet verantwoord, gezien de natuurlijke
spreiding in temperatuur en klimaat tussen de verschillende jaren. Daarnaast was 1998 een uitzonderlijk jaar,
vanwege een extra groot El Nino-effect. Net zoals klimaatwetenschappers 1998 niet kunnen gebruiken als
richtinggevend voor de klimaat verandering, kunnen tegenstanders dit ook niet gebruiken om verdere stijging
te ontkennen. Het weer kun je nooit op één jaar beoordelen. Middeling per 5 jaar geeft een aardige
uitmiddeling van statistische variaties en laat zien, dat de stijging gewoon doorgaat. De stelling van de piek in
1998 wordt ook ontkracht door de gelijke temperaturen voor het jaar 2005, maar dan zonder El Nino-effect.
Zoals ook de "Onafhankelijke Samenvatting" stelt: "de temperatuur-gegevens boven land van de
afgelopen 100 jaar laten op veel plaatsen een opwarming zien".
Ook veel sceptici gaan er dan ook vanuit, dát de aarde in een opwarmende trend zit, van b.v. ca. 0,3°C
tussen 1970 en 2000 (Stockholm-conferentie 2006). Hún scepsis betreft dan vooral de oorzaak daarvan en de
zin van ("tegen hoge kosten") ingrijpen van de mens om het klimaat te beinvloeden.
Uiteindelijk hebben ook de belangrijkste Nederlandse sceptici in hun ingezonden brief van 2007 het warmer
worden van het klimaat erkend.
Conclusie
Voor een belangrijk deel van de wereld is een snel stijgende temperatuur sinds ca. 1980 een algemeen
aanvaard feit, dat samengaat met invloeden op natuur en economie. Dit is een 'politieke werkelijkheid' (niet
hetzelfde als 'wetenschappelijk bewezen'), die politieke consequenties dient te hebben.
Het politieke beleid dient daarom gebaseerd te zijn op de reële mogelijkheid van een doorgaande stijging van
temperatuur, veranderend klimaat en veranderingen in de natuur.
2. "Er is een koppeling tussen klimaat-verandering en menselijke factoren als CO2,
oftewel: de mens kan het klimaat beïnvloeden, b.v. via CO2"
Klimaat-veranderingen, zo wordt door alle deskundigen onderschreven, zijn van alle tijden. De aarde begon
als een gloeiende samensmeltende bol, die vervolgens aan het oppervlak afkoelde. Uit het aardoppervlak
stegen gassen op, die een atmosfeer opbouwden. Verdere afkoeling, veranderingen in de gas-samenstelling
en het ontstaan van leven hadden vervolgens hun invloed.
Bepalend voor de aard-temperatuur is in eerste instantie de zon, die de warmte aanlevert. Deze bron is
behoorlijk constant in energie-afgifte, met dien verstande, dat deze in 3 miljard jaar geleidelijk ca. 30% in
kracht is toegenomen. De hoeveelheid ingestraalde energie naar de aarde is verder afhankelijk van de baan
van de aarde om de zon, die onderhevig is aan langzame schommelingen, met een looptijd van enkele
10.000-en jaren.
Belangrijke aardse invloeden die inwerken op het effect van de zon zijn bronnen, die de weerkaatsing van
zonlicht en/of uitstraling van energie beïnvloeden.
Vulkanen zorgen voor stof in de lucht, dat zonlicht tegenhoudt, sneeuw- en ijs-gebieden zorgen voor directe
weerkaatsing van zonlicht, wolken (water) weerkaatsen ook zonlicht (maar werken anderzijds als deken, die
warmtestraling van de aarde blokkeert).
Naast dit water zijn er nog andere gassen, die de warmtestraling vanaf het aard-oppervlak het heelal in,
belemmeren. Deze worden wel "broeikas-gassen" genoemd. Enkele zijn, naast water: CO2 ,methaan en
stikstofoxide N2O. Het invangen van warmtestraling door deze gassen is in het laboratiorium eenvoudig te
meten.
Ten gevolge van de zonnestraling, de atmosferische gassen en overige natuurlijke invloeden en afhankelijk
van de groeiende vegetatie ontstonden gedurende het bestaan van de aarde min of meer evenwichten in de
atmosfeer-samenstelling en in de temperatuur.
Vanaf ca. 4 miljard jaar geleden treden (niet-biologische) processen op waarbij de in eerste instantie zeer
hoge concentratie CO2 (90%) in de lucht afneemt, b.v. door CO2-opname in de oceanen en de aardkorst, en
verder door chemische reacties in de atmosfeer, waarbij o.a. zuurstof O2 wordt gevormd.
Daarnaast loopt de concentratie stikstof N2 als gevolg van uitstoot uit de aardkorst op tot ca. 80%. Door
biologische processen wordt vervolgens nog de resterende CO 2 grotendeels omgezet in O2, Hierdoor ontstaat
uiteindelijk een atmosfeer met ca. 20% O2 en minder dan 1% CO2.
Sinds 50 miljoen jaar geleden ligt de gemiddelde temperatuur van de aarde volgens wetenschappelijk
onderzoek op ca. 17°C, met schommelingen van max. ca. 5 graden naar boven en beneden.
De huidige waarde van 15°C is 33°C hoger dan de berekende temperatuur voor de aarde, indien deze niet
een atmosfeer met de huidige samenstelling zou kennen.
Dit verschil van 33° wordt wel het "natuurlijke broeikas-effect" genoemd ten gevolge van de aanwezige
broeikasgassen. Aan dit (niet-betwiste) effect draagt de huidige CO2-concentratie ca. 7° bij; dit is o.a. aan de
Universiteit van Utrecht onderzocht. Volgens het KNMI is er nog een hieraan gekoppeld indirect effect van
+5°C door de bijbehorende extra waterdamp in de lucht bij de (oorspronkelijk) 7° hogere temperatuur.
(Logischerwijze zou een hogere concentratie hieraan dus extra bijdragen; in geval van lineariteit en zonder
indirecte effecten zou de stijging van 0,032 naar 0,037% CO 2 tussen 1960 en 2000 neerkomen op een extra
0,9°C. Vanwege terugkoppelingseffecten, zoals het ontstaan van meer wolken, is de volgens het IPCC beste
schatting een toename van ca. 1° bij een verhoging van de CO2-concentratie met 0,01%.)
Overigens blijkt uit verzamelde temperatuur- en CO2-gegevens van de periode vanaf 600 miljoen jaar geleden
de globale correlatie tussen de temperatuur en de hoeveelheid CO 2 slecht. Andere effecten hebben over deze
tijdschaal blijkbaar een belangrijkere invloed.
Uit een studie over de laatste 400.000 jaar (met een redelijk stabiele aardse structuur en vegetatie) komt wel
een sterk verband tussen temperatuur en CO2 naar voren (deze grafiek wordt b.v. ook door Al Gore gebruikt).
De precieze relatie tussen beide, die hieruit naar voren komt, wordt overigens betwist, zie de
tegenargumenten van sceptici.
De verzamelde wetenschappers in het IPCC zijn in de loop van de jaren '90 overgegaan tot het erkennen van
de belangrijke rol van CO2 in de huidige temperatuurstijging. Daarnaast is uit metingen bekend, dat de
hoeveelheid CO2 sinds het begin van de industriële revolutie substantieel is gestegen, in ieder geval mede
door toedoen van de mens.
Wat brengen sceptici hier als tegenargumenten tegenin?
Ten eerste vragen zij zich voor een deel af, hoe een weinig voorkomend gas als CO2 (in laatste 50 jaar van
ca. 0,03 tot 0,037%) zo'n grote rol zou spelen, terwijl het op aarde aanwezige water een veel grotere rol zou
kunnen spelen. Verdamping van water werkt temperatuur-verhoging tegen, evenals bewolking dat doet door
weerkaatsing van zonlicht! Verder kunnen de oceanen op aarde als een thermische buffer werken.
Bovendien, als er al een verband zou zijn, kan het ook omgekeerd zijn. Uit bepaalde metingen, die de laatste
400.000 jaar preciezer volgen, komt naar voren, dat een temperatuur-stijging vooroploopt op de CO2concentratie!
Bij nadere bestudering blijkt het hierbij te gaan om variaties in CO2, in de "Vostok Ice Core"-metingen die
gedurende de laatste 420.000 jaar grofweg de mondiale temperatuur volgen met een typische tijdsvertraging
van verschillende eeuwen tot een millennium (uit de "Onafhankelijke Samenvatting").
Deze relatie wordt door sceptici verklaard door de achterlopende temperatuurstijging in de oceanen, van
waaruit bij hogere temperatuur meer CO2 vrijkomt, dus wordt toegevoegd aan de atmosfeer.
Dit is dus een zeer geleidelijk lange-termijn-effect. Op de tijdsschaal van de huidig waargenomen
klimaatverandering van de laatste decennia heeft dit geen invloed.
(Bij een korte-termijn effect had dit ook moeten betekenen, dat de concentratie CO2 tussen 1900 en 1940/45
extra snel zou zijn opgelopen, als gevolg van de waargenomen temperatuur-stijging in deze periode, en
vervolgens tussen 1945 en 1975 - periode van afkoeling – moeten zijn gedaald, wat niet zo is, NvdS.)
Er bestaat ook een studie, die wijst op een voorlopen van de troposfeer-temperatuur op de CO2-concentratie
op seizoen-schaal. Onduidelijk is echter of dit puur gaat om tijdelijke effecten, er een cumulatief effect is en de
algehele trend wordt beïnvloed.
Verder, zo stellen 'sceptici', is er tussen1900 en 1940/45 ook een temperatuur-stijging op aarde
waargenomen, gevolgd door een lichte daling tussen 1940/45 en 1970/75. Dit patroon correleerde veel beter
met de tegelijkertijd waargenomen toename in de "zonne-activiteit" dan met het toenemen van de
hoeveelheid CO2. Overigens is van deze en andere effecten van de zon (b.v. variaties in UV-uitstraling) nog
lang niet geheel de invloed bekend.
Op geen van deze gebieden bestaat volgens de sceptici al voldoende inzicht om andere invloeden uit te
sluiten en dus het effect van CO2 te kunnen bepalen.
Van belang vanuit de modelmatige benadering lijken de opmerkingen van sceptici, dat volgens vele modellen
juist als eerste een opwarming in de tropische lage troposfeer plaats zou moeten vinden, wat niet het geval
lijkt te zijn. Volgens de Amerikaanse National Oceanic and Atmosperic Administration (NOAA) is deze
opmerking echter gecounterd door betere interpretatie van bepaalde satteliet-metingen en was het
achterblijven van de troposfeer een artefact, dat nu is gecorrigeerd. Volgens de correcties loopt de troposfeer
nu weer in de pas met de modellen. (Zowel de Amerikaanse NOAA als de NASA onderschrijven de rol van
CO2 in het klimaatverhaal.)
Hiertussendoor speelt natuurlijk, dat het klimaat een zeer complex gebeuren is, waarin b.v. volgens onze
huidige stand van kennis 'chaotisch gedrag' voorkomt, dat (met diezelfde kennis) niet te modelleren is.
Het IPCC erkent dat overigens ook, zoals geformuleerd in het 3e Assessment Rapport: “In klimaatonderzoek
en modellering dienen we te erkennen dat we te maken hebben met een gekoppeld niet-lineair chaotisch
systeem, en daarom is de lange termijn voorspelling van toekomstige klimaatomstandigheden niet mogelijk.
Het beste wat we kunnen verwachten is dat we een voorspelling van de waarschijnlijkheidsverdeling kunnen
leveren van de mogelijke toekomstige omstandigheden van het systeem door het genereren van
verschillende modeloplossingen ”. (Derde Assessment Rapport, Sectie 14.2.2.2)
Naast deze inhoudelijke argumenten van sceptici is er ook enig wantrouwen, omdat niet alle publicaties
wetenschappelijk onomstreden zijn (b.v. de beroemde 'hockey-stick'-grafiek van Mann, waarvan
tegenstanders vinden, dat deze op basis van onvoldoende harde gegevens is gemaakt) en omdat veel
instituten geld krijgen van overheden, die zich gecommitteerd hebben aan de 'Kyoto-doelstellingen'.
B.v. de claim, dat de huidige klimaat-ontwikkeling excessief is, gezien de geschiedenis van de aarde kan op
hoon rekenen, en dat misschien ook niet geheel onterecht. Belangrijker is natuurlijk of de huidige
ontwikkelingen een reëel probleem zijn, onafhankelijk van de vraag of het ooit eerder is voorgekomen en zoja,
of dat dan in dezelfde mate was.
Heel vaak klinkt er ook zorg door over de kosten van aanpassingen t.b.v. vermindering van de CO2-uitstoot
en de economische gevolgen hiervan. Deze discussie hoort echter gescheiden te zijn van het debat op de
werkelijk optredende effecten in het klimaat en de mogelijke oorzaken hiervan!
Deze politieke vragen dienen we daarna te beantwoorden.
Beschouwing van de tegenwerpingen van sceptici
Ten eerste kan worden vastgesteld, dat de (fysisch aangetoonde) link tussen CO 2 en het invangen van
uittredende warmte-straling van het aard-oppervlak (belangrijk voor het "natuurlijke broeikaseffect") niet
serieus ter discussie staat. Uit de "Onafhankelijke Samenvatting": "De hypothese dat emissies van
broeikasgassen een significante opwarming van het aardse klimaat zouden hebben of zouden kunnen
veroorzaken sinds het begin van het industriële tijdperk is geloofwaardig".
Een externe toevoeging van CO2 aan het systeem zal dus, los gezien van andere koppelingsmechanismen
tussen temperatuur en CO2-gehalte, leiden tot een temperatuur-stijging. Dat dit evt. weer leidt tot extra CO2 in
de atmosfeer, b.v. door vrijkomen uit warmer zeewater, maakt het vervolgens alleen maar extra erg
('progressieve' koppeling!).
Ten aanzien van waterdamp is een essentieel verschil met CO 2, dat de eerste concentratie (in de lucht nu 4x
zo hoog als die van CO2, KNMI) wordt beïnvloed door de temperatuur (evenwicht met water-vloeibaar/vast),
wat voor CO2 niet direct geldt (wel indirect door de invloed van de temperatuur op de vegetatie).
Indien door een externe oorzaak de temperatuur stijgt, zorgt de daarbij behorende toename van de het
waterdamp (gepaard gaande met een tijdelijke temperatuurverlaging bij verdamping) uiteindelijk volgens
experts voor een extra temperatuurstijging. Volgens experts is deze van dezelfde grootte-orde als de
oorspronkelijke temperatuur-verhoging (al gecorrigeerd voor de extra wolk-vorming).
Het in sommige studies voorlopen van bepaalde temperatuurmetingen op de CO2-concentratie kan wijzen op
tegenkoppelingsmechanismen, die tot matiging van effecten leiden, maar de algehele doorgaande trend van
temperatuur-verhoging is daarmee niet verklaard.
Ten aanzien van de tegen-hypothese, dat met name veranderingen aan de zon de veranderingen sturen,
dient te worden gemeld, dat er in ieder geval de laatste 40 jaar juist een minder goede correlatie is geweest
tussen de geconstateerde temperatuur-veranderingen en de "zonne-activiteit", zie onderstaande figuur,
verkregen van scepticus H. Labohm.
Zonne-activiteit, gemeten en voorspeld voor afgelopen en komende periode (Bron: H.Labohm/D.C.Archibald)
(De lage zonne-activiteit, die voor de komende 20 jaar wordt verwacht, is de reden van de claim van sommige sceptici, dat
we eerder richting een temperatuurdaling gaan, sommigen noemen dit zelfs "een nieuwe kleine ijstijd".)
Overige effecten van de zon worden niet uitgesloten, maar volgens experts op dit gebied kunnen deze
hoogstens de helft van de huidige temperatuurstijging veroorzaken.
Het minder grote effect van de toegenomen CO2, b.v. tussen 1945 en 1975, wordt vanuit de zijde van IPCC
verklaard door de toen optredende combinatie van zonne-activiteit, vulkanen en El Nino (belangrijk klimaateffect in de Zuid-Amerikaanse zone). Deze effecten lopen de laatste 30 jaar niet in de pas met de huidige
temperatuur-stijging en kunnen deze dus niet (afdoende) verklaren.
Verder is een deel van deze verzwakking van het broeikas-effect te verklaren met de groeiende aanwezigheid
van antropogene aerosolen (miniscule stofdeeltjes) in de lucht die voor afkoeling zorgen, ten gevolge van
uitstoot van industrie, huishoudens en verkeer. Een daling in aerosolen nú zou voor een versterkt effect
(inhaalslag) kunnen zorgen!
Het effect van deze aerosolen is daarom misschien wel een belangrijke parameter in dit gehele verhaal, dat
verder onderzoek behoeft, zie ook de opmerkingen in de ECN-rapporten hierover. Ook het IPCC stelt vast,
dat de invloed van de aerosolen nog niet geheel begrepen is en dat in het uiterste geval de rol van de
aerosolen groter kan zijn dan die van de broeikasgassen.
Worden combinaties van de verwachte effecten van broeikasgassen, aerosolen en zonne-activiteit in de
afgelopen 140 jaar gecombineerd, dan wordt soms reeds een goede correlatie gevonden met gemeten
termperatuur-waarden, zoals in onderstaande figuur (uit "Klimaatprobleem – Oplossing in Zicht").
Volgens deze studie had tot 1960 variaties in inkomende zonne-energie een dominante invloed, maar is vanaf
1960 menselijk handelen, middels extra broeikasgassen én aerosolen, de dominante factor geworden.
Vergelijking van gemeten temperatuursverandering met die uit modelberekeningen als relevante factoren worden
gecombineerd: het effect van zonnevlekken, het effect van broeikasgassen, en het effect van aërosolen (Wigley, 1999).
(Persoonlijke noot: ik zie deze figuur niet als eenduidig bewijs, dat alles nu kwantitatief verklaard is, maar wel
als een aanwijzing, dat het mogelijk is de effecten van verschillende bronnen kwalitatief toe te kennen.)
De klimaat-wetenschap is dus niet doof voor nieuwe suggesties en neemte deze ook mee, waardoor
modellen verbeteren en de werkelijkheid steeds beter beschrijven, maar nog niet perfect.
Het IPCC 4e Asessment Raport beschrijft b.v. nog onzekerheden bij de rol van wolken, de rol van gletsjers en
ijskappen, oceanen, gevolgen van ontbossing en landgebruik op het klimaat. (De scepticus Svensmark
beweert dat wolkvorming op belangrijke wijze wordt beinvloed door kosmische straling.)
Tegenkritiek op de 'sceptici' is dan ook, dat juist zíj blijven vasthouden aan steeds minder, hen welgevallige
resultaten, die deels aantoonbaar verouderd en achterhaald zijn.
Kortom: veruit de meeste deskundigen zijn en blijven van mening, dat broeikasgassen, met CO 2 als
belangrijkste, in ieder geval een belangrijke bijdrage aan temperatuur-stijging leveren, in ordegrootte de helft
of meer. Hieronder horen sinds enkele jaren ook vooraanstaande instituten in landen, die zich juist niet
hebben verbonden aan de Kyoto-doelstellingen, zoals de Verenigde Staten.
CO2 (maar ook andere broeikasgassen) worden door de geïndustrialiseerde samenleving uitgestoten en
worden aantoonbaar opgebouwd in de atmosfeer (slechts een deel wordt geabsorbeerd door 'de natuur').
Desondanks is er nog geen wetenschappelijk bewijs voor deze stelling in de zin, dat het mechanisme volledig
kan worden uitgelegd en alle tegenargumenten wetenschappelijk ontkracht kunnen worden.
Het hoogst haalbare, zoals geformuleerd door de "Onafhankelijke Samenvatting" is dan ook "attributie van de
oorzaken van klimaatverandering, het proces van het vaststellen van de meest waarschijnlijke oorzaken voor
de waargenomen verandering met een zeker gedefinieerd vertrouwensniveau”. Dit wordt ook volledig door het
IPCC erkend: "Absolute eenduidige toekenning zou een gecontroleerd experiment met ons
klimaatsysteem vereisen. Dat is, natuurlijk, onmogelijk." [9.1.2]
Ook hierin staan IPCC en sceptische wetenschappers bij nader inzien dicht bij elkaar!
Conclusie:
Het effect van menselijk CO2-emissie is hoogstwaarschijnlijk reëel. Aangezien de aarde nu eenmaal geen
laboratorium is, is het moeilijk om alles kwantitatief te bewijzen. De aanwijzingen voor de invloed van
broeikasgassen zijn sterk en kunnen politiek, zeker uit voorzorg, niet worden genegeerd.
Daarnaast moet doorgezocht worden naar andere factoren, die van belang zijn en wellicht ook door de mens
kunnen worden beïnvloed. Met name een beter begrip van de effecten van water, overige broeikasgassen en
b.v. aerosolen lijkt van belang. Niet alleen toekenning van de rol hiervan, maar ook eventuele maatregelen om
hierin te sturen zijn van het grootste belang.
Preciezere toekenning van de rol van de zon is wetenschappelijk ook van groot belang, maar dit effect is door
de mens helaas moeilijk te beïnvloeden.
3. "De effecten van klimaatverandering zijn goed voorspelbaar"
"Noordpool smelt en zorgt voor metershoge zeespiegelstijging!"
"Nederland zal vollopen ten gevolge van extremer weer!"
Veel voorspellingen over het klimaat en het weer van de toekomst worden gedaan en deze worden in
belangrijke mate gebaseerd op modellen, die een vereenvoudiging van de werkelijkheid zijn.
Een zeespiegstijging is inderdaad een logisch gevolg, maar niet door smeltend drijfijs (denk aan de ijsbergregel en Archimedes!), maar wel door de uitzetting van water bij een hogere temperatuur en verder indien
landijs smelt (b.v. de uitgestrekte ijskappen op Groenland).
Het verdwijnen van ski-gebieden in Europa is een ander voorstelbaar gevolg, met grote economische
consequenties voor de betreffende landen.
Dieren en planten zullen ook moeten oversteken naar andere gebieden of anders wellicht uitsterven. Dit
betekent ook dat gebieden voor landbouw-gewassen zullen veranderen. Steeds betere wijn van de Veluwe,
woestijnvorming in Zuid-Europa?
Het toenemende aantal stormen in de Noord-Atlantische zone ondersteunt de voorspelling van meer extreme
weersgebeurtenissen. Maar dergelijke gevolgen zijn toch moeilijker hard te maken.
Verder is het ook mogelijk, dat in de komende tijd bepaalde golfstromen van de oceanen veranderen of zelfs
omdraaien en dat zijn zulke ingrijpende gebeurtenissen, dat dan weer 'alles' op losse schroeven staat.
Tegenargumenten van sceptici zijn ook juist, dat de klimaat-wetenschappers juist teveel afgaan op nog
onzorgvuldige modellen en mede daarmee hun geloofwaardigheid ondergraven.
Een voorbeeld van onachtzaamheid is volgens sceptici het verschil tussen de toename in minimum
temperaturen ten opzichte van maximum temperaturen, waar volgens sceptici door het IPCC geen aandacht
voor is, terwijl dit wellicht aanwijzingen biedt voor de oorzaken.
Het terugtrekken van gletsjers hangt wellicht vooral samen met verschil in koude neerslag, hetgeen wellicht
een heel ander mechanisme kent dan een constante temperatuur-stijging t.g.v. CO2.
Daarnaast zijn een aantal significante voorspellingen over mate en plaats van optreden van
temperatuurstijging (nog) niet uitgekomen. Volgens sceptici geldt dat, zoals eerder gezegd, b.v. in de
troposfeer, de laag waarin de broeikas-modellen een temperatuurstijging het eerst zou optreden.
De verschillen tussen noordelijke en zuidelijke hemisfeer die vaak niet uit de modellen volgen, zouden kunnen
samenhangen met de kleinere landmassa (en groter zee-oppervlak) in de zuidelijke aardhelft.
Maar, zoals sceptische wetenschappers in hun "Onafhankelijke Samenvatting" ook moeten toegeven, zijn
voorspellingen, 30 jaar geleden gedaan over de potentiële invloed van CO2, wel minstens gedeeltelijk
uitgekomen: [4.1a] "De eerste klimaatmodellen gaven enige kwalitatieve vermoedens over
wereldwijd gedrag die consis
zijn b.v. sommige voorspellingen die 30 jaar geleden gemaakt zijn over het mogelijke gevolg van toegenomen
CO2 concentratie in de atmosfeer, namelijk toegenomen troposferische temperatuur, afgenomen gemiddelde
stratosferische temperatuur en een snellere hydrologische cyclus, consistent met de gegevens die er
sindsdien verschenen zijn." [8.1.2]
Conclusie:
De gebruikte kllimaat-modellen zijn geen onzin en ook worden ze, soms onder druk van de 'sceptici', steeds
beter. Echte harde voorspellingen voor specifieke gebieden op aarde blijven echter moeilijk. Maar de
waargenomen trends lijken steeds beter te matchen met de verbeterde modellen.
Het blijft dus staan, dat een relatieve snelle en mogelijk ingrijpende klimaatverandering plaats lijkt te vinden,
met waarschijnlijk grote gevolgen voor de natuur, maar ook de leefbaarheid voor de mens en ook op vele
plekken voor de economie.
Daarom is het denk ik minder belangrijk om te weten wat er precies zal gebeuren dan er bewust van te zijn,
dát dingen belangrijk kunnen veranderen en dat dat grote ecologische, economische en andere gevolgen zal
hebben.
Eindconclusies
Een klimaat-verandering in de vorm van in ieder geval een sterke temperatuurstijging de laatste 2 decennia
in Noord-Atlantische gebieden is hier.
Een mogelijke en zelfs waarschijnlijke link met het door iedereen erkende broeikasgas CO 2 wordt door
weinigen ontkend, ook niet door vele (vroegere) 'sceptici'.
Als vele wetenschappers én olie-maatschappijen (als BP en Shell) én vertegenwoordigers van de regering
Bush concluderen, dat "de antropogene uitstoot van kooldioxide en andere broeikasgassen de enige
verklaring kan zijn voor het warmer worden van de aarde", dan moeten we dit zien als een politieke realiteit
en alleen al uit oogpunt van rentmeesterschap zo snel mogelijk de uitstoot hiervan drastisch beperken, zoals
we eerder ook de CFK's hebben gebannen.
De effecten zullen dan nog vertraagd duidelijk worden, vanwege na-ijl-effecten, zoals de lange verblijftijd van
CO2 in de lucht / langzame uitwisseling met vegetatie en oceanen.
Resterende vragen t.a.v. de klimaatverandering zijn, of andere broeikasgassen dan CO2 of andere factoren
eveneens bijdragen en beïnvloed moeten worden.
Onderzoek hieraan moet in hoog tempo doorgaan. We moeten niet te snel op één paard wedden. Volgens
een rapport van ECN is wellicht vermindering van andere broeikasgassen mogelijk tegen lagere inspanning
en kosten. Daarnaast is de invloed van aerosolen de afgelopen periode wellicht van zelfde grootte-orde (b.v.
50%) van die van CO2. Dus daar moeten we ook goed op letten. De invloed van de verschillende parameters
dient met krachtige hand te worden onderzocht.
Een ander punt is de precieze uitwerking van de klimaat-verandering. Daar kunnen allerlei kanten aan zitten
en de waarschijnlijkheid van elke voorspelling afzonderlijk is twijfelachtig.
Maar dan nog resteert het grote probleem, dat de temperatuur zo snél dreigt te stijgen, sneller dan de
natuur en mensen zich kunnen aanpassen qua woongebied etc., b.v. in laaggelegen gebieden.
Tot nu toe kán gezegd worden, dat dit alleen een dreiging is, die niet noodzakelijkerwijze op zo grote
negatieve wijze geëffectueerd zal worden. Maar daar lijkt mij de vergelijking op zijn plaats, dat het ook
voorzorg is, die een verstandig automobilist ervan weerhoudt om in te halen voor een onoverzichtelijke bocht.
Wat daarom staat voor mensen die de klimaatverandering willen beperken, is dat actie moet worden
ondernomen om onze emissie van broeikasgassen te verminderen. (Naast de klimaat-invloed zijn er
overigens nog vele andere goede redenen om CO2-uitstotende processen te verminderen, variërend van
milieuhygiëne en gezondheid tot schaarste- en geopolitieke overwegingen!)
De manier waarop dit het beste kan, is een volgend discussie-onderwerp. Ook hier heerst verschil van
mening, waarbij de discussie opnieuw kan en moet profiteren van integere argumenten van 'sceptici'.
Aanpassingen dienen effectief te zijn en dat beter snel dan pas op lange termijn.
Het laatste decennium zien we in West-Europa een duidelijke versnelling van de temperatuurstijging: de
temperatuurstijging is nu ineens al gemiddeld meer dan 1°C ten opzichte van het stabiele gemiddelde van de
laatste 200 jaar! Laten we hopen, dat dit de komende decennia een statistische schommeling naar boven
blijkt te zijn geweest. Een waarschuwing, die precies op tijd kwam?
Bestudeerde literatuur:
NOP-factsheet Derde IPCC Rapport: "Mens beïnvloedt klimaat" (2001)
KNMI klimaatdesk (www.knmi.nl/klimaatdesk/) (2006/2007)
KNMI-brochure (Ed. P. Crutzen) (2004): "Veranderingen in het Klimaat"
Studie van Werkgroep Klimaatbeleid van de Bezinningsgroep Energiebeleid
"Klimaatprobleem – Oplossing in Zicht" (2000), eindredactie J.P. van Soest
ECN-rapport ECN-C--03-031 (2003): "Klimaatverandering in relatie tot aërosolen"
Max Planck Society persbericht (2004): "How Strongly Does the Sun Influence the Global Climate?"
Arend J. Voortman (2004): "Meer kooldioxide in de atmosfeer is gevolg, geen oorzaak van opwarming"
Arthur Rörsch, Dick Thoenes en Florens de Wit (2005): "Klimaatverandering op een waterplaneet"
Arthur Rörsch (2006) : "The state of the art in climate variability"
Hans Labohm: "Climate Skepticism in a Nutshell" (2006)
Hans Labohm: private communications, 2006 - 2007
Steve McIntyre: verslag conferentie "Global Warming – Scientific Controversies in Climate Variability"
Stockholm, Sweden, September 11-12th 2006
Stuart Clark, Ab Zagt (Algemeen Dagblad 7/10/06): "De kuren van de zon"
Hans Labohm, Bas van Geel e.a. (Volkskrant 13/01/06): 'Mens niet schuldig aan opwarming aarde' (2007)
IPCC WGI Fourth Assessment Report - Climate Change 2007: The Physical Science Basis
- Summary for Policymakers (2007)
"Onafhankelijke Samenvatting voor Beleidsmakers van de Tekst van het IPCC 4e Assesment Rapport", door
onafhankelijke wetenschappers onder editorschap van Ross McKitrick (2007)
(Nederlandse vertaling door de Groene Rekenkamer)
Download