B en W nummer 11 - Gemeente Leiden

advertisement
B&W 14.0322 d.d. 25 maart 2014
Onderwerp
positie bestuurders en ambtenaren in privaatrechtelijke besturen en toezichtsorganen
Besluiten:Behoudens advies van de commissie
1. De notitie inzake ambtenaren en bestuurders in privaatrechtelijke besturen en
toezichtsorganen vast te stellen en daarmee het volgende te besluiten:
1.1 De wenselijkheid van een benoeming in een bestuur of Raad van Toezicht of
Commissarissen wordt iedere vier jaar bij de aanvang van een nieuwe collegeperiode
opnieuw door B&W vastgesteld aan de hand van een (risico)analyse.
1.2 Het belangrijkste criterium moet bij een dergelijke analyse als bedoeld in beslispunt 1
zijn of de voordelen van bestuurlijke deelname, namelijk dat de gemeentelijke
doelstellingen veel beter kunnen worden bereikt, opweegt tegen de risico’s van
deelname . In het algemeen verdient een externe vertegenwoordiger de voorkeur.
1.3 B&W weegt bij iedere benoeming af en motiveert of een interne benoeming gewenst
is of dat een externe vertegenwoordiging de voorkeur verdient.
1.4 Indien een bestuurder of ambtenaar die is benoemd tot bestuurder of toezichthouder
bij een private instelling een vergoeding krijgt, dan wordt deze vergoeding in de
gemeentekas gestort.
1.5 Besluitvorming over deelname van portefeuillehouders aan raden van advies of
stuurgroepen is een B&W besluit op basis van een beknopte analyse van de
wenselijkheid en risico’s.
1.6 Bij de start van het College wordt bij de verdeling van aandeelhouderschappen het
beleidskader Verbonden partijen als uitgangspunt genomen, dat wil zeggen in principe
wordt de rol van opdrachtgever en eigenaar bij verschillende portefeuillehouders gelegd.
1.7 Degene die de rol van aandeelhouder vervult brengt eens per jaar kort schriftelijk
verslag uit aan B&W.
1.8 Naast wat over verbonden partijen al in de begroting van de gemeente wordt
vermeld, wordt in de begroting van de gemeente Leiden vanaf 2015 ook een overzicht
opgenomen van benoemingen door B&W in bestuursfuncties van private instellingen.
1.9 Bij organisaties waar de gemeente benoemingsrecht heeft dan wel aandeelhouder
van is, wordt altijd voorgeschreven dat de desbetreffende organisatie zijn bestuursleden
en eventuele toezichtfunctionarissen transparant op de website van de desbetreffende
organisatie publiceert.
1.10 Er wordt een databank ingesteld nevenfuncties van ambtenaren waar mogelijk
strijdige belangen kunnen spelen conform artikel 15:1:e:2 van de CAR/UWO.
1.11 In het vervolg zal in de jaarlijkse gesprekcyclus nevenwerkzaamheden één van de
onderwerpen zijn.
1.12 Nevenfuncties van de directeuren worden op de website van de gemeente
gepubliceerd.
1.13 De gemeentesecretaris laat een voorstel voorbereiden over de wijze van invulling
van het verbod op financiële belangen van ambtenaren die de dienst kunnen schaden.
Perssamenvatting:
Het college heeft nadere afspraken vastgelegd voor wanneer leden van B&W of ambtenaren
kunnen worden benoemd in privaatrechtelijke besturen. Daarnaast zijn nadere afspraken
gemaakt wanneer benoeming heeft plaatsgevonden.
Notitie inzake ambtenaren en bestuurders in
privaatrechtelijke besturen en toezichtsorganen
Leiden, 6 februari 2014
0. Inleiding
Het doel van deze beleidsnota is standpunten in te nemen omtrent de participatie van de
gemeente in besturen of toezichtorganen van private organisaties. Deze private organisaties
worden geschaard onder de noemer "verbonden partijen" als de gemeente zich zowel
bestuurlijk als financieel verbindt. Is er alleen sprake van een bestuurlijke participatie dat valt
deze private organisatie niet onder de definitie van "verbonden partij", maar ook dan blijft de
vraag relevant hoe vertegenwoordigers van gemeente deze verantwoordelijkheid uitoefenen.
Zie ook bijlage A. Vormen van private partijen.
De notitie geeft aan welke elementen een rol spelen als een portefeuillehouder of ambtenaar
namens de gemeente een functie bekleedt als bestuurder of toezichthouder van een
privaatrechtelijke organisatie.
Deze notitie bevat een aantal aanbevelingen. De aanbevelingen gaan uit van het
zogenoemde governancemodel zoals dat door het Ministerie van Financiën (2001) is
ontwikkeld. Zie bijlage B: Wat is governance. Bij governance staan vier cyclische activiteiten
centraal: sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden. Dit model beoogt de goede
afstemming van deze activiteiten inzichtelijk te maken en te bevorderen. Het geeft houvast
om te bepalen wanneer het al dan niet gewenst is iemand vanuit de gemeente te benoemen
als bestuurder of als intern toezichthouder.
De gemeente Leiden is uitvoerder van een omvangrijk en zeer divers takenpakket. De
uitvoering van een groeiend aantal taken vindt plaats via publieke en private verbonden
partijen (organisaties waaraan de gemeente zich bestuurlijk en financieel verbindt) of
particuliere partijen. Het kan gaan om tijdelijke of langdurige samenwerkingsverbanden. Een
dergelijke samenwerking kan worden aangegaan met andere overheden (in het kader van de
WGR), maar ook met private organisaties al dan niet werkend met een winstoogmerk.
1. Het vraagstuk
In deze notitie gaat het alleen om de samenwerking met private organisaties. De
samenwerking in publiekrechtelijke samenwerkingsverbanden valt buiten het kader van deze
notitie. Deze notitie gaat ook niet over de vraag of het wenselijk of noodzakelijk is de
realisatie van gemeentelijke doelstellingen met behulp van een private organisatie te
bevorderen. Als uitgangspunt wordt de situatie genomen waarin er reeds voor gekozen is om
door middel van een private organisatie of in een publiek private partnership (PPS) de
realisatie van de gemeentelijke doelstellingen na te streven.
De vraag is dan of een bestuurlijke rol in de private organisatie gewenst is en zo ja in welke
vorm? Worden door deelname in bestuur van de private partij de doelstellingen van de
gemeente beter bereikt? En wat zijn de randvoorwaarden waaraan dan moet zijn voldaan om
op verantwoorde wijze te kunnen deelnemen? Wat mag er verwacht worden van de wijze
waarop een door de gemeente aangewezen bestuurder of toezichthouder in een private partij
functioneert, in het bijzonder als deze tevens een gemeentelijk bestuurder of ambtenaar is?
2. Soorten privaatrechtelijke rechtspersonen en governancemodel
Welke soorten rechtspersonen betreft het?
Nederland kent een gesloten systeem van rechtspersonen krachtens privaatrecht, namelijk
alleen die organisatievormen waaraan het Burgerlijk Wetboek rechtspersoonlijkheid toekent.
Dat zijn de vereniging, de coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij, de Naamloze
Vennootschap, de Besloten Vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en de Stichting.
Daarnaast kennen we nog 2 soorten rechtspersonen, namelijk rechtspersonen op basis van
publiek recht en kerkgenootschappen. In deze notitie gaat het alleen om privaatrechtelijke
rechtspersonen en dan vooral de Stichting en de BV.
Wanneer een organisatie rechtspersoon is, kan zij zelfstandig deelnemen aan het
vermogensrechtelijke verkeer. Zij kan derhalve in eigen naam en onder eigen
verantwoordelijkheid privaatrechtelijk handelen net zo als een natuurlijk persoon dat kan.
In bijlage A bij deze notitie zijn de verschillende private rechtspersonen nader toegelicht.
Governance
De doelstelling is dat de gemeentelijke doelstellingen zoveel mogelijk worden bereikt. De
vraag is op welke manier dat kan en of het zitting nemen in een bestuur of toezichtsorgaan
daar toe bijdraagt.
Daartoe kan als referentie gebruik worden gemaakt van het voornoemde governance model.
De rode draad van het governance-model is te komen tot afstemming in de hele keten van
sturen-beheersen-verantwoorden-toezicht.
In bijlage B bij deze notitie wordt het gebruikte governance-model uitgelegd. Dit governancemodel kan gebruikt worden om te analyseren of het bereiken van gemeentelijke
doelstellingen gewaarborgd zal worden door vertegenwoordiging. En welke risico’s zijn er aan
deelname verbonden en wegen de voor en nadelen tegen elkaar op?
Dit betekent dat er per geval een dergelijke analyse gemaakt moet worden. In bijlage C bij
deze notitie is een checklist van vragen opgenomen. Met behulp van deze checklist kan deze
analyse worden gemaakt.
Maar daaraan voorafgaand komen eerst vragen:
1. Is er sprake van een publiek belang?
2. Is intensieve gemeentelijke betrokkenheid noodzakelijk of kan worden volstaan
zonder?
3. Kan de gemeente als subsidiegever niet voldoende invloed uitoefenen of zijn er
andere manieren waarop er toch invloed kan worden uitgeoefend?
4. Is een PPS-constructie mogelijk?
3.
Vormen van vertegenwoordiging inzake private organisaties
Bij private partijen zijn verschillende vormen van vertegenwoordiging mogelijk:
1. De gemeente kan deelnemen aan het bestuur van een organisatie doordat een
portefeuillehouder of een ambtenaar zitting heeft in een bestuurlijk orgaan van de
organisatie. Dat kan zijn het bestuur of Raad van Bestuur maar ook als
toezichthouder in een Raad van Toezicht of Commissarissen.
2. De gemeente kan een vertegenwoordiging hebben in stuurgroepen of raden van
advies. Hiermee heeft de gemeente geen bestuurlijke rol in de organisatie, maar is
het een vorm van afstemming of advies.
3. Bij een NV of BV, waarvan de gemeente aandeelhouder is, is er altijd de rol van
aandeelhouder en daarmee deelnemer aan AvA. In bijlage E is een lijst opgenomen
van BV’s en NV’s waarvan de gemeente aandeelhouder is.
4. De gemeente Leiden heeft op grond van de garantiebepalingen de mogelijkheid een
zogenaamde waarnemer te benoemen als de organisatie in problemen zit. De
waarnemer heeft binnen de desbetreffende organisatie ook geen bestuurlijke
bevoegdheden. Hij heeft een signalerende en zo nodig een afstemmende rol.
Ad 1: zitting in een bestuur of toezichtsorgaan
Bij deze vorm van vertegenwoordiging zou vooraf, en ook regelmatig, bijvoorbeeld om de 4
jaar bij het aantreden van een nieuw college, een analyse, inclusief een risicoanalyse moeten
worden opgesteld om rolconflicten en discussie omtrent de functievermenging te voorkomen.
Op basis van deze analyse kan worden bepaald of het voordeel van (beter) behartigen van
het publiek belang (hetgeen met de gemeentelijke vertegenwoordiging wordt beoogd)
opweegt tegen de risico’s die geïnventariseerd zijn. Besluitvorming hierover vindt plaats in het
college (in sommige gevallen afhankelijk van het onderwerp kan daarbij het oordeel van de
raad worden gevraagd door middel van een zogenaamde voorhangprocedure).
Als het gaat om de vertegenwoordiging van de gemeente in een Raad van Toezicht (RvT) of
Raad van Commissarissen (RvC) geldt: bij voorkeur geen bestuurlijke of ambtelijke
vertegenwoordiger. De RvT en RvC zijn zo samengesteld dat de leden onafhankelijk van
elkaar, van het bestuur/directie en van deelbelangen, kunnen functioneren als goede
toezichthouders en adviseurs van het desbetreffende private bestuur. Zij dienen het belang
van de private organisatie voorop te plaatsen.
Inzake de vertegenwoordiging in stichtingen wordt voorgesteld om terughoudend te zijn bij
het benoemen van portefeuillehouders of ambtenaren als bestuurder, zeker in het geval van
een financiële relatie tussen de stichting en de gemeente. In de gevallen dat het wel wordt
voorgesteld, zal er een goede risicoanalyse aan ten grondslag moeten liggen.
Indien de gemeente het vanuit financieel of beleidsinhoudelijk oogpunt belangrijk vindt om
rechtstreeks (niet als opdrachtgever of inkoper) invloed uit te kunnen oefenen op een partij,
dan kan eventueel een wethouder of de burgemeester tot commissaris benoemd worden bij
vennootschappen (of tot bestuurder bij verenigingen of stichtingen). Hoewel deze
commissaris of bestuurder het bedrijfsbelang moet laten prevaleren, kan deze wel ter
verantwoording worden geroepen over de door hem gemaakte afweging tussen het
gemeentebelang en het bedrijfsbelang in het geval van tegenstrijdige belangen.
Het college kan kiezen tussen een interne of externe vertegenwoordiging. De interne
vertegenwoordiging (wethouder of ambtenaar ) is door de functie/positie binnen de gemeente
onlosmakelijk met de gemeente verbonden. Daardoor kunnen de vereisten waaraan een
commissaris volgens de Nederlandse Corporate Governance Code dient te voldoen, namelijk
onafhankelijkheid en het vermijden van elke schijn van belangenverstrengeling, in het geding
komen. De externe vertegenwoordiging daarentegen heeft geen gemeentelijke functie en kan
dus losser van de gemeente en haar belangen worden gezien. Om die reden verdient een
externe vertegenwoordiging de voorkeur boven een interne.
Op 25 april 2013 heeft de Raad de nota verbonden partijen (RV 13.0016) vastgesteld:
‘Samenwerking tussen de gemeente Leiden en privaatrechtelijke partijen vindt alleen plaats
als een bijzonder en benoemd openbaar belang dit rechtvaardigt. Hiervan is sprake als er
onderzocht en gemotiveerd is waarom uitvoering van beleidsvoornemens beter niet in een
publiekrechtelijke rechtsvorm kan plaatsvinden.’
Uit oogpunt van functiescheiding wordt gemeentelijke vertegenwoordiging door raadsleden
afgeraden. In een dergelijke functie zouden zij immers snel betrokken raken bij de uitvoering
van het beleid, terwijl zij in het duale stelsel juist een controlerende rol moeten vervullen. Op
dit moment zijn er ook geen leden van de Leidse raad die een dergelijke rol vervullen bij
privaatrechtelijke organisaties.
Het beleidskader verbonden partijen zegt hierover:
‘Raadsleden vervullen geen gemeentelijke vertegenwoordiging in privaatrechtelijke functies,
tenzij hiermee een publiek belang gediend wordt en de raad hierover gehoord is. In gevallen
waarin raadsleden op persoonlijk initiatief bestuursfuncties aanvaarden van partijen waarin de
gemeente een financieel belang heeft dan worden deze partijen als verbonden partij
aangemerkt en zal een passend toezichtregime worden ingesteld.’
Het is van belang om de wenselijkheid van iedere benoeming in een bestuur of Raad van
Toezicht of Commissarissen door middel van een analyse (inclusief risicoanalyse) regelmatig
tegen het licht te houden (de vraag: willen we een dergelijk benoemingsrecht nog wel
uitoefenen?). Een frequentie van eens in de 4 jaar is daarbij een goede. Jaarlijks is een te
hoge frequentie. De vierjaars-frequentie koppelen aan de nieuwe Collegeperiode heeft als
voordeel dat dan toch eventuele benoemingen opnieuw moeten worden vastgesteld. Bij een
nieuwe bestuursfunctie moet een dergelijke analyse in ieder geval gebeuren.
Beslispunt 1: De wenselijkheid van een benoeming in een bestuur of Raad van Toezicht of
Commissarissen wordt iedere vier jaar bij de aanvang van een nieuwe collegeperiode
opnieuw doro B&W vastgesteld aan de hand van een (risico)analyse.
Beslispunt 2: Het belangrijkste criterium moet bij een dergelijke analyse als bedoeld in
beslispunt 1 zijn of de voordelen van bestuurlijke deelname, namelijk dat de gemeentelijke
doelstellingen veel beter kunnen worden bereikt, opweegt tegen de risico’s van deelname . In
het algemeen verdient een externe vertegenwoordiger de voorkeur.
Beslispunt 3: B&W weegt bij iedere benoeming af en motiveert of een interne benoeming
gewenst is of dat een externe vertegenwoordiging de voorkeur verdient.
In sommige gevallen zal aan de bestuurs- of toezichtfunctie een vergoeding zijn verbonden.
Omdat vervulling van een dergelijke functie deel uitmaakt van de gemeentelijke taken worden
deze vergoedingen in de gemeentekas gestort.
Beslispunt 4: Indien een bestuurder of ambtenaar die is benoemd tot bestuurder of
toezichthouder bij een private instelling een vergoeding krijgt, dan wordt deze vergoeding in
de gemeentekas gestort.
Ad 2: Stuurgroep of Raad van Advies
Deelname in een raad van advies of stuurgroep door een portefeuillehouder zal over het
algemeen niet leiden tot bestuurlijke verantwoordelijkheid. Het is wel wenselijk per geval een
beknopte analyse van de wenselijkheid en de risico’s te maken, maar deze kan beknopt zijn,
omdat er geen bestuurlijke verantwoordelijkheid is. Wel moet er sprake zijn van een publiek
belang.
Beslispunt 5: Besluitvorming over deelname van portefeuillehouders aan raden van advies
of stuurgroepen is een B&W besluit op basis van een beknopte analyse van de wenselijkheid
en risico’s.
Ad 3: Aandeelhouder
Als de gemeente aandelen van een BV of NV bezit, is hij (deels) eigenaar en dus
aandeelhouder. En iemand zal die rol moeten invullen. Het is wenselijk deze rol in principe
door een portefeuillehouder te laten invullen, tenzij in bepaalde situaties het gewenst is cq.
meer voor de hand ligt een ambtenaar te benoemen.
De interne benoeming in de rol van aandeelhouder dient een B&W besluit te zijn. Daarnaast
is het gewenst dat een aandeelhouder kort eens per jaar schriftelijk verslag uitbrengt aan
B&W.
Het door de raad vastgestelde beleidskader Verbonden Partijen (2013) stelt:
‘Om belangenvermenging te voorkomen zijn de rollen opdrachtgever en eigenaar
gescheiden. Wanneer de rollen opdrachtgever en eigenaar namens de gemeente Leiden
door eenzelfde vertegenwoordiger worden vervuld dient voor aanvang een risicoanalyse te
zijn opgesteld met daarin de overwegingen die daarbij een rol hebben gespeeld. Deze
risicoanalyse bevat een inventarisatie van de risico’s en maatregelen om de kans dat de
risico’s zich zullen voordoen te verkleinen.’
Beslispunt 6: Bij de start van het College wordt bij de verdeling van aandeelhouderschappen
het beleidskader Verbonden partijen als uitgangspunt genomen, dat wil zeggen in principe
wordt de rol van opdrachtgever en eigenaar bij verschillende portefeuillehouders gelegd.
Beslispunt 7: Degene die de rol van aandeelhouder vervult brengt eens per jaar kort
schriftelijk verslag uit aan B&W.
Ad 4: Waarneming
Dit is een specifieke situatie op grond van de garantiebepalingen. Hier is geen sprake van
een bestuurlijke verantwoordelijkheid, maar eerder van een op een indringender wijze
invullen van de gemeentelijke toezichtstaak in het kader van garanties. De inzet van deze rol
is voor de gemeente risicobeperkend. Ook hier zal altijd aan analyse ten grondslag moeten
liggen, voordat tot instelling in een bepaalde wordt overgegaan. De benoeming in deze rol is
altijd voor een bepaalde en beperkte periode en is een B&W besluit. De benoemde
waarnemer zal eens per jaar aan B&W een rapportage uitbrengen.
4. Transparantie
Een belangrijk punt in het kader van Governance is transparantie of openheid.
De Nederlandse code voor goed openbaar bestuur van het Ministerie van BZK heeft als
eerste gedragregel: Openheid en integriteit ‘Het bestuur is open en integer en maakt duidelijk
wat het daaronder verstaat. Het bestuur geeft in zijn gedrag het goede voorbeeld, zowel
binnen de organisatie als daarbuiten.’
Een onderdeel van deze openheid of transparantie is dat bekend is wie de bestuurders en
toezichthouders van een organisatie zijn. En als die door anderen worden benoemd, zoals
door B&W van de gemeente Leiden, dan moet dat ook zichtbaar zijn. Of anders gezegd: het
wenselijk dat bekend is welke personen door B&W zijn benoemd in besturen en
toezichtorganen van private organisaties.
Beslispunt 8: Naast wat over verbonden partijen al in de begroting van de gemeente wordt
vermeld, wordt in de begroting van de gemeente Leiden vanaf 2015 ook een overzicht
opgenomen van benoemingen door B&W in bestuursfuncties van private instellingen.
Bij een aantal instellingen is op hun website niet zichtbaar wie bestuurslid, lid van de Raad
van Toezicht of Commissarissen is. Dat voldoet niet aan het hiervoor genoemde uitgangspunt
van transparantie.
Beslispunt 9: Bij organisaties waar de gemeente benoemingsrecht heeft dan wel
aandeelhouder van is, wordt altijd voorgeschreven dat de desbetreffende organisatie zijn
bestuursleden en eventuele toezichtfunctionarissen transparant op de website van de
desbetreffende organisatie publiceert.
5. Rechtspositionele aspecten
Nevenwerkzaamheden
Ambtenaren moeten nevenwerkzaamheden melden indien er het risico van strijdige belangen
is. Dit zou kunnen wanneer een ambtenaar persoonlijk een nevenfunctie heeft aanvaard,
maar het ontstaat ook wanneer een ambtenaar door de gemeente is benoemd als bestuurder,
commissaris of lid van een Raad van Toezicht van een BV/NV of een Stichting (conform
artikel 15 lid 1e van de CAR/UWO).
Het is wenselijk dat er een databank wordt ingesteld van nevenfuncties van ambtenaren waar
mogelijk strijdige belangen kunnen spelen conform artikel 15:1:e:2 van de CAR/UWO. Op dit
moment worden wel de nevenfuncties in de personeelsdossiers opgeslagen, maar er is geen
centrale databank.
Het is belangrijk dat het onderwerp regelmatig wordt besproken tussen leidinggevende en
medewerker: is het overzicht nog actueel en zijn er eventueel strijdigheden? De jaarlijkse
gesprekscyclus ‘Het goede gesprek’ is daar een geschikt moment voor.
Beslispunt 10: Er wordt een databank ingesteld nevenfuncties van ambtenaren waar
mogelijk strijdige belangen kunnen spelen conform artikel 15:1:e:2 van de CAR/UWO.
Beslispunt 11: In het vervolg zal in de jaarlijkse gesprekcyclus nevenwerkzaamheden één
van de onderwerpen zijn.
Databank
Van in ieder geval de bestuurders, gemeentesecretaris en directeuren (zowel
concerndirecteuren als directeuren van instellingen) moet deze databank openbaar worden
gemaakt op grond van artikel 15:1:e:4 CAR/UWO Op dit moment worden wel de
nevenfuncties van de bestuurders en de gemeentesecretaris openbaar gemaakt op de
website van de gemeente. Die openbaarmaking moet derhalve worden uitgebreid voor de
directeuren. En de vermeldingen moeten regelmatig worden gecontroleerd op actualiteit.
Beslispunt 12: Nevenfuncties van de directeuren worden op de website van de gemeente
gepubliceerd.
Financieel belang
Een ander punt is de melding van een eventueel financieel belang.
Het is de ambtenaar verboden financiële belangen te hebben, effecten te bezitten en
transacties in effecten te verrichten waardoor de goede vervulling van zijn functie of de goede
functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn
functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.
Artikel 15:1:f van de CAR/UWO zegt hierover het volgende:
1. Het college wijst ambtenaren aan die zijn aangesteld in een functie waaraan in het
bijzonder het risico van financiële belangenverstrengeling of het risico van oneigenlijk
gebruik van koersgevoelige informatie verbonden is.
2. De ambtenaar bedoeld in het eerste lid meldt aan het college, op een door dit orgaan
te bepalen wijze, zijn financiële belangen respectievelijk bezit van en transacties in
effecten, die de belangen van de dienst, voor zover deze in verband staan met de
functievervulling, kunnen raken.
3. Er wordt een registratie gevoerd van de meldingen bedoeld in het tweede lid.
Omtrent dit verbod kunnen nadere regels worden gesteld. Voorgesteld wordt dit onderwerp,
in samenwerking met SP71, nader uit te werken en in juni/begin juli 2014 met een voorstel
hierover te komen.
Beslispunt 13: De gemeentesecretaris laat een voorstel voorbereiden over de wijze van
invulling van het verbod op financiële belangen van ambtenaren die de dienst kunnen
schaden.
Bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering
Het is overigens wenselijk dat een organisatie voor haar Bestuur, Raad van Toezicht of
Commissarissen een verzekering tegen bestuurdersaansprakelijkheid heeft. Iemand die
namens de gemeente wordt benoemd zal daar ook altijd naar moeten vragen. De gemeente
heeft overigens een aansprakelijkheidsverzekering voor haar bestuurders.
Bijlage A: Vormen van private partijen
Naamloze Vennootschap (NV)
De NV is een open samenwerkingsverband, een rechtspersoon, zelfstandig drager van
rechten en plichten, die onder eigen naam deelneemt aan het rechtsverkeer. De aandelen
worden uitgegeven aan toonder of op naam en zijn vrij verhandelbaar, tenzij in de statuten is
geregeld dat de overdraagbaarheid van de aandelen op naam is beperkt.
De oprichting van een NV geschiedt bij notariële akte. De NV kent een bestuur en een
algemene vergadering van aandeelhouders. Bij de statuten kan worden bepaald dat er een
raad van commissarissen zal zijn.
Aandeelhouders en bestuurders zijn niet aansprakelijk met hun privé-vermogen voor
schulden van de rechtspersoon. De bestuurders zijn verplicht de NV in te schrijven in het
handelsregister, gehouden door de Kamer van Koophandel. Bestuurders zijn in de volgende
gevallen naast de vennootschap ook zelf hoofdelijk aansprakelijk:
 indien de opgave ter eerste inschrijving in het handelsregister nog niet is geschied;
 indien het gestorte deel van het kapitaal niet ten minste bij de oprichting het
voorgeschreven minimumkapitaal bedraagt;
 indien het bij de oprichting geplaatste kapitaal niet ten minste 1/4 deel van het
nominale bedrag is gestort.
De NV is een rechtspersoon, zelfstandig drager van rechten en plichten, die onder eigen
naam deelneemt aan het rechtsverkeer. De aandelen worden uitgegeven aan toonder of op
naam en zijn vrij verhandelbaar, tenzij in de statuten is geregeld dat de overdraagbaarheid
van de aandelen op naam is beperkt.
Besloten Vennootschap (BV)
Een BV wordt aangegaan met het oog op de persoonlijke eigenschappen en kwaliteiten van
de aandeelhouders. De oprichting van een BV geschiedt bij notariële akte. De BV kent een
bestuur en een algemene vergadering van aandeelhouders. Bij de statuten kan worden
bepaald dat er een raad van commissarissen zal zijn. Aandeelhouders en bestuurders zijn
niet aansprakelijk met hun privévermogen voor schulden van de rechtspersoon. De
bestuurders zijn verplicht de BV in te schrijven in het handelsregister, gehouden door de
Kamer van Koophandel.
Bestuurders zijn in de volgende gevallen naast de vennootschap ook hoofdelijk aansprakelijk:
 indien de opgave ter eerste inschrijving in het handelsregister nog niet is geschied;
 indien het gestorte deel van het kapitaal niet ten minste bij de oprichting het
voorgeschreven minimumkapitaal bedraagt;
 indien het bij de oprichting geplaatste kapitaal niet ten minste 1/4 deel van het
nominale bedrag is gestort.
De BV is een rechtspersoon, zelfstandig drager van rechten en plichten, die onder eigen
naam deelneemt aan het rechtsverkeer. De aandelen worden uitgegeven op naam en zijn
niet vrij verhandelbaar.
De structuurvennootschap
Indien een NV of BV onder het structuurregime valt dan zijn de bevoegdheden van de
organen van de vennootschap anders verdeeld. Een aantal bevoegdheden dat door de wet
wordt toegekend aan de algemene vergadering van aandeelhouders, wordt bij een
structuurvennootschap gelegd bij de raad van commissarissen (een verplicht orgaan dat uit
minimaal drie natuurlijke personen bestaat). Dit betekent dat de invloed van de
aandeelhouders op het bestuur van structuurvennootschappen beperkt wordt.
De bevoegdheden die in een structuurvennootschap bij de RvC liggen:
 De raad van commissarissen benoemt zijn eigen leden (stelsel van coöptatie);
 De raad van commissarissen benoemt, schorst en ontslaat bestuurders;
 De raad van commissarissen stelt de jaarrekening vast;
 De raad van commissarissen keurt bepaalde bestuursbesluiten goed.
NV's en BV’s kunnen structuurvennootschappen worden als gedurende drie jaar aan de
volgende voorwaarden is voldaan:



Het geplaatste kapitaal tezamen met de reserves volgens de balans met toelichting
bedraagt minimaal EUR 12 mln.;
Er is een ondernemingsraad ingesteld;
Er zijn minimaal 100 werknemers in dienst.
NV en BV
Raad van Commissarissen: bij de vervulling van zijn taak richt de commissaris zich naar het
belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming.” (Burgerlijk wetboek ,
boek 2 art 140 lid 2 en Nederlandse Corporate Governance Code). Hij dient zich dan ook te
richten naar het belang van de onderneming en kan dus niet het openbaar belang (via de
vennootschap) behartigen. Hij is geen vertegenwoordiger van de aandeelhouders, ook al
wordt hij benoemd door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA).
Het college kan kiezen tussen een interne of externe vertegenwoordiging. De interne
vertegenwoordiging (wethouder of ambtenaar ) is door de functie/positie binnen de gemeente
onlosmakelijk met de gemeente verbonden. Daardoor kunnen de vereisten waaraan een
commissaris volgens de Nederlandse Corporate Governance Code dient te voldoen, namelijk
onafhankelijkheid en het vermijden van elke schijn van belangenverstrengeling, in het geding
komen. De externe vertegenwoordiging daarentegen heeft geen gemeentelijke functie en kan
dus losser van de gemeente en haar belangen worden gezien. Om die reden verdient in zijn
algemeenheid een externe vertegenwoordiging de voorkeur boven een interne.
Raad van Bestuur/ Directie/Dagelijks bestuur: naast de AVA en de Raad van
Commissarissen, heeft een kapitaalvennootschap ook een directie/ bestuur. Volgens het
vennootschapsrecht heeft het bestuur, onder voorbehoud van statutaire beperkingen, in
beginsel een eigen terrein waarop de andere organen van het kapitaalvennootschap en - met
name -de AVA niet mogen treden. Ook de gemeentelijke vertegenwoordiger in de AVA niet.
De bestuurder moet wettelijk de belangen van de vennootschap laten prevaleren boven elk
ander belang, terwijl het collegelid de belangen van de gemeente moet behartigen. Zodra de
belangen van de gemeente en vennootschap niet parallel lopen, komt de wethouder in een
lastig parket (dubbele-pettenprobleem). Om dit probleem te voorkomen wordt voorgesteld om
geen collegeleden plaats te laten nemen in het bestuur van een NV/BV. Benoeming van
ambtenaren in een dergelijke rol kan alleen in specifieke situaties plaatsvinden.
Raad van Commissarissen: Bij de vervulling van zijn taak richt de commissaris zich naar het
belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming.” (Burgerlijk wetboek ,
boek 2 art 140 lid 2 en Nederlandse Corporate Governance Code). Hij dient zich dan ook te
richten naar het belang van de onderneming en kan dus niet het openbaar belang (via de
vennootschap) behartigen. Hij is geen vertegenwoordiger van de aandeelhouders, ook al
wordt hij benoemd door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA).
Commanditaire Vennootschap (CV)
Een CV is een samenwerkingsverband waarop de regels van het BW en van het Wetboek
van Koophandel van toepassing zijn. De CV bestaat uit twee soorten vennoten:
commanditaire vennoten (ook wel 'stille' vennoten) en beherende vennoten. Commanditaire
vennoten mogen geen beheersdaden of vertegenwoordigingshandelingen verrichten. Indien
een commanditaire vennoot beheersdaden verricht, is hij medeaansprakelijk. Zijn
aansprakelijkheid is beperkt tot het bedrag van de inbreng. Beherende vennoten zijn
hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de CV. De CV is een maatschapsvorm, waarbij
alle vennoten een inbrengplicht hebben. Een CV bezit geen rechtspersoonlijkheid en kan
derhalve niet zelfstandig rechten en plichten dragen. De CV is beperkt geregeld in de wet,
waardoor veel aandacht besteed moet worden aan het CV contract. Vanwege het karakter
van de CV zal deze rechtsvorm veelal in PPS-constructies in combinatie met BV’s of NV’s
gebruikt worden.
De gemeente Leiden heeft samen met Portaal een dergelijke PPS in de vorm van de BV/CV
Nieuw Leyden.
Vereniging
Een vereniging is een rechtspersoon met leden die is gericht op een bepaald doel. Een
vereniging wordt bij meerzijdige rechtshandeling opgericht en wordt per notariële akte
opgericht. Informele verenigingen (een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid) kunnen
zonder notariële akte tot stand worden gebracht. De bestuurders van vereniging waarvan de
statuten zijn opgenomen in een notariële akte zijn verplicht de vereniging te doen inschrijven
in een openbaar register, gehouden door de Kamer van Koophandel binnen het gebied welke
de vereniging haar vestigingsplaats heeft. Wanneer dit niet heeft plaatsgevonden, is iedere
bestuurder voor een rechtshandeling, waardoor hij de vereniging verbindt, naast de
vereniging hoofdelijk aansprakelijk. Bestuurders van een vereniging waarvan de statuten niet
zijn opgenomen in een notariële akte zijn hoofdelijk aansprakelijk naast de vereniging voor
schulden uit een rechtshandeling die tijdens hun bestuur opeisbaar worden. De vereniging is
een duale rechtspersoon met een bestuur en een algemene ledenvergadering.
Stichting
Een stichting is een door een rechtshandeling in het leven geroepen rechtspersoon die geen
leden kent en beoogt met behulp van een daartoe bestemd vermogen een in de statuten
vermeld doel te verwezenlijken. Een stichting kent een ideëel doel en kan geen uitkeringen
verrichten aan de bestuursleden; enkel het ideëel of sociaal doel, zoals beschreven in de
doelstelling van de stichting, komt voor uitkering in aanmerking.
Een stichting heeft geen leden, maar altijd een bestuur. Het kan zijn dat er alleen een bestuur
is, maar vaak komt ook voor dat de Stichting naast het bestuur ook een Raad van Toezicht of
een Raad van advies heeft.
Het bestuur is conform artikel 2:291 BW lid 1 behoudens beperkingen volgens de statuten
belast met het besturen van de Stichting. De statuten kunnen bepalen dat voor bepaalde
besluiten eerst toestemming moet worden gevraagd. Bij kerkelijke of aan kerken gelieerde
stichtingen was het bijvoorbeeld vaak het geval dat voor bepaalde situaties aan een
kerkgenootschap toestemming moest worden gevraagd.
Dit hangt er dus helemaal van af hoe het in de Statuten is geformuleerd. De formulering van
artikel 2:291 BW houdt overigens tevens in dat statuten de bestuursbevoegdheid niet aan
anderen dan het Bestuur kunnen opdragen.
Slechts indien dit uit de statuten voortvloeit, is het bestuur bevoegd te besluiten tot het
aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van
registergoederen, en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg
of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot
zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. De statuten kunnen deze
bevoegdheid aan beperkingen en voorwaarden binden. De uitsluiting, beperkingen en
voorwaarden gelden mede voor de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de stichting ter
zake van deze handelingen, tenzij de statuten anders bepalen.
De bestuurders zijn verplicht de stichting te doen inschrijven in een openbaar register,
gehouden door de Kamer van Koophandel binnen het gebied welke de stichting haar
woonplaats heeft. Wanneer dit niet heeft plaatsgevonden, is iedere bestuurder voor een
rechtshandeling, waardoor hij de stichting verbindt, naast de stichting hoofdelijk aansprakelijk.
Maakt een bestuurder misbruik van zijn bevoegdheid of gaat hij zijn bevoegdheid te buiten
dan kan de bestuurder onder omstandigheden ook persoonlijk aansprakelijk zijn. Een
stichting heeft een bestuur, maar kent geen controlerende mechanisme in de vorm van
vergadering van aandeelhouders of leden (zoals een vereniging). Wel kan een Raad van
Toezicht worden ingesteld.
De stichting bezit rechtspersoonlijkheid.
Een volgend vraagstuk is dan of anderen, zoals bij de Stichting betrokken derden, bindende
instructies aan het Bestuur kunnen geven. Dit wordt over het algemeen negatief beantwoord,
vanwege de zogenaamde bestuursautonomie (statuten mogen de het bestuur niet van de
bestuursbevoegdheid ontnemen). Beperkingen in de autonomie zijn toegestaan.
De autonomie hangt ook samen met de norm dat het bestuur zich heeft te richten naar het
belang van de stichting. Een belangrijk punt daarbij is dat bij een Stichting het accent ligt op
de verwezenlijking van het doel van de stichting.
Kan een gemeente dan geen enkele invloed uitoefenen op een Stichting? De gemeente kan,
als dat in de statuten zo is geregeld, een instemmingsbevoegdheid hebben met bepaalde
besluiten van het bestuur van een Stichting. Maar dat is een passieve bevoegdheid.
Daarnaast kan de gemeente, als dat, conform artikel 2:286 lid 4c BW in de statuten van de
stichting is bepaald , soms bestuursleden benoemen. Zeker wanneer dit de meerderheid van
het bestuur betreft, kan de gemeente hiermee invloed uitoefenen. Mocht een stichting naast
een uitvoerend bestuur een Raad van Toezicht kennen, dan is sprake van gemeentelijke
invloed als de gemeente een meerderheid van de leden van een Raad van Toezicht van een
Stichting mag benoemen (ook mits dit in de Statuten zo is geregeld). Dit is overigens een
variant die op dit moment bij de gemeente Leiden niet voor komt.
Artikel 2:9 BW eerste lid bepaalt dat elke bestuurder is gehouden tot een behoorlijke
vervulling van de hem opgedragen taak, lees het besturen van de stichting. Deze norm en de
daaraan gekoppelde aansprakelijkheid van bestuurders (bij onbehoorlijke taakvervulling)
onderstrepen de eigen verantwoordelijkheid van het bestuur voor een behoorlijke
taakvervulling. Men spreekt wel van de ‘verplichting van het bestuur zijn taak in autonomie en
met eigen verantwoordelijkheid behoorlijk te vervullen’.
Elke bestuurder is tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van
de hem opgedragen taak. Indien het een aangelegenheid betreft die tot de werkkring van
twee of meer bestuurders behoort, is ieder van hen voor het geheel aansprakelijk ter zake
van een tekortkoming, tenzij deze niet aan hem is te wijten en hij niet nalatig is geweest in het
treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden.
Bijlage B: Wat is Governance
Het doel van governance is het scheppen van waarborgen voor de realisatie van
doelstellingen. Bij de gemeente zijn dit de door de raad vastgestelde beleidsdoelen. Of de
uitvoering van deze taken nu wel of niet binnen de eigen organisatie of op afstand gebeurt,
het college blijft altijd verantwoordelijk en aanspreekbaar voor de realisatie van deze
doelstellingen. Als de uitvoering van een publieke taak op afstand wordt gezet is het
onvermijdelijk dat (volledige) directe invloed/sturing door de gemeente niet langer aan de
orde is. Indien directe invloed/sturing op de verzelfstandigde activiteit blijft bestaan, is het
risico groot dat er een inefficiënte en ineffectieve werkwijze ontstaat. Om die
verantwoordelijkheid toch te kunnen dragen wordt het governance model gebruikt voor de
aansturing van de uitvoeringsorganisatie/verbonden partijen.
Een veel gehanteerde omschrijving, die ook in deze beleidsnota gehanteerd wordt, is:
“Governance is het waarborgen van de onderlinge samenhang van de wijze van sturen,
beheersen en toezicht houden van de organisatie, gericht op een efficiënte en effectieve
realisatie van de doelstellingen, alsmede het daarover op een open wijze communiceren en
verantwoording afleggen ten behoeve van belanghebbenden” ( Ministerie van Financiën
2001).
Government governance is gericht op de publieke sector en gebaseerd op het begrip
corporate governance. Het begrip corporate governance is ontstaan in het midden van de
jaren tachtig en heeft in diverse landen een ontwikkeling ondergaan. In Nederland is
corporate governance sinds midden jaren negentig bekend geworden door de aanbevelingen
van de Commissie Peters. Die 7 aanbevelingen zijn vooral gericht op de rol die de Raad van
Commissarissen vervult bij het toezicht op de raad van bestuur van een onderneming. De
toegenomen aandacht voor corporate governance vloeit voort uit de veranderingen in
maatschappelijke verwachtingen over de organisatie, het ontstaan van complexe financiële
instrumenten met de daarbij behorende risico‟s (financiële markt), fraudes, faillissementen
etc.
Corporate governance is een stelsel van omgangsvormen voor de bij de vennootschap en
haar onderneming direct betrokkenen en belanghebbenden, met name bestuurders,
commissarissen en kapitaalverschaffers; het houdt een aantal regels in voor goed bestuur en
adequaat toezicht.
De kern is dat belanghebbenden binnen en buiten de organisatie gebaat zijn bij een goede
(interne) beheersing en een goede verantwoording daarover.
Bij governance staan vier cyclische activiteiten centraal: sturen, beheersen, verantwoorden
en toezicht houden. Het nieuwe aan governance is echter niet deze individuele elementen,
maar het in onderlinge samenhang bekijken van deze elementen
Sturen:
Is het proces waarbij door de gemeente richting wordt gegeven aan het realiseren van de
vastgestelde beleidsdoelstellingen.
Beheersen:
Betreft het stelsel van maatregelen, procedures en processen waardoor de gemeente zorg
draagt voor het blijvend nastreven en realiseren van de vastgestelde beleidsdoelen.
Verantwoorden:
Over alle opgedragen taken en gedelegeerde bevoegdheden moet verantwoording worden
afgelegd. Bij verantwoording gaat het om inzicht in rechtmatigheid, doelmatigheid en
doeltreffendheid.
Verantwoording afleggen is een wederkerig proces, je moet het niet alleen doen voor de
opdrachtgever, maar ook voor jezelf. Je kunt geen verantwoordelijkheid dragen voor de
publieke middelen als je niet regelmatig verantwoording aflegt.
Toezicht houden:
Is de controlerende activiteit die uitgevoerd wordt om de resultaten van het beleid te kunnen
beoordelen.
Deze vier elementen dienen onderling met elkaar in balans te zijn. Zie onderstaande
afbeelding:
Vanuit de interne organisatie kan men invloed uitoefenen op Governance, door middel van
sturen en beheersen. Hiervoor kunnen bijvoorbeeld de 'tools' prestatiemanagement, planning
en controlcyclus én risicomanagement worden ingezet.
De externe belanghebbende (bijvoorbeeld de gemeente) kan invloed uitoefenen op
Governance door middel van het uitoefenen van toezicht, of juist door het aan zich laten
verantwoorden.
Indien de governance benadering wordt toegepast op de dualistische rolverdeling tussen raad
en college betekent dat het college verantwoordelijk is voor het bereiken van de
beleidsdoelstellingen die de raad heeft vastgesteld. Het college legt over het bereiken van de
beleidsdoelstellingen verantwoording af aan de raad. De raad oefent controle uit op de
daadwerkelijk realisering van de beleidsdoelstellingen. Dit kan als volgt worden weergegeven:
Governance bij verbonden partijen of private partijen met wel bestuurlijke deelname
Voordat we nader ingaan op de governance van de verbonden partijen, staan we eerst stil bij
de definitie van een verbonden partij.
Het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) geeft als definitie: ‘Een verbonden partij is
een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en
een financieel belang heeft.’
Bestuurlijk belang is zeggenschap, hetzij uit hoofde van vertegenwoordiging in het bestuur
hetzij uit hoofde van stemrecht.
Van een financieel belang is sprake als de gemeente geen verhaal heeft als de partij failliet
gaat, of als de gemeente aansprakelijk wordt gesteld als de partij haar verplichtingen niet
nakomt. Bij leningen en garantstellingen is dus geen sprake van een verbonden partij; de
gemeente houdt juridisch verhaal als de partij failliet gaat. Ook bij exploitatiesubsidie is er
geen sprake van een verbonden partij: het gaat om overdrachten (subsidies).
Om drie redenen zijn verbonden partijen van belang voor de gemeente:
1. Zij realiseren (publieke) doelen van de gemeente;
2. Zij kunnen financiële risico‟s met zich meebrengen voor de gemeente;
3. Zij kunnen bestuurlijk-organisatorische risico’s met zich meebrengen die te maken hebben
met:
a. de dubbele rol van de gemeente bij de partij; 1. bestuurder/eigenaar 2.
klant/opdrachtgever
b. het risico van afstand; de gemeente heeft minder informatie en minder mogelijkheden
om bij
te sturen.
Bij private partijen, waar geen financiële risico’s voor de gemeente zijn, geldt punt 2 niet,
maar 1 en 3 wel. Zij zijn dan ook geen verbonden partij.
Sturen
Bij de aansturing van een partij kan het college zowel een eigenaarsrol als een
opdrachtgeversrol hebben.
In de eigenaarsrol beslist het college over de oprichting, de missie, de taken, bevoegdheden
en verantwoordelijkheden van de verbonden partij (beheersmatige aansturing). In de rol van
opdrachtgever streeft het college naar een zo goed mogelijk product tegen een zo laag
mogelijke prijs (beleidsmatige aansturing, realisering van gemeentelijke doelstellingen).
De kracht van sturing ligt in het op tijd vooraf maken en vastleggen van de afspraken. Als
heldere voorwaarden of (contact)afspraken niet vooraf worden gemaakt en vastgelegd, kan
de gemeente gedurende het begrotingsjaar slechts beperkt bijsturen. De informatie die
aangeleverd moet worden en waarop gestuurd wordt, moet vooraf vaststaan.
Daarbij zijn de volgende aspecten van belang bij het opstellen van voorwaarden en/of
contracten:
 aanwezigheid van duidelijke beleidskaders, meerjarenplannen (wat wil de
gemeente?);
 werken met transparante meerjarenbegrotingen (wat biedt de betrokken partij?);
 werken met heldere output-afspraken en expliciete en waar mogelijk gekwantificeerde
meerjarendoelstellingen (wat krijgt de gemeente?);
 het verwerken van voorwaarden en richtlijnen (wat is de afspraak?).
Voor de aansturing van de bestaande partijen wordt met name gebruik gemaakt van de
begroting of het jaarplan. Deze documenten geven niet altijd voldoende sturingsinformatie; de
stukken bevatten immers niet alle informatie over de taakuitvoering die voor de gemeente
relevant is. Daarnaast zijn contracten van belang. In de contracten dient dus de aandacht te
worden gevestigd op het te realiseren resultaat; de output. Tevens moeten in de contracten
goede afspraken worden gemaakt over de inhoud van de rapportage (wat, aan wie en
frequentie?).
Indien vooraf geen duidelijke afspraken worden gemaakt dan bestaat het risico dat er
onvoldoende of op details wordt gestuurd en niet de juiste informatie wordt opgevraagd en
verkregen. Door elkaar te houden aan de afgesproken informatiestromen wordt de efficiency
van de sturing geborgd.
Beheersen
Beheersen bestaat uit een stelsel van maatregelen en procedures waarmee het college de
zekerheid heeft dat de partij de gemeentelijke doelstellingen realiseert.
De informatie wordt in principe verkregen via een vooraf afgesproken rapportagemodel en
overlegstructuur. Er moet op worden toegezien dat deze afspraken worden nagekomen.
Binnen de gemeente vindt door de betrokken beleidsambtenaar beoordeling van deze
documenten plaats en advisering.
Om als gemeente afstand te kunnen houden en toch voldoende inzicht te hebben in de
realisatie van de doelstellingen, moeten de rapportages de juiste mix zijn van adequate
inhoudelijke en financiële informatie (bijvoorbeeld kengetallen).
Verantwoorden
De betrokken partij moet aan haar stakeholders (waaronder het college) verantwoording
afleggen of ze haar taken binnen de gestelde kaders en tegen de afgesproken prijs uitvoert.
De gemeente maakt met de partij afspraken over de wijze van verantwoording.
De verantwoording bestaat uit twee aspecten:
1. De rechtmatigheid van de bestedingen; de rechtmatigheid kan worden getoetst op
basis van het jaarverslag, inclusief goedkeurende accountantsverklaring.
2. De effectiviteit en efficiency. Instrumenten voor verantwoording rond effectiviteit en
efficiency zijn:
- het periodiek volgen van benchmarken;
- een periodieke externe audit van de kwaliteit van diensten, organisatie en
kostenniveau;
- certificering van werkprocessen (wordt de kwaliteit duurzaam geleverd?).
Toezicht
Het college moet toezicht houden of de partij de gemaakte afspraken nakomt. Aangezien er
verschillende soorten verbonden en niet verbonden partijen zijn en de mate waarin het
college verantwoordelijk is voor de uitvoering van een publieke taak door een private partij
geheel verschillend is, zal toezicht op maat moet worden vormgegeven. De wijze van toezicht
is dus afhankelijk van de juridische vormgeving van de betrokken partij. Daarnaast is de
omvang van publieke alsmede het financiële belang relevant voor de wijze van toezicht.
Bij de invulling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de toezichthouder is
het goed om, waar mogelijk, in de statuten of aandeelhoudersovereenkomst mogelijkheden in
te bouwen voor het treffen van aanvullende afspraken.
BIJLAGE C Checklist Governance vragen
Sturen
Zijn er om te kunnen sturen de volgende afspraken vastgelegd?

Zijn afspraken met en taken van de verbonden partij formeel vastgelegd in een
contract?

Zijn er afspraken gemaakt en vastgelegd over de bijdrage van de verbonden
partij aan de realisatie van de beleidsdoelstellingen? Is het leveren van een bijdrage
aan doelen van deelnemende gemeenten als doel van de verbonden partij in haar
statuten vastgelegd?

Zijn er afspraken gemaakt en vastgelegd over de beoogde effecten van de
producten of dienstverlening?

Staan er afspraken in het contract over te leveren prestaties en financiering van
de activiteiten?

Zijn er afspraken gemaakt en vastgelegd rond risico’s, risicoverdeling en de wijze
waarop deze worden beheerst?

Zijn er afspraken gemaakt en vastgelegd over beïnvloedingsmogelijkheden?

Zijn er afspraken gemaakt en vastgelegd over eventuele tussentijdse evaluaties?

Zijn er afspraken gemaakt en vastgelegd over de informatievoorziening, zowel
kwantitatief als kwalitatief en frequentie?

Zijn er afspraken gemaakt en vastgelegd over beëindiging van deelneming aan
de verbonden partij?

Zijn er afspraken gemaakt en vastgelegd over frequentie en aard van de
overlegstructuur?

Worden er eisen gesteld aan certificeren bedrijfsvoering?

Zijn er afspraken over:
. wanneer en hoe vaak de informatie moet worden geleverd?
. aan wie de informatie moet worden geleverd?
. welke informatie moet worden geleverd met betrekking tot de realisatie, met andere
woorden: de inhoud van de rapportages?
. evaluatie op basis van de geleverde informatie?

Zijn er naast financiële afspraken ook meetbare kwalitatieve afspraken gemaakt
over te leveren prestaties?
Heeft de gemeente in het kader van zijn coördinatierol de mogelijkheid en bevoegdheid:

tot het geven van directe aanwijzingen bij de uitvoering?

tot het opstellen van richtlijnen voor de uitvoering van activiteiten waarvoor
subsidie wordt verstrekt?

tot het geven van opdrachten aan de gesubsidieerde instelling?

om aanvullende informatie te vragen?

om een bestuurder te benoemen of te ontslaan?

tot vormgeving van de uitvoeringsprocessen?
En In hoeverre zijn deze mogelijkheden (al) wettelijk vastgelegd?
Wie is financieel of bestuurlijk verantwoordelijk als het mis gaat?

gemeente;

verbonden partij of private partij;

beide.
Zijn er afspraken over de wijze waarop het risico wordt gedeeld?

gemeente is aansprakelijk;

verbonden of private partij is aansprakelijk;

gedeelde aansprakelijkheid.
Zijn er afspraken gemaakt en vastgelegd over niet-reguliere informatievoorziening van de
verbonden partij aan de deelnemers als doelen van deelnemers niet gehaald dreigen te
worden of financiële en andere risico’s zich dreigen te manifesteren?
Zijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden voldoende afgebakend?
Is er sprake van een functiescheiding binnen de gemeenten tussen degene die beleidsmatig
samenwerkt met de verbonden partij en degene die de rapportages beoordeelt en het college
adviseert?
Beheersen
Is vastgelegd dat de verbonden of private partij moet rapporteren over de uitvoering?
Ontvangt de gemeente periodiek tussenrapportages over:

realisatie van de beleidsdoelstellingen;

prestatieafspraken;

realisatie versus budget?
Waarover moet gerapporteerd worden?

financiële informatie;

operationele informatie;

informatie over de kwaliteit van de uitvoering;

kengetallen over bedrijfsvoering;

kengetallen over prestaties;

rechtmatigheid;

fiscale aangelegenheden, onder andere BTW- compensatiefonds.
Is de gewenste detaillering en frequentie van rapporteren vastgelegd?
Vinden evaluatiegesprekken plaats aan de hand van de rapportages?
Is er sprake van een incidentenmeldplicht?
In hoeverre worden aangeboden cijfers getoetst op juistheid, volledigheid en tijdigheid?
Zijn er voldoende formele afspraken over deling en borging van kennis?
Zijn de taken van de verbonden partij ingebed in een afdeling of sector van de gemeente?
Zitten de mensen met de juiste competenties op de juiste plaats?
Heeft de gemeente voldoende kennis in huis om adequaat te reageren wanneer zich
calamiteiten voordoen bij de verbonden partij?
Beïnvloedingsmogelijkheden
Heeft de gemeente voldoende mogelijkheden om in te grijpen wanneer zich afwijkingen
voordoen, zoals bij beëindiging van deelname?
Is de gemeente bevoegd om bestuurders voor te dragen voor benoeming en ontslag?
Zijn de juridische bevoegdheden van het bestuur van de verbonden partij vastgelegd in
bijvoorbeeld een directiestatuut?
Interne organisatie van de organisatie
Heeft de gemeente voldoende kennis en expertise om tijdig dreigende ontsporingen bij de
verbonden partij te onderkennen?
Is er een adequate verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden binnen de
organisatie?
Zijn er integriteitregels in de vorm van gedragscodes met betrekking tot:

onafhankelijkheid van commissarissen;

onafhankelijkheid van accountants;

adequaatheid beloningsstructuur, het tegengaan van zelfverrijking?
Is er een stelsel van interne controlemaatregelen om te kunnen toetsen of financiële
rapportages betrouwbaar zijn en men zich aan de wetten en regels houdt?
Wordt over de werking van interne controlemaatregelen gerapporteerd?
Is er een interne audit om na te gaan in hoeverre volgens procedures wordt gewerkt?
Verantwoorden
Waarover vindt verantwoording plaats?

resultaten van het beleid;

doelmatigheid van inzet van middelen;

rechtmatigheid van inzet van middelen.
Waarover moet informatie worden geleverd?

financiën;




operationele informatie;
kengetallen over bedrijfsvoering;
kengetallen over prestaties;
rechtmatigheid.
Wordt de verbonden partij op basis van deze verantwoordingsinformatie geëvalueerd?
Wordt gecontroleerd in hoeverre de activiteiten zijn uitgevoerd binnen de beleidskaders?
Bevat de verantwoordingsinformatie voldoende informatie voor het stuurproces?
Wordt vaak en ad hoc om aanvullende informatie gevraagd?
Effectiviteit en Efficiency
Heeft de gemeente voldoende zicht op effectiviteit en efficiëntie?

Maakt de gemeente gebruik van benchmarks?

Maakt de gemeente gebruik van externe audits, als beleidsevaluatie en financiele
doorlichting?
Externe informatiebehoefte
Is de kwaliteit en kwantiteit van de externe informatiebehoefte duidelijk omschreven?
Zijn er afspraken met betrekking tot:

tijdigheid, relevantie, volledigheid, getrouwheid en onderlinge vergelijkbaarheid
van de informatie;

voorschriften rond inhoud van verslaglegging, zowel financieel als beleidsmatig;

frequentie van de informatie?
De verantwoordingsinformatie:

geeft inzicht in het gevoerde beleid;

draagt bij aan transparantie;

ondersteunt toezicht;

geeft voldoende informatie voor het stuurproces.
Wordt er vaak en ad hoc om aanvullende informatie gevraagd?
Administratie

Is er sprake van een certificering van de informatie?

Is er een aparte accountantsverklaring voor de betrokken partij?
Toezichthouder
Is er een onafhankelijke toezichthouder aanwezig?

Algemene Vergadering van Aandeelhouders;

Raad van Toezicht

Is er een landelijke externe toezichthouder?
Wat zijn de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de toezichthouders?

De toezichthouders hebben mogelijkheden tot het nemen van corrigerende
maatregelen;

De toezichthouders hebben mogelijkheden tot het uitvoeren van sancties bij
uitvoerende organisaties;

De toezichthouders hebben mogelijkheden tot het ontslaan van bestuurders;

De toezichthouders hebben mogelijkheden tot het goedkeuren van
jaarrekeningen en begrotingen.
Beschikken de toezichthouders over de juiste informatie om te kunnen controleren:

hoe de organisatie presteert;

of het bestuur goed functioneert;

of de risico’s goed worden gemanaged;

of de financiële toestand solide is;

of de organisatie ‘in control’ is?
Wordt door toezichthouders gerapporteerd en verantwoording afgelegd?
Worden toezichthouders geëvalueerd op hun functioneren?
Heeft de gemeente de mogelijkheid om toezichthouders te vervangen?
Zijn accountantsrapporten beschikbaar?
Zijn de oordelen rond toezicht van andere toezichthouders beschikbaar?
Controle
Hoe is, indien van toepassing, in relatie tot het realiseren van de beleidsdoelstellingen
handhaving van naleving van wettelijke voorschriften geregeld?

Is het gekozen handhavingssysteem toegesneden op de inhoud van het beleid?

Wie zijn belast met handhaving?

Zijn zij daarop ingesteld?
Risicomanagement

Beschikt de verbonden of private partij over een interne
risicomanagementmethode waarbij risico’s worden geïnventariseerd en
geconsolideerd, inclusief de wijze waarop monitoring plaatsvindt?

Is vastgelegd wie verantwoordelijk is voor het risicomanagement?
Bijlage D, bepalingen uit de CAR-UWO inzake nevenfuncties
Artikel 15:1:e
1.De ambtenaar is verplicht aan het college, op een door dit orgaan te bepalen wijze, opgave
te doen van de nevenwerkzaamheden die hij verricht of voornemens is te gaan verrichten, die
de belangen van de dienst, voor zover deze in verband staan met zijn functievervulling,
kunnen raken
2.Er wordt een registratie gevoerd op basis van de ingevolge het eerste lid gedane opgaven
3.Het is de ambtenaar verboden nevenwerkzaamheden te verrichten waardoor de goede
vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze
in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Omtrent dit
verbod kunnen nadere regels worden gesteld
4.Het college regelt de openbaarmaking van de in het eerste lid bedoelde
nevenwerkzaamheden van de gemeentesecretaris en directeuren van gemeentelijke diensten
en bedrijven, alsmede van andere ambtenaren aangesteld in een functie waarvoor ter
bescherming van de integriteit van de openbare dienst openbaarmaking van
nevenwerkzaamheden noodzakelijk is.
Artikel 15:1:f
1.Het college wijst ambtenaren aan die zijn aangesteld in een functie waaraan in het
bijzonder het risico van financiële belangenverstrengeling of het risico van oneigenlijk gebruik
van koersgevoelige informatie verbonden is.
2.De ambtenaar bedoeld in het eerste lid meldt aan het college, op een door dit orgaan te
bepalen wijze, zijn financiële belangen respectievelijk bezit van en transacties in effecten, die
de belangen van de dienst, voor zover deze in verband staan met de functievervulling,
kunnen raken.
3.Er wordt een registratie gevoerd van de meldingen bedoeld in het tweede lid.
4.Het is de ambtenaar verboden financiële belangen te hebben, effecten te bezitten en
transacties in effecten te verrichten waardoor de goede vervulling van zijn functie of de goede
functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn
functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Omtrent dit verbod kunnen nadere
regels worden gesteld.
Bijlage E: Inlichtingen- en verantwoordingsplicht van B&W
De raad stelt de kaders en controleert het college op de uitvoering. In dat licht houdt de raad
zich niet bezig met de dagelijkse voortgang van het aandeelhouderschap.
Wel kan de raad controleren of het college zijn taak goed uitvoert. Als een verbonden of
private partij bijvoorbeeld in moeilijkheden komt, dan heeft de raad reden het college te
vragen hoe het is omgesprongen met bijvoorbeeld het toezicht. In de relatie tussen de raad
en het college moet onderscheid worden gemaakt tussen de plicht van het college tot het
geven van inlichten en het afleggen van verantwoording.
Verantwoording
Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over
het door het college gevoerde bestuur (Gemeentewet artikel 169, lid 1). Het afleggen van
verantwoording betekent het uitleggen, motiveren en verdedigen van het gevoerde beleid.
Deze verantwoordingsplicht is beperkt tot die zaken waarvoor het college ook bevoegdheden
heeft: zonder bevoegdheid, geen verantwoordelijkheid.
Als het om deelnemingen gaat, kan de raad het college dus uitsluitend ter verantwoording
roepen over zaken die door het college kunnen worden beïnvloed.
Inlichtingenplicht
Het college geeft de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig
heeft (Gemeentewet artikel 169, lid 2). De inlichtingenplicht strekt zover als de juridische en
feitelijke mogelijkheden van het college om informatie in te winnen. Dat betekent dat een
wethouder informatie moet verschaffen die hij op basis van de wet of meer informeel op basis
van zijn (hiërarchische) positie kan verkrijgen van een partij. De inlichtingenplicht reikt dus
verder dan de verantwoordingsplicht van het college. Indien het verschaffen van inlichtingen
in strijd is met het openbaar belang, behoeft de informatie niet te worden verstrekt
(Gemeentewet artikel 169, lid 3). De praktijk leert dat dit begrip ‘in strijd met het openbaar
belang’ zeer beperkt moet worden opgevat. In ieder geval moet het college steeds overwegen
of de gegevens niet toch vertrouwelijk kunnen worden verstrekt.
Het college moet steeds zelf afwegen of beantwoording van vragen opportuun is in relatie tot
de te leveren inspanning en kosten. Dit kan leiden tot een weigering. Het is uiteindelijk aan de
raad om te bepalen of hij hier genoegen mee neemt.
Bijlage F
Aandeelhouderschappen en andere deelnemingen in private partijen van de gemeente
Leiden begin 2014
Aandelen:
NV of BV
%
Aandeelhoude Verantwoordelij
Overige
Aandee r gemeente
k ambtenaar
opmerkinge
l
Leiden
n
NV. NUON
0,82%
Weth. Strijk
Hr. Hans Smit
Aandelen zijn
(mede voor de
verkocht,
regio-gemeenten) levering
laatste
tranche juli
2015
NV. Alliander
2,27%
Weth. Strijk
Hr. Hans Smit
(mede voor de
regio-gemeenten)
NV. Dunea
Weth. Strijk
Hr. Hans Smit
NV. BNG
0,62%
Weth. Strijk
Hr. Tom
Smolders
BV. Stadspodia Leiden
100%
Weth. De Haan
BV. Nieuw Leyden Beheer 50%
Mw. Ingeborg
Hr. Jaap van der
Wordt
de Jong
Toorn
opgeheven
per eind 2014
BV. Leiden naar Nieuw
100%
Weth. Strijk
Hr. Jaap van der
Wordt
Leyden
Toorn
opgeheven
per eind 2014
DZB Partycatering BV.
100%
Weth. De Haan
Regionale
3,7%
BW: 7 mei
Ontwikkelingsmaatschappi
2013 (BW
j Zuidvleugel BV.
13.0359)
Deelname in coörporatieve verenigingen:
 Coöperatieve Zakelijke Post Nederland U.A. gevestigd te Alkmaar, deelname door
middel van lidmaatschap (inleggeld 20.000).
Financiële deelname in een Stichting:
 Stichting Stimuleringsfonds Volkhuisvesting Nederlandse Gemeenten, deelname in
de vorm van Verstrekte garanties en geldleningen en aandelenkapitaal 1.969.000 +
3.440.000 langlopende lening.
 Stichting Universitaire Woonwijk Boerhaave De gemeente heeft aan de Stichting
Universitaire Woonwijk Boerhaave een gemeentegarantie op de hoofdsom van de
nieuwe lening ad € 15 miljoen voor renovatie en nieuwbouw van 166 woningen in en
naast het voormalig ‘Anatomie’ gebouw aan de Wassenaarseweg te verstrekken,
onder voorwaarde van inbreng van eigen vermogen van € 6 miljoen en verstrekking
van het recht op eerste hypotheek.
Bijlage G: Inventarisatie huidige situatie
Bij een BV/NV vindt de benoeming plaats door de aandeelhouder(s). Als de gemeente voor
100% eigenaar is van de NV/BV is het derhalve alleen de gemeente die de bestuurder van de
NV of BV benoemd. In 2 gevallen is een ambtenaar van de gemeente als bestuurder van een
NV/BV benoemd, namelijk:
1. Bij de B.V. Partycatering DZB is bestuurder/directeur, de heer B. van Drooge;
2. Bij de B.V. Leyden naar Nieuw Leiden is de heer E. den Hartog. In de constructie van
de CV/BV van Nieuw Leyden heeft deze BV het karakter van een stille vennoot.
Overigens zal de CV/BV Nieuw Leyden naar verwachting eind 2014 worden
opgeheven.
Benoeming in stichtingen van bestuurders of ambtenaren kan plaatsvinden op grond van de
statuten van de Stichting, waarbij B&W het benoemingsrecht toekomt. Dit is het geval bij:
1. de Stichting Boerhaave waar de gemeente het recht tot het doen van bindende
voordracht heeft voor 3 personen. Op dit moment zijn dat de heren Nagtegaal,
Olivier en Smit.
2. Namens de gemeente is bestuurslid van de Stichting SLIB de heer Roel Bergeijk. Dat
de gemeente, evenals de universiteit en de scholen, iemand in het bestuur benoemd,
is destijds bij de instelling van SLIB tussen Universiteit Leiden, scholen en gemeente
afgesproken.
3. Stichting Beheer Begraafplaats ‘Rhijnhof’ (SBBR). In de Wet op de Lijkbezorging is
vastgelegd, dat elke gemeente in Nederland moet beschikken over een
begraafplaats. Deze wettelijke taak heeft de gemeente Leiden toegewezen aan de
“Stichting Beheer Begraafplaats Rhijnhof” (SBBR), die daarvoor in september 1994
werd opgericht. De gemeente wijst 3 van de 5 bestuursleden aan. Bestuursleden
namens de gemeente zijn op dit moment mw. Marjan de Jonge (extern) en hr. J.
Olivier. Voor het derde bestuurslid komt binnenkort een voorstel naar B&W voor
benoeming van een externe vertegenwoordiger.
Bestuurder benoemd door de B&W gemeente Leiden, maar geen verplichting ingevolge de
statuten:
 Stichting Leiden Bio Science Park Foundation: volgens de statuten moet de
gemeente wel toestemming geven tot statutenwijziging, maar zij heeft geen
benoemingsrecht. Op dit moment is wethouder Robert Strijk
bestuurslid/penningmeester.
 Wethouder Robert Strijk is lid van het Bestuur van Stichting Leiden Life Meets
Science.
Benoemingen in het openbaar onderwijs zijn externe vertegenwoordigers en er zijn geen
ambtenaren of portefeuillehouders benoemd in besturen van scholen.
Benoeming in Raad van advies of participanten:
 In de WIFA (West-Holland Foreign Investment Agency) zit namens de gemeente
wethouder Robert Strijk in de Raad van Participanten.
 Burgemeester Lenferink is Lid Raad van Advies Leiden Life Meets Science.
Nader uitzoekpunt bij bestuurlijke nevenfuncties: wethouder Van Gelderen in Raad van
advies (of RvT) kinderrechtenhuis of -tribunaal?? Zij is wel benoemd door B&W, maar de
Raad is nooit als zodanig bijeen geweest cq. zij is nooit uitgenodigd geweest? Dit punt
moet nader worden uitgezocht.
Waarnemer op grond van de garantiebepalingen is op dit moment de heer E. den Hartog
bij de Stichting Roomburgh (benoemd tot juni 2014) en de Stichting Huis op de Waard
(benoemd tot juni 2015)
Download