De hulpverlening aan agrariërs vanuit het perspectief van de maatschappelijk werker: “Problemen agrariërs raken mij!” Vooraf Wat moet een maatschappelijk werker aan kwaliteiten in huis hebben om goed hulp te kunnen verlenen aan agrariërs? En wat moet hij/zij weten over de leefwereld en over de sociaal-economische omstandigheden van de agrariër? Daar kun je boeken over vol schrijven, maar komt het er in de kern vooral niet op aan dat het „klikt‟ tussen hulpverlener en cliënt? Een recent boek bevestigt dat laatste: „De cliënt zelf en niet de methode bepaalt het succes van hulpverlening. Het zijn de „common factors‟ – de werkrelatie, de persoon van de hulpverlener of van de cliënt - die er toe doen: voor 87% bepalen zij het effect van de hulp‟.1 De auteur van het boek is - met de nodige wetenschappelijke onderbouwing - duidelijk: de werkrelatie tussen cliënt en maatschappelijk werker is bepalend voor het resultaat van de hulp. Sterker, hij zegt dat maatschappelijk werkers juist zo effectief zijn, „omdat zij met die common factors werken en zonder ballast van therapeutische technieken een creatieve relatie met de cliënt creëren‟. Geldt dat alles ook voor de hulpverlening aan agrariërs? Daarvoor is het interessant om te kijken hoe de maatschappelijk werkers daar zelf over denken. Want zij gaan die relatie aan in de praktijk: hoe ervaren zij de hulpverlening aan agrariërs? Hoe belangrijk is die creatieve relatie inderdaad bij boeren? Maar ook: hoe ziet die overige 13% er uit voor de maatschappelijk werkers: welke „bagage‟ hebben ze nodig als ze op agrarische families (willen) afstappen? Kortom: de hulpverlening aan agrariërs vanuit het perspectief van de maatschappelijk werker. “Als je niet afkomstig bent uit de agrarische wereld, dan moet je wel een drempel slechten.” Twee maatschappelijk werkers die participeerden in het project Agrariërs bij DommelRegio, t.w. Chaja Moerman en Paul Vrijsen legden we een aantal vragen voor. Openhartig spraken zij over hun visies en ervaringen. Beiden komen zelf niet uit de agrarische sector. Waarover Chaja later in dit interview zal zeggen: “Als je niet afkomstig bent uit de agrarische wereld, dan moet je wel een drempel slechten.” Chaja (31 jaar), werkt hier nu 8 jaar als maatschappelijk werker. “Ik ben opgegroeid in een dorp in Gelderland. Daar woonden veel boeren. Het viel mij toen al op hoe moeilijk het was om met hen in contact te komen. Mijn beeld over agrariërs was daar behoorlijk negatief, omdat het een gesloten groep leek. Later kreeg ik vrienden uit boerenfamilies. Dan wordt het beeld al anders. Maar de interesse in de vaak wat afgezonderde leefwereld van de agrariër bleef bestaan. Daarbij bleef ik contact zoeken met agrariërs, ook in de jaren daarna, waarin ik als maatschappelijk werker werkzaam was bij het AMW.” Paul, 43 jaar, heeft in zijn vak altijd al interesse gehad in moeilijk bereikbare mensen. Hij heeft in zijn 17 jarige ervaring in het AMW vooral gewerkt in kleine gemeenschappen. En dus ook met agrariërs. “Maar ik kan me niet herinneren dat we toen apart aandacht besteedden aan deze doelgroep. Je hield je eigenlijk niet zo bezig met de verschillen.” 1 Wat werkt? De kern en de kracht van het maatschappelijk werk‟ - Sjef de Vries. 2007 - Uitgeverij SWP: www.swpbook.com 1 Waarom ben je maatschappelijk werker geworden en hoe bevalt het? Voordat we verder in gaan op hun affiniteit en ervaringen met agrariërs, willen we eerst weten waarom ze het vak van maatschappelijk werker hebben gekozen. Chaja: “Toen ik op de havo zat kende ik mensen die in het maatschappelijk werk zaten. Dat beroep leek me wel wat: zelfstandig en vrij en bovendien was ik al geïnteresseerd in mensen. Maar eigenlijk weet je dan niet wat het inhoudt. Dat ondervind je pas in de praktijk. En ik vind het ook een heerlijk en creatief vak: je mag een stukje met mensen in hun leven mee lopen. Bovendien kun je diverse talenten van je zelf kwijt. Ik ben bijvoorbeeld geïnteresseerd in projecten als deze: je verdiepen in een onderwerp en daarover dan kunnen schrijven. Natuurlijk is het in het werk soms druk, maar je hoort mij niet klagen over een te grote werkdruk. Het is maar net hoe je je werk organiseert. Ja, het AMW bevalt mij goed!” “Dat we veel kunnen, wil niet zeggen dat we dat van de daken moeten schreeuwen, want dan ontstaat mogelijk een te hoog verwachtingspatroon onder cliënten. Maar we mogen zeker ook trots zijn op ons werk.” Paul: “Ik heb me altijd solidair gevoeld met kansarmen in de samenleving. Via het jongerenwerk ben ik terecht gekomen in het maatschappelijk werk. Eerst in de beschermde woonvormen van de psychiatrie en later in het AMW. En dat bevalt me heel goed. En ondanks dat in ons werk lang niet alles goed gaat, krijgen we toch veel voor elkaar. Dat we veel kunnen wil niet zeggen dat we dat van de daken moeten schreeuwen, want dan ontstaat mogelijk een te hoog verwachtingspatroon. We komen in dit werk al te veel mensen tegen die onzeker zijn over belangrijke zaken in hun leven, die uit angst voor verlies van controle, greep willen krijgen op hun leven. Die komen dan bij ons en zeggen eigenlijk: „In dit land, waar alles prima geregeld is, moet een instantie zijn die mij weer macht in handen geeft.‟ En dan is het aan ons om uit te leggen dat de oplossing vaak meer zit in kijken naar wat goed gaat, dan macht ontwikkelen over wat minder goed gaat. Dat je zekerheid juist niet moet proberen af te dwingen, maar met kleine stappen bij elkaar moet scharrelen. Dit is een enorme klus, maar we mogen zeker ook trots zijn op ons werk.” Hoe zijn jullie bij dit project betrokken geraakt en hoe waren jullie eerste ervaringen? Chaja en Paul werden beiden door de leiding van DommelRegio gevraagd voor dit project. Chaja veronderstelt omdat zij al had aangegeven geïnteresseerd te zijn in een dergelijk project, goed met netwerken kan omgaan en goed kan schrijven. Paul denkt dat hij is gevraagd omdat hij goed met gezinssystemen kan werken en geïnteresseerd is in het analyseren van het werk met behulp van o.a. praktijkcasuïstiek. “Bedrijf en privé zijn sterk verweven bij agrariërs. Meer dan ik vooraf dacht. Bij elke cliënt komt dat terug. En dat heeft zijn weerslag op eigenlijk alle relaties van de agrariër; vooral thuis, in het bedrijf, maar ook naar buiten.” Chaja: “In de eerste periode wilde ik weten of de stempels die agrariërs krijgen in de praktijk wel klopten. Is er bijvoorbeeld inderdaad sprake van een „zwijgcultuur‟ onder agrariërs? De meeste stempels bleken wel te kloppen ja. Zeker het beeld dat bij agrariërs bedrijf en privé zo verweven zijn. In werkelijkheid blijkt dat zelfs meer te zijn dan ik vooraf dacht. Bij elke cliënt komt dat terug. En dat heeft zijn weerslag op eigenlijk alle relaties van de agrariër; vooral thuis, in het bedrijf, maar ook naar buiten. Een groot probleem is bijvoorbeeld vaak dat ouders op het erf (blijven) wonen. Vooral naar de schoondochter levert dat veel problemen in de relationele sfeer op. En die werken weer door naar de opvoeding van de (klein-)kinderen en naar financiële problemen. Bij financiële problemen gaat het niet om een paar duizend euro of zo, nee om heel grote bedragen. Daar zijn specialisten voor nodig. Geld speelt een grote rol in het hele bedrijfs- en privéhuishouden. 2 Je ziet dat vooral bij jongere boeren verschuivingen gaan optreden. Zij worden steeds meer ondernemers, zijn deskundig op tal van gebieden, denken in termen van rendement en zijn zakelijker. Wat betreft het netwerk om agrariërs heen heb ik me gericht op de „erfbetreders‟. Dit zijn de mensen die met een product of dienst letterlijk het erf van de agrariër betreden”. De erfbetreder is een belangrijk thema in de hulpverlening aan agrariërs. Daarover volgt straks een aparte vraag. “Doordat ik me meer ben gaan oriënteren op de problematiek van agrariërs ben ik de achtergronden van hun problemen beter gaan begrijpen.” Paul: “Toen ik aan dit project begon kwamen er weer een paar praktijkgevallen van de periode daarvoor in mijn herinnering boven drijven: via de sociale dienst kwam ik bij een exagrariër thuis, waar eigenlijk alles mis was gegaan. Deze boer was alles kwijtgeraakt en woonde in erbarmelijke omstandigheden. Ik herinnerde mij ook een gezin van een veehouder. Ook hier was sprake van heel veel problemen. Na de dood van hun eerste kind, en het vertrek naar het buitenland van hun tweede kind, overzagen ze de gevolgen van hun keuzes niet meer. Ze maakten inschattingsfout op inschattingsfout, het ene dwangbevel na het andere viel binnen. Voor beide gevallen gold dat ik zonder veel tastbare resultaten in korte tijd toch veel nieuwe ellende heb weten te voorkomen. En dan moet je inderdaad denken aan het ergste, zoals suïcide. Doordat ik me meer ben gaan oriënteren op de problematiek van agrariërs ben ik de achtergronden van hun problemen beter gaan begrijpen. Als ik die achtergronden ten tijde van die praktijkgevallen had geweten, had dat mogelijk ook de hulpverlening nog gunstiger beïnvloed. Maar het is vooral de herkenning van diverse achtergronden en leefcultuur onder agrariërs die je meer zelfvertrouwen geeft. Tegelijkertijd moet je het vooral hebben van de vertrouwensrelatie die je opbouwt. Je hoeft als werker dus niet zelf van boeren afkomst te zijn, maar de complexiteit van de agrarische sector vraagt wel dat de werker zich erin verdiept om zaken te kunnen begrijpen en zich in te leven.” “Kijk eens naar de reclames van de banken: een bedrijfsopvolging wordt keurig voor de agrariër geregeld: „De zon schijnt boven de boerderij, geen wolkje aan de lucht, iedereen happy!‟ Hoe anders is het beeld in werkelijkheid!” Paul verder: “Het viel mij in de eerste periode op dat er in alle voorlichtingsmateriaal voor agrariërs over bedrijfsovernames niets staat over de gevolgen die dat kan hebben voor de relaties in de familie. Terwijl ik zag dat bedrijfsovernames door één van de kinderen grote gevolgen hadden voor tot dan toe harmonieuze gezinnen. Zo moet de bedrijfsopvolger bijvoorbeeld de andere kinderen uitkopen. Met alle relationele gevolgen van dien: als het bedrijf goed gaat komen er al snel verwijten in de sfeer van „Je hebt het goedkoop gekregen‟ en als het slecht gaat zijn de verwijten niet te tellen. Je doet het als opvolger dus nooit goed. Maar kijk dan eens naar de reclames van de banken: „een bedrijfsopvolging wordt keurig voor de agrariërs geregeld: De zon schijnt boven de boerderij, geen wolkje aan de lucht, iedereen happy! Hoe anders is het beeld in werkelijkheid!” Wat treft jullie persoonlijk het meest in jullie contacten met agrariërs? Zoals uit meer antwoorden van Chaja en Paul veel overeenkomsten opvallen – de interviews werden apart afgenomen – was hier het antwoord van beiden helemaal opvallend eenduidig: “De mannenwereld en de over het algemeen traditionele rolverdeling man - vrouw”. Chaja: “Mannen in de leefwereld van agrariërs hebben veel moeite met communiceren over problemen. Nog meer dan mannen over het algemeen al hebben. Als hulpverlener zoek je dus naar creatieve mogelijkheden voor boeren om zich toch te kunnen uiten. Zo merkte ik in een gezin dat de man heel veel deed om goed te doen in het gezin, maar geen aandacht 3 voor zichzelf vroeg en ook niet kreeg. Ik vroeg hem om met taartpunten duidelijk te maken hoeveel aandacht hij weggaf en voor zichzelf vroeg. Het lukte hem om op die manier zijn positie in het gezin duidelijk te maken. Op zo‟n moment besef je dat je een creatief vak hebt, altijd gericht op oplossingen. Maar daarvoor moet je wel veel investeren in het opbouwen van een vertrouwensrelatie. Als die er eenmaal is, zijn er op zich weer niet zo veel verschillen met het werken met andere cliënten.” “Dat het een mannenwereld is wil zeggen dat je mannen soms ook in hun rolpatroon moet benaderen. Een zachte aanpak lukt dan niet, je tanden laten zien wel. Want dan neem je ze serieus.” Paul: “Dat het een mannenwereld is wil zeggen dat je mannen soms ook in hun rolpatroon moet benaderen. Een zachte aanpak lukt dan niet, je tanden laten zien wel. Want dan neem je ze serieus. In deze cultuur speelt ook de relatie tussen bedrijfsresultaat en identiteit een grote rol. Als het resultaat groeit, groeit ook het zelfvertrouwen. Je kunt je voorstellen hoe het zit met de identiteit als een bedrijf moet sluiten. Dan overheerst een gevoel van mislukking. Je ziet dat ze er over tobben en dat het van invloed is op relaties. Maar dat te uiten lukt niet erg.” Hoe belangrijk is het netwerk om de agrariër heen, de zogenaamde ‘erfbetreders’? De dikke Van Dale kent het woord „erfbetreder‟ opvallend genoeg niet. Toch spreekt het woord voor zich. Chaja geeft Van Dale een voorzet voor de volgende editie: “Erfbetreders zijn de mensen die met een product of dienst letterlijk het erf van de agrariër betreden”. Paul: “Dat netwerk is erg belangrijk. De erfbetreders die we tijdens de duur van dit project tegen kwamen waren zonder uitzondering zeer betrokken, begaan met de boeren, en zeer ter zake kundig. Daarbij hebben ze écht een vertrouwensrelatie met de boer: ze hebben vaak inzage in allerlei gegevens en die gegevens liegen niet. Hier raken we één van de dilemma‟s die we tijdens dit project tegenkwamen: veel erfbetreders hebben een dubbel belang. We spraken tijdens het project bijvoorbeeld met een groep accountants en wezen er hen op dat ze waarschijnlijk veel problemen zouden signaleren. En dat ze dus goede verwijzers naar ons konden zijn. Maar dat viel toch niet lekker. Want als vertrouwenspersoon op gebied van financiën vinden ze het moeilijk om problemen ter sprake te brengen of het maatschappelijk werk als mogelijkheid te noemen. Dan zetten ze naar hun idee hun contact met de agrariërs op het spel. Want ze kennen de boer als geen ander. Als ze tegen een boer zouden zeggen: “Praat er eens met een maatschappelijk werker of psycholoog over”, dan denkt die boer: “Hij vindt mij zeker knettergek!?!” Daar schrikt zo‟n erfbetreder voor terug. Ik kan me dat wel voorstellen, maar toch is het signaleren van privéproblemen ook in het belang van de financiële zaken. Als immateriële problemen escaleren belemmert dat de bedrijfsvoering. Maar ook een zeer betrokken dierenarts, een echte vertrouwensfiguur voor zijn klanten, gaf aan dat als het er echt op aan komt hij het moeilijk vindt om mensen direct aan te spreken. Hij is dan bang de relatie op het spel te zetten.” “Veel erfbetreders of intermediairs zijn zelf ook afkomstig uit de wereld van agrariërs. Ook zij houden over het algemeen het praten over immateriële problemen af. Begrijpelijk, maar wel jammer.“ Chaja: “In het begin van het project dacht ik dat het contact leggen met deze groep eigenlijk vrij gemakkelijk zou gaan. Later kwam ik er achter dat dit moeilijker was dan ik dacht. Erfbetreders hebben andere belangen dan de netwerken om de reguliere hulpverlening heen, zoals een GGD of een huisarts. Zij zijn vaak werkzaam voor een commercieel bedrijf en niet op hulpverlening of contact met hulpverleners ingesteld. Veel erfbetreders of intermediairs zijn zelf ook afkomstig uit de wereld van agrariërs. Ook zij houden over het algemeen het praten over immateriële problemen af. Begrijpelijk, maar wel jammer. 4 Het maken van contact met een cliënt of een erfbetreder is eigenlijk niet zo verschillend. Voor beiden moet hulpverlening op een zo concreet mogelijke wijze worden gepresenteerd. Bij cliënten zoals in het voorbeeld met de taartpunten; bij erfbetreders gaat het meer om een resultaatgerichte manier van werken. Laten zien dat je aanpakt. Erfbetreders, familie, vrienden zijn allemaal erg belangrijk om problemen te signaleren. Van de erfbetreders zijn de dierenartsen tot nu toe te weinig in beeld geweest. Juist zij komen veel in boerengezinnen. Mogelijk moeten we daar nog meer in investeren.” Beide hulpverleners reageerden hetzelfde op de vraag hoe ze zouden handelen als een erfbetreder wel signaleert dat er problemen zijn, maar zelf geen verdere rol wil spelen. Dus daarover absoluut niet wil praten met het betreffend gezin. Dan zouden ze beiden een andere ingang proberen te vinden. Bijvoorbeeld de huisarts. Aan de andere kant signaleren ze dat agrariërs ook bij huisartsen weinig los laten over hun problemen: “Kwetsbare groepen uiten over het algemeen hun psychosociale problemen niet bij huisartsen”. Wat zijn jullie sterke en zwakkere punten in de hulpverlening aan agrariërs? Chaja: “Mijn sterke punten zijn dezelfde als in de overige hulpverlening. En die liggen in de kracht van de creativiteit: hoe je contact legt, hoe je een vertrouwensrelatie opbouwt. En dat er daarna een hoop ellende op tafel komt te liggen. Hoe dat werkt kun je niet in een technisch handleiding opschrijven. Daarvoor hoef je ook niet uit de agrarische wereld afkomstig te zijn. Aan de andere kant is dat een moeilijk punt. Als je niet afkomstig bent uit die wereld, dan moet je wel een drempel slechten.” “Een probleem is dat agrariërs het idee hebben dat de samenleving hen afwijst. „Ze doen het niet goed op gebied van milieu, ze mishandelen dieren‟. Al die beelden over agrariërs ontstaan door te weinig kennis en misverstanden.” Paul: “Onmacht voel ik vooral als ik moeilijke situaties op het raakvlak van bedrijf en privé niet kan ombuigen. Ook vind ik het vermoeiend als mensen niet durven te praten over hun problemen. Want hun problemen raken mij wel. Mijn kracht zit in de herkenning. Boeren voelen zich daardoor erkend. Die erkenning is heel belangrijk. Een probleem is namelijk dat agrariërs het idee hebben dat de samenleving hen afwijst. „Ze doen het niet goed op gebied van milieu, ze mishandelen dieren.‟ Al die beelden over agrariërs ontstaan door te weinig kennis en misverstanden. Daarover heb ik nog een anekdote: een moeder met een gehandicapt kind komt op een zorgboerderij. Het gaat daar goed met het kind. Maar de moeder ziet op een dag dat de kat er mager uitziet. Zij meldt dat bij de bevoegde instanties, die de boer gaan controleren. Dat leidt er toe dat de relatie tussen boer en vrouw stuk loopt en het kind van de zorgboerderij afgaat. Dit misverstand ontstond omdat de moeder niet wist dat boerderijkatten geen voer krijgen om beter muizen te kunnen vangen. Dit bevestigt het beeld dat veel mensen het boerenleven niet kennen.” Hoe kijk je terug op dit project? Was het voor de instelling en voor je zelf de moeite waard? Paul: “Dit project is zeker de moeite waard geweest. Voor de instelling en voor mij zelf heeft het veel opgeleverd. Ik sta nu meer open voor de problemen van boeren, ik ben ze beter gaan begrijpen. Ik herken hun problemen sneller. Ook het grote belang van intermediairs ben ik meer gaan zien. Evenals de vasthoudendheid die nodig is om hen te blijven betrekken. De instelling zal al het verzamelde materiaal en de opgedane ervaringen ook moeten behouden. Het zou heel jammer zijn als dit in de kast verdwijnt.” Chaja: “Ja, ik vond het een leuk project. Het is zeker geslaagd. Voor mijzelf omdat ik er veel van mijn creativiteit in kwijt kon en veel heb geleerd. Voor de instelling omdat er meer agrariërs worden bereikt. Een moeilijk bereikbare groep. We kunnen onze ervaringen en bij elkaar geschraapte kennis dan ook benutten voor andere moeilijk bereikbare groepen.“ 5 “In publiciteit moeten we de problemen van agrariërs bespreekbaar maken, zodat er herkenning komt. Op die manier zullen agrariërs zich bij het maatschappelijk werk erkend voelen.” En hoe moet het nu verder met de hulpverlening aan agrariërs? Chaja: “Persoonlijk ben ik daar niet meer bij betrokken, want ik vertrek bij deze instelling. Ik ga een andere uitdaging zoeken. Maar de instelling zal het zeker niet laten liggen. Daarbij is het een overweging om eens te experimenteren met een avondspreekuur. Want agrariërs, maar ook andere doelgroepen, zullen overdag nooit naar het maatschappelijk werk gaan. Als maatschappelijk werk is het belangrijk om je dienstverlening toegankelijk te maken voor kwetsbare groepen. In publiciteit moeten we de problemen van agrariërs bespreekbaar maken, zodat er herkenning komt. Op die manier zullen agrariërs zich bij het maatschappelijk werk erkend voelen.” Paul: “In onze PR moeten we oppassen de agrariërs in hokjes te plaatsen. Op de eerste plaats zijn er gelukkig genoeg boeren die het heel goed gaat. Maar ook diegenen die wel problemen hebben moeten niet het gevoel krijgen dat ze zielig zijn. Want dat zijn ze niet. Ze hebben het wel moeilijk. Daarvoor moeten wij hen begripvol benaderen. Dan volgt er vanzelf een vertrouwensrelatie. We moeten ook verder gaan met contacten leggen met erfbetreders. Ik wil dit werk zeker voortzetten. Maar niet alleen. Ik wil ook leren van andere hulpverleners in het land die hulp bieden aan agrariërs. Casussen en ervaringen uitwisselen.” Enkele conclusies uit de interviews De kwaliteit van de werkrelatie tussen hulpverlener en cliënt is zoals bij alle cliënten ook bij agrariërs bepalend voor het effect van de hulp. De antwoorden van de twee zeer betrokken maatschappelijk werkers bevestigen dat de kwaliteit van de „common factors‟ – de werkrelatie, de persoon van de hulpverlener of van de cliënt - ook bij agrariërs bepalend is voor het effect van de hulp. Chaja geeft bijvoorbeeld in het interview treffend aan dat ze het moet hebben van “de kracht van de creativiteit: hoe je contact legt, hoe je een vertrouwensrelatie opbouwt.” Inzicht in een doelgroep als agrariërs is noodzakelijk om je als maatschappelijk werker sneller in te kunnen leven en cliënten te begrijpen. En juist dààrdoor sneller een creatieve werkrelatie te kunnen creëren! Tegelijkertijd zeggen beide professionals dat kennis over achtergronden van de agrariër belangrijk is; ze zijn daardoor de agrariërs beter gaan begrijpen. Een belangrijke conclusie is daarom dat dit project aantoont dat investeren in een bijzondere doelgroep loont. Dat bewijst de toename in hulpverleningscontacten met agrariërs. Ook Paul bevestigt dat: “Het is vooral de herkenning van diverse achtergronden en leefcultuur onder agrariërs die je meer zelfvertrouwen geeft.” Inzicht in een doelgroep als agrariërs is noodzakelijk om je als maatschappelijk werker sneller in te kunnen leven en cliënten te begrijpen. En juist dààrdoor sneller een creatieve werkrelatie te kunnen creëren! Een moeilijkheid is dat veel erfbetreders een dubbel belang hebben. Zij vinden het moeilijk om vanuit hun zakelijke relatie naar het maatschappelijk werk te verwijzen. In overleg met (vertegenwoordigers van) erfbetreders zullen hiervoor openingen gevonden moeten worden. Bij de doelgroep agrariërs blijkt het netwerk om de (potentiële) cliënt heen, de zgn. „erfbetreders‟, van groot belang. Beide maatschappelijk werkers zeggen dat het noodzakelijk is dat hier meer in wordt geïnvesteerd. Een moeilijkheid is dat veel erfbetreders een dubbel belang hebben. Zij vinden het moeilijk om vanuit hun zakelijke, maar veelal ook hechte relatie met agrarische gezinnen persoonlijke problemen te belichten en daarbij naar het maatschappelijk werk te verwijzen. In overleg met (vertegenwoordigers van) erfbetreders 6 zullen hiervoor, in het belang van de doelgroep, openingen gevonden moeten worden. Openingen die de hulpverlening, indien urgent, toch dichterbij brengt. Te denken valt aan meer onderling overleg om elkaars beroepshouding beter te leren kennen. Een apart aandachtspunt is het gegeven dat veel erfbetreders ook afkomstig zijn uit de leefwereld van agrariërs. Chaja en Paul zijn zelf niet afkomstig uit die wereld. Het zou interessant zijn na te gaan of collega‟s die wel van agrarische afkomst zijn anders reageren op deze doelgroep en hun erfbetreders en al dan niet makkelijker contacten leggen. Maak problemen van agrariërs bespreekbaar, zodat zij zich meer erkend voelen. Maar een afgewogen PR-beleid is nodig om een generaliserend beeld te voorkomen. Chaja en Paul geven in de interviews duidelijk aan dat problemen van agrariërs beter bespreekbaar gemaakt moeten worden in de samenleving. Daardoor volgt er ook meer herkenning. En krijgen agrariërs eerder het gevoel dat ze zich bij het maatschappelijk werk ook erkend voelen. Tegelijkertijd is het belangrijk om geen beeld te scheppen als zouden alle agrariërs in de problemen zitten, want dat is natuurlijk niet zo. Hiervoor is een afgewogen PR-beleid noodzakelijk. Zo veel mogelijk in overleg met organisaties van erfbetreders. Meer casusstudie is nodig om te kijken welke andere benaderingswijzen er zijn of nodig zijn, zowel in publiciteit, naar het netwerk, als in de individuele benadering. Meer casusstudie is nodig om meer te leren over de verschillen tussen hulpverlening aan agrariërs en andere doelgroepen, over de „bagage‟ die nodig is om verantwoorde hulp aan agrariërs te bieden en welke rol de maatschappelijk werker – al dan niet zelf van agrarische afkomst – daar bij speelt. Maar ook om te kijken welke andere benaderingswijzen er zijn of nodig zijn, zowel in publiciteit, naar het netwerk, als in de individuele benadering. Chaja en Paul geven aan daarom ook te willen leren van het uitwisselen van casussen op regionaal en wellicht landelijk niveau. DommelRegio heeft met dit initiatief aangetoond haar maatschappelijke taak om moeilijk bereikbare groepen met psychosociale problemen op te zoeken serieus te nemen. Aan deze instelling de taak om dit initiatief vast te houden en van nieuwe impulsen te voorzien. Chaja en Paul kijken positief terug op dit project, voor zowel de instelling als voor hen zelf. Ze hebben er zich, ook blijkens de interviews, zeer voor ingezet en betrokken bij gevoeld. Chaja kon er haar “creativiteit en professionaliteit in kwijt.” Paul: “Ik heb collega‟s nu zeker wat te vertellen over dit onderwerp. Zij kunnen een beroep op mij doen als ze in contact zijn met agrariërs!” DommelRegio heeft met dit initiatief aangetoond haar maatschappelijke taak om moeilijk bereikbare groepen met psychosociale problemen op te zoeken serieus te nemen. Aan deze instelling de taak om dit initiatief vast te houden en – mogelijk ook landelijk - van nieuwe impulsen te voorzien. Het projectteam van DommelRegio, t.w. Chaja Moerman en Paul Vrijsen, plus projectleider Kees Godschalk, verdient een compliment voor de uitvoering van het project. Paul zei in het interview dat je als maatschappelijk werkers niet van de daken moet schreeuwen dat je wat in je mars hebt: “Dan ontstaat mogelijk een te hoog verwachtingspatroon onder cliënten. Maar we mogen zeker ook trots zijn op ons werk.” DommelRegio zal de uitkomsten van dit project ook niet van de daken schreeuwen, maar hun trots over dit project mogen ze zeker naar buiten brengen! Interviews, adviezen en samenstelling tekst: Jaap Buitink / Buitink Beleidsadvies – in zorg en welzijn / www.buitinkbeleidsadvies.nl Informatie over het project en de brochure: www.dommelregio.nl === 7