Leerinhouden geschiedenis Op het eind van de onderbouw beheersen de leerlingen de volgende leerinhouden geschiedenis. Onderstaande leerinhouden zijn gebaseerd op de tien tijdvakken en de kenmerkende aspecten genoemd in het rapport van de CHMV. De 'canon van Nederland' wordt gebruikt als concretisering van bepaalde kenmerkende aspecten. De vetgedrukte kenmerkende aspecten zijn aanvullingen op de kenmerkende aspecten van het primair onderwijs. Kenmerkend aspect Leerinhouden Tijdvak 1: Tijd van jagers en boeren Leerdoelen 1. 2. 3. De levenswijze van jagers en verzamelaars. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen. ontbreken van geschreven bronnen = prehistorie jagers leven van de natuur, boeren zetten de natuur naar hun hand jagers zijn nomaden, boeren hebben vaste woonplaatsen boeren hebben meer persoonlijk bezit; groter verschil tussen arm en rijk afhankelijkheid van de natuur: verband met vereren van geesten en goden denken over leven en dood: geloof in een hiernamaals hoge opbrengsten in vruchtbare gebieden leiden tot specialisatie, marktfunctie: stedelijke gemeenschappen betekenis van de uitvinding van het schrift verdergaande sociale gelaagdheid bestuur en religie: rol van priesters en godkoning je kunt een relatie leggen tussen jagen/verzamelen, wonen en godsdienst je kunt een relatie leggen tussen landbouw, wonen en godsdienst je kent mogelijke verklaringen voor het ontstaan van de landbouw je weet waar de eerste landbouw is ontstaan en waarom juist daar je kent de belangrijkste veranderingen die het gevolg waren van de komst van landbouw en veeteelt je kent de belangrijkste veranderingen die optraden met de komst van de eerste stedelijke gemeenschappen Continuïteit/verandering je kunt aangeven welke veranderingen er op traden als gevolg van de komst van de landbouw en de eerste stedelijke gemeenschappen? Oorzaak/gevolg je kunt aangeven wat mogelijke oorzaken waren van het ontstaan van landbouw en veeteelt Bewijs (bronnen) je weet hoe we aan gegevens over de prehistorie komen o Tot ongeveer 3000 v. Chr. geen geschreven bronnen o Wel materiële vondsten je kunt (aan de hand van gegeven bronnenmateriaal) beredeneren waarom de mens aan landbouw en veeteelt ging doen Interpretatie je kunt (eventueel aan de hand van gegeven bronnenmateriaal) beredeneren of er met de komst van landbouw en veeteelt sprake was van een revolutie Tijd en plaats Tijdvak 2: Tijd van Grieken en Romeinen 4. 5. 6. De verspreiding van de GrieksRomeinse cultuur en de confrontatie met de Germaanse cultuur. Christendom in Het Romeinse Rijk: van verboden tot enig toegestane godsdienst. Burgerschap en wetenschappelijk denken in de Griekse stadstaat van een mythisch naar een rationeel wereldbeeld Je kent de belangrijkste verschillen en overeenkomsten tussen de godsdienst van de van onderdaan (onderworpen aan gezag) naar burger Grieken en Romeinen enerzijds en die van de (met rechten en verantwoordelijkheden) Joden en Christenen. burger in de (Griekse) stadstaat en burger in het je kent de belangrijkste verschillen en Romeinse wereldrijk overeenkomsten tussen de godsdienst van de het Romeinse wereldrijk; belang van de infrastructuur Joden en Christenen. van het rijk (wegen, geld, veiligheid) voor ambacht en je kunt uitleggen dat er bij de Grieken naast handel een mythische verklaring een meer rationele Germanen (boeren gebleven) en Romeinen verklaring voor allerlei verschijnselen kwam (verstedelijkt) je kent de belangrijkste verschillen tussen een natuurgoden en antropomorfe (Romeinse) goden aristocratie en een democratie. één god voor alles: een ander soort godsdienst je kunt uitleggen wat de belangrijkste factoren (andere goden bestaan niet, dus uitsluiten van waren voor de groei van het Romeinse Rijk ‘andersdenkenden’) je kunt een vergelijking maken tussen het optreden van Jezus, ontstaan van christendom als feitelijke verhaal van het ontstaan van Rome en het mythische verhaal ‘missionaire’ godsdienst christenen in het Romeinse rijk: van vervolgde Continuïteit/verandering minderheid tot heersende meerderheid je kunt uitleggen welke veranderingen er in het wereldbeeld van de Grieken optraden Oorzaak/gevolg je kent de oorzaken van de Perzische en Peloponnesische oorlogen Bewijs (bronnen) je kent de belangrijkste materiële bronnen voor de geschiedenis van Grieken en Romeinen? je kunt aan de hand van bronnen beargumenteren hoe betrouwbaar 'De Bello Gallico' is voor een goed beeld van Caesars oorlogen Tijd en plaats Tijdvak 3: Tijd van monniken en ridders 7. Verspreiding van het Christendom in Europa. 8. Ontstaan en verspreiding van de islam. 9. Hofstelsel en horigheid. 10. Verhouding tussen heer en vazal. gevolgen van verdwijnen van het rijk: veiligheid, geld, je kunt begrippen als autarkie, en horigheid uitleggen in relatie tot het begrip hofstelsel handel je kunt met argumenten aangeven of de horigheid (afhankelijkheid van heren) boeren in de vroege middeleeuwen een zwaar autarkische landgoederen: schaarste, mensen op leven hadden elkaar aangewezen je kunt uitleggen wat een feodaal het feodale bestuurssysteem met heren en vazallen in georganiseerde samenleving is verband met de ontstane (m.n. economische) je weet (op hoofdlijnen) waar de islam is achteruitgang ontstaan en hoe de islam zich in de eeuwen de rol van bisschoppen als leenmannen daarna verspreidde over grote delen van de het feodale denken: heren en hun beschermelingen wereld verspreiding van christendom onder Germanen; je kent de belangrijkste peilers van de islam invloed Germaanse tradities (kerst, Pasen, e.d.) rol van monniken en kloosters Continuïteit/verandering ontstaan van islam als derde monotheïstische godsdienst je kunt aangeven welke veranderingen er op botsing van christendom en islam traden in de Westeuropese samenleving als gevolg van het verdwijnen van het Romeinse Rijk je kunt aangeven wat hetzelfde bleef je kunt beargumenteren in hoeverre er bij de kerstening van West-Europa sprake was van verandering en continuïteit Tijd en plaats Tijdvak 4: Tijd van steden en staten 11. Opkomst van handel en ontstaan van steden. 12. Opkomst van de stedelijke burgerij en toenemende zelfstandigheid van steden. 13. Begin van staatsvorming en centralisatie. 14. Strijd tussen kerk en staat. overschotten in landbouw: ontstaan handel handel en ambacht in steden lokale markt, gildenregels, productie op bestelling lokale regelgeving via stadsbesturen: geld, veiligheid, regels voor handel en ambacht (markten, gilden) handel op Europese schaal middeleeuwse stad: een soort ministaat met eigen recht en bestuur edelen als lokale heersers opkomst van grotere staten met geschreven wetten, belastingen, een (huur)leger: strijdig met rechten van steden en adel kathedralen als symbolen van geloof en macht de positie van de paus als universeel leider van de christelijke wereld de invloed van de kerk op het dagelijks leven verzet (o.a. van vorsten) tegen machtsaanspraken van de paus je kunt een relatie leggen tussen de opkomst van handel en nijverheid en het ontstaan van nieuwe steden je kunt duidelijk maken waarom de zelfstandigheid van steden en de opkomst van geld de centralisatie bevorderde je kunt duidelijk maken wat de inzet was van de investituurstrijd je kent motieven van de paus, edelen en gewone mensen voor het voeren van kruistochten Continuïteit/verandering je kunt aangeven in hoeverre er in de loop van de (vroege en late) middeleeuwen sprake was van continuïteit en verandering Oorzaak/gevolg je kunt een relatie leggen tussen de kruistochten en de investituurstrijd je kunt een relatie leggen tussen de opkomst van steden (handel en geld) en de centralisatiepolitiek van vorsten Tijd en plaats Tijdvak 5: Tijd van ontdekkers en hervormers 15. Het begin van de Europese overzeese expansie. 16. Veranderend mens- wereldbeeld in Renaissance. 17. Reformatie en splitsing in de Christelijke kerk. 18. De Opstand en het ontstaan van een onafhankelijke Nederlandse staat. uitvindingen (techniek schepen, kompas) maken zeereizen buiten kust mogelijk ontdekkingsreizen langs Afrika naar Azië en naar Amerika gevolgen voor handel (producten en stromen) bezwaren tegen rol van geestelijkheid en rijkdom/macht kerk optreden van Luther verschillen tussen katholicisme en protestantisme de Nederlanden als een verzameling gebieden met ‘middeleeuwse’ steden en edelen het streven van de landsheer Filips II om meer eenheid tot stand te brengen: strijdig met rechten van steden en adel de godsdienstig intolerante politiek van Filips II de opstand onder leiding van Oranje en de geuzen de splitsing in de Nederlanden waarneming als bron van kennis het ‘aardse leven’ meer nadruk vermindering van de macht van de rooms-katholieke kerk je kunt duidelijk maken dat de wereld veranderde door de ontdekkingsreizen je kunt inhoud geven aan de begrippenen Renaissance en Humanisme ke kunt een verklaring geven voor het ontstaan van de hervorming (reformatie) je kent de belangrijkste oorzaken (politiek,godsdienstig en economisch) van de opstand tegen Spanje Continuïteit/verandering je kunt aangeven welke veranderingen er op traden als gevolg van de reformatie je kunt aangeven welke veranderingen er optraden in het leven van mensen in en buiten Europa Oorzaak/gevolg je kunt aangeven wat oorzaken (motieven) en gevolgen waren van de ontdekkingsreizen je kunt aangeven wat oorzaken waren van het conflict tussen de Nederlanden en Spanje Bewijs (bronnen) je kunt aan de hand van bronnen duidelijk maken dat er verschillend gedacht werd over de moord op Willem van Oranje Je kunt uitspraken doen over de representativiteit van bronnen over de moord op Willem van Oranje Tijd en plaats Tijdvak 6: Tijd van regenten en vorsten 19. Ontstaan van handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie. 20. Burgerlijk bestuur en stedelijke cultuur in Nederland. 21. Het streven van vorsten naar absolute macht 22. Wetenschappelijke revolutie lange reizen: veel risico, veel geld nodig, lange duur je kunt het politieke systeem in bijvoorbeeld Frankrijk vergelijken met het systeem in de tussen investering en opbrengst Republiek samenwerken, geld bij elkaar leggen: aandeelhouders je kunt een relatie leggen tussen de (bijvoorbeeld VOC en WIC) economische en culturele bloei van de ook kapitalistische ontwikkeling in nijverheid (grotere Republiek markt, productie niet meer alleen op bestelling, je kunt duidelijk maken welke vooruitgang er toename loonarbeid) (op hoofdlijnen) werd geboekt in de toenemende macht van koningen (zoals Filips II) leidt natuurwetenschappen tot absolutisme, als hun centralisatiestreven slaagt (bijvoorbeeld Frankrijk) Bewijs (bronnen) als centralisatiestreven niet slaagt, zoals in Nederland: andere vormen van bestuur, bijv. regenten je kunt kenmerken van een absolute staat en een stadhouder herkennen in bronnenmateriaal schilderkunst in de Republiek elk land heeft zijn officiële godsdienst; in Nederland is en/of dat het calvinisme, een vorm van protestantisme; je kunt kenmerken van een absolute staat kenmerken van calvinisme afleiden/formuleren uit/op basis van positie van andersdenkenden in Nederland en andere bronnenmateriaal Europese landen experimenten als basis voor kennis Tijd en plaats vooruitgang van de natuurwetenschappen Tijdvak 7: Tijd van pruiken en revoluties 23. Slavenarbeid op plantages en de opkomst van het abolitionisme. 24. Het streven naar grondrechten en politieke invloed van de burgerij in de Franse en Bataafse revolutie. 25. Het denken over staat en maatschappij in de Verlichting. uitwisseling van producten tussen werelddelen de economische rol van de plantages in de wereldhandel en het handelskapitalisme migratiestromen tussen werelddelen (de transatlantische slavenhandel en de migratie van Europeanen naar buiten-Europese gebieden) voor 1800: macht bij vorsten, regenten, edelen en stadhouders, allemaal machthebbers ‘van bovenaf’ (door God aangesteld); geen invloed van of controle door het volk gedachten over volkssoevereiniteit en scheiding van machten, burger- en mensenrechten je kunt een relatie leggen tussen de plantageslavernij in Amerika en de slavenhandel je kunt het begrip abolitionisme uitleggen je kunt het verschil uitleggen tussen absolutisme en verlicht absolutisme je kunt uitleggen welke invloed de Verlichting/het rationalisme had op het denken over de samenleving (godsdienst, politiek en wetenschap) je kent op hoofdlijnen het verloop van de Franse Revolutie rationeel denken en de invloed daarvan op godsdienst bepleiten van tolerantie als gevolg: godsdienstvrijheid Continuïteit/verandering als ideaal democratische revolutie brengt deze gedachten in praktijk je kunt aangeven welke veranderingen er op politiek, godsdienstig en wetenschappelijk groeiend vertrouwen in rationeel denken als gevolg gebied optraden als gevolg van het rationele van de wetenschappelijke revolutie denken rationeel denken op het gebied van bestuur: niet accepteren van goddelijk gezag, andere bronnen van Oorzaak/gevolg gezag (natuurrecht, volkssoevereiniteit, contracttheorie, burgerlijke vrijheden) Je kent oorzaken van de Franse Revolutie rationeel denken over de samenleving: gelijkheid van nature (verwerping van standsverschillen) Tijd en plaats Tijdvak 8: Tijd van burgers en stoommachines 26. Het ontstaan van een parlementair stelsel en de toename van volksinvloed. 27. De industriële revolutie en de opkomst van emancipatiebewegingen. 28. Modern imperialisme. 29 Politiek-maatschappelijke stromingen: nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme. spinnen en weven: een reeks uitvindingen uitvinding van stoomkracht: energiebron voor uitgevonden machines gevolgen van industriële productie voor arbeidsomstandigheden, aanbod van consumptieartikelen, transportstromen en transportwijzen snelle verstedelijking en gevolgen daarvan industrieel kapitalisme modern imperialisme de macht van vorsten wordt via grondwetten beperkt en verschuift naar volksvertegenwoordigingen; garanties van rechten via grondwetten ministeriële verantwoordelijkheid ontstaan van (orthodox-godsdienstige) emancipatiebewegingen als verzet tegen dominant rationeel (‘verlicht’) denken ontstaan van (socialistische en feministische) emancipatiebewegingen als uitvloeisel van rationele Je kent de belangrijkste kenmerken van een industriële productiewijze Je kunt een relatie leggen tussen de industrialisering van de samenleving en de sociale kwestie Je kunt aangeven welke visie liberalen, socialisten en confessionelen hadden op de sociale kwestie Je kunt een relatie leggen tussen de sociale kwestie en de strijd voor het algemeen kiesrecht Je kunt een relatie leggen tussen de industrialisering van de samenleving en de vrouwen emancipatie Je kunt een relatie leggen tussen de industrialisering van de samenleving en het modern imperialisme Je kunt aangeven wat de opkomst van het nationalisme betekende voor staatkundinge en beginselen en geseculariseerde wereldbeschouwing uitbreiding van het kiesrecht tot algemeen kiesrecht (mannen en vrouwen) politieke partijen en ideologieën liberalisme als uitwerking van het burgerlijk vrijheidsideaal nationalisme als uitwerking van het ideaal van zelfbeschikking van volken socialisme als uitwerking van het gelijkheidsideaal feminisme als uitwerking van het vrijheids- en gelijkheidsideaal confessionalisme als reactie op verlicht denken politieke ontwikkelingen in Europa Continuïteit/verandering je kunt aangeven welke veranderingen er als gevolg van de industrialisering van de samenleving optraden Oorzaak/gevolg je kent oorzaken van de slechte situatie van de arbeiders Bewijs (bronnen) je kunt spotprenten analyseren Tijd en plaats Tijdvak 9: Tijd van wereldoorlogen en crisis 30. De economische wereldcrisis. 31. Racistisch en totalitair karakter van het nationaalsocialisme 32. De Duitse bezetting van Nederland en de Jodenvervolging. 33. Het totalitair karakter van het communistische politieke systeem. overproductie leidt tot werkloosheid Je kunt het kapitalistische en het communistische economische systeem met het optreden van overheden om de crisis te bestrijden elkaar vergelijken algemeen kiesrecht geeft brede lagen van de Je kunt het totalitaire Duitsland (1933-1945) en bevolking politieke verantwoordelijkheid de totalitaire Sovjet-Unie met elkaar vergelijken ingewikkeld, genuanceerd, pluriform systeem van Je kent oorzaken en gevolgen van de parlementaire democratie versus eenvoudig totalitair economische crisis heilsdenken; wantrouwen in democratie Je hebt kennis van aspecten van de bezetting behoefte aan sterke leiders; fascisme, intolerantie en van Nederland door de Duitsers racisme Je kent motieven voor het verzet tegen het tweede wereldoorlog als botsing tussen fascisme en imperialisme democratie Je kunt duidelijk maken waarom W.O.I en II totale oorlogen waren de sociale gelijkheid als communistisch ideaal de regulering van het economisch leven als middel Continuïteit/verandering om dit ideaal te bereiken het ontstaan van totalitaire systemen in Duitsland en Rusland je kunt aangeven welke veranderingen we na W.O.I op de kaart van Europa ontstonden je kunt aangeven wat er veranderde in de relaties tussen staten in Europa en de wereld na W.O.I en de Russische Revolutie Oorzaak/gevolg je kent oorzaken van de Eerste Wereldoorlog je kent oorzaken van de economische crisis in de jaren dertig je kent gevolgen van de economische crisis in de jaren dertig je kent oorzaken van de Tweede Wereldoorlog Bewijs (bronnen) je kunt kenmerken van totalitaire staten ontlenen aan en/of herkennen in bronnenmateriaal je kunt spotprenten analyseren Tijd en plaats Tijdvak 10: Tijd van televisie en computer 34. Nationalistische bewegingen in koloniën, streven naar onafhankelijkheid. 35. De blokvorming tussen Oost en West in de Koude Oorlog. 36. Sociaal-culturele veranderingen en toenemende pluriformiteit vanaf de jaren zestig. 37. Europese integratie. ontwikkeling van techniek en productie in westerse landen: grote welvaart de verzorgingsstaat om negatieve gevolgen van vrije markt tegen te gaan de keerzijden: problemen voor milieu, kritiek op zelfgenoegzaam consumeren dekolonisatie; rijke en arme landen oorlog verslaat fascistische variant van het totalitarisme, niet de communistische koude oorlog als voortzetting van de strijd tussen totalitarisme en democratie; beëindigd omstreeks 1990 je kunt een relatie leggen tussen het begrip dekolonisatie en de Tweede Wereldoorlog je kunt een relatie leggen tussen het begrip dekolonisatie en het verminderen van de wereldwijde macht van West-Europese landen je kunt begrippen als indammingspolitiek (containment), Truman-doctrine, Marshallhulp, de Muur en domino-theorie in verband brengen met de Koude Oorlog je kunt inhoud geven aan de begrippen pluriforme en multiculturele samenleving je kunt een relatie leggen tussen de sociaalculturele veranderingsprocessen en de toenemende welvaart toenemende welvaart en individualisering binnen democratieën zoektocht naar uitbreiding van volksinvloed, ook buiten parlement, met name in jaren Continuïteit/verandering ’60 (invloed media, pressiegroepen, ‘inspraak’, etc.) verzwakking van de positie van godsdienst en kerk je kunt de veranderingen noemen die er in internationale machtsverhoudingen optraden streven naar een zoveel mogelijk vrije markt om de Europese concurrentiepositie te versterken Oorzaak/gevolg de Europese eenwording ke kent oorzaken van de dekolonisatie ke kent oorzaken van het ontstaan van de Koude Oorlog je (her)kent oorzaken van het ontstaan van een pluriforme en multiculturele samenleving in Nederland Historisch belang je kunt het historisch belang van een gebeurtenis, ontwikkeling of bouwwerk (bijvoorbeeld de bouw van de muur in Berlijn of het gooien van de eerste atoombom) beargumenteren Bewijs (bronnen) je kunt historisch redeneren over aspecten van de Koude Oorlog aan de hand van bronnen je kunt spotprenten analyseren Tijd en plaats