Trainingsboek Economie HAVO 2016 Hey jij daar! Welkom op de examentraining Economie HAVO! Het woord examentraining zegt het al: trainen voor je examen. Tijdens deze training behandelen we de examenstof in blokken en oefenen we ermee. Daarnaast besteden we ook veel aandacht aan de vaardigheden voor je examen; je leert handigheidjes, krijgt uitleg over de meest voorkomende vragen en leert uit welke onderdelen een goed antwoord bestaat. Verder gaan we in op hoe je de stof het beste kunt aanpakken, hoe je verder komt als je het even niet meer weet en vooral ook hoe je zorgt dat je overzicht houdt. Naast de grote hoeveelheid informatie die je krijgt, ga je zelf ook aan de slag met examenvragen. Tijdens het oefenen hiervan zijn er genoeg trainers beschikbaar om je verder te helpen, zodat je leert werken met de goede strategie om je examen aan te pakken. Hierbij is de manier van werken belangrijk, maar je kunt natuurlijk altijd inhoudelijke vragen stellen; ook over de onderdelen die niet klassikaal behandeld worden. Voor iedere vraag zijn er uiteraard uitwerkingen beschikbaar, maar gebruik deze informatie naar eigen inzicht. Vergeet niet dat je op je examen ook geen uitwerkingen krijgt. Sommige vragen worden klassikaal besproken, andere vragen moet je zelf nakijken. Mocht je nog meer willen oefenen na deze examentraining, neem dan een kijkje op www.examentraining.nl. Daar vind je oude examens en ons lesmateriaal van vorig jaar. Na de tips volgen het programma voor vandaag en de bijbehorende opgaven. We verwachten niet dat je alle opgaven binnen de tijd af krijgt, maar probeer steeds zo ver mogelijk te komen. Als je niet verder komt, vraag dan om hulp! We willen je graag leren hoe je er wél uit kunt komen. En onthoud goed, nu hard werken scheelt je straks misschien een heel jaar hard werken… We wensen je heel veel succes vandaag en op je examen straks! Namens het team van de Nationale Examentraining, Eefke Meijer Hoofdcoördinator Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 2 Tips en trics bij het voorbereiden en tijdens je examens Examens voorbereiden Tip 1: Heb vertrouwen in jezelf Laat je niet gek maken door uitspraken als “Nu komt het er op aan”. Het examen is een afsluiting van je hele schoolperiode. Je hebt er dus jaren naartoe gewerkt en hebt in die tijd veel kennis en kunde opgedaan om examen te kunnen doen. In al die jaren ben je nooit wakker geworden om vervolgens te ontdekken dat al je kennis was verdwenen. De beste garantie voor succes is voorbereiden, en dat is nu net wat je al die jaren op school hebt gedaan. Heb vooral vertrouwen in jezelf! Tip 2: Bereid je goed voor Om jezelf goed voor te bereiden op je eindexamen maak je een planning, leer je de stof en oefen je met vragen. Hoe pak je dit nou het beste aan? Begin allereerst met het maken van een overzicht van alle stof en een planning. Je kunt bijvoorbeeld een schema maken met daarin alle hoofdstukken die je moet leren en welke onderwerpen daarbij horen. Daarbij schrijf je wanneer je welk onderdeel gaat leren. Als je aan de slag gaat met leren, zorg dat je op tijd begint en plan dan niet teveel studieuren achter elkaar. Pauzes zijn noodzakelijk, maar zorg ervoor dat ze kort blijven, anders moet je iedere keer opnieuw opstarten. Wissel verschillende vakken af en wissel het leren af met oefenen. Op die manier kun je je beter concentreren en leer je effectiever. Wat je concentratie (en je planning) ook ten goede komt, is leren op vaste tijdstippen. Tip 3: Leer alsof je examens zit te maken Oefenen voor je examen bestaat natuurlijk ook uit het voorbereiden op de situatie zelf. Dit betekent dat je je leeromgeving zoveel mogelijk moet laten lijken op je examensituatie. Zorg dus voor zo min mogelijk afleiding (lees: leg je telefoon weg) en maak je tafel zo leeg mogelijk. Maak ook een keer een proefexamen met een timer of eierwekker erbij, zodat je weet hoe het is om voor langere tijd een examen te maken en zodat je weet hoe je je tijd het beste in kunt delen. Tip 4: Herhaal de geleerde stof Belangrijk is om alle leerstof te herhalen! Wat heb je de vorige dagen ook alweer geleerd? Door te herhalen blijft de stof langer in je hoofd (lange termijn geheugen) en verklein je de kans dat je het weer vergeet. Zorg dat je de dag vóór het examen geen nieuwe stof meer hoeft te leren en dat je alles nog even doorneemt en herhaalt. Tip 5: Leer op verschillende manieren (lezen, schrijven, luisteren, zien en uitspreken) Alleen maar lezen in je boek verandert al snel in staren in je boek zonder dat je nog wat opneemt. Wissel het lezen van de stof in je boek dus af met het schrijven van een samenvatting. Let op dat je in een samenvatting alleen belangrijke punten overneemt, zodat het ook echt een samenvatting wordt. Kijk ook eens op Youtube, daar zijn talloze filmpjes te zien waarin de stof duidelijk wordt uitgelegd. Maak daar gebruik van, want op die manier komt de stof nog beter binnen omdat je er naar hebt kunnen luisteren. Met mindmaps zorg Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 3 je er voor dat je de stof voor je kunt zien en kunt overzien. Het werkt tot slot heel goed om de stof aan iemand uit te leggen die de stof minder goed beheerst dan jij. Door uit te spreken waar de stof over gaat merk je vanzelf waar je nog even in moet duiken en welke onderdelen je prima beheerst. Mindmap: Goed voor jezelf zorgen! Tip 1: Zorg voor voldoende beweging Eigenlijk is leren net als topsport: het vergt een goede voorbereiding, planning, rust, oefenen en concentratie. Om een goede prestatie te leveren, is het belangrijk dat je je fit voelt. Sporten en bewegen tussen het leren door en aan het einde van de dag is daarom aan te raden. Het doorbreekt de sleur van het leren, brengt zuurtstof naar de hersenen, zorgt voor ontspanning en dat je je weer opgeladen voelt om verder te gaan met leren. Tip 2: Zorg voor een goede balans tussen spanning en ontspanning Om een goede prestatie te leveren is er een goede balans nodig tussen spanning en ontspanning. Spanning zorgt ervoor dat je alert bent en ontspanning zorgt ervoor dat je je aandacht erbij kan houden. Teveel spanning is niet goed en teveel ontspanning ook niet. Als je merkt dat je té ontspannen bent en dat daardoor je concentratie en motivatie weg zijn, Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 4 probeer dan voor jezelf doelen te stellen. Slagen met een 8 gemiddeld bijvoorbeeld, dan komt die gezonde spanning vanzelf. Als je té gespannen bent, probeer dan eens of mindfulness iets is voor jou of ga lekker sporten. Tip 3: Zorg voor voldoende slaap Een nachtje doorblokken is geen slim idee. Je hebt namelijk slaap nodig om goed te kunnen functioneren en concentreren. Bovendien, tijdens je slaap wordt alle geleerde informatie van die dag vastgelegd in je geheugen. Langdurig onthouden lukt dus beter als je na het leren gaat slapen, in plaats van eindeloos door te blijven leren. Tip 4: Zorg dat je goed eet en drinkt Het onderzoek naar het verband tussen voeding en geheugen staat weliswaar nog in de kinderschoenen, toch weten we al een aantal handige dingen daarover. En waarom zou je daar geen gebruik van maken? Zo is het inmiddels duidelijk dat je hersenen veel energie nodig hebben in periodes van examens, dus ontbijt elke dag goed. Let dan wel op wat je eet, want brood, fruit en pinda’s leveren meer langdurige energie dan koekjes en snoep. Koffie en thee bevatten cafeïne, wat kan zorgen voor een betere concentratie. Drink er echter niet teveel van; het kan je onrustig maken. En dan het examen zelf De dag is eindelijk gekomen. Je bent er klaar voor en de examens worden uitgedeeld. Je mag beginnen! Tip 1: Blijf rustig en denk aan de strategieën die je hebt geleerd Wat doe je tijdens het examen? - Lees rustig alle vragen - Blijf niet te lang hangen bij een vraag waar je het antwoord niet op weet - Schrijf zoveel mogelijk op maar…. voorkom wel dat je onzinverhalen gaat schrijven. Dat kost uiteindelijk meer tijd dan dat het je aan punten gaat opleveren. - Noem precies het aantal antwoorden, de redenen, de argumenten, de voorbeelden die worden gevraagd. Schrijf je er meer, dan worden die niet meegerekend en dat is natuurlijk zonde van de tijd. - Vul bij meerkeuzevragen maar één antwoord in. Verander je je antwoord, geef dit dan duidelijk aan. - Ga je niet haasten, ook al voel je tijdsdruk. Tussendoor even een mini-pauze nemen is alleen maar goed voor je concentratie. - Let niet op wat klasgenoten doen. Sommige van hen zullen al snel klaar zijn, maar trek je daar niets van aan en ga rustig verder. - Heb je tijd over? Controleer dan of je volledig antwoord hebt gegeven op álle vragen. Hoe saai het ook is, het is belangrijk, je kunt immers gemakkelijk per ongeluk een (onderdeel van een) vraag overslaan. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 5 - Tot slot: bedenk van tevoren of je thuis je antwoorden van het zojuist gemaakte examen wilt nakijken. Hoe reageer je als blijkt dat je veel fouten hebt? Heeft dit negatieve of juist positieve invloed op het leerwerk voor de examens die nog komen gaan? Tip 2: Los een eventuele black-out op met afleiding Mocht je toch een black-out krijgen, bedenk dan dat je kennis echt niet verdwenen is. Krampachtig blijven nadenken versterkt de black-out alleen maar verder. Het beste is om even iets anders te gaan doen. Ga even naar de WC of leg gewoon even je pen neer. Als je goed bent voorbereid, zit de kennis in je hoofd en komt het vanzelf weer boven. En mocht het bij die ene vraag toch niet lukken, bedenk dan dat je niet alle vragen goed hoeft te hebben om toch gewoon je examen te halen. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 6 Hoe pak je open vragen en meerkeuzevragen aan? Een examen bestaat vaak uit een mix van open en meerkeuzevragen. Je hebt verschillende strategieën om tot het juiste antwoord te komen. Bij meerkeuzevragen gaat het erom dat je de juiste uitspraak of bewering kiest, bij meerkeuzevragen is het belangrijk dat je antwoord geeft op de vraag, dat je volledig bent of dat je de juiste berekening toepast. Meerkeuzevragen Veel leerlingen vinden meerkeuzevragen lastig. Er staan namelijk vaak meerdere antwoordmogelijkheden die op elkaar lijken. Hoe pak je zo’n vraag nou het handigste aan? Tip 1: Omcirkel en streep de foute antwoorden weg Lees de vraag goed en omcirkel eventueel de belangrijkste kernwoorden uit de vraag. Vervolgens kun je het beste eerst nagaan welk antwoord je zelf zou geven. Daarna vergelijk je dat met alle antwoordmogelijkheden die er staan. Vaak kun je dan al de twee meest foute antwoord wegstrepen. Er blijven dan nog twee antwoorden over. Lees de vraag nogmaals en bekijk welk antwoord van de twee overgebleven antwoorden het meest volledig is. Tip 2: Blijf bij je gevoel Het komt je vast bekend voor: je krijgt een toets terug, waarbij je ziet dat je het goede antwoord toch nog op het laatst hebt veranderd in een antwoord dat fout blijkt te zijn. Daarom: je eerste ingeving blijkt meestal te kloppen. Verander je antwoord alleen als het een extreem wilde gok was, als je nieuwe inzichten hebt gekregen of als je de vraag per ongeluk verkeerd hebt gelezen. Tip 3: Gok als je het antwoord niet weet Het kan natuurlijk gebeuren dat je het antwoord echt niet weet op de vraag. Gok in dat geval het antwoord, wie weet gok je goed. Je hebt immers een kans van 1 op 4 en misschien zelfs groter als je een fout antwoord hebt weg kunnen strepen. Als je moet gokken, kun je dat ‘slim doen’: - Streep foute antwoorden eerst weg - Let op woorden als ‘altijd’, ‘nooit’ of ‘in geen enkel geval’. Vaak zijn die fout. - Laat je niet leiden door de langste zin of het meest ingewikkelde antwoorden. - Heb je bij je vorige vragen al drie keer A geantwoord, trek je daar niets van aan. Een vierde keer A kan ook gewoon. - Bekijk welke antwoorden sterk op elkaar lijken, vaak is een van die twee antwoorden juist. Open vragen Tip 1: Wees volledig Het komt vaak voor dat vragen niet volledig worden beantwoord en dat je daardoor niet alle punten voor die vraag krijgt. Kijk daarom goed wat er precies gevraagd wordt. Let op woorden als: ‘leg uit’, ‘verklaar’, ‘waarom’ etc. Als er gevraagd wordt naar twee redenen, let Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 7 er dan op dat je ook echt twee redenen geeft. Als je er meer geeft, tellen die niet mee. Nadat je het antwoord hebt opgeschreven, lees de vraag dan nog even door en kijk of je volledig bent geweest. Tip 2: Haal informatie uit de bronnen Vaak krijg je bij een vraag een bron erbij. Dit kan een kaart, afbeelding, grafiek, tabel of afbeelding zijn. Het goed bestuderen van de bron kan je al een eind op weg helpen in het beantwoorden van de vraag. Wat zie ik eigenlijk? Wat is de titel? Wat geeft de bron weer? Is er een legenda? Wat staat er op de x-as en y-as? Welke eenheden zijn er gebruikt? Wie is de maker? Staat er een jaartal bij? Tip 3: Schrijf tussenstappen op Je krijgt niet alleen punten voor het juiste antwoord, ook de tussenberekeningen leveren punten op. Het is jammer om die punten te verliezen, terwijl je wel weet hoe het moet. Tip 4: Schrijf nuttige informatie op Weet je het antwoord op de vraag niet, maar weet je wel iets nuttigs te melden over de vraag? Schrijf maar op! Vaak krijg je hier ook punten voor. Zorg er wel voor dat het relevant blijft en dat je geen onzin op gaat schrijven. Tip 5: Zorg dat je alles nog even controleert Je hebt de laatste vraag gemaakt en het liefst wil je zo snel mogelijk naar huis. Blijf toch nog even zitten en controleer je toets nog even. Heb je niet per ongeluk een vraag overgeslagen? Heb je antwoord gegeven op de vraag? Zijn je antwoorden leesbaar? Ben je nog iets vergeten? Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 8 Programma Blok1 Blok 2 Blok 3 Blok 4 Blok 5 Blok 6 Markt Ruilen over tijd Samenwerken en onderhandelen Risico en informatie Welvaart en groei Goede tijden, slechte tijden Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 9 ___________________________________ ___________________________________ Welkom op de examentraining Economie HAVO ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Wat gaan we doen? Blok 1 Markt ___________________________________ Blok 2 Ruilen over tijd Blok 3 Samenwerken en onderhandelen Blok 4 Risico en informatie ___________________________________ Blok 5 Welvaart en groei Blok 6 Goede tijden, slechte tijden ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Goederen Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Vraag naar een consumptiegoed bepaald door: Koopkracht Behoeften Prijs van complementaire goederen (vb. cd-speler en cd) Prijs van substitutiegoederen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 10 ___________________________________ Marktmechanisme Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Vraagfunctie, aanbodfunctie Evenwichtsprijs, evenwichtshoeveelheid ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Vraagfunctie Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Vraagfunctie: Qv = -2p + 50 Veranderingen vraagfunctie: -Langs de lijn: prijsveranderingen -Van de lijn: links of rechts, door: -Verandering behoeften -Verandering aantal consumenten -Verandering inkomen -Verandering prijs van andere goederen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Aanbodfunctie Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Aanbodfunctie: Qa = 4p - 10 Verschuivingen aanbodsfunctie: -Langs de lijn: prijsveranderingen -Van de lijn: -Kosten ontwikkeling -Aantal aanbieder ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 11 ___________________________________ Surplus Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Consumentensurplus: verschil tussen het bedrag dat consumenten willen betalen en de evenwichtsprijs. Producenten surplus: verschil tussen de evenwichtsprijs en de minimale prijs waartegen het product wordt aangeboden. ___________________________________ Pareto-optimum = maximale welvaart (=totale surplus) Niet pareto-optimaal = totale surplus kan groter ___________________________________ Welvaartsverlies = Harbergerdriehoek ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Marktingrijpen overheid Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Minimumprijs: bescherming aanbieders Maximumprijs: bescherming kopers Niet Pareto optimaal (Harbergerdriehoek kan groter) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Elasticiteit Markt Ruilen over tijd Elasticiteit = Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden % △ Gevolg % △ Oorzaak • Prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid - oorzaak: prijsverandering - gevolg: verandering gevraagde hoeveelheid • Inkomenselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid - oorzaak: inkomensverandering - gevolg: verandering van de gevraagde hoeveelheid • Kruislingse prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid - oorzaak: prijsverandering van een bepaald goed - gevolg: verandering van gevraagde hoeveelheid van een ander goed ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 12 ___________________________________ Elasticiteit Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden A) E= 0 volkomen inelastisch ↳ geen reactie QV bij △P VB. Medicijnen, paspoort B) -1 < E < 0 en 0 < E < 1 relatief inelastisch ↳ weinig reactie QV bij △P VB. Brood, benzine C) E = 1 of E = -1 noch elastisch, noch inelastisch ↳ bij △P 10% ↑ △ QV 10%↓ VB. Supermarktproducten (zoals pindakaas) D) E < -1 of E > 1 relatief/volkomen elastisch ↳ bij △P 10% ↑ △ QV 20%↓ VB. Luxe goederen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Stel E=-5: als de oorzaak 1% stijgt, wordt het gevolg 5% kleiner. ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Inkomenselasticiteit Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ -Inferieur goederen elasticiteit < 0 -Normale goederen elasticiteit = 0 -Luxe goederen ___________________________________ elasticiteit > 0 ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Formules Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Maximale winst: MO=MK of MW=0 Maximale omzet: MO=0 Break-even: TW=0, TO=TK TK= TCK + TVK GTK = GCK + GVK ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 13 ___________________________________ Maximale winst Ruilen over tijd Markt Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Marktvorm Ruilen over tijd Markt Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Bepaald door: -Aantal vragers (consumenten) -Aantal aanbieders (verkopers) -Soort product (heterogeen of homogeen) -Doorzichtigheid (inzicht in prijs/kwaliteitverhouding) -Toetredingsmogelijkheid (makkelijk als nieuw bedrijf op markt) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Marktvormen Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden Aanbod Vraag Product Transparant Toetreding Voorbeeld Volkomen concurrentie veel veel homogeen ja relatief makkelijk graan Monopolistische concurrentie veel veel heterogeen nee relatief makkelijk kledingwinkels Oligopolie weinig veel homogeen/ heterogeen nee moeilijk telefonie, bierbrouwers Monopolie één veel homogeen (één!) nee zeer moeilijk NS ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 14 ___________________________________ Monopolies Ruilen over tijd Markt Risico en informatie Onderhandel Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ 1) Wettelijk of overheidsmonopolie Volgens de wet mag er maar één aanbieder zijn ↳ NS, PostNL 2) Natuurlijk monopolie Bepaalde grondstof/gewas ↳ Alleen in Marokko fosfaat ___________________________________ 3) Economisch monopolie Schaalvoordelen of octrooien ↳ KPN vroeger telefonie in Nederland, Apple met Ipod ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Arbeidsmarkt Ruilen over tijd Markt Risico en informatie Onderhandel Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ !! Arbeid = doen van werk !! Vraag naar arbeid: uitgeoefend door werkgevers / bedrijven ------------------------------------------------------------------------- ___________________________________ Aanbod van arbeid: de werknemers / personen Beide te meten in arbeidsjaren of personen Arbeidsjaar = ___________________________________ de tijd die een full-time werker in één jaar moet werken ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Arbeidsmarkt Ruilen over tijd Markt Risico en informatie Onderhandel Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Bevolking KAN Beroepsgeschikte bevolking Niet beroepsgeschikte bevolking (<15 of >67) (15 – 67 jaar) WIL KAN NIET WIL NIET Beroepsbevolking Werkenden Werkzoekend Niet beroepsbevolking Scholieren Huisvrouwen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 15 ___________________________________ Arbeidsmarkt Markt Ruilen over tijd Onderhandel Participatiegraad = Risico en informatie Welvaart en groei beroepsbevolking Goede en slechte tijden ___________________________________ X 100% beroepsgeschikte bevolking -Ruime arbeidsmarkt: aanbod>vraag (werkloosheid) ___________________________________ -Krappe arbeidsmarkt: vraag>aanbod ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Werkloosheid Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ -Structureel: te weinig vraag of vraag/aanbod sluiten niet aan. Oplossing: Innovatie stimuleren, scholing, reis-/verhuiskosten vergoeding. -Conjunctureel: tekortschieten van de bestedingen. Oplossing: Belasting omlaag, Overheidsbestedingen omhoog. ___________________________________ -Frictie: tijdelijk, <3mnd. Oplossing: Voorlichten bemiddelen. -Seizoen: gevolg klimaat, aard v.h. product. Oplossing: Productiepakket variëren. ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Werkloosheid (1) Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei 1 A) structureel kwantitatief te veel aanbod Aanbod = 15 > Vraag = 10 opl.:innovatie ↑ = nieuwe producten = nieuwe banen 1 B) structureel kwalitatief vaardigheden Vraag = bakkers, Aanbod = schilders opl.: scholing 1 C) structureel kwalitatief afstand Vraag = Utrecht, Aanbod = Groningen opl.: reis- en verhuiskostenvergoeding Goede en slechte tijden ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ↓ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 16 ___________________________________ Werkloosheid (2) Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden 2) Conjunctureel effectieve vraag (EV) te laag Vraag brood ↓ = vraag bakkers ↓ Opl.: belasting ↓ loonbelasting ↓ loon ↑ koopkracht ↑ EV ↑ belasting ↓ BTW ↓ prijzen ↓ koopkracht ↑ EV ↑ 3) Seizoenswerkloosheid vraag is seizoensgebonden Vraag ijsjes ↓ in winter Opl.: productiepakket varriëren 4) Frictiewerkloosheid tijdelijk < 3 maanden Werkloosheid tussen afstuderen – baan of tussen twee banen Opl.: voorlichten, bemiddelen, vacaturebank ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ↓ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Arbeidsmobiliteit Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ 1) Geografische mobiliteit: woon-werkverkeer; bereidheid tot verhuizen. 2) Beroepsmobiliteit: veranderen van beroep; ene beroep kent meer werkloosheid dan het andere (omscholen, beloningsverschillen). 3) Niet werken werken (vb. schoolverlaters, herintreders) Loon-prijsspiraal: lonen en prijzen die elkaar opjagen. Prijzen stijgen koopkracht daalt meer looneisen kosten werkgever stijgen doorberekenen in prijs etc. ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Vragen maken Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ SUCCES! ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 17 ___________________________________ Sparen Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ S= Sparen S= Y – C – B Volgende kunnen sparen: •Gezinnen ; deel van het besteedbaar inkomen dat niet wordt geconsumeerd. •Bedrijven; deel van de winst dat niet wordt uitgekeerd aan eigenaren van het bedrijf, ‘ingehouden winst’. •Overheid; spaart als ze een financieringsoverschot heeft. ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Het Rijk Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden Inkomsten • Directe belastingen; op winst, inkomen en vermogen. • Indirecte belastingen; alle belasting die wordt afgedragen door bedrijven, uitgezonderd winstbelasting. • Niet-belastingontvangsten (paspoort, boetes, aardgas) ___________________________________ Uitgaven • Overdrachtsuitgaven: Rijk krijgt er niks voor terug. • Bestedingen: Rijk krijgt er iets voor terug. • Investeringsuitgaven (snelweg, dijk) • Consumptieve uitgaven (ambtenarensalaris, potloden, tanks) Begrotingssaldo: Financieringssaldo: ___________________________________ Inkomsten - uitgaven Begrotingssaldo – aflossingen staatsschuld ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Staatsschuld Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Staatsschuld: Bedrag dat het Rijk schuldig is aan zijn leners. Hoge schuld betekent: -Veel aflossingen & rente betalingen. -Stijgend rente niveau; veel lenen overheid veel vraag naar vermogen rentepeil stijgt. Staatsschuldquote = ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 18 ___________________________________ Vermogensmarkt Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Geldmarkt – korter dan 1 jaar Kapitaalmarkt – langer dan 1 jaar ___________________________________ Rente: uitgedrukt in jaarlijks % van het geleende bedrag. Lenen: rente betalen, sparen: rente ontvangen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Rente Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Rente: -Nominale rente: rentebedrag of rente% dat men werkelijk krijgt op spaargeld. -Reële rente: Nominale rente gecorrigeerd voor prijsveranderingen. Rente % of rentebedrag waarmee je spaargeld in koopkracht verandert. Reëel rente-indexcijfer = RIC ___________________________________ x 100 ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Gevolg rente Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Gevolg lage reële rente: -Ontmoedigen van sparen. -Stimuleren van lenen. ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 19 ___________________________________ Indexcijfers Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Prijsindexcijfer (PIC) inflatie of deflatie -Partieel: van 1 goed of groep goederen. -Gewogen: ___________________________________ Nominaal indexcijfer (NIC): in geld gemeten. Reëel indexcijfer (RIC): in goederen gemeten, koopkracht. RIC ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Pensioen Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ -Welvaartsvast ___________________________________ -Waardevast ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Jaarrekening Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ -Balans van het eind van het jaar: Overzicht bezittingen, schulden, eigen vermogen. -Resultatenrekening van dat jaar (Winst- en verliesrekening): Weergave van verkoopopbrengsten, kosten, winst van een onderneming. ___________________________________ -Accountantsverklaring: controle & toelichting ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 20 ___________________________________ Balans Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Bezittingen (activa) Schulden (passiva) Vlottende activa Vreemd vermogen -kas -bank Tekstvrak -giro groot -debiteuren -crediteuren -langlopende leningen Goede en slechte tijden ___________________________________ ___________________________________ -voorraden Vaste activa Eigen vermogen -fabriek -machines -ingehouden winst -aandelen -reserves ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Resultaten rekening Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Kosten / lasten Opbrengsten / baten -Productiekosten -Afschrijvingen Omzet / verkoop Goede en slechte tijden ___________________________________ ___________________________________ Winst / verlies ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Opdrachten maken Markt Ruilen over tijd onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ SUCCES! ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 21 ___________________________________ Welvaart Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Welvaart: -In enge zin: Reëel nationaal inkomen, koopkracht van een land, individu. ___________________________________ -In ruime zin: niveau/mate van behoeftebevrediging, subjectief, materieel en immaterieel (vb. schoon milieu). Reëel inkomen gecorrigeerd voor externe effecten (= gevolgen omgeving waar geen betaling tegenover staat). ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Goederen Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ -Individueel goed: voor 1 individu, makkelijk wie er gebruik maakt, te verhandelen via markt, prijs te bepalen. -Overheidsgoederen: -Collectief: bestemd voor veel mensen, niet te verhandelen op een markt, geen uitsluiting mogelijk, geen prijs te bepalen (vb. Straatverlichting, dijken, leger) -Quasi-collectief of bemoeigoederen: individueel goed, geproduceerd door de overheid ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Gevangenen dilemma Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Gevangen dilemma: Laat zien dat bij samenwerken een gunstigere uitkomst voor beide partijen van toepassing is. Het individuele belang najagen is dus niet altijd goed voor jezelf en kan het totale resultaat negatief beïnvloeden. ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 22 ___________________________________ uitgangspunten markt Ruilen over tijd onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ -Spelers moeten bekennen of ontkennen over schuld bij een overval. -Spelers bewegen simultaan -Spel wordt niet herhaald -Spelers hebben een dominante strategie -Spelers beschikken over dezelfde info -Er zijn maar 2 spelers ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nash evenwicht Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Strategie waar je op uitkomt. Je kan het niet voor jezelf verbeteren Je volgt de dominante strategie ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Samenwerken Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Samenwerken wordt bevorderd door: Goede en slechte tijden ___________________________________ -Overheid (wetten, besturen, bindend verklaren cao, collectieve goederen aanbieden) -Sociale normen (aanspreken op asociaal gedrag) ___________________________________ -Afsluiten contract (beide partijen weten wat te verwachten en hoe te handelen bij niet nakomen van afspraken) -Zelfbinding (duurzaam produceren, rekening met milieu effect) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 23 ___________________________________ CAO Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Voordelen: -Werknemer: samen sta je sterk -Werkgever: niet met elke individu onderhandelen ___________________________________ Nadelen: -Werknemer: individuele kracht, talent kan je niet uitbuiten -Werkgever: bedrijf kan niet concurreren met bijv. loon om de beste werknemer te krijgen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Arbeidsvoorwaarden Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Afspraken over: -Primaire arbeidsvoorwaarden: loon vakantiegeld, etc. ___________________________________ -Secundaire arbeidsvoorwaarden: middagpauzes, reiskostenvergoeding, kinderopvang ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Loonstijging Markt Ruilen over tijd Onderhandel Soorten loonstijgingen -Initieel: verhoging v.h. reële loon die geldt voor een groep werknemers (loonsverhoging bovenop prijscompensatie) Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ ___________________________________ -Incidenteel: verhoging v.h. reële loon voor individu (bv. Promotie, staat niet in cao) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 24 ___________________________________ Loonkosten Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ •Sociale premies voor rekening werkgever •Brutoloon –Loonheffing •Sociale premies werknemer •Loonbelasting –Nettoloon ___________________________________ Wig: Verschil tussen loonkosten van werkgever en nettoloon ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Europese Unie Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Doel Europese Unie: -Vrij verkeer van goederen -Vrij verkeer van diensten ___________________________________ -Vrij verkeer van personen -Vrij verkeer van kapitaal ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Vragen maken Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ SUCCES! ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 25 ___________________________________ Informatie Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Informatie: -Symmetrische: alle partijen dezelfde info ___________________________________ -Asymmetrische: partijen niet dezelfde info Vb. asymmetrisch: verzekeringsmaatschappij. Verzekering: risico overdragen tegen betaling. ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Partijen Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ -Verzekeraar: -Risico’s: -Asymmetrische informatie -Averechtse selectie -Moreel wangedrag -Fraude ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Partijen Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ -Verzekerde: -Motieven: -Risicomijding -Inschatten risico. -Financieel gevolg gebeurtenis afwegen tegen premie. ___________________________________ Premie: bedrag per tijdseenheid om verzekerd te zijn. Hoogte hangt af van: risico, mogelijke financiële schade, profiel deelnemers ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 26 ___________________________________ Verzorgingsstaat Ruilen over tijd Markt Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Sociale uitkeringen: -Overheidsdeel -Volksverzekering (AOW) -Werknemersverzekering (WW) ___________________________________ -Particulier deel vb. VUT, verzorgd door verzekeringsmaatschappij ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Sociale zekerheid Ruilen over tijd Markt Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ -Omslagstelsel: werkenden van nu betalen voor degene die nu een uitkering ontvangen ___________________________________ -Kapitaaldekkingsstelsel: zelf sparen voor eigen uitkering ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Ondernemingen Markt Ruilen over tijd Soort onderneming Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden Eenmanszaa k VOF BV NV Hoofdelijk aansprakelijk? Ja Ja Nee Nee Scheiding eigenaar/ directie? Nee Nee Soms Ja Rechtspersoon? Nee Nee Ja Ja Één eigenaar Meerdere eigenaren Aandeelhouders Aandeelhouders bekend onbekend ___________________________________ kenmerken ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 27 ___________________________________ Opdrachten maken Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ ___________________________________ SUCCES! ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Welvaart Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Nationaal inkomen = nationaal product; Y = W Y = (C+I+O+E) – M Oftewel W+M = C+I+O+E ___________________________________ S-I = particulier spaarsaldo B-O = begrotingssaldo E-M = lopende rekening, saldo buitenland (S-I)+(B-O)=(E-M) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Welvaart Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 28 ___________________________________ Inkomensverdeling Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Personele inkomensverdeling Primair inkomen Secundair inkomen Tertiair inkomen Categoriale inkomensverdeling Arbeidsinkomen Overige of vermogensinkomen Arbeidsinkomensquote: Totale arbeidsinkomen verdiend in een jaar/nationale inkomen Hoge arbeidsinkomensquote slecht voor investeringsklimaat ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Lorenzcurve Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Nivelleren: Lorenzcurve beweegt naar de midden lijn door: -Progressieve belasting: hoe hoger je inkomen hoe hoger het % belasting -Sociale uitkeringen Denivelleren: Lorenzcurve beweegt van de midden lijn af door: -Degressieve belasting: hoe hoger je inkomen hoe lager % belasting -Aftrekposten: relatieve voordeel voor hoge inkomens -Subsidies: onderwijs, cultuur ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nederlands belastingsstelsel Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei ___________________________________ Goede en slechte tijden ___________________________________ -Draagkrachtprincipe: sterke schouders, zware lasten -Profijtbeginsel: betalen als men aanwijsbaar gebruik maakt van overheidsvoorzieningen Box 1 en Box 3 ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 29 ___________________________________ Box 1 Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Vaststellen totale inkomen (arbeidsinkomen en eigen huis) Aftrekposten Belastbaar inkomen Schijvensysteem toepassen Heffingskortingen Te betalen belasting ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Box 3 Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Vaststellen vermogen: bezittingen – schulden Heffingsvrijstelling Belastbaar deel van het vermogen - ___________________________________ 1,2 % belasting betalen - fictief rendement = 4% - belasting = 30% - totaal = 30% x 4% = 1,2% ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Opdrachten maken Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ SUCCES! ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 30 ___________________________________ Inflatie Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Inflatie: gemiddelde percentuele prijsstijging in een bepaalde periode Binnenlands Kosteninflatie: prijs stijgt door hoge kosten Bestedingsinflatie: prijs stijgt door hoge vraag naar goederen Winstinflatie: prijs stijgt door vergroten winstmarge ___________________________________ Buitenlands Importinflatie: prijs van geïmporteerde producten stijgt Deflatie ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Gevolgen inflatie Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ -Lonen (loonprijsspiraal) -Koopkracht ___________________________________ -Internationale concurrentiepositie (Relatief!) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Prijzen Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Prijsrigiditeit: Prijzen dalen niet (vanwege kosten werkgever) dus minder verkopen Prijsflexibiliteit: Prijzen passen makkelijk aan altijd maximale prijs bij maximaal haalbare productie productiecapaciteit maximaal benut ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 31 ___________________________________ Verkeersvergelijking Fisher Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Gelijkheid van geldstroom (MV) en goederenstroom (PT) MV = totale vraag in economie = effectieve vraag ___________________________________ PT = totale aanbod in economie = W Als geldstroom groter meer goederen gevraagd ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Bestrijding inflatie Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden Bestedingsinflatie • Belasting ↑ Consumptie ↓ Vraag ↓ Prijzen ↓ Inflatie ↓ • Overheidsbestedingen ↓ Overheidsconsumptie ↓ Vraag ↓ Prijzen ↓ Inflatie ↓ • Rente ↑ Sparen ↑ Lenen ↓ Consumptie ↓ Vraag ↓ Prijzen ↓ Inflatie ↓ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Betalingsbalans Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Lopende rekening (goederenrekening, dienstenrekening, inkomensrekening); E-M, kapitaal- of vermogensrekening ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 32 ___________________________________ Valuta prijs Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Vraagfactoren: export en kapitaal import Aanbodfactoren: import en kapitaal export ___________________________________ Wisselkoersen: -Zwevend: hoogte koers bepaald door vraag en aanbod. -Vast: hoogte bepaald door afspraak centrale banken. ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Wisselkoersen Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Zwevend: -Voordeel: betalingsbalansevenwicht -Nadeel: onzekerheid -Appreciatie: waardestijging, depreciatie: waardedaling ___________________________________ Vast: -Voordeel: zekerheid -Nadeel: betalingsbalansonevenwicht -Revaluatie: waardestijging, devaluatie: waardedaling ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Economische kringloop Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ -Productiecapaciteit: Maximaal haalbare productie -Bezettingsgraad: (Productie/productiecapaciteit) x 100% -Investeringen: -Breedte: Meer ‘dezelfde’ machines erbij, verhouding kapitaal/arbeid blijft gelijk -Diepte: Mensen vervangen door machines, in verhouding meer kapitaal dan arbeid ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 33 ___________________________________ Conjunctuur Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ -Laagconjunctuur: te weinig vraag om een bedrijf op volle toeren te laten werken. Onderbesteding. Werkloosheid, lage bezettingsgraad, deflatie. ___________________________________ -Hoogconjunctuur: er wordt meer gevraagd dan er kan worden geproduceerd. Overbesteding. Veel werk, hoge bezettingsgraad, inflatie (bestedingsinflatie) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Conjunctuur Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Stagflatie Markt Ruilen over tijd Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei Goede en slechte tijden ___________________________________ Stagflatie: periode van onderbesteding (laagconjunctuur) maar toch inflatie. Hoe?: hogere kosten prijzen stijgen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 34 Anticyclisch begrotingsbeleid Ruilen over tijd Markt Onderhandel Risico en informatie Welvaart en groei ___________________________________ Goede en slechte tijden • Onderbesteding EV < productiecapaciteit (werkloosheid) - Belasting ↓ Consumptie ↑ Vraag ↑ Vraag Arbeid ↑ werkloosheid ↓ - Overheidsbestedingen ↑ Vraag ↑ Vraag Arbeid ↑ werkloosheid ↓ • Overbesteding EV > productiecapaciteit (inflatie) - Belasting ↑ Consumptie ↓ Vraag ↓ Prijzen ↓ Inflatie ↓ - Overheidsbestedingen ↓ Vraag ↓ Prijzen ↓ Inflatie ↓ ___________________________________ ___________________________________ Maatregelen Centrale Bank • Onderbesteding Rente ↓ Lenen ↑ Sparen ↓ Consumptie ↑ Vraag ↑ Vraag Arbeid ↑ • Overbesteding Rente ↑ Lenen ↓ Sparen ↑ Consumptie ↓Vraag ↓ Prijzen ↓ Inflatie ↓ ___________________________________ ___________________________________ • ___________________________________ ___________________________________ -↑ Consumptie ↓ Vraag ↓ Prijzen -Onderbesteding: Belasting omlaag, overheidsbestedingen omhoog -Overbesteding: Belasting omhoog, overheidsbestedingen omlaag ___________________________________ Opdrachten maken -Maatregel Centrale Bank: -Onderbesteding: Rente omlaag (meer lenen, minder sparen) -Overbesteding: Rente omhoog Ruilen over Risico en Welvaart en Markt Onderhandel tijd informatie groei Goede en slechte tijden ___________________________________ SUCCES! ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Evaluatie ___________________________________ ___________________________________ Laat ons weten wat je van de training vond: www.examentraining.nl/evaluatie Enthousiast na deze training? Kijk op www.examentraining.nl voor al je andere vakken ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 35 ___________________________________ ___________________________________ SUCCES MET HET EXAMEN ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 36 Blok 1 Markt Opgave 1 – Het is maar een spelletje… - maximale omzet berekenen - maximale totale winst berekenen - surplus - prijselasticiteit - figuur GO, GTK, MO etc. Opgave 2 – Naar een toekomst die werkt - arbeidsmarkt - beroepsbevolking + beroepsgeschikte bevolking etc. - participatiegraad berekenen - rekenen met werkloosheid - beredeneren Opgave 3 – Horeca uitgerookt? - consumenten- en producentensurplus - elasticiteit - rekenen met vraag en aanbod - beredeneren Opgave 4 - De prijs van voetbal - rekenen met formules QV en P etc. - maximale omzet berekenen - consumentensurplus - verschillende vraaglijnen Opgave 5 – Vervoer van Nederlandse schepen - break-even-afzet berekenen - verlies berekenen - productiecapaciteit berekenen - beredeneren Opgave 6 - Vitaminen voor de Nieuw-Zeelandse economie - rekenen en werken met QV - maximale winst berekenen - rekenen met verschillende prijzen Opgave 7 – Parkeren tegen elke prijs - maximale totale omzet berekenen - maximale totale winst arceren - welvaartsverlies Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 37 Opgave 1 - Het is maar een spelletje… Klokslag 0.00 uur openden 150 Nederlandse gamewinkels hun deuren voor degenen die een exemplaar van het computerspel Great Car Robbery 5 (GCR5) wilden kopen. Al ruim voor middernacht stonden er in Nederland lange rijen voor de gamewinkels. GCR5 is ontwikkeld door het softwarebedrijf Splendid: één van de weinige bedrijven die dergelijke spellen produceren. De eerste versie van het spel (GCR1) werd in september 2013 wereldwijd geïntroduceerd. Tot nu toe zijn er in totaal 127 miljoen exemplaren verkocht. Vraag 1 Maak van de onderstaande zinnen een economisch juiste tekst. De gamewinkels hebben op de …(1)… de meeste invloed op de prijs. Op de verkoopmarkt is sprake van de marktvorm …(2)… en op de inkoopmarkt is sprake van de marktvorm …(3)…. Kies uit: bij (1) inkoopmarkt / verkoopmarkt bij (2) monopolistische concurrentie / oligopolie bij (3) monopolistische concurrentie / oligopolie Voorafgaand aan de introductie van het spel GCR5 vond er in de directievergadering van Splendid een discussie plaats over de verkoopprijs. De financieel directeur: “Bij de eerste vier versies wilden we een groot marktaandeel en was onze doelstelling maximale omzet. Ik vind dat we bij GCR5 moeten streven naar maximale totale winst.” De algemeen directeur: “Dat betekent dat we een hogere prijs moeten kiezen.” Gebruik bron 1. Vraag 2 Bereken de prijs die past bij de doelstelling van maximale omzet. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 38 Vraag 3 Bereken de prijs die past bij de doelstelling van maximale totale winst. Gebruik bron 2. Vraag 4 Geef met letters het oppervlak aan dat het consumentensurplus en het producentensurplus weergeeft indien het softwarebedrijf streeft naar maximale totale winst. Neem daartoe onderstaande tabel over op het antwoordblad en vul aan op de stippellijnen. Salim en zijn klasgenoot Kees hebben de introductie van het spel GCR5 als onderwerp voor een werkstuk. Het valt hen op dat bij de introductie van GCR5 alleen jongens in de rij stonden: geen meisje te bekennen. Om zich een beeld te vormen van het koopgedrag van jongeren bij dit computerspel maken Salim en Kees een schatting van prijselasticiteitscoëfficiënten (bron 3). Bij één waarde (letter a) verschillen ze van mening. Salim verwacht hier een elasticiteit van 0,1 terwijl Kees uitgaat van een elasticiteit van 1,0. Gebruik bron 3 en bovenstaande tekst. Vraag 5 Zou bij (a) een prijselasticiteitscoëfficiënt van 1,0 of 0,1 passen om een economisch juiste tabel te krijgen? Verklaar het antwoord. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 39 Ook vragen Salim en Kees zich af waarom GCR5 pas vanaf een leeftijd van 18 jaar mag worden gespeeld. Tijdens hun onderzoek stuiten ze op een PEGI-richtlijn (bron 4). Salim: “Er is sprake van zelfbinding omdat softwarebedrijf Splendid zich aan deze PEGI-richtlijn moet houden.” Gebruik bron 4. Vraag 6 Is de uitspraak van Salim juist of onjuist? Verklaar het antwoord. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 40 Opgave 2 - Naar een toekomst die werkt De Nederlandse bevolking vergrijst. Dit kan leiden tot een aanbodtekort op de arbeidsmarkt waardoor de economische groei stagneert. Vandaar dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzoek heeft laten doen naar maatregelen die genomen moeten worden om de werking van de Nederlandse arbeidsmarkt te verbeteren en de deelname aan betaalde arbeid te verhogen. Het resultaat van dit onderzoek staat in het rapport ‘Naar een toekomst die werkt’. In dit rapport wordt de potentiële beroepsbevolking gevormd door alle inwoners van Nederland in de leeftijdsgroep 20 tot 65 jaar. Uit dit rapport komen de twee tekstfragmenten van bron 5 die de ontwikkelingen van de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid in Nederland voorspellen. Gebruik bron 5. Vraag 7 In welk van beide tekstfragmenten, A of B, wordt een voorspelling gedaan over de ontwikkeling van de vraag naar arbeid? Verklaar het antwoord. Onderstaande tekst is een selectie van conclusies uit dit rapport. Vraag 8 Maak van deze tekst een juiste economische redenering. “Door vergrijzing neemt de potentiële beroepsbevolking …(1)…, waardoor de arbeidsmarkt zal verkrappen. Daardoor zal de sociale premiedruk voor de werkzame beroepsbevolking stijgen, want de AOWuitkeringen worden grotendeels gefinancierd via het …(2)…. Een hogere premiedruk kan leiden tot hogere looneisen. Dit kan voor de Nederlandse bedrijven aanleiding zijn om de verkoopprijzen te …(3)…, waardoor de internationale concurrentiepositie …(4)…. Dit heeft tot gevolg dat de Nederlandse …(5)… afneemt, waardoor de economische groei stagneert.” Kies uit: bij (1) af / toe bij (2) kapitaaldekkingsstelsel / omslagstelsel bij (3) verhogen / verlagen bij (4) verbetert / verslechtert bij (5) export / import Bron 5: Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 41 Een leraar economie bespreekt in zijn klas de conclusies van dit rapport en toont daarbij bron 6. Uit bron 6 blijkt dat in Nederland 73% van de potentiële beroepsbevolking deelneemt aan de arbeidsmarkt: dit noemen we de participatie graad Vervolgens bespreekt de leraar met de leerlingen mogelijke maatregelen om de participatiegraad van ouderen te verhogen. Enkele suggesties van leerlingen. − Simon: “Verhoog de pensioenleeftijd van 65 naar 67.” − Edith: “Stimuleer dat ouderen tussen 55 en 65 jaar meer in deeltijd gaan werken.” Bron 6: Samenstelling van de potentiële beroepsbevolking (20-65 jaar) in Nederland in miljoen (mln) personen (afgeronde getallen) Combineer bron 5 en bron 6. Vraag 9 Laat met een berekening zien dat naar verwachting de participatiegraad in Nederland in 2015 hoger zal zijn dan 73%. Vraag 10 Leg uit dat de oplossing van Edith wel de participatiegraad verhoogt, maar niet het probleem van de verkrapping op de arbeidsmarkt oplost. Tot slot laat de leraar bron 5 zien. Hij vraagt de leerlingen in dit schema aan te geven bij welke pijl de suggesties van Simon en Edith behoren. Bovendien komt de leraar zelf met een mogelijke oplossing om de participatie van ouderen te verhogen: “Verlaag de pensioenuitkeringen in de eerste jaren van pensionering.” Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 42 Gebruik bron 7. Vraag 11 Van welke pijl, A, B, C, D of E, zou de bijbehorende omvang in personen veranderen bij het uitvoeren van de suggestie van Simon? Verklaar het antwoord. Vraag 12 Beschrijf de redenering achter de oplossing die de leraar voorstelt. Bron 7: Instroom en uitstroom op de arbeidsmarkt Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 43 Opgave 3 - Horeca uitgerookt? De Nederlandse overheid probeert de consumptie van rookwaren, zoals sigaretten, shag en sigaren, te beïnvloeden. Zo mogen jongeren geen rookwaren kopen en bestaat er een reclameverbod. Ook heft de overheid accijnzen, die worden doorberekend en daardoor leiden tot hogere consumentenprijzen voor rookwaren. Het laatste wapenfeit is de invoering van een rookverbod in de horeca op 1 juli 2008. Het rookverbod in de horeca is een beleidsmaatregel om werknemers een gezonde werkplek te bieden, de consumptie van rookwaren te verminderen en de volksgezondheid te bevorderen. De Minister van Volksgezondheid heeft toegezegd dat het rookverbod een jaar na invoering geëvalueerd zal worden en dat hij van de bevindingen verslag zal doen aan de Tweede Kamer. Om deze maatregel te onderbouwen, heeft de Minister een economisch onderzoeksbureau een kosten-batenanalyse laten opstellen met betrekking tot het rookverbod in de horeca. Enkele conclusies van dit onderzoek zijn in bron 4 weergegeven. De leerlingen in een havo 5 klas discussiëren over het overheidsbeleid dat probeert het roken te verminderen. De volgende opmerkingen worden gemaakt: − Eva: “Als de overheid de accijns op alle rookwaren met een zelfde percentage verhoogt, zal de gevraagde hoeveelheid van een pakje sigaretten sterker afnemen dan die van een pakje shag.” − Steffie: “Als de consumentenprijzen van rookwaren stijgen, treedt er een substitutie-effect op tussen de vraag naar een pakje sigaretten en de vraag naar een pakje shag.” − Victor: “De vermindering van de gevraagde hoeveelheid sigaretten als gevolg van het rookverbod in de horeca, kan de overheid óók bereiken door te zorgen dat de prijs van een pakje sigaretten 40% hoger wordt.” Bron 8: Gegevens over de vraag nara enkele rookwaren (in de uitgangssituatie) Gebruik bron 8 bij de vragen 13 en 14. Vraag 13 Geef met behulp van bron 8 een argument voor de bewering van Eva. Vraag 14 Leg met behulp van bron 8 de bewering van Steffie uit. Bron 9: Vraag en aanbod van pakjes sigaretten Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 44 Combineer bronnen 8 en 9 bij vraag 15. Vraag 15 Laat met behulp van een berekening zien dat Victor gelijk heeft. Vraag 16 Hoe zou de afname van het consumentensurplus weergegeven kunnen worden? Welke van de leerlingen heeft het juist weergegeven (zie bron 10)? Bron 10 Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 45 Opgave 4 – De prijs van voetbal Uit een krant: Het Brabantse Deurne stond op zijn kop toen bleek dat de amateurvoetballers van SV Deurne tijdens de loting van de KNVB-beker gekoppeld werden aan de profvoetballers van Feyenoord. De voorzitter van SV Deurne: “Dit is een droom die uitkomt, en we spelen ook nog thuis. Gezien de verwachte vraag naar kaartjes voor deze wedstrijd moeten we uitwijken naar het stadion van Helmond Sport. De tribune op ons sportpark is te klein.” Het bestuur van SV Deurne discussieert over de hoogte van de prijs per toegangskaartje, uitgaande van de verwachte vraag naar kaartjes. De secretaris, de penningmeester en de voorzitter komen ieder met een eigen voorstel. Bron 11: het stadion en de invulling van de plaatsen Bron 12: de verwachte vraag en voorstellen van het bestuur van SV Deurne Gebruik bronnen 11 en 12 bij de vragen 17, 18 en 19. Vraag 17 Zullen alle kaartjes verkocht worden bij uitvoering van het voorstel van de secretaris? Verklaar het antwoord. Vraag 18 Is er sprake van een consumentensurplus bij uitvoering van het voorstel van de secretaris? Verklaar het antwoord. Vraag 19 Bereken de prijs van een toegangskaartje bij het voorstel van de voorzitter. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 46 Uiteindelijk wordt de prijs vastgesteld op basis van het voorstel van de voorzitter. Toch verloopt de voorverkoop van de kaartjes moeizaam. De penningmeester heeft daarvoor een verklaring: “Bij de oorspronkelijke vraagvergelijking uit bron 12, die ik naar aanleiding van een enquête heb opgesteld, ben ik ervan uitgegaan dat de wedstrijd niet zou worden uitgezonden op tv. Nu blijkt dat de wedstrijd live op tv wordt uitgezonden. Dat verandert de betalingsbereidheid van de supporters”. In bron 13 zijn, naast de oorspronkelijke vraaglijn a, twee alternatieve vraaglijnen b1 en b2 weergegeven. Vraag 20 Welk van beide vraaglijnen, b1 of b2, geeft de veranderde betalingsbereidheid weer volgens de penningmeester? Verklaar de keuze. Bron 13: Collectieve vraag naar toegangskaartjes en twee alternatieven Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 47 Opgave 5 - Vervoer met Nederlandse schepen In 1999 is het totale vervoer met Nederlandse schepen gegroeid tot 320 miljoen ton goederen. Daarvan betreft 96 miljoen ton goederen binnenlands vervoer. In tabel 1 staan gegevens over het vervoer met Nederlandse schepen in 1999. De cijfers betreffen veranderingen ten opzichte van 1998. Tabel 1: Vraag 21 Bereken de internationaal vervoerde hoeveelheid goederen in 1998. Vraag 22 Is de afstand waarover de lading bij het binnenlandse vervoer is verscheept in 1999 ten opzichte van 1998 gedaald of gestegen? Licht het antwoord toe. De heer Peters is eigenaar en schipper van een vrachtschip waarmee cement wordt vervoerd. Voor 1999 gelden de volgende gegevens voor het bedrijf van Peters: Vraag 23 Bereken de break-even afzet van het bedrijf van Peters in ton-kilometers. Peters verwacht dat na het jaar 2000 de opbrengst van een ton-kilometer 2,25 euro bedraagt. Doordat de kostengegevens niet veranderen, wordt het bedrijf van Peters bij iedere productieomvang verliesgevend. Dit verlies is minimaal als de productie maximaal is. Vraag 24 Bereken het minimale jaarlijkse verlies van het bedrijf van Peters na 2000. Om uit de verliezen te komen, overweegt Peters zijn schip te vervangen door een nieuw schip. De productiecapaciteit van het nieuwe schip is drie keer zo groot als de huidige productiecapaciteit, terwijl de personeelsbezetting gelijk blijft. De variabele kosten per tonkilometer zijn in vergelijking met het huidige schip 28% lager. De constante kosten bedragen na de investering in het nieuwe schip 1.000.000 euro per jaar. Vraag 25 Betreft de investering van Peters een breedte-investering of een diepte-investering? Verklaar het antwoord. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 48 Vraag 26 Bereken de winst die Peters met zijn nieuwe schip per jaar maakt bij volledige benutting van de productiecapaciteit. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 49 Opgave 6 - Vitaminen voor de Nieuw-Zeelandse economie Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw produceert en exporteert Nieuw-Zeeland met wisselend succes kiwi’s. Europa is één van de belangrijkste afnemers op de wereldmarkt van deze vitaminerijke vrucht. In de jaren zeventig krijgen de Nieuw-Zeelandse kiwiproducenten te maken met toenemende concurrentie op de wereldmarkt. Daarnaast wordt in NieuwZeeland het protest tegen de schadelijke gevolgen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen bij de kiwiproductie steeds sterker. De Nieuw-Zeelandse kiwiproducenten besluiten hierop de krachten te bundelen. Met steun van de Nieuw-Zeelandse overheid richten de kiwiproducenten een nieuwe onderneming op met de naam Zespri. Zespri probeert de buitenlandse concurrentie te beperken door een nieuw soort kiwi te ontwikkelen: de Zespri Gold. Om het imago van Nieuw-Zeelandse kiwi’s in binnen- en buitenland te verbeteren, stelt Zespri hoge eisen aan de kwaliteit van de Zespri Gold en wordt het gebruik van bestrijdingsmiddelen bij de kiwiproductie afgeremd. Dit heeft echter tot gevolg dat de productie van de Zespri Gold arbeidsintensiever is dan de vroegere kiwiproductie. De NieuwZeelandse kiwiproducenten schakelen massaal over op de productie van de Zespri Gold. De kiwiproducenten verkopen de geproduceerde Zespri Gold kiwi’s aan de nieuwe onderneming Zespri. De winst van Zespri wordt onder de kiwiproducenten verdeeld. Hieronder staan drie mogelijke doelstellingen van Zespri: 1) Het bevorderen van een duurzame productiewijze van kiwi’s. 2) Een zo groot mogelijke bijdrage leveren aan de ontvangstenkant van de lopende rekening van de betalingsbalans van Nieuw-Zeeland. 3) Een zo groot mogelijke winst in het introductiejaar van de Zespri Gold. De directie van Zespri moet een beslissing nemen over de prijs van de Zespri Gold in het introductiejaar in Europa. Stel dat een keuze moet worden gemaakt uit twee prijzen: € 0,50 of € 0,60 per kilogram. De variabele kosten van Zespri bestaan uitsluitend uit inkoopkosten van de Zespri Gold en bedragen € 0,25 per kilogram. De totale constante kosten van Zespri bedragen € 4 miljoen per jaar. Verder geldt het volgende verband tussen prijs en afzet in Europa van de Zespri Gold in het introductiejaar: Qv = 80 − 100P De symbolen hebben de volgende betekenis: Qv = de naar Europa geëxporteerde hoeveelheid in miljoenen kilogrammen P = de prijs in euro’s per kilogram Vraag 27 Citeer de zin waaruit blijkt dat het nastreven van doelstelling 1 tot hogere inkoopkosten voor Zespri kan leiden. Verklaar het antwoord. Vraag 28 Toon met behulp van een berekening aan dat Zespri doelstelling 2 beter bereikt bij een prijs van € 0,50 per kilogram dan bij een prijs van € 0,60 per kilogram. Vraag 29 Welke prijs moet Zespri kiezen als doelstelling 3 wordt nagestreefd: € 0,50 of € 0,60 per kilogram? Licht het antwoord toe met een berekening. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 50 Een marketingdeskundige adviseert Zespri om een introductieprijs te kiezen die lager ligt dan bij het nastreven van doelstelling 3. Volgens deze deskundige is deze lagere prijs noodzakelijk om maximale winst op lange termijn te realiseren. Vraag 30 Geef een verklaring voor het advies van de marketingdeskundige. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 51 Opgave 7 - Parkeren tegen elke prijs? Stedelijke gemeenten staan voor de uitdaging om verantwoord om te gaan met een groeiende vraag naar mobiliteit in een dichtbevolkt gebied. Parkeerbeleid is een onderdeel van goed mobiliteitsbeleid. Gemeente Biltsche Venen heeft naast het vernieuwde winkel- en kantorencentrum een parkeerterrein aangelegd. Voor de exploitatie van dit parkeerterrein wil de gemeente het alleenrecht geven aan het particuliere bedrijf €Park. De gemeente heeft een marktonderzoek laten uitvoeren naar de vraag naar parkeerruimte van winkelpubliek en van personeel dat gaat werken in de winkels en kantoren. Daarnaast is een schatting gemaakt van de kosten voor de exploitatie door €Park. Bron 14: Marktonderzoek gemeente en exploitatiekosten €Park De productie (Q) is het aantal bezette parkeerplaatsen per uur. De beheerskosten (onderhoud, surveillance, gemeentelijke heffingen) komen volledig voor rekening van €Park en zijn onderdeel van de constante kosten van €Park. Het parkeerterrein heeft een capaciteit van 180 parkeerplaatsen Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 52 Gebruik bron 14. Vraag 31 Maak van de volgende zinnen juiste economische beweringen die betrekking hebben op de marktsituatie voor €Park: -Om break-even te bereiken moet €Park minimaal …(1)… bezette parkeerplaatsen per uur realiseren. -Bij een prijs van 100 cent per uur zal de totale winst …(2)… maximaal zijn. -Bij een prijs die maximale bezetting van het parkeerterrein oplevert, zal €Park …(3)… maken. Kies uit: bij (1) 40 / 100 / 150 / 160 bij (2) niet / wel bij (3) verlies / winst €Park overweegt als prijs per uur één van de volgende alternatieven: 100, 135 of 145 cent. Vraag 32 Welke prijs moet €Park kiezen om maximale totale omzet te halen? Verklaar de keuze met een berekening. Vraag 33 Arceer in de uitwerkbijlage hieronder de maximale totale winst die €Park kan behalen. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 53 De bewoners van een naastgelegen woonwijk, die voorheen gratis konden parkeren op het stukje grond, zijn het niet eens met de plannen van de gemeente. “Klinkklare diefstal, parkeren gaat ons veel geld kosten”, aldus Paul Boos, woordvoerder van de bewoners. “En buiten de openingstijden van winkels en kantoren zal een deel van het parkeerterrein leeg blijven. Zonde van de schaarse ruimte en dus een vorm van welvaartsverlies.” Paul Boos doet namens alle wijkbewoners een voorstel aan €Park, zoals te lezen is in bron 15. Hij noemt zijn voorstel een vorm van prijsdiscriminatie. Bron 15: Voorstel Paul Boos a) Stel een apart parkeertarief in voor de wijkbewoners, dat alléén geldig is buiten de openingstijden van de winkels en kantoren. b) Houd rekening met de relatief lage betalingsbereidheid van deze wijkbewoners. c) Registreer elke wijkbewoner via het kenteken van de auto en gebruik dit om de wijkbewoners toegang tot het parkeerterrein te verlenen buiten de openingstijden van winkels en kantoren. Gebruik bron 15 bij de vragen 35 en 36. Vraag 34 Leg uit dat het voorstel van Paul Boos gezien kan worden als een voorbeeld van prijsdiscriminatie. Vraag 35 Leg uit hoe uitvoering van het voorstel van Paul Boos kan bijdragen aan beperking van het welvaartsverlies. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 54 Blok 2 Ruilen over tijd Opgave 8 – Wat te doen met het pensioen? - banken en rente - uitkeringen en pensioenen Opgave 9 – Een eigen huis als spaarvarken - hypotheekrente - huis kopen - redeneeropgave (schrijven) Opgave 10 - Nederlandse staatsschuld op de helling - belastingen - staatsschuld - financieringssaldo - verklaren en uitleggen Opgave 11 – Inflatie: wat zeggen de cijfers? - inflatie, consumentenprijsindex - beredeneren - invullen: kies hoger/lager etc. - denkstappen in logische volgorde zetten Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 55 Opgave 8 - Wat te doen met het pensioen? Nederland heeft een uniek pensioenstelsel. Het bestaat uit drie pijlers: het staatspensioen, het aanvullende bedrijfspensioen en de individuele besparingen die mensen zelf regelen (zie bron 1). Samen bepalen deze onderdelen het totale bedrag dat iemand ontvangt als de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt. De laatste jaren staat de hoogte van dit bedrag onder druk als gevolg van diverse ontwikkelingen: vergrijzing, de nieuwe regels die de overheid aan de pensioenfondsen heeft opgelegd en de economische crisis. Maar ook het besluit van de centrale bank om de rente te verlagen vanwege deze economische crisis bedreigt de hoogte van de pensioenuitkeringen. Vraag 36 Leg uit dat een economische crisis kan leiden tot het besluit van centrale banken om de rente te verlagen. Gebruik bron 16 bij de vragen 37 en 38. Vraag 37 Bij welke van de drie pijlers is er geen sprake van ruilen over de tijd? Verklaar het antwoord met behulp van de verstrekte gegevens en maak daarbij gebruik van het begrip omslagstelsel of kapitaaldekkingsstelsel. Vraag 38 Leg uit dat een economische crisis voor mensen die hun leven lang hebben gewerkt, de hoogte van de uitkering uit het aanvullende bedrijfspensioen (pijler 2) kan bedreigen. Bron 16: drie pijlers van het Nederlands pensieonstelsel Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 56 De overheid vindt dat het Nederlandse pensioenstelsel stabieler moet worden, want op dit moment stijgen de premies en daalt de koopkracht van de premieplichtigen. Zo is er onlangs besloten om vanaf 2013 de AOW-leeftijd in stappen te verhogen van 65 naar 67 jaar (pijler 1). De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW): “Een verhoging van de AOW-leeftijd zal leiden tot een toenemend netto-inkomen van de premieplichtigen.” Bron 17: (voorgenomen) overheidsmaatregelen Gebruik bron 17 bij de vragen 40 en 41. Vraag 39 Verklaar de stelling van de minister van SZW. Een andere maatregel die de overheid wil nemen betreft pijler 2. Vraag 40 Is het reële pensioen zoals geformuleerd bij pijler 2 welvaartsvast? Verklaar het antwoord. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 57 Opgave 9 - Een eigen huis als spaarvarken “De aankoop van een eigen huis is nog altijd een beter spaarvarken dan sparen bij de bank”, zegt de voorzitter van de Vereniging Ons Eigen Huis (VOEH) in februari 2008. “In 2007 behoorden de Nederlandse huizenprijzen tot de hoogste in Europa. Er worden te weinig nieuwe huizen gebouwd. De overheid zou dit meer moeten stimuleren. Tegelijkertijd willen steeds meer mensen een eigen huis kopen. Ik verwacht dus dat in 2008 de huizenprijzen zullen blijven stijgen.” Vraag 41 Citeer de twee zinnen uit bovenstaande tekst, waarop de voorzitter zijn verwachting baseert. Tussen augustus 2007 en februari 2008 daalde bij veel banken de hypotheekrente. Vraag 42 Verklaar dat een daling van de hypotheekrente kan leiden tot een verdere stijging van de huizenprijzen. Hanneke en Kees overwogen in augustus 2007 een huis te kopen in Maartenszeil. De plaatselijke makelaar kwam met een voorstel: zie bron 18 (volgende pagina). Hanneke en Kees wilden hun spaargeld gebruiken om een deel van de aankoop te financieren. Voor de hypothecaire lening kozen zij voor de bank met het laagste rentetarief in bron 20. Hanneke en Kees dachten er over eerst nog een grote reis te maken en in dat geval pas een half jaar later, in februari 2008, een huis te kopen. Gebruik de bronnen 18, 19 en 20 bij vraag 44.. Vraag 43 Bereken het jaarlijkse hypotheekrentevoordeel dat Hanneke en Kees zouden hebben, als ze in augustus 2007 hadden besloten de koop en financiering van dit huis uit te stellen tot februari 2008. Vraag 44 Beschrijf twee risico’s die Hanneke en Kees zouden lopen, indien zij in augustus 2007 besloten de koop en financiering van dit huis uit te stellen tot februari 2008. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 58 Bron 18: voorstel makelaar Bron 19: de financiering Bron 20: overzicht tarieven hypotheekrente bij verschillende banken Net als de voorzitter van de VOEH, denkt ook Kees dat op de lange termijn een eigen huis een beter spaarvarken zou zijn dan een spaarrekening bij de bank. Beiden gaan er van uit dat in het algemeen de rente op spaarrekeningen aan de lage kant is vergeleken met andere vormen van rendement op vermogen. In hun redenering kunnen ook de onderstaande zinnen gebruikt worden: 1 Huizenprijzen die sterker stijgen dan de inflatie verhogen / verlagen het reële vermogen van huiseigenaren. 2 Door inflatie daalt / stijgt de reële hypotheekschuld. Vraag 45 Kies in elk van beide zinnen van de twee vetgedrukte woorden de juiste. Gebruik deze zinnen vervolgens in een redenering die het standpunt van de voorzitter van VOEH en Kees onderbouwt. Gebruik voor de totale redenering maximaal 50 woorden Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 59 Opgave 10 - Nederlandse staatsschuld op de helling Na vele jaren met een financieringstekort had de Nederlandse overheid in 2000 voor het eerst een financieringsoverschot. Volgens de Miljoenennota ging het om een bedrag van € 3 miljard. Naast dit positieve financieringssaldo had Nederland in 2000 te maken met een sterke economische groei en een daling van de staatsschuldquote. Figuur 1 geeft informatie over de overheidsfinanciën in enkele Europese landen in het jaar 2000. Het financieringssaldo is uitgedrukt in procenten van het Bruto Binnenlands Product (BBP). De staatsschuldquote is de staatsschuld aan het einde van 2000 uitgedrukt in procenten van het BBP. Figuur 1: Jos ziet in figuur 1 de bevestiging van zijn stelling dat een daling van de staatsschuld een bijdrage kan leveren aan een positief financieringssaldo. Bas kijkt anders tegen figuur 1 aan. Volgens Bas is de sterke economische groei in een land er de oorzaak van dat een positief financieringssaldo samenvalt met een dalende staatsschuldquote. Bas zegt: “Door economische groei stijgen de belastingontvangsten van de overheid. Deze extra ontvangsten kunnen worden gebruikt voor extra aflossing op de staatsschuld.” Carina gaat verder dan Bas. Carina beweert: “Zelfs als de staatsschuld gelijk blijft, daalt de staatsschuldquote door economische groei.” Vraag 46 Leidt een positief financieringssaldo van de overheid van een land tot afname of tot toename van de staatsschuld van dat land? Verklaar het antwoord. Vraag 47 Leg uit dat door economische groei de belastingontvangsten van de overheid kunnen toenemen. Betrek in het antwoord zowel de directe als de indirecte belastingen. Vraag 48 Bereken de omvang van de Nederlandse staatsschuld aan het einde van het jaar 2000. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 60 Vraag 49 Leg de stelling van Jos uit. Vraag 50 Leg de bewering van Carina uit Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 61 Opgave 11 - Inflatie: wat zeggen de cijfers? In de westerse landen zijn de officiële inflatiecijfers (gemeten inflatie) doorgaans laag. Strak monetair beleid en globalisering van de wereldeconomie hebben daaraan bijgedragen. Maar de ‘gevoelsinflatie’ kan afwijken van de gemeten inflatie. De gevoelsinflatie geeft weer hoe de consument denkt dat het gemiddelde prijspeil zich ontwikkelt. Het niveau waarop de consumenten de inflatie ‘voelen’ kan bepalend zijn voor hun bestedingen. Vraag 51 Leg uit dat consumentenbestedingen kunnen worden versneld als de gevoelsinflatie hoog is. Vraag 52 Leg uit dat consumentenbestedingen ook kunnen worden afgeremd als de gevoelsinflatie hoog is. Gebruik in het antwoord het begrip koopkracht. In de Verenigde Staten van Amerika (VS) gebruiken statistische bureaus twee officiële inflatiecijfers: Consumentenprijsindex (CPI): dit meest bekende inflatiecijfer wordt in de VS op dezelfde manier berekend als het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) het inflatiecijfer in Nederland berekent. De prijsontwikkeling van de in de VS geconsumeerde goederen en diensten is de basis. Producentenprijsindex (PPI), ook wel bekend als bbp-deflator: de prijsontwikkeling van de in de VS geproduceerde goederen en diensten is de basis. De optelsom van alle toegevoegde waardes in een jaar vormt het bruto binnenlands product (bbp). De index voor deze inflatie wordt gemeten met de formule: (index waardestijging bbp)/ (index volumestijging bbp) x100 (beide stijgingen worden gemeten van jaar tot jaar) Vraag 53 Maak van onderstaande tekst een economisch juiste redenering. De CPI is een …(1)… en gewogen prijsindexcijfer. Een verandering van het consumptiepatroon kan aanleiding zijn om in de berekening van de CPI de …(2)… aan te passen. De PPI is in het geval van inflatie …(3)… dan 100 omdat de stijging van het bbp uitgedrukt in …(4)… groter is dan de stijging van het bbp uitgedrukt in …(5)…. Kies uit: bij (1) enkelvoudig / partieel / samengesteld bij (2) partiële prijsindexcijfers / wegingsfactoren bij (3) groter / kleiner bij (4) geld / hoeveelheid goederen en diensten bij (5) geld / hoeveelheid goederen en diensten. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 62 In bron 21 is de gemeten inflatie in de VS weergegeven. In vrijwel elk jaar is er een verschil tussen de hoogte van de inflatie gemeten op basis van de CPI en de hoogte van de inflatie gemeten op basis van de PPI. Er zijn periodes waarin dit verschil erg groot is, zoals tussen 1978 en 1982. Toen beperkten de Arabische landen de export van olie naar de VS en Europa. De VS en Europa waren in die tijd sterk afhankelijk van olie uit de Arabische landen. Gebruik bron 21 bij de vragen 55 EN 56. Vraag 54 Bereken de CPI in de VS van 1980 met 1978 als basisjaar. De wegingsfactor van olie en brandstoffen is in de VS bij de CPI hoger dan bij de PPI. Vraag 55 Voor het verklaren van het verschil tussen de CPI en de PPI in de VS in de periode 19781980 kunnen vier van de volgende zeven denkstappen worden gebruikt. Kies de juiste vier denkstappen en zet deze in de juiste volgorde. Start met denkstap 1. (1) Arabische landen beperken de export van olie naar de VS. (2) De prijzen van olie en brandstoffen in de VS dalen. (3) De prijzen van olie en brandstoffen in de VS stijgen. (4) In de VS ontstaat een aanbodtekort van olie. (5) In de VS ontstaat een vraagtekort naar olie. (6) Inflatie op basis van de CPI stijgt sterker dan op basis van de PPI. (7) Inflatie op basis van de PPI stijgt sterker dan op basis van de CPI. Bron 21: inflatieontwikkelingen in de VS 1965 - 2008 Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 63 Blok 3 Samenwerken en onderhandelen Opgave 12 - CO2 weg ermee! - verbanden verklaren - werken met marktwerking - meerdere marktopties berekenen Opgave 13 – Te huur: ‘gratis’ schoolboeken! - gevangenisdilemma - beredeneren - berekenen Opgave 14 - Duitse minimalisten - werkgelegenheid berekenen aan de hand van grafiek - surplus bepalen - grafieken/figuren Opgave 15 - Prijzenslag - algemene prijsindex, indirecte belasting, loonkosten - uitleggen/verklaren Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 64 Opgave 12 – CO2 weg ermee! Europarlementariër Brink: “Nu inmiddels alle emissierechten door de overheid zijn verleend, komt de prijs van een emissierecht op de tweedehandsmarkt tot stand door het vrije spel van vraag en aanbod.” Brink laat ter ondersteuning van zijn stelling een schema zien (zie bron 23 volgende bladzijde). Bron 22: emissierechten Gebruik bron 23 bij de vragen 57 en 58. Vraag 56 Bij één van de pijlen 3 of 4 is sprake van een positief verband. Geef aan bij welke pijl dat het geval is en verklaar de keuze. Vraag 57 Zal de prijs van een emissierecht moeten stijgen of dalen om de uitstoot van CO2 te verminderen? Verklaar het antwoord met behulp van pijl 6. Brink: “Neem als voorbeeld bedrijf Carbono (zie bron 24). De prijs van een emissierecht bepaalt of dit bedrijf blijft vervuilen of investeert in schonere technologie.” Gebruik bron 24 bij de vragen 59 en 60. Vraag 58 Welke van de vermelde mogelijkheden 1 of 2 is het voordeligst voor Carbono? Verklaar het antwoord met een berekening. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 65 Brink vervolgt: “Indien de prijs van een emissierecht op de tweedehandse markt stijgt, zal Carbono waarschijnlijk een andere keuze maken.” Vraag 59 Vanaf welke prijs van een emissierecht zal Carbono waarschijnlijk een andere keuze maken? Verklaar het antwoord met een berekening. Brink concludeert: We moeten de prijs niet helemaal overlaten aan de marktwerking. Ik pleit voor …(1)…. Dit kan door het invoeren van een …(2)…. Vraag 60 Maak van de bewering van Brink een economisch juiste tekst. Kies uit: bij (1) prijsdiscriminatie / prijsregulering bij (2) maximumprijs / minimumprijs Bron 23: factoren die de vraag naar en het aanbod van emissierechten in Europa beïnvloeden Toelichting Elke pijl staat voor een oorzaakgevolgverband. Een – staat voor een negatief verband. Een + staat voor een positief verband. Bron 24: Carbono Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 66 Opgave 13 – Te huur: ‘gratis’ schoolboeken! In een land is Boekhuur monopolist op de markt van schoolboekenverhuur. Dit bedrijf levert huurboeken aan veel middelbare scholen. De andere scholen kopen de boekenpakketten rechtstreeks bij uitgeverijen. Alle scholen krijgen van de overheid een vergoeding van € 210 per leerling per schooljaar. De scholen stellen de boekenpakketten gratis ter beschikking aan de leerlingen. Elke leerling ontvangt per schooljaar één boekenpakket. De directie van scholengemeenschap Avantis moet kiezen: de boekenpakketten zelf kopen of de boekenpakketten huren bij Boekhuur. De directie stelt twee eisen. De kosten per leerling: - moeten zo laag mogelijk zijn; - mogen niet hoger worden dan de vergoeding per leerling die de overheid aan de school verstrekt. Gebruik bron 25 (zie volgende bladzijde) Vraag 61 Welke keuze zal Avantis maken: kopen of huren? Onderbouw het antwoord met een berekening en houd rekening met de twee eisen. Boekhuur wil zijn winst vergroten door een verlaging van zijn inkoopprijs. Boekhuur gaat daarom in onderhandeling met de drie grootste uitgeverijen. Eduboek, Meulenberg en Schola stellen dat Boekhuur de oude prijs moet betalen. Zowel Boekhuur als de drie grote uitgeverijen samen menen een sterke uitgangspositie te hebben en gaan met vertrouwen de prijsonderhandelingen in. Gebruik bron 26 bij de vragen 63 en 64. Vraag 62 Geef een argument voor Boekhuur om zich sterk te voelen in de prijsonderhandelingen met de uitgeverijen. Vraag 63 Geef een argument voor de drie grootste uitgeverijen samen om zich sterk te voelen in de prijsonderhandelingen met Boekhuur. Eduboek wil minder afhankelijk zijn van Boekhuur en start een eigen verhuurbedrijf voor boekenpakketten: Rent-A-Book (RAB). RAB gaat met Boekhuur concurreren op de markt voor schoolboekenverhuur. RAB overweegt twee prijsalternatieven, zoals te zien is in bron 27. Boekhuur is van de plannen op de hoogte en heroverweegt haar prijsbeleid. Zowel Boekhuur als RAB streven naar een zo hoog mogelijke winst. Gebruik bron 27 bij de vragen 65 en 66. Vraag 64 Welke prijs per pakket zal Boekhuur vragen nu RAB ook boekenpakketten verhuurt? Verklaar het antwoord. Vraag 65 Leg uit dat in de gegeven situatie Boekhuur en RAB hun winst zouden kunnen vergroten door het maken van een prijsafspraak. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 67 Bron 25: Avantis – schoolboeken kopen of huren? Bron 26: kenmerken van de markt voor schoolboeken (middelbare scholen) Bron 27: prijsconcurrentie en winstverwachtingen Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 68 Opgave 14 - Duitse minimalisten Nederland kent vanaf 1974 een wettelijk minimumloon. Alle werknemers van 15 tot 65 jaar die betaalde arbeid verrichten, hebben recht op een bepaald minimumloon per gewerkt uur. Dit minimumloon vormt de basis voor loonafspraken in de collectieve arbeidsovereenkomsten (cao) die in Nederland worden afgesloten. In Duitsland is er géén algemene wettelijke minimumloonregeling. Een mogelijke invoering van zo’n wettelijk minimumloon is bij onze oosterburen een politiek en maatschappelijk gevoelig thema. Bron 28: modelmatige weergave van de arbeidsmarkt in Duitsland Alle werkenden en werkzoekenden samen zijn het aanbod van arbeid. Zij worden in dit model kortweg ‘werknemers’ genoemd. De vraag naar arbeid komt van de groep ‘werkgevers’. In dit model wordt de vraag naar arbeid gelijkgesteld aan de werkgelegenheid in Duitsland. Jasper is leerling in een 5 Havo klas van een school in Oldenzaal. Hij kent leeftijdgenoten die in Duitsland in een Aldi supermarkt werken en voor hetzelfde werk minder per uur verdienen dan hij verdient bij Aldi in Oldenzaal. “Hoe kan dat”, vraagt hij zich af. Zijn leraar economie vertelt dat dit te maken kan hebben met het feit dat er in Duitsland geen minimumloonregeling is. Om dit uit te leggen, toont hij een modelmatige weergave van de Duitse arbeidsmarkt (bron 28) en stelt: “In deze grafiek wordt de arbeidsmarkt van Duitsland voorgesteld als een markt van volkomen concurrentie met een evenwichtsloon van 9 euro per uur.” In werkelijkheid voldoet een arbeidsmarkt van een land niet aan alle kenmerken van deze marktvorm, maar deze modelmatige weergave kan je helpen om de werking van de arbeidsmarkt en het effect van een minimumloon te begrijpen.” Vraag 66 Noem twee kenmerken van de marktvorm volkomen concurrentie en licht toe waarom een arbeidsmarkt van een land niet aan deze kenmerken voldoet. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 69 De leraar vervolgt: “Bij een loon van 9 euro per uur is het totaal van werknemerssurplus plus werkgeverssurplus maximaal. Stel dat de Duitse regering een wettelijk minimumloon invoert van 10 euro per uur. Het totale surplus zal kleiner worden.” Er zijn in Duitsland voor- en tegenstanders van invoering van een wettelijk minimumloon. Werknemersorganisaties zullen blij zijn en beredeneren dat dit de welvaart van hun leden zal verhogen. Economen echter waarschuwen dat invoering van een wettelijk minimumloon ten koste zal gaan van werkgelegenheid en uiteindelijk kan leiden tot welvaartsverlies in Duitsland.” Gebruik bron 28. Vraag 67 Laat met een berekening zien hoeveel werkgelegenheid er in Duitsland zou verdwijnen door invoering van een minimumloon van 10 euro per uur. Vervolg opgave zie volgende bladzijde! Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 70 Leerlingen krijgen de opdracht om de bewering van de economen, dat invoering van een wettelijk minimumloon uiteindelijk kan leiden tot welvaartsverlies in Duitsland, te illustreren met behulp van de grafiek van bron 29. Bron 29 – werkgeverssurplus, werknemerssurplus en de gevolgen van de invoering van minimumloon Legenda: A = 122,5 B = 35 C = 35 D = 122,5 E = 2,5 F = 2,5 (x miljoen euro’s) Enkele leerlingantwoorden staan hieronder. Eén van deze antwoorden is juist. Jasper “Het werkgeverssurplus zal toenemen met 35 miljoen (B) en het werknemerssurplus neemt af met 37,5 miljoen (B + E), dus de welvaart zal dalen met 2,5 miljoen.” Yamina “Het werkgeverssurplus zal afnemen met 37,5 miljoen (B + E) en het werknemerssurplus neemt toe met 32,5 miljoen (B − F), dus de welvaart zal dalen met 5 miljoen.” Pieter “Het werkgeverssurplus zal afnemen met 35 miljoen (B) en het werknemerssurplus neemt toe met 37,5 miljoen (B + E), dus de welvaart zal dalen met 2,5 miljoen.” Gebruik bron 18. Vraag 68 Welk van deze drie leerlingantwoorden is de juiste? Verklaar het antwoord. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 71 Opgave 15 - Prijzenslag Veranderingen in de hoogte van de algemene prijsindex van de gezinsconsumptie (API), zijn opgebouwd uit een aantal onderdelen. Het statistisch bureau van een land onderscheidt de volgende onderdelen: verandering in de invoerkosten; verandering in de loonkosten; verandering van de tarieven van de indirecte belastingen en van de prijzen van quartaire diensten; verandering van de winstmarge van bedrijven. In figuur 2 wordt dit voor de periode 1998-2003 in beeld gebracht. Figuur 2 Het statistisch bureau gebruikt figuur 2 in een verslag, waaruit de volgende citaten genomen zijn: “In de periode 1998-2003 wordt de stijging van de API vooral bepaald door prijsstijgingen van quartaire diensten en door belastingmaatregelen van de overheid. Deze twee factoren zijn tevens de belangrijkste verklarende factoren voor de loonkostenstijgingen. Wij komen tot de volgende conclusie: blijkbaar was de marktsector in de meeste jaren niet in staat de hogere kosten volledig door te berekenen in de verkoopprijzen, hetgeen de stijging van de API enigszins afgeremd heeft.” Vraag 69 Noem een economische activiteit die tot de quartaire sector wordt gerekend. Vraag 70 Bereken met hoeveel procent de API in 2000 is veranderd ten opzichte van 1998 (in tenminste twee decimalen nauwkeurig). Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 72 Vraag 71 Leg uit hoe een verhoging van de indirecte belastingen een verklarende factor kan zijn voor een stijging van de loonkosten. Vraag 72 Leg uit dat de conclusie van het statistisch bureau kan worden afgeleid uit figuur 2. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 73 Blok 4 Risico en informatie Opgave 16 - Betaalbare zorg of zorg om betaalbaarheid? - verzekeringen - moreel wangedrag - beredeneren Opgave 17 - Studeren is investeren - gatenteksten invullen (kiezen uit hoger/lager etc.) - studieleningen - beredeneren Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 74 Opgave 16 - Betaalbare zorg of zorg om betaalbaarheid? Onderzoeker Jackson stelt dat de groep werknemers in de laagste inkomensklasse minder profiteert van deze werkgeversbijdrage dan de groepen werknemers in sommige hogere inkomensklassen. Om dit aan te tonen, gebruikt Jackson bron 32. Jackson concludeert dat er wel sprake is van een schevere inkomensverdeling. De bronnen zijn op de volgende bladzijde te vinden. Gebruik bron 32. Vraag 73 Beargumenteer de conclusie van Jackson. Een kritische econoom in de VS wijst op het zeer hoge niveau van de totale kosten van de gezondheidszorg in de VS. Met 17% van het bbp liggen deze kosten veel hoger dan in de meeste andere westerse landen. Een stelsel als Medicaid in combinatie met werkgeversbijdragen gaat gepaard met meer moreel wangedrag onder zorggebruikers dan bij ziektekostenverzekeringen in andere westerse landen, aldus de econoom. Hij pleit voor meer marktwerking in de gezondheidszorg. De Amerikaanse overheid ziet nadelen in meer marktwerking bij een elementaire basisvoorziening als gezondheidzorg, zeker in een samenleving die toch al wordt gekenmerkt door een groot verschil tussen arm en rijk. Vraag 74 Leg uit hoe dit verzekeringsstelsel kan leiden tot relatief hoge kosten van de gezondheidszorg in de VS. Verwerk in het antwoord het verband tussen het stelsel en méér moreel wangedrag. Gebruik bron 33. Vraag 75 Beschrijf met behulp van de cartoon welk nadeel meer marktwerking in de gezondheidszorg kan hebben. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 75 Bron 30: Medicaid Bron 31: gegevens Amerikaans onderzoek (2005: vereenvoudigd) Bron 32: werkgeversbijdragen aan ziektekostenpremie in 2005 Bron 33: cartoon over meer marktwerking in de gezondheidszorg Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 76 Opgave 17 - Studeren is investeren Studeren in het hoger onderwijs is investeren in jezelf. Door asymmetrische informatie zijn commerciële banken niet altijd bereid een lening voor deze investering te verstrekken aan studenten. Als studenten niet kunnen lenen voor hun studie kan de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in gevaar komen. Vandaar dat de Nederlandse overheid subsidies verschaft via studiebeurzen (zie bron 34). De subsidies worden betaald uit de algemene middelen. Een andere reden voor het verschaffen van subsidies is gelegen in de positieve externe effecten van onderwijs. De bronnen voor deze opgave (34, 35, 36) vind je op de volgende bladzijdes. Vraag 76 Leg uit dat door asymmetrische informatie commerciële banken niet altijd bereid zijn een studielening te verstrekken aan studenten. Gebruik bron 34. Vraag 77 Maak van de onderstaande tekst een economisch juiste redenering. De huidige financiering van het hoger onderwijs in Nederland is gebaseerd op …(1)…. De positieve externe effecten van onderwijs …(2)… de welvaart in Nederland. Een voorbeeld daarvan is een toenemend(e) …(3)… met als gevolg dat de internationale concurrentiepositie van Nederland …(4)…. Kies uit: bij (1) het kapitaaldekkingsstelsel / verplichte solidariteit bij (2) verhogen / verlagen bij (3) gemiddelde arbeidsproductiviteit / consumentensurplus bij (4) verbetert / verslechtert In 2012 zijn de Nederlandse regeringspartijen het er over eens: het huidige studiebeursstelsel moet per 1 september 2014 worden omgezet in een sociaal leenstelsel (zie bron 35). Een student in het hoger onderwijs kost de overheid ruim € 8.000 per jaar, terwijl het volgen van een opleiding in het hoger onderwijs de student een flink particulier rendement kan opleveren. Volgens de regeringspartijen levert het sociaal leenstelsel naast een overheidsbesparing van € 1,6 miljard een kwaliteitsverbetering van het hoger onderwijs op. Tegenstanders wijzen erop dat de overheid op deze manier studieschulden afdwingt bij studenten met leenaversie. De regeringspartijen spreken dat tegen door te verwijzen naar de voorwaarden. Vraag 78 Leg uit dat er bij het sociaal leenstelsel sprake is van ruilen over de tijd. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 77 Gebruik bron 35. Vraag 79 Welk kenmerk van het sociaal leenstelsel kan de leenaversie bij studenten verminderen? Verklaar het antwoord. Bij het sociaal leenstelsel is er een risico-opslag verwerkt in de rente. Hiermee worden de tekorten gefinancierd die ontstaan indien studenten hun lening niet (volledig) aflossen. De overheid had ook kunnen besluiten om deze tekorten vanuit de algemene middelen (belastingen) te financieren. Vraag 80 Leg uit dat het financieren van de tekorten vanuit de algemene middelen kan leiden tot moral hazard (risico op moreel wangedrag) van studenten. Nu studeren door het sociaal leenstelsel voor studenten duurder dreigt te worden en de kans op een baan na de studie door de economische crisis afneemt, gaan steeds meer studenten op zoek naar een alternatieve financiering voor hun studie. Gebruik bron 36. Vraag 81 Maak van de onderstaande tekst een economisch juiste redenering. De € 50 waarvoor Paul de Haas een IOU uitgeeft, is een voorbeeld van een …(1)…. Het geld dat hij krijgt wil hij investeren in ...(2).... Houders van IOU’s krijgen in ruil een half uur van Pauls tijd. Als zij hun keuze laten afhangen van Pauls toenemende ...(3)… zullen de IOU-houders de tijd van Paul zo ...(4)... mogelijk inzetten. Kies uit: bij (1) stroomgrootheid / voorraadgrootheid bij (2) kapitaalgoederen / menselijk kapitaal bij (3) consumptiebehoefte / verdiencapaciteit bij (4) laat / vroeg Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 78 Bron 34: huidig studiebeursstelsel hoger onderwijs (2012) Bron 35: kenmerken sociaal leenstelsel hoger onderwijs per 1 september 2014 Bron 36: uit een krant Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 79 Blok 5 Welvaart en groei Opgave 18 - Vergrijzing brengt oudedagsvoorzieningen in gevaar - grijze druk - belasting - berekenen en beredeneren Opgave 19 - Betaalbare zorg of zorg om betaalbaarheid? - inflatie - inkomensverdeling - veel verklaren - Lorenzcurve Opgave 20 - Belastingen aangepast - schijvenstelsel - heffingskortingen - belasting berekenen - beredeneren Opgave 21 - Verschillende inkomens, verschil in inkomen - Lorenzcurve - secundaire inkomensverdeling - kiezen tussen beweringen Opgave 22 - Winsten bedrijven stijgen licht - arbeidsinkomensquote - primair inkomen - verklaren en uitleggen Opgave 23 – Nieuwe crisis en een oud model - economische kringloop - logisch redeneren oorzaak-gevolg Opgave 24 – Vals plat - belasting berekenen - verschillende belastingstelsels vergelijken - beredeneren Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 80 Opgave 18 - Vergrijzing brengt oudedagsvoorzieningen in gevaar In de loop van de 21ste eeuw wordt in de rijke landen een steeds verdere vergrijzing van de bevolking verwacht. Deze vergrijzing kan problemen opleveren bij de financiering van oudedagsvoorzieningen als die gebaseerd is op het omslagstelsel. Hoe groot dit probleem is, kan worden weergegeven met de “grijze druk”. De grijze druk is in deze opgave het aantal 65-plussers uitgedrukt als percentage van de bevolking van 20 tot en met 64 jaar. Tabel 2 Figuur 3 Sommige politici pleiten ervoor de verwachte financieringsproblemen van oudedagsvoorzieningen te verlichten door over te stappen op het kapitaaldekkingsstelsel. Vraag 82 Wat wordt verstaan onder het kapitaaldekkingsstelsel? Vraag 83 Toon met behulp van een berekening aan dat de mutatie van de grijze druk in Nederland in procentpunten tussen 2000 en 2050 kleiner is dan in Duitsland en België. Uit de gegevens leidt Peter de volgende stelling af: als de oudedagsvoorzieningen zowel in België als Duitsland gefinancierd worden volgens het omslagstelsel, is het premiepercentage dat hiervoor in 2000 moet worden betaald in België hoger dan in Duitsland. Immers, de grijze druk is in België hoger dan in Duitsland. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 81 Ria beweert dat de stelling van Peter onjuist is, omdat er behalve de grijze druk andere factoren zijn die de hoogte van dit premiepercentage bepalen. Vraag 84 Noem zo’n factor. Licht het antwoord toe. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 82 Opgave 19 - Wie verdient het? Vraag 85 Bereken de inflatie in 2012 op basis van dit krantenbericht. In een 5-havoklas wordt het rapport van onderzoeker Abels besproken. De leerlingen hebben op basis daarvan twee vragen geformuleerd en deze voorgelegd aan de heer Abels (bron 37). Bron 37: vragen van leerlingen en antwoorden van onderzoeker Abels over de salarisontwikkeling in 2012 Gebruik bron 37 bij de vragen 87 en 88 Vraag 86 Verklaar het antwoord van Abels op leerlingvraag 1. Vraag 87 Formuleer het antwoord van Abels op leerlingvraag 2. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 83 De economiedocent van deze 5-havoklas trekt drie conclusies uit het onderzoeksrapport. 1) Uit bron 38 blijkt dat het verschil tussen de salarisstijging van de beroepscategorie overheid en de beroepscategorie topbestuurders het grootst is en ...(a)… procentpunt bedraagt. 2) Uit bron 39 blijkt dat het indexcijfer van het bruto jaarsalaris van een piloot B747 in 2012 …(b)… is (modaal 100). 3) Tevens blijkt uit bron 39 dat de salarisontwikkeling in de periode 2011-2012 heeft geleid tot divergentie tussen de vier inkomensgroepen. Gebruik de bronnen 38 en 39 (zie volgende bladzijde). Vraag 88 Welke getallen moeten er bij (a) en (b) worden ingevuld? Geef voor beide getallen de berekening. Gebruik bron 39 Vraag 89 Verklaar hoe conclusie 3 uit de bron kan worden afgeleid. Tot slot vraagt de economiedocent aan vier leerlingen: “Schets op het bord de Lorenzcurves van 2011 en 2012, ervan uitgaande dat de vier inkomensgroepen even groot zijn en dat er in de betreffende periode sprake is van divergentie.” Gebruik bron 40 (zie volgende bladzijde). . Vraag 90 Wie heeft de Lorenzcurves juist getekend? Bron 38: uit rapport Abels: stijging bruto salaris per beroepscategorie in 2012 ten opzichte van 2011 in % Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 84 Bron 39: Brutojaarsalaris per inkomensgroep in 2011 en 2011 Bron 40: Lorenzcurves van 2011 en 2012 getekend door vier leerlingen Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 85 Opgave 20 - Belastingen aangepast In Nederland worden de bedragen die aan inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen moeten worden betaald, berekend met behulp van het schijventarief. De belasting en de premies moeten aan de fiscus worden afgedragen. Ieder jaar worden met ingang van 1 januari het schijventarief en de heffingskortingen gewijzigd. Gegeven zijn de bedragen en percentages van het schijventarief zoals die voor twee achtereenvolgende jaren gelden. In de laatste tabel op de volgende bladzijde staan de belangrijkste heffingskortingen. Met behulp van bron 41 (zie volgende bladzijde) kan worden onderzocht of de belastingdruk in jaar 2 ten opzichte van jaar 1 is gewijzigd. Onder de belastingdruk wordt in deze opgave verstaan: de inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen in procenten van het belastbaar inkomen. In tabel 3 is de belastingdruk in jaar 1 en 2 berekend. Bij deze berekening is uitgegaan van personen jonger dan 57 jaar die in beide jaren naast de algemene heffingskorting uitsluitend recht hebben op de arbeidskorting van personen jonger dan 57 jaar. Tabel 3 Vraag 91 Toon met behulp van een berekening aan dat voor een persoon met een belastbaar inkomen van € 40.000 in jaar 2 de belastingdruk 30,0% is. In jaar 2 is het prijspeil ten opzichte van jaar 1 met 3,6% gestegen. Bij één van de aanpassingen van de heffingskortingen in jaar 2 (zie bron 41 op de volgende bladzijde) is niet alleen rekening gehouden met deze inflatie, maar ook met de beperkte draagkracht van een groep belastingbetalers. Vraag 92 Welke groep belastingbetalers wordt hier bedoeld? Verklaar het antwoord. De AOW wordt gefinancierd volgens het omslagstelsel. Dit houdt in dat wanneer de uitgaven voor de AOW stijgen, de premie-inkomsten voor de AOW ook moeten stijgen. Eén van de aanpassingen van de gegevens in jaar 2 kan het gevolg zijn van overheidsbeleid om de premie-inkomsten voor de AOW in jaar 2 ten opzichte van jaar 1 te vergroten. Vraag 93 Welke aanpassing wordt hier bedoeld? Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 86 Bron 41 Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 87 Opgave 21 - Verschillende inkomens, verschil in inkomen De lorenzcurve wordt gebruikt om inkomensverschillen te laten zien. In onderstaande figuur is de lorenzcurve van de secundaire inkomens van huishoudens in 1999 weergegeven. Hierbij zijn de huishoudens in Nederland verdeeld in 10%-groepen (decielen). Figuur 4 Aansluitend op bovenstaande figuur staat in de tabel hieronder het gemiddelde secundaire inkomen in euro’s per deciel huishoudens. Voor elk deciel is dit bedrag uitgesplitst in winstinkomen, looninkomen en overig inkomen, na heffing van de directe belastingen en de sociale premies. Tabel 4 Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 88 Vraag 94 Noem twee voorbeelden van vormen van inkomen die tot overig inkomen in de tabel worden gerekend. Arnold doet naar aanleiding van de figuur en de tabel de volgende beweringen. 1) De twee decielen huishoudens met het hoogste secundaire inkomen ontvangen samen meer dan de helft van het totale secundaire inkomen in 1999. 2) Het totale bedrag aan overig inkomen dat het tweede deciel huishoudens ontvangt, is in 1999 hoger dan dat van het tiende deciel huishoudens. Vraag 95 Is bewering 1 van Arnold juist? Verklaar het antwoord. Vraag 96 Is bewering 2 van Arnold juist? Verklaar het antwoord. Bij het vergelijken van hoge met lage inkomens wordt het inkomen van de 20% huishoudens in het negende en tiende deciel vaak vergeleken met het inkomen van de 20% huishoudens in het tweede en derde deciel. In 1991 ontvingen het tweede en het derde deciel huishoudens samen 9,2% van het totale secundaire inkomen. Het negende en tiende deciel huishoudens ontvingen in 1991 samen 40,8% van het totale secundaire inkomen. De verhouding tussen het gemiddelde inkomen van huishoudens in het negende en tiende deciel en het gemiddelde inkomen van huishoudens in het tweede en derde deciel is afgerond 4,4 (40,8% gedeeld door 9,2%). Als dit verhoudingsgetal stijgt, wijst dit op een toenemende ongelijkheid van de secundaire inkomensverdeling. Vraag 97 Is dit verhoudingsgetal in 1999 ten opzichte van 1991 gedaald of gestegen? Verklaar het antwoord met behulp van een berekening. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 89 Opgave 22 - Winsten bedrijven stijgen licht In 2004 is de arbeidsinkomensquote bij bedrijven in Nederland gedaald. De arbeidsinkomensquote is het aandeel van het primaire arbeidsinkomen in de toegevoegde waarde. Het aandeel van de overige primaire inkomens in de toegevoegde waarde van bedrijven nam toe van 19,6% in 2003 tot 20% in 2004. Deze stijging kan er op wijzen dat de winsten van bedrijven in 2004 licht zijn gestegen. De ontwikkeling van de arbeidsinkomensquote is niet voor alle bedrijven gelijk. Bron 42: arbeidsinkomensquote In de economische theorie wordt aangenomen dat een daling van de arbeidsinkomensquote kan leiden tot een stijging van de investeringen. Vraag 98 Noem, naast inkomen uit arbeid, twee andere vormen van primair inkomen. Vraag 99 Leg uit hoe een daling van de arbeidsinkomensquote kan leiden tot een stijging van de investeringen. In 2001 bedroeg de toegevoegde waarde van industriële bedrijven € 58,7 miljard. Met behulp van de figuur kan worden bepaald dat deze toegevoegde waarde als volgt is verdeeld: € 43,5 miljard voor het primaire arbeidsinkomen en € 15,2 miljard voor de overige primaire inkomens. In 2004 bedroeg de toegevoegde waarde van industriële bedrijven € 60,9 miljard. Vraag 100 Is het primaire arbeidsinkomen bij industriële bedrijven in 2004 ten opzichte van 2001 gedaald of gestegen? Verklaar het antwoord met behulp van een berekening in euro’s. De loonkosten per arbeidsuur zijn bij industriële bedrijven hoger dan bij bedrijven in de financiële en zakelijke dienstverlening. De arbeidsinkomensquote is bij industriële bedrijven echter lager dan bij bedrijven in de financiële en zakelijke dienstverlening. Een verklaring Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 90 hiervoor kan gevonden worden in het verschil in arbeidsintensiteit in de beide soorten bedrijven. Vraag 101 In welk soort bedrijven is de productie blijkbaar het meest arbeidsintensief? Verklaar het antwoord. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 91 Opgave 23 – Nieuwe crisis en een oud model Mieke en Eef verwerken voor een praktische opdracht gegevens van de Nederlandse economie van 2009 in een vereenvoudigde weergave van de geldkringloop, geïnspireerd door het Tableau Economique. Om deze geldkringloop, zoals weergegeven in bron 2, kloppend te maken, moeten er nog enkele gegevens worden uitgerekend en dient de richting van sommige pijlen nog bepaald te worden. Op basis van deze kringloop kan het nationaal inkomen bepaald worden. Vraag 102 Leg uit dat het nationaal inkomen gelijk is aan de som van de toegevoegde waarden. De geldkringloop uit bron 43 is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Zo gaat in werkelijkheid een deel van alle overheidsbestedingen niet naar bedrijven maar naar gezinnen of naar het buitenland. Vraag 103 Geef een voorbeeld van een overheidsbesteding die een geldstroom naar het buitenland weergeeft. De richting van de pijl tussen overheid en financiële instellingen is afhankelijk van het saldo van de overheidsfinanciën. Gebruik bron 43 bij de vragen 105, 106 en 107. Vraag 104 Toon met een berekening aan dat het tekort van de overheid 20 (miljard euro) is. Vraag 105 Leg uit wat deze uitkomst betekent voor de richting van de pijl. Vraag 106 Bereken het bedrag van de particuliere investeringen in miljarden euro’s. Na bestudering van de cijfers in de kringloop van 2009 komen Mieke en Eef tot de conclusie dat Nederlandse gezinnen en bedrijven samen voor een particulier spaaroverschot zorgen. Ze zijn erg benieuwd of de kredietcrisis invloed zal hebben op het nationaal spaaroverschot. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 92 Daartoe hebben ze krantenkoppen verzameld die ten tijde van de kredietcrisis zijn verschenen (bron 44). Gebruik bron 43. Vraag 107 Bereken het nationaal spaaroverschot van 2009 in miljarden euro’s. Gebruik bron 43 en bron 44. Vraag 108 Maak, met behulp van twee van de vier krantenkoppen in bron 44, van onderstaande tekst een juiste redenering met betrekking tot de Nederlandse economie. Het particulier spaaroverschot kan verder toenemen, want: “Uit …(1)… zou kunnen volgen dat gezinnen meer gaan sparen. Bovendien mag op basis van …(2)… verwacht worden dat bedrijven …(3)… gaan investeren.” Kies uit: bij (1) kop 1 / kop 2 / kop 3 / kop 4 bij (2) kop 1 / kop 2 / kop 3 / kop 4 bij (3) meer / minder Bron 43: vereenvoudigde kringloop voor Nederland in 2009 Bron 44: krantenkoppen over de Nederlandse economie in 2009 Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 93 Opgave 24 - Vals plat In een land wordt een wijziging van het stelsel voor de inkomstenbelasting overwogen. Het onderzoeksbureau van één van de grote politieke partijen in dit land presenteert een voorstel onder de naam ‘Schijvenstelsel’. Van dit stelsel zijn in tabel 5 de hoofdlijnen weergegeven. Een aantal belastingdeskundigen komt met een ander voorstel: de zogenoemde ‘Vlaktaks’ (zie tabel 6).Beide stelsels beperken zich uitsluitend tot het inkomen uit arbeid. Tabel 7 Tabel 8 Op basis van nadere analyse voorspelt het onderzoeksbureau de mate waarin de aftrekposten van het ‘Schijvenstelsel’ gebruikt zullen worden door de verschillende inkomensgroepen in het land. Deze voorspelling is weergegeven in onderstaand staafdiagram. Alle ontvangers van bruto-inkomens zijn verdeeld in 10 even grote groepen, gerangschikt van laagste bruto-inkomens (deciel 1) naar hoogste bruto-inkomens (deciel 10). De minister van Financiën vreest dat de belastinginkomsten bij de ‘Vlaktaks’ lager zullen zijn dan bij het ‘Schijvenstelsel’. De minister van Sociale Zaken wil graag een belastingstelsel dat de regering de mogelijkheid biedt om via de inkomstenbelasting nivellerende inkomenspolitiek te voeren. Vraag 109 Zal binnen het stelsel ‘Vlaktaks’ de marginale belastingdruk hoger zijn dan, gelijk zijn aan of lager zijn dan de gemiddelde belastingdruk? Verklaar het antwoord. Vraag 110 Geef, op basis van de gegevens in tabel 7 en tabel 8 en het staafdiagram, twee argumenten tegen de vrees van de minister van Financiën. Vraag 111 Zal de minister van Sociale Zaken kiezen voor het ‘Schijvenstelsel’ of voor de ‘Vlaktaks’? Verklaar het antwoord. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 94 Om te beoordelen hoe in het ‘Schijvenstelsel’ de hoogte van de belastingaanslag, vóór aftrek van de heffingskortingen, zich verhoudt tot de hoogte van het belastbaar inkomen kan de gemiddelde belastingdruk bepaald worden. In figuur 5 hieronder geldt dat voor deciel 4 het gemiddelde bruto-inkomen € 17.000 is, terwijl dat voor deciel 10 gemiddeld €60.000 is. Figuur 5 Vraag 112 Toon met een berekening aan dat deze gemiddelde belastingdruk in deze beide decielen vrijwel gelijk is. Een econoom, die de discussie rond de keuze voor een nieuw belastingstelsel volgt, geeft de voorkeur aan het stelsel ‘Vlaktaks’. Maar hij stelt wel voor om aan dat stelsel één algemene heffingskorting toe te voegen, in de vorm van een vast bedrag van € 2.000 voor elke belastingplichtige. Vraag 113 Heeft deze toevoeging van een algemene heffingskorting aan het stelsel ‘Vlaktaks’ een nivellerend, een denivellerend of géén effect op de secundaire inkomensverdeling? Verklaar het antwoord. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 95 Blok 6 - Goede tijden, slechte tijden Opgave 25 - Crisis is Cyprus - betalingsbalans - kapitaalimport en –export - inflatie Opgave 26 – Nederland handelsland - wisselkoers berekenen - import en export Opgave 27 – In de draaimolen van de conjunctuur - logisch redeneren oorzaak-gevolg Opgave 28 - Euro Duro? - inflatie - CPI (consumentenprijsindex) - berekenen - werken met verschillende beweringen Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 96 Opgave 25 - Crisis is Cyprus De economie van Cyprus, een eiland in de Middellandse Zee, steunt voornamelijk op de toeristen- en bankensector. Door hoge rentes op spaartegoeden was Cyprus al geruime tijd aantrekkelijk voor buitenlandse beleggers. Sinds de toetreding tot de Economische en Monetaire Unie (EMU) in 2008 is de kapitaalimport nog verder toegenomen. Hierdoor is het vreemd vermogen van de totale bankensector in 2013 gegroeid tot 127,09 miljard euro, meer dan zeven maal het bruto binnenlands product (bbp) van Cyprus. De snelle groei van de bankensector in combinatie met de eurocrisis in 2013 hebben inmiddels geleid tot grote economische problemen in het eilandstaatje. De problemen in de bankensector van Cyprus kunnen overslaan naar de overige EMU-lidstaten. Dat brengt de stabiliteit van de euro in gevaar (bron 45). De bronnen voor deze opgave vind je op de volgende bladzijde. Vraag 114 Op welke deelrekening van de betalingsbalans worden de inkomsten uit toerisme genoteerd? Gebruik bron 45 bij vragen 111 en 112. Vraag 115 Geef een verklaring voor de toenemende kapitaalimport na de toetreding van Cyprus tot de EMU. Gebruik in je verklaring het begrip ‘risicoaversie’. Vraag 116 Verklaar hoe toetreding van Cyprus tot de EMU kan leiden tot ‘moral hazard’ bij de banken op dat eiland. Gebruik bron 46. Vraag 117 Bereken met hoeveel procent de bijdrage in euro’s door de bankensector aan het bbp van Cyprus in de periode 2008-2013 is toegenomen. Voordat Cyprus in 2008 toetrad tot de EMU was de nationale valuta, het cypruspond (CYP), op de internationale valutamarkt € 0,71 waard. De EMU vond deze koers sterk overgewaardeerd en stelde in 2008 de omruilkoers van 1 CYP vast op € 0,58. Cyprus is sterk afhankelijk van import. Econoom Kyriacou: “Door de omruilkoers van de CYP vast te stellen op € 0,58 in plaats van € 0,71 is de inflatie toegenomen.” Vraag 118 Verklaar de stelling van Kyriacou over de toegenomen inflatie. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 97 Bron 45: Bankrisico’s op Cyprus en het gevaar van besmetting voor de overige EMU-lidstaten Bron 46: aandeel dienstverlening in bbp en aandeel bankensector in dienstverlening Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 98 Opgave 26 - Nederland handelsland De concurrentiepositie van een land in het internationale handelsverkeer wordt onder andere beïnvloed door de ontwikkeling van het prijspeil en de wisselkoers van de valuta van dat land. Tabel 9: Prijspeil in Nederland (procentuele verandering ten opzichte van het voorafgaande jaar) Figuur 6: Wisselkoers euro in Amerikaanse dollars (jaargemiddels Vraag 119 Leg uit hoe een stijging van het invoerprijspeil van een land kan leiden tot een stijging van het uitvoerprijspeil van dat land. Vraag 120 Worden de invoerprijzen in euro’s in Nederland hoger of lager door een koersdaling van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar? Verklaar het antwoord. In 2000 hebben de Verenigde Staten van Amerika (VS) voor import uit Nederland € 11,5 miljard betaald. Omgerekend in dollars was met deze import $ 10,58 miljard gemoeid. Stel dat de VS in 2001 hetzelfde importpakket uit Nederland koopt. Vraag 121 Bereken hoeveel Amerikaanse dollars de VS voor dit importpakket in 2001 moet betalen. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 99 Opgave 27 - In de draaimolen van de conjunctuur Twee belangrijke kengetallen in de economie zijn de inflatie en de reële productiegroei. Een figuur met deze beide kengetallen elk op één van de assen levert vier fases op. Dit is weergegeven in onderstaande figuur 7. Vanuit een hoogconjunctuur komt een economie terecht in een fase van stagflatie: een combinatie van stagnerende groei en hoge inflatie, die tot oplopende werkloosheid leidt. Dan volgt een fase van laagconjunctuur die vervolgens overgaat in een fase van ‘economische opbloei’. Figuur 7 In bovenstaande figuur zijn vijf situaties waarin de economie zich op een bepaald moment kan bevinden, aangeduid met de letters A tot en met E. Vraag 122 Beschrijf twee andere economische verschillen tussen een hoogconjunctuur en een laagconjunctuur, dan de verschillen in inflatie en reële productiegroei. Vraag 123 Leg uit hoe, in een fase van hoogconjunctuur, vanuit situatie A situatie B kan ontstaan. Vraag 124 Leg uit hoe, via een loon-prijsspiraal, vanuit situatie B situatie C kan ontstaan. Vraag 125 Leg uit hoe, in een open economie, situatie D over kan gaan in situatie E. Vraag 126 Leg uit waardoor, in een overgang van situatie D naar situatie E, de groei van de productiecapaciteit lager kan zijn dan de reële productiegroei. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 100 Opgave 28 - Euro Duro? Veel burgers hebben de indruk dat door de invoering van de euro het leven duurder is geworden. Ondernemers zouden zich er niet aan gehouden hebben bij de omrekening van de prijzen elke gulden om te zetten in 0,45378 euro. Consumenten klagen over spectaculaire prijsverhogingen. Met name in de horeca zouden de prijzen sterk zijn verhoogd. Als voorbeeld wordt een discotheek genoemd die het tarief voor de garderobe heeft omgezet van 1 gulden in 1 euro. Volgens de Nederlandse overheid moet dit euro-effect niet worden overschat. Zij wijst erop dat uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de stijging van de consumentenprijsindex (CPI) in het begin van deze eeuw beperkt is gebleven. Om in te kunnen schatten of de prijsstijgingen in de horeca bijzonder zijn, staan in onderstaande tabel enkele gegevens over de ontwikkeling van de CPI. Tabel 10 Vraag 127 Bereken in één decimaal nauwkeurig met hoeveel procent de discotheek het tarief voor de garderobe heeft verhoogd. Vraag 128 Bereken in één decimaal nauwkeurig met hoeveel procent het prijspeil van de artikelgroep horeca in 2001 ten opzichte van 2000 is gestegen. Ton doet twee beweringen: Bewering 1 Een relatief hoge prijsstijging van een bepaalde artikelgroep kan op langere termijn leiden tot een verlaging van de wegingsfactor van deze artikelgroep bij de berekening van de CPI. Bewering 2 Studenten zijn slechter af door de prijsstijgingen in de horeca dan de gemiddelde Nederlander. Vraag 129 Leg bewering 1 uit. Vraag 130 Wat kan uit bewering 2 van Ton worden geconcludeerd over het uitgavenpatroon van studenten? Licht het antwoord toe. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 101 Opgave 29 - ‘Peso Doble’ crisis Vraag 131 Bereken de officiële koers van de peso (ARS) in dollars (USD). Havo leerlinge Saskia besluit, naar aanleiding van het krantenbericht, een profielwerkstuk te maken met als onderzoeksvraag: ‘Wat zijn de oorzaken van en oplossingen voor de pesocrisis in 2012?’ Tijdens haar bronnenonderzoek stuit ze op twee krantenberichten uit 1991 en 2001, over een vorige crisis: Saskia gaat op zoek naar gebeurtenissen in Argentinië in de tussenliggende tien jaar. In een krantenarchief vindt ze vier krantenberichten (zie bron 47 op de volgende bladzijde). Gebruik bron 47. Vraag 132 Zet de krantenkoppen in een economisch juiste volgorde. Begin met kop 1. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 102 Bron 47: krantenkoppen over Argentijnse crisis 1991 tot eind 2001 Nu wil Saskia weten wat er in de periode tussen 2002 en 2012 is gebeurd met de peso en welke maatregelen er zijn genomen om een verdere koersdaling te voorkomen. Na een literatuuronderzoek schrijft ze de volgende passage: Vraag 133 Leg uit dat een koersdaling van de peso kan leiden tot een verbetering van het saldo op de lopende rekening van de betalingsbalans van Argentinië. Vraag 134 Leg uit dat een koersdaling van de peso kan leiden tot toenemende inflatie in Argentinië. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 103 Om verdere koersdaling van de peso te voorkomen had de Argentijnse regering ook andere maatregelen kunnen nemen. Volgens Saskia kan de regering de centrale bank de volgende opdrachten geven: -renteaanpassing; -aan- en verkooptransacties op de valutamarkt. Vraag 135 Kies één van de twee maatregelen en leg uit hoe deze maatregel uitgevoerd moet worden om verdere koersdaling van de peso te voorkomen. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 104 Opgave 30 - China versus de VS De economische politiek van China is onder andere gebaseerd op lage arbeidskosten, modernisering van de infrastructuur en een lage wisselkoers van de eigen munt (yuan) ten opzichte van de Amerikaanse dollar. De waarde van de yuan is gekoppeld aan de waarde van de dollar. Het grote handelsoverschot van China met de Verenigde Staten van Amerika (VS) zorgt voor een opwaartse druk op deze wisselkoers. De aankoop door de Chinese monetaire autoriteiten van veel waardepapieren in dollars, met name Amerikaanse staatsobligaties, zorgt juist voor een neerwaartse druk. Deze aankoop is weer belangrijk voor de VS, want op die manier financiert de Amerikaanse overheid een deel van haar enorme begrotingstekort. Toch heeft de regering van de VS veel kritiek op de kunstmatig laag gehouden koers van de yuan: dit biedt Chinese exporteurs een concurrentievoordeel. De regering van de VS overweegt daarom invoerheffingen op Chinese producten en andere invoerbeperkingen af te dwingen bij de Wereldhandelsorganisatie WTO. Vraag 136 Noem nog een andere invoer beperkende maatregel dan invoerheffingen, die de VS kan gebruiken tegen China. Vraag 137 Beschrijf twee nadelen die invoerbeperkingen door de VS tegen China kunnen hebben voor de economie van de VS. Met betrekking tot de wisselkoers van de yuan in dollars is het volgende bekend: Vraag 138 Bereken, in twee decimalen nauwkeurig, de koers van de yuan in dollars die volgens deze econoom de juiste waarde zou weergeven in maart 2010. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 105 Opgave 31 - Groeistuipen in de VS In een bepaald jaar steeg de dollar flink in waarde ten opzichte van de euro. Deze stijging werd volgens analisten veroorzaakt door de sterke economische groei in de Verenigde Staten van Amerika (VS) in dat jaar. Die groei leidde bovendien tot oplopende inflatie in de VS, hetgeen de centrale bank van de VS deed besluiten tot een anti-inflatiebeleid. De analisten waarschuwden voor de negatieve gevolgen van de sterke economische groei in de VS voor de lopende rekening van de VS. Figuur 8 brengt enkele gevolgen van economische groei in de VS in beeld. De pijlen kunnen een negatief verband aangeven maar ook een positief verband. EU staat voor Europese Unie. Figuur 8 Vraag 139 Leg uit dat er bij pijl (1) sprake kan zijn van een negatief verband. Vraag 140 Leg uit dat er bij pijl (2) sprake kan zijn van een positief verband. Vraag 141 Leg uit hoe het anti-inflatiebeleid van de centrale bank van de VS kan leiden tot een hogere koers van de dollar ten opzichte van de euro. Gebruik figuur 8 en vermeld in het antwoord de nummers van de pijlen. De analisten baseren hun waarschuwing op een veronderstelling met betrekking tot de inflatie in de VS en in de EU. Vraag 112 Welke veronderstelling is dat? Verklaar het antwoord. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 106 Antwoorden economie HAVO Blok 1 – Markt Opgave 1 - Het is maar een spelletje… 1. maximumscore 2 bij (1) verkoopmarkt bij (2) monopolistische concurrentie bij (3) oligopolie 2. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: Maximale omzet wordt bereikt bij • MO = 0 −2Q + 50 = 0 2Q = 50 Q = 25 (aflezen uit grafiek is toegestaan) • GO = −Q + 50 GO = −25 + 50 GO = 25: de prijs is € 25 3. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: Maximale totale winst wordt bereikt bij • MO = MK −2Q + 50 = 5 2Q = 45 Q = 22,5 • GO = −Q + 50 GO = −22,5 + 50 GO = 27,5: de prijs is € 27,50 4. maximumscore 2 • oppervlak consumentensurplus: cde • oppervlak producentensurplus: aceg 5. maximumscore 1 −0,1 Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Er staan alleen jongens in de rij om als eerste een computerspel te kopen. Jongens blijken dus minder prijsgevoelig dan meisjes bij de vraag naar games. 6. maximumscore 1 onjuist Een voorbeeld van een juiste verklaring is: De PEGI-richtlijn wordt verplicht opgelegd door de EU. (Bij zelfbinding moet er sprake zijn van een vrijwillige strategie.) Opgave 2 - Naar een toekomst die werkt 7. maximumscore 2 B: Uit de verklaring moet blijken dat de groei van het aantal banen (werkgelegenheid) ontstaat door de vraag van werkgevers. 8. maximumscore 2 bij (1) af bij (2) omslagstelsel bij (3) verhogen bij (4) verslechtert bij (5) export Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 107 Indien (1) en (2) juist 1 punt Indien (3), (4) en (5) juist 1 punt 9. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: (7,3 +0,225)/(10,0-0,1)× 100% = 76% 10. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat deze maatregel er toe kan leiden dat meer personen actief worden / blijven op de arbeidsmarkt, maar dat de totale hoeveelheid gewerkte uren niet groter wordt, waardoor de verkrapping (gemeten in hoeveelheid werk dat gevraagd is) niet wordt verminderd. 11. maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − pijl C Uit de verklaring moet blijken dat een verhoging van de pensioenleeftijd de uittreding uit het arbeidsproces (tijdelijk) zal verminderen. − pijl E Een verklaring waaruit blijkt dat een verhoging van de pensioenleeftijd in zware beroepen kan leiden tot meer arbeidsongeschiktheid onder oudere werknemers. 12. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat een verlaging van de pensioenen (in de eerste jaren) zal leiden tot een grotere terugval in inkomen bij pensionering, waardoor oudere werknemers eerder zullen kiezen voor langer doorwerken. Opgave 3 - Horeca uitgerookt 13. maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat door deze accijnsverhoging de prijs van rookwaren zal stijgen en dat de prijselasticiteit van de vraag bij een pakje sigaretten groter is dan bij een pakje shag. 14. maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat bij prijsstijging sommige rokers die eerst sigaretten uit een pakje kochten, overstappen op relatief goedkope shag. 15. maximumscore 2 -4/20 x 100% = -20% ( hoeveelheidsverandering) -20%/-0.5 = 40% (prijs verandering) 16. maximumscore 2 Uit de toelichting moet blijken dat deprijsverhoging met 40% van 5 euro naar 7 euro zal leiden tot een verkleining van de driehoek die het consumenten surplus vormt. Opgave 4 - De prijs van voetbal 17. maximumscore 2 Ja, een voorbeeld van een juiste verklaring is: bij een prijs van 25 euro is de vraag naar kaartjes, Qv= -50x25+5000= 3750, terwijl er maar 3500 kaartjes in de vrije verkoop gaan. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 108 18. maximumscore 2 Ja, uit het antwoord moet blijken dat de maximale betalingsbereidheid voor een kaartje voor deze wedstrijd bijna 100 euro is, terwijl de voorgestelde prijs slechts 25 euro is, hetgeen betekent dat er veel vragen zijn die bereid waren meer dan 25 euro te betalen voor een kaartje. 19. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: maximaal 3.500 toegangskaartjes in de vrije verkoop). 3500= -50P + 5000 50P = 1.500 p = 30 (euro) 20. maximumscore 2 b2, een voorbeeld van een juiste verklaring is: Een verklaring waaruit blijkt dat, als gevolg van de live uitzending van de wedstrijd, bij iedere prijs de bereidheid van de consument om een kaartje te kopen kleiner wordt, waardoor de vraaglijn naar links is verschoven. Opgave 5 - Vervoer met Nederlandse schepen 21. maximumscore 3 Het internationale vervoer in 1999 bedroeg 320- 96 = 224miljoen ton Het internationale vervoer in 1998 bedroeg 224/1.12 = 200 miljoen ton 22. maximumscore 2 gestegen Een toelichting waaruit blijkt dat de vervoersprestatie in ton-kilometers (procentueel) sterker is gestegen dan de vervoerde hoeveelheid goederen. 23. maximumscore 3 2.75Q = 2Q + 525.00 0,75Q= 525.000 Q = 700.000 ton-kilometer 24. maximumscore 3 Totale kosten = 2x 800.000 + 525.000 = 2.125.000 Totale opbrengst = 2.25 x 800.000 = 1.800.000 Minimale verlies = 325.000 25. maximumscore 3 een diepte-investering • Een verklaring waaruit blijkt dat een grotere productie met een gelijk blijvende personeelsbezetting wordt gerealiseerd waardoor de arbeidsproductiviteit stijgt. • Een verklaring waaruit blijkt dat de investering gepaard gaat met een gelijk blijvende personeelsbezetting waardoor de verhouding kapitaal: arbeid toeneemt. 26. maximumscore 2 aantal ton-kilometers = 3 x 800.000 = 2.400.000 totale opbrengst totale kosten totale winst = = 2.400.000 x 2.25 = = 0.72 x 2 x 2.400.000 + 1.000.000 = 5.400.000 4.456.000 944.000 (euro) Opgave 6 - Vitamine voor de Nieuw-Zeelandse economie Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 109 27. maximumscore 2 “Dit heeft echter tot gevolg dat de productie van de Zespri Gold arbeidsintensiever is dan de vroegere kiwiproductie.” Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Een verklaring waaruit blijkt dat hogere arbeidskosten bij de productie van de Zespri Gold tot een hogere inkoopprijs voor Zespri kan leiden. 28. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste bereking is: P= 0.50 Qv = 80 – (100x 0.50) = 30 exportopbrengst 0.50 x 30.000.000= 15.000.000 p=0.60 Qv = 80 – (100x 0.60) = 20 exportopbrengst 0.60 x 20.000.000= 12.000.000 29. maximumscore 2 0.50 Een voorbeeld van een juiste berekening is : bij p = 0.50 is de winst 15.000.000 – 30.000.000 x 0.25 – 4.000.000 = 3.500.000 bij p = 0.60 is de winst 12.000.000 – 30.000.000 x 0.25 – 4.000.000 = 3.000.000 30. maximumscore 2 Voorbeelden van juiste verklaring zijn: - een verklaring waaruit blijkt dat Zespri wil voorkomen dat het voor potentiële concurrenten aantrekkelijk is een soortgelijk product op de markt te brengen. - Een verklaring waaruit blijkt dat Zespri snel een groot marktaandeel op de kiwimarkt wil veroveren. Opgave 7 - Parkeren tegen elke prijs? 31. maximumscore 2 bij (1) 40 bij (2) niet bij (3) verlies - indien (1) juist 1 - indien (2) en (3) juist 32. maximumscore 2 135 (cent) Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − omzet is maximaal als de marginale omzet nul is: 2.5Q = 270 Q = 108 p = -1.25 x 108 +207 = 135 − een berekening van de totale omzet P × Q bij de gegeven prijzen,waaruit blijkt dat de omzet het hoogst is bij 135 Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 110 33. maximumscore 2 34. maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat in dit voorstel de buurtbewoners voor een zelfde product een andere prijs betalen, omdat ze buiten de openingstijden van winkels en kantoren tegen een lager tarief mogen parkeren dan andere gebruikers. 35. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat uitvoering van dit voorstel betekent dat er toch wordt voorzien in (een deel van) de behoefte aan parkeerruimte doorwijkbewoners zonder dat dit (volledig) ten koste gaat van de behoeftebevrediging van andere / nieuwe gebruikers van het parkeerterrein. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 111 Blok 2 – Ruilen over tijd Opgave 8 - Wat te doen met het pensioen 36. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste uitleg is: Tijdens een economische crisis kan de CB proberen door een rente verlaging de kredietverlening te stimuleren en sparen te ontmoedigen, met als doel de bestedingen te laten toenemen (en de economie te laten groeien). 37. maximumscore 2 pijler 1 Voorbeelden van een juiste verklaring zijn: Het staatspensioen (AOW) is gebaseerd op het omslagstelsel. Dat is te zien doordat uitkeringen aan AOW-gerechtigden (voor het merendeel) worden gefinancierd uit premies die in hetzelfde jaar zijn betaald. Bij het Kapitaaldekkingsstelsel zou sprake moeten zijn van het vastzetten van geldmiddelen voor later, en dat is hier niet het geval. 38. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste uitleg is: Het aanvullende bedrijfspensioen (pijler 2) is voor 74% afhankelijk van beleggingsopbrengsten Bij een economische crisis zullen de beleggingsopbrengsten tegenvallen en zullen de pensioenuitkeringen lager uitvallen 39. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Bij het verhogen van de AOW-leeftijd neemt het aantal premieplichtigen toe / neemt het aantal premie-jaren (aantal jaren waarover premie is opgebouwd) toe en het aantal uitkeringsgerechtigden af, waardoor de premie kan dalen en het nettoinkomen van de premieplichtigen kan stijgen 40. maximumscore 2 nee Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Er is sprake van een welvaartsvast pensioen, als de uitkeringen worden gekoppeld aan de gemiddelde stijging van de cao-lonen. Hiervan is in de formulering van het reëel pensioen geen sprake. (Dit wordt alleen gecorrigeerd voor inflatie) Opgave 9 - Een eigen huis als spaarvarken 41. maximumscore 2 • Er worden te weinig nieuwe huizen gebouwd (1) • Tegelijkertijd willen steeds meer mensen een eigen huis kopen (1) 42. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Als de hypothecaire financiering goedkoper wordt, kunnen huizenkopersmeer lenen bij een zelfde inkomen en dus kunnen ze meer betalen voor een huis. Dat stimuleert de vraag naar (duurdere) huizen, waardoor de gemiddelde prijzen zullen stijgen. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 112 43. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: • bedrag van de lening: 1,08 × € 615.000 − € 50.000 = € 614.200 1 • rentevoordeel bij uitstel: (0,053 − 0,044) × € 614.200 = € 5.572,80 1 44. maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): Een antwoord waaruit blijkt dat een half jaar later dit specifieke huis al verkocht blijkt te zijn. Een antwoord waaruit blijkt dat een half jaar later de trend van stijgende huizenprijzen ook van invloed is geweest op de vraagprijs voor dit huis (en deze dus door de makelaar is verhoogd). Een antwoord waaruit blijkt dat de wereldreis duurder uitgevallen is dan ze hadden gedacht en ze daarvoor een deel van hun spaargeld hebben moeten aanspreken, waardoor het te lenen bedrag is gestegen. Per juist antwoord 1 punt toekennen. 45. maximumscore 3 • bij 1: verhogen; bij 2: daalt 1 • Een voorbeeld van een juiste redenering is: Huizenprijzen die sterker stijgen dan het gemiddelde prijspeil verhogen het reële vermogen van huiseigenaren en deze stijging overtreft doorgaans de reële renteopbrengst van spaartegoeden (zelfs bij rente over rente). Door inflatie daalt de reële hypotheekschuld en dat geldt dan ook voor de reële waarde van een tegoed op de spaarrekening. Dus, in reële termen is een eigen huis het beste spaarvarken Opgave 10 - De Nederlandse staatsschuld op de helling 46. maximumscore 2 afname Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Een verklaring waaruit blijkt dat de aflossing op de staatsschuld groter is dan het begrotingstekort. 47. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: • Een antwoord waaruit blijkt dat door toenemende omzetten bij bedrijven de ontvangsten aan indirecte belastingen zoals de BTW kunnen toenemen • en door stijgende inkomens de ontvangsten aan directe belastingen zoals deinkomstenbelasting kunnen toenemen 48. maximumscore 3 Een voorbeeld van een juiste berekening is: • Het BBP in 2000 bedraagt € 3 miljard/0,01 = € 300 miljard • De staatsschuld eind 2000 bedraagt 0,6 × € 300 miljard = € 180 miljard 49. maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat de rentelasten voor de overheid dalen. 50. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat de noemer van de staatsschuldquote stijgt door economische groei / toename van het BBP. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 113 Opgave 11 - Inflatie, wat zeggen de cijfers? 51. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat consumenten (bepaalde) aankopen naar voren halen, wanneer ze een hoge / hogere inflatie in de komende periode verwachten. 52. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat consumenten bij een hoge gevoelsinflatie hun koopkracht te laag inschatten en daardoor minder gaan besteden. Opmerking Als niet uit de formulering blijkt dat het gaat om een beleving / inschatting maximaal 1 scorepunt toekennen. 53. maximumscore 2 bij (1) samengesteld bij (2) wegingsfactoren bij (3) groter bij (4) geld bij (5) hoeveelheid goederen en diensten indien (1) en (2) juist 1 indien (3), (4) en (5) juist 1 54. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: (1,118 × 1,13) × 100 = 126,3 55. maximumscore 2 1-4-3–6 Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 114 Blok 3 - Samenwerken en onderhandelen Opgave 12 - CO2 weg ermee 56. maximumscore 2 bij pijl 3 Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Meer / minder energieverbruik zal leiden tot meer / minder vraag naar emissierechten. 57. maximumscore 2 stijgen Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Een prijsverhoging van een emissierecht zal ertoe leiden dat bedrijven meer gaan investeren in schonere technologie. De keuze voor deze investeringen zal namelijk aantrekkelijker worden wanneer de kosten van het alternatief van niet-investeren hoger worden gemaakt. 58. maximumscore 2 mogelijkheid 1 Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Mogelijkheid 1 kost (25.000 × 4) = 100.000 euro. Mogelijkheid 2 levert (7.000 × 4) = 28.000 euro op aan emissierechten en kost verder 160.000 euro. Dus netto kost maatregel 2: 132.000 euro. Opmerking Uitsluitend 2 of 0 scorepunten toekennen. 59. maximumscore 2 vanaf 5 euro Een voorbeeld van een juiste verklaring is: • Mogelijkheid 1 kost 25.000p (p = prijs van een emissierecht). Mogelijkheid 2 kost 160.000 − 7.000p • De evenwichtssituatie is 25.000p = 160.000 − 7.000p. p = 5 (dus 5 euro) 60. maximumscore 2 • bij (1) prijsregulering • bij (2) minimumprijs Opgave 13 - Te huur ‘gratis’ schoolboeken 61. maximumscore 3 huren, voorbeeld van een juiste berekening is: - kosten per leerling bij kopen : 100+ 120.000/1.000 = 220 - kosten per leerling bij huren: 1.2 x 170 = 204 - deze laatste prijs per leerling voldoet aan de eis, dat de kosten niet hoger worden dan de vergoeding die de school van de overheid ontvangt. 62. maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: -Een antwoord waaruit blijkt dat het grote marktaandeel van Boekhuur op de totale markt voor schoolboeken 75% het voor de uitgeverijen noodzakelijk maakt tot een overeenkomst te komen met deze grote aanbieder. -Een antwoord waaruit blijkt dat het grote marktaandeel van Boekhuur op de totale markt Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 115 voor schoolboeken (75%) het voor de uitgeverijen efficiënt maakt om met deze partij te onderhandelen en tot een overeenkomst te komen. 63. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist argument is: Een antwoord waaruit blijkt dat het marktaandeel van deze drie uitgeverijen samen zo groot is, dat boekhuur niet in staat zal zijn zonder de levering van deze uitgeverijen een volwaardig huurpakket voor schoolboeken aan te bieden. 64. maximum score 2 195 euro uit de verklaring moet blijken dat, ongeacht de prijs die RAB zal kiezen, Boekhuur de hoogste totale winst behaald bij een eigen prijs van 195. 65. maximum score 2 Een voorbeeld van een juist antwoord: -Boekhuur en Rent A Book is de keuze voor 195 de dominante strategie. -dus zou de prijsafspraak nodig zijn om te bereiken dat beiden een hogere winst realiseren bij een prijs van 204 euro Opgave 14 - Duitse minimalisten 66. Maximumscore 2 Twee van onderstaande kenmerken: vrije prijsvorming Loonvorming op de arbeidsmarkt wordt vaak gereguleerd door overheid (bijvoorbeeld minimumloon) en werkgevers- en werknemers organisaties (loonafspraken). homogeen ‘product’ Arbeid is niet homogeen, want er zijn verschillen in scholing, ervaring, vaardigheid e.d. vrije toetreding Arbeidskrachten kunnen niet vrij toe- en uittreden, omdat ze gebonden zijn aan de woonplaats of kwalificaties en/of werkvergunningen nodig hebben om toe te treden. transparantie Niemand beschikt over volledige informatie over wie, wat, waar en wanneer vraagt en aanbiedt op de arbeidsmarkt. 67. maximumscore 2 Vraag naar arbeid in de evenwichtssituatie minus vraag naar arbeid bij minimumloon: 40 − 35 = 5 (mln personen) 68. maximumscore 2 Yamina. Het welvaartsverlies bestaat uit E + F (‘Harberger-driehoek’). In de evenwichtssituatie bestaat het totaal van werkgeverssurplus (A + B + E) en werknemerssurplus (C + D + F) uit alle delen A + B + C + D + E + F. Na invoering van het minimumloon bestaat het totaal van werkgeverssurplus (A) en werknemerssurplus (B + C + D) uit de delen A + B + C + D. De delen E + F vallen af. Dat is een totaal welvaartsverlies van 2,5 + 2,5 = 5 mln. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 116 Opgave 15 – Prijzenslag 69. maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat het gaat om een voorbeeld van niet-commerciële dienstverlening. 70. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: (100 × 1,022 × 1,014) − 100 = 3,63% Indien is geantwoord: 2,2 + 1,4 = 3,6 71. maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat een verhoging van indirecte belastingen leidt tot koopkrachtverlies van looninkomens, hetgeen kan leiden tot hogere looneisen om dit te compenseren. 72. maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: • Een antwoord waaruit blijkt dat er in de meeste jaren / vrijwel alle jaren sprake was van een verslechtering van de winstmarge. • Een antwoord waaruit blijkt dat in de jaren 1998, 1999, 2000, 2002 en 2003 de totale stijging van de API lager uitkomt dan op basis van de drie positieve onderdelen zou resulteren. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 117 Blok 4 – Risico en informatie Opgave 16 - Betaalbare zorg of zorg om betaalbaarheid? 73. maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat de laagste inkomensklasse weliswaar de procentueel grootste bijdrage ontvangt (20%), maar dat deze bijdrage door een beperkt deel van de totale groep wordt ontvangen (22%), zodat de inkomensgroep als totaal een relatief lagere inkomensverhoging realiseert dan de inkomensklassen II en III. Een onderbouwing van dit antwoord met een berekening van de naar verhouding door de gehele inkomensklasse ontvangen bijdrage (0,20 × 22; 0,097 × 56; etc) ook goed rekenen. 74. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat de door overheid of werkgevers gefinancierde zorg / ziektekostenverzekering de noodzakelijke prijsprikkels wegneemt bij inwoners van de VS, waardoor zij meer dan nodig is /oneigenlijk gebruikmaken van de gezondheidszorg. 75. maximumscore 2 Dat de kwaliteit ten onder gaat aan de kwantiteit. Opgave 17 - Studeren is investeren 76. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat een commerciële bank niets weet over het wanbetalingsrisico van een individuele student. 77. maximumscore 2 bij (1) verplichte solidariteit bij (2) verhogen bij (3) gemiddelde arbeidsproductiviteit bij (4) verbetert indien (1) en (2) juist 1 indien (3) en (4) juist 1 78. maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − Een antwoord waaruit blijkt dat de student bestedingsruimte die in de toekomst wordt verworven naar voren haalt. − Een antwoord waaruit blijkt dat het sociaal leenstelsel gepaard gaat met de verplichting rente te betalen over het geleende bedrag. Rentebetalingen zijn een vergoeding voor het naar voren halen van bestedingen en dus voor ruilen over de tijd. 79. maximumscore 2 Na afloop van de studie kan de lening naar draagkracht worden afgelost. Een verklaring waaruit blijkt dat deze voorwaarde de aversie tegen lenen bij de student vermindert, omdat de lening bij onvoldoende inkomen niet of nauwelijks afgelost hoeft te worden. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 118 80. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat studenten minder gemotiveerd zijn direct een juiste studiekeuze te maken of de studie af te maken indien het niet kunnen terugbetalen van de studielening wordt afgewenteld op de algemene middelen. 81. maximumscore 2 bij (1) stroomgrootheid bij (2) kapitaalgoederen bij (3)consumptiebehoefte bij (4) laat Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 119 Blok 5 - Welvaart en groei Opgave 18 - Vergrijzing brengt de oudedagsvoorziening in gevaar 82. maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat er door (individuele) premiebetaling vermogen is gevormd voor de financiering van (individuele) uitkeringen in de toekomst. 83. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: In 2000: 2.154/9831 x 100% = 21.9% In 2050: 3.822/9.603 x 100% = 39.8% De toename in Nederland is 39,8 − 21,9 = 17,9 procentpunten en dat is lager dan in België(19,9) en Duitsland (25,6). 84. maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: • Een antwoord waaruit blijkt dat de uitkeringen in België lager zijn waardoor een lager premiepercentage kan volstaan om de benodigde uitkeringen op te brengen. • Een antwoord waaruit blijkt dat in België het draagvlak groter / (premie)inkomen hoger is, waardoor een lager premiepercentage kan volstaan om de benodigde uitkeringen op te brengen Opgave 19 - Wie verdient het? 85. maximumscore 1 Een voorbeeld van een juiste berekening is: 101,3 98,8 × 100 = 102,5 86. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste verklaring is: • In cao’s worden afspraken gemaakt over loonstijgingen voor een periode van 1 of 2 jaar • zodat er in die periode geen loonaanpassingen kunnen plaatsvinden indien de marktsituatie verandert (zoals bij negatieve groei) 87. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Werkgevers moeten nu langer de loonkosten van oudere, duurdere werknemers betalen en kunnen deze niet vervangen door jongere, vaak goedkopere werknemers. 88. maximumscore 2 (a) 2,6 − 0,2 = 2,4 (b) 270.500 35.750 × 100 = 756,6 89. maximumscore 1 Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Bij groepen met een hoger inkomen zien we hogere stijgingspercentages. 90. maximumscore 2 Eefje Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 120 Opgave 20 - Belastingen aangepast 91. maximumscore 3 92. maximumscore 2 personen met kinderen en een inkomen lager dan € 27.438 Een voorbeeld van een juiste verklaring is: De aanvullende kinderkorting voor deze groep is meer gestegen dan de inflatie van 3,6% 93. maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat het tarief van de premie volksverzekeringen stijgt van 29,40% naar 31,20%. Opgave 21 - Verschillende inkomens, verschil in inkomen 94. maximumscore 2 twee van de volgende voorbeelden van juiste antwoorden: − Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om rente / interest (na directe belastingen en sociale premies). − Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om pacht / huur (na directe belastingen en sociale premies). − Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om een sociale uitkering (na directe belastingen en sociale premies). − Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om een pensioenuitkering (na directe belastingen en sociale premies). 95. maximumscore 2 Nee Uit de verklaring moet blijken dat de twee decielen huishoudens met het hoogste secundaire inkomen samen 100% − 58,5% = 41,5% van het secundaire inkomen ontvangen. 96. maximumscore 2 Nee Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Een verklaring waaruit blijkt dat het tweede deciel huishoudens gemiddeld 0,71 × € 9.100 = € 6.461 aan overig secundair inkomen ontvangt en het tiende deciel huishoudens gemiddeld 0,15 × € 57.800 = € 8.670. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 121 97. maximumscore 2 Gestegen Een voorbeeld van een juiste berekening is: In 1999 bedraagt het inkomensaandeel van het 2e en 3e deciel samen: 9,9% − 0,6% = 9,3%. In 1999 bedraagt het inkomensaandeel van het 9e en 10e deciel samen: 100% − 58,5% = 41,5%. De verhouding tussen de inkomensaandelen van beide groepen is in 1999: 41,5%/9,3% = 4,5. Opgave 22 - Winsten bedrijven stijgen licht 98. maximumscore 2 Twee van de onderstaande voorbeelden van juiste antwoorden: − Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om rente. − Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om winst. − Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om pacht / huur. 99. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat winst een motief / een financieringsbron voor investeringen is, waardoor een stijging van de winst(quote) tot een stijging van de investeringen kan leiden. 100. maximumscore 2 Gestegen Een voorbeeld van een juiste berekening is: 0,737 × € 60,9 miljard = € 44,88 miljard 101. maximumscore 2 de bedrijven in de financiële en zakelijke dienstverlening Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Een verklaring waaruit blijkt dat er in relatief arbeidsintensieve productieprocessen naar verhouding veel arbeid wordt ingezet, waardoor − ondanks de lagere loonkosten per uur − de arbeidskosten een relatief groot deel van de totale toegevoegde waarde vormen. Opgave 23 - Nieuwe crisis en een oud model 102. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Het nationaal inkomen wordt gevormd door de nationale productie, hetgeen staat voor waarde toevoegen aan ingekochte goederen en diensten. Het totaal van alle toegevoegde waarden vormt het nationaal product. 103. maximumscore 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − De overheid koopt militaire vliegtuigen in het buitenland. − De overheid betaalt salarissen aan ambassadepersoneel in het buitenland. Opmerking Antwoorden die betrekking hebben op overdrachtsuitgaven van de overheid niet goed rekenen. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 122 104. maximumscore 1 Een voorbeeld van een juiste berekening is: belastingen = 620 − 290 − 170 = 160 (miljard euro) → overheidstekort is 180 − 160 = 20 (miljard euro) 105. maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat een tekort betekent dat er een geldstroom van financiële instellingen naar overheid vereist is om dit verschil aan te vullen en de pijl dus omhoog wijst. 106. maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste berekening zijn: − inkomende geldstromen bedrijven: 180 + 290 + 480 = 950 uitgaande geldstromen bedrijven: 620 + 430 = 1.050 particuliere investeringen: 1.050 − 950 = 100 − inkomende geldstromen financiële instellingen: 170 uitgaande geldstromen financiële instellingen: 20 + (480 − 430) = 70 particuliere investeringen: 170 − 70 = 100 107. maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste berekening zijn: − (besparingen − investeringen) + (belastingen − overheidsbestedingen) = (170 − 100) + (160 − 180) = 50 − export − import = 480 − 430 = 50 108. maximumscore 2 bij (1) kop 4 bij (2) kop 2 bij (3) minder indien alle drie goed 2 indien twee van de drie goed 1 indien één of geen van de drie goed 0 Opgave 24 - Vals plat 109. Maximumscore 2 gelijk Uit de verklaring moet blijken dat bij een volledig proportionele heffing het gemiddelde belastingtarief gelijk is aan het tarief over de laatst verdiende euro (in dit geval 35%). 110. Maximumscore 3 Voorbeelden van juiste argumenten zijn: • Een antwoord waaruit blijkt dat het bestaan van heffingskortingen bij het ‘Schijvenstelsel’ een deel van de relatief (afgezet tegen de ‘Vlaktaks’) hogere inkomsten uit de marginale tarieven afroomt 1 • Een antwoord waaruit blijkt dat het bestaan van aftrekposten de grondslag waarop deze hogere tarieven worden geheven versmalt, hetgeen bovendien in relatief sterke mate de belastinginkomsten drukt, omdat deze aftrekposten vooral door de hogere inkomens opgevoerd worden (figuur 2) 111. Maximumscore 2 ‘Schijvenstelsel’ Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Een verklaring waaruit blijkt dat met de progressieve tarieven van het ‘Schijvenstelsel’ bereikt kan worden dat de Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 123 hogere inkomens relatief meer afdragen dan de lagere, hetgeen de inkomensverschillen verkleint. 112. Maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: deciel 4: belastbaar inkomen = 0,86 × € 17.000 = € 14.620 belasting = 0,325 × € 14.620 = € 4.751 4.751/17.000 × 100% = 27,9% deciel 10: belastbaar inkomen = 0,75 × € 60.000 = € 45.000 belasting = € 10.500 + 0,42 × (45.000 – 30.000) = € 16.800 113. Maximumscore 2 nivellerend Uit de verklaring moet verder blijken dat de vaste heffingskorting van € 2.000 voor de lagere inkomens een relatief groter belastingvoordeel is dan voor de hogere inkomens, hetgeen de inkomensverschillen na belastingheffing verkleint. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 124 Blok 6 - Goede tijden, Slechte tijden Opgave 25 - Crisis in Cyprus 114. maximumscore 1 op de lopende rekening / dienstenrekening 115. maximumscore 1 Voorbeelden van een juiste verklaring zijn: − Cyprus is toegetreden tot een monetaire unie met een stabiele munt. Beleggers met risicoaversie profiteren hiervan. − Beleggers met risicoaversie zijn ervan uitgegaan dat de EMU bij mogelijk optredende problemen wel financieel te hulp zal komen. 116. maximumscore 1 Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Banken op Cyprus kunnen ervan uitgaan dat de EMU hen wel zal redden in het geval hun stabiliteit ernstig in gevaar komt. Dit kan hen ertoe aanzetten om meer spaartegoeden aan te trekken dan verantwoord is. 117. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: • bijdrage in 2008: 17,2 mld × 0,50 × 0,40 = 3,44 miljard euro bijdrage in 2013: 17,9 mld × 0,75 × 0,70 = 9,40 miljard euro • procentuele toename: (9,40-3,44) / 3,44 − × 100% = 173,3 % 118. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste verklaring is: • Door de lagere omruilkoers wordt de import voor Cyprus relatief duurder • De hogere importprijzen zullen (deels) worden doorberekend in de (consumenten)prijzen. Dit versterkt de inflatie Opgave 26 - Nederland handelsland 119. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat duurdere importproducten via doorberekening in de kostprijs kunnen leiden tot een hogere prijs van exportproducten. 120. maximumscore 2 hoger Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Een verklaring waaruit blijkt dat er meer euro’s voor een dollar moeten worden betaald waardoor ingevoerde producten (die in dollars worden afgerekend) duurder worden. 121. maximumscore 2 117. Een voorbeeld van een juiste berekening is: € 11,5 miljard × 1,018 × $ 0,88 = $ 10,30 miljard Opmerking • Voor het achterwege laten van de prijsstijging Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 125 Opgave 27 – In de draaimolen van de conjunctuur 122. maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: Een beschrijving waaruit blijkt dat een hoogconjunctuur gekenmerkt wordt door lage werkloosheid / krappe arbeidsmarkt versus hoge werkloosheid / ruime arbeidsmarkt in een laagconjunctuur. Een beschrijving waaruit blijkt dat een hoogconjunctuur gekenmerkt wordt door hoge bezettingsgraad / overbesteding versus lage bezettingsgraad / onderbesteding in een laagconjunctuur 123. maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − Een antwoord waaruit blijkt dat de relatief hoge productiegroei in situatie A kan leiden tot een stijgende vraag naar producten die de (groei van de) productiecapaciteit overtreft, hetgeen leidt tot een hogere (bestedings)inflatie. − Een antwoord waaruit blijkt dat de relatief hoge productiegroei in situatie A via een verkrapping van de arbeidsmarkt kan leiden tot stijgende loonkosten per eenheid product, hetgeen kan leiden tot een hogere (kosten)inflatie. 124. maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord zijn: − Een antwoord waaruit blijkt dat in een situatie van hoge inflatie de opeenvolging van loonsverhogingen en prijsverhogingen zal leiden tot een situatie van blijvend hoge inflatie, hetgeen de investeringsbereidheid van bedrijven en daarmee de productiegroei kan afremmen. − Een antwoord waaruit blijkt dat in een situatie van hoge inflatie de opeenvolging van loonsverhogingen en prijsverhogingen zal leiden tot een situatie van blijvend hoge inflatie, hetgeen de internationale concurrentiepositie van bedrijven kan verslechteren, waardoor de exportgroei en daarmee de productiegroei kan worden afgeremd. 125. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat de lage inflatie de internationale concurrentiepositie zal verbeteren, hetgeen de export zal vergroten, waardoor de productiegroei toeneemt. 126. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat in de voorgaande fase van laagconjunctuur sprake kan zijn van onderbenutting van de productiecapaciteit, hetgeen betekent dat productiegroei in een fase van ‘economische opbloei’ (deels) gerealiseerd kan worden door een stijging van de bezettingsgraad. Opgave 28 - Euro duro? 127. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: (1- 0,45378)/0,45378 × 100% = 120,4% 128. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: (117,7/111,2) × 100 = 105,8 → een stijging van 5,8% Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 126 129. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat door een prijsstijging van een artikelgroep het aandeel van de uitgaven aan deze artikelgroep in de totale uitgaven kan zijn afgenomen. 130. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat studenten een groter deel van hun budget uitgeven in de horeca dan de gemiddelde Nederlander. Opgave 29 - ‘peso doble’ crisis 131. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: • 1 USD = 4,5 ARS (4,70 − 0,20) • 1 ARS = 1/4,5 = 0,22 USD 132. maximumscore 2 kop 1 – kop 4 – kop 3 – kop 2 Opmerking Uitsluitend 2 of 0 scorepunten toekennen. 133. maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat door een koersdaling van de peso de internationale concurrentiepositie van Argentinië verbetert, waardoor de export toeneemt / import afneemt. 134. maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − Een antwoord waaruit blijkt dat door een koersdaling van de peso geïmporteerde grondstoffen / goederen relatief duur worden. Als deze hoge importprijzen worden doorberekend in de consumentenprijzen ontstaat er (geïmporteerde kosten)inflatie. − Een antwoord waaruit blijkt dat door een koersdaling van de peso geëxporteerde grondstoffen / goederen relatief goedkoop worden. Als door deze toenemende vraag de productiecapaciteit wordt overschreden, ontstaat er bestedingsinflatie. 135. maximumscore 2 − rente verhogen Een voorbeeld van een juiste uitleg is: Een uitleg waaruit blijkt dat door een renteverhoging buitenlandse beleggers / spaarders worden aangetrokken, waardoor de vraag naar de peso’s toeneemt en de koers zal stijgen. − aan- en verkooptransacties op de valutamarkt Een voorbeeld van een juiste uitleg is: Een uitleg waaruit blijkt dat op de valutamarkt peso’s gekocht moeten worden met dollars, waardoor de koers van de peso gaat stijgen Opgave 30 - China versus de VS 136. Maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste verklaring zijn: - ze zouden een importquote kunnen invoeren Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 127 - ze zouden de import eisen kunnen verhogen waardoor het moeilijker wordt om de producten te importeren. 137. Maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste uitleg zijn: - Amerika kon in het verleden producten goedkoop importeren uit China, nu zullen ze dit ergens anders vandaan moeten halen waardoor de kosten zullen stijgen. - Wie A zegt kan B verwachten, China zal waarschijnlijk ook Invoer beperkingen instellen naar producten uit Amerika 138. Maximumscore 2 1 yuan = 0.146$ 0.146$ * 1.0183 = 0.1487$ 0.1487$ / 60 * 100 = 0.2478$ Opgave 31 - Groeistuipen in de VS 139. Maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat sterke economische groei gepaard kan gaan met toenemende bestedingen waardoor de import van goederen kan toenemen en de lopende rekening verslechtert. 140. Maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat het door de sterke economische groei aantrekkelijk kan worden te beleggen / investeren in Amerikaanse bedrijven hetgeen in de VS leidt tot kapitaalimport waardoor de kapitaalrekening verbetert. 141. Maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat de rente wordt verhoogd waardoor de VS aantrekkelijk wordt voor buitenlandse beleggers hetgeen via pijl 6 leidt tot kapitaalimport en tot een grotere vraag naar dollars waardoor via pijl 7 de koers van de dollar stijgt. Voor een antwoord via de pijlen 5 en 8 0 142. Maximumscore 2 De veronderstelling dat de inflatie in de VS hoger is dan die in de EU Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Een verklaring waaruit blijkt dat de concurrentiepositie van de Amerikaanse bedrijven ten opzichte van de bedrijven in de EU daardoor verslechtert zodat de export afneemt / de import toeneemt. Nationale Examentraining | Economie | HAVO | 2016 128