Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding Docentenhandleiding Nectar 1 vmbo basis © 2006 Wolters-Noordhoff 1 Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding Hoofdstuk 1 Over Biologie In dit inleidende hoofdstuk leert uw leerling over het vak biologie. Ze leren waaruit hun lichaam bestaat. En ze leren hoe ze een goede biologische beschrijving en biologische tekeningen kunnen maken. Ook komen het werken met de microscoop en het maken en gebruiken van tabellen en grafieken aan de orde. Overzicht ICT Geen ICT paragraaf Toelichting practica 1.1 Je binnenste Practicum 1 Hoe merk je dat je huid een orgaan is? Dit practicum is een proef waarbij de leerlingen waarnemingen aan hun eigen lichaam doen. Daag daarbij de leerlingen uit om heel goed waar te nemen. Practicum 2 Gemiddelde berekenen Maak van te voren een taakverdeling. Motiveer de leerlingen om nauwkeurig te meten. Laat ze eventueel van te voren een schatting maken van de gemiddelde lichaamslengte en voetlengte. 1.2 Je omgeving onderzoeken Practicum 1 Microscopie Een standaardpracticum waar geleerd wordt om met de microscoop te werken. Ook het maken van tekeningen komt in dit practicum aan bod. Practicum 2 Pissebedden Zorg voor een ruime hoeveelheid pissebedden. Stimuleer de leerlingen om respectvol met deze kleine beestjes om te gaan. DO-IT’s 1.1 Rommelt het ook in jouw lichaam? De leerlingen leren nauwkeurig te luisteren naar de geluiden van het lichaam. Laat de leerlingen eventueel eerst zelf bedenken waar ze mogelijk geluiden zullen horen. Laat de leerlingen een relatie leggen tussen de geluiden die ze hoorden en de organen die ze opplakken. 1.2 Heb jij ooit een boom ontdekt? De leerlingen leren anders te kijken naar bomen in hun omgeving. Stimuleer de leerlingen om nauwkeurig waarnemingen te doen aan de boom. De leerlingen werken zowel met de loep als de microscoop. Laat ze de waarnemingen van beide eens vergelijken. Er kan eventueel een wedstrijdelement in gebracht worden wie het mooiste of origineelste paspoort maakt. 1.3 Wie is de dader? De leerlingen zijn bezig met interpretatie van gegevens en de verwerking ervan in een staafdiagram. Motiveer de leerlingen om creatief met het politiedossier om te gaan. Antwoord op Pulsjes (=openingsvraag) 1.1 Je binnenste Juist antwoord: B je hart en je maag A is niet goed, want je oog maakt geen geluiden. © 2006 Wolters-Noordhoff 2 Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding C is niet goed. Je lever maakt geen geluid. 1.2 Je omgeving onderzoeken Juiste antwoord: C 1400. Toelichting: de leerlingen doen een schatting naar de orde van grootte van het aantal plantensoorten. 1400 komt hier het dichtst bij, al is het werkelijke aantal natuurlijk nog groter. A en B zijn onjuist, veel te kleine aantallen. 1.3 Gegevens noteren Juiste antwoord: C de lichaamslengte Toelichting: Lichaamslengte is een opvallend kenmerk en ook van afstand redelijk te schatten. A de kleur van de ogen is alleen van dichtbij goed te zien, maar als je de gelegenheid hebt om de dader goed te bekijken kan dit ook een opvallend kenmerk zijn. C tatoeages onder de kleding zijn niet te zien, dus niet handig om hier op te letten. Tips 1.1 Je binnenste Ga met de leerlingen eens kijken naar filmpjes op www.beeldbank.schooltv.nl. Op deze filmpjes kunnen de leerlingen de organen in hun binnenste aan het werk zien. Kies Biologie, dan het Menselijk lichaam en vervolgens een orgaanstelsel. Bij deze paragraaf is het aan te raden om zowel de theorie als de do-it en practica te doen. Leerlingen en u als docent krijgen zo een goede indruk van de opbouw van een paragraaf, en de kenmerken van de verschillende onderdelen daarvan. 1.2 Je omgeving onderzoeken Parallel aan of aansluitend op dit hoofdstuk kunt u de Explore-it ‘forensisch lab’, of gedeelten daarvan, doen. Dit is een vakoverstijgend project (nask/bio/verzorging) waarin leerlingen veel basisonderzoeksvaardigheden toepassen in een uitdagende context. 1.3 Gegevens noteren Ga met de leerlingen eens kijken naar Biobits Onderbouw. In deze serie gaan Blok 13 en 14 over Tekenen, waarnemingen doen en met de microscoop werken. Vaardigheden en kerndoelen 1.1 Je binnenste Vaardigheden Eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek voorbereiden, uitvoeren en beschrijven. Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 4 De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun milieu en dat natuurwetenschappelijke toepassingen de duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden. 10 De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid en daarin een eigen verantwoordelijkheid te nemen. 1.2 Je omgeving onderzoeken Vaardigheden © 2006 Wolters-Noordhoff 3 Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding Hanteren van biologische vaardigheden: waarnemingen doen en vastleggen in tekeningen, ook in de natuur (veldwerk) experimenteren ook in de natuur omgaan met organismen en met de natuur Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 1.3 Gegevens noteren Vaardigheden De leerling kan de juiste grootheden en eenheden hanteren. De leerling kan een grafiek tekenen. Kerndoelen 1 De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren over een natuurwetenschappelijk onderwerp en de uitkomsten daarvan te presenteren. 9 De leerling leert aan de hand van praktisch werk kennis verwerven over groei en ontwikkeling van organismen in relatie tot hun omgeving. © 2006 Wolters-Noordhoff 4 Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding Hoofdstuk 2 Bewegen Dit hoofdstuk gaat over bewegen. De leerling leert hoe lopen precies gaat. Ook wordt uitgelegd waarvoor het skelet dient en uit welke botten het skelet bestaat. De leerling leert hoe de botten aan elkaar vast zitten en hoe een gewricht werkt. Tot slot ontdekt de leerling hoe je je arm buigt en hoe spieren samenwerken. Overzicht ICT Geen ICT paragraaf Toelichting practica 2.2 Botten Practicum 1 Wat zit er in botten? Dit practicum is een proef waarbij de leerlingen waarnemingen met hun eigen zintuigen doen, voelen, ruiken, zien. Hieruit moeten ze dan conclusies trekken over lijmstof en kalk in de botten. Practicum 2 Stevige botten? De leerling maakt zelf een model van botten en voert hiermee een eenvoudig proefje uit. Hieruit trekt de leerling conclusies over de stevigheid van platte en ronde botten. 2.4 Spieren Practicum 1 De dikte van je armbuigspier Een practicum waarbij de leerling metingen doet bij een proefpersoon. Het gaat om nauwkeurig meten en het verklaren van de verschillen tussen de proefpersonen. Practicum 2 Welke arm is het sterkst? Zorg voor een ruime hoeveelheid voorwerpen (zware en minder zware) die in de emmers gelegd kunnen worden. Stimuleer de leerlingen om zorgvuldig met de proefpersonen om te gaan en nauwkeurig de tijd op te meten. DO-IT’s 2.1 Waarom is lopen anders dan rennen? De leerlingen leren waarnemen aan hun eigen lichaam wat er gebeurt tijdens het lopen. Laat de leerlingen hun resultaten vergelijken met bron 2 van de paragraaf Lopen. Laat de leerlingen aan de hand van hun resultaten verklaren waarom een peuter niet kan rennen. 2.2 Wat zie je aan botten? De leerlingen gaan actief met het skelet aan de slag. De leerlingen leren informatie uit een gevonden skelet te halen. De leerlingen worden zich bewust van verschillende soorten botten in hun lichaam. 2.3 Hoe kan een robot soepel bewegen? De leerlingen doen waarnemingen aan hun eigen armen tijdens het uitvoeren van bewegingen. De leerlingen denken na over de werking van de arm-beweging. Motiveer de leerlingen om zorg te besteden aan het maken van de bouwtekening van de robotarm. 2.4 Hoe zet je kracht met je arm? © 2006 Wolters-Noordhoff 5 Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding De leerlingen doen waarnemingen aan hun armspieren tijdens het uitvoeren van bewegingen. De leerlingen worden zich bewust van de werking van de armspieren. Motiveer de leerlingen om zorg te besteden aan het maken van het model. Laat de leerlingen de modellen onderling vergelijken. Antwoord op Pulsjes (=openingsvraag) 2.1 Lopen Juist antwoord: B zo hard als een brommer A en C zijn niet goed, want de emoe kan maximaal een snelheid van ongeveer 50 km per uur halen. 2.2 Botten Juiste antwoord: C meer dan 25 botjes in een hand. Toelichting: A en B zijn onjuist, er zitten 27 botjes in de hand. 2.3 Botten bewegen Juiste antwoord: C vingers en tenen Toelichting: veel bewegingen mogelijk door het grote aantal botjes en gewrichtjes. A en B hebben minder mogelijkheden tot beweging. 2.4 Spieren Juiste antwoord: C je armbuigspieren Toelichting: armbuigspieren worden veel getraind, maar natuurlijk kun je ook speciaal andere spieren gaan trainen. Tips 2.1 Lopen Laat de leerlingen een kort verhaal vertellen over een sport die ze beoefenen. Aan bod kunnen komen: het belang van uithoudingsvermogen, lenigheid en coördinatie voor die sport, veelvoorkomende blessures, waarom het leuk is om die sport te doen. Zo wordt kennis die de leerlingen al hebben over de onderwerpen in hoofdstuk 2 op een rijtje gezet. U weet welke sporten in de klas beoefend worden, zodat u daar met uw voorbeelden bij aan kunt sluiten. 2.2 Botten Ga met de leerlingen eens kijken naar Biobits Onderbouw. In deze serie gaat Blok 57 over het geraamte. Laat de leerlingen kijken naar korte filmpjes over het skelet op www.beeldbank.schooltv.nl (menselijk lichaam, geraamte – bouw). Doe samen met uw leerlingen deze paragraaf op de computer. 2.3 Botten bewegen Laat de leerlingen kijken naar korte filmpjes over het skelet op www.beeldbank.schooltv.nl (menselijk lichaam, geraamte – werking). Gewrichten worden ook in machines gebruikt. Laat de leerlingen de toepassingen van gewrichten bij machines en gereedschappen zien. Leerlingen zien technische toepassingen van gewrichten in het dagelijks leven. 2.4 Spieren Bekijk met de leerlingen ook eens spieren bij dieren. Bijvoorbeeld spieren en pezen in kippenvleugeltjes. © 2006 Wolters-Noordhoff 6 Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding Laat de leerlingen op internet opzoeken welke spiergroepen je allemaal kunt trainen. Op fitness-island.com zijn allerlei trainingsoefeningen en schema’s te vinden. Ook de anatomie is te zien waarbij de verschillende spierbundels oplichten als de muis erover heen gaat. Vaardigheden en kerndoelen 2.1 Lopen Vaardigheden Eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek voorbereiden, uitvoeren en beschrijven. Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 3 De leerling leert natuurwetenschappelijke sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven. 10 De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid en daarin een eigen verantwoordelijkheid te nemen. 2.2 Botten Vaardigheden Hanteren van biologische vaardigheden: waarnemingen doen. Anatomische tekeningen interpreteren. Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 3 De leerling leert natuurwetenschappelijke sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven. 10 De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid en daarin een eigen verantwoordelijkheid te nemen. 2.3 Botten bewegen Vaardigheden Anatomische tekeningen interpreteren. Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 10 De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid en daarin een eigen verantwoordelijkheid te nemen. 2.4 Spieren Vaardigheden Anatomische tekeningen interpreteren. Metingen doen. Resultaten interpreteren. Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 10 De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid en daarin een eigen verantwoordelijkheid te nemen. © 2006 Wolters-Noordhoff 7 Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding Hoofdstuk 3 Waarnemen Iedereen neemt waar door te voelen, te zien, te horen, te proeven en te ruiken. In dit hoofdstuk leert de leerling welke zintuigen hij of zij heeft en hoe deze reageren op prikkels. De leerling krijgt inzicht in de werking van oog, oor, neus, tong en de bijbehorende prikkels. Met andere woorden: de leerling leert hoe hij of zij licht, vormen, geuren, geluiden en smaken waarneemt. Overzicht ICT De volgende paragraaf kan in plaats van uit het boek, volledig op ICT (i-clips) worden gemaakt: 3.1 Waarnemen De Test jezelf op paragraaf niveau vindt u in het leerwerkboek. Daarnaast vindt u op i-clips een ICT-oefentoets over het complete hoofdstuk. Toelichting Practica Geen toelichting practica Do-it's Do-it 01 Hoe goed voel je met je handen? In deze Do-it maakt de leerling kennis met het tastzintuig. De leerling gaat met zijn hand in een black box en probeert op de tast na te gaan welke voorwerpen er in zitten. Vervolgens maakt de leerling een poster met de gevoelde voorwerpen. Als afwisseling voor de black box kunt u de leerlingen braille laten voelen, en ze vervolgens het woord laten lezen dat er bij hoort. Daarna geeft u ze een nieuw braille woord en de bijbehorende betekenis. Nu kunnen de leerlingen proberen of ze op de tast de twee verschillende woorden herkennen. Do-it 02 Kun jij je oog namaken? In deze Do-it maakt de leerling een tekening en een model van het oog, en leert op deze wijze hoe het oog werkt en hoe het er van binnen uit ziet. Eerst wordt, met behulp van een spiegel, een tekening van het eigen oog gemaakt. Vervolgens wordt met een pingpong balletje een model van het oog gemaakt. Om wat dieper in te gaan op hoe het oog op prikkels reageert, kunt u de leerlingen (in tweetallen) naar elkaars ogen laten kijken in verschillende (licht/donker) situaties. Op deze manier kunnen ze zien hoe de lens van grootte verandert wanneer er meer of minder licht in valt. Do-it 03 Hoe krijg je piepende oren? Bij deze Do-it maakt de leerling een poster met de onderdelen van het oor in de juiste volgorde. Op deze manier krijgt de leerling inzicht in de werking van het oor en de weg dat geluid aflegt zodra het het oor heeft bereikt. Om te verduidelijken dat geluid een trilling van lucht is, kunt u ook de weg van geluidsbron tot de hersenen demonstreren. Bijvoorbeeld door op een redelijk grote afstand van de groep leerlingen hard in de handen te klappen (of op een andere zichtbare wijze een hoop lawaai te produceren). De leerlingen zien de klapbeweging, maar het geluid horen ze een fractie later. De leerlingen ervaren dat geluid tijd nodig heeft om zich te verplaatsen. Do-it 04 Waardoor proef je weinig met je neus dicht? In deze Do-it wordt onderzocht of het dichtknijpen van de neus invloed heeft op het proeven van smaken. De leerlingen maken een schema met drankjes en voedingsmiddelen die ze wel of niet proeven met hun neus dicht. Om verder in te gaan op het ervaren van smaken kunt u de leerling iets zoets, zouts, zuurs, en bitters laten proeven. Vervolgens kunt u vragen of de leerlingen konden merken met welke delen van de tong welke smaken werden geproefd. © 2006 Wolters-Noordhoff 8 Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding Antwoord Pulsjes (= openingsvraag) 3.1 Waarnemen Juiste antwoord: B Ze hebben de armen om zich heen geslagen 3.2 Oog Juiste antwoord: B Door je oogspieren 3.3 Oor Juiste antwoord: C Door een bepaalde dans te vliegen 3.4 Proeven en ruiken Juiste antwoord: Per klas eigen antwoord Tips Geen tips Vaardigheden en kerndoelen Nectar 1 vmbo basis H3 Waarnemen Vaardigheden en kerndoelen 3.1 Waarnemen Vaardigheden Onderscheid maken tussen en inzicht verkrijgen in waarneming en reactie, prikkel en zintuig. Herkennen van prikkels, waarneming, zintuig en reactie. Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 3 De leerling leert natuurwetenschappelijke sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven. 3.2 Oog Vaardigheden Hanteren van biologische vaardigheden: waarnemingen doen en hieruit bepaalde conclusies trekken. Eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek uitvoeren. Een biologische tekening maken Inzicht in de werking van het oog. Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 3 De leerling leert natuurwetenschappelijke sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven 3.3 Oor Vaardigheden Hanteren van biologische vaardigheden: waarnemingen doen en hieruit bepaalde conclusies trekken. Eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek uitvoeren. Een biologische tekening interpreteren. Gegevens lezen uit een staafdiagram. © 2006 Wolters-Noordhoff 9 Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding Inzicht in geluid en de werking van het oor. Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 3 De leerling leert natuurwetenschappelijke sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven 3.4 Proeven en ruiken Vaardigheden De leerling kan verschillende smaken benoemen. Een biologische tekening interpreteren. Inzicht in de werking van neus, tong, ruiken en proeven. Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 3 De leerling leert natuurwetenschappelijke sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven © 2006 Wolters-Noordhoff 10 Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding Hoofdstuk 4 Gedrag Dieren kunnen niet lezen, schrijven en praten, maar leren toch van- en communiceren met- elkaar. Hoe leren en communiceren dieren? En komt dit gedrag ook voor bij mensen? Wat is gedrag eigenlijk? Kunnen mensen ook zonder woorden met elkaar communiceren? Deze vragen komen aan bod in dit hoofdstuk. De leerling leert wat gedrag is en hoe het ontstaat. Niet alleen menselijk gedrag, maar ook gedrag bij dieren wordt behandeld. Overzicht ICT De volgende paragraaf kan in plaats van uit het boek, volledig op ICT (i-clips) worden gemaakt: 4.2 Leren De Test jezelf op paragraaf niveau vindt u in het leerwerkboek. Daarnaast vindt u op i-clips een ICT-oefentoets over het complete hoofdstuk. Toelichting Practica Geen toelichting practica Do-it's Do-it 01 Hoe reageer jij? In deze Do-it voeren de leerlingen een toneelstukje op. In de toneelstukjes komen verschillende vormen van gedrag aan de orde. Gedrag is vaak een reactie op een prikkel. De leerling krijg inzicht in prikkels en het daaruit voortkomend gedrag. Er kunnen verschillende situaties aan bod komen. Ook kunt u de leerlingen eerst laten spelen hoe ze zelf op bepaalde situaties (prikkels) zouden reageren, en vervolgens de leerlingen op dezelfde situatie anders laten reageren. Hierdoor wordt de leerling zich bewust van zijn of haar gedrag, en leert nadenken over andere gedragsvormen. Do-it 02 Hoe goed ben jij in dansen? Bij deze Do-it leren de leerlingen elkaar een dansje. Per drietal zijn er twee leerlingen die met elkaar dansen, en de derde houdt de tijd bij. Het gaat hier om het leerproces. Hoe snel leert de leerling de danspassen? Deze Do-it toont aan dat leren tijd kost, en dat naarmate de pasjes vaker geoefend worden, het dansen vlotter gaat. U kunt ook een danswedstrijdje organiseren, waarbij de leerlingen een week krijgen om een dans voor te bereiden, en deze dan voor de klas (op muziek) mogen voordoen. Do-it 03 Kun je iets vertellen zonder woorden? In deze Do-it proberen de leerlingen te raden hoe iemand zich voelt door naar de lichaamstaal te kijken. Om de beurt beelden leerlingen een bepaald gevoel uit, en mogen de andere leerlingen raden om welk gevoel het gaat. Ook kunt u de leerlingen redenen laten verzinnen waarom iemand de uitgebeelde gevoelens heeft. Waarom zou iemand bijvoorbeeld verdrietig kunnen zijn, of juist heel erg blij? Vervolgens kunt de leerlingen bepaalde situaties laten uitbeelden: iemand die een goed cijfer heeft gekregen voor een proefwerk (blij), iemand wiens nieuwe fiets is gestolen (verdrietig), etc. Do-it 04 Helpt het om samen te werken? Bij deze Do-it gaan de leerlingen samen een poster maken met een opstelling voor een sportteam. De leerlingen krijgen inzicht in het samenwerken. Ze leren dat een taakverdeling belangrijk is voor een goede samenwerking. Als aanvulling op de Do-it kunt u de leerlingen vragen welke rol ze bij zichzelf vinden passen, en waarom. Waarom is iemand bijvoorbeeld een leider, en welke eigenschappen horen daarbij? Daarnaast kunt u de leerlingen vragen welk rol ze hadden bij het maken van de poster, en of de andere leerlingen dat ook zo zien. © 2006 Wolters-Noordhoff 11 Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding Antwoord Pulsjes (= openingsvraag) 4.1 Gedrag Juiste antwoord: D 36.000 4.2 Leren Juiste antwoord: C Hij komt een visje eten 4.3 Lichaamstaal Juiste antwoord: C Haar schouders hangen naar beneden. 4.4 Proeven en ruiken Juiste antwoord: C Hij staat buitenspel Tips Geen tips Vaardigheden en kerndoelen Nectar 1 vmbo basis H3 Waarnemen Vaardigheden en kerndoelen 4.1 Gedrag Vaardigheden Hanteren van biologische vaardigheden: waarnemingen doen en vastleggen in tekeningen of model, ook in de natuur (veldwerk) Eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek uitvoeren. Een werkstuk maken. Herkennen en onderscheiden van prikkel en gedrag. Kerndoelen 1 De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren over een natuurwetenschappelijk onderwerp en de uitkomsten daarvan te presenteren. 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 3 De leerling leert natuurwetenschappelijke sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven. 4.2 Leren Vaardigheden Hanteren van biologische vaardigheden: waarnemingen doen en hieruit bepaalde conclusies trekken. Eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek uitvoeren. Herkennen en onderscheiden van aangeleerd gedrag en reflexen. Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 3 De leerling leert natuurwetenschappelijke sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven 4.3 Lichaamstaal Vaardigheden © 2006 Wolters-Noordhoff 12 Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding Herkennen van dierlijke en menselijke signalen en lichaamstaal. Omgaan met organismen en met de natuur. Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 3 De leerling leert natuurwetenschappelijke sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven 4.4 Samenwerken Vaardigheden De leerling kan het begrip samenwerking uitleggen en rangorde herkennen. Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 3 De leerling leert natuurwetenschappelijke sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven © 2006 Wolters-Noordhoff 13 Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding Hoofdstuk 5 Planten Overal om je heen zie je planten: groot, klein, felgekleurd, onopvallend. In dit hoofdstuk leert de leerling over planten. Hoe zien planten er van binnen en buiten uit, hoe groeien ze vanuit een zaadje, wat hebben ze nodig om te groeien? Daarnaast komen ook bloemen, bestuiving en bevruchting aan bod. Overzicht ICT De volgende paragraaf kan in plaats van uit het boek, volledig op ICT (i-clips) worden gemaakt: 5.3 Planten maken De Test jezelf op paragraaf niveau vindt u in het leerwerkboek. Daarnaast vindt u op i-clips een ICT-oefentoets over het complete hoofdstuk. Toelichting Practica Geen toelichting practica Do-it's Do-it 01 Welke kleuren hebben planten? In deze Do-it maken de leerlingen een kleurenwaaier van gekleurde plantenonderdelen, en bekijken ze plantencellen. Verschillende aspecten van het biologisch onderzoek komt hierbij aan bod: veldwerk (planten zoeken), tekenen, preparaten maken en bekijken onder de microscoop, en dit schematisch weergeven. De leerling krijgt inzicht in verschillende onderdelen en de kleuring van de plant. Daarnaast kunt u de leerling vragen waarom bijvoorbeeld asperges en witlof allebei wit zijn, en of er ook groene asperges of groenlof bestaan. Wat zijn de overeenkomsten tussen de groeiomstandigheden van deze planten? Misschien kunt u iemand uitnodigen die asperges en/of witlof verbouwt, en die het een en ander over de groei van deze planten uitlegt, of eventueel zelf met de leerlingen naar asperge/witlof kweker gaan. Do-it 02 Ontstaan grote bomen uit grote zaden? Bij deze Do-it maken de leerlingen een poster van zaden en de planten die eruit groeien. De leerling gaat daarbij onderzoeken of een grote plant ook uit een groter zaadje komt. Eerst gaat de leerling in de omgeving op zoek naar zaden, hiervan worden tekeningen gemaakt, en vervolgens wordt onderzocht hoe de bijbehorende volwassen plant eruit ziet. Ook kunt u de leerling op het internet laten zoeken naar de hoogste boom ter wereld. Hoe hoog is deze, en hoe groot is het zaadje waaruit de boom groeit? Do-it 03 Waardoor zitten er pitjes in een appel? In deze Do-it maken de leerlingen een poster van de ontwikkeling van een appel. Op deze manier krijgt de leerling inzicht in de groei van een appel. Misschien kunt u, ter ondersteuning van de paragraaf ‘planten maken’ een bloem meenemen, waarin de leerling de meeldraad, de stamper, het kroonblad, etc kan zien. Daarnaast kunt u de leerlingen een vleesetende plant laten zien en hierbij enkele vragen stellen: hoe werkt het, waarom komen de vliegen naar de plant toe, wordt deze plant door insecten of door de wind bestoven, etc. Do-it 04 Hoe eet en drinkt een plant? Bij deze Do-it gaan de leerlingen een informatiekaart maken voor een natuurmuseum. Op deze kaart laten de leerlingen zien hoe planten eten. Een plant wordt geanalyseerd en nagetekend. Hierdoor leert de leerling hoe planten eten en drinken. Net als bij de vorige Do-it, kunt u ook bij deze © 2006 Wolters-Noordhoff 14 Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding Do-it een vleesetende plant meenemen, en dieper ingaan op de reden waarom de plant vliegen eet, en hoe dat in zijn werking gaat. Ook kunt u de leerlingen laten nadenken over wat er gebeurt als een plant teveel water krijgt. Do-it 05 Kun je een plant vetmesten? Voor deze Do-it gaan de leerlingen een gebruiksaanwijzing maken voor het kweken van planten. Ook maken ze een schema van plantensoorten en hun reservevoedsel. Uiteindelijk krijgt de leerling inzicht waaruit het voedsel van een plant bestaat, waar ze dit voedsel vandaan halen, en waarom een plant licht nodig heeft. Antwoord Pulsjes (= openingsvraag) 5.1 Planten bekijken Juiste antwoord: C De stengel; groeit onder de grond. 5.2 Planten groeien Juiste antwoord: B Doperwten 5.3 Planten maken Juiste antwoord: C Door de geur 5.4 Planten eten Juiste antwoord: B De plant heeft weinig voedingsstoffen 5.5 Suikerfabrieken Juiste antwoord: B Bladeren Tips Geen tips Vaardigheden en kerndoelen Nectar 1 vmbo basis H3 Waarnemen Vaardigheden en kerndoelen 5.1 Planten bekijken Vaardigheden Een preparaat maken Met de microscoop werken Anatomische tekeningen (planten, cellen) interpreteren Eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek uitvoeren. Hanteren van biologische vaardigheden: waarnemingen doen en vastleggen in een schema, ook in de natuur (veldwerk). Resultaten interpreteren Herkennen van onderdelen van een plant en plantencel. Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 3 De leerling leert natuurwetenschappelijke sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven 9. De leerling leert aan de hand van praktisch werk kennis verwerven over groei en ontwikkeling van organismen in relatie tot hun omgeving. © 2006 Wolters-Noordhoff 15 Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding 5.2 Planten groeien Vaardigheden Eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek uitvoeren. Tekenen Hanteren van biologische vaardigheden: waarnemingen doen en hieruit bepaalde conclusies trekken. Resultaten interpreteren Werken met een loep Uitleggen en herkennen van zaden, ontkiemen en groeien van planten. Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 3 De leerling leert natuurwetenschappelijke sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven 9 De leerling leert aan de hand van praktisch werk kennis verwerven over groei en ontwikkeling van organismen in relatie tot hun omgeving. 5.3 Planten maken Vaardigheden Anatomische tekeningen (bloemen en planten) interpreteren Eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek uitvoeren. Hanteren van biologische vaardigheden: waarnemingen doen en vastleggen in een schema, ook in de natuur (veldwerk). Een preparaat maken Met de microscoop werken Werken met loep Herkennen van verschillende onderdelen van een bloem. Verschillen aanduiden tussen insectenbestuiving en bestuiving door wind. Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 3 De leerling leert natuurwetenschappelijke sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven 9 De leerling leert aan de hand van praktisch werk kennis verwerven over groei en ontwikkeling van organismen in relatie tot hun omgeving 5.4 Planten eten Vaardigheden Anatomische tekeningen (bloemen en planten) interpreteren Herkennen van verschillende onderdelen van planten (stengels, huidmondjes, etc). Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 9 De leerling leert aan de hand van praktisch werk kennis verwerven over groei en ontwikkeling van organismen in relatie tot hun omgeving. 5.5 Suikerfabrieken Vaardigheden Anatomische tekeningen (bloemen en planten) interpreteren Herkennen van begrippen fotosynthese, glucose, koolstofdioxide en bladgroenkorrels. Tekenen © 2006 Wolters-Noordhoff 16 Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding Schematisch weergeven van fotosynthese. Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 9 De leerling leert aan de hand van praktisch werk kennis verwerven over groei en ontwikkeling van organismen in relatie tot hun omgeving. © 2006 Wolters-Noordhoff 17 Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding Hoofdstuk 6 Je groene omgeving Waar planten zijn, zijn dieren. Sommige dieren eten planten. Sommige dieren eten dieren. Sommige dieren eten planten en dieren. En de mens, die eet alles, van plant tot dier. In dit hoofdstuk leert de leerling van alles over het leefgebied van organismen, over een voedselweb, voedselketens en voedselkringloop. Aan het eind van het hoofdstuk wordt er ingegaan op hoe veel dieren samen kunnen leven in bijvoorbeeld een park. Overzicht ICT De volgende paragraaf kan in plaats van uit het boek, volledig op ICT (i-clips) worden gemaakt: 6.2 Eten of gegeten worden. De Test jezelf op paragraaf niveau vindt u in het leerwerkboek. Daarnaast vindt u op i-clips een ICT-oefentoets over het complete hoofdstuk. Toelichting Practica Geen toelichting practica Do-it's Do-it 01 Ga je mee op ontdekkingstocht? Voor deze Do-it gaan de leerlingen de leefomgeving van planten en dieren nader onderzoeken. Ze gaan op zoek naar planten en dieren, noteren gegevens in een schema en maken vervolgens een poster van de leefomgeving. Als aanvulling kunt u de vraag stellen of dieren zich aanpassen aan de leefomgeving. U kunt hierbij ingaan op bijvoorbeeld duiven in de stad, die voedselresten van de straat eten, of vogels die langs de snelweg zitten waar ze aangereden wild kunnen nuttigen. Daarnaast kunt u ingaan op de mens en zijn/of haar leefomgeving. Hebben mensen eigenlijk ook een leefomgeving? Waar kan de mens het beste overleven? Of is dat verschillend? Do-it 02 Wie eet wie? Bij deze Do-it maakt de leerling kaarten met daarop de eetgewoontes van dieren. De leerling maakt kennis met de voedselketen en leert hoe planten en dieren aan hun voedsel komen. U kunt de leerlingen vragen of er in de dierenwereld ook vegetariërs zijn. Kunnen ze voorbeelden geven? Moeten deze dieren dan ook vervangend voedsel eten, of is dat niet nodig? En is het goed dat er ook vlees etende dieren zijn? Waarom? Do-it 03 Hoe laat je afval verdwijnen? Deze Do-it bestaat uit twee delen: een test en een folder maken. In de test wordt de afbraak van groente en schillen onderzocht. Vervolgens wordt hiervan een folder gemaakt. De leerling krijgt inzicht in hoe in de natuur afval afgebroken wordt. Als aanvulling op deze Do-it kunt u de leerling ook laten onderzoeken of “menselijk” afval afgebroken wordt. Denk hierbij aan plastic, papier, blikjes, etc. Wat gebeurt er met deze producten in de natuur? Waarom is het onverstandig om zo maar alle afval in de natuur achter te laten? Do-it 04 Wie bedenkt het beste vlinderpark? Ook deze Do-it bestaat uit twee delen. Eerst gaan de leerlingen een plattegrond maken van een bestaand park (in de buurt maken). Vervolgens gaan de leerlingen een eigen plattegrond maken voor een vlinderpark. De leerling moet daarvoor de leefomgeving van de vlinder onderzoeken. Uiteraard kunt u voor deze opdracht de vlinders vervangen voor willekeurige diersoorten. Of de leerlingen een park laten ontwerpen met meerdere dieren tezamen. Waar moet op gelet worden? Hoe leven organismen op dezelfde plek samen? Als extra aanvulling kunt u samen met de leerlingen een bezoek aan een vlindertuin, park, dierentuin, etc. brengen, of een medewerker van een park de klas laten toespreken. © 2006 Wolters-Noordhoff 18 Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding Antwoord Pulsjes (= openingsvraag) 6.1 Naast de deur Juiste antwoord: B Rivieren, meren en plassen. 6.2 Eten of gegeten worden? Juiste antwoord: B Schildpadden 6.3 De voedselkringloop Juiste antwoord: C 100 kilo 6.4 Park onder de loep Juiste antwoord: B Ze determineren planten Tips Geen tips Vaardigheden en kerndoelen Nectar 1 vmbo basis H3 Waarnemen Vaardigheden en kerndoelen 6.1 Naast de deur Vaardigheden Levende en niet levende invloeden onderscheiden Het duiden van een leefomgeving Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 3 De leerling leert natuurwetenschappelijke sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven 4 De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun milieu en dat natuurwetenschappelijke toepassingen de duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden 9. De leerling leert aan de hand van praktisch werk kennis verwerven over groei en ontwikkeling van organismen in relatie tot hun omgeving. 6.2 Eten of gegeten worden? Vaardigheden Anatomische tekeningen (bloemen en planten) interpreteren. Tekenen Schematisch weergeven van een voedselketen. Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 3 De leerling leert natuurwetenschappelijke sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven 9 De leerling leert (aan de hand van praktisch werk) kennis verwerven over groei en ontwikkeling van organismen in relatie tot hun omgeving 4 De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun milieu (en dat natuurwetenschappelijke toepassingen de duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden.) © 2006 Wolters-Noordhoff 19 Nectar 1 vmbo basis docentenhandleiding . 6.3 De voedselkringloop Vaardigheden Schematisch weergeven van een voedselkringloop. De juiste volgorde van een voedselkringloop bepalen. Omgaan met organismen en met de natuur Kerndoelen 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 3 De leerling leert natuurwetenschappelijke sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven 9 De leerling leert (aan de hand van praktisch werk) kennis verwerven over groei en ontwikkeling van organismen in relatie tot hun omgeving 4 De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun milieu (en dat natuurwetenschappelijke toepassingen de duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden.) 6.4 Park onder de loep Vaardigheden Omgaan met organismen en met de natuur Eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek voorbereiden, uitvoeren en beschrijven. Hanteren van biologische vaardigheden: waarnemingen doen en vastleggen in tekeningen of model, ook in de natuur (veldwerk). Duiden van de leefomgeving. Kerndoelen 1 De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren over een natuurwetenschappelijk onderwerp en de uitkomsten daarvan te presenteren. 2 De leerling leert kennis verwerven over en inzicht verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur. 3 De leerling leert natuurwetenschappelijke sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven 9 De leerling leert aan de hand van praktisch werk kennis verwerven over groei en ontwikkeling van organismen in relatie tot hun omgeving. 4 De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun milieu (en dat natuurwetenschappelijke toepassingen de duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden.) © 2006 Wolters-Noordhoff 20