4 Overzichtsartikelen Stand van zaken: tekenencefalitis Update: Tickborne encephalitis D.L. Adams, M. de Mendonça Melo, P.J.J. van Genderen, O.F.J. Stenvers , P.J. Wismans Samenvatting Het tekenencefalitisvirus is een flavivirus dat wordt overgebracht door tekenbeten, in het bijzonder de teken Ixodes ricinus en Ixodes persulcatus. Het verspreidingsgebied van besmette teken vertegenwoordigt het endemische gebied van de ziekte dat zich uitbreidt van Europa tot het Verre Oosten. De ziekte heeft een typisch bifasisch verloop waarbij de eerste fase gekenmerkt wordt door koorts, moeheid en hoofdpijn. Na een interval van een week begint de tweede fase met een beeld variërend van een lichte meningitis tot een ernstige encefalitis. Een aanzienlijk deel van de patiënten houdt er neuro-psychiatrische restverschijnselen aan over. De diagnose wordt gesteld op basis van een positieve anamnese voor tekenbeten tijdens een verblijf in een endemisch gebied, het klinisch beeld en positieve antistoffen in serum of liquor. De behandeling is symptomatisch. Preventie vindt plaats door middel van beschermende maatregelen tegen tekenbeten en vaccinatie van risicogroepen. (Tijdschr Infect 2012;7:127-33) Summary The tickborne encephalitis virus is a flavivirus transmitted by tick bites, especially by the Ixodes ricinus and Ixodes persulcatus species. The distribution of infected ticks represents the endemic area of the disease extending from Europe to the Far East. The disease has a typical biphasic course: the first phase is characterised by fever, fatigue and headache. After a seven day interval the second phase begins with symptoms ranging from mild meningitis to severe encephalitis. A significant proportion of patients develop neuro-psychological sequelae. The diagnosis is based on a positive history for tick bites during a stay in an endemic area, the clinical presentation and positive antibodies in serum or cerebral spine fluid. Treatment is symptomatic. Prevention is achieved by protective measures against tick bites and vaccination of people at risk. Auteur: mw. D.L. Adams, arts-assistent interne geneeskunde, mw. M. de Mendonça Melo, internist, dr. P.J.J. van Genderen, internist, dr. P.J. Wismans, internist, afdeling Interne Geneeskunde, Havenziekenhuis en Instituut voor Tropische Ziekten, dr. O.F.J. Stenvers, dierenarts en adviseur veterinaire gezondheid, RIVM - Centrum Infectieziektenbestrijding. Correspondentie graag richten aan: mw. D.L. Adams, arts-assistent interne geneeskunde, Havenziekenhuis en Instituut voor Tropische Ziekten, afdeling Interne Geneeskunde, Haringvliet 2, 3011 TD Rotterdam, tel.: 010 404 33 00, e-mailadres: [email protected]. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Trefwoorden: arbovirus, flavivirus, meningoencefalitis, importziekte, tekenencefalitis. Keywords: arbovirus, Flavivirus, Imported disease, meningoencephalitis, tickborne encephalitis (TBE). Ontvangen 26 september 2011, geaccepteerd 20 januari 2012. Tijdschrif t voor Infectieziek ten vol 7 - nr. 4 - 2012 127 Overzichtsartikelen Inleiding Tekenencefalitis, ook wel ‘tick-borne-encephalitis’ (TBE) genoemd, is een virale aandoening die het centrale zenuwstelsel aantast. Het wordt veroorzaakt door een arbovirus en overgebracht naar de mens door middel van beten van geïnfecteerde teken of door het drinken van besmette (ongepasteuriseerde) melk. In een aantal Europese landen is TBE een van de belangrijkste infecties van het centrale zenuwstelsel. In de laatste jaren wordt er een toename gezien van het aantal gevallen.1 In Nederland zijn vier geïmporteerde casus uit Zuid-Duitsland en Oostenrijk beschreven.2,4 Recentelijk is er een nieuwe richtlijn verschenen aangaande tekenencefalitis, gepubliceerd door het Landelijk Coördinatiecentrum Infectieziekten.5 1 Het virus Net als het gelekoortsvirus, het Japanse-encefalitisvirus en het denguevirus is het tekenencefalitis virus, of ‘tick-borne-encephalitisvirus’ (TBEV) een arbovirus van de familie van de flavivirussen. TBEV is een RNAvirus van 20-80 Nm diameter met een nucleocapside en een envelop. In de envelop bevinden zich twee glycoproteïnen, het membraanproteïne en het envelopproteïne. Het envelopproteïne is het belangrijkste virusantigen en aangrijpingspunt voor het ontwikkelde vaccin.6 Er kunnen drie TBEV-subtypes worden onderscheiden, namelijk een Europees (TBEV-Eu), een Siberisch (TBEV-Sib) en een Verre Oosten (TBEV-FE) type. Zij hebben een verschillende vector en geven een ander ziektebeloop (zie Tabel 1).6-8 Overdracht en besmetting Teken fungeren als vector en reservoir van het TBEV. De belangrijkste gastheren zijn kleine knaagdieren. Mensen worden, net als verschillende grotere zoogdieren, slechts accidenteel geïnfecteerd. Geïnfecteerde hoefdieren dragen het virus niet over aan bloedzuigende teken, mogelijk vanwege een geringe viremie. Koeien, geiten en schapen scheiden het virus in de melk uit.7,8 Besmetting na een tekenbeet is veruit de belangrijkste transmissieroute van het virus. De teek heeft een levenscyclus van twee tot drie jaar waarin hij drie stadia doorloopt, namelijk van larve (0,5-1 mm groot), naar nimf (1-1,5 mm groot) en naar een volwassen teek (3-10 mm groot), zie Figuur 1. In elk van die stadia 12 8 Tijdschrif t voor Infectieziek ten Figuur 1. Van boven naar beneden, een volwassen vrouwtjesteek, twee larven en een nymph.11 kan de vector het virus overbrengen naar de mens of andere gastheren. Besmetting kan ook plaatsvinden door het drinken van ongepasteuriseerde melk van koeien, geiten en schapen. Verder zijn er incidentele TBE-gevallen beschreven na het slachten van vermoedelijk viremische geiten, via bloedtransfusies, via borstvoeding en door laboratoriumaccidenten (zie Figuur 3 voor de transmissieroutes).8,9 Epidemiologie TBE komt voor in een groot geografisch gebied van Europa tot het Verre Oosten. In Europa is TBE endemisch in 27 landen (zie Figuur 2). De verspreiding komt overeen met de distributie van besmette Ixodesteken. De belangrijkste vector van het TBEV-Eu is Ixodes ricinus; de vector van de andere twee virussubtypes is Ixodes persulcatus. Het virus is echter ook gevonden in andere tekensoorten (Dermacentor en Haemaphysalis). Het verspreidingsgebied van de teek en bepaalde gunstige omgevingsfactoren (met name bosen heesterrijke gebieden met geringe temperaturen en hoge luchtvochtigheid tot 1.000 meter hoogte) hangen nauw samen met het voorkomen van de ziekte.9 Boswachters, houthakkers, kampeerders en wandelaars in natuurgebieden in het seizoen van actieve transmissie lopen dan ook het meeste risico op TBE. vol 7 - nr. 4 - 2012 4 Tabel 1. Het onderscheid tussen de verschillende subtypen tekenencefalitisvirus.8,9 Vector TBEV-subtype Ziekte Verspreiding Synoniemen Ixodes ricinus TBEV-Eu* •T BE, bifasisch ziektebeloop (eerste fase gepaard met koorts en malaise, tweede fase met neurologische symptomatiek) • Letaliteit <2% •N eurlogische sequelae als restverschijnselen Centraal- en West-Europa •F rühsommer meningo-enzefalitis (FSME) • ‘Schneider’s disease’ Ixodes ricinus TBEV-FE** • TBE, monofasisch, ernstig, frequent encefalitisverschijnselen • Letaliteit 5-35% • Geen chronisch beloop Rusland en Verre Oosten TBEV-Sib*** • TBE, monofasisch, minder ernstig • Letaliteit 1-3% • Chronisch beloop • Russian epidemic encephalitis • Taiga encephalitis • Russian epidemic encephalitis • Biundulating meningo-encephalitis • Diphasic milk fever • Kumlinge disease • West-Siberian encephalitis • Far Eastern ‘tick-borneencephalitis’ *TBEV-Eu= tekenencefalitisvirus Europees type, **TBEV-FE= tekenencefalitisvirus ‘Far Eastern’-type, ***TBEV-Sib= tekenencefalitisvirus Siberisch type. Het verzamelen van betrouwbare data over de incidentie wordt in veel landen bemoeilijkt door het ontbreken van een meldingsplicht en verschillende manieren van registratie. In een aantal landen is ongetwijfeld sprake van onderrapportage en niet herkende of subklinische gevallen. Tussen 1990 en 2007 werden in negentien Europese landen 157.584 gevallen van TBE gedocumenteerd, waarvan 107.098 in Rusland. Dit komt neer op een gemiddelde van 8.755 gevallen per jaar in Europa inclusief Rusland en 2.805 gevallen in Europa zonder Rusland. In de periode van 1976 en 1989 was dit nog 2.755 en 1.452.1 Het transmissierisico van TBE lijkt in de afgelopen jaren fors te zijn toegenomen. In september 2011 is er een record aantal gevallen gemeld in Zweden, met tot nu toe 204 casus.10 Factoren die verantwoordelijk zijn voor deze toename zijn waarschijnlijk verandering van vrijetijdsactiviteiten, verplaatsing van mensen naar voorsteden, urbanisatie in TBE-risicogebieden Tijdschrif t voor Infectieziek ten en ‘global warming’.9,11 Oostenrijk vormt hierin een uitzondering; als gevolg van hun nationale vaccinatiecampagnes is daar een daling gezien van 600 casus per jaar in 1980 naar 60 in 2000.9 Het aantal ziektegevallen is daar niet meer representatief voor het infectierisico, net zoals in andere landen met een hoge vaccinatiegraad. In Nederland is er geen evident bewijs voor de aanwezigheid van TBEV, er zijn geen gedocumenteerde gevallen van in Nederland verworven TBE bekend.6,12 In Noord- en Midden-Europa begint de tekenactiviteit in maart/april, wanneer de grondtemperatuur stijgt tot 5-7 °C, en eindigt in oktober/november wanneer de gemiddelde temperatuur weer daalt. In CentraalEuropa zijn er pieken in activiteit waar te nemen in mei/juni en in september/oktober. In Noord-Europa en in bergachtige gebieden is de hoogste piek van de tekenactiviteit in de zomer. In de Mediterrane gebieden is deze piek tussen november en januari.9 vol 7 - nr. 4 - 2012 12 9 Overzichtsartikelen 2 Figuur 2. De geografische distributie van de Ixodes-teek. 3 Het rood omstippelde gebied geeft het endemische gebied van tekenencefalitis weer. Binnen dit endemische gebied komt tekenencefalitis op specifieke locaties voor.8 Figuur 3. Transmissie van het tekenencefalitisvirus.8,13 Pathogenese Na een tekenbeet vindt binnen enkele minuten virustransmissie plaats door het speeksel van een geïnfecteerde teek. Vroegtijdig verwijderen van de teek kan TBE dus niet voorkomen.8 Na transmissie vindt er eerst lokaal virusvermeerdering plaats. Vervolgens verspreidt het virus zich via de lymfevaten, en uiteindelijk komt via de ductus thoracicus een viremie tot ontwikkeling. Hierna worden organen van het reticulo-endotheliale systeem (milt, lever, beenmerg) geïnvadeerd en vervolgens passeert het virus de bloed-hersenbarrière.13,14 De virusreceptor en de precieze route waarop het virus de hersenen binnendringt zijn onbekend maar uit post-mortemonderzoek blijkt dat immuun-gemediëerde neuronale celdood een belangrijkere rol speelt dan virusgeïnduceerde celdood.8 falitis, met of zonder myelitis. Insulten worden over het algemeen niet gezien, maar er kan wel sprake zijn van een verminderd bewustzijn (zie Figuur 4).8 Hogere leeftijd, ernst van de ziekte in de acute fase en lage neutraliserende antistoffen zijn gerelateerd aan een ernstig beloop van de ziekte.8,16 Symptomen TBE heeft een incubatietijd van gemiddeld acht dagen, met een range van 2-28 dagen. Een derde van de patiënten merkt de tekenbeet niet op. Na het drinken van besmette melk is de incubatietijd korter, ongeveer drie dagen.13 De ziekte verloopt van licht tot ernstig, mede afhankelijk van het subtype waarmee men geïnfecteerd is.8,13,15 Bij driekwart van de patiënten heeft de aandoening een typisch bifasisch verloop. In de eerste fase, die een gemiddelde duur heeft van vijf dagen (range: twee tot tien dagen), zijn de belangrijkste symptomen koorts (99%), vermoeidheid/malaise (60%) en hoofdpijn/gegeneraliseerde pijn (50%). Na een symptoomvrij interval van zeven dagen (range: 1-21 dagen) variëert het klinische beeld in de tweede fase van een lichte meningitis tot een ernstige ence- 130 Tijdschrif t voor Infectieziek ten Over de mate waarin de aandoening subklinisch verloopt, wordt zeer uiteenlopend gerapporteerd. Naar schatting blijft van alle personen die worden besmet met het TBE-virus, 30-35% vrij van klinische symptomen, ervaart 30-50% klachten van de eerste, viremische fase en ontwikkelt 25-30% een infectie van het centraal zenuwstelsel. Van deze laatste groep ontwikkelt ongeveer 50% een geïsoleerde meningitis, 40% een meningo-encefalitis en 10% meningo-encefalomyelitis. De mortaliteit ligt rond de 1%. Op lange termijn houdt ongeveer 25-45% van de patiënten klachten variërend van hoofdpijn en concentratiestoornissen tot verlammingsverschijnselen. Hierbij lijken restverschijnselen na één jaar met name een betrouwbare prognostische indicator te zijn.8,13,14,17-20 Diagnostiek De diagnose TBE is met name gebaseerd op een anamnese positief voor tekenbeten tijdens een verblijf in een endemisch gebied, het klinisch beeld en positieve antistoffen in serum of liquor. De laboratoriumafwijkingen zijn weinig specifiek, meestal ziet men leukopenie, trombopenie en licht verhoogde transaminasen in de eerste fase en leukocytose in de tweede fase.8,13 Analyse van de liquor laat over het algemeen een vol 7 - nr. 4 - 2012 4 Diagnose: VIS,PCR serologische testen viremie neurologische symptomen IgM-antilichamen in CSL IgM-al IgG-al Koorts Infectie 1 2 3 4 5 6 7 weken na infectie 4-14 d. Incubatie-tijd 2-5 d. Fase 1 Interval 3 weken Fase 2 4 Figuur 4. Bifasisch beloop van een tekenencefalitisvirusinfectie: detectie van het virus of virale nucleïnezuren en ontwikkeling van specifieke antilichamen (al).24 Legenda: CSL: cerebrospinale liquor, VIS: virusisolatie, PCR: ‘polymerase chain reaction’; polymerasekettingreactie. stijging van het aantal cellen zien waarbij tweederde van de patiënten ≤100 leukocyten per microliter heeft. In eerste instantie ziet men veel polymorphonucleaire cellen en in een later stadium bijna alleen mononucleaire cellen. Ook het albumine kan verhoogd zijn. Op MRI-beelden wordt bij 18% afwijkingen gezien en het EEG is in 75% van de gevallen afwijkend. De afwijkingen zijn echter weinig specifiek.8,13 De gouden standaard in de diagnostiek van TBE is dan ook het aantonen van IgM en IgG-TBE-specifieke antilichamen door middel van ‘enzyme-linked immunosorbent assay’ (ELISA). IgM-antilichamen zijn soms tot maanden na de infectie te detecteren, terwijl IgGantilichamen levenslang aanwezig zijn (zie Figuur 4). In geval van contact met andere flavivirussen zoals bij vaccinatie tegen het gelekoortsvirus of Japanseencefalitisvirus, of door denguevirus-infectie, is het noodzakelijk om een neutralisatieassay te verrichten, in verband met kruisreactiviteit van ELISA. Het virus kan in de eerste fase van de ziekte uit het bloed en in fatale gevallen uit de hersenen en andere organen worden geïsoleerd.20 Tijdschrif t voor Infectieziek ten Behandeling De behandeling is symptomatisch. Patiënten met meningitis, encefalitis of meningo-encefalitis moeten bewaakt worden op een Intensive Care afdeling. Respiratoire insufficiëntie als gevolg van bewustzijnsdaling door hersenoedeem en/of neuromusculaire paralyse kan namelijk zeer snel (binnen een uur) optreden. Het gebruik van corticosteroïden is niet gevalideerd in klinische studies.13 Bedrust zou de prognose verbeteren. Toediening van specifiek TBE-immunoglobuline verhoogt de kans op een ongunstig verloop van de ziekte en is daarom gecontra-indiceerd.13, 21-23 Preventie Vaccinatie is de belangrijkste manier om TBE te voorkomen. Bij personen die werken, wonen of veelvuldig verblijven in hoogrisico-endemische gebieden wordt vaccinatie dan ook aangeraden. Bij langdurig kamperen of wandelen in deze risicogebieden kan vaccinatie worden overwogen. Bij reizigers is de kosteneffectiviteit van vaccinatie echter onvoldoende onder- vol 7 - nr. 4 - 2012 131 Overzichtsartikelen Aanwijzingen voor de praktijk 1. Denk bij een patiënt met koorts en neurologische verschijnselen na verblijf in een endemisch gebied aan tekenencefalitis. 2. Adviseer beschermende maatregelen en overweeg vaccinatie bij herhaald of langdurig reizen naar endemisch gebied. zocht. Het nemen van gebruikelijke maatregelen om tekenbeten te voorkomen, door het dragen van bedekkende kleding, het gebruik van insectenwerende middelen zoals diëthyltoluamide (DEET) en het voorkomen van contact met hoog gras en laag struikgewas, lijkt hier meer op zijn plaats. Voor mensen die beroepsmatig in endemische gebieden komen, wordt geadviseerd om met permetrine geïmpregneerde kleding te dragen. TBE-vaccinatie is veilig en hoogimmunogeen. In Nederland zijn FSME-Immun® en FSME-Immun Junior® verkrijgbaar; een geïnactiveerd tekenmeningoencefalitis-virusvaccin. Een volledige serie bestaat uit drie doses, met een interval van minimaal één maand tussen de eerste en de tweede dosis en een interval van minimaal vijf maanden tussen de tweede en derde dosis. Indien versnelde bescherming gewenst is, kan het interval worden verkort. Seroconversiepercentages bedragen 90% twee weken na de tweede dosis en >97% twee weken na de derde vaccinatie. Na vaccinatie of revaccinatie is men gedurende ten minste drie tot vijf jaar beschermd. Na besmetting is men levenslang beschermd, er zijn geen gevallen beschreven van symptomatische re-infectie. Kernpunten • Tekenencefalitis wordt overgedragen door beten van besmette teken en het drinken van besmette, ongepasteuriseerde melk. • Tekenencefalitis komt voor in een gebied van Europa tot het Verre Oosten. • De diagnose tekenencefalitis is gebaseerd op: - epidemiologie (endemisch gebied, positieve anamnese voor tekenbeten); - klinisch beeld (niet-specifiek); - serologie: IgM en IgG in serum en liquor. • De behandeling is symptomatisch. • 25% van de patiënten houdt restverschijnselen. 132 Tijdschrif t voor Infectieziek ten • Vaccinatie en algemene bescherming tegen tekenbeten is de belangrijkste manier van preventie. Landelijke richtlijn Dit artikel is gebaseerd op de nieuwe landelijke richtlijn voor tekenencefalitis, recentelijk gepubliceerd door het Landelijk Coördinatiecentrum infectieziekten (LCI). Auteurs dr. P.J. Wismans en drs. M. de Mendonça Melo, droegen daaraan in belangrijke mate bij. De richtlijn is te vinden op: http://www.rivm.nl/ cib/infectieziekten-A-Z/infectieziekten/Tekenencefalitis/ index.jsp. Publicatie met toestemming van het LCI. Meldingsplicht Er is geen meldingsplicht voor tekenencefalitis. Conclusie Tekenencefalitis wordt veroorzaakt door een flavivirus en wordt vrijwel uitsluitend overgedragen door beten van geïnfecteerde teken. De ziekte komt in specifieke gebieden in Europa, Rusland en het Verre Oosten voor. In Nederland zijn slechts vier geïmporteerde casus beschreven. De ziekte verloopt meestal bifasisch met eerst een periode van koorts en algehele malaise, na een symptoomvrij interval gevolgd door een beeld van virale meningitis of encefalitis. Ongeveer een derde van de patiënten houdt restverschijnselen. De diagnose wordt gesteld aan de hand van de anamnese, het klinisch beeld en positieve antistoffen in bloed en liquor. De behandeling is symptomatisch. Preventie vindt plaats door middel van vaccinatie en beschermende maatregelen tegen tekenbeten. Gezien de ernst en toenemende incidentie, prevalentie en verspreiding, is tekenencefalitis een ziekte om rekening mee te houden in de klinische praktijk. vol 7 - nr. 4 - 2012 4 Referenties 1. Suss J. Tick-borne encephalitis in Europe and beyond--the epidemiological 21 Suppl 1:S36-40. situation as of 2007. Euro Surveill 2008;26:13(26). 21. Arras C, Fescharek R, Gregersen JP. Do specific hyperimmuno- 2. De Vries AC, De Ruijter J, De Mendonca Melo M, et al. [Tick-borne globulins aggravate clinical course of tick-borne encephalitis? Lancet encephalitis after a holiday in Southern Germany]. NTvG 2009;153:A950. 1996;347(9011):1331. 3. Kessels BL, Van Dijl R, Van Keulen PH, et al. Tick-encephalitis after a 22. Kluger G, Schottler A, Waldvogel K, et al. Tickborne encephalitis despite vacation in Southern Germany. NTvG 1999;28:143:1784-6. specific immunoglobulin prophylaxis. Lancet 1995;346(8988):1502. 4. Reusken C, Reimerink J, Verduin C, et al. Case report: Tick-borne ence- 23. Waldvogel K, Bossart W, Huisman T, et al. Severe tick-borne encephalitis phalitis in two Dutch travellers returning from Austria, Netherlands, July and following passive immunization. Eur J Pediatr 1996;155(9):775-9. August 2011. Eurosurveillance, Volume 16, Issue 44, 03 November 2011. 24. Figuur afkomstig uit: ‘Diagnosis of tick-borne encephalitis’, Vaccine 21 (2003) 5. LCI Richtlijn Tekenencefalitis 2010. Te raadplegen op: http://www.rivm. S1/36–S1/40, Heidemarie Holzmann, page 39. © 2003 Elsevier Science Ltd. All nl/cib/infectieziekten-A-Z/infectieziekten/Tekenencefalitis/index.jsp. rights reserved. Copyright (2012), with permission from Elsevier. (geraadpleegd op: 26 september 2011). 6. Ecker M, Allison SL, Meixner T, et al. Sequence analysis and genetic classification of tick-borne encephalitis viruses from Europe and Asia. J Gen Virol 1999;80 (Pt 1):179-85. 7. Charrel RN, Attoui H, Butenko AM, et al. Tick-borne virus diseases of human interest in Europe. Clin Microbiol Infect 2004(10):1040-55. 8. Lindquist L, Vapalahti O. Tick-borne encephalitis. Lancet. 2008;371 (9627):1861-71. 9. Suss J. Epidemiology and ecology of TBE relevant to the production of effective vaccines. Vaccine 2003;21 Suppl 1:S19-35. 10. Lundkvist A, Wallensten A, Vene S, et al. Tick-borne encephalitis increasing in Sweden, 2011. Eurosurveillance, Volume 16, Issue 39, 29 September 2011. 11. ISW Group on TBE. Te raadplegen op: http://www.tbe-info.com/tbe. aspx. (Bekeken op: 26 september 2011). 12. Wijngaard VD. Infectieziekten Bulletin. 2006(17):417-19. Te raadplegen op: http://www.rivm.nl/infectieziektenbulletin/bul1712/ber_tbe.html. (Bekeken op: 26 september 2011). 13. Dumpis U, Crook D, Oksi J. Tick-borne encephalitis. Clin Infect Dis 1999;28(4):882-90. 14. Haglund M, Gunther G. Tick-borne encephalitis--pathogenesis, clinical course and long-term follow-up. Vaccine 2003;21 Suppl 1:S11-8. 15. Mandell GL, Bennett JE, Dolin R. Mandell, Douglas, and Bennett’s Principles and Practice of Infectious Diseases, 2010, Philadelphia: Churchill Livingstone Elsevier. 16. Arnez M, Luznik-Bufon T, Avsic-Zupanc T, et al. Causes of febrile illnesses after a tick bite in Slovenian children. Pediatr Infect Dis J 2003;22(12):1078-83. 17. Czupryna P, Moniuszko A, Pancewicz SA, et al. Tick-borne encephalitis in Poland in years 1993-2008-epidemiology and clinical presentation. A retrospective study of 687 patients. Euro J Neuol 2011;18(5):673-9. Epub 2010. 18. Kaiser R. [Epidemiology and progress of early summer meningoencephalitis in Baden-Wurttemberg between 1994 and 1999. A prospective study of 731 patients].DMW 2000;125:1147-53. 19. Mišic-Majerus L, Dakovic Rode O, Ruzic Sabljic E. Postencephalitic syndrome in patients with tick-borne Encephalitis. Acta Med Croatica 2009;63:269-278. 20. Holzmann H. Diagnosis of tick-borne encephalitis. Vaccine 2003; Tijdschrif t voor Infectieziek ten vol 7 - nr. 4 - 2012 13 3