Examenvragen 2de kan diergeneeskunde 2002-2003 prof. Stanislas U. Sys 28-3-03 blz 1 Examenvragen: fysiologie van het hart en de circulatie Laat bij het antwoord op elke vraag grafieken en schema’s overwegen t.o.v. tekst. 1. Geef een overzicht van de fysiologie van hart en bloedsomloop. 2. Bespreek het verband tussen structuur en functie van de verschillende delen van de circulatie. 3. Bespreek de bloedverdeling, gemiddelde stroomsnelheid en bloeddruk in het vasculair stelsel. 4. Bespreek de hartcyclus. 5. Bespreek impulsvorming en -geleiding in het hart. 6. Bespreek de determinanten van de hartfrequentie. 7. Leg uit hoe men het ontstaan van een E.C.G. signaal verklaart (volumeconductor: principe en dipool) en verklaar de invloed van de stand van de elektroden op het uitzicht van het signaal. 8. Leg de afleidingen van Einthoven uit. Wat betekenen de verschillende golven, segmenten en intervallen ? 9. Bespreek het druk/volume diagram van de hartventrikels. 10. Bespreek de determinanten van het slagvolume van de linkerventrikel. 11. Bespreek de veneuze terugstroom. 12. Bespreek de inotropie van het hart. 13. Bespreek het begrip arteriële bloeddruk. 14. Leg uit wat men verstaat onder: totale perifere weerstand en weerstand van de arteriolen t.h.v. een welbepaald weefsel. 15. Bespreek de regeling van de lokale (orgaan)doorbloeding (zowel intrinsiek als extrinsiek). 16. Bespreek de factoren die de arteriële bloeddruk beheersen. Welke hiervan fysiologisch regelbaar ? 17. Leg uit wat men verstaat onder de carotis-sinus reflex. 18. Leg uit hoe vasomotie t.h.v. weefsels gereguleerd wordt. 19. Vergelijk bloeddruk, bloeddebiet en weerstand in de longcirculatie met deze in de systemische circulatie. 20. Welke mechanismen zijn verantwoordelijk om de bloeddruk te herstellen na een plots bloedverlies ? 21. Wat is de invloed van spierarbeid op de bloeddruk en de hartfunctie ? 22. Wat is de invloed van de ademhaling op de bloeddruk en de hartfunctie ? 23. Bespreek het Valsalva-maneuver. 24. Hoe wordt de doorbloeding van het hart geregeld ? 25. Bespreek de wet van Poisseuille en het verband tussen bloeddruk, bloedvloei en weerstand. Examenvragen: fysiologie van de ademhaling Laat bij het antwoord op elke vraag grafieken en schema’s overwegen t.o.v. tekst. 1. Leg het principe uit van ventilatie en respiratie voor de gasuitwisseling van een organisme. 2. Bespreek dode ruimte en dode-ruimte-ventilatie. 3. Leg het mechanisme uit van in- en expiratie. 4. Bespreek de kunstmatige ademhaling. 5. Bespreek de verschillende longvolumina en -capaciteiten. 6. Bespreek het meetprincipe voor longvolumina en -capaciteiten. 7. Bespreek de rol van surfactant. 8. Bespreek de druk-volumerelatie (compliantie) van de long. 9. Bespreek de druk-volumerelatie (compliantie) van het respiratoir systeem (long + thorax). 10. Bespreek de O2- en CO2-uitwisseling t.h.v. longen en weefsels. 11. Bespreek de factoren die gasuitwisseling beïnvloeden. 12. Bespreek de ventilatie-perfusie-verhouding. 13. Bespreek het CO2-transport in het bloed. 14. Bespreek het O2-transport in het bloed. 15. Bespreek de weefselhypoxieën. 16. Verklaar waarom men bij een verminderd Hb-gehalte (anemie) geen cyanose zal zien. 17. Bespreek de regeling van de ademhaling. 18. Leg uit hoe het op grote hoogte zit met de arteriële pO2, de totale hoeveelheid O2 en het Hb-gehalte. 19. Leg uit hoe het bij een tekort aan erytrocyten zit met de arteriële pO2, de totale hoeveelheid O2 en het Hbgehalte. 20. Bespreek ademhalingsproblemen bij het duiken. Examenvragen 2de kan diergeneeskunde 2002-2003 prof. Stanislas U. Sys 28-3-03 blz 2 Examenvragen: fysiologie van de nier en de afvoerwegen Laat bij het antwoord op elke vraag grafieken en schema’s overwegen t.o.v. tekst. 1. Bespreek de nierfunctie in grote lijnen. 2. Bespreek het verband tussen structuur en functie van de verschillende delen van het nefron. 3. Bespreek de nierdoorbloeding en het niermetabolisme. 4. Bespreek de renale autoregulatie. 5. Bespreek de glomerulaire filter en de kenmerken van het glomerulair filtraat. 6. Bespreek de effectieve filtratiedruk en zijn invloed op de glomerulaire filtratie. 7. Bespreek het begrip "clearance". 8. Welke fysiologische parameters kunnen worden benaderd door het bepalen van de klaring van een stof ? 9. Bespreek de transportprocessen ter hoogte van de proximale tubulus. 10. Bespreek maximaal tubulair transport. 11. Bespreek Na+-reabsorptie in de verschillende delen van het nefron. 12. Bespreek het counter-current (multiplier) mechanisme in de nier. 13. Bespreek de osmolaire gradiënt in de niermedulla. 14. Bespreek het mechanisme van urine-concentratie en -dilutie. 15. Wat zegt u het begrip "vrije waterclearance" ? 16. Bespreek de osmoregulatie en de volumeregeling door de nier. 17. Stel dat er in het organisme een dehydratatie optreedt gevolgd door een bloeddrukdaling: hoe zal het lichaam hierop reageren ? 18. Bespreek de behandeling van K+ in de nier. 19. Bespreek de rol van nier en ademhaling in de zuur-base-huishouding. 20. Welke hormonen hebben de nier als producent, welke als effector ? Examenvragen: fysiologie van de thermoregulatie Laat bij het antwoord op elke vraag grafieken en schema’s overwegen t.o.v. tekst. 1. Bespreek warmteproductie (chemisch, fysisch, gedragsmatig). 2. Bespreek sensibel warmteverlies (chemisch, fysisch, gedragsmatig). 3. Bespreek evaporatief warmteverlies (chemisch, fysisch, gedragsmatig). 4. Bespreek thermosensoren, -effectoren en het thermoregulerend centrum. 5. Bespreek het counter-current mechanisme in de thermoregulatie. 6. Leg het verschil uit tussen koorts en hyperthermie en geef mogelijke oorzaken.